(Binnenlandsch Nieuws
DE GRAPJAS HARLEKIJN!
Voor de Huiskamer
Een les uit Mgr. Nolens'
graf
In het heiligdom van
Mgr. Nolens
De snelheid onzer treinen
Rede van Ir. J. A. Kalff
over de krisis
Algemeene vergadering van het
verbond van Nederl. Werkgevers
Twee blijden
Het demonstratief congres
te Utrecht
J. Brautigam
Kon zich in bed niet bewegen
Waarin Harlekijn bewijst dat men ook tè handiè kan zijn
De ,,GeId." schrijft:
Op het groote Venlosche kerkhof ligt de
vader van Mgr. Nolens begraven en ook de
broer. De moeder is heel vroeg gestorven en
ligt op het oude kerkhof. Hier is nog een
plaats voor den overgebleven broeder, want
Mgr. is neergelegd in de as van den hoofd
weg, waar de ontwerper van dit kerkhof
zich een kapel heeft gedacht. Misschien dat
katholiek Nederland over het graf van Mgr.
Nolens uit dankbaarheidhet ware in
ieder geval schooner dan bijv. een stand
beeld.
Hier op het kerkhof ziet men,, dat de
familie Nolenss tamt uit een oud Limburgsch
geslacht en dat het wel degelijk de echte
Limburgsche aard was, die zich in klein ge
zelschap vaak in den koelen staatsman open
baarde. Op het kerkhof hoorden wij de ge
schiedenis van het geslacht Nolens; de No-
lensen stammen uit het Zuiden van Limburg,
Waar zij de bestuurstaak in verschillende ge
meenten mede gedragen hebben; misschien
was er in Monseigneur van het oude regen-
tenbloed wat overgebleven. Later zijn ze naar
het Noorden opgeschoven, waar de vader
van Monseigneur in den handel is gegaan.
Maar in elk geval zijn het oude Limburgers,
deze Nolensen, wier geslacht thans uitster
vende is.
Nog een les uit dit graf maar een koste
lijke.
De overgrootvader van Mgr. Nolens was
protestant en door de standvastigheid van
de katholieke echtgenoote zijn alle kinderen
katholiek geworden.
Wat deze Mgr. Nolens voor ons gewon-
heeft, zou hij ons misschien hebben ontno
men, als er in zeventien honderd en zooveel
niet een dapper katholiek meisje was ge
weest, die haar trouw aan het oude Geloof
boven alles heeft gesteld, boven de liefde van
eenen man. Wat 'n vreugde in den Hemel,
als deze twee elkander ontmoeten. Dezen
heeft zij aan de Kerk Gods geschonken,
heeft zij voor Haar bewaard.
Denkt aan de toekomst, gij jonge lieden,
als gij voor soortgelijke beslissingen mocht
komen te staan.
Wat er gewonnen, wat er verloren kan
V/orden.
Gij beslist niet enkel voor U zeiven.
Dit moet gezegd, nu de ontstellende sta
tistieken der gemengde huwelijken in ons
land nog steeds aanhouden.
Hoe vier Volendammers er wisten
binnen te dringen
Monseigneur verschalkt
Het Tweede Kamerlid Chr. v. d. Bilt
schrijft in de „Volsskr." een aardige her
innering aan Mgr. dr. Nolens.
.Monseigneur was, weet men, niet gemak
kelijk te bereiken.
Wat begrijpelijk is. Over honderd en één
dingen schreef men hem brieven, soms
ellen-langeen niet altijd over belang
rijke algemeene dingen handelende!
Persoonlijke zaakjes.... daar moest hij
Wets van hebben.
Hij hield zich en terecht alleen met
de groote dingen bezig.
En als menigeen hem niet thuis trof
of hem niet te spreken kon krijgen, dan was
dit meestal, omdat men hem over allerlei
Persoonlijke dingen wilde spreken.
De portierster aan de Prinsegracht was
goed afgericht.
Toch was zij door ingewijden te verschal
ken. En Monseigneur zelf was dat ook
Willens of onwillens?
'k Herinner mij een aardige geschiede-
hls daarvan, met onze brave Volendam-
hiers.
Men weet, die zaten duchtig met de
droogmaking der Zuiderzee een paar jaar
•«leden (ze zitten dat nög Red.).
t Was vóór de aanneming der laatste
hovelle-Zuiderzeesteunwet.
Erg opschieten deed het met die regeling
hiet. Minister Van der Vegte had ze al een
Paar keer toegezegd te zullen indienen
'■binnen betrekkelijk korten tijd". Maar ja-
Wel!
De Volendammers werden onrustiger en
ongeduldiger met de week.
En nu hadden ze in de Visschersvereeni-
ging besloten: Ze zouden naar den baas
Zelve gaan. Mgr. Nolens moest alles eens
Weten.
Ze hadden botje bij botje gelegd, een
Griend opgezocht, „die het voor een koopje
zou doen" en daar hielden ze op een goeden
voormiddag met een auto voor mijn deur
stil.
Gewoonlijk kwamen ze onverwacht.
„Of ik met hen meeging naar Monseig
neur Nolens, daar wilden ze eens mee
Praten."
„Ja maar, vrienden," zei ik, „dat gaat
zoo maar niet.
Je moet hem eerst schrijven, wanneer
jjÜ jullie ontvangen kan, of hij thuis is, die
beeft meer te doen; dat weet ge toch!"
Wat ik ook praatte, ik kon hen niet van
hün voornemen afbrengen. Ze gingen toch
blaar probeeren. Ze waren „nu toch op
Weg".
Goede raad was duur. Ik wist, dat het een
kwade dobber zou zijn om bij Monseigneur
liet zoo'n heele bezending, in nationaal
Postuum, binnen te kernen.
En toch, hun goed vertrouwen in Mon-
Seigneur. wilde ik niet teleurstellen.
Wetende bij ondervinding wat de portier
ster zeggen en vragen zou, leerde ik hun het
osje, gaf een briefje mee.... en daar reden
2e heen.
Gf Monseigneur er van wist? „Natuur
lijk
Monseigneur had hen ontboden zelfs.
Monseigneur had het voorhoofd gefronst..
Had hij dat geschreven of gezegd?
Herinnerde zich dat niet meer Bekeek
'n briefje nog eens.Maar, alia.
En ze zaten in het heiligdom, tegenover
van wien ze alles hoopten, kregen da-
^elÜk een lekkere sigaaren Monseig
neur liet ze een voor een vertellen. Deed
ehkele korte vragen. Zei: „hm! hm! zoo?''
„Ja we zullen zien maar alles moet z'n
HM hebben."
Gelukkig, dat ze hun hart eens hadden
^Hhnen uitstorten, keerden zij terug, 't
£yam nu wel voor mekaar. Monseigneur was
let zoo onbereikbaar, had geduldig en be-
'bhgstellend aangehoord - ze waren er
el gemakkelijk binnen gekomen, hadden
Heer dan een uur gezeten.
Hadden bij him vertrek nog een lekkere
sigaar meegekregen. Zoo'n groote. En één
der stoere visschers haalde van tusschen
zijn wijde boezeroen de dikke sigaar voor
den dag die hü zou bewaren als herin
nering.
En de zaak zou nu wel opschieten. Mon
seigneur (en ge moet beseffen wat een
Monseigneur voor een Volendammer is) had
instemmend geknikt.
„Heb jullie ook niet een mooi portret
van hem gekregen," zei ik gekscherend.
„Ei neen, meneer, hadden we dat moeten
vragen? Da's spijtig."
Ze namen mijn geplaag dus als ernst op.
Dat was 's Maandags gebeurd.
Dinsdags was er zitting van de Kamer.
Toen ik even voor éénen kwam, zat Mon
seigneur, ouder gewoonte al in zijn bankje.
Ik wilde rustig plaats nemen op mijn
gewone plaats, dicht bij hem.
Maar ik zat nog niet, of daar was het al:
„Zeg, Van de Bilt, wat was dat? Wat
heb je me daar gisteren bezorgd?"
O, hè, dacht ik, daar heb je 't al. Daar
zal wat zwaaien!
Mijn gezicht was één vraagteeken.
„Ja, ik heb gisteren bezoek gehad!"
„Zoo, Monseigneur", zei ik met een dood
onschuldig gezicht: „dat zal u wel eens
meer krijgen?"
„Neen, neen, geen gekheid. Je had ze
naar mij gestuurd. Volendammers. En ze
zeiden, dat ik hen ontboden had!"
„Ja, die Volendammers zijn rare lui"
zei ik. „Kun je niet altijd gelooven! Hebben
ze dat gezegd?"
„Ja maar, jij ook. Je hebt 't geschreven!
Ik heb toch wel wat anders te doen!"
Toen viel ik door de mand en 'k heb Mgr.
eerlijk beleden, dat ik een list gebruikt had,
om de lui, die zoo op hem hoopten, bij
hem binnen te krijgen.
En ik heb hem ook uitgelegd, waaróm het
goed was, dat zij eens voor hem hun hart
uitgestort hadden.
En goedig als Mgr. inderdaad was, zei
hij tenslotte: „Nu ja, 't is goed."
En verder:
„En hoe zit het met die zaak nu eigen
lijk: Hoever staan we daarmee?"
Ik heb verslag gegeven en gewezen op
de onrust der mensch 1, die niet van grond
ontbloot was.
„Nu ja, 't is goed. We zullen zien!"
En ik, stout geworden door het succes:
„Ja, Monseigneur, ze waren zoo tevreden
Ze hadden nog maar één wensch maar
dien durfden ze bij u niet te uiten."
„Zoo, wat?"
„Ze wilden zoo graag een portret van U
hebben."
„Och, wat! 't Is al mooi geweest."
Maar 's anderen daags ging ik naar de
Prinsegracht en ik keerde van daar terug
met vier gekleurde portretten van Monseig
neur, voor elk der Volendammers één.
Ze hangen naast de talrijke heiligenschil-
derijen daarginds in de huisjes der vis
schers, als 'n vriendelijke herinnering aan
„Monseigneur".
1(M) K.M. het maximum.
Naar wij in „Spoor- en Tramwegen" le
zen, heeft de directie der Ned. Spoorwe
gen eenige nieuwe bepalingen vastgesteld
betreffende de grootst toegestane snelheid
op de hoofdspoorwegen.
Voor treinen, vervoerd door stoomlocomo
tieven, is het volgende bepaald:
1. dat reizigerstreinen, samengesteld uit
vierassig personenmaterieel genummerd
5000 en hooger op ondergenoemde baan
vakken met een snelheid van 100 kilometer
in het uur vervoerd mogen worden; dit mag
echter uitsluitend geschieden om vertraging
in te halenAmsterdam C. S.Rotterdam
D. P.; Amsterdam W. P.Utrechtgrens
bij Babberich; Utrecht C. S.Gouda;
Utrecht C. S.EindhovenVenlo; Utrecht
C. S.Amersfoort; AmersfoortZwolle (het
afkomend spoor van I September 1931 af)
ZwolleGroningen; Amsterdam C. S.
AmersfoortApeldoorn; Deventergrens bij
Oldenzaal.
De machinisten moeten bij vertraging zoo
noodig de snelheid van bovenbedoelde trei
nen op de genoemde baanvakken tot 100
kilometer in het uur opvoeren met inacht
neming van de voorgeschreven snelheidsbe
perkingen en voor zooverre de grootst toe
gestane snelheid van de door hen bereden
locomotief 100 kilometer in het uur be
draagt;
2. dat de grootst toegestane snelheid voor
bestel- en ijlgoederentreinen en voor treinen
uitsluitend bestemd voor het vervoer van
goederen of vee 75 kilometer in het uur be
draagt, mits deze treinen zijn voorzien van
doorgaand remwerk en zijn samengesteld uit
materieel, dat met een snelheid van 80 kilo
meter in het uur en hooger vervoerd mag
worden.
Voor treinen vervoerd door electrische
motorvoertuigen geldt het volgende:
1. Op spoorwegen waarop vervoer plaats
heeft zoowel met stoom als met electrici-
teit als beweegkracht, is vastgesteld, dat
personentreinen op het baanvak Amster
dam C. S.Rotterdam D. P. vervoerd mo
gen worden met een grootste snelheid van:
a. 100 kilometer in het uur, indien zij zijn
samengesteld uit electrisch materieel, al of
niet gekoppeld aap het vierassig personen-
materieel genoemd onder A. 1.
b. 95 kilometer in het uur, indien zij zijn
samengesteld uit electrisch materieel, ge
koppeld aan drie-asoige post,- en bagage
wagens genummerd 4"09 en honger en be-
steleoederenwagens genummerd 3000 en
hooger.
2. De grootst toegestane snelheid be
draagt voor treinen on de baanvakken:
a. Rotterdam Hofnlein—'s-Grnvenhage-
Scheveningen Kurhaus 80 kilometer in het
uur;
b. Amsterdam C. S Aünnaar, Haarlem-
T.Jmuiden en UitgeestVolsen— IJmuiden
Oost 90 kilometer in het uur.
België en onze kolenuitvoer
De onderhandelingen te Antwerpen
Donderdagmiddag werden te Antwerpen
onderhandelingen gevoerd tusschen de Bel
gische en Nederlandsche afgevaardigden ten
einde de bepalingen van toepassing voor Ne
derland te onderzoeken van het vergunnings
stelsel dat door de Belgische regeering zal
worden toegepast voor het invoeren van bui-
tenlandsche kolen.
De Belgische afgevaardigden zetten uiteen
dat gelijke regeling wordt getroffen voor alle
importeerende landen.
De Nederlandsche afgevaardigde hebben
een principieel protest geuit en zekere wen-
schen naar voren gebracht, waarop van Bel
gische zijde werd geantwoord, dat aan die
wenschen zal worden tegemoet gekomen voor
zoover zulks mogelijk is. Zij verklaarden ten
slotte, dat de Belgische regeering haar in
vloed zal aanwenden, opdat het tijdelijk stel
sel van vergunningen zoo weinig mogelijk
aan de Nederlandsche belangen zal schaden.
Aan de onderhandelingen namen van Ned.
zijde o.m. deel de directeur der Staatsmijnen
in Limburg Dr. Froweyn, de diiecteur der
Domaniale Mijn de heer Hulsman, verder af
gevaardigden van de mijnen Oranje-Nassau,
Laura en de vereenigingen „Willem" en
..Sophie".
Gisteren is te Bergen-Binnen de alge
meene ledenvergadering gehouden van het
Verbond van Nederlandsche Werkgevers onder
leiding van den algemeenen voorzitter, Ir.
J. A. Kalff.
Deze hield een openingrede, waarin hij
de crisis besprak, die met onverminderde
kracht en met zorgwekkende hardnekkig
heid het geheele bedrijfsleven in haar
greep vasthoudt. De pogingen, om aan 'dien
greep zich te ontworstelen, zijn tot nu
toe vruchteloos gebleven.
Als de voornaamste krachten, die een
aandeel hebben gehad in het doen ontstaan
van de thans heerschende diepgaande in
zinking, zóó diep als de moderne industrieele
geschiedenis nog niet zag, voor wat de eco
nomische krachten aangaat, noemt spreker:
overproductie, dalende prijzen; Inzinking
van exportgebieden, crediet- en betalings
moeilijkheden, binnen- en buitenlandsche
schulden en voor wat de politieke krachten
aangaat: gebrekkige, falende bemoeienis met
economische zaken door den Staat en na
tionale en internationale verhoudingen.
Leerzaam is wat er elders geschiedt in
hooge mate ook voor Nederland, indien men
althans leeren wil. Ook hier is de laatste
10 jaren de arbeidersklasse in versterkte
mate komen te staan In het middelpunt van
de belangstelling.
Het avergroote deel van alle wetsontwer
pen en van alle onderwerpen, die behandeld
worden in de volksvertegenwoordiging, be
oogt behartiging van de belangen niet van
de geheele natie, maar van de werknemers,
die geworden zijn tot een bevoorrechte
Klasse
Ook hier heeft men, met voorbijzien van
draagkracht en van economische mogelijk
heden, loonen verhoogd, arbeidsduur ver
kort, sociale voorzieningen uitgebreid, in één
woord het levenspeil van den arbeider op
gevoerd tot een zoodanige hoogte, dat het
bij tegenslag in de conjunctuur onmiddellijk
onhoudbaar blijkt en op datzelfde oogenblik
dus strijd doet ontstaan, zooals ook thans
het geval is.
Ik zeide zooeven „indien men althans
leeren wil". Dat er zijn, die dat niet willen,
blijkt de laatste weken overduidelijk uit de
uitingen van leiders van arbeidersorganisa
ties. Het vraagstuk is voor dezulken trou
wens niet moeilijk en niet gecompliceerd.
Oorzaak van de crisis: het kapitalisme.
Oplossing van de crists: hooger loonen en
korter arbeidsduur.
Wat wonder, dat het betoog duizenden
aanhangers verwerft, duizenden die nooit
iets anders hooren, dag in, dag uit zonder
tegenwicht, om niet te zeggen tegengif, van
andere zijde. In dit verband herinner ik
aan de noodzaak van het persoonlijk con
tact van den werkgever en van de met zijn
geest bezielde bedrijfsleiders, met de arbei
ders. Het staat voor mij onomstootelijk vast,
dat talrijke arbeiders toegankelijk zijn ook
voor andere economische beschouwingen,
dan de eenzijdige, wantrouwen zaaiende en
onvervulbare beloften Inhoudende leer, die
hun dagelijks wordt voorgezet.
Hoe staat het met de oplossing, dat het
herstel zal kunnen komen door hooge loo
nen, ter vermeerdering der koopkracht, en
door korter werktijd, die werlcloozen in het
bedrijf zal herplaatsen?
Ik verwijs voor de beantwoording dier
vraag naar de heldere betoogen van den
directeur-generaal van den Arbeid, die tot
de slotsom komt, dat alléén produceeren ons
helpen kan en niet produceeren als werk
verschaffing, maar produceeren tegen zoo
danig verlaagden prijs, dat het product
wordt verkocht, hetgeen alleen mogelijk zal
worden door verlaging van productiekosten,
en dus ook van de loonen, en met afwij
zing van verkorten arbeidsduur.
Wie gelezen heeft, wat in de laatste we
ken in „De Strijd", het weekblad van het
N. V. V. daartegen wordt aangevoerd,
staat versteld van de vrijmoedigheid, waar
mede iedere medewerking door de moderne
vakbeweging wordt afgewezen, en van het
gemis aan logica in de verdediging van dat
standpunt.
De inluiding van het demonstratief con
gres van het R. K. Werkliedenverbond, op
6 September a.s„ en het daar te behandelen
program van eischen, geeft hiet den in
druk, dat men in die kringen helderder
beeld van de economische mogelijkheden
van dit oogenblik heeft dan „De Strijd"
vertoonde, en verraadt eveneens het gemis
aan begrip dat de lasten om te komen tot
herstel, zullen moeten gedragen worden
door het geheel, dus met inbegrip van de
arbeiders.
Op het congres, op 6 September, zal dan
geëlscht worden, dat het ontwerp-Ver-
schuur tot regeling van de Bedrijfsorgani
satie wet worde. Men verlangt dus niet al
leen, dat het ingediend wordt, maar ook
J
Hè Heidaar! Tram Conduc
teur
Een grove, dikke burgerjuffrouw, met
een harde stem schreeuwt en wuift, tot de
conducteur loom den arm opheft en met een
haal aan de schel den koetsier tot stilstaan
dringt. Z'n hand blijft aan den haak om
„vooruit" te seinen, maar de juffrouw
nadert slechts langzaam, met aan haar hand
een beverig, gebogen en oud mannetje,
dat ze voort schijnt te trekken en de
conducteur laat los, brommend om 't op
onthoud.
„Had een volgende tram afgewacht 1"
pruttelt hij in zich zelf met het potlood in
den mond, om een lange rist retours en
overstapjes aan te schrappen.
„Nou, JacobStap nou maar in 1 Maar
voorzichtig, pas op, stoot je beenen niet
aan de treê Nee, ik zal 't pakkie wel
nemen, ga jij der maar in Ochconduc
teur, help 'm een handje, asjeblieftO,
dankje wel, meheerDankie vrindelijk
Jacob, pas op, dat latje van de deur. Zoo,
nou, ga daar maar zitten
Jacob is een heel zwak mannetje. Hij
schijnt wat versuft en laat met zich sollen
als een bakerkindje. Toch, bezien we hem
wat nauwkeuriger, dan valt hij mee. De
dunne lippen van den ingevallen mond,
overschaduwd door een fijnen neus en z'n
smalle, spitse kin, geven aan het oude gezicht
iets slims de vroolijke glimlach en de
glanzig, schitterende donkere oogen iets
vroolijks en alle passagiers in de tram
kijken het tweetal met lachende verbazing
aan, meevoelend van hun blijdschap, nu
Jacob met een knipoogje en een knik z'n
overbuurvrouw, de dikke schommel, gerust
stelt na haar vraag „En zit je nou goed
Hè. Jacob!"
Zonderling, haar stem is niet hard.
„Ben je blij Ben je erg blij, Zeg,
Jacob? Ja, hè? Kijk, daar gaat er een
uit 't huisKnik 'em reis goeiendagJe
bent blij. is 't niet? Nou, maar dat kon ook
niet langerWacht effen, je das is los,
'k zal 'm we! vast maken Heere mensch
dat is nou nog de das. die ie verleden jaar
van onze kinderen hebt gekregen Nou
maar dat 's aardig
,,'k Heb 'm bewaard zegt Jacob, 'k Heb
'm in 't huis nooit gedragen 'k Heb hem
bewaard, omdat ik wel wist, dat je me zou
komen halen, Trui En nou ben je gekom-
men en nou heb ik 'm van ochtend om
gedaan
„Wat zeg je, Jacob Wist 'e 't Docht ie
't wel Nee maar, juffrouw Dat is toch
kras. vin-je-niet
De iuffrouw vindt het niemendal kras,
want ze begrijpt van de heele zaak niets
anders dan dat Jacob „in 't huis geweest" is en
„d'r nou uit is Dat hij blij is, kan men aan
Z'n oogen we) zien die glinsteren van pret
„Jacob is mijn broer, ziet u En hij is
in 't bessieshuis geweest Maar nou ben
je d'r uit niet waar, Jacob en met een
breeden glimlach en een zwaren hoofdknik
verzekert ze Jacob opnieuw, dat ze ook blij
is.
„Dat 's geen leven Nee, lieve juffrouw,
dat is niets. De kost was er niet best, maar
enfin, ze kregen d'r buik vol Niet van
vleesch of spek, maar dat is minder, er zijn
vee! ouwetjes in 't huis en 't moet allemaal
van giften en gaven bij mekaar komen dus
dat ik maar zeggen wil, een koningstafel
kan het niet wezen, dat spreekt. Veel varkens,
dunne spoeling- Hoeveel zijn d'r wel in,
Jacob
„Nou nog 246 Gisteren 248 maar twee
zijn er vandaag uitgegaan Eén naar 't kerk
hof en ik naar jou toe
„Jongens, jongens, wat een troep hè I
•Ja, daar hoort wat toe, om die den kost te
geven. We bennen met z'n achten thuis, ik
en m'n man en zes kinders. Ja, uwes be
grijpt, dat ik niet stil kan zitten, 't Is tobben
om den mond open te houden en den boel
in orde. Maar dat leven in 't huis, neen,
dat ging toch niet."
„Kijk Jacob Kijk, daar loopen er weer
een paar! Toe, knik nog ereis. Je ziet ze
misschien nooit weer 1"
„Ze hebben d'r uitgaansdag vandaag
gehad en nou gaan ze weer naar huis terug
Hi-hi- opgesloten Blij dat 'k er uit ben.
Nou ben 'k niet meer opgeslotenen Ja
cob's lippen zuigen binnenwaarts tot kin
en neustop elkaar haast raken en dan krullen
ze, even naar buiten omrollend en een
glimlach geeft hem weer een verstandiger
uiterlijk en een glans glinstert in z'n oogjes.
„Ja, dat is miserabel," zegt Trui met een
druk handenzwaaien er bij tot haar stil
luisterende buurvrouw. „Denkt u, dat die
menschen vrij bennen Geen denken aan
Opgesloten zitten ze, menschOpgesloten
als wilde beesten. En dan mot je zien, als
je er voorbij komt. Hier een voor 't raam
en daar een, en voor een ander raam weer
een paar. En een troepje loopt maar heen en
weer, en dan kijken ze naar buiten naar
't zonnetje en naar de menschen, die loopen
te wandelen en ze motten binnen blijven.
Net als de leeuwen en tijgers in Artis."
De vergelijking moge niet treffen door
juistheid, in één opzicht is er tenminste
waarheid in. Vrij te zijn is ook Jacob een
weelde en de iuffrouw naast Trui, die
eerst stil lachte over het denkbeeld „de
beverige Jacob een leeuw," kijkt nu met
vroolijke deelneming naar het verheugde
gelaat van den ouden man, die in zich zeiven
mompelend met z'n handen over de glim
mende dijvlakten van z'n broek schuift, die
om z'n spillige beentjes slobbert als hij zich
beweegt, en welks knieën een grijs-glimmend-
vetten weerschijn vertoonen op het af
gesleten bombazijn
Zoo zitten ze met hun beidjes in de tram.
Trui, druk babbelend met een Jordaansch
accent met krachtige forsche bewegingen
Jacob, stil, mummelend als een konijn aan
een broodkorst ,met z'n voeten schuifelend
en draaiend, met z'n rug zachtjes schurend
tegen den scherpen raamkant, zich warmend
in het Me'izonnetje. dat hem stooft.
dat de Kamers het aannemen. Op dit laat
ste is zonder omwerking van het ontwerp
geen kans, o.m. omdat het in zijn tegen-
woordigen vorm zeker niet op de beste wij
ze voldoet aan den door den Minister voor-
opgestelden wensch om te komen tot verbe
tering der verhouding van werkgever en
werknemer.
En verder eischt men een millioenen kos
tende verbetering der ouderdomsvoorziening
en wettelijke regeling der werkloozenverze-
kering, terwijl men zeker weet dat het voor
die plannen benoodigde geld thans nergens
„te halen" is.
Een enkel woord nog over de houding
tegenover de crisis-verschijnselen, aangeno
men door de Regeering, wier zware taak in
deze tijden ik waarlijk niet onderschat. Wij
weten allen, al kennen wij de cijfers nog
niet, dat een belangrijk tekort op de Staats-
begrooting kan worden verwacht en dat ón
der den druk van dat tekort vérgaande
maatregelen zullen moeten worden geno
men.
Ik weet, dat een enkele maatregel, zooals
het doen storten door den werkgever der 4
pro mille van het loon voor het ziektever-
zorgingsfonds, voorloopig niet zal worden in
gevoerd en ik verwachtte hetzelfde van be
zwarende regelingen als die voor den ar
beidstijd in kantoren en vanzelfsprekend van
de grootere, millioenen kostende plannen
voor uitbreiding der sociale verzekering en
werkloosheidsvezekering.
Maar daartegenover staan ten eerste maat
regelen, die gedurende deze crisis achter
wege hadden moeten blijven, zooals de uit
voering van de Ziektewet, van de wijziging
der Ongevallenwetten, van de Winkelslui
tingswet, van de Arbeidswet voor winkels en
de goedkeuring der gewijzigde steunregelin
gen voor werkloozen in de vier grootste
gemeenten, die trots de lagere kosten van
levensonderhoud nog belangrijk verbeterd
zijn tegenover 1922 en ten tweede een aantal
maatregelen, zeker niet van minder belang,
die niet hadden mogen worden nagelaten.
Ik behoef te dien aanzien slechts te her
inneren aan de reeds jarenlang bepleitte
reorganisatie van den Staatsdienst met een
daarmede gepaard gaande vermindering van
ambtenaren, aan de technische herziening
der sociale verzekerng en aan het nog altijd
ontbreken van een economischen voorlich
tingsdienst, waarvoor het thans ingediende
algemeen afgekeurde ontwerp, dat In hooge
mate de sporen draagt van onderlingen
machtsstrijd van departementen en ambte
ren, nauwelijks een poging kan heeten.
Maar erger is, dat in dezen tijd door de
regeering wordt verzuimd in te grijpen in
de gestie der gemeenten en dat Zij weigert
gebruik te maken van het vernietigings
recht van de Kroon, ook als de door de ge
meenteraden getroffen regelingen voldoen
aan de Voorwaarde, dat zij ontwrichtend
moeten werken om te worden vernietigd.
Als In dezen tijd gemeenteraden niet we
ten te bezuinigen, ook door een einde te
maken aan de hooge loonen van het per
soneel, dat, indien zijn solidariteitsgevoel
geen phrase is, daartoe moest medewerken
ten bate der overige arbeiders, dan zal de
Regeering wel moeten ingrijpen en haar
vernietigingsrecht moeten hanteeren met
meer vrijmoedigheid dan tot nu toe.
De vrijheid der gemente toch is gewor
den tot een der grootste gevaren, die ons
bedreigen.
In dezen tijd mag van de Regeering wor
den gevraagd, dat zij vormt het centrale
punt van waaruit leiding wordt gegeven aan
ons met de crisis worstelend volk. De
zwaarte en de ernst van dien strijd kunnen
niet worden overschat.
Wanneer MacDonald en Brüning de ge
legenheid aangrijpen of zoeken om te spre
ken tot de natie, haar op te roepen om
allen tezamen de offers te brengen, die de
omstandigheden eischen om als één geheel
deze crisis door te vechten, dan blijft dat
spreken niet zonder gevolg. Dan weet een
volk, dat het een1 Regeering heeft, die het
samenbindt en schraagt en tot wie het op
kan zien in nood.
Moge onze Regeering het ook zoo willen
gaan zien. Ik begrijp, dat dit jaar de
Troonrede ons wel wat zal zeggen, maar
haar inhoud is gewoonlijk te veel gewikt
en gewogen om te kunnen geven de vol
heid, die wij in dit opzicht behoeven.
Ik hoop daarom, dat in dezen tijd, die
van het geheele volk vraagt méér plichts
betrachting, méér opoffering dan ooit te
voren, deze moreele steun der Regeering
niet meer zal ontbreken.
Bestuursverkiezing
Na deze rede werd het uitvoerig jaarver
slag goedgekeurd.
Hierna werd overgegaan tot de verkie
zing van nieuwe bestuursleden ter vervul
ling van de vacatures, ontstaan door het
periodiek aftreden van de heeren mr. A.
Haex, A. H. van Heek, C. A. Honig en .1.
Zwaardemaker Czn. en door het tusschen-
tijdsche aftreden van den heer Ir. J. A.
Kalff. In deze vacatures werd voorzien
door de benoeming van de heeren A. J. M.
Hulsman, G. van der Meulen, Joh. A. Laan,
II. Schmidt van Gelder en K. C. Honig
Mzn.
Na goedkeuring van de balans en de re
kening en verantwoording per 31 Decem
ber 1930 werden tot leden van de reke
ningscommissie voor het jaar 1931 aange
wezen de heeren jhr. C. C. Röell, ir. J. H.
Telders en ir. S. H. Stoffel met als plaats
vervangende leden de heeren J. C. Redele
Jr., A. P. J. Beukers en prof. I. P. de
Vooys.
Vervolgens werd ter voorbereiding van de
excursie naar de Zuiderzeewerken, die he
den wordt gehouden, een inleiding gegeven
door ir. J. H. Telders, voorzitter van de
Vereeniging „Het Grootbaggerbedrijf",
welke vereeniging als gastvrouwe van de
ledenvergadering optrad.
Daarna hield ir. C. Roebroek, lid van de
directie van den Wieringermeerpolder, een
belangwekkende beschouwing betreffende
indijking en industrie.
Ministerieele belangstelling
Het is thans zeker, dat Z. Exc. Minister
Verschuur het demonstratief Congres van t
R. K. Werkliedenverbond te Utrecht Zondag
a.s. zal bijwonen.
Uit persoonlijke mededeelingen is geble
ken, dat ook verschillende Katholieke Ka
merleden van hunne belangstelling zullen
doen blijken door aanwezig te zijn
Een tamelijk juiste schatting der ingeko
men berichten wettigt het vertrouwen, dat
niet minder dan 50.000 personen het Con
gres zuilen bezoeken.
Er zijn voor Zondag 24 extra treinen en
ruim 500 autobussen aangekondigd.
De Katholieke marinemannen zullen een
eerewacht vormen bij de H. Mis van Z. H.
Exc. Mgr. den Aartsbisschop op het Con-
gresteirein en bij het aefileeren voor den
Aartsbisschop in de Maliebaan.
In de Maliebaan belooft het een mooi
schouwspel te worden: de Utrechtsche pa-
tronaats.ieugd zal hier de congresbezoekers
begroeten.
Bedankt als lid der Tweede Kamer.
Naar het „Volk" meldt, zal de heer
Brautigam, benoemd tot wethouder van
Rotterdam, aftreden als lid der Tweede Ka
mer. Dit lag trouwens voor de hand, daar
een congresbesluit der S.DA..P. zich heeft
uitgesproken tegen de vereeniging van het
Kamerlidmaatschap en het wethouderschap
van een groote stad. Ook ligt het in het
voornemen van den heer Brautigam, af
scheid te nemen van de leiding van den
Centralen Bond van Transportarbeiders, wat
hij echter eerst op het eerstvolgende con
gres zal doen.
De heer J. ter Laan zou weer naar de
Kamer gaan en zal dus in aanmerking wil
len komen voor den opengevallen zetel van
den heer Brautigam; hi1 was bij de ver
kiezing van 1929 lijstaanvoerder en heeft na
zijn verkiezing tot wethouder als Kamerlid
bedankt.
Vastgebonden door onzichtbare handen.
Onzichtbare handen hielden deze vrouw
in haar bed. Zij hielden haar ledematen en
gewrichten zoo vast, dat zij nauwelijks n
staat was zich te bewegen. Dat waren de
handen van den urinezuur-vijand en diens
greep werd sterker en sterker!
Zij wanhoopte aan haar herstel, toen zy,
zooals zij 't zelf noemde, „een won
derbaarlijke ontdekking" deed. Zij ont
dekte Kruschen Salts. Leest eens noe 't haar
genas:
„Sinds langen tijd leed ik aan rheumattek.
De' pijn daarvan kan ik U niet beschrijven!
Zes maanden geleden begon ik met Kru
schen en was zeer verheugd, dat ik reeds
na een week 's nachts goed kon slapen. Dat
was iets wat ik sinds lang niet meer kende.
Mijn gewrichten schenen geheel verstijfd en
ik kon mij niet zonder pijn in bed omdraaien.
Nu slaap ik goed. beweeg me zonder pijn
en voel me gezond en mijn gewrichten schij
nen geheel vernieuwd te zijn. Ik beschouw
Kruschen als een wonderbaarlijke ontdek
king." Mevr. E. L.
Het organisme van den rheumatieklijder
produceert dat gevaarlijke lichaamsgif, be
kend als urinezuur, dat uit naald-scherpe
kristallen bestaat. Het wordt gevormd in
opgehoopte afvalstoffen, welke de spijsver
teringsorganen niet hebben afgescheiden.
Kruschen is een sterk oplossingsmiddel v-an
deze naald-scherpe kristallen. Het verwildert
snel de scherpe kanten ervan en verwijdert
ze dan uit Uw lichaam. Uw pijnen vermin
deren; opzwellingen verdwijnen; stijve ge
wrichten worden los.
Beter nog, Kruschen tast de bron van het
kwaad aan. Regelmatig gebruikt, houdt het
Uw lever en nieren in perfecte conditie,
zoodat deze afscheidingsorganen U Inwendig
vrij houden van alle vergifvormende afval
stoffen.
Kruschen, zooals U ziet, maakt de vorming
van het gevaarlijke urinezuur voor altijd
onmogelijk!
Kruschen Salts is uitsluitend verkrU^baar
bij alle apothekers en drogisten a f 090 en
1.60 per flacon. Hollandsche verpakking
waarborgt echtheid.
(Adv.)
70. Op een keer, dat Harlekijn z'n kun
sten voor gravin Dikkerdak vertoon
de, liet hij haar ook een paar mooie
bloemen zien, die hU in een pot mee
genomen had. „Begiet die twee bloe
men nu eens goed," verzocht hij.
71. „Nu zwaai ik met m'n armen over de
bloemen en u ziet er niet meer twee,
maar wel twintig!" „Kolossaal! mijn
heer de toovenaar," riep mevrouw Dik
kerdak; „Komt u binnen." Harlekijn
dacht al aan de rijke belooning die hij
zou krijgen.
72. „Hier is een zak met goud; doe r.u
met dien zak zooals je met de bloe-
men gedaan hebt," gebood de dame.
Maar dat kon de arme Harlekijn
niet en daarom joeg mevrouw Dik-
kerdak nem smadelijk weg.