NAAR HET LAND VAN OVERZEE Binnenlandsch Nieuws DE GRAP JASHARLEKIJN Voor de Huiskamer EERSTE KAMER Vergadering van Woensdag De Nederlandsch-Belgische betrekkingen Contingenteerings- commissie geïnstalleerd Ruwe Huid PU ROL Ruwe Handen Doos 30 cent. Ruwe Lippen Bij Apoth. en Drog. Dienstvoorwaarden spoorwegpersoneel RADIO-OMROEP Oudejaarsavond in 't Postkantoor Harlekijn vindt een èroot hoofd op kleine Schouders XV Aan boord van de „Adria Carnaro" Heb Ik u niet al gezegd hoe we uitvoeren van Triest? Het was de dag der „Gulden Mis", de tijd der blijde verwachting, die in de liturgie der oude missalen aanving met gulden letters. En hoe herinner ik me nu, dat 'k op dien dag, in het dorp, dat mjj dier baar geworden is, ter kerke ging op klompen, over besneeuwde wegen, bij bittere koude, zoodat er heele bulten Ijs onder onze klom pen samenplaxtenMisschien is het nu ook al weer guur en koud bij u, en begint het seizoen dat de sneeuw brengt. Maar wij varen op ons schip in den zonne schijn. De Adriatische zee is nu eens groen en dan weer dieo donker blauw, en de lucht is doorveerd van een fijnen, zilveren nevel, die de zon niet terughoudt. Visscherspinken, door staande roeiers met dubbel span rie men voortbewogen, drijven ons voorbij met hun hooggerichte, bonte steekzeilen, donker rood en wit en geel. De kokmeeuwen krin gelen om den achtersteven en wij zitten al leen op het dek: wij zitten en strekken ons uit op gemakkelijke ligstoelen, staan pratend bij de Teeling en kijken uit naar het ver schemeren van Istrië. Wij loopen heen en weer, in den wind die waait over het derde dek, zelfs zonder jas en pet. Er zitn veel menschen aan boord. Er zijn jongelui on der de passagiers, die hun instrumenten meebrachten. Zij tokkelen mandolines en gitaren in de open lucht en zingen driftige, wilde melodieën daarbij, waarom ik ze voor Hongaren houd. Er zijn ook Joden op het voordek, grijsgebaarde ouderlingen, die hun gebed verrichten en in den Bijbel lezen, en vrouwen met kindeeen die ons voorkomen als landverhuizers. Ze trekken naar Sion. dat ze ter groote vergadering riep met de roepstem van het Sionisme. Er zijn Slaven en Engelschen bü ons, Oostenrijkers en Sy- riërs. Je hoort er al'e talen. En bij den eersten maaltijd aan boord ziet onze Hollandsche pelgrimsgroep nu eigenlijk pas voor den eersten keer de heele karavaan samen, zooals we gekomen zijn, en vereenigd om denzelfden disch. En wij zijn blijde met elkaar, al is dit gezelschap nog zoo bont: twintig Hollanders en een Vlaamsche dame. Maar onder deze „Hollanders" zijn er uit Twente en uit het Westland, uit Limburg en uit het Gooi, uit de schoolwereld en den winkel, uit groote steden en kleine gemeen ten, uit de nijverheid en het bollenbedrijf, en eenigen zelfs die Oost-Indië vertegenwoor digen. Wij hebben wellicht niet denzelfden smaak, maar wij gaan allen samen met het zelfde doel. En we verbazen er ons over, dat wij de eersten zijn, die met een Roomsch Reisbureau naar Palestina pelgrimeeren van uit Holland, de eersten, die den oproep volgen van „Europa Express". Pater Borromeus spreekt tot ons bij dezen eersten gezamenlijken maaltijd op de boot, en het is uiterst sympathiek wat de pater zegt, afgezien van de wijze waarop hij dat zegt: „Wij zijn pelgrims in onze gedachten, zegt hij, door den opzet van onze reis en het verlangen dat ons draagt; wij gaan elkaar hier niet met litanieën en met rozenhoedjes stichten: wij deelen denzelfden geest, den pelgrimsgeest, die niets anders is dan de vurige begeerte om dat heilige Land te aan schouwen, dat het tooneel was van de groot ste dingen, die een geloovig Christen kent." Zoo zijn wij blijde met elkaar. Het is won derlijk en stichtend, hoe eenzelfde geest van broederlijkheid, van hartelijke tegemoetko ming en voorkomendheid ons allen bezielt, die gisteren vreemden waren voor elkander. En daarom genieten wij misschien nog blij- aer, kinderlijker den' prachtigen dag, den milden, lauwen winterdag van het Zuiden. En nu is het toch wel echt een tocht naar het Heilig Land: zoo'n schuit vol mensche- lijke miserie! Daar gaan we nu met onze plannen en voornemens, onze luide woorden, met onzen hoogen dunk en ons zelfbewust zijn, met onze fiere blijdschap en onze jui chende genoegens: de plank waarop wij staan hoeft maar even rt schudden en wij worden stil en stom, worden heel klein en ellendig, geheel hulpeloos als kinderen en kunnen niets meer: „Heer, red ons...." En heel den dag moet ik, eenzaam op mijn gemakkelijk scheepsbed, aan die dui zenden denken, die in den loop der eeuwen ook zijn opgegaan naar het Land van Over zee, pelgrims en strijders, weerbare mannen en moedige kinderen, in onafzienbare legers en drommen, die ziexten noch ongemak hebben geschuwd, die togen in lange dag- marschen en op wankele schuiten, die kwa len en ellenden te lijden hadden, die wisten wat hen wachtte, maar toch geestdriftig optrokken: God wil het, God wii hetl Wat heeft dit Land van Overzee het chris telijk Europa al tranen en bloed gekost! Maar ook moet ik, die zelf nu weer eens heel de miserie der zeeziekte doorsta, aan Hem denken die nooit anders door het land Zijner geboorte trok dan met armen en el- lendigen, door drommen van zieken, lammen en blinden omstuwd. Hij, de groote Genezer, die het Leven is En al ben ik zelf nu wei verre van „een heilig boontje" zoo moet ik toch getuigen dat er een wondere stemming uitgaat van dezen dag onzer menschelijke ellenden, voor ons die pelgrims zijn naar het land, dat eenmaal overvloeide van de zegeningen Zijner gebenedijde handen. Wandelende lijken Maar 'n nieuwe dag is opgestaan na 'n nacht van lichten storm en bewogen zee. Het is Donderdag, de vierde dag van onzen tocht. En vandaag is de boot zeer stil, maar de golven woelen hooger en de flanken van de „Carnaro" kraken luider. Ik sluip 's mor gens voorzichtig op het dek, met het opti mistisch denkbeeld dat 'k mijn onpasselijk heid nog wel van mij afwentel in de fris- sche lucht..,. En daar zie ik gezichten, die 'k nauwelijks herken, aschbleek en grauw, met gesloten oogen. Wie moedig kwamen, verdwenen ook weer. Die luid schreeuwden, werden stil. Wie niet ziek zouden zijn, han gen over de reeling of zitten als steenen beelden in de windvrije hoeken, En wie er hoog opgaven dat een stormpje toch wel interessant moet zijn, zitten nu te kijken met de gebakken peren. Mijn tentkameraad komt me vertellen, dat er maar tien van ons aan tafel verschenen en dat er eigenlijk maar twee volop frisch waren. Ha-ha! Ter beschikking stelling De positie van den kinderrechter Bij het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk TV der Rijksbcgrooting voor 1930 wijst de heer VAN SASSE VAN IJSSELT (RK) op de groote verhooging, welke art. 71 moet ondergaan, n.l. met 110.000. Deze overschrijding wordt door den minister van justitie toegeschreven aan beslissingen van den kinderrechter te Amsterdam inzake het aanwijzen van kinderen voor opneming in gèsttchten, waarvan de kosten door den Staat zullen worden gedragen. Nu is de positie van den kinderrechter moeilijk, maar gezien vooral den grooten toevloed te dier zake, meent spr. toch een zachte waarschu wing te moeten laten hooren. De MINISTER VAN JUSTITIE, de heer DONNER, antwoordt dat de verhooging van dezen post niet bedraagt 110.000, maar 80.000. Hoe moet spr. in dit opzicht den kinderrechter temperen? Wel wordt in be paalde gevallen machtiging van den minis ter van Justitie geëischt, maar dat mag niet in conflict komen met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De heer MENDELS (S.D.) vreest, dat er een naar zijn oordcel bedenkelijke ineén- ylechting dreigt te komen van de bevoegd heden der administratie en de onafhanke lijke beslissingen van de rechterlijke macht over de vraag welke maatregelen in het belang van een kind, een gezin voor de maat schappij noodig zijn. De MINISTER zegt, dat de aangevallen machtiging in het desbetreffende IC B. is voorbehouden. De kinderrechter beslist ook over administratieve gevolgen van een ter beschikkingstelling en in zoover geeft spr. toe, dat er eenig bezwaar is in die bevoegd heid. Het wetsontwerp wordt z. h. s. aangeno men. Kon. Paleis op den Dam. Bij het volgende punt, verhooging van hoofdstak I der Rijks begrooting 1930 (werk zaamheden aan het Kon. Paleis te Amster dam) zegt de heer SMEENGE (Lib.), dat oogenschilnlijk de kosten van herstelling zoo hoog lijken, maar een deskundige heeft hem verzekerd dat die kosten waarlijk niet zoo hoog zijn, als men bedenkt dat het hier een gebouw gekit waarmee men in 1648 begon nen is. De oorspronkelijke zandsteen begint ernstig te verweeren. De wijze waarop de restauratie thans ter hand is genomen en Let gebezigde materiaal waarborgen volgens den genoemden deskundige een grondige herstelling. Het wetsontwerp wordt z. h. s. aangeno- Het vlagvertoon in Australië. Thans is aan de orde het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk VIII der Ryks- begrootmg 1930 (wijziging van de begrooting van uitgaven ten behoeve van de voltooiing van liet vestingstelsel voor 1930). De heer VAN EMBDEN (V.B.) brengt de pijnlijke gebeurtenissen, welke hebben plaats gehad bij een bezoek van Nederlandsche oorlogsschepen aan Australië, ter sprake. Spr. heeft destijds schriftelijke vragen ge steld, waarop het antwoord z.1. niet voldoen de is te achten. De minister verklaarde, dat bij onderzoek was gebleken, dat het niet zoo ernstig was geweest. Maar de minister had een rapport gevraagd van den bevelhebber van het smaldeel, dus juist den man wiens positie ernstig gevaar liep, als inderdaad de gepubliceerde schandelijkheden als juist moesten worden erkend. Spr. deelt eenlge bijzonderheden mee over de wijze, waarop vrouwen door de officieren zijn behandeld. Spr. wijst erop dat de Geheelonthouders- bond te Adelaide zijn zusterverenigingen ln andere plaatsen, waar het eskader nog zou komen, heeft gewaarschuwd: „Weest op uw hoede". De MINISTER VAN DEFENSIE, de heer DECKER, antwoordt dat hij eigener bewe ging onmiddellijk inlichtingen heeft doen inwinnen, zoodra over de gebeurtenissen werd gesproken. Spr. heeft die inlichtingen uitsluitend ingewonnen ter eigener voor lichting en hij wijst het verwijt af dat hij zijn inlichtingen inwon bij den commandant van hel eskader. Bij wien had spr. dan moeten informeeren? Spr. heeft echter ook inlichtingen ontvangen van den consul- generaal te Sydney, die ook aan enkele feestelijkheden heeft deelgenomen. Spr. heeft voorts kennis genomen van de uitvoerige politie-rapporten der Australische autoritei" ten. En hij vond daarin geen aanleiding om maatregelen te nemen. Overigens merkt spr. nog op, dat hij tal van persberichten kan aanvoeren, waarin met grooten lof over dat vlootbeeoek is ge sproken. Spr. wil toegeven, dat de Neder landsche matroos in den vreemde misschien we 1 eens wat luidruchtg is, maar over het algemeen is de houding van onze marine bij bezoeken aan vreemde havens zeer gunstig. Natuurlijk zijn er enkele dingen gebeurd, waarvan het beter was geweest, als zij wa ren nagelaten. Er had geen „Amstelbier" moeten worden aangeboden aan dames, maar van schandalen kan niet worden gesproken. Het wetsontwerp wordt hierna aange nomen. Korting op de Indische salarissen Bij dit punt komt de heer MOLTMAKER (S.D.) op tegen de salarispolitiek der regee ring. Spr. bespreekt den slechtén geest die reeds heerscht in het Indische ambtenaren korps en betreurt, dat geen enkel overleg gepleegd wordt. De Minister onderschat de positie van de Indische vakbeweging. De heer DE SAVORNTN I.OHMAN (C.H.) is verwonderd, dat men de verant woordelijkheid aandurft zich te verzetten tegen een matige salariskorting aangezien de financieele toestand van Indië nog veel slechter is dan bij ons. Minister DE GRAAFF sluit zich bij den laatsten spreker aan. De goede ambtenaren zijn overtuigd van de noodzakelijkheid van deze salariskorting. De levensstandaard is in Indië belangrijk lager dan verleden jaar. De salariskorting zal waarschijnlijk blijken niet de meest harde maatregel te zijn. De heer MOLTMAKER dient een motie in, waarin de meening wordt uitgesproken, dat de tweede salariskorting dient te wor. den opgeschort tot na de behandeling der Indische begrooting in de Tweede Kamer. De motie wordt verworpen met 24 tegen 8 stemmen. Het ontwerp wordt aangenomen. De Indische Invoerrechten Bij dit ontwerp sluit de heer Dobbelman (R.K.) zich geheel aan by hetgeen de heer Feber in de Tweede Kamer gezegd heeft over dit ontwerp. Hij wijst op de buiten- landsche concurrentie die onze Industrie ondervindt en betreurt, dat de Minister de differentiëering niet wil overwegen, Spr. meent dat men vrijhandel kan voeren binnen de grenzen van hetzelfde rijk. Bij een verdere verhooging der invoer rechten, dient de regeering overleg te ple gen met de Indische regeering. De beer WIBAUT (S.D.) heeft tegen het ontwerp het bezwaar van de niet.tijdelijk heid. Verleden jaar was het ook maar tij delijk en thans komt men weer met een verlaging. In de richting van vernooglng komt men tenslotte tot een invoerverbod. De heer VAN EMBDEN (S.D.) betoogt dat men beter kan bezuinigen op militair terrein. Waneer men slechts 4% bezuinigt, komt men aan de 6 millioen die men van dit or?', verp verwacht. De heer DIEPENHORST (A.R.) betuigt instemming met de wenschelijkheid om te bevorderen een nauwere gemeenschap tus- schen Nederland en Indië op het gebied van de handelspolitiek. MINISTER DE GRAAFF merkt op, dat het ontwerp slechts voor één jaar geldt. Hy zou niet weten hoe men de tijdelijkheid van den maatregel anders zou moeten vastleg gen. De koopkracht Is verminderd tenge volge van de crisis. Dat de koopkracht der Inlandsche bevolking merkbaar zou worden belast door dit ontwerp onkent spr. Op de militaire uitgaven in Indië is reeds veel bezuingd en er zal nog meer op bezui nigd moeten worden, want er is een ontzet tend tekort. Het ontwerp wordt aangenomen. De VOORZITTER zegt het volgende: Het ligt in mijn voornemen de Kamer weder bij een te roepen in de tweede week van Januari. Nog slechts enkele uren en 1931 ligt achter ons. Het nieuwe jaar zij voor U allen rijk aan zegeningen. En behage het Gode ons te bekwamen straks, onder toe. dekking van alle verschil, gezamenlijk al zijdig treffelijk werk te verrichten Vorstin en Vaderland ten faveure. De vergadering wordt gesloten. O Een verklaring van den voorzitter der Antwerpsche K. v. K. Woensdagavond is de Kamer van Koop handel te Antwerpen in jaarlijksche alge- meene vergadering bijeengekomen. In zyn belangryke redevoering waarin een overzicht van het afgeloopen jaar werd ge geven, zeide de voorzitter, de heer Jussiant, ten aanzien van de betrekkingen tusschen Nederland en België: Hst vraagstuk der kanalen brengt er ons natuuriyk toe te spreken over het Moerdijk- kanaal en over de Holïandsch-Belgische be trekkingen. Zoo de gemeenschappelijk gedra gen ongelukken de menschen nader tot el kaar brengen, zoo zullen wü misschien eerst, daags moeten bekennen dat de tegenwoor dige crisis er toe heeft bygedragen onze beide landen nader bijeen te brengen. De ontspanning is zeker en met vreugde geloo- ven wij wederzijdlg. Langs beide kanten ziet men mogelijk heden en vestigt men de aandacht op de voordeelen van een toenadering in de econo. mische betrekkingen. Geen enkele onoverkomelijKe moeilijkheid schynt te rijzen voor de verwezenlijking van zulk een ontwerp tusschen Nederland en België. Wel integendeel, alles schynt ons aan te sporen om de proef te wagen. De uit voer van beide landen is bijna gelijk. Zij vul len elkander aan. Bovendien en dit is een hoofdvereischte onze economische regiemen zyn overeenstemmend. Economische overeen komsten kunnen des te beter ingezien worden daar de hoofdvereischte en de levenskwesties die nog in bespreking zUn bepaaldeiyk voor onze Noorderburen ingezien worden met 'n gezond begrip van onzen toestand. De ver- wezeniyking der verbindingen Schelde-Rijn, even zeker, even goed en even gemakkelijk als diegene waarover wij destijds beschikten, schynen onze Noorderburen steeds minder af te schrikken. Wij zien inderdaad dat een verlangen tot toegeven meer en meer het systematisch verzet, dat wy gekend hebben, vervangt. Laat ons vurig hopen, dat het ver volg der onderhandelingen over het geheel der vraagstukken die ons scheiden, moge ge schieden in deze gunstige geestesgesteldheid en de toenadering moge verwezenlijken. Ik wil hier de vraag van den te volgen weg niet opwerpen. Onze regee -ing kent al te goed de onontbeeriyke voorwaarden die de waterweg naar de Rijnverbinding moet ver vullen, omdat het noodzakelijk is dit punt opnieuw in bespreking te brengen. Deze voorwaarden moeten met des te meer vastberadenheid behouden biyven, daar nieuwe prachtige kanalen naar Rotterdam en Amsterdam den toestand voor ons zoo niet meer en meer onhoudbaar zullen ma ken. Inzake het Albertkanaal wees spreker er op. dat de Commissie der groote kanalen in haar vergadering van 20 December besloten heeft, dat dit zonder verwijl moet worden doorgedreven. O Rede minister Verschuur By Kon. besluit van 30 December 1931 zyn ingesteld commissies van advies voor de Cri- sis.invoerwet en -uitvoerwet. Deze commis. sies zyn op dezelfde wijze samengesteld. Be noemd zün: tot lid en voorzitter de heer A. Spanjaard, oud-industrieel te 's-Gravenhage; tot leden de heeren K. C. Honig Mzn., in. dustrieel te Overveen; prof. H. A. Kaag, hoogleeraar aan de R. K. Handelshooge- school te Tilburg; M A., van Loon, oud-in. dustrieel te 's.Gravenhage; L. H. Mansholt, lid van Gedeputeerde Staten der provincje Groningen te Glimmen; prof. dr. ir. G. Min- derhoud, hoogleeraar aan de Landbouw, hoogeschool te Wageningen en F. V. Valstar, voorzitter van het Centraal Bureau voor cte Veilingen in Nederland, te 's-Gravenhage. De Minister van Arbeid, Handel en Nij. verheid heeft gisteren de commissies geïn stalleerd. In zyn rede wees de minister erop, dat de medewerking der commissie wordt gevraagd omdat het handelsverkeer over geheel de we. reld uit zyn gewone beddingen is geraakt, zoodat 't onvermijdelijk werd ter voorko ming van de noodlottigste overstroomingen ons erf van den noodigen afweer te voor. zien. Van uw commissie verwacht ik, zoo ver volgde Z.Exc., dat zy haar arbeid met voor. zichtigheid en met kracht zal vervullen. Voorzichtigheid om niet gerucht of groeps belang voor algemeen belang te houden; kracht om te midden van velerlei strooming uw standpunt te bepalen. By uw arbeid zult gy van omstandighe. den van uiteenloopenden aard u rekenschap geven. Reeds is uit de behandeling van het ontwerp-Crisislnvoerwet duideiyk, welke om. standigheden in het algemeen de regeering. voor oogen staan. Daaraan zou wellicht nog toegevoegd kunnen worden een vingerwijzing voor de mogeiykheid, welke de wet open laat, om speculatie in den vorm van over- matigen invoer, juist met het oog op de kans van contingenteering, te fnuiken. Immers, uw commissie kan overwegen my voor te stellen, het contingent voor een aan. vankelijke periode zóó te verdeelen, dat eerst de speculatieve voorraad, door importeurs voortijdig opgestapeld, wordt verwerkt, om pas daarna het eigenlyke contingent voor die importeurs te laten gelden. Noch onze landbouw, noch onze industrie, zullen in de contingenteering een orde van zaken zien, welke ons land meer baat geeft dan internationaal handelsverkeer. Slechts om het beperken der onnoemeiyke schade gaat 't, welke de stremming van dat verkeer, door buitenlandsche maatregelen, ons land aandoet. De voorzitter wees er in zün antwoord op, dat al moge men ook al beweren, dat ook deze crisis een direct of indirect gevolg is van den grooten oorlog, in wezen de sympto. men en de gevolgen niet te vergeiyken zyn met die van de crisis, die wij tydens en on middellijk na den oorlog doorleefden. En al mogen de maatregelen, alom genomen, en die ook w« nu staan te nemen, veel uiteriyke overeenkomst vertoonen met de oorlogscrisis maatregelen, in wezen is er, volgens spreker, groot verschil, ook en vooral van psycholo. gischen aard. Het moet onze taak zijn, zeide spr., zooda. nige maatregelen aan te bevelen, die er toe meewerken, het pessimisme den kop in te drukken en de hoop op een nieuwen en be teren tijd te verlevendigen. Hebben wij daar- by in de eerste plaats de nooden van ons eigen land in het oog te houden, niet mag worden vergeten, dat blijvende verbetering slechts mogeiyk is, wanneer de volkeren zich weer met elkander verstaan, waarvoor de kansen door al te straffe maatregelen steeds geringer worden. van een stoomsirene, die eveneens in diénst- wordt gesteld by het heerschen van mist om de komst van den trein aan te kondi gen aan de weggebruikers, die zich ovei niet afgesloten overwegen moeten bewegen. Deze stoomsirene geeft een hard, tusschen sciiel en dof, liggend geluid. Een mist-sirene op spoorweg locomotief De Nederlandsche Spoorwegen hebben op locomotief 3780 proeven genomen met een luchtsirene, om ingeval van mist den in aan tocht zynden trein op onbewaakte overwe gen aan te kondigen. Deze proeven zyn evenwel niet geslaagd, doordat het geluid te zwak was en een sterkere sirene te veel lucht zou vorderen. Thans is genoemde locomotief voorzien Geen wijziging voor 1 Juli 1932 Naar wy vernemen, heeft de Minister van Waterstaat goedgekeurd, dat de herzienings- termyn van het Reglement Dienst Voor. waarden van het spoorwegpersoneel met een half jaar wordt verlengd, zoodat deze niet voor 1 Juli 1932 zullen worden herzien. Dit beteekent, dat in geen geval vóór 1 Juli 1932 wijziging zal worden gebracht in de loonen van het spoorwegpersoneel. VRIJDAG, X JANUARI 1932. HUIZEN. 298 M. 8.30 NCRV. 9.30 t.e.m. sluiting KRO. 0.000.30 Klokkengelui van de St. Vituskerk te Hilversum. 8.30 Morgen- wyding. 9.30 Gramofoonpl. 10.45 Hoogmis uit de kerk van d. H. Antonius van Padua, A'dam. 12.00 Concert KRO-sextet. 1.45 Gra mofoonpl. 2.304.30 Concert Hartvelt-kwar- tet. 4.456.45 KRO-sextet. 6.45 Gramofoonpl 8.00 KRO-orkest o.l.v. J. Gerritsen. O.a. On voltooide Symphonie, Schubert. ca. 9.15 Vaz Dias. Hierna vervolg concert. O.a. 1ste Peer Gynt suite, Grieg. In de pauze „Beatrijs" van Boutens-Voormolen. Albert Vogel (de clamator) en r. Boshart (piano). 11.0012.00 Gramafoonpl. HILVERSUM. 1875 M. 9.00 Orgelcon cert door Joh. Nieland. 9.45 Concert VARA- orkest o.l.v. H. de Groot, mm.v. Amsterd. Vocaal kwartet 10.15 Vervolg concert. 11.05 Vervolg concert. 11.4012.00 Vervolg concert. De boden zaten reeds op hun draaistoeltjes te wachten voor de schiktafel om nog, vóór de avond om was, de duizenden brieven in de verschillende wyken der stad rond te deelen. Niemand sprak ook hier een woord, dat slechts dienen kon tot afleiding en veel noo- delooze moeite kon veroorzaken aan de be stellers, die zich geen straat en geen nummer mochten vergissen, om niet telkens opnieuw te moeten terugkeeren. Ernstig zagen die mannen voor zich, terwijl ze in ryen gezeten naar de wijken der stad, onder toezicht der hoofdbestellers schiftten en schikten. Waakzaam hield de commies, chef de bureau, het oog op alles en ontving de brieven, voor de „Lock-box" bestemd, die hij op de bepaalde plaats in de van achteren open loketkast wierp, waarvan de voorzijde naar het publiek gekeerd met glas achter koperwerk veilig was tegen toevallige of schijnbaar toevallige elleboogduwen van den gaanden en komenden man. Schuifelend ging de massa voort over den steenen vloer van de groote wachtzaal en maakte een slinger voor 't loket, waar de postzegels werden verkocht en Albert Leven kamp tusschen twee met yzerdraad gevloch ten ramen als een kaaskoopman zyn waar stond uit te deelen aan de koopers en het geld stond te tellen, dat hy voor de zegels ontving, en de briefkaarten langs den rand door z'n vingers liet gaan om niet te veel te geven aan 't weinig betrouwbare publiek. Vlug bediende Albert al die ongeduldig wachtende menschen, al stonden ze te mop peren, omdat het zoolang duurde, terwyl het zweet op z'n vermoeid gezicht stond en hij zich haastte om verder te komen. In 't midden van de dompige wachtzaal was een groote tafel met een vaste bank er voor, waarop verscheidene personen hun adressen zaten te schryven, terwyl er nog enkele stonden te wachten, tot er een plaatsje open kwam. 't Was een aardig gezicht die verscheiden heid van personen die elkaar geheel onbe kend, hier aan een groote tafel bijeen zaten, bezig met het zelfde werk: het schrijven van een adres op een couvert met een kaartje, voor iemand, van wien ze in een of ander opzicht afhankeiyk waren. 't Waren burgerluitjes, juffrouwen en meisjes, ambachtslui en jongens, die op weg naar huis, een kaartje hadden gekocht en hier 't adres wilden plaatsen en voor deze enkele maal in 't Jaar zich weer oefenden in de voor hen moeilijk geworden schryf- kunst. Langzaam en met moeite ging het werk hun van de hand, daar ze zelfs de pennen niet konden vasthouden op de geschikte plaats. Inspanning kostte het allen, dat stond duidelyk op de ernstige gelaatstrekken te lezen, want de oogen stonden peinzend, de voorhoofden waren gefronst en de lippen bewogen zich langzaam aan 't spellen van de moeilyke titulaturen, als Mijnheer en Mejuf frouw, hunner bazen en meesteressen. 't Was al laat en de slinger voor 't loket verminderde niet. Albert had al eens naar de klok gekeken, doch de wyzers vorderden maar niet naar 't sluitingsuur, en toch was hy doodop. Hy stond, maar kon byna niet meer; hü telde het geld, maar zag 't byna niet; hy luisterde naar de vragen, maar oe- greep de meeste niet. Werktuiglyk waren zyn bewegingen; de geest was stomp. „En u?" vraagt hy een juffertje van vijf tien jaar, dat straks ook al voor hem is ver schenen, en nu van de tafel al weer naar hem toe was gekomen. „Astublief," is 't antwoord, en ze reikt hem een beklad couvert met groote verscheiden heid van hoofd- en gewone letters over, van een postzegel voorzien. „In de bus op de straat, dom kind!" riep Albert haar toe die boos werd over zulk een onnoozelheid, terwyl hy zoo moe is. „Dom publiek," mompelt hy en wil den volgende helpen, een tenger mannetje, dat de woorden heeft gehoord. „Wat? Dom publiek!" zegt het mannetje, dat zich de opmerking aantrekt, „zeg liever domme amtenaren, die te lui zün om op hun tüd te passen. Ziedaar een kaartje," en nli wil het voorwerp onder Albert's neus houden. „Gisteravond hier op de post gedaan biy- kens den stempel en nu eerst net bezorgd Is 't geen schande? Daar heeft me dat ding een dag op dit kantoor gelegen! Ik zal myn klacht sturen aan den Minister." „Daar is het bureau van den - directeur," antwoordt Albert en wijst naar een deur, waar het woord op staat geschilderd, zonder den man verder aan te zien. „En n?" laat hy er beleefd op volgen tegen den daar achter staanden persoon. Deze dringt het kleine kriegele mannetje ter zyde, die nu wel verplicht is heen te gaan. „Lui volk, die staatsambtenaren! Geld trekken en niets doen," mompelt hy, maar gaat toch niet naar den directeur. De klok slaat tien uur. „Goddank," zucht Albert, die achter zich om roept: „Hendrik, sluit de deur." Hendrik gaat naar voren en wil sluiten. Een jongetje tracht nog binnen te dringen. Hendrik duwt hem terug. Het jongetje be gint te schreien en roept: „Een brief voor myn Moeke." „Wat is daar, Hendrik?" roept Albert door het loket. „Een jongetje, dat nog binnen wil, myn heer." „Laat hem er nog maar in," en Hendrik, die vindt, dat mynheer Levenkamp veel te goed is, gehoorzaamt. „Waarom kom je zoo laat, mannetje?" vraagt Albert. „Ik moest zoo lang op den winkel blyven en kon Moeke niet eerder schryven," zegt de jongen, die met betraande oogen hem dankbaar aanziet en zonder te vragen een postzegel krygt voor z'n zes centen. 12.001.00 Omroeporkest oJ.v. N. Treep, B1, m.v. Hélène Cals (sopraan). 1.001.30 Or gelconcert door Pierre Palla. 1.30 Causerie door den heer W. Vogt. 1.452.30 Vervolg Concert Omroeporkest. 2.303.00 Gramof pl- 3.004.00 Kovacs Lajos en zijn orkest. 5.00 Concert VARA-orkest o.l.v. H. de Groot, m.m.v. Arbeiders Zangver. „Morgen rood", Bussum, 6.50 Vervolg concert. 10-3° Vaz Dias. 11.00—12.00 Concert VARA-orkest o.l.v. Is. Eyl. O.a. Ouvert. „König Stephan"- Beethoven en „Rosen aus dem Süden", wals- Strauss DAVENTRY. 1554 M. 10.35 Morgenwij ding.. 11.05 Lezing. 12.20 Gramofoonpl. 1-00 Orgelconcert door W. S. Vale. 1.502.50 Gra mofoonpl. 4.20 Moschetto's orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Liederen van Strauss. 7.10, 7.30 en 7.50 Lezing. 8.20 Jack Lapayne's BBC Dansorkest. 9.20 Be richten. 9.40 Lezing. 9.55 BBC orkest o.l.v- Fr. Bridge, A. Fear (bariton). O.a. Fragm- uit „Die Meistersinger von Nürnberg", Wag ner. 11.2012.20 Dansmuziek. Savoy-Hotel Orpheans. PARIJS. „RADIO-PARIS". 1725 M. 8.05, 12.50, 1.20, 7.20, 8.20 Gramofoonpl. 9.05 Gra mofoonpl. O.a. Kleine Nachtmusik, Mozart en Les Préludes, Liszt. LANGENBERG. 473 M. 6.20—7.45 Hamb. Havenconcert. 10.50 Bach-cantate. 12.20—1.50 Concert o.l.v. Wolf. 3.50—5.20 Militair con cert. 7.20 „Die Zauberflöte", W. A. Mozart- Leiding Buschkötter. Hierna Berichten en tot 11.20 Dansmuziek. KALUNDBORG. 1153 M. 11.20—12.20 O- Fessels orkest. 1.50—3.50 Radio-orkest O.I.V. Reesen. 7.20—9.50 „Tivoli", Vaudeville- komedie van de Gebr. Kjerulf. 10.05—11.50 Dansmuziek. BRtJSSEL. 508 en 338 M. 12.35—2.05 Gramofoonpl. 5.20 Dansmuziek uit Hotel „Atlar.ta". 6.35 Gramofoon. 8.20 Fragment „CavaJleria Rusticana", Mascagni (Grama- foon). 9.20—10.20 Concert in „Oud-België", Max Alexys en zijn orkest. 338 M.: 12.35 —2.05 Gramofoonpl. 5.20 en 6.50 Gramofoon pl. 8.20 Vroolijke avond m.m.v. Cyriel van Hove (sang). ROME 441 M. 8.20 Gevarieerd concert. O.a. uit „Dollarprinses", Fall. ZEESE1T. 1635 M. 7.20 Opera „Tann- hauser", Vagner. Dirigent: Leo Blech. Hier na berichhn en tot 11.50 Dansmuziek door kapel Otto Kermbach. ZATE.1DAG 2 JANUARI 1932. HUIZEN, 2)8 M. Uilsl. KRO.-Uitzending. 8.009.15 Granofoonpl. 10.00 Concert KRO- Trio. 11.30 Gcdsd. Halfuurtje. 12.15 KRO- sextet. 1.45 lauze. 2.00 Gramofoonpl. 2.30 Kinderuur. 4.0 Espera nto-nieuws. 4.15 KRO- Kunstensembl. 6.00 Journ. Weekoverzicht. 8.20 KRO-Kuistensemble. 6.40 Esperanto- cursus. 7.10 Cmserie door P. G Gomes 7.45 Sportpraatje. 8.00—11.00 KRO-Salon-orkest o. 1. van M. van t Woud. O.a. Lustspiel- ouverture, Kebr-Bela, en „Das Veilchen von Montmartre", Kalman. Ca. 9.00 Vaz Dias. 11.0012.00 Gamofoonplaten. HILVERSUIT, 1875 M. 6.45—7.00 en 7.30— 7.45 Gymnastifcles. 8.00 Gramofoonpl. 10.15 Concert. 12.0C Concert VARA-septet en Gramofoonpl. :,30 Concert Haagsche Toon- kunstenaars-orlest o. 1. van Henri Zelden - rust. 4.00 Vervtg concert. 5.00 Beoefening der Huismuziek 6.00 Viool-recital door Na- thana van Kinbergen. Piano; Joh Jong. 7.00 Volksliedem door de „Wielewaal" o 1. van P. Tiggers. '.45 Gramofoonpl. 3.30 Con- cert VARA-orket7. O.a. Ons Orkest, H. de Groot. 9.15 Manolinekwartet o. 1. van J. B. Kok. 9.40 Vervog Mandolinekwartet. 10.05 Vervolg concert. H20 Vaz Dias. 10.50 Vervolg concert. O.a. Oud Herinneringen, potp. de Groot. 11.3512.00Gramofoonpl. DAVENTRY, 155 M. 10.35 Morgenwyding 1105 Lezing. 1.20— .20 Commedore Grand orkest 2.43 Engelod tegen Zuid-Afrika. (Springbokken). 4.2 BBC-Theaterorkest m. m. van Muriel Sothm (alt). 5.05 Orgelcon cert door Reg. Foor. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Zangdoor Sylvia van Dyck (sopraan). 7.10 en 7*5 Lezing 7.50 „Panto- mimicry" van Gordo McConnell. 9.20 Be richten. 9.40 Lezing. .55 BBC-Licht orkest o. 1. van S. Robinsor o.a. Nacht auf dem kahlen Berge, Mousso^sky. 10.50—12.20 Am brose en zijn orkest. PARIJS „RADIO-PAtlg", 1725 Mè 8.05: 12.50 en 7.50 Gramofo,lpi 9.05 Radio-too- neel „Le poême de la Pbisienne". 10.20 Gra mofoonpl. O.a. Barcaroken Impromptu van Fauré. LANGENBERG, 473M.6.25—7.20 en 10.40 —11.10 Gramofoonpl. 12.2—j.50 Werag-or- kest o.l.v. Kühn. Melanie volff (viool). 4.20 —5.20 Middagconcert. 7.20vroolijke avond „Alles durcheinander". Hiei\a tot 11.20 Con cert o. 1. v. Wolf en Daninuziek KALUNDBORG, 1153 M.11.20—1.20 Con cert uit Rest. Wivex. 1.40—Sjo Radio-orkest o.l.v. Gröndahl. 7.208.20 Ir oude testa ment in de muziek. Orkest 01. van Reesen. 0.a. Uit „Samson", Handel. 330 Voordrach ten. 9.3010.20 Harmonicavirjozen Geliin en Borgström. O.a. Uit „Rigolet0", Verdi, en Maritana-ouverture, Wallace. 10.20—11.35 Dansmuziek o. 1. van Teddy Ptersen. BRUSSEL 508 en 338 M. 508 h.; 12.35—2.05 Acte I en II van „Traviata", Veü (Gramo foon). 5.20 Concert i. d. Memhe-zaal te Antwerpen. 6.20 Gramofoonpl. 8.2tHet Waal- sche Volkslied. 9.05 Concert Omrcporkest o. 1. van Meulemans. O.a. Ouvertur italiene- rin in Algier, Rossini. 338 M. 2.35—2.05 Giamofoonpl. 5.20 Piano-recital. ,50 Gra mofoonpl. 6.50 dito. 8.20 Operauitzeijing van de Vlaamsche Opera. ROME 441 M. 8.20 Uitzending vn een opera. ZEESEN, 1635 M. 7.20 Groote DansAvond m. m. van 2 orkesten en Hans Emmé—>chu- hardt. 9.20 Berichten en hierna; Po.uiair orkestconcert ten bate der werkloozen. PtMu 367. „Die oude graaf van Hongerdorp pocht altyd op de heldendaden van z'n Reus," dacht Harlekyn. „Laat ik zelf eens gaan kyken wat daar van aan is." 368. „Kom voor den dag en verneem je vonnis!" riep Harlekyn. „Hou toch je gemak!" antwoordde de Reus; „aan 't huisje waarin ik woon, kan je toch wel zien dat ik geen echte Reus ben." 369. „Kom maar met me mee, dan zal ik je eens geducht laten eten," zei Harle kijn, nadat hij het opschrift veranderd had; „het is 'n schande, dat die Honger dorp zulke slechte dingen van je verteld heeft." '■JtSfljaMM

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 14