HET TEESO
VAN DEN DRiODt
DE HERVORMDE KERK
VAN BEVERWIJK IN RESTAURATIE
PIJLTJES
m
TWEEDE BLAD
DINSDAG 3 NOVEMBER 1931
BLADZUDE1
HET BISSCHOPPELIJK MUSEUM
STADSNIEUWS
De tentoonstelling „Kind
en Kunst" geopend
KERKNIEUWS
De Jezuïetenvervolging
in Spanje
BINNENLANDSCH NIEUWS
Het Bisschoppelijk Museum
VOOR ONZE A BONNE'S
1 iy2 CENT
In' een bericht vermeldden wij reeds,
dat deze kerk te Beverwijk gerestaureerd
zou worden en dat voor eenige dagen bij
het afbikken der muren twee nissen te
voorschijn kwamen één in de nabijheid
van een gewezen deur, waarin een wijwater
bakje moet geweest zijn en één nabij het
vroegere altaar.
Deze kerk is een baksteenen gebouw,
waarvan het pleister aan de zuidzijde zeer
zeker ook verdient verwijderd te worden.
Ze bestaat uit drie nagenoeg even hooge
beuken, waarvan de middelste een lang,
thans rechtgestooten koor heeft en waarvan
de noordelijke hoek langs dit koor is door
getrokken. De toren staat op eenigen afstand
van de kerk en is er door een lagen tusschen-
bouw mee verbonden. Dat moet omstreeks
1400 zijn geweest. In 1913 is de toren na
den brand van Dec. 1912 hersteld en van
een balustrade voorzien. Toen kwam er
ook weer een traptoren in de dikte van
den muur.
We merken ook aanbouwen op en wel
tegen den zuidkant van het koor, de sacristie
(pl.m. 1500) en de grafkapel van Haren-
carspel (1803) Tegen den oostgevel is een
grafkelder dateerend uit de 18e eeuw. Dan
is er tegen den oostgevel van de noordbeuk
de grafkapel van Johan Corver (18e eeuw)
en tegen den noordmuur van dezen beuk
de grafkapel van Daniël Lodewijk Hogguer.
De steunbeeren bezitten eenvoudige schuine
afdekkingen. In den westmuur van den
noordbeuk is een gedenksteen met het
jaartal 1644. In den noordwand van den
tusschenbouw ziet men overblijfselen van
een rondbogigen ingang. In den westmuur
van den toren is een Dorische portiek van
berg- en baksteen met ovaal venster. Daar
staat 1671 in gehouwen omlijsting. De
vensters der kerk bezitten hun traceeringen
niet meer, die aan de noordzijde zijn zeer
klein en schijnen den oudsten te zijn. Die aan
de zuidzijde zijn grooter, terwijl de beide
westelijke het grootst zijn.
Inwendig vertoont de Hervormde kerk
gepleisterde houten gewelven. Ze rusten op
achtkanten pijlers met lijstkapiteelen, waarop
gedrukte spitsbogen datéerend van pl.m.
1300 In den zuidbeuk zijn twee eiken deuren
uit de 17e eeuw en ook in het koor een
gesneden dubbele deur uit denzelfden tijd.
Voor de grafkapel van Corver is een
marmeren portiek met 18e eeuwsch ijzeren
hek.
De kerk'bezit een eiken koorafscheiding
(17e eeuw),'eiken preekstoel en doopbanken,
eiken doophek met 9 liggende leeuwtjes,
eveneens 17e eeuwsch.
Dan is er een koperen voorzangerslezenaar
(17e eeuw), koperen doopboog uit 1650 en
koperen lichtarmen op het doophek. Dan
noem ik twee overhuifde eiken gestoelten
met gesneden bekroningen van 1650 op de
Onze lezers weten, dat er Rijks-, Provin
ciale- en Gemeentearchieven bestaan, waar
belangrijke stukken blijven bewaard. En
om nu een voorbeeld te noemen. MacDonald
en Baldwin zijn herkozen. Twijfelt iemand
Welnu de Haarlemmer van over 500 jaar
kan op het Stadsarchief een Haarlemsche
courant van 29 October 1931 vinden, en dat
wéér lezen en een uitvoerig relaas der ver
kiezingen daarbij. Maar nu de Beverwijksche
kerk. Daarvan zijn in ons archief drie, n.l.
a. Philips van Bourgondië geeft het Patro
naat van de kerk te Beverwijk aan de orde
van Sint Jan van Jeruzalem. 16 November
1447.
Denk er om, de Sint Jansheeren woonden
in het Sint Jansklooster in de Jansstraat hier.
b. Rodolphus, Bisschop van Utrecht, be
vestigt de gifte van Sint Jansheeren 4 Juni
1448.
c. Bul van Paus Alexander VI bevestigende
het Patronaat der kerk te Beverwijk aan de
Sint Jansorde. 8 Augustus 1503.
Den 28sten December 1063 wordt al
gewag gemaakt van een kapel te Agathen-
kyreco Sint Aagtenkerk welke door
bisschop Willem van Utrecht voor de helft
wordt afgestaan aan den abt van Echter-
nach. Er was dus al een bijkerk met een
nabijgelegen parochie. Die kapel was toe
gewijd aan Sint Agatha, die onder keizer
Decius omtrent het midden der derde eeuw
als maagd en martelares het leven liet.
Volgens haar levensbeschrijver was zij „be-
gaeft met vier saken die men in de vrouwen
zeer prijst. Sij was zeer edel, rijck, schoon
ende eerbaar ende boven deze uytnemend-
heden was zij christene geboren in de stad
Palermen" (Palermo op Sicilië). Door alle
tijden heen is zij als patrones van Beverwijk
vereerd geworden. De R. Katholieke Kerk
viert haar sterfdag, haar geboortedag voor
den hemel, op den 5en Februari. Nog her
inneren aan haar de St. Aagtendijk, het
Aagtenduin en een nieuwe woonwijk St.
Agatha.
Of nu die Sint Aagtenkapel gestaan heeft
op de plaats, waar later de parochiekerk zou
De Hervormde kerk te Beverwijk.
deuren, talrijke 17e eeuwsche banken, waar
van enkele met dergelijke deurbekroningen.
Op alle banken staan koperen blakers.
Het orgel is in 1756 door Christiaan
Muller gebouwd in rococostijl. Het werd
toen geschonken door Anna Elizabeth Geel
vink.
Ik wees terloops reeds op de marmeren
graftombe van Harencarspel (1803) en de
marmeren epitaaf van Coevenhoven (1798).
Een gebrandschilderd „glas" van 1645
met het wapen van Holland is een sieraad
voor de kerk. Een ander van 1679 door Krijn
Gerritsz. Cuylenborgh is nu in de groote
kerk te Haarlem en behoort natuurlijk
hier terug te komen. Een van 1654 zit nu in
de Stadsbibliotheek, terwijl fragmenten van
een ander uit 1645 nu in het Frans Hals
museum bewaard worden.
Van de merkwaardige werken zijn vele op
Rijkskosten indertijd door wijlen den sier
kunstenaar P. van Looy geteekend. Daar
hoort o.a. toe een geschonden laat-Gothische
priesterzerk uit 1314. We zien daarop twee
engelen, die een miskelk houden, die door
een rijke, laat-Gothische omlijsting om
geven worden. In de 4 hoeken zijn de sym
bolen der evangelisten. Blijkens den naam
bevat het graf de overblijfselen van den
priester Claes Marter van Heilo.
Aan de kerkgewelven hangt o.a. een
groote koperen bolkroon, evenals een kleine
met bekroning van een dubbelen adelaar uit
de 17e eeuw. Dan zijn er twee bolkronen
met schildjes op een waarvan 1645 en nog
drie 17e eeuwsche balkronen. Een tien-
gebodenbord-in geschilderde omlijsting da
teert van 1602. Er zijn negen rouwkassen
van 1694 tot aan de 19e eeuw met wapens
van de leden van het geslacht Harencarspel,
een 18e eeuwsche rouwkas van Johan
Corver en een van 1792 van Lodewijk
Hogguer, Dan noem ik nog twee
gesneden rouwborden van 1736 en 1772, een
geschilderd van 1787 en nog acht geschilderde
17e eeuwsche wapenborden, waaroo we de
jaartallen 1634, 1636, 1649 en 1660 aan
treffen. Noem ik dan nog een geschreven
tekstbord van 1717, vier gegraveerde avond-
maalbekers van 1644, 2 zilveren broodschalen
van 1780 en twee dito kleinere van 1777,
dan zijn vrijwel alle kerkschatten genoemd.
Echter een der grootere zilveren brood
schalen is tot offerbus omgewerkt.
En nu iets uit de geschiedenis.
Over historische berichten hoorende spre
ken, is ons wel eens ter oore gekomen, dat
in het algemeen getwijfeld werd. Want,
werd dan gezegd, hoe kunnen ze het weten
Geen mensch kan nu nagaan of het van toen
allemaal waar is of was. Zeker, zoo'n lang
overlevende is er nooit geweest en dan is
nog de kwestie, of die er over oordeelen
kan.
komen, is een andere kwestie. Intusschen
moet ook niet gedacht worden, dat begin
13e eeuw die kerk kant er en klaar stond. Nu
kan men een bouwwerk, ook een groot in
betrekkelijk korten tijd afmaken, maar in de
vroegere eeuwen konden tusschen begin en
afwerking wel honderd jaar of meer ver-
loopen. Zooals Brouerius van Nidek in Het
Zegepralend Kennemerland begin 18e eeuw
opmerkt, werd zij „op verscheide tijden
bij gedeeltens op- aen- en bijgetimmert. Zij
heeft in grootte voor veele kerken van zeer
maghtige steden zelf niet te wijken, gelijk de
toren, zoo wegens zijne hoogte als sierlijk
heid en stevigheid de kroon van verscheide
stedetorens spant."
Naar zijn bouwtrant te oordeelen, dateert
de toren van het jaar 1400. De portiek die er
toegang verleent is in Dorischen stijl ge
bouwd en dateert uit het eerste kwartaal der
17e eeuw.
De Nederlandsch Hervormde kerk met
haar imposanten toren, vormt een belangrijk
monument, vol herinnering aan Beverwijk's
verleden en bezit een zeer rijke en merk
waardige historie, waarvan nog vele bewijs
stukken bewaard bleven.
De toren, 65 meter hoog, behoort aan
de gemeente en werd door de zeelieden
dikwijls tot herkenningsteeken of baak ge
bruikt. Vóór de Hervorming was de kerk
aan St. Agatha gewijd, zoo we zagen.
In het begin der 13e eeuw werd zij pa
rochiekerk. In het jaar 1572 werd de kerk
door de Spanjaarden in de asch gelegd, maar
kort daarop is het zuidelijk deel en het
middelpunt weer herbouwd, terwijl het
noorderpand eerst in 1644 hersteld werd.
Het gebouw is voorzien van een uitmuntend
orgel met twee klavieren en een pedaal, te
zamen met 25 registers.
De eerste predikant is geweest Albert
Jansz. van Schagen. Vroeger waren in deze
gemeente twee predikanten werkzaam, wat
men nog heden ten dage bevestigd kan zien
op de volledige lijst van predikanten, welke
in het kerkgebouw aanwezig is. We wezen
reeds op de familiegraftombe Harencarspel-
Dekker met talrijke familiewapens. De
naam dezer familie leeft voort in de historie
van Beverwijk. In het jaar 1724 besloten
's Lands Staten Beverwijk als een bijzondere
ambachtsheerlijkheid in het openbaar te
verkoopen. De stadsregeering deed veel
moeite om dit besluit te doen intrekken.
Verschillende malen werd door het Stads
bestuur gerequesteerd alles evenwel vruchte
loos. In het jaar 1730 werd het verzoek echter
afgeslagen. De ambachtsheerlijkheid werd
spoedig daarop gekocht door Francois van
Harencarspel, toen oud-schepen van Amster
dam.
In het begin der 19e eeuw was zij nog
slechts in naam een heerlijkheid, toenmaals
JÉk
Rechts: de nieuwbouw van het Bisschoppelijk Museum, aan de tuinzyde gefotografeerd. Links: de zeereerw. heer L. J. Boogmans,
archivaris van het bisdom Haarlem en conservator van het museum, m zijn werkkamer,
behoorend aan den heer F. C. L. F a Flines.
De laatste heerlijke rechten zijn in 1834 door
het gemeentebestuur afgekocht.
Nog is aan de oostzijde der kerk een
begraafplaats, thans afgesloten. Trouwens,
dat gebeurde gewoonlijk bij alle kerken reeds
in de middeleeuwen, al was de muur van
bescheiden hoogte. Deze gewijde plek, waar
de dooden ter eeuwige ruste werden bijgezet,
was den „poorteren" heilig. Werd van een
sterfdag „de maandstond" of het „jaar
getijde" gevierd, dan gingen de kerkgangers
processiegewijze naar den godsakker om
de graven te bezoeken en daar gelijk het
heette statie te houden.
Men noemde dat in onze taal „groef-
ganghe" of „beganenisse doen". Op de
graven werden de „miserere" en „de pro-
fundis" gebeden met het „pater noster".
Alles wat in strijd was met den heiligen ernst
van deze plek werd met gestrengheid ge
weerd.
Den i7en Juli 1568 ging van den Utrecht-
schen Koorbisschop een mandement uit,
waarin ten aanzien van de kerkhoven werd
voorgeschreven, dat zij omsingeld zouden
worden van muren, staketsels of grachten
dat niemand zich zou veroorloven daar
paarden of beesten te weiden noch te
kaatsen, te kolven, noch kleeren te drogen,
hetzij wollen of linnen. En bij deze Kerke
lijke voorschriften sloten zich de bepalingen,
uitgaande van het burgerlijk gezag in zijn
keuren en ordonnanciën eendrachtelijk aan.
Een nieuw orgel in de kapel der
Maria-Stichting
Zondag had in de Maria-Stichting de
plechtigheid plaats van de inwijding van
het nieuwe orgel.
Daartoe dcor een milden gever in staat
gesteld, kon de Eerwaarde overste aan den
heer Koot, orgelbouwer alhier, opdracht tot
den bouw geven.
Gemakkelijk was de taak voor den orgel
bouwer niet. Uit den aard der zaak toch,
kon het geen volledig kericorgel worden.
Toch is de maker er in geslaagd bij een
beperkt aantal registers een groote verschei
denheid van klankkleur te gaven, terwijl de
registers te zamen een volledigen en rijken
orgelklank vormen.
Nadat onmiddellijk voor de Hoogmis de
plechtige wijding geschied was, werd het
orgel voor het feest van Allerheiligen voor het
eerst in gebruik genomen. Het koor van
Zusters der Maria-Stichting zong op voor
treffelijke wijze een Gregoriaansche Mis,
terwijl de heer Hendrik Andriessen de be
geleiding op zich had genomen.
Het trof ons hoe goed de zachte registers,
voor de begeleiding van den zang, geslaagd
waren en op welk een delicate wijze deze door
den organist werden gebruikt. Na een meer
stemmig Tantum Ergo liet de speler bij het
het naspel ook de sterkere registers en het
volle werk hooren.
's Middags waren wij in de fjKlegenheid het
orgel nader te leeren kennen. De heer
Andriessen had zich n.l. bereid verklaard, een
bespeling te geven.
Een groot aantal belangstellenden waren
aanwezig. De organist droeg op de hem eigen
kunstzinnige wijze achtereenvolgens een
Toccata en Fuga D-mol van Bach en een
Choral, compositie van den speler, Andan
tino van César Franck en vervolgens een
improvisatie voor. Dat al deze werken opeen
kapelorgel konden worden voorgedragen, pleit
voor het instrument, evenzeer als de speler
met het ten dienste staande materiaal wist
te woekeren.
Het orgel is gebouwd naar het pneumatische
systeem, terwijl de registers ingericht zijn,
zooals dit bij het electrische systeem gebrui
kelijk is. Het heeft twee klavieren en pedaal.
Op het hoofdmanuaal staan Bourdon 16',
Prestant 8' en Octaaf 4'. Op het tweede kla
vier Viola 8', Vox Coelestis 8', Cor de Nuit3'
en Fagot-hobo 8 en op het pedaal Subbas 16'.
De volgende koppelingen zijn aangebracht:
Manuaal I aan Pedaal, Man. II aan
pedaal, Man. II aan Man. I, Man. II en
Subbas aan Man. I en Man. II en
Super-Octaaf aan Man. I. Dat bij dit
kleine aantal stemmen ook een tongwerk
voorkomt, is onzes inziens een stap in de
goede richting.
Vooral daar deze Fagot-hobo op het
bovenklavier in de expressiekast geplaatst
is, is de werking ervan zeer mooi.
Van harte wenschen wij de Zusters der
Maria-Stichting geluk met deze aanwinst.
In tegenwoordigheid van
Prinses Juliana
Gisterenmiddag is in het Frans Hals
museum te Haarlem de tentoonstelling „Kind
en Kunst" officieel geopend. Zcoals wij
reeds eerder meldden, bevat deze tentoonstel
ling kinderportretten, gebruiksvoorwerpen
van het kind, speelgoed, enz. De baten
komen ten goede aan drie liefdadige instel
lingen te Haarlem.
Bijzondere luister werd aan de opening
gistermiddag bijgezet, door de hooge tegen
woordigheid van H. K. H. Prinses Juliana.
Omstreeks drie uur bevonden zich in een
der zalen van Frans Halsmuseum jhr. mr. dr
A. Roëll, Commissaris der Koningin in de
provincie Noord-Holland, de burgemeester
van Haarlem, de heer C. Maarschalk, jhr.
mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, Kamer
heer van H. M. de Koningin, jhr. F. Teding
van Berkhout, mr. J. N. J. E. Heerkens
Thijssen, dr. J. D. Rutgers van der Loeff
mr. D. H. Vening Meinasz, Griffier der
Staten, dr. J. F. M. Sterck, de heer G. H.
Weustink, gemeenteraadslid van Haarlem, de
heeren E. H. Krelage en J. C. Tadema en
vele andere leden van het eerecomité en ver
dere genoodigden.
Omstreeks kwart over drie arriveerde
H. K. H. Prinses Juliana, vergezeld van
eenige hofdames. H. K. H. werd door een
groote menschenmenigte hartelijk toege
juicht.
De heer G D. Gratama, directeur van het
Frans Halsmuseum en voorzitter van het co
mité van uitvoering, hield de volgende rede.
Het is mij een groot voorrecht u als voor
zitter van het Comité der tentoonstelling
„Kind en Kunst" hartelijk welkom te heeten
in het Frans Halsmuseum, waarheen gij ge
komen zijt om de opening der expositie van
voorwerpen, betrekking hebbende op het
kind, bij te wonen.
Alvorens u in de gelegenheid te stellen
deze in oogenschouw te nemen, zij het mij
vergund u in het kort mee te deelen, wat
de bedoeling dezer tentoonstelling is.
Zij beoogt een beeld te geven van, hoofd
zakelijk. oude voorwerpen het kind betreffen
de, die tevens kunstwaarde bezitten en welke
in Haarlem en Omstreken nog werden aan
getroffen in het bezit van verschillende fa
milies, die deze met liefde bewaard hadden,
te pronk gezet in salons, opgeborgen in kis
ten en kasten, weggezet op zolders en vlie
ringen.
De expositie draagt daardoor een regio
naal karakter; zij geeft u geen overzicht van
wat in ons land op het gebied van het kind
nog aanwezig is, maar beperkt zich alleen
tot wat de Spaarnestad en omgeving nog
bezit aan portretten, teekeningen, gravures,
boeken, meubelen, speelgoed, costuums, enz.
Zooveel werd ingezonden, dat, wegens ge
brek aan ruimte, niet alles geplaatst kon
worden.
De tentoonstelling zal geopend zijn van
230 November.
Op enkele dagen zullen, tar meerdere
attractie, muziekuitvoeringen plaats hebben,
letterkund'ge en kunsthistorische voordrach
ten worden gehouden.
De opbrengst van de tentoonstelling is be
stemd voor drie vereenigingen, te weten
„Projuventute", „Zuigelingenzorg", „en de
Commissie voor onderwijs aan zieke en
zwakke kinderen'.
Veel sympathie mocht het Comité ont
vangen, in de eerste plaats van H. K. H.
Prinses Juliana, die door Hare aanwezigheid
bij deze opening wel van haar meevoelen
met den opzet der tentoonstelling heeft wil
len getuigen.
Hoogelijk gewaardeerde hulp werd verleend
door de leden van het eerecomité, die op
voorbeeldige wijze geholpen hebben de ex
positie bij hunne kennissen aan te bevelen.
Krachtig steunden de bezitters, die op
onbekrompen wijze hunne eigendommen ter
beschikking van het Comité stelden en daar
door zooveel als in hun macht was, bijdroe
gen tot het doen slagen van de tentoonstel
ling, welke het zwakke, ongelukkige kind ten
goede komt.
Uit naam van dit onbekende kind zeg ik
U, Koninklijke Hoogheid hartelijk dank voor
Uwe belangstelling en Uwe overkomst en
bedank ik verder allen die tot het stand
komen dezer expositie medewerkten,
waarbij ik de i wensch uitspreek, dat velen
de uitgestalc' schatten zullen komen be
zichtigen, en dat velen zullen genieten van
Van 2730 Oetober hielden ruim 50 spoor- en trammannen, leden van „St. Raphael",
waaronder een 20-tal van de afd. Haarlem I en II, een retraite te Amersfoort in het
St. Alphonsushuis
wat het voorgeslacht met zooveel piëteit be
waarde.
Moge het saldo, hetwelk de tentoonstelling
zal opleveren zoo groot mogelijk zijn.
Jhr. mr. dr. A. Röell bracht hulde aan
het eere-com'.té en dankte burgemeester en
gemeentebestuur van Haarlem voor het be
schikbaar stellen der ruimte. Ook bracht spr.
hulde aan het uitvoerend-comité. „Het is een
goed idéé geweest deze tentoonstelling te
organiseeren. De kunst is een bron van
kracht, vooral om het belang van het
komende geslacht voor te bereiden. De tegen-
woordighe'd van H. K. H. Prinses Juliana
is een der beste waarborgen voor het in
vervulling gaan cnzer wenschen".
Hierna verklaarde jhr. Röell de tentoon
stelling voor geopend.
Met groote belangstelling bezichtigden de
Prinses en verdere aanwezigen hierna het
geëxposeerde.
Prinses Juliana te Velsen
Prinses Juliana bracht gistermiddag een
kort bezoek aan Velsen. H. K. H. was de
gast bij jhr. mr. J. W. G. Boreel van
Hogelanden, op Huize Waterland.
Schrijven van Z. H. den Paus
De kardinaal staatssecretaris, Z. H. Em.
Pacelli, heeft op last van den H. Vader aan
den generaal der Jezuïeten, den hoogeerwaar
den pater Ledochowsky, een schrijven gericht
waarin hij de orde zijn bijzondere sympathie
betuigt, naar aanleiding van de treurige ge
beurtenissen in Spanje. Nogmaals en plechtig
herhaalt de H. Vader, dat schending van de
godsdienstvrijheid en belemmering van de
werkzaamheid der religieuze orden een schen
ding is van de rechten van God en de H.
Kerk.
Het is juist de Sociëteit van Jesus, zoo ver
volgt'het Pauselijk schrijven, die op zoo emi
nente wijze trouwe en eerbiedige dienaren
kweekt van Christus' Stedehouder op aarde
en daarom treft het den H. Vader zoo bij
zonder smartelijk, dat een wetgevend lichaam
de Societas Jesu, op grond van haar gelofte
van gehoorzaamheid vervolgt, al is het den
H. Vader tevens een troost in dit lijden, dat
de Jezuïeten zoo moedig de vervolging te
dragen weten.
Men wil, door de vervolging van trouwe
katholieken den Paus het recht op zijn wettig
gezag ontnemen, dat hij op geestelijke wijze
uitoefent over alle geloovigen.
Echter de pauselijke macht strekt zich over
al uit, waar zich katholieken bevinden, over
eenkomstig het hoogheilig bevel van den
Goddelijken Stichter der Kerk.
De bekende staatsman, vorst Bismarck,
heeft eens gezegd, dat men een geestelijke
macht, welke in een land vele millioenen ge
loovigen telt niet als een buitenlandsche mo
gendheid behandelen kan.
Ten slotte roept de H. Vader in dezen
moeilijken tijd Gods hulp in en spreekt Hij
de hoop uit, dat de wetgevers tot het in
zicht mogen komen, dat zij, met den gods
dienst, ook de cultuur en 's lands beschaving
vernietigen.
Belegging van Rijksmiddelen
Een Commissie ingesteld.
De Ministers van Financiën en van Ar
beid, Handel en Nijverheid hebben ingesteld
een commissie tot onderzoek van de vraag:
a. tot welke bezwaren het huidig systeem
van belegging van de gelden de in art. 1
sub 2 der wet van 29 December 1928 (Stbl.
no. 507) genoemde Rijksfondsen en -instellin
gen aanleiding geeft en of aan die bezwa
ren kan worden tegemoet gekomen door
herziening van het in art. 5 dier wet om
schreven beleggingsveld, of voor zooveel be
treft het Invaliditeitsfonds, door vervanging
van het geldende financieele stelsel der In
validiteitswet door een ander stelsel, dat in
mindere mate dan het bestaande stelsel tot
vermogensvorming leidt; b. of het bepaalde
in art. 6 dier wet niet in dien zin herzie
ning behoeft, dat ook de gelden van Rijks
fondsen en -instellingen, welke niet uit bij
dragen uit 's Rijks kas afkomstig zijn, door
de Regeering voor belegging in Staatsschuld
kunnen worden aangewezen.
In deze commissie zijn benoemd tot lid
en voorzitter mr. R. J. H. Patijn, voorzitter
van den Centralen Beleggingsraad te 's-Gra-
venhage; en tot leden mr. dr. J. van Bruggen,
voorzitter van den Raad van Arbeid te
Dordrecht: mr L. J. C. van Essen, oud-se
cretaris van de gemeente Arnhem, aldaar;
prof. dr. A. O. Holwerda, buitengewoon hoog
leeraar aan de Nederlandsche Handelshooge-
school te Rotterdam; P. Hofstede de Groot,
directeur van de Amsterdamsche Bank, te
Amsterdam; mr. W. M. van Lanschot, lid
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
te Vught; en K. Lindner, wiskundig-advi
seur der Rijksverzekeringsbank te Bussum.
Voorts is aan de commissie opgedragen,
omtrent de resultaten van haar onderzoek
aan bovengenoemde Ministers rapport uit te
brengen en haar voorstellen voor zooveel
noodig in een ontwerp van wet neer te leg
gen, terwijl ieder lid bevoegd is zijn van de
meerderheid afwijkende meening te doen
blijken door het uitbrengen van een af
zonderlijk advies.
Over eenige weken zal het verbouwde
en vergroote bisschoppelijk museum aan
de Jansstraat heropend worden.
Het museum werd in het jaar 1869
door Z. H. Exc. Mgr. G. P. Wilmer opge
richt, nadat reeds in het voorgaande
jaar een begin met de verzameling was
gemaakt. Aanvankelijk in een der ver
trekken van het St. Vincentiusgesticht
in de Zoetestraat voor het publiek toe
gankelijk gesteld, werd het in 1875 naar
een huis op deh Kruisweg 59 overge
bracht en den lOen Februari 1876 aan
de zorgen toevertrouwd van een daartoe
ingestelde bisschoppelijke commissie van
vijf leden. In het bijzonder heeft wijlen
Mgr. Graaf zich buitengewone verdien
sten verworven voor de verrijking van
het museum.
In Juli 1893 verhuisde de verzameling
naar het tegenwoordige huis aan de
Jansstraat, welk gebouw op den 27sten
Mei door de commissie voor het bisdom
was aangekocht met bereidwillige mede
werking van vele geestelijken en ver
scheidene leeken uit het bisdom. Het is
een museum voor kerkelijke oudheid,
kunst en geschiedenis. Een gedeelte der
voorwerpen kan tot model voor den
kunstenaar dienen; andere voorwerpen
worden er bewaard, omdat zij op een of
andere wijze de geschiedenis der kerke
lijke kunst toelichten of getuigenis af
leggen van het katholieke leven van
voorgaande geslachten. Men vindt er
eigenaardigheden der kunst uit het oud-
klassiek en Byzantijnsch tijdvak; uit 't
Romaansch, gothiek, laat-gothiek en re
naissance en verder uit de zeventiende,
achttiende en negentiende eeuw.
Reeds lang was de beschikbare ruimte
in het oude gebouw onvoldoende om de
kunstschatten behoorlijk te herbergen.
Op onze rondwandeling door het oude
en nieuwe gedeelte zagen wij ook door
de hooge ramen hoe het museum van
alle kanten door zeer brandbare gebou
wen der oude stad is ingesloten en wij
dachten aan het gevaar, dat al die kost
baarheden jaren lang hebben geloopen.
Men mag het besluit tot vergrooting en
verbetering van het museum dan ook
zeer gelukkig noemen.
Het oude gebouw is nu gedeeltelijk in
gericht tot woonhuis van den Zeereerw.
heer L. J. Boogmans, den oud-pastoor
der kerk aan de Amsterdamstraat, die
in Augustus j.l. benoemd is tot archiva
ris van het bisdom en tevens tot con
servator van het museum. De uitbrei
ding bestaat in een fi'">k brandvrij ge
bouw. Daarin is een groote tentoonstel
lingszaal en verder zijn er een achttal
kleinere kabinetten, vier gelijkvloers en
vier op de verdieping; die te zamen ge
legenheid bieden het bezit van het mu
seum ruim en overzichtelijk te exposee-
ren. Er zijn groote archiefkelders ge
bouwd; er is in het geheele gebouw ver
warming door middel van gas en er is
electrisch licht aangebracht, waardoor
het mogelijk zal zijn het museum ook
des avonds open te stellen voor belang
stellenden.
Ook des avonds, want het ligt in de
bedoeling van den nieuwen conservator,
de kostelijke hier opgeborgen schatten
meer dan tot nu toe het geval was, on
der de aandacht van het groote publiek
te brengen en, de voortvarendheid van
den Zeereerw. heer Boogmans kennende,
mogen wij verwachten, dat het bis
schoppelijk museum een factor van
groote beteekenis zal worden in het cul-
tureele bezit en de culturpele ontwikke
ling der inwoners van de stad van
Frans Hals en de vele andere fijne schil
ders en kunstenaars, de stad der prach
tige torentjes, mooie middeleeuwsche
gebouwen en stemmingsvolle straatjes
en hofjes.
Verleden jaar waren er niet meer dan
een 400 bezoekers in het museum ge
weest, wat voor een instelling van deze
beteekenis veel te weinig» is. Maar te
verwonderen is het niet. Want ook de
Haarlemmer, die reeds eenige malen het
Frans Halsmuseum heeft bezocht, en
daar te gast ging aan de schoonheid, die
vroegere eeuwen ons nalieten, zal met
eenigen schroom het geheimzinnig ge
sloten huis aan de Jansstraat zijn voor
bijgegaan en er niet aan hebben ge
dacht daar binnen te treden. En toch,
wat valt daar veel te zien, te leeren en
te genieten! Men behoeft niet naar den
vreemde te gaan om b.v. een aarden
kruikje te zien zooals er vele zijn opge
graven in de katacomben en dienden om
er het bloed der H.H. martelaren in op
te vangen of een Romaansche of Gar-
maansche urn of een hostiëndoos uit de
jaren 200300. Men vindt in het mu
seum kostbare handschriften en boeken
uit de jaren 1300—1400; rozenkransen
uit het jaar 1500; misparamenten uit de
middeleeuwen; schilderijen van mees
ters als Scorel, de Bray, de Beuckslaar,
Bleek er, de Grebber, een bibliotheek on
het gebied der middeleeuwsche kerke
lijke kunst zooals waarschijnlijk nergens
ter wereld. Wie daar onder deskundige
leiding een bezoek brengt, verruimt zijn
geest, verrijkt zijn kennis der historie
en beleeft een bijna volmaakt kunstge
not. Het is dan ook te hopen en te ver
wachten, dat het bisschoppelijk museum
binnenkort minstens even druk zal wor
den bezocht als het Frans Halsmuseum.
Wij hebben oud-pastoor Boogmans in
zijn ruime, sober maar gezellig gemeu
belde werkkamer nog even gesnroken
over zijn nieuwen werkkring. Het zal
z'n oud-parochianen waarschijnlijk plei-
zier doen te vernemen, dat hun vroegere
pastoor veel genoegen vindt in zijn nieu
we functie. Het is wel pionierswerk, dat
hij doet, want hij is de eerste archivaris
van het bisdom Haarlem, maar juist dat
moeilijke in een bezigheid trekt den
oud-pastoor van het Amsterdamsche
kwartier aan.
Wij zijn er van overtuigd, dat het bis
schoppelijk museum na de aangebrach
te verbeteringen en onder de nieuwe lei
ding een tijdperk van grooten bloei
tegemoet gaat.
Thans stellen wij voor onze abonné s ver
krijgbaar:
door JOSEPH HOCKING.
Te bestellen bij onze agenten en bezorgen
tegen den prijs van slechts
Rechtstreeksche toezending geschiedt alléén
na ontvangst van 22 cent aan postzegels.