SIR JOHN SIMON VAN EEN VOLK IN NOOD TWEEDE BLAD WOENSDAG 18 NOVEMBER 1931 BLADZIJDE 1 BRIEVEN UIT ENGELAND Een geducht tegenstander De verpersoonlijking der juridische logica. De man, die de algemeene staking verpletterde Zullen de Fransche staatslieden in hem hun meester vinden STADSNIEUWS De nieuwe brug te Hoofddorp gereed Een interessant werk Dr. J. P. Lotsy f De werkloosheid in ons land „Das Loch im Westen Lichten in den avond Londen, 16 November 1931 Gistermorgen heeft Sir John Simon, de nieuwe minister van Buitenlandsche Zaken, Jonden verlaten om te Parijs een bijzondere vergadering van den Volkenbondsraad bij te wonen. Het is zijn eerste missie als Foreign Secre. tary. Hij zal vergezeld ztjn van Burggraaf Cecil, die, meer dan eenig ander Britsch staatsman, doorkneed is in Volkenbondszaken, waarin hij als het ware een beroep, zoo niet een roe ping gevonden heeft. Verder zullen, behalve zijn particuliere secretaris, een aantal des kundigen van hst departement van Buiten landsche Zaken met hem reizen. Zonder dezen voelt zelfs een minister van rijpe er varing zich niet veilig. Oat ditmaal onder die deskundigen Sir John Pratt, die aan het departement de zaken van het Verre Oosten onder zijn beheer heeft, de voornaamste plaats inneemt, houdt natuurlijk verband met de gebeurtenissen in Mandsjoerije, waar van zelfs Wickham Steed, de beste journalis tieke kenner der volkenrechtelijke verhoudin gen, de vorige week erkende, dat hij niet er uit wijs kon worden. Te Parijs zal Sir John tevens gebruik ma ken van de gelegenheid om overleg te plegen met Fransche ministers -wer vraagstukken, bij welker regeling Europa meer onmiddellijk belang heeft dan bij 't Japansch-Chineesche geschil. Den heer Briand zal Sir John ontmoe ten nog vóór de bijeenkomst van den Volken bondsraad, en later zal hy kennis maken met den eersten Minister, Laval, en met den mi nister van financiën. Flandin. En ofschoon by zulk een gelegenheid geen „onderhande lingen" gevoerd worden, zal er toch een veel zijdige geöachtenwisseling plaats hebben, welke het internationale schuldenvraagstuk en de daarmede samenhangende problemen zal betreffen. Hierbij zal Sir John Simon te doen hebben met den heer Briand, die als internationaal staatsman meer ervaring heeft dan een zijner buitenlandsche collega's, en in geslepenheid by geen hunner achterstaat. De heer Briand daarentegen zal een man tegenover zich hebben, die op internationaal gebied als een nieuweling geldt, en van wien enkele weken geleden niemand gedacht had, dat hü in het nationale kabinet juist dien post zou krögen, waarvoor zijn verleden hem het allerminst voorbestemd scheen te hebben. De Fransche ministers zullen dus gemak- keiyk spel hebben met dezen nieuwbakken Internationalen staatsman! Zy, die deze meening toegedaan zyn, ver gissen zich. Van Sir John Simon heeft men beweerd, dat hU, wanneer hij vandaag tot admiraal benoemd wordt, over een week een zeeslag kan winnen. Pas deze hyperbool toe op het zuiver-geestelyke, en Sir John wordt er niet al te slecht door gekenschetst. Of een minister een groot internationaal staatsman wordt, hangt niet alleen van zyn persoon, doch ook van de omstandigheden af. Lord Curzon, die in' het kabinet Bonar Law- Baldwin Foreign Secretary geweest is, was ongetwyfeld een van de grootste f;"uren in het staatkundige leven; toch kreeg hij als in ternationaal staatsman nooit de beteekenis welke, onmiddellijk na hem, Sir Austen Cham berlain en Mr. MacDonald zouden verwerven. Tydens zyn ministerschap was Europa nog niet ryp voor Locarno's en andere verzoe- nings- en toenaderings-acties, waaraan zijn opvolgers hun roem zouden danken. Onder gunstige omstandigheden is het waarschijnlijk, dat Sir John Simon een inter nationalen roep verwerven zal, niet minder groot dan dien van Sir Austen Chamberlain of den heer Briand. Zijn naam, die thans in het buitenland minder gangbaar Is dan die van veel andere Britsche politici, zal binnenkort gemeengoed zyn van allen, in welk land ook, wier belang stelling zich niet beperkt tot de dorpspomp. En de Fransche ministers zullen in de eerstvolgende dagen te doen hebben met een man die, op het gebied der wereldpolitiek, ongetwijfeld 'n nieuweling is, maar die reeds spoedig een kostbaarder bondgenoot en een geduchter tegenstander zal biyken te zyn dan één zijner voorgangers. Het is waar, dat het Foreign office steeds het Foreign office is, welke partij ook aan de regeering moge zyn, en dat, zoo ten aarzien van een enkel land, zooals Rusland, het eene kabinet een ander standpunt zal innemen dan het andere, de groote internationale vraagstukken van Ijonden uit steeds behan deld worden volgens dezelfde grondbeginselen en dezelfde langgevestigde tradities. Mr. Henderson bouwde voort op den arbeid van Sir Austen Chamberlain. Sir John Simon zal voortbouwen op den arbeid van Mr. Hen derson. Maar voor het doorvoeren der be ginselen en het handnaven der tradities, die zoo vaak indruischen tegen de wenschen ot belangen van andere landen, is de vraag, wie met dit werk belast is, van groot belang. Mr. Henderson was een voortreffelijk vak- vereenigingsleider, maar als Foreign Secre tary toonde hij gebrek aan karakter en ken nis, en een ieder weet, dat de eigenlijke lei ding uitging van Mr. MacDonald, die (afge zien van zijn vaak uitgesteld bezoek aan Ber lijn) als Eerste Minister evenwel niet den tijd vond persooniyk contact met de voornaamste Europeesche centra aan te knoopen. Een ge volg hiervan was, dat de invloed van Parijs, dat over een Briand beschikte, voortdurend aangroeide ten koste van dien van Londen. Parijs zal evenwel spoedig ontwaren, dat Sir John Simon de evenknie is, van welken Franschen staatsman ook. Persoonlijk bezit hy als onderhandelaar 'n voordeel, waarop maar weinig Britsche, maar daarentegen zeer veel Fransche staatslieden zich hebben kunnen laten voorstaan: hij laat zich nimmer beheerschen door sentimenteele overwegingen. Mr. MacDonald, als volbloed Schot, is in hooge mate gevoelsmensch. Hij heeft hieraan veel uiterlijke successen te danken, maar ook menige essenticele mislukking te wijten ge had. Sir Austen Chamberlain heeft zich zeer sterk door zijn sentiment laten leiden. Zijn voorliefde voor Frankrijk deed hem minstens twee maal een polities voeren die heip bijna onmogeiyk maakte. Aan den anderen kant kon hij zeer sterk medëvoelen met een land, dat in een zoo vernederende positie verkeer de als Duitschland, en op zulke oogenblikken verzuim hy zich af te vragen of de politiek die hy bepleitte, kon worden doorgevoerd zonder dat Engelands eigen belangen in het gedrang kwamen. Overigens hield hij, even als Mr. MacDonald, van dramatische effecten en offerde daaraan gaarne iets op. Sir John Simo.i daarentegen is dc verper soonlijking der nuchtere werkelijkheid. Nie mand weet of hij, op internationaal gebied, bepaalde voorliefdes of rooroordeelen er op na houdt. Het is hoogst onwaarschijnlijk. Als hij ze wèl hebben mocht, dan zal hij zich nooit er door laten beïnvloeden. Hy zal slechts één belang kennen: het Engelsche. Want Engeland is niet all ren zijn vaderland, het is ook, nu hij aan het hoofd van het Foreign Office staat, zijn „cliënt". Sir John immers is de grootste En gelsche pleitbezorger, en misschien ook de grootste Engelsche jurist van onzen tijd. Zijn kracht is vooral hierin gelegen, dat hij niets doet, of hij doet het in die hoedanigheid, waarin hij ongeëvenaard is, n.l. in die van jurist. Als hoofd van de beroemde, naar hem gedoopte Commissie van onderzoek, trok hij een paar jaar geleden naar Indië en na zijn terugkeer werd onder zijn leiding, dat gewel dige rapport uitgebracht, waarin de ontelbare gecompliceerde vraagstukken ethnogra- fjsch, geografisch, religieus, sectarisch, poli tiek, nationaal behandeld werden met de nimmer falende logica van een groot rechts geleerde. Eenige jaren vroeger, in 1926, algemeene werkstaking. Het kabinet-Baldwin was schijnbaar den toestand meester. De zaak der stakers scheen van den beginne af verloren te zijn. Maar de ingewijden wisten, dat er gevaar dreigde. Indien niet spoedig een einde aan de staking kwam, dan zou 'n revolition- naire minderheid de overhand kunnen krij gen. Onderhandelingen bleven zonder ge volg. Al het luidruchtige patriotisme van Mr. Winston Churchill, al de hautaine vermetel heid van Lord Birkenhead, al de waardige afkeuring van Lord Oxford (Mr. Asquith) en Lord Grey, en al de gemoedelijke vastbera denheid van Mr. Baldwin baatten niets. Maar op den tienden dag stond in het Lagerhuis een man op. die een rede hield, welke zoowat een uur duurde. Het was geen politieke rede, maar een droog requisitoir. Niet één woord getuigde van partijdigheid, van gevoelsover wegingen. In die rede werd gezegd, dat de staking onwettig was, dat iedere staker per sooniyk voor den rechter verantwoordelijk zou zijn. Het was Sir John Simon, een lid der liberale oppositie, die het zeide. Niemand durfde aan de waarheid ervan twijfelen. Zijn scherpe juridische logica verpletterde in een uur tyds een staking van 5 millioen men- schen. Geen politicus is meer gevreesd dan Sir John Simon. Hy heeft niet den schitterenden geest van Winston Churchill, noch de doode- ïyke slagvaardigheid van Lloyd George, noch de meesleepende rhetoriek van MacDonald. Maar met zyn juridische mokerslagen velt hy hen allen neer. In zijn handen is een cliënt veilig. Zyn cliënt is thans Engeland. Fransche staatslieden hebben de laatste jaren, in hun verkeer met Britsche ministers, veel van hun niet steeds verdiende successen hieraan te danken gehad, dat zij tegenover de gevoelsargumenten der Engelschen die koude, onaantastbare juridische logica stel den, welke een goede zaak steeds, en een slechte zaak vaak de overwinning verzekert. Men denke aan een Foincaré, tegen wien niemand minder dan Lloyd George zich te pletter liep. Maar wat in Poincaré een per soonlijke eigenschap was, is in de Fransche diplomatie een systeem. Tegen dat systeem is nog geen Britsch minister sinds 1918 opge wassen geweest. Maar Sir John Simon is de verpersoonlijking van datzelfde stelsel, en hiermede zal men rekening moeten houden te Parijs.en ook elders. Groote verkeersverbetering Het heeft lang geduurd, doch thans is de nieuwe brug over de Hoofdvaart te Hoofddorp voor het groote verkeer open gesteld. Met dit beginnen de groote werkzaam heden aan den Kruisweg zalf ook heel hard op te schieten en iederen dag wordt dui- deiyker, welke een groote verfraaiing Hoofd dorp op deze wyze zal verkregen. Wanneer men uit de richting Aalsmeer het dorp binnenkomt, geeft de Kruisweg een mooi entree; wie daar passeert ziet Hoofddorp als een ruime bebouwing, gezel lig, echt landeiyk en menigeen zal van oordeel zijn, dat dit centrale punt van den grooten polder tot een van de mooiste en gezelligste Noord-Hollandsche dorpen mag worden gerekend. Er is een weg voor doorgand verkeer met een breedte van 9 meter en daarnaast een weg voor plaatselijk verkeer en wielrijders met een breedte van 4 meter en rechts en links een flink voetpad. Ook de brug zal veler aandacht trekken, omdat het den architect als bruggenbouwer gelukt is daarvoor een vorm te kiezen, welke geheel past by het eenvoudige, lan delijke karakter van de omgeving, terwyi zij toch een voornamen en artistieksn indruk mhakt; deze brug is mooi en praktisch; zy is ruim 20 meter oreed; de zijmuren zyn gemetseld van roode steen, welke kleur het goed doet en voldoende spreekt; de muren zyn laag gehouden en met een eenvoudige yzeren balustrade versierd. Door goede samenwerking van de genie met den provincialen waterstaat, zijn er in den z.g. Slaperdyk twee nieuwe bruggen gebouwd en vandaar uit heeft men over een afstand van bijna twee kilometer, een ruime baan om te gaan in de richting van Aalsmeer, Uithoorn en Utrecht. Op den Slaperdijk hreft men een aardig dorpsgezicht; in de verte de torenspits van het kerkgebouw der Hervormde Gemeente en het kleine torentje van het raadhuis en verder passeerende ziet men de Roomsch- Katholieke Kerk, het kantongerecht, het beursgebouw, het raadhuis, het polderhuis en het nieuwe gebouw der Gereformeerde kerk wel op zyn mooist. Hoofddorp mag er voortaan zijn: ook met zijn openbare gebouwen aan een broeden openbaren weg voor groot doorgaand ver keer. Het verwisselen der deuren in de oude groote sluis te IJmuiden, waarby een groote dryvende kraan van de Amsterdamsche Droogdok My. voor het transport zorgt. Hierboven: Een der „buiten"- deuren hangt in de kabels. Personalia Mejuffrouw H. M. Scholte, alhier, slaagde te Utrecht voor het examen Esperanto, diplo ma A. Staatsvisschershavenbedrijf Vaste aanstelling van ambtenaren thans niet gewenscht In een nota naar aanleiding van het ver slag der Tweede Kamer over de begrooting van het staatsvisschershavenbedryf te IJmui den zegt de minister van Waterstaat, dat het ongewenscht zou zyn, juist nu over te gaan tot vaste aanstelling van ambtenaren, zulks te meer, omdat het niet uitgesloten is, dat bij voortduren van de crisis by sommige af- deelingen van het bedrijf de werkzaamheden, door den nood gedwongen, belangrijk zullen moeten worden beperkt en dientengevolge het personeel niet meer op de bestaande sterkte zal kunnen wórden gehandhaafd. Faillissementen Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlem zyn Dinsdag 17 November de vol gende faillissementen uitgesproken: H. J J. van Roeden, handelende onder den naam J. Dushuizen, koopman en dames- en heerenkleermaker, wonende te Heemstede, Binnenweg 199. Curator mr. dr. F. A. Byvoet, wonende te Haarlem. P. B Schelling, blcemistknecht. wonende te Haarlemmermeer, Aalsmeerderdyk 660. Cu rator mr. W. G. J. Veenhoven, wonende te Haarlem. D. Medem, koopman in meubelen etcwo nende te Oude Wetering. Curator mr. W. G. J. Veenhoven, wonende te Haarlem. J. A Bronkhorst, bloembollenkweeker, han delende onder de firma J. A. Bronkhorst Zn., wonende te Heemstede, Schouwbroekstr. 4. Curator mr. A. Bruch, wonende te Haarlem H. Huyboom, koopman in groenten, wo nende te Haarlem, Byzantiumstraat 18. Cu rator mr. M. van Toulon van der Koog', wo nende te Haarlem. L P. Hoogervorst, arbeider, wonende te Haarlemmermeer, Lisserdijlt 133. Curator mr. Silvain Groen, wonende te Haarlem. Rechter-Commissaris in al deze faillisse menten mr. S. J. Pit. Opgeheven werden de faillissementen we gens gebrek aan actief van: H. J J. M. Damen, wonende te Lisse. Curator mr. L. V. Hoog, wonende te Haar lem. P. van Leeuwen, wonende te Haarlem Curator mr. H. O. Drilsma, wonende te Haarlem. Geëindigd zijn de faillissementen door het verbindend worden van de uitdeelingslijst van: C, Mesman, wonende te Haarlem. Curator mr. T. A. M. A van Löben Seis, wonende te Haarlem. A. de Boer, wonende te Heemstede. Curator mr. C, Blankevoort, wonende te Haarlem. D. Vens, wonende te Zaandam. Curator mr. G. A. Feits, wonende te Haarleth. W Tros, wonende te Haarlemmermeer. Curator mr. L. U. Rengers Hora Siccama, Wonende te Haarlem. „De Haarlemsche Postfanfare" Bovengenoemd fanfarecorps van P. T. T.- personeel geeft met medewerking van de lie dertafel ,.H; arlem's Zanggenot" Zaterdag 28 November as. om 8.15 uUr in het Gem: Con certgebouw een concert. In den ouderdom van 65 jaar is gisteren te Voorburg overleden dr. J. P. Lctsy, ouu- secretaris van de Hollandsche Maatschappy der Wetenschappen. Dr. Johannes Paulus Lotsy was 11 April 1867 geboren te Dordrecht, werd doctor in de plant- en dierkunde te Leiden én is directeur van 's Rijks herbarium daar ter ter stede geweest tot hij secretaris der Hol landsche Maatschappy der Wetenschappen werd, welke functie hij eenige jaren geleden neerlegde. Hij redigeerde verschillende tijdschriften. Dr. J. P. Lotsy was een van onze ve,- maarde plantkundigen en een geleerde van internationale bekendheid. Tom hij secre taris der Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem werd, was deze onder Bosscha en later onder I.orencz meer op wis- en natuurkunde georiënteerd. On der zyn secretariaat werd ook aan de bio logische wetenschappen een ruime plaats in geruimd. Lotsy beschikte te Haarlem over een vrij uitgestrekten proeftuin in Bennebroek, waar hij allerlei bastaardeeringsproeven nam. La ter, na zich gevestigd te hétben te Veip, zette hij in een eigen proeftuin zijn onder zoekingen voort. Groote belangstelling had hij voor het verschijnsel der entbastaarden of chimaereu, over welke hij veel heeft gepubliceerd. Lotsy was een gezocht sp-eker op weten schappelijke congressen en heeft tal van verre buitenlandsche re'zen gemaakt, die meestal ten doel hadden de voorouders op te sporen van verwante planten welke door bastaar deering aan nieuwe zaadvaste soorten een aanschijn hadden gegeven. Verder wordt bepaald, dat de bedrijTsin- komsten behalve ter voering van het bedrijf, allereerst moeten worden besteed voor beta ling van loonen, salarissen en byaragen voor sociale verzekeringen, voor de noodzakelyk- ste behoeften van den bedrijfseigenaar en diegenen die hy onderhouden moet, voor be taling van zyn herverzekeringen en open ia- re lasten. De dan resteerende middelen moe ten gebruikt worden voor betaling van de loopende renten en annuïteiten van de eer ste hypotheek, benevens andere rentever plichtingen. Tijdens den duur van een Sieherungsver- fahren zal de Bank voor Duitsche Industrie obligaties, voor zoo ver geen andere midde len te krygen zijn de noodige bedragen te- beschikking stellen. De bedragen, die ter voorbereiding en beveiliging van den oogst gegeven worden, moeten by voorkeur terug betaald worden uit de opbrengsten van den volgenden oogst. De verordening wordt den dag na de pu blicatie van kracht. Meer dan verdubbeld Hoe. het in de groote stelen is gesteld Hoewel de jongste werkloosheidsgegevens voor Nederland gapub iceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek nog slechts betrekking ..ebben op den toestand der arbeidsmarkt tot en met den zomer van dit jaar, zijn zij toch van genoegzame beteekenis om even aicondcrlk vermeld te worden, schryft men aan het „Vad.". Een vergelyking met het vorige jaar stelt in staat zich een oordeel te vormen omtrent de toeneming van de werkloos heid onder den invloed van de crisis. Die vergelyking volgt hier: Indexcyfers van de werkloosheid: 1930 1931 Januari 10.7 17.9 Februari 9- 17.1 Maart 6.3 16.4 April 5.3 11.8 Mei 5.1 10.7 Juni 4.6 10.3 Juli 5.6 11.7 Augustus 6.3 12.2 Gemiddelde 6.6 13.5 De noodverordening inzake Osthilfe verschenen Wat zij inhoudt Gisteren is de „verordening ter beveiliging der oogsten en ter schuldopheffing van den landbouwer in het Osthilfe-gebied" op grond van artikel 48 door president Von Hinden burg onderteekend. De noodverordening bestaat uit 27 para- graphen en bepaalt o.m. dat met het oog op bovengenoemde veilingstelling executies we gens geldverordeningen en ter verkryging van afgifte van by, het bedrijf dienende, grondstukken behoorende zaken niet toelaat baar zijn, dat verkoop van verpande of als waarborg afgedragen voorwerpen ontoelaat baar is; dit laatste ook geldt voor de rente van die verpande voorwerpen; de beslissing over het openen van een faillissement of ge rechtelijk accoord uitgesteld wordt en een zwevend gerechtelyk accoord wordt inge steld. De werkloosheid is dus méér dgn ver dubbeld sinds verlecen jaar! Dit wat het geheele land betreft, dus voor alle georganiseerde en tegen werk loosheid verzekerde arbeiders, dat is ruim 460.000 personen, ./aarvan er 70.479 als werkloos te boek stonden in Augustus van dit jaar. Hoe staat het nu met de toeneming van de werkloosheid in de groote steden in ons land? Een denkbeeld daaromtrent ver schaffen de gegevens nopens de aan de werkloozen verstrekte uitkeerïngen. Geven we eerst het aantal werklooze persónen, die uitkeering ontvangen op het einde der maand. 1930 Aug. Sept. Amsterdam 7279 8019 Rotterdam 5426 6488 's-Gravenhage 1466 1619 Utrecht 1281 1562 Haarlem 499 651 Groningen 481 447 1931 Aug. Sept. 13510 16350 3112 2027 1679 929 3127 2303 1612 1002 Over dé geheele linie is er stijging sinds verleden jaar. Zeer sterk trekt de aandacht het aantal werkloozen te Rotterdam, welk aantal voor Augustus 1931 veel grooter was dan dat voor Amsterdam. De metaal industrie in de Maasstad is vooral de schul dige. De uitgekeerde bedragen per week zyn de volgende: 1930 1931 Sept. Sept. Amsterdam t' 96.556 f 161.812 Rotterdam 64.824 178.694 'S-Gravenhage 16.998 36.149 Utrecht 12.912 22.318 Haarlem 5.774 16.728 Groningen 3.780 8.653 St. Martinusavond in het land van Rijn en Ruhr en in de Gauen der Niers. In stad en dorp pinken voor de ramen kleine kleurige lichtjes of bengelen flikkerende ballonnetjes. En buiten de muren der stad jes laaien vuren op aan randen van donkere dennenbosschen of in wijde weide zooals de Paaschvuren bij ons. De St. Martinusvuren zijn ontstoken.... en bij St. Thönis en Weeze branden de hout stapels hoog op, St. Martinus den weldoener der armen ter eere. Bij deze St. Martinus-herdenking, een folklorisch gebruik van kerkelijken oorsprong, leeft de geest van welig weldoen en hooger naastenliefde, welke wij-in St. Nicolaas eer^n. Wie niet bekend is met deze vroom-kin- derlijke gebruiken, ook in de Geldersch- en Limburgsch-Rijnlandscne grenszone, denkt bij het zien der vuren onwillekeurig aan waar schuwingssignalen van sluwe sluikers, die op eigenbaat belust, de ordebewaarders en grensbewakers zouden willen afleiden van de smokkelwegen, waarover zij sluipen. Komt hij nader tot het eenvoudige volk, dat ook in barren nood gelukkig niet zoo gezonken is, als niet-wetende eendagsbezoe- kers meenen en sommigen durven te schrij ven, dan wordt hij opgenomen in de sfeer van St. Martinusavond, in een stemming van welwillende toewijding van ouderen tot jongeren, die nog leven in de illusies der jeugd. Tegen den avond, als de schemer nog met oud is, trekken de schoolkinderen uit. allen met lichtende lampionnen of in flikker licht bewegende kerkjes, schepen, jachthoorns en wat de phantasie der kleinen knutselen deed. Onderwijzers, onderwijzeressen en ieugd- enden begeleiden de kleinen. Brandweer kapel, trommelaarstroepen en pijperskorpsen maken muziek en slaan volksliederen. St. Martinus als ridder te paard rijdt te midden der lichtdragers, op den schimmel, welken hij beheerscht, wanneer het dier steigert als lichtsterren uit de vuurwerk zuilen door de straat schieten. En de honderden kinderen, Woensdag avond in Goch wel tweeduizend, zingen welluidend hun liedje St. Martinus ter eere Sint Martin ritt durch Schnee und Wind St. Martin, St Martin, Sein Rosz es trug ihn fort geschwind St. Martin ritt mit frohen Mut. Sein Mantel deckt ihn warm und gut. Warm und gut. Andere jaren werden de kleinen na den omgang onthaald op appels, noten, wat cho colade en een St. Martinusbroodje. Ditmaal ging dat niet. De nood nijpt te zeer, en men zou zelfs het broodje niet hebben kunnen geven, als plaatselijke nijver heid en nering en liefdadigheid niet grond stoffen en geld gegeven hadden om de twee duizend broodjes te bakken. Zoo ondervindt de kleine reeds den nood van zijn land in dezen tijd. Er ligt over het geheele Duitsche volk, dat bijna vijf millioen werkloozen in deze donkere dagen te ondersteunen heeft, iets droef geestigs. dat hen drukt. Zelfs in het anders zoo vroolijke, opgewekte Rijnland schuilt de levensvreugde weg in de grauwe schaduwen der sombere November dagen. Velen staan zonder middelen van bestaan, zonder uitzicht op werk. Ook intellectueelen. Reeds zijn er 6oo on derwijzers „abgebaut". Zeker wacht 6ooo assessoren, universitair gevormden leiders een zelfde lot. Velen zien hun inkomsten dalenen merken dat alléén hooggeplaatsten en groot handelaars en Schwerindustrieelen, bankiers hun inkomsten kunnen doen stijgen en op zijn minst op peil houden. De middenstand zinkt weg, uitgeput door zware belastingen, welke io tot 20 pCt. van inkomsten en bezit vergen. De arbeider loopt leeg, houdt de hand op. Velen zien geen uitkomst voor vrouw en kinderen. En dan ligt daar aan de grens das Loch im Westen De verleiding is groot voor hen, die wat kunnen bijverdienen door smokkelhandel of kettinghandel. Want meent niet, dat alleen de grensbewoner profiteert van den sluik handel. De smokkelaar heeft zijn helers in de droot-winkeliers en zijn geldschieters in den groothandelaar, die zoo noodig auto's, motorrijwielen en fietsen in de exploitatie brengen. Dat wordt tenminste verondersteld. Maar vraagt men den man van de wet, in dat geval aan de „Behörde van het Zollamt" kunt u mij bewijzen overleggen dat die groote firma's dien smokkelhandel financieren, dan krijgt men ontwijkende antwoorden. Men gist en intusschen groeit het smokkel bedrijf, tot het beperkt kon worden door grooter grenswacht. En deze is er nu aan de Duitsche zijde gekomen. Vandaar dan ook, dat de smokkelhandel als „Groszbetrieb" zijn eerste bloeiperiode weer achter den rug heeft, en er althans tusschen Nijmegen en Venlo of wil men tusschen Kleef-Goch-Straelen van grootscheepsche smokkelavonturen geen sprake meer is. Das Loch im Westen gaapt nog wel. De nood nijpt nog erg. Maar de gevaren voor gevangenisstraf zijn te groot geworden voor de schuwe schuimers in den nacht. Wij spraken een hoofdleider der douane in de Niersstreek en ons bleek, dat de grens wacht enorm versterkt is en dat het optreden der douaniers tegen den grootsmokkelhandel strenger en scherper geworden is dan ooit. De dagen, dat men duizenden kilo's tarwe per dag over de grens kón vervoeren, zijn voorbij. Zeker, er glipt nog wel af en toe een smokkelauto over de grens maar de chauffeurs zijn heel wat angstiger geworden, sinds zij weten, dat de kommiezen met kara bijnen gewapend zijn en vaak schieten ook. Zou men sommige berichtgevers gelooven, datr zou er in de grenszone een kleine slui- kers-kommiezen-oorlog woeden waarbij maar raak geschoten wordt. Als men dan van officieele zijde hooft, dat er bij deze smokkelperiode in het land van Goch en Kleef nog geen vier dooden gevallen zijn. waaronder een bij Kleef, een bij Till Moyland en een bij Goch, dan krijgt men toch de over tuiging, dat hier niet roekeloos met menschen- levens gespeeld wordt. De groot-smokkelarij heeft heel wat min der te beteekenen dan de kleinsmokkelhandel. Bijkans iedere Duitscher, die over de grens gaat en komt smokkelt een beetje meestal voor eigen gebruik. Tot uit Keulen en Krefeld gaan Duitschers naar Holland om een pondje koffie, wat tabak te halen. Zij weten, dat de kommiezen ook hen niet sparen zelfs niet kurtnèn ter wille zijn. Immers zou blijken, dat de Zöllner een oogje dichthoudt voor klein-smokkelaars, dan ware het sluikersleed niet te overzien. Maar er zijn andere middelen om het wakend oog der kommiezen te ontloopen. De douanier is niet altijd op pad. Uitkijk posten, voorloopers zijn er genoeg aan de grens, die de kleine smokkelaars waarschu wen, wanneer het pad veilig is. Dan zijn kleine pakjes makkelijk weg te bergen. En een kommies, die een beetje menschelijk is, is niet zoo frech om op alle Wenigkeiten te letten. Een nachtelijke tocht langs de grens. De avond hulde den eenzamen weg, welke ging langs boerderijen, weggedoken achter hooge hagen, in een geheimzinnig duister, hier en daar gebroken bij de stad door flak kerende gasvlammetjes. In de felle lichten, welke van den kop van den auto diep door drongen in het pikkedonker, een duizend meter achter het stadje, dook af en toe een fietser op, een type van landwerker of fa brieksarbeider, de pet diep in de oogen ge trokken, een pakje voor of achter op de fiets, met knarsenden ketting over het kamrad. Oude, half verroeste karretjes zijn hier het meest in gebruik. En wie rijden er op Smokkelaars Verkenners Boertjes 1 Men moet ze aanhouden maar naarmate men de heide naderde en het nog doodscher, vlakker werd om ons heen op de Hulmer- heide werden de fietsers toch zeldzamer en sprongen er meer haasjes dan menschen voor het licht. Hier verspreiden zich kronkel wegen over de heide ideaal land voor sluikers, die alle hoeken en gaten kennen en den kommiezen te slim af zijn. Op eens midden op den weg een rood kogeltje, dat het duister peilde. Halt Zöllner. De auto stopte. Daar stonden vijf struische kaerels voor ons, eenigen met karabijnen gewapend. Na legitimatie konden wij al gauw door rijden naar naburige dorpen Hassum, As- perden, Kessel, terwijl wij Gaesdonk, een door smokkeltypen in opspraak gebrachte buurtschap, buiten lieten liggen. Rechts van den weg was Duitsch, links Hóllandsch. Daar zetten onze autolampen midden op het land een houten keet in volle licht een planken keet. Tegen de wanden stonden een zestal pootige werkers van het land geleund, de fietsen naast zich. Onverschillig keken zij den naderenden auto aan, zij verroerden geen vin. Eine Bude zegt er een van ons. Een soort kraam, waar koffie, thee, tabak en sigaretten kunnen gekocht worden, waar Duitsche smokkelaars samen komen, om inkoopen te doen. Zoo staan er twee van die grensbarakken in de smokkelzone. Maar wegens de versterkte grenscontrole gaan de zaken hier zoo slap, dat er een Bude gesloten werd. De mannen van de Bude hebben nog wel plannen voor vannacht maar moeten eerst weten of de weg veilig is. Nu zijn zij zeker, dat de kommiezen langs den weg zijn. Zij denken dan vooreerst niet aan een smokkel- oartijtje. Er zit nu te veel risico aan. En, vertelde ons een der hoofdbeambten, de smokkelaars houden zich de laatste weken opvallend rustig. Zij weten, dat het Loch im Westen steeds nauwer werd en de kans van gesnapt te worden veel grooter is, dan een week of twee terug. Zij weten ook, dat de rechter niet speelt met op heeterdaad betrapte smokkelaars. Zij vertellen elkander, dat b.v. de weduwe B. uit Viersen voor het smokkelen van maar een half pond koffie en wat tabak was ver oordeeld tot 572 Rijksmark boete en twee weken gevangenisstraf wegens recidive. Zij was voor de zesde maal gesnapt in een jaar tijefs. En zij weten ook, dat smokkelen in clubs z,g.n. Bandenschmuggel nog veel zwaarder gestraft wordt. Een Krefelder smokkelaar kon zijn smokkelaarsgevangenisstraf afkoo- pen met 2230 rijksmark. Dat is geen kleinig heid bij een miniem smokkelwinstje. En denkbeeldig is het niet, dat ook zij in de val loopen, bij de verscherpte grenscontrole. De wagen reed door naar Asoerden naar Grunewald midden door de typische grensdorpjes, waar kleine winkeltjes zijn en ook opslagplaatsjes van smokkelartikelen. Wij naderden Goch weer reden langs kleine oude arbeiderswoningen. Daar huizen ongetwijfeld smokkelaars en daaruit trekken ook wel eens kinderen uit naar de grens om wat te halen. Maar een groot smokkelbedrijf is het hier niet meer. Wel voor een week of twee kon het hier heet toegaan. Maar nu De kommies is veel, veel op zijn post. En het is, of de smokkelaars onderling afspraken, laten wij eenigen rijd staken. Misschien verslapt dan de bewaking. Maar de Zöllner blijven actief. Zij winnen veld en houden stand. Alleen beroeossmokkelaars schrikken daarvoor niet terug. Zij zijn echter betrekkelijk klein in getal en de kommiezen kennen .hun trucjes en laten ze zoo maar niet door. Zoo is de „Getreide" smokkelhandel, waaraan vooral vele grensboeren. die door smokkeldiensten vee) oude schuld konden aflossen als hypotheken enz. lam .gelegd vooreerst. Hierover en over trucjes een volgende maal. W.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5