SIR JOHN SIMON
VAN EEN VOLK IN NOOD
TWEEDE BLAD
WOENSDAG 18 NOVEMBER 1931
BLADZIJDE 1
BRIEVEN UIT ENGELAND
Een geducht tegenstander De verpersoonlijking der juridische logica.
De man, die de algemeene staking verpletterde Zullen de Fransche
staatslieden in hem hun meester vinden
STADSNIEUWS
De nieuwe brug te
Hoofddorp gereed
Een interessant werk
Dr. J. P. Lotsy f
De werkloosheid in
ons land
„Das Loch im Westen
Lichten in den avond
Londen, 16 November 1931
Gistermorgen heeft Sir John Simon, de
nieuwe minister van Buitenlandsche Zaken,
Jonden verlaten om te Parijs een bijzondere
vergadering van den Volkenbondsraad bij te
wonen.
Het is zijn eerste missie als Foreign Secre.
tary.
Hij zal vergezeld ztjn van Burggraaf Cecil,
die, meer dan eenig ander Britsch staatsman,
doorkneed is in Volkenbondszaken, waarin
hij als het ware een beroep, zoo niet een roe
ping gevonden heeft. Verder zullen, behalve
zijn particuliere secretaris, een aantal des
kundigen van hst departement van Buiten
landsche Zaken met hem reizen. Zonder
dezen voelt zelfs een minister van rijpe er
varing zich niet veilig. Oat ditmaal onder
die deskundigen Sir John Pratt, die aan het
departement de zaken van het Verre Oosten
onder zijn beheer heeft, de voornaamste
plaats inneemt, houdt natuurlijk verband
met de gebeurtenissen in Mandsjoerije, waar
van zelfs Wickham Steed, de beste journalis
tieke kenner der volkenrechtelijke verhoudin
gen, de vorige week erkende, dat hij niet er
uit wijs kon worden.
Te Parijs zal Sir John tevens gebruik ma
ken van de gelegenheid om overleg te plegen
met Fransche ministers -wer vraagstukken,
bij welker regeling Europa meer onmiddellijk
belang heeft dan bij 't Japansch-Chineesche
geschil. Den heer Briand zal Sir John ontmoe
ten nog vóór de bijeenkomst van den Volken
bondsraad, en later zal hy kennis maken met
den eersten Minister, Laval, en met den mi
nister van financiën. Flandin. En ofschoon
by zulk een gelegenheid geen „onderhande
lingen" gevoerd worden, zal er toch een veel
zijdige geöachtenwisseling plaats hebben,
welke het internationale schuldenvraagstuk
en de daarmede samenhangende problemen
zal betreffen.
Hierbij zal Sir John Simon te doen hebben
met den heer Briand, die als internationaal
staatsman meer ervaring heeft dan een zijner
buitenlandsche collega's, en in geslepenheid
by geen hunner achterstaat.
De heer Briand daarentegen zal een man
tegenover zich hebben, die op internationaal
gebied als een nieuweling geldt, en van wien
enkele weken geleden niemand gedacht had,
dat hü in het nationale kabinet juist dien
post zou krögen, waarvoor zijn verleden hem
het allerminst voorbestemd scheen te hebben.
De Fransche ministers zullen dus gemak-
keiyk spel hebben met dezen nieuwbakken
Internationalen staatsman!
Zy, die deze meening toegedaan zyn, ver
gissen zich. Van Sir John Simon heeft men
beweerd, dat hU, wanneer hij vandaag tot
admiraal benoemd wordt, over een week een
zeeslag kan winnen. Pas deze hyperbool toe
op het zuiver-geestelyke, en Sir John wordt
er niet al te slecht door gekenschetst.
Of een minister een groot internationaal
staatsman wordt, hangt niet alleen van zyn
persoon, doch ook van de omstandigheden af.
Lord Curzon, die in' het kabinet Bonar Law-
Baldwin Foreign Secretary geweest is, was
ongetwyfeld een van de grootste f;"uren in
het staatkundige leven; toch kreeg hij als in
ternationaal staatsman nooit de beteekenis
welke, onmiddellijk na hem, Sir Austen Cham
berlain en Mr. MacDonald zouden verwerven.
Tydens zyn ministerschap was Europa nog
niet ryp voor Locarno's en andere verzoe-
nings- en toenaderings-acties, waaraan zijn
opvolgers hun roem zouden danken.
Onder gunstige omstandigheden is het
waarschijnlijk, dat Sir John Simon een inter
nationalen roep verwerven zal, niet minder
groot dan dien van Sir Austen Chamberlain
of den heer Briand.
Zijn naam, die thans in het buitenland
minder gangbaar Is dan die van veel andere
Britsche politici, zal binnenkort gemeengoed
zyn van allen, in welk land ook, wier belang
stelling zich niet beperkt tot de dorpspomp.
En de Fransche ministers zullen in de
eerstvolgende dagen te doen hebben met een
man die, op het gebied der wereldpolitiek,
ongetwijfeld 'n nieuweling is, maar die reeds
spoedig een kostbaarder bondgenoot en een
geduchter tegenstander zal biyken te zyn
dan één zijner voorgangers.
Het is waar, dat het Foreign office steeds
het Foreign office is, welke partij ook aan de
regeering moge zyn, en dat, zoo ten aarzien
van een enkel land, zooals Rusland, het eene
kabinet een ander standpunt zal innemen
dan het andere, de groote internationale
vraagstukken van Ijonden uit steeds behan
deld worden volgens dezelfde grondbeginselen
en dezelfde langgevestigde tradities. Mr.
Henderson bouwde voort op den arbeid van
Sir Austen Chamberlain. Sir John Simon
zal voortbouwen op den arbeid van Mr. Hen
derson. Maar voor het doorvoeren der be
ginselen en het handnaven der tradities, die
zoo vaak indruischen tegen de wenschen ot
belangen van andere landen, is de vraag, wie
met dit werk belast is, van groot belang.
Mr. Henderson was een voortreffelijk vak-
vereenigingsleider, maar als Foreign Secre
tary toonde hij gebrek aan karakter en ken
nis, en een ieder weet, dat de eigenlijke lei
ding uitging van Mr. MacDonald, die (afge
zien van zijn vaak uitgesteld bezoek aan Ber
lijn) als Eerste Minister evenwel niet den tijd
vond persooniyk contact met de voornaamste
Europeesche centra aan te knoopen. Een ge
volg hiervan was, dat de invloed van Parijs,
dat over een Briand beschikte, voortdurend
aangroeide ten koste van dien van Londen.
Parijs zal evenwel spoedig ontwaren, dat
Sir John Simon de evenknie is, van welken
Franschen staatsman ook.
Persoonlijk bezit hy als onderhandelaar 'n
voordeel, waarop maar weinig Britsche, maar
daarentegen zeer veel Fransche staatslieden
zich hebben kunnen laten voorstaan: hij laat
zich nimmer beheerschen door sentimenteele
overwegingen.
Mr. MacDonald, als volbloed Schot, is in
hooge mate gevoelsmensch. Hij heeft hieraan
veel uiterlijke successen te danken, maar ook
menige essenticele mislukking te wijten ge
had. Sir Austen Chamberlain heeft zich zeer
sterk door zijn sentiment laten leiden. Zijn
voorliefde voor Frankrijk deed hem minstens
twee maal een polities voeren die heip bijna
onmogeiyk maakte. Aan den anderen kant
kon hij zeer sterk medëvoelen met een land,
dat in een zoo vernederende positie verkeer
de als Duitschland, en op zulke oogenblikken
verzuim hy zich af te vragen of de politiek
die hy bepleitte, kon worden doorgevoerd
zonder dat Engelands eigen belangen in het
gedrang kwamen. Overigens hield hij, even
als Mr. MacDonald, van dramatische effecten
en offerde daaraan gaarne iets op.
Sir John Simo.i daarentegen is dc verper
soonlijking der nuchtere werkelijkheid. Nie
mand weet of hij, op internationaal gebied,
bepaalde voorliefdes of rooroordeelen er op
na houdt. Het is hoogst onwaarschijnlijk. Als
hij ze wèl hebben mocht, dan zal hij zich
nooit er door laten beïnvloeden. Hy zal
slechts één belang kennen: het Engelsche.
Want Engeland is niet all ren zijn vaderland,
het is ook, nu hij aan het hoofd van het
Foreign Office staat, zijn „cliënt".
Sir John immers is de grootste En
gelsche pleitbezorger, en misschien ook de
grootste Engelsche jurist van onzen tijd. Zijn
kracht is vooral hierin gelegen, dat hij niets
doet, of hij doet het in die hoedanigheid,
waarin hij ongeëvenaard is, n.l. in die van
jurist. Als hoofd van de beroemde, naar hem
gedoopte Commissie van onderzoek, trok hij
een paar jaar geleden naar Indië en na zijn
terugkeer werd onder zijn leiding, dat gewel
dige rapport uitgebracht, waarin de ontelbare
gecompliceerde vraagstukken ethnogra-
fjsch, geografisch, religieus, sectarisch, poli
tiek, nationaal behandeld werden met de
nimmer falende logica van een groot rechts
geleerde.
Eenige jaren vroeger, in 1926, algemeene
werkstaking. Het kabinet-Baldwin was
schijnbaar den toestand meester. De zaak der
stakers scheen van den beginne af verloren
te zijn. Maar de ingewijden wisten, dat er
gevaar dreigde. Indien niet spoedig een einde
aan de staking kwam, dan zou 'n revolition-
naire minderheid de overhand kunnen krij
gen. Onderhandelingen bleven zonder ge
volg. Al het luidruchtige patriotisme van Mr.
Winston Churchill, al de hautaine vermetel
heid van Lord Birkenhead, al de waardige
afkeuring van Lord Oxford (Mr. Asquith) en
Lord Grey, en al de gemoedelijke vastbera
denheid van Mr. Baldwin baatten niets. Maar
op den tienden dag stond in het Lagerhuis
een man op. die een rede hield, welke zoowat
een uur duurde. Het was geen politieke rede,
maar een droog requisitoir. Niet één woord
getuigde van partijdigheid, van gevoelsover
wegingen. In die rede werd gezegd, dat de
staking onwettig was, dat iedere staker per
sooniyk voor den rechter verantwoordelijk
zou zijn. Het was Sir John Simon, een lid
der liberale oppositie, die het zeide. Niemand
durfde aan de waarheid ervan twijfelen. Zijn
scherpe juridische logica verpletterde in een
uur tyds een staking van 5 millioen men-
schen.
Geen politicus is meer gevreesd dan Sir
John Simon. Hy heeft niet den schitterenden
geest van Winston Churchill, noch de doode-
ïyke slagvaardigheid van Lloyd George, noch
de meesleepende rhetoriek van MacDonald.
Maar met zyn juridische mokerslagen velt hy
hen allen neer.
In zijn handen is een cliënt veilig. Zyn
cliënt is thans Engeland.
Fransche staatslieden hebben de laatste
jaren, in hun verkeer met Britsche ministers,
veel van hun niet steeds verdiende successen
hieraan te danken gehad, dat zij tegenover
de gevoelsargumenten der Engelschen die
koude, onaantastbare juridische logica stel
den, welke een goede zaak steeds, en een
slechte zaak vaak de overwinning verzekert.
Men denke aan een Foincaré, tegen wien
niemand minder dan Lloyd George zich te
pletter liep. Maar wat in Poincaré een per
soonlijke eigenschap was, is in de Fransche
diplomatie een systeem. Tegen dat systeem is
nog geen Britsch minister sinds 1918 opge
wassen geweest. Maar Sir John Simon is de
verpersoonlijking van datzelfde stelsel, en
hiermede zal men rekening moeten houden te
Parijs.en ook elders.
Groote verkeersverbetering
Het heeft lang geduurd, doch thans is
de nieuwe brug over de Hoofdvaart te
Hoofddorp voor het groote verkeer open
gesteld.
Met dit beginnen de groote werkzaam
heden aan den Kruisweg zalf ook heel hard
op te schieten en iederen dag wordt dui-
deiyker, welke een groote verfraaiing Hoofd
dorp op deze wyze zal verkregen.
Wanneer men uit de richting Aalsmeer
het dorp binnenkomt, geeft de Kruisweg
een mooi entree; wie daar passeert ziet
Hoofddorp als een ruime bebouwing, gezel
lig, echt landeiyk en menigeen zal van
oordeel zijn, dat dit centrale punt van den
grooten polder tot een van de mooiste en
gezelligste Noord-Hollandsche dorpen mag
worden gerekend.
Er is een weg voor doorgand verkeer met
een breedte van 9 meter en daarnaast een
weg voor plaatselijk verkeer en wielrijders
met een breedte van 4 meter en rechts en
links een flink voetpad.
Ook de brug zal veler aandacht trekken,
omdat het den architect als bruggenbouwer
gelukt is daarvoor een vorm te kiezen,
welke geheel past by het eenvoudige, lan
delijke karakter van de omgeving, terwyi zij
toch een voornamen en artistieksn indruk
mhakt; deze brug is mooi en praktisch; zy
is ruim 20 meter oreed; de zijmuren zyn
gemetseld van roode steen, welke kleur het
goed doet en voldoende spreekt; de muren
zyn laag gehouden en met een eenvoudige
yzeren balustrade versierd.
Door goede samenwerking van de genie
met den provincialen waterstaat, zijn er in
den z.g. Slaperdyk twee nieuwe bruggen
gebouwd en vandaar uit heeft men over
een afstand van bijna twee kilometer, een
ruime baan om te gaan in de richting van
Aalsmeer, Uithoorn en Utrecht.
Op den Slaperdijk hreft men een aardig
dorpsgezicht; in de verte de torenspits van
het kerkgebouw der Hervormde Gemeente
en het kleine torentje van het raadhuis en
verder passeerende ziet men de Roomsch-
Katholieke Kerk, het kantongerecht, het
beursgebouw, het raadhuis, het polderhuis
en het nieuwe gebouw der Gereformeerde
kerk wel op zyn mooist.
Hoofddorp mag er voortaan zijn: ook
met zijn openbare gebouwen aan een broeden
openbaren weg voor groot doorgaand ver
keer.
Het verwisselen der deuren in de oude groote sluis te IJmuiden, waarby een groote
dryvende kraan van de Amsterdamsche Droogdok My. voor het transport zorgt.
Hierboven: Een der „buiten"- deuren hangt in de kabels.
Personalia
Mejuffrouw H. M. Scholte, alhier, slaagde
te Utrecht voor het examen Esperanto, diplo
ma A.
Staatsvisschershavenbedrijf
Vaste aanstelling van ambtenaren thans
niet gewenscht
In een nota naar aanleiding van het ver
slag der Tweede Kamer over de begrooting
van het staatsvisschershavenbedryf te IJmui
den zegt de minister van Waterstaat, dat het
ongewenscht zou zyn, juist nu over te gaan
tot vaste aanstelling van ambtenaren, zulks
te meer, omdat het niet uitgesloten is, dat
bij voortduren van de crisis by sommige af-
deelingen van het bedrijf de werkzaamheden,
door den nood gedwongen, belangrijk zullen
moeten worden beperkt en dientengevolge
het personeel niet meer op de bestaande
sterkte zal kunnen wórden gehandhaafd.
Faillissementen
Door de Arrondissements-Rechtbank te
Haarlem zyn Dinsdag 17 November de vol
gende faillissementen uitgesproken:
H. J J. van Roeden, handelende onder den
naam J. Dushuizen, koopman en dames- en
heerenkleermaker, wonende te Heemstede,
Binnenweg 199. Curator mr. dr. F. A. Byvoet,
wonende te Haarlem.
P. B Schelling, blcemistknecht. wonende
te Haarlemmermeer, Aalsmeerderdyk 660. Cu
rator mr. W. G. J. Veenhoven, wonende te
Haarlem.
D. Medem, koopman in meubelen etcwo
nende te Oude Wetering. Curator mr. W. G.
J. Veenhoven, wonende te Haarlem.
J. A Bronkhorst, bloembollenkweeker, han
delende onder de firma J. A. Bronkhorst
Zn., wonende te Heemstede, Schouwbroekstr.
4. Curator mr. A. Bruch, wonende te Haarlem
H. Huyboom, koopman in groenten, wo
nende te Haarlem, Byzantiumstraat 18. Cu
rator mr. M. van Toulon van der Koog', wo
nende te Haarlem.
L P. Hoogervorst, arbeider, wonende te
Haarlemmermeer, Lisserdijlt 133. Curator mr.
Silvain Groen, wonende te Haarlem.
Rechter-Commissaris in al deze faillisse
menten mr. S. J. Pit.
Opgeheven werden de faillissementen we
gens gebrek aan actief van:
H. J J. M. Damen, wonende te Lisse.
Curator mr. L. V. Hoog, wonende te Haar
lem.
P. van Leeuwen, wonende te Haarlem
Curator mr. H. O. Drilsma, wonende te
Haarlem.
Geëindigd zijn de faillissementen door het
verbindend worden van de uitdeelingslijst
van:
C, Mesman, wonende te Haarlem.
Curator mr. T. A. M. A van Löben Seis,
wonende te Haarlem.
A. de Boer, wonende te Heemstede.
Curator mr. C, Blankevoort, wonende te
Haarlem.
D. Vens, wonende te Zaandam.
Curator mr. G. A. Feits, wonende te
Haarleth.
W Tros, wonende te Haarlemmermeer.
Curator mr. L. U. Rengers Hora Siccama,
Wonende te Haarlem.
„De Haarlemsche Postfanfare"
Bovengenoemd fanfarecorps van P. T. T.-
personeel geeft met medewerking van de lie
dertafel ,.H; arlem's Zanggenot" Zaterdag 28
November as. om 8.15 uUr in het Gem: Con
certgebouw een concert.
In den ouderdom van 65 jaar is gisteren
te Voorburg overleden dr. J. P. Lctsy, ouu-
secretaris van de Hollandsche Maatschappy
der Wetenschappen.
Dr. Johannes Paulus Lotsy was 11 April
1867 geboren te Dordrecht, werd doctor in
de plant- en dierkunde te Leiden én is
directeur van 's Rijks herbarium daar ter
ter stede geweest tot hij secretaris der Hol
landsche Maatschappy der Wetenschappen
werd, welke functie hij eenige jaren geleden
neerlegde.
Hij redigeerde verschillende tijdschriften.
Dr. J. P. Lotsy was een van onze ve,-
maarde plantkundigen en een geleerde van
internationale bekendheid. Tom hij secre
taris der Hollandsche Maatschappij van
Wetenschappen te Haarlem werd, was deze
onder Bosscha en later onder I.orencz meer
op wis- en natuurkunde georiënteerd. On
der zyn secretariaat werd ook aan de bio
logische wetenschappen een ruime plaats in
geruimd.
Lotsy beschikte te Haarlem over een vrij
uitgestrekten proeftuin in Bennebroek, waar
hij allerlei bastaardeeringsproeven nam. La
ter, na zich gevestigd te hétben te Veip,
zette hij in een eigen proeftuin zijn onder
zoekingen voort.
Groote belangstelling had hij voor het
verschijnsel der entbastaarden of chimaereu,
over welke hij veel heeft gepubliceerd.
Lotsy was een gezocht sp-eker op weten
schappelijke congressen en heeft tal van verre
buitenlandsche re'zen gemaakt, die meestal
ten doel hadden de voorouders op te sporen
van verwante planten welke door bastaar
deering aan nieuwe zaadvaste soorten een
aanschijn hadden gegeven.
Verder wordt bepaald, dat de bedrijTsin-
komsten behalve ter voering van het bedrijf,
allereerst moeten worden besteed voor beta
ling van loonen, salarissen en byaragen voor
sociale verzekeringen, voor de noodzakelyk-
ste behoeften van den bedrijfseigenaar en
diegenen die hy onderhouden moet, voor be
taling van zyn herverzekeringen en open ia-
re lasten. De dan resteerende middelen moe
ten gebruikt worden voor betaling van de
loopende renten en annuïteiten van de eer
ste hypotheek, benevens andere rentever
plichtingen.
Tijdens den duur van een Sieherungsver-
fahren zal de Bank voor Duitsche Industrie
obligaties, voor zoo ver geen andere midde
len te krygen zijn de noodige bedragen te-
beschikking stellen. De bedragen, die ter
voorbereiding en beveiliging van den oogst
gegeven worden, moeten by voorkeur terug
betaald worden uit de opbrengsten van den
volgenden oogst.
De verordening wordt den dag na de pu
blicatie van kracht.
Meer dan verdubbeld
Hoe. het in de groote stelen is gesteld
Hoewel de jongste werkloosheidsgegevens
voor Nederland gapub iceerd door het
Centraal Bureau voor de Statistiek nog
slechts betrekking ..ebben op den toestand
der arbeidsmarkt tot en met den zomer
van dit jaar, zijn zij toch van genoegzame
beteekenis om even aicondcrlk vermeld te
worden, schryft men aan het „Vad.".
Een vergelyking met het vorige jaar
stelt in staat zich een oordeel te vormen
omtrent de toeneming van de werkloos
heid onder den invloed van de crisis.
Die vergelyking volgt hier:
Indexcyfers van de werkloosheid:
1930
1931
Januari
10.7
17.9
Februari
9-
17.1
Maart
6.3
16.4
April
5.3
11.8
Mei
5.1
10.7
Juni
4.6
10.3
Juli
5.6
11.7
Augustus
6.3
12.2
Gemiddelde
6.6
13.5
De noodverordening inzake Osthilfe
verschenen
Wat zij inhoudt
Gisteren is de „verordening ter beveiliging
der oogsten en ter schuldopheffing van den
landbouwer in het Osthilfe-gebied" op grond
van artikel 48 door president Von Hinden
burg onderteekend.
De noodverordening bestaat uit 27 para-
graphen en bepaalt o.m. dat met het oog op
bovengenoemde veilingstelling executies we
gens geldverordeningen en ter verkryging
van afgifte van by, het bedrijf dienende,
grondstukken behoorende zaken niet toelaat
baar zijn, dat verkoop van verpande of als
waarborg afgedragen voorwerpen ontoelaat
baar is; dit laatste ook geldt voor de rente
van die verpande voorwerpen; de beslissing
over het openen van een faillissement of ge
rechtelijk accoord uitgesteld wordt en een
zwevend gerechtelyk accoord wordt inge
steld.
De werkloosheid is dus méér dgn ver
dubbeld sinds verlecen jaar!
Dit wat het geheele land betreft, dus
voor alle georganiseerde en tegen werk
loosheid verzekerde arbeiders, dat is ruim
460.000 personen, ./aarvan er 70.479 als
werkloos te boek stonden in Augustus van
dit jaar.
Hoe staat het nu met de toeneming van
de werkloosheid in de groote steden in
ons land? Een denkbeeld daaromtrent ver
schaffen de gegevens nopens de aan de
werkloozen verstrekte uitkeerïngen.
Geven we eerst het aantal werklooze
persónen, die uitkeering ontvangen op het
einde der maand.
1930
Aug. Sept.
Amsterdam 7279 8019
Rotterdam 5426 6488
's-Gravenhage 1466 1619
Utrecht 1281 1562
Haarlem 499 651
Groningen 481 447
1931
Aug. Sept.
13510
16350
3112
2027
1679
929
3127
2303
1612
1002
Over dé geheele linie is er stijging sinds
verleden jaar. Zeer sterk trekt de aandacht
het aantal werkloozen te Rotterdam, welk
aantal voor Augustus 1931 veel grooter
was dan dat voor Amsterdam. De metaal
industrie in de Maasstad is vooral de schul
dige.
De uitgekeerde bedragen per week zyn
de volgende:
1930
1931
Sept.
Sept.
Amsterdam
t' 96.556
f
161.812
Rotterdam
64.824
178.694
'S-Gravenhage
16.998
36.149
Utrecht
12.912
22.318
Haarlem
5.774
16.728
Groningen
3.780
8.653
St. Martinusavond in het land van Rijn en
Ruhr en in de Gauen der Niers.
In stad en dorp pinken voor de ramen
kleine kleurige lichtjes of bengelen flikkerende
ballonnetjes. En buiten de muren der stad
jes laaien vuren op aan randen van donkere
dennenbosschen of in wijde weide zooals
de Paaschvuren bij ons.
De St. Martinusvuren zijn ontstoken....
en bij St. Thönis en Weeze branden de hout
stapels hoog op, St. Martinus den weldoener
der armen ter eere.
Bij deze St. Martinus-herdenking, een
folklorisch gebruik van kerkelijken oorsprong,
leeft de geest van welig weldoen en hooger
naastenliefde, welke wij-in St. Nicolaas eer^n.
Wie niet bekend is met deze vroom-kin-
derlijke gebruiken, ook in de Geldersch- en
Limburgsch-Rijnlandscne grenszone, denkt
bij het zien der vuren onwillekeurig aan waar
schuwingssignalen van sluwe sluikers, die op
eigenbaat belust, de ordebewaarders en
grensbewakers zouden willen afleiden van
de smokkelwegen, waarover zij sluipen.
Komt hij nader tot het eenvoudige volk,
dat ook in barren nood gelukkig niet zoo
gezonken is, als niet-wetende eendagsbezoe-
kers meenen en sommigen durven te schrij
ven, dan wordt hij opgenomen in de sfeer
van St. Martinusavond, in een stemming
van welwillende toewijding van ouderen
tot jongeren, die nog leven in de illusies
der jeugd.
Tegen den avond, als de schemer nog met
oud is, trekken de schoolkinderen uit.
allen met lichtende lampionnen of in flikker
licht bewegende kerkjes, schepen, jachthoorns
en wat de phantasie der kleinen knutselen
deed.
Onderwijzers, onderwijzeressen en ieugd-
enden begeleiden de kleinen. Brandweer
kapel, trommelaarstroepen en pijperskorpsen
maken muziek en slaan volksliederen.
St. Martinus als ridder te paard rijdt te
midden der lichtdragers, op den schimmel,
welken hij beheerscht, wanneer het dier
steigert als lichtsterren uit de vuurwerk
zuilen door de straat schieten.
En de honderden kinderen, Woensdag
avond in Goch wel tweeduizend, zingen
welluidend hun liedje St. Martinus ter eere
Sint Martin ritt durch Schnee und Wind
St. Martin, St Martin,
Sein Rosz es trug ihn fort geschwind
St. Martin ritt mit frohen Mut.
Sein Mantel deckt ihn warm und gut.
Warm und gut.
Andere jaren werden de kleinen na den
omgang onthaald op appels, noten, wat cho
colade en een St. Martinusbroodje.
Ditmaal ging dat niet. De nood nijpt te
zeer, en men zou zelfs het broodje niet
hebben kunnen geven, als plaatselijke nijver
heid en nering en liefdadigheid niet grond
stoffen en geld gegeven hadden om de twee
duizend broodjes te bakken.
Zoo ondervindt de kleine reeds den nood
van zijn land in dezen tijd.
Er ligt over het geheele Duitsche volk, dat
bijna vijf millioen werkloozen in deze donkere
dagen te ondersteunen heeft, iets droef
geestigs. dat hen drukt.
Zelfs in het anders zoo vroolijke, opgewekte
Rijnland schuilt de levensvreugde weg in de
grauwe schaduwen der sombere November
dagen.
Velen staan zonder middelen van bestaan,
zonder uitzicht op werk.
Ook intellectueelen. Reeds zijn er 6oo on
derwijzers „abgebaut". Zeker wacht 6ooo
assessoren, universitair gevormden leiders
een zelfde lot.
Velen zien hun inkomsten dalenen
merken dat alléén hooggeplaatsten en groot
handelaars en Schwerindustrieelen, bankiers
hun inkomsten kunnen doen stijgen en op
zijn minst op peil houden.
De middenstand zinkt weg, uitgeput door
zware belastingen, welke io tot 20 pCt. van
inkomsten en bezit vergen.
De arbeider loopt leeg, houdt de hand op.
Velen zien geen uitkomst voor vrouw en
kinderen.
En dan ligt daar aan de grens das Loch
im Westen
De verleiding is groot voor hen, die wat
kunnen bijverdienen door smokkelhandel of
kettinghandel. Want meent niet, dat alleen
de grensbewoner profiteert van den sluik
handel.
De smokkelaar heeft zijn helers in de
droot-winkeliers en zijn geldschieters in
den groothandelaar, die zoo noodig auto's,
motorrijwielen en fietsen in de exploitatie
brengen.
Dat wordt tenminste verondersteld.
Maar vraagt men den man van de wet,
in dat geval aan de „Behörde van het Zollamt"
kunt u mij bewijzen overleggen dat die groote
firma's dien smokkelhandel financieren, dan
krijgt men ontwijkende antwoorden.
Men gist en intusschen groeit het smokkel
bedrijf, tot het beperkt kon worden door
grooter grenswacht. En deze is er nu aan de
Duitsche zijde gekomen.
Vandaar dan ook, dat de smokkelhandel als
„Groszbetrieb" zijn eerste bloeiperiode weer
achter den rug heeft, en er althans tusschen
Nijmegen en Venlo of wil men tusschen
Kleef-Goch-Straelen van grootscheepsche
smokkelavonturen geen sprake meer is.
Das Loch im Westen gaapt nog wel.
De nood nijpt nog erg.
Maar de gevaren voor gevangenisstraf
zijn te groot geworden voor de schuwe
schuimers in den nacht.
Wij spraken een hoofdleider der douane
in de Niersstreek en ons bleek, dat de grens
wacht enorm versterkt is en dat het optreden
der douaniers tegen den grootsmokkelhandel
strenger en scherper geworden is dan ooit.
De dagen, dat men duizenden kilo's tarwe
per dag over de grens kón vervoeren, zijn
voorbij. Zeker, er glipt nog wel af en toe een
smokkelauto over de grens maar de
chauffeurs zijn heel wat angstiger geworden,
sinds zij weten, dat de kommiezen met kara
bijnen gewapend zijn en vaak schieten ook.
Zou men sommige berichtgevers gelooven,
datr zou er in de grenszone een kleine slui-
kers-kommiezen-oorlog woeden waarbij
maar raak geschoten wordt. Als men dan
van officieele zijde hooft, dat er bij deze
smokkelperiode in het land van Goch en
Kleef nog geen vier dooden gevallen zijn.
waaronder een bij Kleef, een bij Till Moyland
en een bij Goch, dan krijgt men toch de over
tuiging, dat hier niet roekeloos met menschen-
levens gespeeld wordt.
De groot-smokkelarij heeft heel wat min
der te beteekenen dan de kleinsmokkelhandel.
Bijkans iedere Duitscher, die over de
grens gaat en komt smokkelt een beetje
meestal voor eigen gebruik. Tot uit Keulen en
Krefeld gaan Duitschers naar Holland om
een pondje koffie, wat tabak te halen.
Zij weten, dat de kommiezen ook hen niet
sparen zelfs niet kurtnèn ter wille zijn.
Immers zou blijken, dat de Zöllner een oogje
dichthoudt voor klein-smokkelaars, dan ware
het sluikersleed niet te overzien.
Maar er zijn andere middelen om het
wakend oog der kommiezen te ontloopen.
De douanier is niet altijd op pad. Uitkijk
posten, voorloopers zijn er genoeg aan de
grens, die de kleine smokkelaars waarschu
wen, wanneer het pad veilig is.
Dan zijn kleine pakjes makkelijk weg te
bergen. En een kommies, die een beetje
menschelijk is, is niet zoo frech om op alle
Wenigkeiten te letten.
Een nachtelijke tocht langs de grens.
De avond hulde den eenzamen weg, welke
ging langs boerderijen, weggedoken achter
hooge hagen, in een geheimzinnig duister,
hier en daar gebroken bij de stad door flak
kerende gasvlammetjes. In de felle lichten,
welke van den kop van den auto diep door
drongen in het pikkedonker, een duizend
meter achter het stadje, dook af en toe een
fietser op, een type van landwerker of fa
brieksarbeider, de pet diep in de oogen ge
trokken, een pakje voor of achter op de fiets,
met knarsenden ketting over het kamrad.
Oude, half verroeste karretjes zijn hier
het meest in gebruik. En wie rijden er op
Smokkelaars
Verkenners
Boertjes 1
Men moet ze aanhouden maar naarmate
men de heide naderde en het nog doodscher,
vlakker werd om ons heen op de Hulmer-
heide werden de fietsers toch zeldzamer
en sprongen er meer haasjes dan menschen
voor het licht. Hier verspreiden zich kronkel
wegen over de heide ideaal land voor
sluikers, die alle hoeken en gaten kennen
en den kommiezen te slim af zijn.
Op eens midden op den weg een rood
kogeltje, dat het duister peilde.
Halt Zöllner.
De auto stopte. Daar stonden vijf struische
kaerels voor ons, eenigen met karabijnen
gewapend.
Na legitimatie konden wij al gauw door
rijden naar naburige dorpen Hassum, As-
perden, Kessel, terwijl wij Gaesdonk, een
door smokkeltypen in opspraak gebrachte
buurtschap, buiten lieten liggen.
Rechts van den weg was Duitsch, links
Hóllandsch.
Daar zetten onze autolampen midden op
het land een houten keet in volle licht een
planken keet. Tegen de wanden stonden een
zestal pootige werkers van het land geleund,
de fietsen naast zich. Onverschillig keken zij
den naderenden auto aan, zij verroerden
geen vin.
Eine Bude zegt er een van ons.
Een soort kraam, waar koffie, thee, tabak
en sigaretten kunnen gekocht worden, waar
Duitsche smokkelaars samen komen, om
inkoopen te doen. Zoo staan er twee van die
grensbarakken in de smokkelzone. Maar
wegens de versterkte grenscontrole gaan de
zaken hier zoo slap, dat er een Bude gesloten
werd.
De mannen van de Bude hebben nog wel
plannen voor vannacht maar moeten eerst
weten of de weg veilig is. Nu zijn zij zeker,
dat de kommiezen langs den weg zijn. Zij
denken dan vooreerst niet aan een smokkel-
oartijtje. Er zit nu te veel risico aan.
En, vertelde ons een der hoofdbeambten,
de smokkelaars houden zich de laatste weken
opvallend rustig. Zij weten, dat het Loch
im Westen steeds nauwer werd en de kans van
gesnapt te worden veel grooter is, dan een
week of twee terug.
Zij weten ook, dat de rechter niet speelt
met op heeterdaad betrapte smokkelaars.
Zij vertellen elkander, dat b.v. de weduwe
B. uit Viersen voor het smokkelen van maar
een half pond koffie en wat tabak was ver
oordeeld tot 572 Rijksmark boete en twee
weken gevangenisstraf wegens recidive. Zij
was voor de zesde maal gesnapt in een jaar
tijefs.
En zij weten ook, dat smokkelen in clubs
z,g.n. Bandenschmuggel nog veel zwaarder
gestraft wordt. Een Krefelder smokkelaar
kon zijn smokkelaarsgevangenisstraf afkoo-
pen met 2230 rijksmark. Dat is geen kleinig
heid bij een miniem smokkelwinstje. En
denkbeeldig is het niet, dat ook zij in de val
loopen, bij de verscherpte grenscontrole.
De wagen reed door naar Asoerden naar
Grunewald midden door de typische
grensdorpjes, waar kleine winkeltjes zijn en
ook opslagplaatsjes van smokkelartikelen.
Wij naderden Goch weer reden langs
kleine oude arbeiderswoningen.
Daar huizen ongetwijfeld smokkelaars
en daaruit trekken ook wel eens kinderen uit
naar de grens om wat te halen.
Maar een groot smokkelbedrijf is het hier
niet meer. Wel voor een week of twee kon het
hier heet toegaan.
Maar nu De kommies is veel, veel op zijn
post.
En het is, of de smokkelaars onderling
afspraken, laten wij eenigen rijd staken.
Misschien verslapt dan de bewaking. Maar
de Zöllner blijven actief. Zij winnen veld en
houden stand. Alleen beroeossmokkelaars
schrikken daarvoor niet terug. Zij zijn echter
betrekkelijk klein in getal en de kommiezen
kennen .hun trucjes en laten ze zoo maar niet
door.
Zoo is de „Getreide" smokkelhandel,
waaraan vooral vele grensboeren. die door
smokkeldiensten vee) oude schuld konden
aflossen als hypotheken enz. lam .gelegd
vooreerst.
Hierover en over trucjes een volgende maal.
W.