EINDENHOUT
I de grap J ASH ARLEKIJN
TUSSCHEN FRIEDRICHSTRASSE
EN S PREE
Het Verhaal van den (Da&
TWEEDE BLAD
DINSDAG 5 JANUARI 1932
BLADZIJDE l
Eindenhout
STADSNIEUWS
„Zang en Vriendschap"
TOONEEL
Dr. H. NANNING's
HAEMOFERRIN
Bloedvonmend versterkingsmiddel.
f 2.60 p.'/i flesch, ƒ1.60 p Vz fleschl
HET NIEUWE JAAR EN DE NIEUWE ZORGEN
Harlekijn zoekt z'n vermaak op de kermis
't Is al weer een paar weken geleden, dat
we publiceerden, hoe „Eindenhout" onder de
natuurschoonwet was komen te vallen en on
geveer de helft als natuurschoonmonument
erkend wordt. Door overvloed van copie heb
ben wij daarop niet eerder kunnen ingaan.
Thans willen we mededeelen, waarom die
bovengenoemde helft natuurmonument is ge
worden.
Op het zuidelijk deel van Eindenhout treft
men in de nabijheid van het tegenover de
Spanjaardslaan gelegen landhuis een prach
tig oud loofbosch aan met een geacciden
teerd terrein, dat met zijn mooie wandelwe
gen en waterpartij een prachtigen indruk
maakt.
Bij gemeenschappelijke beschikking van de
Ministers van Binnenlandsche Zaken en van
Financiën, is dit oude buiten, na ingewon
nen advies van den Boschraad aangemerkt
als een landgoed in de beteekenis van de
Natuurschoonwet.
Er is geen officieel goedgekeurde regeling
tot stand gekomen, volgens welke het pu
bliek op het landgoed wordt toegelaten.
Men moet evenwel goed opmerken, dat
Eindenhout geen eigendom is geworden van
de „Vereeniging tot Behoud van Natuur
monumenten".
Misschien zijn er neg, vooral nieuwe Haar
lemmers, die nog niet weten waar Einden
hout is. Als ik dan noem „Het Huis met de
Beelden", doemt voor uw geest op het groo-
te witte huis aan den Wagenweg, tegenover
het westeinde der Spanjaardslaan.
Weet ge wel, hoeveel wit marmeren pila
ren het vooruitstekende dak steunen? Nu,
zijn er vier, en voor het voetstuk der twee
buitenste ligt een sfinx. Dat zijn vrouwen
figuren uit de mythologie, waarbij het hoofd
en het borststuk een menschengedaante ver-
toonen, en de rest een diervorm, hier van een
leeuwin.
Die wit-marmeren sfinxen zijn uit Italië
aangebracht. Hun kunstwaarde moet van be
lang zijn. Bij den aanvang der 18de eeuw
behoorde Eindenhout aan de familie Muy-
sers, terwijl het later bewoond werd door Jan
Baptiste Wellekens, die het in zijne en
Pieter Vlamings Dichtlievende uitspanningen
bezong.
Den 26sten Augustus 1795 was eigenaar
van het geheel George Gerard Lans.
Op 17 Augustus 1793 is de eerste steen ge
legd voor het huis door CJiristiaan Ernst
Lans en Margaretha Catharina Lans. In 1854
behoorde het aan Baron van Brienen van de
Groote Lindt en nog lang daarna bleef het
buiten in die familie. Thans wordt Einden
hout al vele jaren door een familie van
Meeuwen bewoond.
Hebt ge het buiten wel eens van achteren
gezien? Ge zult zeggen: „de leveranciers, die
achterom moeten rijden om aan de keuken
hun waren af te leveren
Neen, zoo moppig willen we niet zijn. We
bedoelen de achterzijde van het landgoed.
Ik zal u terecht helpen. Zeker zult ge wel
eens naar Zandvoort zijn getramd of ge
fietst en dan weet ge weer, dat ge even
voorbij de Pijislaan, eenige meters voorbü
het nieuwe Kwakelbruggetje plotseling een
uitgestrekte weide zag, aan den noordkant
begrensd door het Bosch- en Vaartkwartier,
aan de zuidzijde door een breede vaart langs
een bosch. Dat bosch komt achter, dat is
hier de westkant, op de Leidsche Vaart uit,
ongeveer tegenover de centrale van de tram.
Nu, dat bosch is 't, dat tot natuurmonument
is gepromoveerd.
Onwillekeurig zult ge bij het voorbijsnellen
wel eens gedacht hebben, hoe heerlijk het
zou zijn daar rond te dolen. Wie weet, hoe
gauw dit nu mogelijkheid wordt.
Ik wil eok wat van die breede sloot ver
tellen. Natuurlijk herinnert ge u, daarin een
groote witte motorboot en een kleine dito
te hebben zien liggen en al weer zat ge bij
phantasie in de kajuit, bij windstilte nog
liever vooraan, om eens heerlijk den kant
van Leiden op te tuffen.
Die sloot.... Nu, de H. B. S.'ers en Gym
nasiasten, vooral van een jaar of 10 terug
weten u te vertellen van de heerlijke baan
tjes, daar afgelegd op de schaatsen. Die
sloot staat ook in open verbinding met den
vijver, die voortkronkelt tot in het hart van
het buiten.
We prezen al de fraaie wandelpaden, het
park en de heerlijke boomen. In dat park,
ge kunt 't van den Wagenweg af zien, staat
een steenen Grieksche tempel met bas-re-
liefs met voorstellingen uit de Grieksche
mythologie.
Nabij het houten koepeltje, ook van den
■weg af te zien, staat het borstbeeld van een
Een heel mooie beeldengroep ziet ge aan
het breede pad van het inrijhek naar het
groote witte huis, naar den kant van Bosch
en Vaart, evenwijdig met den Wagenweg.
Dat witte huis hoort bij een groote bloe
misterij, deel van het landgoed. Die bloe
misterij komt op de besproken sloot en het
bedoelde weiland uit.
Die beeldengroep stelt twee worstelende
mannen voor, waarvan een met groo.e
krachtsinspanning een vrouw boven zich uit
heft.
Zou dit een voorstelling zijn van den Sa-
bijnsclien Maagdenroof?
Thans iets naders'Uit de historie van het
buiten, dat al drie eeuwen bestaat (sinds
1630) maar den naam van „Eindenhout
draagt sedert 29 Sept. 1745, wanneer het
goed dan met dien naam genoemd wordt.
Van Damme geeft in zijn boekje eenige
pagina's met extracten uit de transportregis-
ters Ik zal u al de bijzonderheden niet op
lepelen, want dan zoudt ge me niet lichtelijk
vervelend gaan vinden dat verlangt geen
schrijver. Iets dus:
wijst Eindenhout dan als bezit aan van den
in het begin genoemden heer A. W. Baron
van Brienen.
Zekerheid is 'er nu, dat de boschgrond, die
een duinkarakter heeft, boschterrein blijft.
•Vin;die transportregisters staan de nota-
rieele acten (koopbrieven) waarbij de eigen
dom van huis of goed op een ander wordt
overgedragen.
De Koninkl. Liedertafel „Zang en Vriend
schap" geeft Vrijdag ajs., aanvang 8 uur, in
het Gemeentelijk Concertgebouw een con
cert, met medewerking van de solisten Jo
Vincent en Caroline Lankhout.
19 October dan werd deze hofstede reeds
ofschoon zonder naam door „Annetgen Maer-
tens, weduwe van Cornells Pieters, verkocht
aan Jacob Ralfs, koopman te Haarlem, als
zijnde een nieuw getimmert huis en erve
met boomgaard, staande en gelegen bij ,,'t
Dronckenhuysgen," belend ten Oosten de
Heereweg ten Z. een croft onontgonnen land,
toebehoorende de stad Haarlem, ten W.
de heer tresorier (gemeente-ontvanger) Ger-
rit Ruickhaver en ten N. Com. Pietersz. Pot-
tagie."
Een zestig jaar later op 31 Mei 1690 trans
porteert juffrouw Catharina Knudde, we
duwe van Joh. Becker, aan Seigneuren Rey-
nier en Jan la Clé, kooplieden te
Amsterdam een hofstede, gelegen aan „den
Grooten Heerenweg" over den Haarlemmer
hout, belast met een erfpacht van f 12
's jaars, belend ten Zuiden Louis Trip, ten
Noorden Cornells Van der Heyden, ten Oos
ten den genoemden weg, ten Westen de
stad Haarlem voor f 1000.
Jan La Clé sterft en dan zien we zijn broer
Reynier 12 December 1703, als erfgenaam
ab intestato (bij erfrecht) de genoemde
hofstede met de helft van het land en den
moestuin voor f 4300 verkoopen aan Jan
Muyser.
Ik zal u ook sparen, hoe telkens een stuk
land naar het noorden of westen werd bij-
gekocht.
Zoo zien we o.a. dat Jan Comelis Boon
22 Februari 1717 aan Tijs Janse een huis
en erve genaamd „de Hut" staande aan de
Leidsche Vaart voor f 505 overdraagt. Vijf
jaar later verkoopt Tijs Janse, wonende te
Heemstede „de Hut", groot 825 roeden voor
f 500 aan Gerard Muyser. Dit komt dus bij
Eindenhout.
12 September 1746 zien we de regenten van
„het Heiligengeest of Weeshuis" te Haarlem
optreden. Zij verkoopen dan aan Christoffel
Lublink en compagnon^ een stuk weiland ge
legen achter de hofstede „Eindenhout", groot
2 morgen, 850 roeden voor f 3102.
Bijna een jaar later, 24 Juli 1747, verkoopen
de regenten van het Sint Elisabeths Gasthuis
der stad Haarlem aan Christoffel Lublink
twee stukken weiland en een stuk warmoes-
land achter den anderen gelegen in de heer
lijkheid Heemstede. Het eene stuk weiland
is groot 1250 roeden, het andere 1140 roeden
en het warmoesland 825 roeden, belend ten
oosten den heer Isaac Lohoff, ten westen
achter strekkende aan de Leidsche Vaart, ten
zuiden den heer Jacob Alewijn en ten noor
den den heer kooper met beding, dat de heer
kooper altijd zal hebben en voor altijd be
houden de notwegen voor het voorzeide wei
en warmoesland over den Ouden Aerden-
houtslaan naar den Heerenweg. Prijs f 6700.
Den 22 October 1775 transporteeren de
executeuren in den boedel van Anthony
Vasding aan Vrouwe Anna Maria Visscher,
weduwe van Jan van Styrum in leven Raad
en Vroedschap en Schepen der stad Haar
lem Eindenhout, het Dronkenhuisje en „de
Hut" en nog een massa wei- en moesland
voor f 27.100. Dit alles was eerst eigendom
van haar eersten man Christoffel Lublink.
Dan wordt het 1793 eer we weer van Ein
denhout hooren, maar dan is het buiten in-
tusschen al weer van eigenaar verwisseld. Op
3 Augustus dan transporteert Cornelis van
Eeden, wonende te Haarlem aan George
Gerard Lans, wonende te Amsterdam een
stukje grond met de daarop staande schuren
en muur met de oprijlaan, te zamen groot
700 roeden, gelegen „ten einde de Haarlem
merhout, over de Spanjaardslaan" voor
f 7000.
4 December 1793 transporteeren Nicolaas
Anthony Kok, in huwelijk hebbende mejuf
frouw Wilhelmina Akersloot, aan denzelfden
heer A. G. Lans een partij weiland, groot
1 morgen 123 roeden, belend ten O. den heer
Nicolaas Kops, ten Z. de erven Christoffel
Lublink, ten W. Nicolaas van Tetterode en
ten N. het Lindeboomenlaantje voor f 1600.
Nog steeds groeit Eindenhout, want dan
koopt A. G. Lans, 7 Aug. 1794, van Jan
Bronkhorst Hzn. drie stukken weiland, te za
men groot 4 morgen 136 roeden. Dat weiland
lag achter het buiten en strekte zich tot aan
de Leidsche Vaart uit. Dit kostte hem f 6000.
Er scheen evenwel nu een vreemd loopende
scheidingslijn tusschen Bosch en Vaart en
Eindenhout. Vandaar op 24 November een
overeenkomst tusschen Jan Willink, den
eigenaar van Bosch en Vaart en den heer
T.a-ns om twee stukken land in een rechte
lijn van elkander te scheióen.
Maar mijnheer Lans is ondanks oorlogswee
niet uitgekocht, want 26 Augustus 1795 koopt
hij van Dirk Damen een stukje weiland, voor
f 400.
Wanneer de heer A. G. Lans eigenaar van
Eindenhout werd, is in de protocollen van
Heemstede niet te vinden..
Lans zal er evenwel niet blijven. Gevolg
van oorlogsellende? Dat is slechts te ver
moeden, vooral als men leest wat er bij staat.
3 Februari 1802 transporteert hij Eindenhout,
benevens de meubelen en hetgeen verder
zoo in de huizinge als op de hofstede en
gronden wordt gevonden, groot 6 morgen
283 roeden aan Jacob Timmink en wel voor
f 40.000.
Pas 9 jaar vroeger had hij het tegenwoor
dige huis doen bouwen. Zie de inscriptie 7
Augustus Anno 1793.
Dan is nog steeds Jan Willink van Bosch
en Vaart zijn belendende buurman ten
Noorden. Van het overgedragen land is ten
Zuiden de sloot de grens.
Blijkens de kaart van J. van Jagen d.d.
1794 ligt Vredenhof naast Eindenhout en
komt tusschen dit buiten en Bosch en Vaart
nog weiland voor.
gei kaart van Naatz, die van 1836 dateert.
Mijn Baby, blijspel in drie be
drijven door M. Hennequin. „Het
Haagsch Tooneel", Stadsschouw
burg.
't Gebeurt wel meer, dat er in een jong
doch niet meer splinternieuw gezin verlan.
gen naar een baby ontstaat en dat dit ver
langen dan onverwacht meervoudig vervuld
wordt, 't Zou voor een blijspel nog niet zoo'n
kwaad thema zijn, doch Hennequin heeft,
toen hij „Mijn Baby" schreef, geen blijspel
gemaakt maar 'n doodgewone klucht. Van
begin tot einde is dit stuk onzin, wat nog
heelemaal niet behoeft te beteekenen, dat
men er zich niet 'n uur of wat vroolijk mee
zou kunnen vermaken.
Misschien vinden velen het geval wel leuk.
Het vrouwtje van William Harrison heeft 'n
moderne en dus averechtsche opvatting van
het huwelijk, dat zij meent uitsluitend voor
haar genoegen te moeten beleven. Haar man
denkt er anders over en begrijpt dat het
bezit van kinderen verbetering in hun op
pervlakkige verhouding zou kunnen bren.
gen. Tot zoover is het natuurlijk géén onzin,
maar dan komt 't. Een twist, ontstaan dooi
de schuld van het vrouwtje, dat 't met de
waarheid niet zoo nauw neemt en als ze
eenmaal aan 't jokken is, van geen uitschei
den weet, brengt de jonge menschen voer
geruimen tijd van elkaar. Om haar man
terug te krijgen, bericht hem Netty Ha-rrison,
dat hem een zoon geboren is en zij „be
trekt", om het niet-gebeurde te bewijzen, een
baby uit het vondelingengesticht. Als Wil
liam verheugd weer thuis komt, krijgt hij
al gauw, in plaats van één, drie zuigelingen
op schoot, omdat de leugens van het malle
vrouwtje en haar omgeving allerlei verwar
ring doen ontstaan. Het slot van het liedje
is, dat haar oprecht verlangen naar het
moederschap Netty weer het vertrouwen van
haar ernstigen echtgenoot doet verwerven.
't Werd een malle vertooning, met die drie
poppen op de planken en alser door het
schaarsche aanwezige publiek nog zoo har.
telijk gelachen werd, dan lag dit voorname
lijk aan het komische spel van Jan C. de
Vos, die als huisvriend der Harrisons zich
een kostelijk type had gemaakt, dat hij uit
stekend volhield. Nora de Vos was grappig
als het fantaseerende vrouwtje, maar Alex
Faassen stelde den gefopten echtgenoot zoo
serieus voor, dat deze geheel uit den kluch.
tigen toon viel. Tilly de Jong, als de mee-
liegende vriendin, acteerde niet slecht, maai
was er niet heelemaal in, wat wel het geval
bleek met de verschillende kleinere rollen.
Voor volwassenen is dit kermisstuk niet
ongeschikt. De dwaasheid der verschillende
tooneelen vraagt echter een goed gevulden
schouwburg, waarbij de eene lacher den an
deren aansteekt.
H. B. v. d. S.
(Van onzen Berlijnschen correspondent)
2 Januari.
De rij van Zondagen is voorbij. De
Kerstmis en Nieuwjaar verliepen zonder
openbare ongeregeldheden, die men mis
schien toch wel heimelijk gevreesd had.
De radicalen, Nazi's zoowel als Commu
nisten zoeken bij voorkeur groote Nest-
dagen uit om opstootjes te verwekken. Maar
behalve enkele winkel-plunderingen op
Kerstavond en een roofmoord in den Hei
ligen Nacht, beide voorvallen die de
ellende des tijds teekenen, is de milj
oenenstad in rust gebleven. Op den vroegen
Maandagmorgen na drie feestdagen, waarin
de internationale Politiek rustte, voelt men
zich ongewoon en slecht- geïnformeerd.
Vanmorgen was het dito. De weinige mor
genbladen, die verschijnen, zijn mager en
zonder nieuws. Een soort plichtsgevoel drijft
den journalist de stad in, niettegenstaande
het stormachtige hondenweer,
Iri het station Friedrichstrasse de normale
drukte. Een conducteur vertelt mij, dat een
groote massa „Wintersportler" gisteravond
alweer in de stad zijn teruggekomen. Ook nu
nog ziet men heel wat reizigers met ski s
over den. schouder. Berlijn's laatste sport-
geestdrift is: ski-loopen. In de sneeuwdagen
van de vorige week was er eiken dag groot
verkeer naar „Onkel Toms Huette" waar n
ski-terras is, dat in het begin van dezen
winter uitgebouwd werd. Maar de goedkoo-
pe Kerstretour-biljetten stelden duizenden in
staat, verder te gaan, tot in het gebergte.
Door de Oeorgenstrasse slentert men naar
de musea-buurt. Aan perceel no. 44 voorbij,
waar op de derde etage eens het bu
reau van dr. Sonnenschein lag. „Te huur
staat het bekende huis, evenals zooveel an
dere in deze vrij stille straat, die langs de
Stadtbahn loopt, en alle minuten van trein-
geronk vervuld wordt. Na Sonnenschein s
dood heeft dr. Pinsk nog een- tijdlang het
bureau voortgezet; maar hij had met 'Je
onvermoeibare werkkracht van zijn voor
ganger. Sonnenschein was een dictator der
charita's; na zijn dood moest zijn rijk wel
ineenvallen.
„Am Kupfergraben" aan de Spree voorbij
wandelend, is men midden in het oude Ber
lijn. Hier ongeveer ligt de plaats, waar vroe
ger, in den tijd die nog niet met rioleering
gezegend was, de burgers uit het omliggend
kwartier de gieremmers kwamen leeggooien.
Nu liggen er booten, zooals in de grachten
van Amsterdam; booten met groente en
fruit, en kijk! alles in de.bekende kisten met
het opschrift: „Westland, Holland Overal
in de stad ziet men deze kisten; er wordt
hier veel Hollandsch fruit gebruikt, en de
appels, de tomaten, de druiven zijn door
gaans Hollandsch.
Even verder in de Spree ligt een boot,
waaraan ik al dikwijls met nieuwsgierigheid
ben voorbijgeloopen, en die het opschrift
draagt: „Groote walvischtentoonsteliing-
(Zooals later blijkt, is slechts de walvisch
groot, niet de tentoonstelling). „Vijf haaien
verkondigt het bord verder, „een krokodil,
een dolfijn, twee pinguïns" en andere oceaan
attracties. Ditmaal, daar een nieuwe hevige
regenbui komt opzetten, ben ik onder het
bootzeil gegaan, om er bij de zeemonsters
te schuilen.
De walvisch stelde in zooverre teleur,
dat hij was opgezet, doch zijn omvang was
geheel bevredigend. Met 22 meter lengte
nam hij het grootste gedeelte van de boot
in. Zijn muil, 4 meter 70 bij 2 m. 30, wekte
onmiddellijk levendige herinneringen aan
den profeet Jonas. De eigenaar van den ge-
prepareerden kolos vertelde in plat, doch
aanschouwelijk Berlijnsch, hoe deze wal-
visch gevangen werd. „Eer dit dier kori
worden opgezet", zegt hij, „hebben zes sla
gersknechten een half jaar werk gehad om
het vleesch weg te snijden!" Hij maakt
daarbij een gebaar, of hij sedert zijn pril e
jeugd Groenlandsche walvisschen geprepa
reerd heeft. Maar ik geloof, dat hij nooit
ander water gezien heeft dan de Spree..
De vijf haaien, de dolfijn en de krokodil
zijn minder indrukwekkend, en zien er zelfs
wat zielig uit. Het blijkt overigens, dat de
walvisch-bezitter zeer willekeurig uit alle
zeeën en landen der wereld wat verzameld
heeft. Er is namelijk nog een stoffige alba
tros te zien, wiens gevederte reeds be-
knaagd wordt door den tand des tijds. een
haaienfoetus op sterk water, een huid van
een boa constrictor, een Japansch stekel
varken, eèn. verzameling wapenen van de
Herero's uit Zuid-Afrika. en een „katten-
haai", waarbij mij verklaard wordt, dat
deze eetbaar is, hetgeen ik durf betwijfelen
Intusschen kraken de planken onder de
voeten- der bezoekers met zooveeljaadruK^
alsof de heele tentoonstelling aanstonds in
de Spree zal verzinken. Ik zorg weer aan
wal te zijn, eer deze catastrophe is ge-
SCDe regen heeft niet opgehouden. Langs
den Dom den officieelen tempel der Ho-
henzollern en het Schloss, beide aan de
overzijde van de Spree, die nu vol meeu
wen is, komt men op. den Kaiser-Franz-
Josef-platz, waar ter herinnering aan de
Duitsche gevallenen in den wereldoorlog
zeer onlangs een tempeltje is gebouwd, net
is een kale, vierkante ruimte, waar twee
hooge, zwarte fakkels branden, en in het
midden op een zwarten kubus een kope
ren krans ligt.... Slechts de levende bloe
men, door achtergebleven kameraden, moe
ders en vrouwen neergelegd, verzachten
de harde lijnen en hoeken eenigszins van
deze ontstellend-leelijke ruimte. Hoe dui
delijk is van deze naakte wanden en den
beteekenisloozen kubus de verandering der
Duitsche psyche af te lezen! Ginds liggen
de Wilhelminische gebouwen, in protsige
zelfoverschatting; hier drukt de angst voor
elk gevoel, hier drijft men geen enkel or
nament aan
Op den Lindenboulevard is drukte van
auto's, omnibussen en hier en daar een
paard en wagen. De paarden vegeteeren
altijd nog op het Berlijnsch asfalt. De stad
leeft haar leven van alledag.
Aan een hoek van de straat is een veger
doende, wat confetti bijeen te bezemen, een
slordig restje van. de oudejaarsavondviering
Want zoo gedrukt is de stemming te Berlijn
nog niet, of er zijn nog altijd pretmakers te
vinden voor een vroolijk uitgeleide van het
„zwarte jaar", zooals men hier 1931 betitelt.
Aan de Silvester-soupers heeft in de restau
rants van bet mondaine publiek noch de kar
per, noeh de Berliner Pfannkuchen, noch de
punch ontbroken. En de variété-artisten wa
rt blij, dat zij door de opmontering van het
publiek wat verdienen konden. Het- meest
bleek er vraag naar de kleine Beiersche or
kesten, die allerleukst spelen en wier leden
met de grappige groene hoedjes en kniebroeken
kuitkousen al door hun uiterlijk do stem
ming verhoogen eer zij nog met hun
„Schrammlmusik" begonnen zijn en hun
„Juhu" hebben laten hooren. Ook jazz-orkest-
j'es „gaan" wel; maar de pianisten, de violis
ten en de bespelers van de andere goede, oude
muziekinstrumten vinden dien dag geen enga
gement. Er zijn oneveer 3000 werklooze musici
in de stad, en wanneer er meer dan tweehon
derd voor oudejaar geangageerd werden, dan
was het veel. Conférenciers die een paar chan
sons zingen en over een flink grappen-reper-
toire beschikken beleefden echter hoogcon
junctuur; zij zijn goedkooper dan nummers,
waarin enkele personen optreden, en „amu
seeren" evengoed. Dansers en danseressen, en
daarbij zeer góed-getrainde, tredefireeds op
voor een honorarium van vijf Mark, wanneer
een cafetier hun dat aanbiedt. Maar op een
avond als deze, waarop een uitgesproken car-
nevalssttmming heerscht, die Berlijn op vas
tenavond niet eens kent, gaan de clowns vóór
de danseressen. Op do straten wordt ijverig
handel gedreven in zakjes confetti, serpentines
lan^e neuzen, ballons, maskers, hooge hoedjes
en "dergelijke dwaasheid. En het publiek
koopt; de harde tijd, de aanhoudende zorgen
maken den honger naar het pleizier en een
Terwijl een deel joligheid van het wereld
lijke Berlijn zich aldus vermaakte, zat de
Rijkspresident voor de microfoon en sprak
woorden van troost en bemoediging om het
Duitsche volk in dezen zwaren tijd te sterken.
In Neu-Kölln hadden een paar cellenbouwers
onder het technische personeel op den kabel
ingeschakeld, zoodat het tweede gedeelte der
rede niet meer zuiver overkwam. Moskou, dat
Berlijn enerveert, alsof het nog niet spits ge-
noe op zijn zenuwen zit; Intusschen bracht
Rijkskanselier Brüning den oudejaarsavond
door ten huize van zijn vriend Mgr. Kaas, en
het grootste Berlijnsch bioscooptheater de film
liet Hugenberg, die'de Ufa heeft gekocht, in
„Der Kongress tanzt" draaien. Deze film is
door het Duitschland van de Nazi's tot een
nationalistisch zinnebeeld verkóren en trekt
volle zalen. Bn als men de verwachtingen van
Adolf Hitler uit zijn jongste interview mag
gelooven, zal zich de volgende oudejaars
avond over een Hitleriaansch Duitschland
neigen, z z
Maar een nieuw jaar met een eindeloos leger
van zorgen. Zij nemen gestalte aan in 'n op
tocht van werkloozen, die door 't perspectief
van den boulevard trekt, schamel, grimmig,
dreigend als de meer dan vijf millioen, d e
aan den nieuwen, grauwen morgen van
den tijd optrekken langs den economische»
gezichtseinder van Duitschland....
Van Duitschland, dat de herstelschulden
niet meer betalen kaq, en dit aan de mo
gendheden heeft laten weten
EEN HEEL GEWONE HELD
Mijnheer Pétrain is een man als allle
andere, die naar het uiterlijk niets bijzon
ders hebben, in werkelijkheid heeft natuur
lijk ieder mensch iets individueels. Wat men
evenmin zou zeggen als men mevrouw Pé-
train zag. Voor het oog van de wereld is
mijnheer een regelmatig werker, die als ge.
middeld employé van een respectabel huis,
voldoende geld verdient om met zijn vrouw
een ordentelijk bestaan te leiden. Mevrouw
Pétrain is een degelijke huisvrouw, die met
de nauwgezetheid der gewoonte of de ge
woonte der nauwgezetheid zooals U ver.
kiest haar zaken en die van haar man
verzorgt, smakelijk eten kookt en als het
noodlg is er nog knap kan uitzien. Samen
vormen zij volgens getuigenis van de
buren altijd, want deze zijn het, die ten
opzichte van dit punt oordeelkundig zijn
een stevig, gezond en harmonisch huwe
lijk, waarin de vrouw niet te veel op den
man vit en deze op zijn beurt niet al te cri.
tisch is aangelegd ten aanzien van zijn we
derhelft. Er bestond dus een duurzaam
evenwicht in het huishouden van de Pé.
trains. Zij waren tevreden met hun lot en
hadden dientengevolge geen reden om bij
anderen hun nood te klagen. Volgens de
aspiraties van het leven, die zoowel Mevrouw
als Mijnheer Pétrain bezaten, werd er door
belden voldoende verdiend. Mijnheer deed
dit in positieven zin, omdat hij het geld
thuis bracht, mevrouw in negatieven, om-
dat zij het voor het grootste deel beheerde.
Als ik hier „voldoende" schrijf moet dit
woord in dien zin worden opgevat, dat mijn.
heer zich zijn zwak en mevrouw zich haar
eigenaardigheid veroorloven kon. Mijnheers
liefde voor de paardenrennen was nog niet
zoo sterk als zijn aanhankelijkheid voor zijn
vrouw, waarom die liefde een zwak genoemd
moet worden. Terwijl mevrouws gevoel voor
de cinema niet groot genoeg was om haar
plichten als huisvrouw te doen verzaken,
waarom dit als een eigenaardigheid gekwa.
lificeerd moet worden, aangezien het woord
zwak hier met betrekking tot een vrouw
weer te sterk is, sterker nog dan het woord
ondeugd en de proporties aanneemt van
een manie.
Bovendien heeft onze moderne maat
schappij en de Parijsche vooral nu
eenmaal de paardenrennen en de cinema
als twee van haar voornaamste karakte
ristieken en het is dus niet meer dan nor.
maal, dat er heel fatsoenlijke menschen
zijn, die het hunne er toe bijdragen om
deze zoo nuttige, want kenmerkend maat-
schappelijke instellingen in stand te hou.
den.
Aangezien voor een degelijk huishouden
regelmaat en orde noodzakelijke voorwaar
den zijn, waren mevrouw en mijnheer Pé
train stilzwijgend overeengekomen, dat zij
eens in de week haar drukke huiselijke be-
zigheden mocht onderbreken voor de zege
ningen van het witte doek, terwijl hij eens
in de wèek een welverdiende ontspanning
hebben mocht door heel bescheidenlijk op
te zetten op de renbaan. Dank zij de erva
ring was mevrouw een ingewijde in de cine,
mawereld, terwijl mijnheer een autoriteit
was op het gebied van paarden. Begrij
pelijk was mevrouw uit haar doen als zij
door een ongelukkig incident gedwongen
was om een, natuurlijk zeer interessant
programma te missen en mijnheer kon
moeilijk zijn wrevel verkroppen als hij een
Zaterdagmiddag,door oorzaken buiten zijn
wil om. verhinderd was een bezoek te bren
gen aan het hippodroom. Jaren achtereen
hadden mevrouw en mijnheer dit regelma-
tig leven geleid zonder dat er ook maar een
groot incident zich had voorgedaan. Doch
wat niet was zou komen.
Tengevolge van een onvoorziene uitgave,
een dier stekelige plagerijen, die zeis den
meest tevreden mensch uit zijn humeur
kunnen brengen, was mijnheers rijkdom op
den twintigsten van een maand, die na-
tuurlijk 31 dagen telde, tot 125 franken ge
slonken. En dat juist ongelukken vinden
het nu eenmaal verschrikkelijk om alleen
te zijn toen hij met Torpeur III een Hin
ken slag had willen slaan. Omdat hij toch
alles in het werk wilde stellen om dit bui
tenkansje vooral niet te laten voorbijgaan,
besloot hij met zijn vrouw dit geval grondig
te bespreken. Hij legde haar de kwestie
haarfijn uit. Zij begreep er niets van. had
er ook heelemaal geen belangstelling voor
en zei; „Ik vind het ontzettend voor je. Ik
wou dat ik er iets aan doen kon." Dit laat
ste meende zij natuurlijk niet, waarom zij
het juist op zoo'n echte manier zei, da„
haar man er van onder den indruk kwam
en moedschepte. Nog meewariger dan te
voren en bijna smeekend liet hij blijken,
dat zij hem volmaakt gelukkig kon maken
door hem een leening toe te staan uit het
huishoudgeld.
O maar dat is wel het allerminste wat
ik voor iou zou willen doen," antwoordde me
vrouw enthousiast, terwijl zij er intusschen
heel anders over dacht en tegelijkertijd op
middelen zon om te ontkomen aan deze
spontane belofte.
Mijnheer Pétrain was weer geheel gerust
gesteld, doch moest op den bewusten Zater
dagmiddag töt de ontdekking komen, dat
zijn vrouw plotseling heel naar geworden
was. Deze physische omstandigheid maakte
voor hem de situatie weer weinig rooskleu
rig. En mijnheer, die op zoo'n prachtige wijze
de hinderpaal van het geld overgekomen
was, struikelde voor die ande-e hindernis:
de gezondheidstoestand van zijn vrouw. Hij
ging niet, omdat hij het onverantwoordelijk
vond. Verbeeldt u eens dat mevrouw *ijdens
zijn afwezigheid erger zou worden. Mst
een mismoedig gezicht bleef hij dus bij haar
in de hulskamer zitten. Zij lag bleek op den
divan en hij staarde wezenloos over vage
verten. Zijn lichaam was thuis, maar zijn
geest dwaalde tusschen de duizenden te Vin-
cennes. Automatisch nam hij zijn horloge
uit zijn zak. Zoo kon hij tenminste nagaan
wanneer ongeveer het sein gegeven zou
worden voor den grooten ren. Toen het vol
gens zijn gevoel zoo laat was, leefde hij
zich er volkomen in. In een koortsstem
ming zag hij Torpeur voor zich. Het prach
tige paard was kalm en met een groote zelf
verzekerdheid begonnen. Als hij nu maar
niet een te groot zelfvertrouwen bezat! Voor
de bocht was zijn positie weinig benijdens
waard, maar toen hij de boschjes voorbij
was, kwam hij aardig opzetten en naderde
snel de leidende groep. Onberispelijk nam
hij een van de zwaarste obstakels, even
voor het laatste rechte stuk geeft hij zich
heelemaal, kort hierop is alleen Alexis hem
nog voor, maar steeds korter wordt het af-
standsverschil; daar is Torpeur op de hoog
te van Alexis en nog even verder is hij zelfs
voor en„Ik heb gewonnen," explodeert
mijnheer Pétrain, zoo dat zijn vrouw, die
net lag te sussen, er hevig schrikkend van
overeind sprong.
„Wat mankeert jou?" vroeg zij ten zeerste
ontstemd.
„Och niets," antwoordde hij zich scha
mend, „ik heb gewonnen, Torpeur is eerste
aangekomen."
„Dat is niet waar, een ander paard is
eerste; en jij bent een dwaas die op een
slechte hartstocht leeft. Als ik je had laten
gaan, had je alles verloren. Bij intuïtie heb
ik gevoeld dat ik je niet mocht laten gaan
en daarom ben ik ziek geworden. En om je
te toonen, dat ik gelijk heb, zul je nu naar
den uitslag gaan kijken in de „Roi du Oafé".
Als Ik ongelijk heb, ga ik vanavond niet naar
de Cinema. Heb ik wel gelijk, dan ga jij dit
maal met mij mee."
Mijnheer was verbouwereerd en •neende
dat hij heelemaal geen behoefte had cm te
kijken op het automatische registratie-toe-
stel. Hij zou het vanavond wel in de krant
lezen. Maar mevrouw stond, al was zij ook
weer op haar divan gaan liggen, op haar
stuk, zoodat mijnheer wel moest gaan kij
ken. Voor het toestel waren vele nieuws
gierigen, waaronder eenige bekenden, die
die hem verbaasd aankeken, omdat hij niet
gegaan was. Hij kon niet anders zeggen clan
dat zijn vrouw plotseling ziek was geworden
maar dat zij nu weer zoo goed als heelemaal
hersteld was, zoodat zij dien avond best kon
uitgaan naar de bioscoop. AI pratend v as
Pétrain vlak voor het toestel gekomen. Hij
keek en zag, dat Torpeur het gewonnen had.
Met niet minder dan zes lengtes of vier
meer dan hij in zijn verbeelding had gezien.
En wat het ergste was, Torpeur had voor
iedere vijf franken er 220 uitbetaald. Trè-
pain had in een oogwenk uitgerekend dat
hem zoo 4400 franken door den neus waren
gebeurd. Dit verlies was bijna niet te over
komen. Mistroostig liep hij een straatje cm,
het was of hij op een gloeienden bodem
liep. Bleek en ontdaan kwam hij thuis,
groette zijn vrouw stilletjes en zei niets. Nu
kon hij haar wel een hevige scène maken,
maar dat zou dan de eerste zijn in hun hu
welijk en dat wilde hij niet. En bovendien,
zij had het immers heelemaal niet kvaad
bedoeld.
„Nu, waar blijf je met je overwinning? Je
hoéft mij niet eens te vertellen wie er gelijk
heeft, dat zie ik zoo wel aan je gezicht."
Deze woorden sneden Pétrain als een
scherp mes door de ziel. Toen met een
uiterste krachtsinspanning beheerschte hij
zich:
„Je hebt gelijk, Emilie, ik ga vanavond
met je naar de cinema."
„En dan houden wij nog geld over van
wat jij anders verloren zou hebben," hoonde
zij nog.
Hierop had mijnheer Pétrain den moed
om zijn vrouw het geval te vergeven met
een vriendelijken knik. Hield hij au fond
niet van haar?
Mijnheer Pécrain is maar een gewoon
mannetje en verder zoo een. die geen oor
log noodig heeft om een held te zijn.
PARIGOT.
roes nog sterker
wtec.
SCttUKV.
Het was erg stil op de kermis. De
man die anders riep', „laat je wegen!
was in slaap gevallen. De koopman in
luchtballons kon geen koopers vinden. Die
was dan ook meer dan tevreden, toen
Harlekijn z'n heelen voorraad kocht.
Tien minuten later kwam een reus
achtige gestalte bij den man met de weeg
schaal en riep; „Sta op, schobbejak! ik
wil me laten wegen." „Doe dat niet!" riep
de man," want anders zakt m'n machine
in elkaar!" Harlekijn zei niets, maar ging
op de weegschaal zitten.
Juist kwam er een sterke wind op
zetten, die de ballons, onder Harlekijn's
jas verborgen, opnam. Toen ging net de
lucht in! Maar de man, die nu zonder
weegschaal was, riep uit: „Dat is de licht
ste zware man, dien ik ooit gezien hebl"
•IttM