I I m 8): T Dorpsjongetje r Voor Onze Jeugd I, NAAR HET KRIBJE KERSTVERHAALTJE Maar hoor; bom, bom, kom-kom- TOEN Freddy Blanke aan de hand van juffrouw Wils uit de woelige volte van 't perron naar den uit- fang kwam, zag hij dadelijk daar mid- ilen op t stationsplein den grooten Éonkerblauwen {iuto van tante Margreet. En rechtop in dien mooien open wagen Mond Ad. Ad zag hen ook, even keek hij naar fcreddy, toen naar juffrouw Wils, toen iets langer naar hun handen-ineen, •>- en toen lachte hij met de mondhoeken •pottend omlaag: „pff wat 'n baby!" Meteen sprong hij vlug op den grond en kwam parmantig heel alleen dwars over het groote drukke plein naar z'n neefje toe, die gebracht werd door de kinder juffrouw, hand-in-hand, pff Freddy kreeg 'n kleur, wrong gauw z'n hand uit die van juffrouw Wils en deed »'n best om heel rechtop te loopen en •onder angst de auto's en de fietsen rake lings langs hem heen te laten snorren •f 't zoo hoorde. Maar ook dat merkte Ad, hij lachte Wéér en zei: „Hou mij maar vast Freddy, anders kom je nog onder 'n wagen." Verbeeld je, dat zei Ad, die notabene Bog 'n heel jaar jonger was dan hi)Fred Was acht en Ad pas zeven, nee, hü Bloest nog zeven worden, over-over-mor- gen pas, op tweeden Kerstdag.... Wat «lacht-ie wel! Dat Freddy Blanke *n ban ge baDy was, omdat-ie door de juffrouw Werd gebracht?! Verbeeld je! Addy had t maar 'ns moeten hooren, straks in TTtrecht. Toen zei juf heel gewoon: „Toe, Fred, vraag jij eens.even aan dien con ducteur of we kunnen blijven zitten." En *t parapluie had ze in zijn hoekje gezet en toen vroeg ze: „Wil je zorgen, Fred, dat we die niet vergeten?" O zo», dat was Wat anders dan opgepast worden, en heel wat. anders ook dan veilig in "n auto Bitten, vlak achter den rug van zoo'n grooten, sterken chauffeur en dan net kijken, of ie héél best alleen had kunnen reizen. Zoo dacht Freddy, beleedigd en boos. Maar toen ze waren ingestapt en de auto Buizend door de woelige stadstraten echoot, was er zóóveel te zien en te wij- Ben en te vragen: hier 't museum, déar t stadhuis, ginds 'n standbeeld en dan 'n groote fabriek, dat beide jongens dat on prettige eerste oogenblikje al gauw weer vergaten. Toch was Freddy wel 'n beetje blij, toen dien avond juffrouw Wils al bijtijds weer terug reisde naar t dorp, waar de familie Blanke woonde en hij alléén! bi) oom en tante bleef in de etad om over-over-morgen Ad's verjaar dag mee te vieren en dan misschien misschien!.... nog héél de Kerstvacantie daar te logeeren. Dat kon heerlijk wor den! Maar den eersten dag die kwam, had Ad Bog school en Fred moest zich alleen vermaken. Het heele huis bekeek hij van boven tot beneden, en al het speelgoed in Ad's kast pakte hij uit en weer in, en hij liep de garage binnen, waar de chauffeur den auto poetste, maar och, wat was die dag hier lang zoo alleen! 's Middags oom was met den auto uit, tante had bezoek, de meisjes in de keuken hadden het druk, toen werd het hem toch heusch wel wat al te benauwd in huls. Geen wonder: hij was gewend aan 't vrije leven in "n dorp, in 'n huis met grooten tuin en veel broertjes en zusjes Hij ging tante zoeken en vroeg, of hij wat wandelen mocht op straat. Maar tante scheen te schrikken van die vraag. „Mijn beste jongen, néé, dat kén niet, néé...." „Maar tante, thuis mag ik „Thuis," zei tante, „ja, thuis dat is wat anders, in je eigen dorpje! Maar hier in de stad!Ik kan toch zoo'n kleinen dorpsjongen niet alleen de stad in laten gaanWat vindt u, mevrouw van Doorn? En mevrouw van Doorn, die by tante op visite was, vond ook: „Nee, zoo'n jongetje, dat nog nooit in de stad was geweest, kon je zoo maar niet. naar buiten laten gaan. Hij zou ver dwalen, of onder 'n auto komen En met 'n koekje werd hij naar 'n an dere kamer gestuurd. Daar mocht hy Ad's briefkaarten-album bekyken. ,3a," dacht Fred, „wat kinderach tig! Ad was toch 'n heel jaar jonger en ging wel alleen naar school! Dachten ze hier dan allemaal, dat hij zich niet alleen kon redden op straat, alleen omdat hy 'n dorpsjongen was! Tante moest 'ns weten, wat de dorpsjongens al lemaal wel konden: boven in 'n hooimijt klimmen, en alleen met den bokkewa- gen ryden, wel 'n uur ver van huls, en den grooten Bles van den molenaar naar den stal brengen, heel alleen, ja, en o Bog veel, veel meer! Tante moest 't maar *ns weten en Ad er by!" Toen kwam er 'n klein duiveltje wat fluisteren aan Freddy's oor. „Toe, ga tóch maar, niemand merkt het! Zoo even 'n paar straten door! Daar zyn fUne winkels, met bouwdoozen en stoommachientjes en wie-weet-wat voor 't raam! En als ze 't merken? Léétze t merken I Dan weten ze meteen, dat „dat dorpsjongetie" zich in de stad ook wel kan redden." Zoo fluisterde dat kleine duiveltje en even eventjes! dacht Freddy: Doen? Het zou wel heeriyk zün Maar neen, het mocht niet! Tante had t verboden, hy moest gehoorzaam De man deed lui z'n oogen open zijn! En als 'n dapper kereltje nam hy Ad's briefkaarten-album en ging plaatjes kyken. Den volgenden dag vlogen de uren vlugger om. Tante stapte met de beide jongens er op uit om Fred de stad te la ten zien. En in 'n grooten winkel moch ten ze wat koopen voor den Kerstboom en voor Ad's verjaardag ook. 's Nachts daarop kon Freddy maar niet slapen. Hij moest maar aldoor liggen denken, net of hy iets vergeten had. Wat kon dat zijn? Opeens: daar had hy 't: Kerstmis! Mor gen was het Kerstmis en nu vannacht, nu gingen ze thuis allemaal naar de nachtmis, allemaal behalve de hééle kleintjes, want 't kindje Jesus was geboren En hier? Hier had hy er heelemaal niet over hooren praten. Zouden oom en tante niet naar de nachtmis gaan? Of hadden ze 't hem maar niet gezegd? Dachten ze soms, dat 'n kleine dorpsjon gen ook al niet vroeg opstaan kon om naar de kerk te gaan? Nee, dat was toch al te erg! Maar weet je wat? Hy zou wakker biyven heel den nacht en als hy dan oom en tante hoorde loopen, zou hy ook gauw opstaan, aankleeden en als hy dan toch eenmaal kiaar was, wel, dan namen ze hem wel mee. 't Zou mooi zijn in de kerk! Veel kaar sen en groote palmen, ja, en 'n kribbetje natuuriyk met 't Kerstkindje erin, en muziek van 't orgel.En dan moest hy bidden voor vader en moeder, en voor Anneke en Kees en Loes en allemaal en dan Kerstliedjes zingen: Stille nacht, heilige nacht En droomend sliep Freddy in In de huiskamer beneden waren oom en tante alleen. Oom bekeek den kerst boom, dien tante op z'n allermooist had versierd. „Prachtig, prachtig," zei hy. „Wat zul len de jongens in hun schik zijn. Ik hang er voor ieder nog 'n mooi cadeautje aan en, en wat zou jy het liefste wil len?" Tante keek heel ernstig, ,,'t Liefste, 't aller-liefste geen cadeautje, dat je koo pen kunt, maar: laten we nu 'ns sa men met de jongens naar de nachtmis gaan. Ik zou zoo graag „Nee, nee," viel oom half-boos haar in de rede, „de nachtlucht is heel ver keerd voor je, je biyft in huis, en de jongens zyn nog veel te klein, en ik, ik kén nou eenmaal niet. De heele week heb ik 't druk, jaar in, jaar uit en dan nog op al die Zon- en feestdagen voor dag en dauw m'n bed uit om naar de kerk te gaan, dat moet je niet van me vragen. Zoo Zondags om half twaalf 'n Mlsje hooren, er wordt dan niet ge preekt en niet gezongen, dat kén. En meer wordt ook niet van ons gevergd." „Gevèrgd, och nee," zei tante. „Maar 't is toch wel het allerminste" „Hoor eens hier," zei oom kort-af, „ik doe m'n plicht en daarmee uit. Dat vele kerkgaan is goed voor lui, die an ders niets te doen hebben. Ik heb m'n zaken, ik moet geld verdienen voor jou en voor ons kind en „O, ja, je werkt heel hard voor ons," prees tante hem, „en Ad en ik, we heb ben alles wat we kunnen wenschen! Maar heusch, t zou me toch liever zyn, als je wat minder deed voor ons en 'n beetje meer voor Onzen Lieven Heer." Maar oom was al de kamer uit. „Ik moet nog brieven schryven," mompelde hy en sloot zich op in zyn kantoor. Verdrietig ging tante naar boven en haar avondgebed duurde langer dan gewooniyk Met "n schrik werd Fred wakker. Wat was er? Hoor: bom, bom, kom, kom, kom!.... De klokken luidden uit alle macht! Kerstmis was t! Dat moest voor de nachtmis zyn:bom, bom, bom. In 'n wip stond hy voor z'n bed. Toen luisterde hy aan de gangdeur. Niets! 't Was heelemaal stilO, dan waren oom en tante zeker al weg! Gauw, gauw, de kleeren aan, dan haal de hij hun nog wel 'in, vóór ze deze ^straat uit konden zijn, gauw, gauw, brr. wat was het water koud, vlug, vlug Bom, bom, kom-kom-kom, luid den buiten nog de klokken. Gelukkig, hy was bijna klaar! Nu op z'n teenen naar beneden, overjas en pet gepakt, kijk, de sleutel zat op de buitendeur. Voorzichtig draaien, „klik", zei 't slot. En Freddy stond op straat. Waarheen? Wat donker was 't en stil! Je hoorde niets dan 't luien van de klok ken; bom, bom, kom-kom. Maar kijk, daar in de verte gingen menschen, dat konden oom en tante wel zyn! Ffft, ze waren om 'n hoek en weg. Zoo vlug hij loo pen kon, ging Fred er achteraan. Eindelijk was hy aan den hoek en ja, daar zag hy die twee 'menschen weer, ze waren niet zoo ver meer weg, ffft, weer 'n hoek. O, o, wat liepen ze toch vlug! Die hadden zich ook vast verslapen! Freddy zette 't op een draf. Gelukkig, nu kon hij ze weer zien, maar.... nee dat waien oom en tante niet! Het waren twee heeren, hooge hoeden hadden ze op. O ja, natuuriyk, want de nachtmis is 'n heel groot feest! Goddank, de heeren stonden even stil, bij na had Fred ze inge haald! Nog tien, nog ze ven stappenbom daar viel vlak voor Fred dy's neus een zware huisdeur dicht. De heeren waren binnen. Fred bleef beteuterd staan. Nee dat was hier geen kerk! Had hy dan dat heele eind hoe ver wel? ver geefs geloopen? Hij moest even op de stoep gaan zitten om weer op adem te komen. Geen mensch op straat te zien, on) eten we*? tfi kunnen vragen. Hoe ver was hy wel uit tie buurt! O, 't werd nu vast véél, véél te laat om oom en tante nog te vinden onderweg! kom.... De nachtmis was nog niet be gonnen, de klokken luidden nog! Ginds kwam 't geluid vandaan, gauw, gauw dien kant uit. En Freddy begon opnieuw straat in, straat uit te draven, maar zag geen kerk. En ook 't gelui van de klokken bleef even veraf. Opeens op 'n donkere gracht, déér bij een boom, daar ziet hy iemand zitten. Dien zal hy vragen naar den weg! Maar wat is dat? Die man zit met z'n oogen dicht, de handen in de zak ken, half in elkaar te leunen tegen den boom, vlak aan den waterkant. Zou die in slaap gevallen zyn? Voorzichtig stootte Freddy hem aan. Mynheer! Mijnheer De man deed lui z'n oogen open het leek zóó gek, dat Freddy werkeiyk moest lachen. Wat werd die man toen boos! Hy trok z'n handen uit de zakken en sprong rechtop en riep een heeleboel, wat Freddy al niet meer kon verstaan, want verder, verder liep 't ventje, z'n hartje bonsde van schrik. Pas in een andere straat durfde hy om te zien. Gelukkig, de man kwam hem niet achterna. Toen merkte Freddy, dat alles stil was, de klokken luidden niet meer! Daar stond hij tusschen al die donkere, stille huizen, alleen, warm-geloopen en moe en bang en de koude nachtwind begon te blazen, ja toen vond hy toch, dat 't voor 'n klein dorpsjongetje 'n heele toer was zich alleen te redden in een groote stad Langzaam liep hij verder, onverschillig waarheen. Maar zie, hy kwam op 'n plein en daar, daar liep weer iemand. Fred keek en keek toen zag hij knoo- pen blinken, dat was een agent! God dank! Van biydschap kon hy niets zeggen. „Hola, ventje", riep een zware stem, „wat moet dat hier alleen zoo midden in den nacht?" Fred kon geen antwoord geven. Toen lachte de agent en zei: „Verdwaald? Of-e-weggeloopen van je moeder?" „Janeemeneer....", kwam „Neen," zei Fred, „je mag het houden, heelemaal." er stotterend uit. De agent keek hem aan. „Ja, nee? Wat is dat? Zeg maar eens, waar je woont, dan breng ik je naar huis. Foei, kleine jongens moesten in bed liggen!" „O nee, agent", zei Freddy, „asjeblief, breng me niet naar huis! Ik moet naai de kerk! Ja, heusch, oom en tante zyn „Zóó, naar de kerk?" bromde de agent. „Och ja, 't is Kerstnacht, hè? En wie zijn je oom en tante?" „Oom Kees en tante Margreetof- e-nee, mijnheer van Hal, op de Groote Singel wonen ze." „Van Hal? Zoo, zoo. Nou, goed dan. Kijk eens daar, recht voor je uit." En ja, daar aan den overkant van 't plein stond hoog en breed de kerk. De ramen waren licht en de deur flapte even open en weer toe. „Als je ze niet ziet, dan kom je maar weer hier", zei de agent nog goedig. „Dank u", riep Fred. Hy stak biy t plein over, trok de kerkdeur open en bleef beteuterd staan. Te laat?? De kerk was bijna leeg. De lampen brandden wel, maar op het altaar nee, geen enkele kaars was aan en 't orgel speelde niet en hier en daar zat maar een enkel mensch te bidden. Achterin, vlak by zette 'n heel oud vrouwtje stoeltjes op elkaar „Te laat!" dacht Fred. „De nachtmis was al uit. Te laat!" Hy kon wel huilen! Maar nee, dat deden groote jongens niet Nu moest hy zoo weer terug naar huis... Ofofzou hy toch maar eventjes het kribbetje gaan zien? Dat zou wel mogen Hy keek eens naar 't vrouwtje by de stoeltjes en of ze 't voelde, dat hy haar wat vragen wou, kwam ze naar hem toe. „Waar is 't kribbetje?" vroeg Fred zachtjes. „Zoo", zei 't vrouwtje, „moet jij dicht by 't kribbetje zitten, jongeheer? Moet je ook 'n stoeltje? Ja? Heb je 'n paar centjes?" „Ja, o ja", bedacht Fred blij, hy had wat voor dat vrouwtje. En uit z'n broekzak diepte hy het fonkelnieuwe kwartje op, dat oom hem gisteren had gegeven. „Da's veel te veel", zei 't vrouwtje, uie krijgt mi terug" „Nee", zei Fred, „je mag het houden, heelemaal." „Nou, zalig Kerstfeest dan. jongeheer, God loon je. Kom maar mee!" En toen nam ze 'n stoeltje en droeg het heelemaal voor in de kerk. En daar vlak voor 't kribbetje zette ze 't neer en wees Freddy: daar mocht hy zitten, Fyn! Zoo had hy toch tenminste nog wat! Nu zou hy wel zachtjes-in-zich- zelf wat bidden en voor 't Kindje 'n Kerstliedje zingen. Och, kyk, daar lag 't, niets dan 'n hemdje aan, koud, hè? Ja en daar, met-al-dat-blauw dat was Maria natuuriyk, en met-dien-baard dat was Joseph, en die os nee maar, wat 'n kop! En de ezel met z'n lange gryze ooren, 'n echte sufferd leek dat! Maar ja, die was natuuriyk moe van de lange reis, Maria had heel den weg op z'n rug ge reden over allemaal kleine paadjes. Zoo had moeder verteldEn herders wa ren er ook, en schaapjes, één, twee.... wel zes waren 't er Fred schrok wat 'n gestommel was daar opeens achter hem! Hij keek, daar kwamen twee, en nog vier en nog tien, wel twintig kinderen naast en achter hem zitten En verderop in de kerk, nee maar, al de banken zaten vol! Wat "n menschen, wat 'n men schen! En daar begon 't orgel, hoor toch 'ns! Fred's oogjes zochten 't altaar, de koster stak er de kaarsen aan, mis dienaars liepen heen en weer in mooie roode togen en kanten kleedjes, er ging een luide bel: ting, ting, en toen gelijk daarmede drie priesters voor het altaar kwamen, keerde Freddy gauw z'n stoeltje om en dankte op z'n knieën Onzen-Lieven-Heer, dat hij toch niet te laat gekomen was Midden in den nacht was tante wak ker geworden. Werd daar geklopt? Ja, hóór en 'n bange stem riep duidelyk: „Mevrouwt Mevrouw!" Dat was de stem van Lina, de keukenmeid. Maar vóór tante dat nog goed be grepen had, werd er wéér en harder op de deur geklopt. En meteen stak Truitje, 't tweede meisje, 'r hoofd al naar binnen. „Mevrouw! Mevrouw! d'r zyn dieven!" Verschrikt zat tante rechtop en trok het licht aan. „Wat is er? Wéér?" „Dieven! Beneden! We hebben duidelijk hooren loopen in de gang! En de voordeur ging héél voor zichtig open en weer dicht! En de dief is heel hard weggeloopen over straat." Zoo riepen de meisjes door elkaar. „Kom, kom," zei tante. „Dieven? 'k Denk eerder, dat jullie hebt gedroomd. Maar we zullen 'ns gaan kijken." Toen stuurde ze de meisjes weg om even te gaan luisteren of Ad en Fred ook wakker waren geworden en vlug riep ze oom, die haastig en brommerig wat aan schoot en met 'n dikken wandelstok gewapend naar beneden ging. Tante keek toch wel wat bleek over de trapleuning. „Niemand te zien, hoor!" riep oom van beneden. .Mevrouw! Mevrouw!" gilden meteen de" meisjes boven, „jongeheer Freddy is weg Oom en tante vlogen naar Freddy's kamertje. Jawel, het bed was leeg, z'n kleeren weg! Heel het huis werd afgezocht, er werd geroepen: Freddy, Freddy", door alle gangen en alle kamers, van den zolder tot den kelder, geen antwoord. Toen keek tante naar den kapstok. Z'n over jasje, z'n pet, ze waren er niet. Oom voelde aan 't slot van de buitendeur, ja, de sleutel was omgedraaid. „O, Freddy is gestolen!" jammerde Lina. „Of weggeloopen", bromde oom. '..Zou hij zóó naar huis verlangd heb ben?" vroeg tante zachtjes. Ze had haar dikken mantel al aan, en vroeg om 'r schoenen. „Je hebt geiyk", zei oom, „we moeten hem gaan zoeken." Ook hy ging zich beter kleeden, haalde den' auto uit de garage, zette den motor aan en samen reden ze weg, eerst naar t station. „Sluit de deur en pas op Addy!" riepen ze den verschrikten meisjes nog toe. Nu, dat hoefden ze niet te zeggen! Lina draaide met veel zorg het nacht slot om. Truitje deed den zwaren ketting, die haast nooit gebruikt werd, voor de deur en samen gingen ze op Addy's kamertje zitten, bevend, dat de dief terug zou komen 'om ook jongeheer Addy te stelen! Maar Addy was 'n gezonde jongen, hy bemerkte niets, hy sliep. Aan 't station was Freddy niet te vinden, er gingen om dezen tyd ook geen treinen. Toen straat in. straat uit ging de auto langzaam met volle lichten de stad door. By iedereen agent, die op wacht liep, bij lederen voorbijgan ger werd stil gehouden met dezelfde Waag. Maar niemand had 'n blond ventje van 8 jaar in donken-blauwen jek ker, met matrozenmuts en bruine laars jes gezien Ten laatste, daar was 't groote kerk plein. „Kyk, nóg 'n agent", wees tante. .Ja", knikte oom en stopte vlak naast den man, die daar stampvoetend van kou op en neer liep. Zoodra hy den wagen zag, tikte hy aan z'n pet: „Mijnheer?" En weer deed oom de bange vraag. „Gezien? Wel zeker!" zei de agent. ,,U is mynheer Van Hal, nietwaar? Juist! Uw neefje is in de kerk, déér, recht vóór." „Goddank," zuohtte tante. „Drommelsche jongen," bromde oom. „Wat doet ie uit z'n bed! Morgen gaat knielen en bad voor allemaal, voor va der en moeder, en voor Kees en Anne ke en Loes en ook voor oom en tante, toen knielde oom ook neer en bad weer net als toen hy nog *n kleine jongen was. En hy begreep toen voorgoed, dat-ie voor Onzen Lieven Heer, die zóóveel deed voor ons, toch heusch wel meer mocht doen dan t allerminste, wat 'n katholiek verplicht is: een „snap-Misje" Zondags en daar mee uit! Zelf ving hy den kleinen bengel op, toen de nachtmis uit was, en beurde hem in den wagen. En 't leek wel, of hy heelemaal niet boos meer was. Onderweg vertelde Fred aan tante, wat er was gebeurd. En toen tante hoorde, hoe bang haar neefje was ge weest, en hoe hy had geloopen en ge zocht, toen vond ze dat al straf genoeg voor wat toch eigenlijk wel stout was: zoo zonder vragen in den nacht de straat op gaan! Ze liet hem alleen be loven, dat 't niet weer gebeuren zou. Oom bromde heelemaal niet. Alleen toen 's middags iemand vroeg of het dorpsjongetje al gewend was in de stad, toen lachte oom en zei: „Laat die dorpsjongens maar loopen I Die kunnen beter vroeg op staan en midden in den nacht alleen naar 'n vreemde kerk gaan, dan zeker iemand, die al veertig jaren in de stad gewoond heeft!" En toen keek hy naar Freddy en zeis 'n -'iin-A:' Daar in 't volle licht van al de kaarsen Ie met den eersten trein terug naar huis „Zouden we niet liever even naar binnen gaan en kyken?" meende tante. En zoo gebeurde. De agent hield wel 'n oogje op den wagen. Een rommelend lawaai gonsde hun tegen aan de deur, de menschen gingen juist zitten voor de preek. Van dat oogenblik maakte tante gauw gebruik om door de volte heen te dringen naar voren, waar ze toevallig twee plaatsen open zag. Oom volgde. Toen alles zat, bleef ze nog even staan, van hier kon ze 't grootste deel van de kerk wel overzien. Ze keek en keek.... „Déér", fluisterde ze oom in t oor. „Daar vooraan, by 't kribje." En ja, oom zag het ook! Déér in 't volle licht van al de kaarsen, die om 't kribje stonden, zat 't blonde ventje van acht jaar in 't donkerblauwe jek- kertje, z'n matrozenpet op de knieën en hy keek aandachtig naar den preekstoel, waar de pastoor heel lang zaam en nadrukkeiyk het oude, altyd nieuwe Kerstmis-evangelie las. „En daar waren herders in die omstreek, die buiten nachtwacht hiel den over hunne kudden. En zie een Engel des Heeren stond by henEn de Engel zei: vreest niet...." En oom bleef kijken naar dat luiste rende kereltje, en oom moést luiste ren naar dat half-vergeten evangelie, en oom dacht aan jaren, jaren geleden, toen hy zelf nog zoo'n kleine jongen was en veel van Onzen Lieven Heer hielden ook graag naar de nacht mis ging. Dat was wel lang geleden! Toen had hy nog geen zaken, toen dacht hy nog aan andere dingen, clan alleen maar geld verdienen, toen had hy nog wèl tyd voor Onzen Lieven Heer en toen was hy zoo biy en ge lukkig.... Toen, na de preek, Freddy weer ging Moe, zuster vertelde van een Kindje klein, Dat er eer in stelde om bij ons te zijn. Dat daalde van boven in een dierenstal, terwijl engelen loven hun God in het dal. En herders gaan zien er, en off'ren een lam, Een engel, die waakt er over schaap en ram. Ook Oostersche vorsten, zij zoeken het Kind, Hun oogen, die vorschten naar wijsheid zich blind. Moe, gaat u ook mede naar dat Kindje klein? Dat zoo gansch tevreden hier bij ons wil zijn. P. S. „Voortaan op me wachten, deugniet! In 't vervolg gaan we allemaal samen en 'n keertje vaker, hoor!" Toen lachte tante ook en 't werd een heel, heel prettige Kerstvacantie. Aan Lina vroeg hy later: „Zeg, wanneer het luidt, is t dan nog geen tyd voor de kerk?" „Wel nee," zei Lina, „als die heele groote klok gaat luien, is t nog net een uur vóór dat de Mis begint." „Kun je dan zóóveel beleven in één uurtje van den nacht?" dacht Fred.... A. C. M. W. Er was feest by de familie Mulder. Niet alleen omdat het Kerstmis was, maar ook nog om iets anders. Je moet dan weten, dat de familie Mulder ver groot was met een klein Muldertje, Keesje. Dat wil dus zeggen, dat op den eersten Kerstdag de kleine Keesje Mul der geboren was. En jullie begrypen wel, dat er dubbel feest gevierd werd. O, wat vonden ze het allemaal echt. Nee maar, een broertje, dat op Kerstmis geboren was! Tineke en Jan liepen ieder ocgenblik naar de wieg. om het kleine broertje te zien. Het was een snoesje. Net een engeltje, vond Tineke. En wat was moeder trotsch op haar Kerss kindje. Toen het donker begon te worden, stak vader de kaarsjes in den Kerstboom, aan. Prachtig vonden de kinderen het. Met groote oogen en open mondjes ke ken ze naar den verlichten boom. Wat glinsterden die gekleurde balletjes, net een sprookjesboom, zei Jan. Maar 's avonds begon het eigenlijke feest pas. Vader speelde Kerstliedjes op de piano en de kinderen zongen er by. Moeder genoot er ook van, hoor! Want ze hadden de schuifdeuren open gezet, dus kon moeder er van mee genieten. Toen het tyd werd voor Tineke en Jan om naar bed te gaan, brachten ze eerst nog even een bezoek aan moeder en kleine Keesje. En Jan vond, dat Keesje al veel grooter was dan vanmor gen, maar dat was natuuriyk verbeel ding. Met een biy hartje gingen Jan en Ti neke dien avond naar bed. met het heeriyke vooruitzicht, dat het morgen weer zoo'n fyne feestdag zou zyn. R. K. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 15