HISTORISCHE KASTEELEN IN
NEDERLAND
TWEEDE BLAD
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1931
BLADZIJDE 1
IV.
Het Loo
a
STADSNIEUWS
DE MITTOVOS
FINANCIËN
ELCK WAT WILS
Het Loo, sedert de laatste eeuw de zomer
residentie van den Nederlandschen koning
of koningin, is oud; behoort tot de oudste
kasteelen van Nederland, al wil dit geens
zins zeggen, dat er, èn in Gelderland èn el
ders, niet zijn, die veel ouder geheeten kun
nen worden. Dat betreft echter het zgn. oude
Loo, waaraan in den loop van de laatste
kwarteeuw bijzondere aandacht is geschon
ken, tengevolge waarvan schennis, die door
verwaarloozing of door willekeurige verbou
wing heeft plaats gehad, is hersteld, en
Waarvan de gracht, destijds gemakshalve ge
dempt, opnieuw is gegraven en de valbrug in
eere is hersteld. De eigenlijke oorsprong van
dat oude Loo is niet terug te vinden; na
sporingen hebben slechts aan het licht ge
bracht, dat het oorspronkelijk een „hoorig
goed" was, bekend onder den naam van; „Het
Loe in Elbeninck Erf" in 1438 toebehoorende
aan twee landheeren, Gerrit Noetboom van
Harderwijk en Johannes Collert. Het moet
van deze zijn geweest, dat maarschalk Johan
Bentinck, levende in het eerste deel der zes
tiende eeuw, de heerlijkheid met het daarbij
behoorend jachtslot heeft gekocht, tenzij zijn
ouders of grootouders of die zijner vrouw, ge
sproten uit het edele Geldersche geslacht
der Aopeltems, hem daarin zijn voorgegaan.
Johan Bentinck weid reeds in 1503 met de
heerlijkheid Arensberghe en de tienden in
Engeland op de Veluwe gelegen, beleend; om
streeks denzelfden tijd verkreeg hi) het jager
meesterschap van de Veluwe en het Neder-
rijkswald, en zooveel staat vast, dat om
streeks de dertiger jaren van die eeuw in het
toenmalige Kerspel Apeldoorn zijn vrij eigen
goed gélegen was. Hjj droeg dit op 31 Aug.
1537 op aan Karei van Egmond, den zoon
van Adolf, den kleinzoon van Amout, ge
boren ten tijde van den onzaligen twist tus-
schen vader en zoon. doch niettemin een der
schitterendste regeerders, die het Geldersche
Huis heeft voortgebracht. De Hertog nam
die opdracht willig aan; uit erkentelijkheid
voor dezen en anderen trouwen dienst maak
te hij het jagermeesterschap op de Veluwe en
in het Nederrijkswald, met al wat daartoe
in die dagen behoorde, erfelijk in het ge
slacht van Bentinck.
Maar Johan Bentinck, wiens vrouw hem
Vier dochters en vier zoons schonk, kon zijn
goederen slechts nanilen aan den eenigen ge
trouwden zoon, Adolf, die kinderloos over
leed en wiens weduwe, Margaretha van
Valck, op grond van de bepalingen, door
Hertog Karei van Egmond gemaakt, aan ha
ren schoonbroeder Seger van Arnhem, ge
huwd met Anna Bentinck, het jagermeester
schap moest afstaan. Het Loo bleef wel een
wijle aan de vrouwelijke zijlinie van het ge
slacht, want Aleida Bentinck verkreeg het
tengevolge van erfenis van haren broeder,
maar dat duurde niet lang. Geenszins is het
dan ook onwaarschijnlijk dat, gelijk beweerd
wordt, Maarten var Rossum op dezen burcht
heeft getroond, in verband waarmede de over
levering zelfs wilde, dat zich onder het oude
Loo een loopgraaf bevindt, gaande naar den
bijkans een uur verwijderden Cannenburgh te
Vaassen, die in de roerige dagen, welke ook
het oude Loo niet spaarden, door hem zou
zijn gebruikt. Achtereenvolgens is het slot,
dat wel voornamelijk als jachtslot dienst
deed, en van waaruit menige luisterrijke
jachtstoet van ridders en edele vrouwen is
uitgetrokken, doch dat niettemin een vrij
aanmerkelijke ruimte besloeg, gekomen in
handen van de edelen van Arnhem, van
Voorst, van Isendoorn, van Stepradt en van
Doornick, die het slot met de daarbij be-
hoorende heerlijkhe'd achtereenvolgens be
zaten. Johan Carselis van Doornick was
eigenaar in de jaren die volgden op den on-
verwachten dood van den Stadhouder Wil
lem II, die, ware hij blijven leven, tot de
schitterendste figuren van zijn geslacht zou
hebben behoord.
Het is van dezen, dat Stadhouder Willem
III, later Koning van Engeland, het goed
kocht, gelijk hij van een der Amsterdamsche
Bickers heeft gekocht het goed, waarop het
latere lustslot van Soestdijk, bezit thans van
H.M. de Koningin Moeder, is gebouwd. Wil
lem III toch was niet slechts een voortreffe
lijk ruiter, maar ook een hartstochtelijk ja
ger, en het Loo trok hem aan als lustplaats.
Hij verzamelde er menigmaal een aanzien
lijk gezelschap, doch al spoedig bleek het
hem, dat het oude Loo, zij het ook verfraaid
en uitgebreid bij wat het vroeger was, niet
aan de behoeften voldeed. Hij ging ertoe
over om een nieuw gebouw te stichten in de
onmiddellijke nabijheid van het reeds be
staande; een nieuw gebouw, dat naar den
smaak van dien tijd zou worden omgeven
door een tuin, geheel in den kunstmatigen
stijl van Le Notre, die hier en daar moge be
koren, maar zeker in de natuurlijke omge
ving van het Veluwe-landschap geen aan
passing vond!
Willem III organiseerde het jachtvermaak
op Het Loo, gelijk tevoren niet was geschied;
reigerkooien werden gebouwd, reusachtige
troepen herten en wilde zwijnen werden uit
het buitenland aangevoerd, en Martijn ver
telt ons in zijn aantrekkelijke schets over
Het Loo en zijn bewoners, dat een talrijk
Personeel werd aangewezen om voor het on
derhoud en de bewaking der jachtvelden
zorg te dragen. Godart van Reede, later
Graaf van Portland, met Willem III nauw
bevriend, had het toezicht op de werkzaam
heden van den bouw, die twee jaar duurde
en waarbij het garnizoen van Harderwijk
hielp. Men kon rustig voortbouwen; niet
meer als in 1672 behoefde men te vreezen,
dat stroopende Fransche troepen de omge
ving onveilig zouden maken en wellicht Het
Loo hadden vermeesterd, wanneer niet Jan
van Sprang, achter hoornen en struiken ver
borgen, zich zoo wakker met zijn trom roer
de, dat de Franschen niet minder in verwar
ring werden gebracht gelijk later hun wa
penbroeders bij Quatrebras eveneens zou ge
schieden. Nog voordat Prins Willem III den
troon van Engeland in 1688 aan de zijde van
zijn gemalin had bestegen, was naast het
jachtslot, het oude Loo, een nieuw paleis
verrezen, ingericht naar den eisch des tijds.
Van Lennep en Hofdijk weten ons te ver
halen, dat de bezitting 160 morgen lands
besloeg; dat de gebouwen, lusthoven, beplan
tingen, fonteinen en waterwerken naar den
eisch des tijds waren opgesteld. Drie tuinen,
zoo vertellen zij ons. die de geheele breedte
van het hoofdgebouw met zijn zijvleugels
besloegen, van elkander afgescheiden door
rechte, lommerrijke lanen en alle omringd
door terrassen en beplantingen, volgden el
kander achter het paleis op, en verrukten
den toenmaligen beschouwer door' hun regel
matigheid, hun rijkdom van watersprongen,
marmerbeelden, grotwerken, taxisfiguren,
palmpyramiden en andere hofsieraden
schoon ze ons thans, zoo voegen zij er aan
toe, ondanks hun schaduwloosheid, zouden
doen huiveren.
De Koning-Stadhouder kwam bijna jaar
lijks op Het Loo om er in zijn geliefkoosd
jachtverblijf verkwikkende uitspanning te
vinden. Nog wijst men dan ook in het Gar-
dersche bosch een cp zichzelf staanden eik
aan, Koningseik geraamd, waar Willem III
zijn jachtmaaltijden hield. De beide bevoeg
de schrijvers veronderstellen, dat deze ook
wel eens voor schijf heeft gediend, gelijk h.i.
scheuren in de schors kogels doen bespeu
ren. De reigerjacht evenwel was het bij uit
nemendheid, die er door den Vorst werd uit
geoefend, waartoe de ruime heidevelden
rondom het Uddelermeer zoo gunstig een
uitlokkende gelegenheid boden. De Staten
van Gelderland gaven den Koning-jager t
bewijs hunner hulde door Het Loo en de
buurtschap Noord-Apelöoorn op 10 Decem
ber 1694 te verheffen tot een hooge heerlijk
heid ten behoeve van hem en zijn nakome
lingen.
Maar deze nakomelingen bezat Willem III
niet in de rechte iyn, en wel duidelijk werd
dit gevoeld toen hij in 1702, op een leeftijd
en een oogenblik, dat men nog zooveel van
hem verwachtte, door den dommen val van
een paard ten grave daalde. Het Loo be
hoorde onder die bezittingen, die de erfge-
rechtigden, zijnde Koning Frederik van Prui
sen en Johan Willem Friso, elkander betwist
ten. Eerst op 16 Juni 1732, dus lang nadat
Friso in de golven van het Hollandsch Diep
een graf had gevonden, onderteekenden de
gevolmachtigden van zijn zoontje, den late-
ren Prins-Stadhouder Willem TV, te Die
ren de overeenkomst, waardoor Het Loo in
zijn handen geraakte, en eigendom bleef van
den Nassauschen stam. Toen dan ook in
1747 de Prins het Stadhouderschap der ge
ünieerde provinciën aanvaardde, beschon
ken de Staten van Gelderland bij besluit
van 13 Januari 1748 Het Loo nogmaals
met de rechten eener hooge heerlijk
heid; ja zelfs vergrootten zij het gebied
daarvan door de bijvoeging van het geheele
Ambt van Apeldoorn en van het Uddeler
meer. Het werd weer levendig in de zalen
en er werden weer jachten gehouden in de
bosschen, al vertoonde Willem IV zich
geenszins zoo veelvuldig op Het Loo als zijn
bloedverwant had gedaan. Zijn zoon, Wil
lem V, die reeds op 18-jarigen leeftijd de
waardigheid van zijn vader erfde, breidde
vooral de diergaarde van Het Loo uit; ad
miraal Van Braam was in staat, tenge
volge van de verovering van Malabar, twee
Aziatische olifanten daarvoor te schenken.
Willem V schepte ln de jacht weinig ver
maak; was echter een hartstochtelijk vis-
scher, die veel aan het Uddelermeer ver
toefde. Maar niets slechts dagen van rust
en tevredenheid bracht Willem V, aan de
zijde van Prinses Wilhelmina, in geaardheid
wel geheel van hem verschillend, op Het Loo
door; integendeel, de onrust, die zich ten
gevolge van het drijven der Patriotten van
ons land meester maakte, drong ook tot
Apeldoorn door. Na de tusschenkomst van
Pruisen, door den koninklijken broeder van
Prinses Wilhelmina naar hier gebracht,
deed Willem V in 1795 afstand van zijn
waardigheid, en vertrok naar Engeland, om
nimmer meer in het Vaderland terug te
keeren.
Het Loo beleefde in de jaren, die het
vertrek van Willem V van de verheffing
van den souvereinen Vorst in 1814 scheidd
kwade tijden. Want de soldaten van de
Fransche republiek, die de Nederlandsche
Patriotten met open armen binnen haal
den, maakten eers; van het jachtslot een
hospitaal, en toen het getal der zieken tot
bijna 6000 was gestegen, werden begrijpe
lijkerwijze ook de zalen en de vertrekken
van het paleis daarvoor bestemd. Deventer,
Zutphen, Doesburg en Arnhem moesten
vorderingen ten behoeve vah dit hospitaal
voldoen en toen zij weigerachtig bleven,
dreigde generaal Van Damme, die kort aan
gelegd was, dat hij een deel van de besmet
telijke huidziekten van Het Loo naar de
burgers dier steden zou doen overbrengen.
Later werd Het Loo verlaten, gedeeltelijk
verwaarloosd, totdat Koning Lode wijk, die
een goed vorst voor zijn land wilde zijn,
maar die voor zijn machtigen broeder moest
bukken, het een korten tijd bewoonde. Het
was op grond van zijn bijgeloof, dat de
gracht van het jachtslot werd gedempt;
men had hem toch gezegd, dat hij zich in
het algemeen voor water diende te hoeden.
Van het paleis, door zijn bouwmeester
Tibault gerestaureerd, deed hij de eetzaal
tot kapel inrichten, en legde den straatweg
aan, waardoor hij direct van uit Het Loo
met de bewoonde wereld contact had, en
gedurende zijn verblijf was er eiken Zon
dag parade voor de garde, de ruiterij en het
voetvolk. Maar Lodewijk, die gedurende zijn
vierjarig koningschap drie Residenties in
ons land had en evenveel kosten daaraan be
steedde, liet ook Apeldoorn en Het Loo
weer liggen.
Nog eens kregen de bewoners van Apel
doorn een glimp te zien van de schittering
van het Fransche Keizerrijk, toen Napoleon,
gedurende zijn verblijf in ons land in 1811,
er enkele dagen vertoefde. Reeds tevoren
was Keizerin Maria Louisa, vergezeld van
de Prinses van Neuchatel, daar aangeko
men. De Keizer zelf kwam vanuit Zwolle,
begeleid door Duroc en een aanzienlijk ge
volg. Het verhaal gaat, en het wordt ons
ook door Van Lennep en Hofdijk overge
bracht, dat de Keizer, alvorens hij zich op
het paleis Het Loo zou hebben gewaagd, de
omringende bosschen nauwkeurig zou hebben
doen onderzoeken er letterlijk eiken arbei
der zou hebben verboden in de nabijheid
daarvan te vertoeven. Ongetwijfeld, de Kei
zer kon weten, en degenen, die hem om
ringden wisten inderdaad, dat hij niet ge
liefd was in ons land, en zij zullen voor
zorgen genomen hebben tegen een moge
lijken aanslag. Maar dat een man, die zijn
leven waagde in zoo tal van veldslagen, die
te Parijs en elders wist eiken dag aan aan
slagen bloot te staan, meer dan zelfs een der
vorsten van den nieuwen tijd, zoo schuw zou
zijn geweest, .valt niet wel aan te nemen.
Wel was zijn verblijf kort, want midden in
den '-acht werd c; ru s i fcelzeriük*
slaapkamer, waar hij rustte achter de wit
satijnen ledikant-gordijnen, gestoord. Twee
koeriers kwamen met belangrijke berichten,
en den volgenden dag reeds was de keizer
vertrokken, teneinde nieuwe plannen voor
zijn heerschappij voor te bereiden.
Nadat de onafhankelijkheid van Neder
land in 1813 was herwonnen, Willem I met
het Koningschap was bekleed, werd het Loo
in den ouden vorstelijken luister hersteld.
Onder Willem I werden ruime vijvers gegra
ven; Koning en Koningin genoten rust in
de stille afgescheidenheid van de wereld;
Prinses Marianne had er haar hofje ter zijde
van het paleis. De vorstelijke familie voelde
er zich t 1 OC-. d c":e ya1k«njacht werd
weer in het leven geroepen, zulks van den
eersten Juni tot den aanvang der volgende
maand; zij had plaats rondom de Soeren-
sche bosschen. Maar niet slechts vrede en
:U. ft?
HET LOO
vroolijkheid heeft Willem I op Het Loo ge
kend. Want, wanneer men in de dagen, dat
het paleis ter bezichtiging voor het publiek
openstaat, de trap aan de achterzijde op
gaat, die leidt naar de audiëntiezaal, komt
men in het vertrek, waarin hij op 7 October
1840 de acte teekende, krachtens welke hij
afstand deed van den troon van Nederland
ten behoeve van zijn oudsten zoon. Hij was
daarbij omgeven van kinderen en kleinkin
deren, en tegenwoordig waren de Ministers,
de leden van den Raad van State en die
van den geheimen Raad van Luxemburg,
waarvan de groothertogelijke waardigheid
mede in Willem II's handen werd gesteld.
De daad van Koning Willem I, door z'n tijd-
genooten sterk veroordeeld, komt ons meer
begrijpelijk voor. De ontrouw van de groote
mogendheden, die hem ondanks de acte van
Weenen hadden gedwongen tot het onder
teekenen van het verdrag met België, en
daarnevens de tijdgeest, dien hij niet ver
mocht te keeren, hadden hem vermoeid en
maakten hem het regeeren te zwaar. Koning
Willem I behoort tot de zeer merkwaardige
figuren onder de vorsten, die het Huis Oran
je ons heeft geschonken, en wanneer wij be
denken wat hij voor ons land heeft gedaan
en is geweest, dan dient hij met grooter er
kentelijkheid herdacht dan menigmaal ge
schiedt. Het waren moeilijke jaren, waarin
Willem I op den Nederlandschen troon was
gezeten; jaren, waarin Nederland moest
worden omhoog gehaald uit het verval. Wil
lem I heeft noch persoonlijke energie noch
persoonlijke financieele hulp ontzien om zijn
land te brengen daar. waar hij het gaarne
had, en geen vorst was ondernemend gelijk
hij.
Gaf Willem II zijn liefde aan het door
hem als het ware gestichte Tilburg en ver
toefde hij overigens ineer te Soestdijk, hem
door het Nederlandsche volk aangeboden
als blijk van erkentelijkheid voor de dien
sten, te Quatrebras en Waterloo bewezen
Willem III heeft de liefde, die zijn naam
genoot van bijkans twee eeuwen geleden
toonde voor het Loo, geheel overgenomen.
Hij heeft het, voor een groot deel althans,
gemaakt tot de fraaie bezitting, die 't thans
vormt, en reeds hij is er toe overgegaan om
den omvang ervan aanmerkelijk te vergroo-
ten, waarin Koningin Wilhelmina hem in
menig opzicht is nagevolgd. In de tuinen,
die het paleis omgeven, vindt men het Prin-
sessehuisje, waar onze Koningin als kind
zooveel aangename uren heeft doorgebracht,
en dat ook in Prinses Juliana's jongste jeugd
een zoo belangrijke factor is geweest. On
middellijk bij de tuinen sluiten zich de bos
schen aan, en te midden van de bosschen is
gelegen het Aardhuis, waar de vorstelijke
familie menigmaal vertoeft. Prins Hendrik
heeft zijnerzijds niet nagelaten om de be
langrijkheid van het. Loo in verschillend op
zicht te vergrooten. Ook bij hem is de jacht
een geliefkoosd vermaak, en dat is in de
onmiddellijke omgeving van Het Loo en
Apeldoorn duidelijk merkbaar. Maar ook
overigens is de bezitting uitgebreid en ver
beterd, zijn de zorgen, die men voor een
dergelijke bezitting dient te hebben, toege
nomen, en mag met recht gezegd worden,
dat het hier geldt een vorstelijk domein,
waarop het vorstelijk oog gedurende een
groot deel van het jaar met welgevallen rust.
Er is een niet onbelangrijk gedeelte van
het jaar, dat men het Loo kan bezichtigen.
Er is een grooter gedeelte van het jaar, dat
men, dank zij de betreffende beschikkingen,
kan gebruik maken van het heerlijk wande
len, dat op de uitgestrekte gronden rondom
het Loo bij uitstek kan geschieden. Meer en
meer komt Apeldoorn naar Het Loo toe;
niet slechts de lange en statige Loolaan
verbindt het tot stad geworden dorp met
het vorstelijk slot. Maar dank zij de ruime
omgeving geniet de vorstelijke familie er een
rust en een afzondering, die haar in Den
Haag onmogelijk zcu kunnen worden aan
geboden. En zoo zijn er altijd maanden ach
tereen, dat het hoofd van het Nederland
sche Staatsbestuur op Het Loo doorbrengt;
zoo zijn de vele ministerieele crises, ge
volg. van de Kamerverkiezingen in den vroe
gen zomer, besproken en beslist op Het Loo,
en zoo is er menig staatsman van welke
kleur ook daarheen getogen, teneinde er
door de Koningin te worden ontvangen.
R. K. B. B. „St. Joseph"
De jongens van de jeugdgroep, afdeeling
Haarelm, moeten Zondagmorgen om kwart
over 8 uur aan het station zijn, om geza
menlijk naar de demonstratie in Utrecht
te gaan. f
Tentoonstelling op aquariumgebied
De tentoonstelling op aquarium- en terra-
riumgebied, welke in het Brongebouw gehou
den wordt van 513 Sept. a.s., door de af-
deeling Haarlem van den bond van Ned.
apuariumhouders, wordt hedenmiddag ge
opend.
Er is o.a. een schitterende inzending zee
water-aquaria, waaronder een met het thans
nog slechts in dierentuinen voorkomende
zeepaardje.
Voorts is een bijzonderheid de electrische
kabelverwarming der „Draka" welke als
„nieuwheid" bij wijze van proef wordt aan
gebracht in de aquaria.
Van de zijde van het publiek bestaat groo
te belangstelling voor deze tentoonstelling,
gezien de medewerking, die de vereenlging
van alle zijden ondervindt.
Zooals bekend, zal de tentoonstelling in de
morgenuren door tal van leerlingen der
hoogste klas van de openbare en bijzondere
lagere scholen bezocht worden, terwijl ook
Winkelbediende; „Wenseht mevrouw
nog iets anders?"
De echtgenoot: „Nou is het mijn
beurt; Wat kost het restantje, dar
nog over is van dezen winkel?"
(Gutierrez)
U. L. O.-scholen en de Middelbare Onder
wijsinrichtingen de tentoonstelling kunnen
bezoeken in klasseverband.
DE HUISVLIJTCOMMISSIE
Van den secretaris dezer commissie moch
ten wij vernemen, dat zich dagelijks nieuwe
personen aanmelden, die gaarne zullen
medewerken, om den Huisvlijtstand op de
„Mittovos" aantrekkelijk en belangwekkend
te maken. De binnenkomende toezeggingen
yan bijdragen geven de zekerheid, dat velen
in de zomermaanden hun vrije uren voor de
Missie en de Missionarissen gaven en hun
kunstvaardigheid in dienst van de Missie
actie stelden.
Toch blijkt het steeds meer, dat de pro
paganda en aansporing, die in het voorjaar
gemaakt werd, en waarbij scholen, patronaten,
gezellen- en vakvereenigingen niet alleen
werden aangezocht om mee te doen, maar
bovendien bij leerlingen en leden dier in
richtingen werd aangedrongen ook huisge-
nooten en kennissen op de hoogte te stellen
met de plannen der huisvlijtcommissie, niet
alle katholieken in onze stad en haar omge
ving heeft bereikt.
Het zij ten overvloede voor deze belang
stellenden nog eens herhaald, dat de Com
missie het op prijs stelt, dat ieder kan mee
doen.
De Huisvlijtstand zal o.a. de volgende
inzendingen gaarne ontvangen.
Voorwerpen uit hout, carton of metaal
vervaardigd, vlechtwerk, knoopwerk, pitriet-
werk, kunstbloemen, batikwerk, fraaie hand
werken, enz. enz.
Tot het èinde van deze maand kan men
zich nog aanmelden bij den secretaris,
W. G. v. Seggelen, Bloemendaalscheweg
227, Overveen, die ook gaarne bereid is tot
het geven van inlichtingen.
Begin October ontvangt iedere deelnemer
of groep van deelnemers bericht op welke
dagen en uren de Commissie in het gebouw
van de Mittovos aanwezig is, om de inzen
dingen in ontvangst te nemen.
R.K. Openbare Leeszaal
en Bibliotheek
Nieuwe aanwinsten
De nieuwe aanwinsten der R. K. Open
bare Leeszaal en Bibliotheek, Nieuwe Gracht
70, zijn de volgende
Völlmar, H. F. A. Het Nederlandsch
handelsrecht.
Menkhorst, M. De zegelwet 1917, in
't kort bewerkt en toegelicht met diverse
ministerieele beslissingen.
Kleijntjens, J. De volkenbond.
Coudenhove-KalerdjiR. N. Paneuropa,
A.B.C.
Systra, O. H. en J. J. HofNieuwe
friesche spraakkunst.
Broeders, T. W. Geert Groote en zijn
invloed op het onderwijs.
Sollitt, E. Richolson Mengelberg.
Euchaussois, P. J. Heldhaftige vrouwen
in de ijsvelden van den poolcirkel.
Brensa, C. J. West-Indië.
Nieuwenhuis, W. Triomf der levenden
(mysteriespel).
Julianus, A. H. Quickborn, eine Blüten-
lese deutscher Poesie.
Anthology of modern english poetry
selected bij L. L. Schücking.
Grazer, G. Leesmetodiek en moderne
psychologie.
Belloc, H. A. Conversation with a Cat.
Wedderkop, H. von Das Buch von Rom
(Was nicht im Baedeker steht, Bd XII).
Lohms, N. Antonius, een verhaal van
zijn leven.
Bougaud, Mgr. Het leven van de H.
Monica, vert. H. Brüning.
N.B. De leeszaal is dagelijks geopend van
1012, 25, 79. 's Maandags van 25,
79. Het lidmaatschap bedraagt 2.50
's jaars. De nieuwe catalogus is verkrijgbaar
tegen betaling van f 0.30 ets.
3
Abessynië
5 September Nu er gemeld wordt, dat
de keizer van Abersynië de slavernij gaat
afschaffen, kon ik u wel eens op wat ge
leerdheid tracteeren. Abessynië, eigenlijk
Habesj (Habaseh), heet in Egypte en Nu-
bië Beled el Habesch of Beled el Habscha.
De naam komt van het Portugeesche
Abexius, een afleiding van het Arabische
Habascha (mengelmoes van menschen). Niet
dat het iemand interesseert, maar de voor
naamste rivier is de Abaï (u ziet, de zetterij
moet er zelfs aparte letterteekens voor la
ten komen, maar we hebben graag wat voor
onze lezers over). Voorts stroomen er de
Atbara en haar zijrivier de Takazzé, later
Setit geheeten, de Mareb, Chor el Gasch,
Baro, Bako, Somat, Omo, Dsjoeb, Webi-
Sjebehli en Hawasch. Al deze rivieren heb
ben in den zomer water. De bevolking in
teresseert u misschien nog minder. Welnu,
de oorspronkelijke „Agau" worden nog aan
getroffen in de provincies Agau en Agam-
esser. De Falascha's en de Gamanten zijn
helaas aan hen verwant; zij worden be-
heerscht dcor de Geszvolken en als derde
element heeft men de Gallavolken. Voor het
geval u nog niet knock-out bent, diene
dat de adel wordt onderverdeeld in meku-
nen en moseso.
Ieder weet natuurlijk, dat het rijk ver
deeld is in zeven provinciën; Begember en
Gccidar, Edschoe, Wollo, Aroessi, Kaffa,
Godsjam en Dsjimma. Het is evenzeer een
gemeenplaats, te vertellen, dat de landbouw
meer in de Woina Dega beoefend wordt
dan in de Kolla's en de Samhara. Ik mag
echter niet verhelen, dat op 1500 M. hoogte
de voor Abessynië karakteristieke Kolkwal
euphorbia optreedt, die niet verward moet
worden met het Sanga-rund, dat trouwens
geen plant, maar een dier is.
Dit alles toont wel, dat de Abessyniërs
op een lagen trap van beschaving staan.
Dit blijkt trouwens ook uit het feit, dat het
Abessinische jaar bestaat uit 17 maanden
van 48 dagen. Ieder twaalfde jaar is een
schrikkeljaar en de Dinsdagen zijn in
Abessynië nog onbekend. Hier wordt ech
ter juist in de laatste maanden sterke pro
paganda voor gemaakt. De vloot bestaat
uit cavalerie en het leger wordt aangevoerd
door een winkelier in kruidenierswaren. De
reukwerkfabrikanten verpakken sigaretten
bij hun parfums om ook de mannen tot het
gebruik van dit vocht te overreden. Katten
zijn er onbekend, doch de hoogleeraren
rijden allen motorfiets. De geiten hebben
zilveren sikken en de varkens bereiken een
hoogte van 7 meter. De voornaamste uit
voer van Abessynië bestaat uit civetkat
ten, kauwgummi, knoopsgaten en lever. De
treinen rijden het heele jaar, de muntsoort
heet Maria Theresia-daalder en de boeren
slapen in muilkorven, die overdag gebruikt
worden voor het binnenhalen van de galla-
batsalim mawatschakingschub (oogst).
Wat die afschaffing van de slavernij
betreft, dat is hoogstwaarschijnlijk een
canard.
Parochie H. Jeroen te Noord wijk
Uitgifte obligatieleening van f 325.000
Het R. K. Kerkbestuur van de Parochie
van den H. Jeroen te Noordwijk, gaat over
tot de uitgifte eener 4 pet. obligatieleening,
groot f 325.000, in stukken van f 1000,
f 500 en f 100.
De leening wordt gesloten met machti
ging van den H. Stoel en met goedkeuring
van Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent,
Bisschop van Haarlem.
De koers van uitgifte bedraagt 98 pet. en
de rente 4 pet.
De opbrengst dezer leening zal worden
aangewend tot aflossing der thans uitstaan
de 5 pet. leeningen, dato 1925 en 1929, per
resto groot resp. f 217.000 en f 98.500.
De verplichtingen uit deze leening voort
vloeiende, waren bij de 5 pet. obligatielee
ning ruim voldoende gedekt, zoodat bij een
rentevoet van 4 pet. de dekking meer dan
ruim voldoende is.
De leening is verdeeld in; 225 obligatiën
van f 1000, 180 idem van f 500, en 100 idem
van f 100.
De eerste coupon vervalt 1 April 1932.
Houders van 5 pet. niet uitgelote obliga
tiën der leeningen 1925 en 1929, kunnen,
voor zoolang de voorraad strekt, hunne
stukken inwisselen tegen de thans aange
boden obhgatiën, onder verrekening van
koersverschil en rente.
De coupons en lossingen zijn betaalbaar
bij de N.V". Effectenkantoor F. Th. Everard
te Amsterdam en Haarlem.
Winkelier: „Wat voor een tanden
borstel wilt u hebben?"
Klant: „Een goeie stevige, want we
binnen met z'n tienen."
(Smith's Weekly)
Trekjes No. 721
Stilleven
'n Grauw straatje.
Met lage, opeengedrongen huisjes, die el
kaar schijnen te steunen in de gezamenlijke
ouderdom.
En vóór een van die huisjes 'n triestig
kliekje inboedel.
Het staat klein saamgepakt op 't smalle,
hobbelige stoepje.
Van 'n vervelooze tafel zie je alleen de
Wankele pooten, met splinter-scheuren bij
de lompe, roestige spijkers.
Op 'n karpet-fragment ligt wat bedde-
Soed, goor en korsig, met gaten, die 't muffe
stroo en zeegras bloot geven.
Dan zijn er nog stoelende zittingen
2iJn kapot hier en daar, en 't hout is over-
kwast met 'n leelijk rood beitsje.
Er is 'n linnenkast met schimmelplekken
Daar tegenaan leunen gordijn-rollen,
Planken en 'n sportkarretje zonder banden.
En op de tafel 'n arm verzamelingetje van
Potten, pannen, borden, schaaltjes, beeldjes,
'n gedeukt petrolie-kannetje, 'n hoopje lijf-
Boed....
Tegen 't muurtje hangt 'n rood-gevreten
kacheltje zonder deurtjeen dat kachel
tje torst nog 'n kist met „allerhande"
Vergane boenders, kruiken, flesschen, poets-
Boed, lampeglaasjes, 'n brandertje, 'n gas-
armpje, 'n comfoortje en wat vergeelde boe
ken en tijdschriften.
En de achtergrond: 't kale geveltje met
de beplakte ruitjes en t' bibberende kapel
raampje.
Achter de ruitjes 't gekwetste inte-
rieurtje van kale vloer-deelen met rotte
plekken en oude verfklodders.
't Heele straatje zwemt in zon.
Dat is nu 'n wreede, onbarmhartige zon
geworden die al dat geschamel op z'n zie
ligst te kijk zet.
Want niets blijft er verborgen nu't
kleinste brokje verleefd huisraad ligt naakt
in de meedoogenlooze zonne-schreeuw.
MC
En als het bij dat „stilleven" blijven kon
dan was het nog niet erger dan erg
Dan had dat stakkerige boeltje alleen met
zichzelf te maken....
Dan had het tenminste nog rust in al z'n
ellendigheid.... 'n beetje rust, tot aan het
opnieuw veilig geborgen zijnom 't ver
der leventje door te slijten zonder de
schending van vreemde blikken en handen.
Maar 'n stilleven is er nu eenmaal om be
zichtigd te worden.
En daar komen reeds de buren aan.... en
ook de kinderen dier buren.
De laatsten stellen er gaarne hun wande
ling naar bosch of park voor uit.
Want er is iets leuks te zieniets, dat
niet zoo dikwels voorkomt.
Er zijn buurvrouwen met gekamde, en er
zijn buurvrouwen met nog ongekamde hoof
den.
Er zijn er met opgestroopte mouwen en
dampende zeepsop-armen.
Er zijn er met 'n jutte-zak als voorschoot,
dat aan 'n punt wordt opgenomen, om niet
te onfatsoenlijk bij 't schouwspel aanwezig
te zijn.
Er zijn buurvrouwen op klompen, en er
zijn er op pantoffels.
En zij scharen zich in 'n rü, meer 'n halve
cirkel om het „uitgezette" inboeltje.
Ochze bedoelen het niet zoo kwaad.
Ze zijn er niet op uit om te spotten of wree
de dingen te zeggen.
Maar ze zijn er dan toch maar.
En ze vragen elkander waar de gewezen
bewoonster- met haar twee kinderen is.
Een der best ingelichten deelt mee, dat
de vrouw er op uit isom tenminste voor
de eerste nacht geborgen te zijn.
Er zijn kinderen met vuile snoetjes en
stof-handjes.
Er zijn kinderen met bandjes in de haren,
er zijn er met snotneusjes en er zijn er met
muggenbeten.
Er zijn kinderen met schoentjes.... en
anderen op klompjes, die lustig het geval
om-klepperen.
En die kinderen lachen
Het is de lach van de zalige onwetend
heidze zullen misschien zelf te vroeg
kennismaken met 't harde leven in 't enge
straatje
Laat ze dus lachen, de stumperdsZe
voelen niet, dat hun lach 'n gU beteekent.
Ze lachen luider, want 'n kleuter van vier
wijst op 'n water-potje vol zwarte deuk-
sterren van afgeknapt emaille.
'n Ander neemt 'n beeldje van de tafel
'n grof, onsmakelijk dingske, overplekt met
suikergoed-kleurtjes.
Er komt 'n politie-agent aan, om de wacht
te houden.
Dat moet zoo.
Z'n beschermende aanwezigheid bij 't
waardelooze zoodje werkt als 'n hoonlach,
maar brengt toch weer afwisseling.
Men vraagt hem, of „buurvrouw" al on
derdak heeft.
Hij haalt z'n schouders opKomt en
kel en alleen om te bewaken.
De buurvrouwen krijgen gezelschap.
Er komeen loopjongens, bestellers, werk
lieden, voerluiEr komen menschen, die
nuchter-ironisch doen.er komen men
schen die mee-voelen.er komen er ook.
die conclusies trekkenMaar allemaal
komen ze toch om te kijken.... zooals er
gekeken wordt naar 'n overreden hond, 'n
gestorven kat of 'n omgewaaide boom na 'n
nacht van storm.
En de buurvrouwen pleiten.
Ze vertellen, dat „die kerel" 'n zuiplap is
en z'n vrouw en kinderen meest aan hun lot
overlaat.... Ze vertellen, dat de kinderen
vol blauwe plekken zitten.... door 't ran
selen van de dronken vaderen dat ie
er niks in ziet, om ook z'n vrouw af en toe
'n pak slaag te geven of naar. buiten te ja
gen. Ze vertellen, dat ze de smeerlap 'n
keer met z'n twaalven hebben opgewacht...
en 'm vier emmers water óver z'n kop heb
ben leeggegooid.... maar dat de vrouw 't
toen later weer moest ontgelden.
'n Ander deelt mede, dat er aan „haar"
óók wel wat mankeertdat ze smerig
isveel snoept en elke week naar de film
gaat.
Ze krijgt weinig bijval en vijandige Mik
keen waarschuwen haar, dat ze heel ver
standig zal doen met 'r praatjes maar vóór
d'r te houwen.
En de kinderen lachen weer om 'n omge
keerd portret en 'n bordje met verharde
etens-resten.
En de menschen kijken weer.
En de zon gooit haar valsche schaterlach
over 't op straat gezette rommeltje en de
kijkende menigte.
Buiten het steegje leeft en davert het
straat-gedoe
Er komt 'n sliert autobussen langs de
scheurvol zingende kinderen die op "n
j schoolreisje worden getrakteerd
Ze knabbelen koek en reepen.zwaaien
met mutsen en vlaggetjes en serpentines.
Dan komt de vrouw er aan met haar twee
kinderen
Ze verbleekt bij 't zien van de dringende
hoop nieuwsgierigen, die in wijkende schui
feling 'n doorgangetje maken.
De buurvrouwen vragen nog niks.... ze
durven niet schijnt 't.
De vrouw veegt met haar arm 't zweet en
stof van 't gelaa'zet haar kinderen op
'n stuk bank tusschen 't huisraad.... gaat
dan naar binnen.... komt terug met nog
'n bloempotje en 'n paar vergeten kleinig
heidjes
Haar naaste buur vraagt naar de uitslag
van haar pogingen.
Ze maakt 'n pijn-gebaar van „ik weet 't
niet"fluistert dan, dat ze wellicht in
'n logement zal komen op kosten van de ge
meente.... of in 't leger des heils.... of op
'6 bureau.
Ze nqoet weer wegop 'n bepaald uur
bij „Armenzorg" of zoo iets komen.... laat
haar kinderen achterwant zal niet zoo
lang wegblijven meer.
Ze gaat.
Nu worden ook de kinderen bekeken, die
zich vermaken met oude, gescheurde prenten
uit 't kistje.
'n Buurvrouw komt aanloopen met hom
pen snijkoek. De kleinen gulzigen aan de
lekkernij.
En er wordt weer gepraat van „stum
perds" en „stakkers".
Er komt dan 'n eind aan de grootste be
langstellingen aan de zon.
Ik weet niet hoe 't gegaan is....
'n Oplossing komt er altijd wel voor zoo
iets.
Maar in de schemer van de wegvloeiende
dag stond daar nog 't s'apeltje huisboel
Nu als 'n grijs, spin-achtig silhouetje, zoo
uit de verte bekeken
Zoo was 't opnieuw 'n stilleven geworden
G. N.