NAAR HET LAND VAN OVERZEE
Binnenlandsch Nieuws
DE GRAP JASHARLEKIJN
Voor de Huiskamer
EERSTE KAMER
Vergadering van Woensdag
De Nederlandsch-Belgische
betrekkingen
Contingenteerings-
commissie geïnstalleerd
Ruwe Huid PU ROL
Ruwe Handen
Doos 30 cent.
Ruwe Lippen Bij Apoth. en Drog.
Dienstvoorwaarden
spoorwegpersoneel
RADIO-OMROEP
Oudejaarsavond in
't Postkantoor
Harlekijn vindt een èroot hoofd op kleine Schouders
XV
Aan boord van de „Adria Carnaro"
Heb Ik u niet al gezegd hoe we uitvoeren
van Triest? Het was de dag der „Gulden
Mis", de tijd der blijde verwachting, die
in de liturgie der oude missalen aanving met
gulden letters. En hoe herinner ik me nu, dat
'k op dien dag, in het dorp, dat mjj dier
baar geworden is, ter kerke ging op klompen,
over besneeuwde wegen, bij bittere koude,
zoodat er heele bulten Ijs onder onze klom
pen samenplaxtenMisschien is het nu
ook al weer guur en koud bij u, en begint
het seizoen dat de sneeuw brengt.
Maar wij varen op ons schip in den zonne
schijn. De Adriatische zee is nu eens groen
en dan weer dieo donker blauw, en de lucht
is doorveerd van een fijnen, zilveren nevel,
die de zon niet terughoudt. Visscherspinken,
door staande roeiers met dubbel span rie
men voortbewogen, drijven ons voorbij met
hun hooggerichte, bonte steekzeilen, donker
rood en wit en geel. De kokmeeuwen krin
gelen om den achtersteven en wij zitten al
leen op het dek: wij zitten en strekken ons
uit op gemakkelijke ligstoelen, staan pratend
bij de Teeling en kijken uit naar het ver
schemeren van Istrië. Wij loopen heen en
weer, in den wind die waait over het derde
dek, zelfs zonder jas en pet. Er zitn veel
menschen aan boord. Er zijn jongelui on
der de passagiers, die hun instrumenten
meebrachten. Zij tokkelen mandolines en
gitaren in de open lucht en zingen driftige,
wilde melodieën daarbij, waarom ik ze voor
Hongaren houd. Er zijn ook Joden op het
voordek, grijsgebaarde ouderlingen, die hun
gebed verrichten en in den Bijbel lezen, en
vrouwen met kindeeen die ons voorkomen
als landverhuizers. Ze trekken naar Sion.
dat ze ter groote vergadering riep met de
roepstem van het Sionisme. Er zijn Slaven
en Engelschen bü ons, Oostenrijkers en Sy-
riërs. Je hoort er al'e talen.
En bij den eersten maaltijd aan boord ziet
onze Hollandsche pelgrimsgroep nu eigenlijk
pas voor den eersten keer de heele karavaan
samen, zooals we gekomen zijn, en vereenigd
om denzelfden disch. En wij zijn blijde met
elkaar, al is dit gezelschap nog zoo bont:
twintig Hollanders en een Vlaamsche dame.
Maar onder deze „Hollanders" zijn er uit
Twente en uit het Westland, uit Limburg en
uit het Gooi, uit de schoolwereld en den
winkel, uit groote steden en kleine gemeen
ten, uit de nijverheid en het bollenbedrijf, en
eenigen zelfs die Oost-Indië vertegenwoor
digen. Wij hebben wellicht niet denzelfden
smaak, maar wij gaan allen samen met het
zelfde doel. En we verbazen er ons over, dat
wij de eersten zijn, die met een Roomsch
Reisbureau naar Palestina pelgrimeeren van
uit Holland, de eersten, die den oproep
volgen van „Europa Express".
Pater Borromeus spreekt tot ons bij dezen
eersten gezamenlijken maaltijd op de boot,
en het is uiterst sympathiek wat de pater
zegt, afgezien van de wijze waarop hij dat
zegt: „Wij zijn pelgrims in onze gedachten,
zegt hij, door den opzet van onze reis en het
verlangen dat ons draagt; wij gaan elkaar
hier niet met litanieën en met rozenhoedjes
stichten: wij deelen denzelfden geest, den
pelgrimsgeest, die niets anders is dan de
vurige begeerte om dat heilige Land te aan
schouwen, dat het tooneel was van de groot
ste dingen, die een geloovig Christen kent."
Zoo zijn wij blijde met elkaar. Het is won
derlijk en stichtend, hoe eenzelfde geest van
broederlijkheid, van hartelijke tegemoetko
ming en voorkomendheid ons allen bezielt,
die gisteren vreemden waren voor elkander.
En daarom genieten wij misschien nog blij-
aer, kinderlijker den' prachtigen dag, den
milden, lauwen winterdag van het Zuiden.
En nu is het toch wel echt een tocht naar
het Heilig Land: zoo'n schuit vol mensche-
lijke miserie! Daar gaan we nu met onze
plannen en voornemens, onze luide woorden,
met onzen hoogen dunk en ons zelfbewust
zijn, met onze fiere blijdschap en onze jui
chende genoegens: de plank waarop wij
staan hoeft maar even rt schudden en wij
worden stil en stom, worden heel klein en
ellendig, geheel hulpeloos als kinderen en
kunnen niets meer: „Heer, red ons...."
En heel den dag moet ik, eenzaam op
mijn gemakkelijk scheepsbed, aan die dui
zenden denken, die in den loop der eeuwen
ook zijn opgegaan naar het Land van Over
zee, pelgrims en strijders, weerbare mannen
en moedige kinderen, in onafzienbare legers
en drommen, die ziexten noch ongemak
hebben geschuwd, die togen in lange dag-
marschen en op wankele schuiten, die kwa
len en ellenden te lijden hadden, die wisten
wat hen wachtte, maar toch geestdriftig
optrokken: God wil het, God wii hetl
Wat heeft dit Land van Overzee het chris
telijk Europa al tranen en bloed gekost!
Maar ook moet ik, die zelf nu weer eens
heel de miserie der zeeziekte doorsta, aan
Hem denken die nooit anders door het land
Zijner geboorte trok dan met armen en el-
lendigen, door drommen van zieken, lammen
en blinden omstuwd. Hij, de groote Genezer,
die het Leven is
En al ben ik zelf nu wei verre van „een
heilig boontje" zoo moet ik toch getuigen
dat er een wondere stemming uitgaat van
dezen dag onzer menschelijke ellenden, voor
ons die pelgrims zijn naar het land, dat
eenmaal overvloeide van de zegeningen
Zijner gebenedijde handen.
Wandelende lijken
Maar 'n nieuwe dag is opgestaan na 'n nacht
van lichten storm en bewogen zee. Het is
Donderdag, de vierde dag van onzen tocht.
En vandaag is de boot zeer stil, maar de
golven woelen hooger en de flanken van de
„Carnaro" kraken luider. Ik sluip 's mor
gens voorzichtig op het dek, met het opti
mistisch denkbeeld dat 'k mijn onpasselijk
heid nog wel van mij afwentel in de fris-
sche lucht..,. En daar zie ik gezichten, die
'k nauwelijks herken, aschbleek en grauw,
met gesloten oogen. Wie moedig kwamen,
verdwenen ook weer. Die luid schreeuwden,
werden stil. Wie niet ziek zouden zijn, han
gen over de reeling of zitten als steenen
beelden in de windvrije hoeken, En wie er
hoog opgaven dat een stormpje toch wel
interessant moet zijn, zitten nu te kijken
met de gebakken peren. Mijn tentkameraad
komt me vertellen, dat er maar tien van ons
aan tafel verschenen en dat er eigenlijk
maar twee volop frisch waren. Ha-ha!
Ter beschikking stelling
De positie van den kinderrechter
Bij het wetsontwerp tot wijziging van
hoofdstuk TV der Rijksbcgrooting voor 1930
wijst de heer VAN SASSE VAN IJSSELT
(RK) op de groote verhooging, welke art.
71 moet ondergaan, n.l. met 110.000. Deze
overschrijding wordt door den minister van
justitie toegeschreven aan beslissingen van
den kinderrechter te Amsterdam inzake het
aanwijzen van kinderen voor opneming in
gèsttchten, waarvan de kosten door den
Staat zullen worden gedragen. Nu is de
positie van den kinderrechter moeilijk, maar
gezien vooral den grooten toevloed te dier
zake, meent spr. toch een zachte waarschu
wing te moeten laten hooren.
De MINISTER VAN JUSTITIE, de heer
DONNER, antwoordt dat de verhooging van
dezen post niet bedraagt 110.000, maar
80.000. Hoe moet spr. in dit opzicht den
kinderrechter temperen? Wel wordt in be
paalde gevallen machtiging van den minis
ter van Justitie geëischt, maar dat mag niet
in conflict komen met de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht.
De heer MENDELS (S.D.) vreest, dat er
een naar zijn oordcel bedenkelijke ineén-
ylechting dreigt te komen van de bevoegd
heden der administratie en de onafhanke
lijke beslissingen van de rechterlijke macht
over de vraag welke maatregelen in het
belang van een kind, een gezin voor de maat
schappij noodig zijn.
De MINISTER zegt, dat de aangevallen
machtiging in het desbetreffende IC B. is
voorbehouden. De kinderrechter beslist ook
over administratieve gevolgen van een ter
beschikkingstelling en in zoover geeft spr.
toe, dat er eenig bezwaar is in die bevoegd
heid.
Het wetsontwerp wordt z. h. s. aangeno
men.
Kon. Paleis op den Dam.
Bij het volgende punt, verhooging van
hoofdstak I der Rijks begrooting 1930 (werk
zaamheden aan het Kon. Paleis te Amster
dam) zegt de heer SMEENGE (Lib.), dat
oogenschilnlijk de kosten van herstelling zoo
hoog lijken, maar een deskundige heeft hem
verzekerd dat die kosten waarlijk niet zoo
hoog zijn, als men bedenkt dat het hier een
gebouw gekit waarmee men in 1648 begon
nen is. De oorspronkelijke zandsteen begint
ernstig te verweeren. De wijze waarop de
restauratie thans ter hand is genomen en
Let gebezigde materiaal waarborgen volgens
den genoemden deskundige een grondige
herstelling.
Het wetsontwerp wordt z. h. s. aangeno-
Het vlagvertoon in Australië.
Thans is aan de orde het wetsontwerp
tot wijziging van hoofdstuk VIII der Ryks-
begrootmg 1930 (wijziging van de begrooting
van uitgaven ten behoeve van de voltooiing
van liet vestingstelsel voor 1930).
De heer VAN EMBDEN (V.B.) brengt de
pijnlijke gebeurtenissen, welke hebben plaats
gehad bij een bezoek van Nederlandsche
oorlogsschepen aan Australië, ter sprake.
Spr. heeft destijds schriftelijke vragen ge
steld, waarop het antwoord z.1. niet voldoen
de is te achten. De minister verklaarde, dat
bij onderzoek was gebleken, dat het niet zoo
ernstig was geweest. Maar de minister had
een rapport gevraagd van den bevelhebber
van het smaldeel, dus juist den man wiens
positie ernstig gevaar liep, als inderdaad de
gepubliceerde schandelijkheden als juist
moesten worden erkend. Spr. deelt eenlge
bijzonderheden mee over de wijze, waarop
vrouwen door de officieren zijn behandeld.
Spr. wijst erop dat de Geheelonthouders-
bond te Adelaide zijn zusterverenigingen ln
andere plaatsen, waar het eskader nog zou
komen, heeft gewaarschuwd: „Weest op uw
hoede".
De MINISTER VAN DEFENSIE, de heer
DECKER, antwoordt dat hij eigener bewe
ging onmiddellijk inlichtingen heeft doen
inwinnen, zoodra over de gebeurtenissen
werd gesproken. Spr. heeft die inlichtingen
uitsluitend ingewonnen ter eigener voor
lichting en hij wijst het verwijt af dat hij
zijn inlichtingen inwon bij den commandant
van hel eskader. Bij wien had spr. dan
moeten informeeren? Spr. heeft echter ook
inlichtingen ontvangen van den consul-
generaal te Sydney, die ook aan enkele
feestelijkheden heeft deelgenomen. Spr. heeft
voorts kennis genomen van de uitvoerige
politie-rapporten der Australische autoritei"
ten. En hij vond daarin geen aanleiding om
maatregelen te nemen.
Overigens merkt spr. nog op, dat hij tal
van persberichten kan aanvoeren, waarin
met grooten lof over dat vlootbeeoek is ge
sproken. Spr. wil toegeven, dat de Neder
landsche matroos in den vreemde misschien
we 1 eens wat luidruchtg is, maar over het
algemeen is de houding van onze marine bij
bezoeken aan vreemde havens zeer gunstig.
Natuurlijk zijn er enkele dingen gebeurd,
waarvan het beter was geweest, als zij wa
ren nagelaten. Er had geen „Amstelbier"
moeten worden aangeboden aan dames, maar
van schandalen kan niet worden gesproken.
Het wetsontwerp wordt hierna aange
nomen.
Korting op de Indische salarissen
Bij dit punt komt de heer MOLTMAKER
(S.D.) op tegen de salarispolitiek der regee
ring. Spr. bespreekt den slechtén geest die
reeds heerscht in het Indische ambtenaren
korps en betreurt, dat geen enkel overleg
gepleegd wordt. De Minister onderschat de
positie van de Indische vakbeweging.
De heer DE SAVORNTN I.OHMAN
(C.H.) is verwonderd, dat men de verant
woordelijkheid aandurft zich te verzetten
tegen een matige salariskorting aangezien
de financieele toestand van Indië nog veel
slechter is dan bij ons.
Minister DE GRAAFF sluit zich bij den
laatsten spreker aan. De goede ambtenaren
zijn overtuigd van de noodzakelijkheid van
deze salariskorting. De levensstandaard is
in Indië belangrijk lager dan verleden jaar.
De salariskorting zal waarschijnlijk blijken
niet de meest harde maatregel te zijn.
De heer MOLTMAKER dient een motie
in, waarin de meening wordt uitgesproken,
dat de tweede salariskorting dient te wor.
den opgeschort tot na de behandeling der
Indische begrooting in de Tweede Kamer.
De motie wordt verworpen met 24 tegen
8 stemmen.
Het ontwerp wordt aangenomen.
De Indische Invoerrechten
Bij dit ontwerp sluit de heer Dobbelman
(R.K.) zich geheel aan by hetgeen de heer
Feber in de Tweede Kamer gezegd heeft
over dit ontwerp. Hij wijst op de buiten-
landsche concurrentie die onze Industrie
ondervindt en betreurt, dat de Minister de
differentiëering niet wil overwegen, Spr.
meent dat men vrijhandel kan voeren
binnen de grenzen van hetzelfde rijk.
Bij een verdere verhooging der invoer
rechten, dient de regeering overleg te ple
gen met de Indische regeering.
De beer WIBAUT (S.D.) heeft tegen het
ontwerp het bezwaar van de niet.tijdelijk
heid. Verleden jaar was het ook maar tij
delijk en thans komt men weer met een
verlaging. In de richting van vernooglng
komt men tenslotte tot een invoerverbod.
De heer VAN EMBDEN (S.D.) betoogt
dat men beter kan bezuinigen op militair
terrein. Waneer men slechts 4% bezuinigt,
komt men aan de 6 millioen die men van
dit or?', verp verwacht.
De heer DIEPENHORST (A.R.) betuigt
instemming met de wenschelijkheid om te
bevorderen een nauwere gemeenschap tus-
schen Nederland en Indië op het gebied van
de handelspolitiek.
MINISTER DE GRAAFF merkt op, dat
het ontwerp slechts voor één jaar geldt. Hy
zou niet weten hoe men de tijdelijkheid van
den maatregel anders zou moeten vastleg
gen. De koopkracht Is verminderd tenge
volge van de crisis. Dat de koopkracht der
Inlandsche bevolking merkbaar zou worden
belast door dit ontwerp onkent spr.
Op de militaire uitgaven in Indië is reeds
veel bezuingd en er zal nog meer op bezui
nigd moeten worden, want er is een ontzet
tend tekort.
Het ontwerp wordt aangenomen.
De VOORZITTER zegt het volgende: Het
ligt in mijn voornemen de Kamer weder bij
een te roepen in de tweede week van
Januari. Nog slechts enkele uren en 1931
ligt achter ons. Het nieuwe jaar zij voor U
allen rijk aan zegeningen. En behage het
Gode ons te bekwamen straks, onder toe.
dekking van alle verschil, gezamenlijk al
zijdig treffelijk werk te verrichten Vorstin
en Vaderland ten faveure.
De vergadering wordt gesloten.
O
Een verklaring van den voorzitter
der Antwerpsche K. v. K.
Woensdagavond is de Kamer van Koop
handel te Antwerpen in jaarlijksche alge-
meene vergadering bijeengekomen.
In zyn belangryke redevoering waarin een
overzicht van het afgeloopen jaar werd ge
geven, zeide de voorzitter, de heer Jussiant,
ten aanzien van de betrekkingen tusschen
Nederland en België:
Hst vraagstuk der kanalen brengt er ons
natuuriyk toe te spreken over het Moerdijk-
kanaal en over de Holïandsch-Belgische be
trekkingen. Zoo de gemeenschappelijk gedra
gen ongelukken de menschen nader tot el
kaar brengen, zoo zullen wü misschien eerst,
daags moeten bekennen dat de tegenwoor
dige crisis er toe heeft bygedragen onze
beide landen nader bijeen te brengen. De
ontspanning is zeker en met vreugde geloo-
ven wij wederzijdlg.
Langs beide kanten ziet men mogelijk
heden en vestigt men de aandacht op de
voordeelen van een toenadering in de econo.
mische betrekkingen.
Geen enkele onoverkomelijKe moeilijkheid
schynt te rijzen voor de verwezenlijking van
zulk een ontwerp tusschen Nederland en
België. Wel integendeel, alles schynt ons
aan te sporen om de proef te wagen. De uit
voer van beide landen is bijna gelijk. Zij vul
len elkander aan. Bovendien en dit is een
hoofdvereischte onze economische regiemen
zyn overeenstemmend. Economische overeen
komsten kunnen des te beter ingezien worden
daar de hoofdvereischte en de levenskwesties
die nog in bespreking zUn bepaaldeiyk voor
onze Noorderburen ingezien worden met 'n
gezond begrip van onzen toestand. De ver-
wezeniyking der verbindingen Schelde-Rijn,
even zeker, even goed en even gemakkelijk
als diegene waarover wij destijds beschikten,
schynen onze Noorderburen steeds minder
af te schrikken. Wij zien inderdaad dat een
verlangen tot toegeven meer en meer het
systematisch verzet, dat wy gekend hebben,
vervangt. Laat ons vurig hopen, dat het ver
volg der onderhandelingen over het geheel
der vraagstukken die ons scheiden, moge ge
schieden in deze gunstige geestesgesteldheid
en de toenadering moge verwezenlijken.
Ik wil hier de vraag van den te volgen
weg niet opwerpen. Onze regee -ing kent al te
goed de onontbeeriyke voorwaarden die de
waterweg naar de Rijnverbinding moet ver
vullen, omdat het noodzakelijk is dit punt
opnieuw in bespreking te brengen.
Deze voorwaarden moeten met des te meer
vastberadenheid behouden biyven, daar
nieuwe prachtige kanalen naar Rotterdam
en Amsterdam den toestand voor ons zoo
niet meer en meer onhoudbaar zullen ma
ken.
Inzake het Albertkanaal wees spreker er
op. dat de Commissie der groote kanalen in
haar vergadering van 20 December besloten
heeft, dat dit zonder verwijl moet worden
doorgedreven.
O
Rede minister Verschuur
By Kon. besluit van 30 December 1931 zyn
ingesteld commissies van advies voor de Cri-
sis.invoerwet en -uitvoerwet. Deze commis.
sies zyn op dezelfde wijze samengesteld. Be
noemd zün: tot lid en voorzitter de heer A.
Spanjaard, oud-industrieel te 's-Gravenhage;
tot leden de heeren K. C. Honig Mzn., in.
dustrieel te Overveen; prof. H. A. Kaag,
hoogleeraar aan de R. K. Handelshooge-
school te Tilburg; M A., van Loon, oud-in.
dustrieel te 's.Gravenhage; L. H. Mansholt,
lid van Gedeputeerde Staten der provincje
Groningen te Glimmen; prof. dr. ir. G. Min-
derhoud, hoogleeraar aan de Landbouw,
hoogeschool te Wageningen en F. V. Valstar,
voorzitter van het Centraal Bureau voor cte
Veilingen in Nederland, te 's-Gravenhage.
De Minister van Arbeid, Handel en Nij.
verheid heeft gisteren de commissies geïn
stalleerd.
In zyn rede wees de minister erop, dat de
medewerking der commissie wordt gevraagd
omdat het handelsverkeer over geheel de we.
reld uit zyn gewone beddingen is geraakt,
zoodat 't onvermijdelijk werd ter voorko
ming van de noodlottigste overstroomingen
ons erf van den noodigen afweer te voor.
zien.
Van uw commissie verwacht ik, zoo ver
volgde Z.Exc., dat zy haar arbeid met voor.
zichtigheid en met kracht zal vervullen.
Voorzichtigheid om niet gerucht of groeps
belang voor algemeen belang te houden;
kracht om te midden van velerlei strooming
uw standpunt te bepalen.
By uw arbeid zult gy van omstandighe.
den van uiteenloopenden aard u rekenschap
geven. Reeds is uit de behandeling van het
ontwerp-Crisislnvoerwet duideiyk, welke om.
standigheden in het algemeen de regeering.
voor oogen staan. Daaraan zou wellicht nog
toegevoegd kunnen worden een vingerwijzing
voor de mogeiykheid, welke de wet open
laat, om speculatie in den vorm van over-
matigen invoer, juist met het oog op de kans
van contingenteering, te fnuiken.
Immers, uw commissie kan overwegen my
voor te stellen, het contingent voor een aan.
vankelijke periode zóó te verdeelen, dat eerst
de speculatieve voorraad, door importeurs
voortijdig opgestapeld, wordt verwerkt, om
pas daarna het eigenlyke contingent voor
die importeurs te laten gelden.
Noch onze landbouw, noch onze industrie,
zullen in de contingenteering een orde van
zaken zien, welke ons land meer baat geeft
dan internationaal handelsverkeer. Slechts
om het beperken der onnoemeiyke schade
gaat 't, welke de stremming van dat verkeer,
door buitenlandsche maatregelen, ons land
aandoet.
De voorzitter wees er in zün antwoord op,
dat al moge men ook al beweren, dat ook
deze crisis een direct of indirect gevolg is
van den grooten oorlog, in wezen de sympto.
men en de gevolgen niet te vergeiyken zyn
met die van de crisis, die wij tydens en on
middellijk na den oorlog doorleefden. En al
mogen de maatregelen, alom genomen, en die
ook w« nu staan te nemen, veel uiteriyke
overeenkomst vertoonen met de oorlogscrisis
maatregelen, in wezen is er, volgens spreker,
groot verschil, ook en vooral van psycholo.
gischen aard.
Het moet onze taak zijn, zeide spr., zooda.
nige maatregelen aan te bevelen, die er toe
meewerken, het pessimisme den kop in te
drukken en de hoop op een nieuwen en be
teren tijd te verlevendigen. Hebben wij daar-
by in de eerste plaats de nooden van ons
eigen land in het oog te houden, niet mag
worden vergeten, dat blijvende verbetering
slechts mogeiyk is, wanneer de volkeren
zich weer met elkander verstaan, waarvoor
de kansen door al te straffe maatregelen
steeds geringer worden.
van een stoomsirene, die eveneens in diénst-
wordt gesteld by het heerschen van mist
om de komst van den trein aan te kondi
gen aan de weggebruikers, die zich ovei
niet afgesloten overwegen moeten bewegen.
Deze stoomsirene geeft een hard, tusschen
sciiel en dof, liggend geluid.
Een mist-sirene op spoorweg
locomotief
De Nederlandsche Spoorwegen hebben op
locomotief 3780 proeven genomen met een
luchtsirene, om ingeval van mist den in aan
tocht zynden trein op onbewaakte overwe
gen aan te kondigen. Deze proeven zyn
evenwel niet geslaagd, doordat het geluid te
zwak was en een sterkere sirene te veel
lucht zou vorderen.
Thans is genoemde locomotief voorzien
Geen wijziging voor 1 Juli 1932
Naar wy vernemen, heeft de Minister van
Waterstaat goedgekeurd, dat de herzienings-
termyn van het Reglement Dienst Voor.
waarden van het spoorwegpersoneel met
een half jaar wordt verlengd, zoodat deze
niet voor 1 Juli 1932 zullen worden herzien.
Dit beteekent, dat in geen geval vóór
1 Juli 1932 wijziging zal worden gebracht
in de loonen van het spoorwegpersoneel.
VRIJDAG, X JANUARI 1932.
HUIZEN. 298 M. 8.30 NCRV. 9.30 t.e.m.
sluiting KRO. 0.000.30 Klokkengelui van
de St. Vituskerk te Hilversum. 8.30 Morgen-
wyding. 9.30 Gramofoonpl. 10.45 Hoogmis uit
de kerk van d. H. Antonius van Padua,
A'dam. 12.00 Concert KRO-sextet. 1.45 Gra
mofoonpl. 2.304.30 Concert Hartvelt-kwar-
tet. 4.456.45 KRO-sextet. 6.45 Gramofoonpl
8.00 KRO-orkest o.l.v. J. Gerritsen. O.a. On
voltooide Symphonie, Schubert. ca. 9.15 Vaz
Dias. Hierna vervolg concert. O.a. 1ste Peer
Gynt suite, Grieg. In de pauze „Beatrijs"
van Boutens-Voormolen. Albert Vogel (de
clamator) en r. Boshart (piano). 11.0012.00
Gramafoonpl.
HILVERSUM. 1875 M. 9.00 Orgelcon
cert door Joh. Nieland. 9.45 Concert VARA-
orkest o.l.v. H. de Groot, mm.v. Amsterd.
Vocaal kwartet 10.15 Vervolg concert. 11.05
Vervolg concert. 11.4012.00 Vervolg concert.
De boden zaten reeds op hun draaistoeltjes
te wachten voor de schiktafel om nog, vóór
de avond om was, de duizenden brieven in de
verschillende wyken der stad rond te deelen.
Niemand sprak ook hier een woord, dat
slechts dienen kon tot afleiding en veel noo-
delooze moeite kon veroorzaken aan de be
stellers, die zich geen straat en geen nummer
mochten vergissen, om niet telkens opnieuw
te moeten terugkeeren.
Ernstig zagen die mannen voor zich, terwijl
ze in ryen gezeten naar de wijken der stad,
onder toezicht der hoofdbestellers schiftten
en schikten. Waakzaam hield de commies,
chef de bureau, het oog op alles en ontving
de brieven, voor de „Lock-box" bestemd, die
hij op de bepaalde plaats in de van achteren
open loketkast wierp, waarvan de voorzijde
naar het publiek gekeerd met glas achter
koperwerk veilig was tegen toevallige of
schijnbaar toevallige elleboogduwen van den
gaanden en komenden man.
Schuifelend ging de massa voort over den
steenen vloer van de groote wachtzaal en
maakte een slinger voor 't loket, waar de
postzegels werden verkocht en Albert Leven
kamp tusschen twee met yzerdraad gevloch
ten ramen als een kaaskoopman zyn waar
stond uit te deelen aan de koopers en het
geld stond te tellen, dat hy voor de zegels
ontving, en de briefkaarten langs den rand
door z'n vingers liet gaan om niet te veel
te geven aan 't weinig betrouwbare publiek.
Vlug bediende Albert al die ongeduldig
wachtende menschen, al stonden ze te mop
peren, omdat het zoolang duurde, terwyl het
zweet op z'n vermoeid gezicht stond en hij
zich haastte om verder te komen.
In 't midden van de dompige wachtzaal
was een groote tafel met een vaste bank er
voor, waarop verscheidene personen hun
adressen zaten te schryven, terwyl er nog
enkele stonden te wachten, tot er een
plaatsje open kwam.
't Was een aardig gezicht die verscheiden
heid van personen die elkaar geheel onbe
kend, hier aan een groote tafel bijeen zaten,
bezig met het zelfde werk: het schrijven van
een adres op een couvert met een kaartje,
voor iemand, van wien ze in een of ander
opzicht afhankeiyk waren.
't Waren burgerluitjes, juffrouwen en
meisjes, ambachtslui en jongens, die op weg
naar huis, een kaartje hadden gekocht en
hier 't adres wilden plaatsen en voor deze
enkele maal in 't Jaar zich weer oefenden
in de voor hen moeilijk geworden schryf-
kunst.
Langzaam en met moeite ging het werk
hun van de hand, daar ze zelfs de pennen
niet konden vasthouden op de geschikte
plaats. Inspanning kostte het allen, dat stond
duidelyk op de ernstige gelaatstrekken te
lezen, want de oogen stonden peinzend, de
voorhoofden waren gefronst en de lippen
bewogen zich langzaam aan 't spellen van de
moeilyke titulaturen, als Mijnheer en Mejuf
frouw, hunner bazen en meesteressen.
't Was al laat en de slinger voor 't loket
verminderde niet. Albert had al eens naar
de klok gekeken, doch de wyzers vorderden
maar niet naar 't sluitingsuur, en toch was
hy doodop. Hy stond, maar kon byna niet
meer; hü telde het geld, maar zag 't byna
niet; hy luisterde naar de vragen, maar oe-
greep de meeste niet. Werktuiglyk waren
zyn bewegingen; de geest was stomp.
„En u?" vraagt hy een juffertje van vijf
tien jaar, dat straks ook al voor hem is ver
schenen, en nu van de tafel al weer naar
hem toe was gekomen.
„Astublief," is 't antwoord, en ze reikt hem
een beklad couvert met groote verscheiden
heid van hoofd- en gewone letters over, van
een postzegel voorzien.
„In de bus op de straat, dom kind!" riep
Albert haar toe die boos werd over zulk een
onnoozelheid, terwyl hy zoo moe is. „Dom
publiek," mompelt hy en wil den volgende
helpen, een tenger mannetje, dat de woorden
heeft gehoord.
„Wat? Dom publiek!" zegt het mannetje,
dat zich de opmerking aantrekt, „zeg liever
domme amtenaren, die te lui zün om op hun
tüd te passen. Ziedaar een kaartje," en nli
wil het voorwerp onder Albert's neus houden.
„Gisteravond hier op de post gedaan biy-
kens den stempel en nu eerst net bezorgd
Is 't geen schande? Daar heeft me dat ding
een dag op dit kantoor gelegen! Ik zal myn
klacht sturen aan den Minister."
„Daar is het bureau van den - directeur,"
antwoordt Albert en wijst naar een deur,
waar het woord op staat geschilderd, zonder
den man verder aan te zien.
„En n?" laat hy er beleefd op volgen tegen
den daar achter staanden persoon.
Deze dringt het kleine kriegele mannetje
ter zyde, die nu wel verplicht is heen te
gaan.
„Lui volk, die staatsambtenaren! Geld
trekken en niets doen," mompelt hy, maar
gaat toch niet naar den directeur.
De klok slaat tien uur. „Goddank," zucht
Albert, die achter zich om roept: „Hendrik,
sluit de deur."
Hendrik gaat naar voren en wil sluiten.
Een jongetje tracht nog binnen te dringen.
Hendrik duwt hem terug. Het jongetje be
gint te schreien en roept: „Een brief voor
myn Moeke."
„Wat is daar, Hendrik?" roept Albert door
het loket.
„Een jongetje, dat nog binnen wil, myn
heer."
„Laat hem er nog maar in," en Hendrik,
die vindt, dat mynheer Levenkamp veel te
goed is, gehoorzaamt.
„Waarom kom je zoo laat, mannetje?"
vraagt Albert.
„Ik moest zoo lang op den winkel blyven
en kon Moeke niet eerder schryven," zegt
de jongen, die met betraande oogen hem
dankbaar aanziet en zonder te vragen een
postzegel krygt voor z'n zes centen.
12.001.00 Omroeporkest oJ.v. N. Treep, B1,
m.v. Hélène Cals (sopraan). 1.001.30 Or
gelconcert door Pierre Palla. 1.30 Causerie
door den heer W. Vogt. 1.452.30 Vervolg
Concert Omroeporkest. 2.303.00 Gramof pl-
3.004.00 Kovacs Lajos en zijn orkest.
5.00 Concert VARA-orkest o.l.v. H. de
Groot, m.m.v. Arbeiders Zangver. „Morgen
rood", Bussum, 6.50 Vervolg concert. 10-3°
Vaz Dias. 11.00—12.00 Concert VARA-orkest
o.l.v. Is. Eyl. O.a. Ouvert. „König Stephan"-
Beethoven en „Rosen aus dem Süden", wals-
Strauss
DAVENTRY. 1554 M. 10.35 Morgenwij
ding.. 11.05 Lezing. 12.20 Gramofoonpl. 1-00
Orgelconcert door W. S. Vale. 1.502.50 Gra
mofoonpl. 4.20 Moschetto's orkest. 5.35
Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Liederen
van Strauss. 7.10, 7.30 en 7.50 Lezing. 8.20
Jack Lapayne's BBC Dansorkest. 9.20 Be
richten. 9.40 Lezing. 9.55 BBC orkest o.l.v-
Fr. Bridge, A. Fear (bariton). O.a. Fragm-
uit „Die Meistersinger von Nürnberg", Wag
ner. 11.2012.20 Dansmuziek. Savoy-Hotel
Orpheans.
PARIJS. „RADIO-PARIS". 1725 M. 8.05,
12.50, 1.20, 7.20, 8.20 Gramofoonpl. 9.05 Gra
mofoonpl. O.a. Kleine Nachtmusik, Mozart
en Les Préludes, Liszt.
LANGENBERG. 473 M. 6.20—7.45 Hamb.
Havenconcert. 10.50 Bach-cantate. 12.20—1.50
Concert o.l.v. Wolf. 3.50—5.20 Militair con
cert. 7.20 „Die Zauberflöte", W. A. Mozart-
Leiding Buschkötter. Hierna Berichten en
tot 11.20 Dansmuziek.
KALUNDBORG. 1153 M. 11.20—12.20 O-
Fessels orkest. 1.50—3.50 Radio-orkest
O.I.V. Reesen. 7.20—9.50 „Tivoli", Vaudeville-
komedie van de Gebr. Kjerulf. 10.05—11.50
Dansmuziek.
BRtJSSEL. 508 en 338 M. 12.35—2.05
Gramofoonpl. 5.20 Dansmuziek uit Hotel
„Atlar.ta". 6.35 Gramofoon. 8.20 Fragment
„CavaJleria Rusticana", Mascagni (Grama-
foon). 9.20—10.20 Concert in „Oud-België",
Max Alexys en zijn orkest. 338 M.: 12.35
—2.05 Gramofoonpl. 5.20 en 6.50 Gramofoon
pl. 8.20 Vroolijke avond m.m.v. Cyriel van
Hove (sang).
ROME 441 M. 8.20 Gevarieerd concert.
O.a. uit „Dollarprinses", Fall.
ZEESE1T. 1635 M. 7.20 Opera „Tann-
hauser", Vagner. Dirigent: Leo Blech. Hier
na berichhn en tot 11.50 Dansmuziek door
kapel Otto Kermbach.
ZATE.1DAG 2 JANUARI 1932.
HUIZEN, 2)8 M. Uilsl. KRO.-Uitzending.
8.009.15 Granofoonpl. 10.00 Concert KRO-
Trio. 11.30 Gcdsd. Halfuurtje. 12.15 KRO-
sextet. 1.45 lauze. 2.00 Gramofoonpl. 2.30
Kinderuur. 4.0 Espera nto-nieuws. 4.15 KRO-
Kunstensembl. 6.00 Journ. Weekoverzicht.
8.20 KRO-Kuistensemble. 6.40 Esperanto-
cursus. 7.10 Cmserie door P. G Gomes 7.45
Sportpraatje. 8.00—11.00 KRO-Salon-orkest
o. 1. van M. van t Woud. O.a. Lustspiel-
ouverture, Kebr-Bela, en „Das Veilchen von
Montmartre", Kalman. Ca. 9.00 Vaz Dias.
11.0012.00 Gamofoonplaten.
HILVERSUIT, 1875 M. 6.45—7.00 en 7.30—
7.45 Gymnastifcles. 8.00 Gramofoonpl. 10.15
Concert. 12.0C Concert VARA-septet en
Gramofoonpl. :,30 Concert Haagsche Toon-
kunstenaars-orlest o. 1. van Henri Zelden -
rust. 4.00 Vervtg concert. 5.00 Beoefening
der Huismuziek 6.00 Viool-recital door Na-
thana van Kinbergen. Piano; Joh Jong.
7.00 Volksliedem door de „Wielewaal" o 1.
van P. Tiggers. '.45 Gramofoonpl. 3.30 Con-
cert VARA-orket7. O.a. Ons Orkest, H. de
Groot. 9.15 Manolinekwartet o. 1. van J. B.
Kok. 9.40 Vervog Mandolinekwartet. 10.05
Vervolg concert. H20 Vaz Dias. 10.50 Vervolg
concert. O.a. Oud Herinneringen, potp. de
Groot. 11.3512.00Gramofoonpl.
DAVENTRY, 155 M. 10.35 Morgenwyding
1105 Lezing. 1.20— .20 Commedore Grand
orkest 2.43 Engelod tegen Zuid-Afrika.
(Springbokken). 4.2 BBC-Theaterorkest m.
m. van Muriel Sothm (alt). 5.05 Orgelcon
cert door Reg. Foor. 5.35 Kinderuur. 6.20
Berichten. 6.50 Zangdoor Sylvia van Dyck
(sopraan). 7.10 en 7*5 Lezing 7.50 „Panto-
mimicry" van Gordo McConnell. 9.20 Be
richten. 9.40 Lezing. .55 BBC-Licht orkest
o. 1. van S. Robinsor o.a. Nacht auf dem
kahlen Berge, Mousso^sky. 10.50—12.20 Am
brose en zijn orkest.
PARIJS „RADIO-PAtlg", 1725 Mè 8.05:
12.50 en 7.50 Gramofo,lpi 9.05 Radio-too-
neel „Le poême de la Pbisienne". 10.20 Gra
mofoonpl. O.a. Barcaroken Impromptu van
Fauré.
LANGENBERG, 473M.6.25—7.20 en 10.40
—11.10 Gramofoonpl. 12.2—j.50 Werag-or-
kest o.l.v. Kühn. Melanie volff (viool). 4.20
—5.20 Middagconcert. 7.20vroolijke avond
„Alles durcheinander". Hiei\a tot 11.20 Con
cert o. 1. v. Wolf en Daninuziek
KALUNDBORG, 1153 M.11.20—1.20 Con
cert uit Rest. Wivex. 1.40—Sjo Radio-orkest
o.l.v. Gröndahl. 7.208.20 Ir oude testa
ment in de muziek. Orkest 01. van Reesen.
0.a. Uit „Samson", Handel. 330 Voordrach
ten. 9.3010.20 Harmonicavirjozen Geliin
en Borgström. O.a. Uit „Rigolet0", Verdi, en
Maritana-ouverture, Wallace. 10.20—11.35
Dansmuziek o. 1. van Teddy Ptersen.
BRUSSEL 508 en 338 M. 508 h.; 12.35—2.05
Acte I en II van „Traviata", Veü (Gramo
foon). 5.20 Concert i. d. Memhe-zaal te
Antwerpen. 6.20 Gramofoonpl. 8.2tHet Waal-
sche Volkslied. 9.05 Concert Omrcporkest o.
1. van Meulemans. O.a. Ouvertur italiene-
rin in Algier, Rossini. 338 M. 2.35—2.05
Giamofoonpl. 5.20 Piano-recital. ,50 Gra
mofoonpl. 6.50 dito. 8.20 Operauitzeijing van
de Vlaamsche Opera.
ROME 441 M. 8.20 Uitzending vn een
opera.
ZEESEN, 1635 M. 7.20 Groote DansAvond
m. m. van 2 orkesten en Hans Emmé—>chu-
hardt. 9.20 Berichten en hierna; Po.uiair
orkestconcert ten bate der werkloozen.
PtMu
367. „Die oude graaf van Hongerdorp
pocht altyd op de heldendaden van z'n
Reus," dacht Harlekyn.
„Laat ik zelf eens gaan kyken wat daar
van aan is."
368. „Kom voor den dag en verneem je
vonnis!" riep Harlekyn.
„Hou toch je gemak!" antwoordde de
Reus; „aan 't huisje waarin ik woon, kan
je toch wel zien dat ik geen echte Reus
ben."
369. „Kom maar met me mee, dan zal
ik je eens geducht laten eten," zei Harle
kijn, nadat hij het opschrift veranderd
had; „het is 'n schande, dat die Honger
dorp zulke slechte dingen van je verteld
heeft."
'■JtSfljaMM