HISTORISCHE KASTEELEN IN NEDERLAND TWEEDE BLAD ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1931 BLADZIJDE 1 IV. Het Loo a STADSNIEUWS DE MITTOVOS FINANCIËN ELCK WAT WILS Het Loo, sedert de laatste eeuw de zomer residentie van den Nederlandschen koning of koningin, is oud; behoort tot de oudste kasteelen van Nederland, al wil dit geens zins zeggen, dat er, èn in Gelderland èn el ders, niet zijn, die veel ouder geheeten kun nen worden. Dat betreft echter het zgn. oude Loo, waaraan in den loop van de laatste kwarteeuw bijzondere aandacht is geschon ken, tengevolge waarvan schennis, die door verwaarloozing of door willekeurige verbou wing heeft plaats gehad, is hersteld, en Waarvan de gracht, destijds gemakshalve ge dempt, opnieuw is gegraven en de valbrug in eere is hersteld. De eigenlijke oorsprong van dat oude Loo is niet terug te vinden; na sporingen hebben slechts aan het licht ge bracht, dat het oorspronkelijk een „hoorig goed" was, bekend onder den naam van; „Het Loe in Elbeninck Erf" in 1438 toebehoorende aan twee landheeren, Gerrit Noetboom van Harderwijk en Johannes Collert. Het moet van deze zijn geweest, dat maarschalk Johan Bentinck, levende in het eerste deel der zes tiende eeuw, de heerlijkheid met het daarbij behoorend jachtslot heeft gekocht, tenzij zijn ouders of grootouders of die zijner vrouw, ge sproten uit het edele Geldersche geslacht der Aopeltems, hem daarin zijn voorgegaan. Johan Bentinck weid reeds in 1503 met de heerlijkheid Arensberghe en de tienden in Engeland op de Veluwe gelegen, beleend; om streeks denzelfden tijd verkreeg hi) het jager meesterschap van de Veluwe en het Neder- rijkswald, en zooveel staat vast, dat om streeks de dertiger jaren van die eeuw in het toenmalige Kerspel Apeldoorn zijn vrij eigen goed gélegen was. Hjj droeg dit op 31 Aug. 1537 op aan Karei van Egmond, den zoon van Adolf, den kleinzoon van Amout, ge boren ten tijde van den onzaligen twist tus- schen vader en zoon. doch niettemin een der schitterendste regeerders, die het Geldersche Huis heeft voortgebracht. De Hertog nam die opdracht willig aan; uit erkentelijkheid voor dezen en anderen trouwen dienst maak te hij het jagermeesterschap op de Veluwe en in het Nederrijkswald, met al wat daartoe in die dagen behoorde, erfelijk in het ge slacht van Bentinck. Maar Johan Bentinck, wiens vrouw hem Vier dochters en vier zoons schonk, kon zijn goederen slechts nanilen aan den eenigen ge trouwden zoon, Adolf, die kinderloos over leed en wiens weduwe, Margaretha van Valck, op grond van de bepalingen, door Hertog Karei van Egmond gemaakt, aan ha ren schoonbroeder Seger van Arnhem, ge huwd met Anna Bentinck, het jagermeester schap moest afstaan. Het Loo bleef wel een wijle aan de vrouwelijke zijlinie van het ge slacht, want Aleida Bentinck verkreeg het tengevolge van erfenis van haren broeder, maar dat duurde niet lang. Geenszins is het dan ook onwaarschijnlijk dat, gelijk beweerd wordt, Maarten var Rossum op dezen burcht heeft getroond, in verband waarmede de over levering zelfs wilde, dat zich onder het oude Loo een loopgraaf bevindt, gaande naar den bijkans een uur verwijderden Cannenburgh te Vaassen, die in de roerige dagen, welke ook het oude Loo niet spaarden, door hem zou zijn gebruikt. Achtereenvolgens is het slot, dat wel voornamelijk als jachtslot dienst deed, en van waaruit menige luisterrijke jachtstoet van ridders en edele vrouwen is uitgetrokken, doch dat niettemin een vrij aanmerkelijke ruimte besloeg, gekomen in handen van de edelen van Arnhem, van Voorst, van Isendoorn, van Stepradt en van Doornick, die het slot met de daarbij be- hoorende heerlijkhe'd achtereenvolgens be zaten. Johan Carselis van Doornick was eigenaar in de jaren die volgden op den on- verwachten dood van den Stadhouder Wil lem II, die, ware hij blijven leven, tot de schitterendste figuren van zijn geslacht zou hebben behoord. Het is van dezen, dat Stadhouder Willem III, later Koning van Engeland, het goed kocht, gelijk hij van een der Amsterdamsche Bickers heeft gekocht het goed, waarop het latere lustslot van Soestdijk, bezit thans van H.M. de Koningin Moeder, is gebouwd. Wil lem III toch was niet slechts een voortreffe lijk ruiter, maar ook een hartstochtelijk ja ger, en het Loo trok hem aan als lustplaats. Hij verzamelde er menigmaal een aanzien lijk gezelschap, doch al spoedig bleek het hem, dat het oude Loo, zij het ook verfraaid en uitgebreid bij wat het vroeger was, niet aan de behoeften voldeed. Hij ging ertoe over om een nieuw gebouw te stichten in de onmiddellijke nabijheid van het reeds be staande; een nieuw gebouw, dat naar den smaak van dien tijd zou worden omgeven door een tuin, geheel in den kunstmatigen stijl van Le Notre, die hier en daar moge be koren, maar zeker in de natuurlijke omge ving van het Veluwe-landschap geen aan passing vond! Willem III organiseerde het jachtvermaak op Het Loo, gelijk tevoren niet was geschied; reigerkooien werden gebouwd, reusachtige troepen herten en wilde zwijnen werden uit het buitenland aangevoerd, en Martijn ver telt ons in zijn aantrekkelijke schets over Het Loo en zijn bewoners, dat een talrijk Personeel werd aangewezen om voor het on derhoud en de bewaking der jachtvelden zorg te dragen. Godart van Reede, later Graaf van Portland, met Willem III nauw bevriend, had het toezicht op de werkzaam heden van den bouw, die twee jaar duurde en waarbij het garnizoen van Harderwijk hielp. Men kon rustig voortbouwen; niet meer als in 1672 behoefde men te vreezen, dat stroopende Fransche troepen de omge ving onveilig zouden maken en wellicht Het Loo hadden vermeesterd, wanneer niet Jan van Sprang, achter hoornen en struiken ver borgen, zich zoo wakker met zijn trom roer de, dat de Franschen niet minder in verwar ring werden gebracht gelijk later hun wa penbroeders bij Quatrebras eveneens zou ge schieden. Nog voordat Prins Willem III den troon van Engeland in 1688 aan de zijde van zijn gemalin had bestegen, was naast het jachtslot, het oude Loo, een nieuw paleis verrezen, ingericht naar den eisch des tijds. Van Lennep en Hofdijk weten ons te ver halen, dat de bezitting 160 morgen lands besloeg; dat de gebouwen, lusthoven, beplan tingen, fonteinen en waterwerken naar den eisch des tijds waren opgesteld. Drie tuinen, zoo vertellen zij ons. die de geheele breedte van het hoofdgebouw met zijn zijvleugels besloegen, van elkander afgescheiden door rechte, lommerrijke lanen en alle omringd door terrassen en beplantingen, volgden el kander achter het paleis op, en verrukten den toenmaligen beschouwer door' hun regel matigheid, hun rijkdom van watersprongen, marmerbeelden, grotwerken, taxisfiguren, palmpyramiden en andere hofsieraden schoon ze ons thans, zoo voegen zij er aan toe, ondanks hun schaduwloosheid, zouden doen huiveren. De Koning-Stadhouder kwam bijna jaar lijks op Het Loo om er in zijn geliefkoosd jachtverblijf verkwikkende uitspanning te vinden. Nog wijst men dan ook in het Gar- dersche bosch een cp zichzelf staanden eik aan, Koningseik geraamd, waar Willem III zijn jachtmaaltijden hield. De beide bevoeg de schrijvers veronderstellen, dat deze ook wel eens voor schijf heeft gediend, gelijk h.i. scheuren in de schors kogels doen bespeu ren. De reigerjacht evenwel was het bij uit nemendheid, die er door den Vorst werd uit geoefend, waartoe de ruime heidevelden rondom het Uddelermeer zoo gunstig een uitlokkende gelegenheid boden. De Staten van Gelderland gaven den Koning-jager t bewijs hunner hulde door Het Loo en de buurtschap Noord-Apelöoorn op 10 Decem ber 1694 te verheffen tot een hooge heerlijk heid ten behoeve van hem en zijn nakome lingen. Maar deze nakomelingen bezat Willem III niet in de rechte iyn, en wel duidelijk werd dit gevoeld toen hij in 1702, op een leeftijd en een oogenblik, dat men nog zooveel van hem verwachtte, door den dommen val van een paard ten grave daalde. Het Loo be hoorde onder die bezittingen, die de erfge- rechtigden, zijnde Koning Frederik van Prui sen en Johan Willem Friso, elkander betwist ten. Eerst op 16 Juni 1732, dus lang nadat Friso in de golven van het Hollandsch Diep een graf had gevonden, onderteekenden de gevolmachtigden van zijn zoontje, den late- ren Prins-Stadhouder Willem TV, te Die ren de overeenkomst, waardoor Het Loo in zijn handen geraakte, en eigendom bleef van den Nassauschen stam. Toen dan ook in 1747 de Prins het Stadhouderschap der ge ünieerde provinciën aanvaardde, beschon ken de Staten van Gelderland bij besluit van 13 Januari 1748 Het Loo nogmaals met de rechten eener hooge heerlijk heid; ja zelfs vergrootten zij het gebied daarvan door de bijvoeging van het geheele Ambt van Apeldoorn en van het Uddeler meer. Het werd weer levendig in de zalen en er werden weer jachten gehouden in de bosschen, al vertoonde Willem IV zich geenszins zoo veelvuldig op Het Loo als zijn bloedverwant had gedaan. Zijn zoon, Wil lem V, die reeds op 18-jarigen leeftijd de waardigheid van zijn vader erfde, breidde vooral de diergaarde van Het Loo uit; ad miraal Van Braam was in staat, tenge volge van de verovering van Malabar, twee Aziatische olifanten daarvoor te schenken. Willem V schepte ln de jacht weinig ver maak; was echter een hartstochtelijk vis- scher, die veel aan het Uddelermeer ver toefde. Maar niets slechts dagen van rust en tevredenheid bracht Willem V, aan de zijde van Prinses Wilhelmina, in geaardheid wel geheel van hem verschillend, op Het Loo door; integendeel, de onrust, die zich ten gevolge van het drijven der Patriotten van ons land meester maakte, drong ook tot Apeldoorn door. Na de tusschenkomst van Pruisen, door den koninklijken broeder van Prinses Wilhelmina naar hier gebracht, deed Willem V in 1795 afstand van zijn waardigheid, en vertrok naar Engeland, om nimmer meer in het Vaderland terug te keeren. Het Loo beleefde in de jaren, die het vertrek van Willem V van de verheffing van den souvereinen Vorst in 1814 scheidd kwade tijden. Want de soldaten van de Fransche republiek, die de Nederlandsche Patriotten met open armen binnen haal den, maakten eers; van het jachtslot een hospitaal, en toen het getal der zieken tot bijna 6000 was gestegen, werden begrijpe lijkerwijze ook de zalen en de vertrekken van het paleis daarvoor bestemd. Deventer, Zutphen, Doesburg en Arnhem moesten vorderingen ten behoeve vah dit hospitaal voldoen en toen zij weigerachtig bleven, dreigde generaal Van Damme, die kort aan gelegd was, dat hij een deel van de besmet telijke huidziekten van Het Loo naar de burgers dier steden zou doen overbrengen. Later werd Het Loo verlaten, gedeeltelijk verwaarloosd, totdat Koning Lode wijk, die een goed vorst voor zijn land wilde zijn, maar die voor zijn machtigen broeder moest bukken, het een korten tijd bewoonde. Het was op grond van zijn bijgeloof, dat de gracht van het jachtslot werd gedempt; men had hem toch gezegd, dat hij zich in het algemeen voor water diende te hoeden. Van het paleis, door zijn bouwmeester Tibault gerestaureerd, deed hij de eetzaal tot kapel inrichten, en legde den straatweg aan, waardoor hij direct van uit Het Loo met de bewoonde wereld contact had, en gedurende zijn verblijf was er eiken Zon dag parade voor de garde, de ruiterij en het voetvolk. Maar Lodewijk, die gedurende zijn vierjarig koningschap drie Residenties in ons land had en evenveel kosten daaraan be steedde, liet ook Apeldoorn en Het Loo weer liggen. Nog eens kregen de bewoners van Apel doorn een glimp te zien van de schittering van het Fransche Keizerrijk, toen Napoleon, gedurende zijn verblijf in ons land in 1811, er enkele dagen vertoefde. Reeds tevoren was Keizerin Maria Louisa, vergezeld van de Prinses van Neuchatel, daar aangeko men. De Keizer zelf kwam vanuit Zwolle, begeleid door Duroc en een aanzienlijk ge volg. Het verhaal gaat, en het wordt ons ook door Van Lennep en Hofdijk overge bracht, dat de Keizer, alvorens hij zich op het paleis Het Loo zou hebben gewaagd, de omringende bosschen nauwkeurig zou hebben doen onderzoeken er letterlijk eiken arbei der zou hebben verboden in de nabijheid daarvan te vertoeven. Ongetwijfeld, de Kei zer kon weten, en degenen, die hem om ringden wisten inderdaad, dat hij niet ge liefd was in ons land, en zij zullen voor zorgen genomen hebben tegen een moge lijken aanslag. Maar dat een man, die zijn leven waagde in zoo tal van veldslagen, die te Parijs en elders wist eiken dag aan aan slagen bloot te staan, meer dan zelfs een der vorsten van den nieuwen tijd, zoo schuw zou zijn geweest, .valt niet wel aan te nemen. Wel was zijn verblijf kort, want midden in den '-acht werd c; ru s i fcelzeriük* slaapkamer, waar hij rustte achter de wit satijnen ledikant-gordijnen, gestoord. Twee koeriers kwamen met belangrijke berichten, en den volgenden dag reeds was de keizer vertrokken, teneinde nieuwe plannen voor zijn heerschappij voor te bereiden. Nadat de onafhankelijkheid van Neder land in 1813 was herwonnen, Willem I met het Koningschap was bekleed, werd het Loo in den ouden vorstelijken luister hersteld. Onder Willem I werden ruime vijvers gegra ven; Koning en Koningin genoten rust in de stille afgescheidenheid van de wereld; Prinses Marianne had er haar hofje ter zijde van het paleis. De vorstelijke familie voelde er zich t 1 OC-. d c":e ya1k«njacht werd weer in het leven geroepen, zulks van den eersten Juni tot den aanvang der volgende maand; zij had plaats rondom de Soeren- sche bosschen. Maar niet slechts vrede en :U. ft? HET LOO vroolijkheid heeft Willem I op Het Loo ge kend. Want, wanneer men in de dagen, dat het paleis ter bezichtiging voor het publiek openstaat, de trap aan de achterzijde op gaat, die leidt naar de audiëntiezaal, komt men in het vertrek, waarin hij op 7 October 1840 de acte teekende, krachtens welke hij afstand deed van den troon van Nederland ten behoeve van zijn oudsten zoon. Hij was daarbij omgeven van kinderen en kleinkin deren, en tegenwoordig waren de Ministers, de leden van den Raad van State en die van den geheimen Raad van Luxemburg, waarvan de groothertogelijke waardigheid mede in Willem II's handen werd gesteld. De daad van Koning Willem I, door z'n tijd- genooten sterk veroordeeld, komt ons meer begrijpelijk voor. De ontrouw van de groote mogendheden, die hem ondanks de acte van Weenen hadden gedwongen tot het onder teekenen van het verdrag met België, en daarnevens de tijdgeest, dien hij niet ver mocht te keeren, hadden hem vermoeid en maakten hem het regeeren te zwaar. Koning Willem I behoort tot de zeer merkwaardige figuren onder de vorsten, die het Huis Oran je ons heeft geschonken, en wanneer wij be denken wat hij voor ons land heeft gedaan en is geweest, dan dient hij met grooter er kentelijkheid herdacht dan menigmaal ge schiedt. Het waren moeilijke jaren, waarin Willem I op den Nederlandschen troon was gezeten; jaren, waarin Nederland moest worden omhoog gehaald uit het verval. Wil lem I heeft noch persoonlijke energie noch persoonlijke financieele hulp ontzien om zijn land te brengen daar. waar hij het gaarne had, en geen vorst was ondernemend gelijk hij. Gaf Willem II zijn liefde aan het door hem als het ware gestichte Tilburg en ver toefde hij overigens ineer te Soestdijk, hem door het Nederlandsche volk aangeboden als blijk van erkentelijkheid voor de dien sten, te Quatrebras en Waterloo bewezen Willem III heeft de liefde, die zijn naam genoot van bijkans twee eeuwen geleden toonde voor het Loo, geheel overgenomen. Hij heeft het, voor een groot deel althans, gemaakt tot de fraaie bezitting, die 't thans vormt, en reeds hij is er toe overgegaan om den omvang ervan aanmerkelijk te vergroo- ten, waarin Koningin Wilhelmina hem in menig opzicht is nagevolgd. In de tuinen, die het paleis omgeven, vindt men het Prin- sessehuisje, waar onze Koningin als kind zooveel aangename uren heeft doorgebracht, en dat ook in Prinses Juliana's jongste jeugd een zoo belangrijke factor is geweest. On middellijk bij de tuinen sluiten zich de bos schen aan, en te midden van de bosschen is gelegen het Aardhuis, waar de vorstelijke familie menigmaal vertoeft. Prins Hendrik heeft zijnerzijds niet nagelaten om de be langrijkheid van het. Loo in verschillend op zicht te vergrooten. Ook bij hem is de jacht een geliefkoosd vermaak, en dat is in de onmiddellijke omgeving van Het Loo en Apeldoorn duidelijk merkbaar. Maar ook overigens is de bezitting uitgebreid en ver beterd, zijn de zorgen, die men voor een dergelijke bezitting dient te hebben, toege nomen, en mag met recht gezegd worden, dat het hier geldt een vorstelijk domein, waarop het vorstelijk oog gedurende een groot deel van het jaar met welgevallen rust. Er is een niet onbelangrijk gedeelte van het jaar, dat men het Loo kan bezichtigen. Er is een grooter gedeelte van het jaar, dat men, dank zij de betreffende beschikkingen, kan gebruik maken van het heerlijk wande len, dat op de uitgestrekte gronden rondom het Loo bij uitstek kan geschieden. Meer en meer komt Apeldoorn naar Het Loo toe; niet slechts de lange en statige Loolaan verbindt het tot stad geworden dorp met het vorstelijk slot. Maar dank zij de ruime omgeving geniet de vorstelijke familie er een rust en een afzondering, die haar in Den Haag onmogelijk zcu kunnen worden aan geboden. En zoo zijn er altijd maanden ach tereen, dat het hoofd van het Nederland sche Staatsbestuur op Het Loo doorbrengt; zoo zijn de vele ministerieele crises, ge volg. van de Kamerverkiezingen in den vroe gen zomer, besproken en beslist op Het Loo, en zoo is er menig staatsman van welke kleur ook daarheen getogen, teneinde er door de Koningin te worden ontvangen. R. K. B. B. „St. Joseph" De jongens van de jeugdgroep, afdeeling Haarelm, moeten Zondagmorgen om kwart over 8 uur aan het station zijn, om geza menlijk naar de demonstratie in Utrecht te gaan. f Tentoonstelling op aquariumgebied De tentoonstelling op aquarium- en terra- riumgebied, welke in het Brongebouw gehou den wordt van 513 Sept. a.s., door de af- deeling Haarlem van den bond van Ned. apuariumhouders, wordt hedenmiddag ge opend. Er is o.a. een schitterende inzending zee water-aquaria, waaronder een met het thans nog slechts in dierentuinen voorkomende zeepaardje. Voorts is een bijzonderheid de electrische kabelverwarming der „Draka" welke als „nieuwheid" bij wijze van proef wordt aan gebracht in de aquaria. Van de zijde van het publiek bestaat groo te belangstelling voor deze tentoonstelling, gezien de medewerking, die de vereenlging van alle zijden ondervindt. Zooals bekend, zal de tentoonstelling in de morgenuren door tal van leerlingen der hoogste klas van de openbare en bijzondere lagere scholen bezocht worden, terwijl ook Winkelbediende; „Wenseht mevrouw nog iets anders?" De echtgenoot: „Nou is het mijn beurt; Wat kost het restantje, dar nog over is van dezen winkel?" (Gutierrez) U. L. O.-scholen en de Middelbare Onder wijsinrichtingen de tentoonstelling kunnen bezoeken in klasseverband. DE HUISVLIJTCOMMISSIE Van den secretaris dezer commissie moch ten wij vernemen, dat zich dagelijks nieuwe personen aanmelden, die gaarne zullen medewerken, om den Huisvlijtstand op de „Mittovos" aantrekkelijk en belangwekkend te maken. De binnenkomende toezeggingen yan bijdragen geven de zekerheid, dat velen in de zomermaanden hun vrije uren voor de Missie en de Missionarissen gaven en hun kunstvaardigheid in dienst van de Missie actie stelden. Toch blijkt het steeds meer, dat de pro paganda en aansporing, die in het voorjaar gemaakt werd, en waarbij scholen, patronaten, gezellen- en vakvereenigingen niet alleen werden aangezocht om mee te doen, maar bovendien bij leerlingen en leden dier in richtingen werd aangedrongen ook huisge- nooten en kennissen op de hoogte te stellen met de plannen der huisvlijtcommissie, niet alle katholieken in onze stad en haar omge ving heeft bereikt. Het zij ten overvloede voor deze belang stellenden nog eens herhaald, dat de Com missie het op prijs stelt, dat ieder kan mee doen. De Huisvlijtstand zal o.a. de volgende inzendingen gaarne ontvangen. Voorwerpen uit hout, carton of metaal vervaardigd, vlechtwerk, knoopwerk, pitriet- werk, kunstbloemen, batikwerk, fraaie hand werken, enz. enz. Tot het èinde van deze maand kan men zich nog aanmelden bij den secretaris, W. G. v. Seggelen, Bloemendaalscheweg 227, Overveen, die ook gaarne bereid is tot het geven van inlichtingen. Begin October ontvangt iedere deelnemer of groep van deelnemers bericht op welke dagen en uren de Commissie in het gebouw van de Mittovos aanwezig is, om de inzen dingen in ontvangst te nemen. R.K. Openbare Leeszaal en Bibliotheek Nieuwe aanwinsten De nieuwe aanwinsten der R. K. Open bare Leeszaal en Bibliotheek, Nieuwe Gracht 70, zijn de volgende Völlmar, H. F. A. Het Nederlandsch handelsrecht. Menkhorst, M. De zegelwet 1917, in 't kort bewerkt en toegelicht met diverse ministerieele beslissingen. Kleijntjens, J. De volkenbond. Coudenhove-KalerdjiR. N. Paneuropa, A.B.C. Systra, O. H. en J. J. HofNieuwe friesche spraakkunst. Broeders, T. W. Geert Groote en zijn invloed op het onderwijs. Sollitt, E. Richolson Mengelberg. Euchaussois, P. J. Heldhaftige vrouwen in de ijsvelden van den poolcirkel. Brensa, C. J. West-Indië. Nieuwenhuis, W. Triomf der levenden (mysteriespel). Julianus, A. H. Quickborn, eine Blüten- lese deutscher Poesie. Anthology of modern english poetry selected bij L. L. Schücking. Grazer, G. Leesmetodiek en moderne psychologie. Belloc, H. A. Conversation with a Cat. Wedderkop, H. von Das Buch von Rom (Was nicht im Baedeker steht, Bd XII). Lohms, N. Antonius, een verhaal van zijn leven. Bougaud, Mgr. Het leven van de H. Monica, vert. H. Brüning. N.B. De leeszaal is dagelijks geopend van 1012, 25, 79. 's Maandags van 25, 79. Het lidmaatschap bedraagt 2.50 's jaars. De nieuwe catalogus is verkrijgbaar tegen betaling van f 0.30 ets. 3 Abessynië 5 September Nu er gemeld wordt, dat de keizer van Abersynië de slavernij gaat afschaffen, kon ik u wel eens op wat ge leerdheid tracteeren. Abessynië, eigenlijk Habesj (Habaseh), heet in Egypte en Nu- bië Beled el Habesch of Beled el Habscha. De naam komt van het Portugeesche Abexius, een afleiding van het Arabische Habascha (mengelmoes van menschen). Niet dat het iemand interesseert, maar de voor naamste rivier is de Abaï (u ziet, de zetterij moet er zelfs aparte letterteekens voor la ten komen, maar we hebben graag wat voor onze lezers over). Voorts stroomen er de Atbara en haar zijrivier de Takazzé, later Setit geheeten, de Mareb, Chor el Gasch, Baro, Bako, Somat, Omo, Dsjoeb, Webi- Sjebehli en Hawasch. Al deze rivieren heb ben in den zomer water. De bevolking in teresseert u misschien nog minder. Welnu, de oorspronkelijke „Agau" worden nog aan getroffen in de provincies Agau en Agam- esser. De Falascha's en de Gamanten zijn helaas aan hen verwant; zij worden be- heerscht dcor de Geszvolken en als derde element heeft men de Gallavolken. Voor het geval u nog niet knock-out bent, diene dat de adel wordt onderverdeeld in meku- nen en moseso. Ieder weet natuurlijk, dat het rijk ver deeld is in zeven provinciën; Begember en Gccidar, Edschoe, Wollo, Aroessi, Kaffa, Godsjam en Dsjimma. Het is evenzeer een gemeenplaats, te vertellen, dat de landbouw meer in de Woina Dega beoefend wordt dan in de Kolla's en de Samhara. Ik mag echter niet verhelen, dat op 1500 M. hoogte de voor Abessynië karakteristieke Kolkwal euphorbia optreedt, die niet verward moet worden met het Sanga-rund, dat trouwens geen plant, maar een dier is. Dit alles toont wel, dat de Abessyniërs op een lagen trap van beschaving staan. Dit blijkt trouwens ook uit het feit, dat het Abessinische jaar bestaat uit 17 maanden van 48 dagen. Ieder twaalfde jaar is een schrikkeljaar en de Dinsdagen zijn in Abessynië nog onbekend. Hier wordt ech ter juist in de laatste maanden sterke pro paganda voor gemaakt. De vloot bestaat uit cavalerie en het leger wordt aangevoerd door een winkelier in kruidenierswaren. De reukwerkfabrikanten verpakken sigaretten bij hun parfums om ook de mannen tot het gebruik van dit vocht te overreden. Katten zijn er onbekend, doch de hoogleeraren rijden allen motorfiets. De geiten hebben zilveren sikken en de varkens bereiken een hoogte van 7 meter. De voornaamste uit voer van Abessynië bestaat uit civetkat ten, kauwgummi, knoopsgaten en lever. De treinen rijden het heele jaar, de muntsoort heet Maria Theresia-daalder en de boeren slapen in muilkorven, die overdag gebruikt worden voor het binnenhalen van de galla- batsalim mawatschakingschub (oogst). Wat die afschaffing van de slavernij betreft, dat is hoogstwaarschijnlijk een canard. Parochie H. Jeroen te Noord wijk Uitgifte obligatieleening van f 325.000 Het R. K. Kerkbestuur van de Parochie van den H. Jeroen te Noordwijk, gaat over tot de uitgifte eener 4 pet. obligatieleening, groot f 325.000, in stukken van f 1000, f 500 en f 100. De leening wordt gesloten met machti ging van den H. Stoel en met goedkeuring van Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, Bisschop van Haarlem. De koers van uitgifte bedraagt 98 pet. en de rente 4 pet. De opbrengst dezer leening zal worden aangewend tot aflossing der thans uitstaan de 5 pet. leeningen, dato 1925 en 1929, per resto groot resp. f 217.000 en f 98.500. De verplichtingen uit deze leening voort vloeiende, waren bij de 5 pet. obligatielee ning ruim voldoende gedekt, zoodat bij een rentevoet van 4 pet. de dekking meer dan ruim voldoende is. De leening is verdeeld in; 225 obligatiën van f 1000, 180 idem van f 500, en 100 idem van f 100. De eerste coupon vervalt 1 April 1932. Houders van 5 pet. niet uitgelote obliga tiën der leeningen 1925 en 1929, kunnen, voor zoolang de voorraad strekt, hunne stukken inwisselen tegen de thans aange boden obhgatiën, onder verrekening van koersverschil en rente. De coupons en lossingen zijn betaalbaar bij de N.V". Effectenkantoor F. Th. Everard te Amsterdam en Haarlem. Winkelier: „Wat voor een tanden borstel wilt u hebben?" Klant: „Een goeie stevige, want we binnen met z'n tienen." (Smith's Weekly) Trekjes No. 721 Stilleven 'n Grauw straatje. Met lage, opeengedrongen huisjes, die el kaar schijnen te steunen in de gezamenlijke ouderdom. En vóór een van die huisjes 'n triestig kliekje inboedel. Het staat klein saamgepakt op 't smalle, hobbelige stoepje. Van 'n vervelooze tafel zie je alleen de Wankele pooten, met splinter-scheuren bij de lompe, roestige spijkers. Op 'n karpet-fragment ligt wat bedde- Soed, goor en korsig, met gaten, die 't muffe stroo en zeegras bloot geven. Dan zijn er nog stoelende zittingen 2iJn kapot hier en daar, en 't hout is over- kwast met 'n leelijk rood beitsje. Er is 'n linnenkast met schimmelplekken Daar tegenaan leunen gordijn-rollen, Planken en 'n sportkarretje zonder banden. En op de tafel 'n arm verzamelingetje van Potten, pannen, borden, schaaltjes, beeldjes, 'n gedeukt petrolie-kannetje, 'n hoopje lijf- Boed.... Tegen 't muurtje hangt 'n rood-gevreten kacheltje zonder deurtjeen dat kachel tje torst nog 'n kist met „allerhande" Vergane boenders, kruiken, flesschen, poets- Boed, lampeglaasjes, 'n brandertje, 'n gas- armpje, 'n comfoortje en wat vergeelde boe ken en tijdschriften. En de achtergrond: 't kale geveltje met de beplakte ruitjes en t' bibberende kapel raampje. Achter de ruitjes 't gekwetste inte- rieurtje van kale vloer-deelen met rotte plekken en oude verfklodders. 't Heele straatje zwemt in zon. Dat is nu 'n wreede, onbarmhartige zon geworden die al dat geschamel op z'n zie ligst te kijk zet. Want niets blijft er verborgen nu't kleinste brokje verleefd huisraad ligt naakt in de meedoogenlooze zonne-schreeuw. MC En als het bij dat „stilleven" blijven kon dan was het nog niet erger dan erg Dan had dat stakkerige boeltje alleen met zichzelf te maken.... Dan had het tenminste nog rust in al z'n ellendigheid.... 'n beetje rust, tot aan het opnieuw veilig geborgen zijnom 't ver der leventje door te slijten zonder de schending van vreemde blikken en handen. Maar 'n stilleven is er nu eenmaal om be zichtigd te worden. En daar komen reeds de buren aan.... en ook de kinderen dier buren. De laatsten stellen er gaarne hun wande ling naar bosch of park voor uit. Want er is iets leuks te zieniets, dat niet zoo dikwels voorkomt. Er zijn buurvrouwen met gekamde, en er zijn buurvrouwen met nog ongekamde hoof den. Er zijn er met opgestroopte mouwen en dampende zeepsop-armen. Er zijn er met 'n jutte-zak als voorschoot, dat aan 'n punt wordt opgenomen, om niet te onfatsoenlijk bij 't schouwspel aanwezig te zijn. Er zijn buurvrouwen op klompen, en er zijn er op pantoffels. En zij scharen zich in 'n rü, meer 'n halve cirkel om het „uitgezette" inboeltje. Ochze bedoelen het niet zoo kwaad. Ze zijn er niet op uit om te spotten of wree de dingen te zeggen. Maar ze zijn er dan toch maar. En ze vragen elkander waar de gewezen bewoonster- met haar twee kinderen is. Een der best ingelichten deelt mee, dat de vrouw er op uit isom tenminste voor de eerste nacht geborgen te zijn. Er zijn kinderen met vuile snoetjes en stof-handjes. Er zijn kinderen met bandjes in de haren, er zijn er met snotneusjes en er zijn er met muggenbeten. Er zijn kinderen met schoentjes.... en anderen op klompjes, die lustig het geval om-klepperen. En die kinderen lachen Het is de lach van de zalige onwetend heidze zullen misschien zelf te vroeg kennismaken met 't harde leven in 't enge straatje Laat ze dus lachen, de stumperdsZe voelen niet, dat hun lach 'n gU beteekent. Ze lachen luider, want 'n kleuter van vier wijst op 'n water-potje vol zwarte deuk- sterren van afgeknapt emaille. 'n Ander neemt 'n beeldje van de tafel 'n grof, onsmakelijk dingske, overplekt met suikergoed-kleurtjes. Er komt 'n politie-agent aan, om de wacht te houden. Dat moet zoo. Z'n beschermende aanwezigheid bij 't waardelooze zoodje werkt als 'n hoonlach, maar brengt toch weer afwisseling. Men vraagt hem, of „buurvrouw" al on derdak heeft. Hij haalt z'n schouders opKomt en kel en alleen om te bewaken. De buurvrouwen krijgen gezelschap. Er komeen loopjongens, bestellers, werk lieden, voerluiEr komen menschen, die nuchter-ironisch doen.er komen men schen die mee-voelen.er komen er ook. die conclusies trekkenMaar allemaal komen ze toch om te kijken.... zooals er gekeken wordt naar 'n overreden hond, 'n gestorven kat of 'n omgewaaide boom na 'n nacht van storm. En de buurvrouwen pleiten. Ze vertellen, dat „die kerel" 'n zuiplap is en z'n vrouw en kinderen meest aan hun lot overlaat.... Ze vertellen, dat de kinderen vol blauwe plekken zitten.... door 't ran selen van de dronken vaderen dat ie er niks in ziet, om ook z'n vrouw af en toe 'n pak slaag te geven of naar. buiten te ja gen. Ze vertellen, dat ze de smeerlap 'n keer met z'n twaalven hebben opgewacht... en 'm vier emmers water óver z'n kop heb ben leeggegooid.... maar dat de vrouw 't toen later weer moest ontgelden. 'n Ander deelt mede, dat er aan „haar" óók wel wat mankeertdat ze smerig isveel snoept en elke week naar de film gaat. Ze krijgt weinig bijval en vijandige Mik keen waarschuwen haar, dat ze heel ver standig zal doen met 'r praatjes maar vóór d'r te houwen. En de kinderen lachen weer om 'n omge keerd portret en 'n bordje met verharde etens-resten. En de menschen kijken weer. En de zon gooit haar valsche schaterlach over 't op straat gezette rommeltje en de kijkende menigte. Buiten het steegje leeft en davert het straat-gedoe Er komt 'n sliert autobussen langs de scheurvol zingende kinderen die op "n j schoolreisje worden getrakteerd Ze knabbelen koek en reepen.zwaaien met mutsen en vlaggetjes en serpentines. Dan komt de vrouw er aan met haar twee kinderen Ze verbleekt bij 't zien van de dringende hoop nieuwsgierigen, die in wijkende schui feling 'n doorgangetje maken. De buurvrouwen vragen nog niks.... ze durven niet schijnt 't. De vrouw veegt met haar arm 't zweet en stof van 't gelaa'zet haar kinderen op 'n stuk bank tusschen 't huisraad.... gaat dan naar binnen.... komt terug met nog 'n bloempotje en 'n paar vergeten kleinig heidjes Haar naaste buur vraagt naar de uitslag van haar pogingen. Ze maakt 'n pijn-gebaar van „ik weet 't niet"fluistert dan, dat ze wellicht in 'n logement zal komen op kosten van de ge meente.... of in 't leger des heils.... of op '6 bureau. Ze nqoet weer wegop 'n bepaald uur bij „Armenzorg" of zoo iets komen.... laat haar kinderen achterwant zal niet zoo lang wegblijven meer. Ze gaat. Nu worden ook de kinderen bekeken, die zich vermaken met oude, gescheurde prenten uit 't kistje. 'n Buurvrouw komt aanloopen met hom pen snijkoek. De kleinen gulzigen aan de lekkernij. En er wordt weer gepraat van „stum perds" en „stakkers". Er komt dan 'n eind aan de grootste be langstellingen aan de zon. Ik weet niet hoe 't gegaan is.... 'n Oplossing komt er altijd wel voor zoo iets. Maar in de schemer van de wegvloeiende dag stond daar nog 't s'apeltje huisboel Nu als 'n grijs, spin-achtig silhouetje, zoo uit de verte bekeken Zoo was 't opnieuw 'n stilleven geworden G. N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5