HET OVERLIJDEN VAN MGR. PROF. DR. W. H. NOLENS TWEEDE BLAD ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1931 BLADZIJDE 1 ELCK WAT WILS Nog eenige persstemmen Koninklijke onderscheidingen Herijk van maten en gewichten 9 bedrijfscredieten zoo is 't heel goed, Arie.... als je 't op de Herdenkingsrede door Mr. C. Goseling Mr. C. Goseling, voorzitter van den R. K. Partijraad, heeft gisterenavond voor den K. R. O.-microfoon de volgende herdenkings rede uitgesproken ter gelegenheid van het overlijden van Mgr. Nolens: Bij het geopende graf plegen wij, Katho lieken, niet te s-r-eken, maar te bidden. Gisteravond jMlgr. Nolens gestorven. Hij was eender grooten, men mag wel zeggen een der machtigen in onze volksge meenschap, ook in de grootere gemeenschap der volkeren. Maar evenredig aan die positie was ook de verantwoordelijkheid, die hij zoo diep ge voelde. En daarom, Katholieken, die naar mij luistert, en gij allen, die met ons gelooft in de Goddelijke Voorzienigheid, in het God delijke bestuur over al het geschapene, in Gods rechtvaardigheid, in Zijn goedheid, in Zijn barmhartigheid bovenal vóór alles vraag ik u: Bidt voor dezen uitgestreden strijder, bidt voor dezen werker tot op het laatste van den dag: Heer, treed niet in gericht met Uw dienaar God, wiens in nigste wezen het is barmhartig te zijn en te sparen, voer hem tot het vaderland van Uw glorie. In die heerlijk troostende gedachte van de gemeenschap der "Heiligen, kan Mgr. Nolens zoo na zijn dood ons Katholieke volk vooral nader komen, dan hij het wellicht tijdens zijn leven menigeen was door het gebed! Maar bidden is dan ook een strenge plicht van dankbaarheid, de eenige dien wij thans nog kunnen vervullen. In den gewonen menschelijken zin van het woord zal Mgr. Nolens wel niet zijn een om wien velen uit persoonlijke droefenis treuren „als de overigen die geen hoop hebben". Maar ook, ja te meer voor hem geldt het woord van St. Paulus (I Thess. 413), die niet wilde dat wij onkundig zijn omtrent het lot van hen, die zijn ontslapen. Juist deze „meer eenzame" heeft dubbel recht op uw aller gebed. Als ik daarom ter voldoening aan het vereerend verzoek van den K. R. O. enkele eenvoudige woorden zal wijden aan de nagedachtenis, zooals men dat pleegt te noemen, van Mgr. Nolens, dan kunnen die slechts deze strekking hebben, u op te wek ken in dezen geest „van de gemeenschap der Heiligen" aan hem te blijven denken. En vanzelf zullen dan de werkers, voor wie het nog dag is, in dien goeden geest en in de rustige bestudeering van zijn werk, een machtige aansporing vinden om voort te gaan met verdubbelden ijver, onbaatzuchtig en getrouw, zooals hij: Utrique fidelis. En zij, die in levens- en wereldbeschou wing van hem en van ons verschillen, zij zullen, hoop ik, in dit stille oogenblik om den grooten doode van waarlijk nationale beteekenis nog beter leeren begrijpen en waardeeren het groote beginsel, dat in alle menschelijke onvolkomenheid van uitvoe ring ons leidt en leiden moet bij onze poli tiek en sociaal werk. Alles wat leiden kan tot beter begrijpen en waardeeren, en dan wederkeerig, heeft Mgr. Nolens steeds uit alle krachten bevor derd. Zijn scherpe en critische geest oordeel de niet zonder nauwkeurige kennis van per sonen en zaken en omstandigheden. Daarom oordeelde hij niet lichtvaardig en mede daar in ligt de grond zijner nationale beteekenis. Ik spreek dus verder niet over de menig vuldige functies, die deze werker-staatsman bij de gratie Gods vervulde, niet over al het werk, dat hij verzette, nog minder over de Wijze, waarop hij dit alles deed. U kunt het uitvoerig lezen in wat over hem geschreven is en nog zal worden. Ik wil hem zelf nog eenmaal tot u laten spreken. „Indien het mij veroorloofd is te spreken in naam van dq millioenen van hen, die hoe wel verschillend in de leer, toch vereenigd zijn door hetzelfde geloof in een Goddelijke voorzienigheid, die het menschelijke lot leidt en regelt; in naa.n van hen, die door al hun menschelijke inspanningen nederig geiooven de rol van medewerkers van God te vervul len, voor wie tenslotte de Almachtige de oorsprong en het einddoel is, het centrum en de spil van alle eenheid, in naam van al die millioenen mannen en vrouwen, spreek ik den wensch uit, dat de zegen van den Al- machtigen God moge rusten"op het werk, dat Mgr. Nolens met zulk een stoere kracht en zuivere bedoeling heeft mogen verrichten voor geheel ons volk. Ik heb mij veroorloofd de slotwoorden toe te passen op het werk van dezen grooten doode, maar dezen wensch sprak hij zelf uit te Genève bij de plechtige opening van het nieuwe gebouw van het Intern. Bureau van den Arbeid in 1926. Die woorden teekenen hem, zooals hij was en zooals wellicht niet ieder hem kende: den man, die zijn leven wijdde aan de ver wezenlijking van de sociale recht/aardigheid en aan de bevordering van den socialen vrede, en dit deed in de volheid van zijn Katholieke overtuiging. Maar u weet het, hij deed nog veel meer, in het groote kader der politieke en sociale activiteit in ons vaderland. Het is dan ook volkomen waar, wat de pers hedenmor gen eenstemmig getuigde: Zijn dood is een zwaar verlies, niet alleen voor de R. K. Staatspartij, maar ook voor het politieke en sociale leven van ons heele land. Voor de R. K. Staatspartij. U zal mij ten goede houden, dat ik daaraan nog een kort woord wijd. Hij heeft de partij het grootste gedeelte van zijn leven gekend in eenigszins andere organisatorische verhoudingen dan tegen woordig. In zijn gemoedelijk Limburgsch kon hij nog zoo spreken van „diejen bond". Maar uit mijn ervaring van den laatsten tijd weet ik maar al te goed hoezeer hij belang stelde in de kiezersorganisatie en welke waarde hij hechtte aan haar werk. In het begin van zijn betrekkelijk korte laatste ziekte heb ik met hem nog zaken behandeld, waarvan wij op onze a.s. Partij raadsvergadering de vruchten kunnen plukken, als hij zelf er niet meer zal zijn. Dan zal het juist anderhalf jaar geleden zijn, dat hij zijn rede hield bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan der Algemeene landehjke organisatie der R.K. Staatspartij. Hij beschouwde toen met zijn bekende scherpe onderscheiding en veelomvattende ervaring het verleden der partij. Hij opende dan ook een perspectief, een vooruitzicht. Hij zeide: „Kan de R.K. Staatspartij in al haar deelen, kiezers, gekozenen, regeerings- personen, niet met eenige bescheiden, ge paste voldoening terugzien op het verleden? Ook voor de toekomst is zij geroepen in vloed uit te oefenen ten bate van het zelfstandig voortbestaan als eenheid, van het rijk in en buiten Europa en van de algemeene welvaart van al zijn onderdanen in dien geheelen omvang van de eenheid des rijks. Daarvoor is in de eerste plaats noo- dig: behoud en versterking van de een heid." U hoort het, die eenheid is dus ook zijn politiek testament, maar die eenheid dui delijk en nauwkeurig omschreven zooals hij dat gewoon was te doen als natio naal postulaat ten bate van het Ned. volk. Daar ligt de taak voor ons, werkers van den dag, formeel in de organisatie, maar niet minder materieel in den inhoud van ons politiek werk. Ik wil getrouw blijven aan mijn voorne men om den doode zelf te laten spreken. Ik wil dus sluiten met de woorden in de Par tijraadsvergadering van 24 Mei 1930: „Ik zeg dank aan ons aller Heer en Meester met eenige woorden uit den heer lijken lofzang van David, die eigenlijk niets anders is dan een toespraak, een redevoe ring. gehouden bij de oprichting van den tempel, waartoe het geheele volk (en dan, zeide mgr. Nolens in bijna schalksche in terruptie van zichzelf, zooals hij dat doen kon, denk ik aan het Dr. Schaepmanfonds) op grootsche ruime wijze had bijgedragen door goud, zilver enz., ieder naar de mate van zijn krachten, bij welke gelegenheid dank werd uitgesproken door David. En David besloot zijn rede met deze woorden: Aan U, o Heer, behoort de grootheid, de macht, de roem en de overwinning. Aan U komt lof toe, want alles wat in den hemel en op aarde bestaat, behoort U en aan U behoort de heerschappij. Gij staat boven alle vorsten. Alle rijkdom en alle glorie behoort U. Gij hebt de opperste macht over alle schepselen en daarom brengen wij U nu hulde en dankbaarheid en lof aan Uw heiligen Naam." Voor alles wat gij ons hebt geschonken in het rijke leven van Uw dienaar, Willem Hubert Nolens en wij bidden U voor hem om barmhartigheid en ontferming, om de eeuwige rust in het licht Uwer glorie, voor ons om Uw bijstand en Uw genade om te werken voor de glorie van Uw naam. Hierna werd de uitzending 2 minuten on derbroken om op deze wijze hulde aan de nagedachtenis van mgr. Nolens te brengen. Nolens' voorliefde Aan een artikel van Ir. M. C. E. Bon- gaerts, in de „Msb." ontleenen wij het vol gende: Vooraanstaand Nederlander was hij te vens warm voor zijne geboortestreek voe lend Limburger, beide in onverbrekelijk ver band, eene twee-eenheid die werkelijk bij hem leefde. In dien gemoedstoestand trok hij als 't ware met zijne Limburgers op voor de onafhankelijkheid, de welvaart en de geestelijke grootheid van 't vaderland, waarvan Limburg een integreerend bloeiend deel zoude zijn, dankbaar verknocht aan het Vorstenhuis. Van ons mijnwezen en zijne verdere ont wikkeling moest hij op de hoogte blijven, tot in bijzonderheden. Wat niet alles heeft hij daar ook voor ge daan en gepleit! De wet van 24 Juni 1901, met talent ver dedigd en ook gecontrasigneerd door Lely, bracht den wettelijken grondslag voor het Staatsmijnbedrijf in Nederland, hetwelk zich naast de particuliere mijnen en hand aan de hand met deze zou moeten ontwik kelen, geheel volgens Nolens' gedachten- gang. En zoo is 't gegaan, eene evolutie op groote sohaal in korten termijn, ten zegen van land en gewest! In 1780, onder het bestuur der abdij van Rolduc, telde ZuidrLimburg 800 mijnwer kers, in 1845 onder openbaar bestuur nog slechts 200. Doch in 1931 was dit aantal geklommen tot ruim 38.000, werkende in de particuliere en de Staatsmijnen tezamen. Wat maar even op zijn weg kon liggen, heeft hij gedaan om, op den grondslag van „Rerum Novarum", de organisatie van de mijnwerkers te bevorderen, en om hen, die onvermoeid hun krachten aan de maat schappelijke instellingen van allerlei aard wijden, te steunen. Door die sociale orga nisatie is mogelijk geworden dat in de mijnindustrie werkgever en werknemer re gelmatig bij elkander komen in de contact commissie voor gezamenlijk overleg. Nolens had bij zich zelf de gedachte van Rerum Novarum als 't ware reeds practisch uitge bouwd tot die van Quadragesimo Anno en in die richting leiding gegeven. Stug, vaak hard en onverschillig naar den uiterlijken schijn, was hij in waarheid teergevoelig en stond hij altijd klaar met een warm hart om te helpen en bezwaren te begrijpen. Hij ruste in vrede en hebbe het hoogste loon in een beter leven. De leegte die hij hier achterlaat is groot, zeer groot. Albert Thomas bezoekt het sterfhuis Albert Thomas, de directeur van het In ternationaal Arbeidsbureau te Genève, die op het Sociaal Economisch Congres te Am sterdam den dood van mgr. Nolens vernam, heeft, voor 'hij het land weer verliet, aan de nagedachtenis van mgr. Nolens willen hulde brengen. Hij bracht een persoonlijk bezoek aan het sterfhuis van den grooten doode te 's-Gravenhage. Herdenking op het Sociaal- Economisch Congres De ochtendzitting van het internationaal sociaal-economisch congres te Amsterdam begon gisteren met een korte plechtigheid. De voorzitter, Mr. C. H. v. d. Leeuw deed onmiddellijk na de opening het Congres mededeeling van het overlijden van Mgr. Nolens, dien hij kenschetste als een der voor mannen van de sociale beweging in Neder land en die ook op internationaal gebied be kendheid verworven heeft als leider van tal rijke Nederlandsche delegaties bij arbeids- conferenties. Staande en onder groote stilte hoorde de vergadering deze woorden van eerbiedige na gedachtenis aan. De indruk te Genève Het bericht van het overlijden van Mgr. Nolens heeft op het internationale arbeids bureau groote verslagenheid gewekt. Mgr. Nolens werd daar buitengewoon gewaardeerd als een der getrouwste vrienden van de inter nationale arbeids-organisatie, meldt de „Msb." Mgr. Nolens is van de allereerste interna tionale arbeidsconferentie in 1919 te Was hington af, op alle conferenties aanwezig ge weest. Hü heeft in 1926 met groot gezag het voorzitterschap der internationale arbeids conferentie bekleed en genoot in de kringen der arbeidsorganisatie het hoogste aanzien. Met dankbaarheid herinnert men zich op het internationale arbeidsbureau, hoe Mgr. Nolens herhaaldelijk ir de moeilijke oogen- blikken als een rechtvaardig arbiter tus- schenbeiden is gekomen en het geschil tot oplossing had gebracht. Ofschoon het ieder een in Juni ter internationale arbeidscon- fentie reeds duidelijk was geweest, dat Mgr. Nolens zich helaas niet meer in zijn oude krachtige gezondheid mocht verheugen en ofschoon de latere berichten omtrent zijn gezondheidstoestand ook door Albert Thomas en zijn medewerkers met groote bezorgdheid werden vernomen, werd een zoo spoedig ein de toch niet voorzien. De directeur van het internationaal ar beidsbureau, Albert Thomas, die door jaren lange samenwerking met Nolens een groote, persoonlijke vriendschap voor den overledene gevoelde, zou juist gisteravond, overeenkom stig een dezer dagen gemaakte afspraak bij gelegenheid van zijn verblijf in Nederland, een bezoek aan Mgr. hebben gebracht. Een waardeerend oordeel van den heer Sokal Naar aanleiding van den dood van mgr. Nolens heeft de voorzitter van de laatste Intern. Arbeidersconferentie, de heer Sokal, die jarenlang met mgr. Nolens in de inter nationale arbeidsorganisatie heeft samen gewerkt, aan de Nederlandsche pers de volgende verklaring afgelegd: Met het diepste leedwezen verneem ik het overlijden van mgr. Nolens, den uitnemen- den Nederlandschen staatsman en grooten leider van de christelijke sociale beweging. Ik heb het voorrecht gehad sinds tal van jaren met mgr. Nolens samen te werken en nog in Juni, tijdens de laatste Intern. Ar beidsconferentie hebben wij allen zijn onvermoeibaren arbeidslust, zijn steeds rechtvaardige en krachtige interventies, helderheid van zijn geest en de diepte van zijn kennis leeren waardeeren. Hetgeen ons vooral bij mgr. Nolens trof, was het even wicht in zijn opvattingen, de bijzondere sterkte van zijn gevoel voor het recht. Maar onder het eenigszins terughoudend uiterlijk van een politieken strijder en van een uit nemend jurist ontdekte men weldra een bewogen ziel en een hart vol liefde en me delijden voor alle menschelijke ellende. Het was niet een politieke of juridische opvat ting, die van mgr. Nolens een hardnekkig verdediger van de arbeidersklasse maakte, het was zijn oprechte liefde voor de armen en onterfden, die hem er toe dreef met hartstocht en met alle gaven van zijn groo ten geest de belangen der arbeiders te ver dedigen. Oud-minister Aalberse herdenkt in het „Centrum" Mgr. Nolens als mensch en be sluit zijn artikel: „Wat is eigenlijk het levensgeheim van dezen buitengewonen man geweest? Ik geloof dit: schuchter in alles, was hij schuchter boven alles in het heilige. Daar om viel het niet op, maar de grondtoon van zijn wezen werd gegeven door zijn priester zijn. Hij las zijn Mis altijd in het kleine huiskapelletje, en hij had daar liefst nie mand bij. Maar de enkelen, wien dit voor recht ten deel viel, kwamen er vandaan diep gesticht. Zoo was het ook op zijn ziekbed. Alle vertoon wenschte hij gemeden. Reeds op Dinsdag 4 Augustus ontving hij de laatste H.H. Sacramenten, maar er mocht niets van gepubliceerd worden. Telkens wanneer ik bij hem kwam, zeide hij: „ik ben geheel gere signeerd", en dan weer: ,,'t is goed, wat er met me gebeurt, maak daarover geen zorg." Zoo is hij gestorven, in vrome eenzaam heid, zooals hij geleefd heeft. God hebbe zijn ziel en beloone hem voor al wat hij deed voor zijn land en zijn volk. Nederland Katholiek Nederland inzonder heid, heeft een groot verlies geleden. Zijn voorbeeld blijve ons, en zijn voorbede". „Weer is een der grooten in Nederland gevallen. Monseigneur, want zoo werd hij toch het meest genoemd, is niet meer. En met hem ging een man van ons heen, die eigenlijk niet te vervangen is," zoo vangt de „Standaard" zijn artikel aan ter nage dachtenis aan Mgr. Nolens en vervolgt: „Dat hij een der meest bedreven parle mentariërs was, die onze StatenGeneraai kennen, is reeds op zichzelf een reden om zijn verlies te betreuren. Een 25-jarig lid maatschap der Kamer; daarbij een lid voor wien het woord „absentie" niet geschre ven was; die door zijn opleiding en studie het terrein van Rechts- en Staatsweten schap geheel beheerschte. Ten slotte vol van belangstelling voor den Kamer-arbeid, dit alles te zaam maakte hem tot „primus inter spares." Maar niet daarin alleen lag de beteeke nis van Nolens. Hij was ook de onbetwist bare leider van de sterkste groep in de Ka mer van de 30 man tellende Roomsch-Ka- tholieke fractie. En dat, gepaard aan zijne groote begaafdheden, maakte hem tot ver reweg den invloedrijksten parlementariër uit de laatste 25 jaren. De redactie beëindigt haar artikel: „En u we weer een moeilijke periode zijn ingetreden, nu rijst bij Nolens' lijkbaar van zelf de vraag, wat de gevolgen van zijn ver scheiden voor de politieke verhoudingen ln ons land zullen zijn. Wij wagen ons niet aan voorspellingen. Maar dit kunnen wij bij de baar van dezen eminenten Staats man zeggen, dat zijn heengaan in dit op zicht tal van vragen doet rijzen, die nopen tot de erkenning, dat hij eigenlijk niet te vervangen is. Omdat nauwelijks valt aan te nemen, dat eenig ander lid der Roomsch- Katholieke fractie, in diezelfde mate als No lens over zedelijk overwicht zal beschikken. Een overwicht dat gedeeltelijk misschien ook wel voortvloeide uit zijn priesterschap en hoogen geestelijken rang. Maar wat de toekomst ons ook brenge, hiermee mogen we besluiten, dat het va derland reden heeft de groote dankbaarheid voor wat Nolens deed en voor de wijze waar op hij van zijn invloedrijke positie in het belang des lands gebruik heeft gemaakt." In de „Nedrlander" herdenkt Prof. Slote- maker de Bruine den doode. „Dr. Nolens heft mij telkens een man geschenen, die anders beoordeeld worden moest dan meestentijds geschiedde. Hij had een brandende liefde voor zijn kerk. Dit wist ieder; en men kan het slechts waardeeren. Hü had een sterk en ongekunsteld sociaal gevoel. Ook dat wist ieder en velen hebben het gewaardeerd. Maar verder? Verder heette hij de man van de „reaal- politiek". Nuchter, practisch, niet te veel overbeginselen pratend; ook niet over matige waarde daaraan hechtend allicht. Een politicus in optima forma Dat hij tot dit oordeel meer dan eenmaal aanleiding gaf, zal ik niet ontkennen. Maar dat het oordeel billijk is, ontken ik beslist. Want Nolens had een buitenzijde en een binnenzijde. Maar in het veelszins ge uite oordeel is die binnenzijde niet verdis conteerd Het artikel sluit: „De geestelijke visie ging Nolens nog bo ven zijn sociale visie; de geestelijke inslag in de regeering van het land en in de on derlinge ontmoeting der samenwerkenden ging hij hem voor. Tenslotte was hem de algemeene geestelijke mentaliteit in ons volk en in groepen van ons voir toen gewich tiger dan de vraag, of een bepaalde prac- tische maatregel al dan niet getroffen werd. Het is deze binnenzijde, die ik soms meen de te ontdekken, waardoor ik zonder dat tusschen ons ooit iets van intimiteit is ge groeid niet enkel eerbied voor Nolens haa maar sympathie voor hem koesterde. 'k Wil dit graag zeggen, nu zijn doodbaar onder ons staat. Vergis ik mij:, geldt alleen de buitenkant van Nolens? 'k Geloof het niet, maar het zij zoo. Ik heb dan toch een bloem en niets anders dna een bloem gelegd op zijn graf. 'k Deed het gaarne. En met weemoed." De opvolger van Mgr. Nolens als lid der Tweede Kamer Het is met deze opvolging een eenigszins eigenaardig geval. De eigenlijke opvolger voor dezen kwaliteitszetel was indertijd de heer Regout. Deze was echter langen tijd op reis, was niet te bereiken en hij had ver geten zijn bewilliging in te sturen. Daardoor verviel hij van de lijst. De eerstvolgende op de lijst is J. H. Mae- nen, de bekende gedeputeerde in Limburg. Deze betrekking behoeft geen bezwaar te zijn, maar of de heer Maenen, die nog met velerlei ander werk belast is, zich voldoende vrij kan maken, is te bezien. Het is wel te hopen, want hij Ujkt een geschikte kracht, schrijft r'e „Res.b." De volgende op de lijst H. H. Trienekens, is inmiddels overleden! Dan volgt P. W. H. Truyen, bekend landbouwspecialiteit. Bij Koninklijk besluit is benoemd tot Mi nister van Staat: dr. J. Th. de Visser, oud-Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Bij Koninklijk besluit zijn benoemd tot rid der in de Orde van den Nederlandschen Leeuw C. A. R. W. G. A. Graaf van Aldenburgh Bentinck, gezant te Boedapest; mgr. J. H. G. Jansen, aartsbisschop van Utrecht, te Utrecht; is bevorderd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: C. J. van Ledden Hulsebosch, wetenschap pelijk adviseur bij den opsporingsdienst te Amsterdam; is benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: mgr. L. van Gils, kanunnik, president van het Groot-Seminarie te Hoeven; is bevorderd tot commandeur in de Orde van Oranje-Nassau: J. M. baron van Voorst tot Voorst, oud-lid van Gedeputeerde Staten, lid der Provinciale Staten van Overijssel, te Zwolle; zijn benoemd tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw: P. W. de Jong, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, te Tilburg; mr. G. A. Boon, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Scheveningen; mejuffrouw mr. C. P. Katz, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Am- stcrd&m G. H. Kersten, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Rotterdam; H. W. Tilanus, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te 's Gravenhage; C. van den Heuvel, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Heemstede; is bevorderd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: M. P. W. van Hout, burgemeester der ge meente Helmond; zijn benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: mr. W. P. W. Kolkman, burgemeester der gemeente Weert; C. van Baar, penningmeester van den R. K. Diocesanen Land- en Tuinbouwbond, te Haarlem; E. Wolthuis, kapitein der infanterie, ge detacheerd bij de Artillerie-Inrichtingen aan de Hembrug, oud-adjudant van den com mandant van de burgerwacht te Rotterdam; is benoemd tot commandeur in de Orde van Oranje-Nassau: prof. mr. V. H. Rutgers, voorzitter der Staatscommissie ingesteld bij Koninklijk be sluit van 2 Jufi 1926 tot herziening van de Lager-onderwijswet 1920, te Amsterdam; zijn benoemd tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw: mr. dr. J. H. P. M. van der Grinten, hoog leeraar aan de Roomsch-Katholieke univer siteit te Nijmegen;- Dr. Jos. Th. J. Cuypers, architect, te Roer mond; prof. dr. A. Verwey, letterkundige, te Noordwijk aan Zee; tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: ir. W. C. van der Meer, directeur der Rijks- hoogereburgerschool te Den Helder; tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: W. Andriessen, toonkunstenaar, te 's Gra venhage; Cor Ruys, tooneeldirecteur en tooneelspe- ler, te 's Gravenhage; tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: A. Klein, bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Haar lem; tot officier in de. Orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden) G. Dames, commandant van het 10de regi ment infanterie; C. Hanedoes, dirigeerende officier van ge zondheid der tweede klasse; tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden): de reserve-kapitein J. P. Bolten, van de school compagnie van den motordienst; is benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: C. Hartman, pastoor te Amersfoort; tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: H. Walaardt Sacré, te 's Gravenhage, al gemeen secretaris van de Koninklijke Neder landsche Vereeniging voor Luchtvaart, alge meen secretaris van het Vde Internationale Luchtvaartcongres te 's Gravenhage; J. Bethe te Haarlem, controleur bij het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie; tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: H. Beets Pzn., te Purmer (gem. Ilpendam), oud-dijkgraaf van het waterschap „De Pur- L. H. Perquin, te Amsterdam, voorzitter van den Katholieken Radio-Omroep; zijn bevorderd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: A. Labouchere, wonende te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, president-commissa ris der Delftsche Aardewerkfabriek „De Por- celeyne Fles", te Delft; dr. J. Th. Peters, wonende te 's Graven hage, geneesheer-directeur van het zieken huis Mariastichting te Haarlem; tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: dr. H. C. van der Lee, gemeentegeneesheer te Enkhuizen; tot ridder in de Orde van den Nederland schen Leeuw: B. W. T. van Slobbe, Gouverneur van Curacao; is toegekend: de eeremedaille, verbanden aan de Orde van Oranje-Nassau: in zilver, aan: J. Rab, brigadier-majoor der Rijksveld- wacht, te Alkmaar; in brons, aan: G. van der Weerdt, kok in de strafgevan genis te Haarlem; in zilver, aan: M. Quartel, bedrijfsleider op eene boer derij der familie Reinders Folmer, te Haar lemmermeer; in zilver, aan: den commandeur der werklieden in het verspermijnenmagazjjn te Willemsoord H. Mejjers; den bas* der schilders bij de Rijkswerf te Willemsoord E. M. Ellemers; in brons, aan: den bediende van de Marineclub te Den Helder S. Hertog; den smid-vuurwerker bij de Rijkswerf te Willemsoord J. H Bot; den werkman bij de voorraadmagazijnen te Willemsoord IJ. Schager; in goud, aan: J. C. Coté, te Haarlem, hoofdassistent btf den Rijks geologischen dienst; J. ter Buurkes, te Heiloo, eerste haltechef bij de Nederlandsche Spoorwegen; D. Ketter, te Haarlem, adjunct-magazijn chef aan het magazijn van postzegels; in zilver, aan: S. Bruul, te Den Oever (Wieringen). kan toorhouder bij het Staatsbedrijf der Poste rijen, Telegrafie en Telefonie; in brons, aan: G. J. J. Kaptein, te Alkmaar, tramconcfcic- teur bij de Nederlandsche Spoorwegen; J. Brouwer, te Alkmaar, bankwerker bij de Nederlandsche Spoorwegen; J. Vroom, te Haarlem, kantoorknecht bij het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie; in zilver, aan: W. Lasschuit, voorman in de afdeel ing chocoladevormerij der Naamlooze Vennoot schap Droste's Cacao- en Chocoladefabrie ken, te Haarlem; D. Woud, waarnemend onderchef bij de Naamlooze Vennootschap Handelmaat schappij „Saenden", voorheen Bloemendaal en Laan, te Wormerveer; C. Hildering, chef-afleveraar bij de Naam looze Vennootschap Handelmaatschappij „Saenden'", voorheen Bloemendaal en Laan, te Wormerveer; K. Oosthuinzen, walkapitein bij de Naam looze Vennootschap Wessanen's Koninklijke Fabrieken, te Wormerveer; H. A. Winter, wonende te Zandvoort, voor. heen magazijnchef bij The Central Agency Ltd., te Amsterdam; in brons, aan: H. Hoorn, houtzager bij de firma E. van de Stadt en Zoonen, te Zaandam; W. Oosterhoom, wonende te Koog aan de Zaan, kortzager op de zagerij „De Tulp", te Zaandam, van de Naamlooze Vennootschap Houthandel, voorheen G. Honig Cz.; N. Andrea, arbeider bij de Naamlooze Ven nootschap Handelmaatschappij „Saenden", voorheen Bloemendaal en Laan, te Wormer veer; A. Jaapies, voorheen olieslager op de olie- fabriek „De Tijd" van de Naamlooze Ven nootschap Wessanen's Koninklijke Fabrie ken, te Wormerveer; C. Gravesteyn, fabrieksarbeider op de oliefabriek „De Tijd" van de Naamlooze Ven nootschap Wessanen's Koninklijke Fabrieken, te Wormerveer; J. Woerdeman, voorheen pakhuisknecht bij de firma Jan Dekker, te Wormerveer; J. Bruyn, pakhuisknecht bij de firma G. J van Gelder, te Wormerveer. Wij herinneren belanghebbenden er aan, dat vóór 1 October van dit jaar alle maten en gewichten, welke gebruikt worden of voorhanden zijn op plaatsen van verkoop e.d., moeten zijn voorzien van de letter f. Voor diegenen, die tot nu toe in de laatste twee jaren verzuimd hebben hun maten en gewichten te laten herijken, bestaat daartoe als nog gelegenheid aan het IJkkantoor te Amsterdam, Brouwersgracht no. 276. Dit kantoor is voor het publiek geopend gedurende het geheele jaar eiken Maandag en Vrijdag van 9.30—3 30 uur en zal boven dien ditmaal opengesteld worden op Dinsdag 22, Woensdag 23, Donderdag 24, Dinsdag 29, Woensdag 30 September en Donderdag 1 October van 9.303.30 uur. EFFECTEN en COUPONS NED. MIDDENSTANDSBANK N.V. Haarlem - Tel. 13098 - Gierstraat 14 TREKJES No. 720 De schreeuw. De zware kastelein bracht nieuwe con sumptie in de tuin Voor mijnheer Grietmans 'n portje voor mevrouw Grietmans 'n glaasje per sicovoor de dochter 'n Victoria-water ....verder 'n pot Maastrichtsch voor me neer de Ruiter, de handelsreiziger'n dito voor juffrouw Schaars, die 't óók wel es wou probeerenen een voor meneer Diddering, 'n jongmensch van klein twintig met 'n uilenbril en Engelsche cigaretten. De overigen waren nog voorzien. De kastelein bleef z'n gasten 'n poosje gezelschap houden; de gelagkamer was toch leeg nu. 't Was een van die kleine, gemoedelijke zomer-hotelletjes voor middelmatige porte- monnaies.... Zoo'n gelegenheid, waar je elkaar met geen mogelijkheid uit de weg kon gaanals je dat zou willen De een bleef drie dagen, de ander 'n Weeksommigen langer't was 'n gaan en komen gedurende enkele maanden, en elke nieuweling werd als vanzelf in „de familie" opgenomendaar waren enke le uren voldoende voor. De warmte hing nog in de boomen t was 'n zeldzaam daggie geweesten niemand maakte nog aanstalten z'n be nauwd, zon-gestoofd kamertje op te zoe ken. Het dorp lag al in rustde gedul dige torenklok deed 'r plichten nu en dan hoorde je 'n fietsbelletje, 'n hond, die aansloeg, of 'n kikvorsch.... dat was zoo'n beetje 't geluid. Ze zaten er al van acht uur afen nou was 't half elfen ze raakten zoo ongeveer uitgepraat over de tochtjes en de omstreken. Juffrouw Schaars gaapte achter haar boek, dat ze in haar hand had om iets vast te hebben. „Als de juffrouw soms naar bed wil?" keek goedig-lomp de kastelein haar kant uit. „O, neeikik wacht wel op de anderen" deed juffrouw Schaars verle gennam 'n slokje Maastrichtsch, om d'r houding te redden. ,De juffrouw durft zeker niet alleen naar boven" giechelde jongejuffrouw Grietmans, die te laat inzag, dat ze „zeer vermoedelijk" heel onbeleefd was. „Nog niet heelemaal van de schrik be- komme, juffrouw?" vroeg slaperig-glim- lachend de echtgenoote van meneer La- gerweide, winkelier in boter, kaas, eieren en fijne vleeschwaren te Amsterdam-Oost, thans met ega voor 'n weekje naar 't Zuie. Er werden vraagteeken-gezichten ge trokken, ook omdat men blij was, mogelijk 'n nieuw, zeer welkom onderwerpje te kun nen aansnijden. „De juffrouw is vanmiddag in 't bosch lastig gevallen door 'n paar Zigeuners" lichtte mevrouw Lagerweide in „Hè jakkes!" piepte 'n stemmetje uit 't „jeugdige hoekje." En toen moest juffrouw Sdhaars wel vertellendat ze plotseling voor twee zigeuners had gestaan, die haar verschrik kelijk gemeen hadden aangekeken dat ze, om van hun af te zijn, zes kleerenhan- gertjes had gekocht voor 'n kwartje 't stukdat ze 'n uur van streek was ge weest en pas na twee uur weer gewoon had kunnen ademen „Ja" zei de kastelein met 'n gebaartje, waarmee „het onvermijdelijke" werd toe gegeven „ze zjjn brutaal, die snuiters. ze worden altijd zooveel mogelijk in de ga ten gehouwe, maar.... zoolang er geen ernstige dingen gebeurenu begrijpt.... ze zijn dan op zoo'n doortochtenne Maar ze doen je niks, hoor! Daar passen ze wel voor op!" „Mot je niet zeggen, waard" kwam gewichtig de „alles-meegemaakt-hebbende" handelsreiziger de Ruiter 't gesprek ver lengen „Ik heb 't dan toch in Gulpen gehad'n jaar of wat geledendat we 's nachts allemaal wakker schrok kenen dat 'r zoo'n stelletje zigeuners in de stal bezig was de paarden los te ma ken En toen ie zag, dat de dames gingen hui veren, deed ie er nog 'n schepje op ,,'t Waren er minstens twaalfen toen de hotelier met z'n personeel d'r bij kwamtoen trokken er vier metéén hun dolkmes! Nou, dat was me 'n gezicht, hoor! Vier van die dolkmessen van dertig duim lang in 't volle licht van de maan. Afijn, 't is dan nog met 'n sisser afgeloo- penmaar 't scheelde geen haar, of d'r was 'n vechtpartij van gekomen.... nou, en als zulke luidjes vechten gaanberg je dan maar!" De dames waren bleek gewordende kastelein iets roodervan kwaadheid, omdat de Ruiter z'n ..rustig gelegen va- cantie-oord" in gevaar brachtmaar hij dorst niks te zeggen, want de handelsrei ziger was 'n vaste klant, die al jaren kwamen goed verteerde. De Ruiter, die aan z'n vierde Maastrichtsch was, had heimelijk lol om de bange gezichtenen ging nog vérder „Jaen als jullie nou denken, dat 't daarmee was afgeloopen" ging z'n hoofd in schrik aankondigende daling naar de dichtstbije luisteraars „niks hoorTer wijl alle aandacht gevestigd was op die twaalf Zigeuners bij de stalwaren er twee andere 't logement zélf binnen ge gaanzonder dat 'n sterveling d'r iets van gemerkt hadNou, ik overdrijf niet als 'k zeg, dat 'r minstens zeven dames en meisjes van d'r stokkie gingen die nacht..." Mevrouw Grietmans zat nerveus aan d'r mouw te plukken.... en vond 't erg on aangenaam. dat juffrouw Schaars vandaag Zigeuners had ontdekten méége- maakten ze vond, dat er in deze streek gerust wat meer politietoezicht mocht zijn." „Ja.stel je voor" lachte de dochter, scheller dan daarstraks „dat er zoo'n vent in je ka Ze kreeg 'n onzichtbare trap van d'r vader en begon over wat anders te pra ten Maar de rust was wegen 't leek wel, of de een voor de ander niet naar binnen, nog minder naar boven durfde. De kastelein maakte er 'n grapje van.... en zei, dat de dames zich niet ongerust hoefden te makenhij zoual was heusch niet noodigdirect naar boven gaan om alle kamers te inspecteeren en dan ook voor alle zekerheid nog even bij de veldwachter aanwippenZe zagen hem naar binnen en boven gaanen vonden hem een moedig man. Het gesprek wilde niet meer vlotten Lagerwei begon met 'n mopniaar had geen succes om nou direct hoera over te roepenMeneer Diddering lanceerde ook 'n aardigheidje er werd welwillend ge lachen.... maar 't gesprek stokte weer En in die drukkende stilte hoorde men 'n schreeuw 'n Schreeuw, die de harten naar de ke len joeg zelfs de Ruiter keek met groote óogen naar de witte gezichten rondom hem. Het was geen gewone schreeuwvoor zoover men dan 'n schreeuw gewoon mag noemen.... het was 'n akelige kreet.... waarvan men niet kon zeggen of die van 'n mensch of van 'n dier kwam. Maar dit stond vastde schreeuw kwam van bovenniet van erg dicht bijmaar des te angstwekkender ging t geluid door 't gebouw Vóór iemand iets kon zeggen kwam schreeuw nummer twee. De dames slaakten gilletjesjuffrouw Schaars voelde 'n bezwijming naderen Die tweede schreeuw was zoo mogelijk nóg afschuwelijker dan de eerstehet was 'n doodskreetzooiets als van 'n getroffen roofdier Mevrouw Grietmans omstrengelde haar mande dochter omstrengelde haar moe derde andere dames brachten in angst- klemming de handen aan 't hoofd.... De Ruiter stond open zei: „Ik ga kijken! Wie gaat er mee?" Meneer Diddering stond ook opgaf bevend z'n- revolver aan de Ruiteren meneer Lagerwei nam 'n voetenbankje als wapen. Meneer Grietmans rukte zich heldhaftig los van z'n vrouw en kind toen ie zag, dat nog vier gasten de Ruiter volgdenen sloot zich met doodsverachting bij de hee- ren aan. Met de revolver vooruit ging de Ruiter de groep vóór, de trap op Er klonken stemmenen een van die stemmen scheen om genade tje smeeken ,,'t Is in de groote kamer aan de straat kant" fluisterde de Ruiter Op hun teenen gingen ze er heenen de Ruiter bukte zich naar 't sleutelgat. Tóen kwam schreeuw nummer drie 'n schreeuw, die nietsmenschelijks meer had'n knarsende gil De heeren grepen elkaar vastde Ruiter wilde de deur open gooienmaar er werd gepraat daar binnenen 'n gewone mannenstem zei: „Zóó is 't goed uitvoering óók zoo doet, dan ben ik best over je tevredenhet was om zoo te zeggen de machtelooze kreet van de duivel, die zich een ziel ziet ontglippenonthou dat nou goeddan zul je veel succes hebben met dat slot van je duivelsrol En nou gauw naar huis, jongens, want "t is al erg laat geworden zie ikbijna elf uur De deur ging openen de regisseur van de plaatselijke tooneelclub „Altijd be ter" kwam de gang opgeloopenviel languit over de Ruiter, die nog met open mond voor 't sleutelgat lagde Ruiter viel weer tegen Lagerwei aandie wan kelde óók op z'n hurkenenzoo werd 't 'n hoopje grabbelende menschen, die nog maar nauwelijks wisten wat er ge beurd was En de tooneelisten begrepen heelem&SJ niksdie kwamen met z'n twintigen op 'n kluwtje staan kijken naar de omgetuimelde heeren in de gangkeken vooral, erg verbaasd naar de revolver van de Ruiter.... Tien tellen later stond de tooneelclub te bulderen van 't lachende hótelgasten lachten meemaar meer op de manier van 'n bepaald soort .spreekwoordelijke" boer. Beneden kwam juist de kastelein terug van z'n wandelingetje naar de veldwach teren zei: „Zoo, heeren, is de rippetitie afgeloopen?" „Ja, hooren goed óók!!!" Hij begreep er geen laars van, dat de re- deriikers zoowat dubbel vielen van 't lachen. En nog verbaasder keek ie, toen de Ruiter hem toesnauwde: „Had ,1e dat niet es kun nen zeggen, sufferddat er vanavond bjj jou repetitie van de tooneelclub was. G. IT.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 7