r* j i
F J
m.
m
Jl» 1
k j f
u
m m
-H—J 4-
m
Is
m
VAN MANGELEMOT DE FILMHELD
m
m
m
m
m
(r v r 7
(2) 7 J
"f1
-f
1 HI
3
i
S5
J J 1
ÉS
B
t
ALLES OM EEN ROOMSOESJE!
IF 1
N- M
5
W Ir
VAN ALLES WAT
ff
i
m
m
SINTERKLAAS
-tf=!
_P>fr-i-
j-
f
V-7 ij? NJ
l
SINTERKLAASLIEDJE
SINT EN PIET
SINTERKLAASMORGEN
0
i
f=T-
-
Jl9L-Ji-_*-
y H
m
i
—F41*N N
r r J i
r^-ir-
J1 1"
1
9S
_4
-
L;j
3=E
V V
t j fi
-tz
2=T
Mbi
m
raP
0
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
„Daar gaat die nare kat weer de kel
derkast in! Wacht, ik zal 'ml" riep Sien
nijdig, maar Keesje, bang, dat Sien zijn
lieve poes kwaad zou doen, was haar
voor.
„Ik jaag ze er wel uit, Sientje!" En
in 'n wip had hij de poes te pakken. Jij
stouterd! Mag je toch niet?" zei hij
beknorrend.
ën in een wip had hij de poes te pakken
„Mauw!" klaagde poes en toen zag
Keesje ineens, midden op 'n gebakschaal,
'n roomsoes liggen, 'n verrukkelijke
roomsoes. „Gisteravond visite geweest,"
bedacht hü „daar was die van over
gebleven. Hè, heerlijk zoo'n roomsoes!"
„Heb je 'r nog niet?" riep Sien.
Keesje liep gauw met zijn poes op den
arm de gang in.
„Ja, hoor!"
„Heb je de deur goed dicht gemaakt?
D'r staat visch in de kast; daar kwam
hij natuurlijk op af. Als ik haar wéér
snap, krijgt ze ransel van me, hoor!"
Keesje trok de deur van de kelderkast
nog eens extra dicht en terwijl Sientje
met den stofzuiger de trap op liep, ging
hij den tuin in. Daar drentelde hij 'n
beetje heen en weer en onderwijl dacht
hij aldoor aan het roomsoesje, dat op
de kelderplank stond. Het was er juist
Zoo eentje, waar Keesje 't allermeeste
van hield, zoo eentje met chocolade er
boven op. En binnenin had je dan dien
gelen room, die zoo heerlijk naar
vanille smaakte. Hè, wat had hü 'n
trek! Moeder vragen? Nee, dat gaf
natuurlijk toch niets moeder wilde
nooit, dat er gesnoept werd tusschen
de maaltijden. Neen, dat gaf niets!
Hoeveel roomsoezen zouden er wel
geweest zü'n gisteravond? Ds heele blau
we schaal vol natuurlijk. Of lag zij op
de witte schaal met 't gouden randje?
Gek, dat wist hü niet eens precies meer.
Even kyken. Het kon best; Sien hoorde
hü boven bezig met den stofzuiger en
moeder zat met Lies je in de voorkamer,
en hü wilde toch ook enkel maar naar
den schotel kijken.
Voorzichtig sloop Keesje naar de
gang. Boven gonsde de stofzuiger en
vóór hoorde hij moeder en Lies praten.
Even de deur open van de kelderkast
enkel maar naar den schotel küken.
Keesje sloeg z'n oogen niet heelemaal
omhoog het zou gevaarlijk kunnen
wezen om naar t
roomsoesje te kij
ken. Het lag op
den blauwen scho
tel entoen gin
gen Keesje's oogen
toch vanzelf om
hoog en hü zag niet alleen den scho
tel, maar ook wat er op lag. 'n Oogen-
blik later greep hü er naar, zóó haastig
en zóó onhandig, dat meteen de schotel
naar beneden kwam en in scherven op
den grond viel. Angstig en verschrikt
propte Keesje met de eene hand het
roomsoesje in z'n mond en met de an
dere greep hü haastig de scherven bij
elkaar. Toen luisterde hij, maar boven
bromde nog de stofzuiger en in de voor
kamer hoorde hü Liesje lachen. Nie
mand scheen iets te hebben gehoord.
'n Oogenblikje later stond Keesje weer
in den tuin. Het roomsoesje was verdwe
nen en Kees had er nauwelijks iets van
geproefd en in z'n hand had» hü de
scherven van de mooie blauwe schaal.
Wat moest hü daarmee doen? In den
zandbak, bedacht hij opeens en even
later had hü de stukken zoo diep moge
lijk bedolven onder het zand.
Toen slenterde Keesje, erg boos op
zichzelf en op iedereen, de gang door
naar de voorkamer. Moeder zat daar 'n
brief te schrijven en Liesje zat, met
haar pop op schoot, 'n appel te eten.
„Je mèg tusschentijds niet snoepen!"
riep Keesje en hij pakte den appel af en
gooide hem het raam uit.
Liesje begon te huilen en moeder keek
hem boos aan. Keesje keek óók boos.
„Ze mag niet snoepen!" verklaarde hü
nog eens.
,,'n Appel is geen snoeperü," zei moe
der. „Ik heb 'm haar zelf gegeven. Je
bent 'n stoute jongen."
Met 'n verongelijkt gezicht ging
Keesje zitten en nijdig trok hü de blok
kendoos naar zich toe, waar z'n zusje
mee aan 't spelen was, wat opnieuw
gehuil uitlokte.
„Wat scheelt jou vandaag toch?"
vroeg moeder boos. Ze gaf Liesje de
blokkendoos terug en Kees griste zün
teekenboek naar zich toe. 'n Poosje
heerschte er rust in de kamer.
Toen kwam Sien binnenstormen.
„Heeft me die nare kat tóch de visch
weggehaald!"
„Dan heb je de deur van de kelder
kast zeker niet goed dicht gemaakt,"
zei Keesje's moeder.
„Ik maak de deur altijd goed dicht,"
zei Sientje en ze keek naar Kees. Maar
Keesje zat, diep voorover gebogen, üve-
rig te kleuren.
's Middags ging Liesje den tuin in.
zaten Kees en
Liesje eendrachtig
te spelen
moeder trok hem naar zich toe
„Wat ga je doen?" vroeg Kees, die
haar dadelük achterna liep.
„In den zandbak."
„Kind, je kan niet met zand spelen,
't is veel tie nat."
,,'t Is heelemaal niet nat," zei Liesje,
„kijk maar."
„En je mag toch niet met zand spe
len. Ik moet hier spelen!" verklaarde
Kees, terwül hü Liesje nüdig wegtrok.
Lies begon natuurhjk weer te huilen
en moeder moest er aan te pas komen.
„Wat Jü vandaag hebt, begrüp ik
niet," zei ze verdrietig tegen Kees. „Je
bent nog nooit zoo stout geweest."
Later was de vrede weer gesloten en,
terwül moeder bo
ven was, zaten
Kees en Liesje een
drachtig te
spelen in de
voorkamer.
Poes lag op
't kussen te
slapen.
Jongens, 't is al weer December,
Nu komt Sint gauw in de stad,
En brengt hü als ieder jaar weer,
D' eene dit, en d' andere dat.
Lies zit 's avonds voor den schoorsteen,
Zingt van Sinterklaas kapoen
En zet strakjes voor 't naar bed gaan
Hooi en water naast haar schoen.
Jantje is wat meer verlegen,
Hij stuurt liever maar een brief,
En schrijft: „Beste Sinterklaasje,
Ik vind jou verbazend lief."
Frits, die zit maar stil te soezen
Op het kleedje voor den haard,
Hij denkt aan een mooie bouwdoos
En een groot gesuikerd paard.
Even wil ik je nog zeggen,
Sint vergeet nog wel een kind,
Dat maakt hem dan héél verdrietig,
Daar ie 't zelf óók aak'lig vindt.
Hoor je nu op zes December
Van zoo'n naar en droef geval,
Stuur dan wat van je presentjes,
Dat is werk'lük niet zoo mal.
R. K.
„Ze heeft de visch gestolen," zei
Liesje. „Sien zegt, dat ze nu slaag moest
hebben in de kast waar ze gestolen
heeft."
Meteen stond Kees op, pakte de poes
beet en ging met haar naar de kelder
kast, waar hij er onbarmhartig op los
sloeg: „Leelüke dief! Je hebt gestolen!
Leelijke dief! Leelüke dief!"
Poes mauwde klagend en Liesje stond
er meewarig bü en begon eindelük te
huilen. „Niet meer doen, Kees! Moeder,
moes, Keesje slaat de poes dood!"
„Maar Kees!" riep moeder, op 't la
waai afkomend.
„Ze heeft gestolen! Dief! Leelijke, ge-
meene dief!" riep Keesje telkens weer.
Moeder trok hem de kast uit. „Nou is
't genoeg, Kees. Ik geloof, dat 'n poes
het niet eens helpen kan als ze dief
achtig is."
Kees liet de poes los en die maakte
dat ze uit de buurt kwam.
„Zoo'n gemeene dief! Gemééne
dief!" riep Keesje haar nog achterna,
en het was net of het hem 'n beetje
opluchtte, dat schelden, dat hü zelf ver
diend had. Maar hij bleef knorrig en
ontevreden en zijn moeder wist niet wat
ze van hem denken moest. Ze had toch
al zoo'n verdriet, omdat ze bericht ge
kregen had, dat haar zuster erg ziek
was. Ze zou er wel graag zün heen ge
gaan, maar ze durfde niet van huis, nu
Kees juist zoo lastig en ongezeglük was,
want ze wist, dat Sientje hem niet baas
kon-
'n Paar dagen later pas werd de
blauwe schaal gemist.
„Ze zal hier of daar toch wel staan,"
zei Keesje's moeder, toen Sien kwam
zeggen, dat ze haar nergens vinden kon.
Kees zat voor zich heen te fluiten, alsof
hü heelemaal niets hoorde. Hij hoorde
nog 'n paar keer praten over de mooie
blauwe schaal, die maar niet te voor-
schün kwam en op 'n ochtend zag hü,
dat moeder gehuild had.
Daar schrok Keesje van. Hield moeder
zóó veel van die mooie schaal, die hü
gebroken had? Toen hij 's middags uit
school kwam, zag hij in den winkel op
den hoek 'n blauw porcelelnen schaal
staan, die wel 'n beetje op de gebroken
schaal leek en dapper ging hü naar bin
nen om te vragen wat ze kostte. Twee
gulden. Dat was veel geld. Vlug liep hij
naar huis en naar z'n kamertje om
z'n spaarpot open te maken. Gelukkig,
er was geld genoeg in! En meteen
liep Keesje weer de straat op en den
winkel in om de blauwe schaal voor
moeder te koopen.
Moeder stond voor het raam naar hem
uit te kijken.
„Waar ben je geweest, Keesje?"
Kees zag, dat ze weer gehuild had en
haastig stak hü haar zün pakje toe.
„Niet meer huilen, moes. Ik heb 'a
nieuwe schaal voor u gekocht!"
Verbaasd maakte moeder het pakje
open en verbaasd keek ze naar de por-
celeinen schaal.
„U was immers zoo bedroefd, omdat
die mooie schaal weg was? Nu heb ik 'n
nieuwe voor u gekocht," legde Kees uit.
Moeder trok hem naar zich toe. „Dat
was lief van je, Kees! Maar hoe kwam
je aan 't geld?"
„Uit m'n spaarpot. Dat mocht toch
wel, omdat 't voor u was? U mag niet
bedroefd wezen!"
Moeder kreeg tranen in de oogen. „Jü,
lieve jongen!" zei ze. „En ik dacht nogal,
dat je zoo stout was den laatsten tüd.
Mün lieve jongen!" Zü trok hem naar
zich toe en kuste hem.
Toen kon Kees het niet langer uit
houden. Tot verbazing van zün moeder
begon hü opeens hevig te snikken. „Ik
ben geen lieve jongen! Ik bèn geen lieve
jongen!" riep hij. En nog nasnikkend
vertelde hij van het gestolen roomsoesje.
Moeder begreep op eens, waarom Kees
de laatste dagen zoo lastig was geweest.
Het eigen geweten had hem onrustig en
ongedurig gemaakt en vervelend voor
anderen. En dat alles om één room
soesje
Ik denk, dat hü dat zelf ook wel te
duur gevonden heeft later!
TANTE LINA.
*r
m
iGmt
Ld
m
^3
*s*tvtXX kla,eud -<JA -wAtf Ju-xr. /LoKu JfuX -x/vfO/tTa-n/ Su-Jf.
i
1
k N rs
kstv ^nu/
y*\un/ryk taaxS-Jltl
hr
0 0
n i J
M- JL~
M—
Uv vo-tfx/ |va-a«<L cLoi»/ z/urarck ivtfc-jê,
1A/xxX* ^fv vxrtnri
-ti,*-vt-p-m-tux A-d asru fxiujl XmsoaA- S-t&t-je/ ■p/ceJt
i
_Ol
Komt, kinderslief. 1 is beddetüd,
Vannacht komt Sinterklaas,
Hü rijdt gewis al over 't dak
Met zwarten Pieterbaas.
Zet allen nu de schoentjes klaar
Met briefjes keurig net,
Zorg voor wat hooi van Sintjes paard,
Dan heeft zwart Pietje pret.
„Kom An, kom Wim, kom kleine Sien,
Dan zün we spoedig klaar,"
Zoo roept nu Güs, maar groote Bram,
Die kükt er lachend naar.
„*t Is al in orde, lieve Moes,
We gaan naar bed gezwind,
We droomen dan van Pieterbaas
En van den goeden Sint."
Ze gaan nu gauw naar bedje toe,
Moe wenscht ze goeden nacht.
Geen spelen en geen stoeien nu,
Dra sluim'ren allen zacht.
En heeft hun Sintje wat gebracht?
Dat zeg ik lekker niet.
Maar als je 't gaarne weten wilt,
Hoort dan naar Sint en Piet.
ELKA VANDI.
Zeg Piet, is alles kant en klaar?
Cadeautjes goed verpakt,
Adressen keurig en correct
En stevig vastgeplakt?
Je weet toch nog, hoe *t vorig jaar
Wim kreeg een mooie pop,
En Anna-lief een stoommachien,
Zeg Pietje, pas toch op!
't Was zoo grappig, beste Sint,
Een boek kreeg baby Sien,
Een fopspeen gaf 'k aan grooten Bram,
'k Wou, dat U 't had gezien.
En dan die fluit, gevuld met roet,
Waarin die Gijs zoo blies,
O Sint, ik lachte me haast krom,
Wat was dat Güs je vies!
Tc Heb van je streken wel gehoord,
Maar 'k zeg je, stoute Piet,
Haal dit jaar nu geen grappen uit,
Doe niemand meer verdriet.
Breng elk cadeautje, waar het hoort,
Een pop voor An en Sien,
Een boek voor Bram, een fluit voor Güs,
Voor Wim een stoommachien.
ELKA VANDI.
Met Sinterklaas is ieder kind
Zoo vroeg als 't kan uit bed.
Elk kleedt zich vlug en haast zich dan,
Want straks begint de pret.
Hoezee, hoezee, zie ioch eens aan,
De schoenen boordevol,
En op den grond vier pakken nog
En ook een groote rol.
Voor An, voor Wim, voor Sien, voor Bram
Een naam op elk pakket,
En op de rol: Voor flinken Güs,
Piet heeft goed opgelet.
Een boek voor Bram, een fluit voor Güs,
Een pop voor kleine Sien:
En één, die slapen kan, voor An,
Voor Wim een stoommachien.
En nu de schoenen leeggehaald,
Zie, pakjes speculaas,
En suikergoed en marsepein,
Hoezee voor Sinterklaas.
Ten slot een lied voor Sinterklaas
„Van Sinterklaas Kapoen",
En moesjelief krijgt tot besluit
Van elk een lekk'ren zoen.
ELKA VANDI.
HET ONMOGELIJKE MOGELIJK
Hierboven zien jelui een cirkel getee-
kend en daarin een vierkant, dat op geen
enkel punt den omtrek van den cirkel
raakt.
Dat moeten jelui nu eens nateekenen.
Dat is niet zoo moeilijk, zul je zeggen,
maar als ik je zeg, dat je er geen pas
ser bü mag gebruiken, wordt het al
heel wat lastiger. Zoo'n mooien cirkel
kan niemand zonder passer trekken,
denk je natuurlük en daarmee ben ik
het volkomen eens; ik kan het ook niet.
Maar daarin zit 'm de moeielükheid,
die ik bedoel niet, want al is de cirkel
nu niet zoo zuiver, dat is niet zoo erg.
En nog wat, om je dit gedeelte van de
opgave tenminste wat gemakkelüker te
maken: Je mag desnoods den cirkel
eerst met potlood met een passer trek
ken en er dan ook met een liniaal het
vierkant met potlood in teekenen, om
daarna alles uit de hand met inkt over
te trekken.
Maar, en nu komt het, bü dat over
trekken mag je pen niet van het papier
komen; je moet dus in één trek zoowel
den cirkel als het daaraan op geen en
kel punt rakende vierkant teekenen.
Onmogelijk, zeg je? Volstrekt niet, het
is werkelük mogelijk, Zoek maar eens.
010BCDBCDBOBCDBC3BC3BCDBC3BOBCDBCDBC3BCDBCDIBOBCDBCDBCDBCDBCDBCDBCDBCDBC3BCDBOBC3BCDBCDBCDlBOBC3BOBC3BCDBC3BOBe5BCDBCDBCDBC3BCDBCDBCDBtZ>lCDBCDBCDnCDBOBC3
De groote wedstrijd zou een verrassing worden, voor alle
duizenden toeschouwers, die zich rondom de renbaan ver
zameld hadden. De kangeroe van Mangelemot begon
opeens te huppelen dat het een lust was. En Mangele
mot blij I
Evenmin als Mangelemot kon münheer Hendriks zün
opwinding bedwingen. Als een bezetene rende hü het veld
op, op den voet gevolgd door den sterken Australiër,
wiens plicht het was ervoor zorg te dragen dat niemand
het terrein betrad.
Maar mijnheer Hendriks stoorde zich niet aan de bepa
lingen van het land en slaagde erin een paar prachtige
opnamen te maken van Mangelemot, terwijl hü met een
reuzenvaartje met z'n kangeroe over den bison en de
zebra heen sprong.
"oBOBOBOBOBOBOBOIOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOIOBOBOIOBOIOIOIOIOIOIOBIOBOBOBOIOiGIl
MfiL:
m
CIOBOBOIOBOIOIOIIOBOBOBOBOBOBOB
En vóór Mangelemot het verwachtte, had hü het eind
punt bereikt. Het publiek rondom begon „hoera" te roe
pen, dat hooren en zien verging. Lachend verhief Mange
lemot zich hoog op zün kangeroe en gaf münheer
Hendriks gelegenheid, dat schitterende oogenblik op de
film vast te leggen.