EINDENHOUT I de grap J ASH ARLEKIJN TUSSCHEN FRIEDRICHSTRASSE EN S PREE Het Verhaal van den (Da& TWEEDE BLAD DINSDAG 5 JANUARI 1932 BLADZIJDE l Eindenhout STADSNIEUWS „Zang en Vriendschap" TOONEEL Dr. H. NANNING's HAEMOFERRIN Bloedvonmend versterkingsmiddel. f 2.60 p.'/i flesch, ƒ1.60 p Vz fleschl HET NIEUWE JAAR EN DE NIEUWE ZORGEN Harlekijn zoekt z'n vermaak op de kermis 't Is al weer een paar weken geleden, dat we publiceerden, hoe „Eindenhout" onder de natuurschoonwet was komen te vallen en on geveer de helft als natuurschoonmonument erkend wordt. Door overvloed van copie heb ben wij daarop niet eerder kunnen ingaan. Thans willen we mededeelen, waarom die bovengenoemde helft natuurmonument is ge worden. Op het zuidelijk deel van Eindenhout treft men in de nabijheid van het tegenover de Spanjaardslaan gelegen landhuis een prach tig oud loofbosch aan met een geacciden teerd terrein, dat met zijn mooie wandelwe gen en waterpartij een prachtigen indruk maakt. Bij gemeenschappelijke beschikking van de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Financiën, is dit oude buiten, na ingewon nen advies van den Boschraad aangemerkt als een landgoed in de beteekenis van de Natuurschoonwet. Er is geen officieel goedgekeurde regeling tot stand gekomen, volgens welke het pu bliek op het landgoed wordt toegelaten. Men moet evenwel goed opmerken, dat Eindenhout geen eigendom is geworden van de „Vereeniging tot Behoud van Natuur monumenten". Misschien zijn er neg, vooral nieuwe Haar lemmers, die nog niet weten waar Einden hout is. Als ik dan noem „Het Huis met de Beelden", doemt voor uw geest op het groo- te witte huis aan den Wagenweg, tegenover het westeinde der Spanjaardslaan. Weet ge wel, hoeveel wit marmeren pila ren het vooruitstekende dak steunen? Nu, zijn er vier, en voor het voetstuk der twee buitenste ligt een sfinx. Dat zijn vrouwen figuren uit de mythologie, waarbij het hoofd en het borststuk een menschengedaante ver- toonen, en de rest een diervorm, hier van een leeuwin. Die wit-marmeren sfinxen zijn uit Italië aangebracht. Hun kunstwaarde moet van be lang zijn. Bij den aanvang der 18de eeuw behoorde Eindenhout aan de familie Muy- sers, terwijl het later bewoond werd door Jan Baptiste Wellekens, die het in zijne en Pieter Vlamings Dichtlievende uitspanningen bezong. Den 26sten Augustus 1795 was eigenaar van het geheel George Gerard Lans. Op 17 Augustus 1793 is de eerste steen ge legd voor het huis door CJiristiaan Ernst Lans en Margaretha Catharina Lans. In 1854 behoorde het aan Baron van Brienen van de Groote Lindt en nog lang daarna bleef het buiten in die familie. Thans wordt Einden hout al vele jaren door een familie van Meeuwen bewoond. Hebt ge het buiten wel eens van achteren gezien? Ge zult zeggen: „de leveranciers, die achterom moeten rijden om aan de keuken hun waren af te leveren Neen, zoo moppig willen we niet zijn. We bedoelen de achterzijde van het landgoed. Ik zal u terecht helpen. Zeker zult ge wel eens naar Zandvoort zijn getramd of ge fietst en dan weet ge weer, dat ge even voorbij de Pijislaan, eenige meters voorbü het nieuwe Kwakelbruggetje plotseling een uitgestrekte weide zag, aan den noordkant begrensd door het Bosch- en Vaartkwartier, aan de zuidzijde door een breede vaart langs een bosch. Dat bosch komt achter, dat is hier de westkant, op de Leidsche Vaart uit, ongeveer tegenover de centrale van de tram. Nu, dat bosch is 't, dat tot natuurmonument is gepromoveerd. Onwillekeurig zult ge bij het voorbijsnellen wel eens gedacht hebben, hoe heerlijk het zou zijn daar rond te dolen. Wie weet, hoe gauw dit nu mogelijkheid wordt. Ik wil eok wat van die breede sloot ver tellen. Natuurlijk herinnert ge u, daarin een groote witte motorboot en een kleine dito te hebben zien liggen en al weer zat ge bij phantasie in de kajuit, bij windstilte nog liever vooraan, om eens heerlijk den kant van Leiden op te tuffen. Die sloot.... Nu, de H. B. S.'ers en Gym nasiasten, vooral van een jaar of 10 terug weten u te vertellen van de heerlijke baan tjes, daar afgelegd op de schaatsen. Die sloot staat ook in open verbinding met den vijver, die voortkronkelt tot in het hart van het buiten. We prezen al de fraaie wandelpaden, het park en de heerlijke boomen. In dat park, ge kunt 't van den Wagenweg af zien, staat een steenen Grieksche tempel met bas-re- liefs met voorstellingen uit de Grieksche mythologie. Nabij het houten koepeltje, ook van den ■weg af te zien, staat het borstbeeld van een Een heel mooie beeldengroep ziet ge aan het breede pad van het inrijhek naar het groote witte huis, naar den kant van Bosch en Vaart, evenwijdig met den Wagenweg. Dat witte huis hoort bij een groote bloe misterij, deel van het landgoed. Die bloe misterij komt op de besproken sloot en het bedoelde weiland uit. Die beeldengroep stelt twee worstelende mannen voor, waarvan een met groo.e krachtsinspanning een vrouw boven zich uit heft. Zou dit een voorstelling zijn van den Sa- bijnsclien Maagdenroof? Thans iets naders'Uit de historie van het buiten, dat al drie eeuwen bestaat (sinds 1630) maar den naam van „Eindenhout draagt sedert 29 Sept. 1745, wanneer het goed dan met dien naam genoemd wordt. Van Damme geeft in zijn boekje eenige pagina's met extracten uit de transportregis- ters Ik zal u al de bijzonderheden niet op lepelen, want dan zoudt ge me niet lichtelijk vervelend gaan vinden dat verlangt geen schrijver. Iets dus: wijst Eindenhout dan als bezit aan van den in het begin genoemden heer A. W. Baron van Brienen. Zekerheid is 'er nu, dat de boschgrond, die een duinkarakter heeft, boschterrein blijft. •Vin;die transportregisters staan de nota- rieele acten (koopbrieven) waarbij de eigen dom van huis of goed op een ander wordt overgedragen. De Koninkl. Liedertafel „Zang en Vriend schap" geeft Vrijdag ajs., aanvang 8 uur, in het Gemeentelijk Concertgebouw een con cert, met medewerking van de solisten Jo Vincent en Caroline Lankhout. 19 October dan werd deze hofstede reeds ofschoon zonder naam door „Annetgen Maer- tens, weduwe van Cornells Pieters, verkocht aan Jacob Ralfs, koopman te Haarlem, als zijnde een nieuw getimmert huis en erve met boomgaard, staande en gelegen bij ,,'t Dronckenhuysgen," belend ten Oosten de Heereweg ten Z. een croft onontgonnen land, toebehoorende de stad Haarlem, ten W. de heer tresorier (gemeente-ontvanger) Ger- rit Ruickhaver en ten N. Com. Pietersz. Pot- tagie." Een zestig jaar later op 31 Mei 1690 trans porteert juffrouw Catharina Knudde, we duwe van Joh. Becker, aan Seigneuren Rey- nier en Jan la Clé, kooplieden te Amsterdam een hofstede, gelegen aan „den Grooten Heerenweg" over den Haarlemmer hout, belast met een erfpacht van f 12 's jaars, belend ten Zuiden Louis Trip, ten Noorden Cornells Van der Heyden, ten Oos ten den genoemden weg, ten Westen de stad Haarlem voor f 1000. Jan La Clé sterft en dan zien we zijn broer Reynier 12 December 1703, als erfgenaam ab intestato (bij erfrecht) de genoemde hofstede met de helft van het land en den moestuin voor f 4300 verkoopen aan Jan Muyser. Ik zal u ook sparen, hoe telkens een stuk land naar het noorden of westen werd bij- gekocht. Zoo zien we o.a. dat Jan Comelis Boon 22 Februari 1717 aan Tijs Janse een huis en erve genaamd „de Hut" staande aan de Leidsche Vaart voor f 505 overdraagt. Vijf jaar later verkoopt Tijs Janse, wonende te Heemstede „de Hut", groot 825 roeden voor f 500 aan Gerard Muyser. Dit komt dus bij Eindenhout. 12 September 1746 zien we de regenten van „het Heiligengeest of Weeshuis" te Haarlem optreden. Zij verkoopen dan aan Christoffel Lublink en compagnon^ een stuk weiland ge legen achter de hofstede „Eindenhout", groot 2 morgen, 850 roeden voor f 3102. Bijna een jaar later, 24 Juli 1747, verkoopen de regenten van het Sint Elisabeths Gasthuis der stad Haarlem aan Christoffel Lublink twee stukken weiland en een stuk warmoes- land achter den anderen gelegen in de heer lijkheid Heemstede. Het eene stuk weiland is groot 1250 roeden, het andere 1140 roeden en het warmoesland 825 roeden, belend ten oosten den heer Isaac Lohoff, ten westen achter strekkende aan de Leidsche Vaart, ten zuiden den heer Jacob Alewijn en ten noor den den heer kooper met beding, dat de heer kooper altijd zal hebben en voor altijd be houden de notwegen voor het voorzeide wei en warmoesland over den Ouden Aerden- houtslaan naar den Heerenweg. Prijs f 6700. Den 22 October 1775 transporteeren de executeuren in den boedel van Anthony Vasding aan Vrouwe Anna Maria Visscher, weduwe van Jan van Styrum in leven Raad en Vroedschap en Schepen der stad Haar lem Eindenhout, het Dronkenhuisje en „de Hut" en nog een massa wei- en moesland voor f 27.100. Dit alles was eerst eigendom van haar eersten man Christoffel Lublink. Dan wordt het 1793 eer we weer van Ein denhout hooren, maar dan is het buiten in- tusschen al weer van eigenaar verwisseld. Op 3 Augustus dan transporteert Cornelis van Eeden, wonende te Haarlem aan George Gerard Lans, wonende te Amsterdam een stukje grond met de daarop staande schuren en muur met de oprijlaan, te zamen groot 700 roeden, gelegen „ten einde de Haarlem merhout, over de Spanjaardslaan" voor f 7000. 4 December 1793 transporteeren Nicolaas Anthony Kok, in huwelijk hebbende mejuf frouw Wilhelmina Akersloot, aan denzelfden heer A. G. Lans een partij weiland, groot 1 morgen 123 roeden, belend ten O. den heer Nicolaas Kops, ten Z. de erven Christoffel Lublink, ten W. Nicolaas van Tetterode en ten N. het Lindeboomenlaantje voor f 1600. Nog steeds groeit Eindenhout, want dan koopt A. G. Lans, 7 Aug. 1794, van Jan Bronkhorst Hzn. drie stukken weiland, te za men groot 4 morgen 136 roeden. Dat weiland lag achter het buiten en strekte zich tot aan de Leidsche Vaart uit. Dit kostte hem f 6000. Er scheen evenwel nu een vreemd loopende scheidingslijn tusschen Bosch en Vaart en Eindenhout. Vandaar op 24 November een overeenkomst tusschen Jan Willink, den eigenaar van Bosch en Vaart en den heer T.a-ns om twee stukken land in een rechte lijn van elkander te scheióen. Maar mijnheer Lans is ondanks oorlogswee niet uitgekocht, want 26 Augustus 1795 koopt hij van Dirk Damen een stukje weiland, voor f 400. Wanneer de heer A. G. Lans eigenaar van Eindenhout werd, is in de protocollen van Heemstede niet te vinden.. Lans zal er evenwel niet blijven. Gevolg van oorlogsellende? Dat is slechts te ver moeden, vooral als men leest wat er bij staat. 3 Februari 1802 transporteert hij Eindenhout, benevens de meubelen en hetgeen verder zoo in de huizinge als op de hofstede en gronden wordt gevonden, groot 6 morgen 283 roeden aan Jacob Timmink en wel voor f 40.000. Pas 9 jaar vroeger had hij het tegenwoor dige huis doen bouwen. Zie de inscriptie 7 Augustus Anno 1793. Dan is nog steeds Jan Willink van Bosch en Vaart zijn belendende buurman ten Noorden. Van het overgedragen land is ten Zuiden de sloot de grens. Blijkens de kaart van J. van Jagen d.d. 1794 ligt Vredenhof naast Eindenhout en komt tusschen dit buiten en Bosch en Vaart nog weiland voor. gei kaart van Naatz, die van 1836 dateert. Mijn Baby, blijspel in drie be drijven door M. Hennequin. „Het Haagsch Tooneel", Stadsschouw burg. 't Gebeurt wel meer, dat er in een jong doch niet meer splinternieuw gezin verlan. gen naar een baby ontstaat en dat dit ver langen dan onverwacht meervoudig vervuld wordt, 't Zou voor een blijspel nog niet zoo'n kwaad thema zijn, doch Hennequin heeft, toen hij „Mijn Baby" schreef, geen blijspel gemaakt maar 'n doodgewone klucht. Van begin tot einde is dit stuk onzin, wat nog heelemaal niet behoeft te beteekenen, dat men er zich niet 'n uur of wat vroolijk mee zou kunnen vermaken. Misschien vinden velen het geval wel leuk. Het vrouwtje van William Harrison heeft 'n moderne en dus averechtsche opvatting van het huwelijk, dat zij meent uitsluitend voor haar genoegen te moeten beleven. Haar man denkt er anders over en begrijpt dat het bezit van kinderen verbetering in hun op pervlakkige verhouding zou kunnen bren. gen. Tot zoover is het natuurlijk géén onzin, maar dan komt 't. Een twist, ontstaan dooi de schuld van het vrouwtje, dat 't met de waarheid niet zoo nauw neemt en als ze eenmaal aan 't jokken is, van geen uitschei den weet, brengt de jonge menschen voer geruimen tijd van elkaar. Om haar man terug te krijgen, bericht hem Netty Ha-rrison, dat hem een zoon geboren is en zij „be trekt", om het niet-gebeurde te bewijzen, een baby uit het vondelingengesticht. Als Wil liam verheugd weer thuis komt, krijgt hij al gauw, in plaats van één, drie zuigelingen op schoot, omdat de leugens van het malle vrouwtje en haar omgeving allerlei verwar ring doen ontstaan. Het slot van het liedje is, dat haar oprecht verlangen naar het moederschap Netty weer het vertrouwen van haar ernstigen echtgenoot doet verwerven. 't Werd een malle vertooning, met die drie poppen op de planken en alser door het schaarsche aanwezige publiek nog zoo har. telijk gelachen werd, dan lag dit voorname lijk aan het komische spel van Jan C. de Vos, die als huisvriend der Harrisons zich een kostelijk type had gemaakt, dat hij uit stekend volhield. Nora de Vos was grappig als het fantaseerende vrouwtje, maar Alex Faassen stelde den gefopten echtgenoot zoo serieus voor, dat deze geheel uit den kluch. tigen toon viel. Tilly de Jong, als de mee- liegende vriendin, acteerde niet slecht, maai was er niet heelemaal in, wat wel het geval bleek met de verschillende kleinere rollen. Voor volwassenen is dit kermisstuk niet ongeschikt. De dwaasheid der verschillende tooneelen vraagt echter een goed gevulden schouwburg, waarbij de eene lacher den an deren aansteekt. H. B. v. d. S. (Van onzen Berlijnschen correspondent) 2 Januari. De rij van Zondagen is voorbij. De Kerstmis en Nieuwjaar verliepen zonder openbare ongeregeldheden, die men mis schien toch wel heimelijk gevreesd had. De radicalen, Nazi's zoowel als Commu nisten zoeken bij voorkeur groote Nest- dagen uit om opstootjes te verwekken. Maar behalve enkele winkel-plunderingen op Kerstavond en een roofmoord in den Hei ligen Nacht, beide voorvallen die de ellende des tijds teekenen, is de milj oenenstad in rust gebleven. Op den vroegen Maandagmorgen na drie feestdagen, waarin de internationale Politiek rustte, voelt men zich ongewoon en slecht- geïnformeerd. Vanmorgen was het dito. De weinige mor genbladen, die verschijnen, zijn mager en zonder nieuws. Een soort plichtsgevoel drijft den journalist de stad in, niettegenstaande het stormachtige hondenweer, Iri het station Friedrichstrasse de normale drukte. Een conducteur vertelt mij, dat een groote massa „Wintersportler" gisteravond alweer in de stad zijn teruggekomen. Ook nu nog ziet men heel wat reizigers met ski s over den. schouder. Berlijn's laatste sport- geestdrift is: ski-loopen. In de sneeuwdagen van de vorige week was er eiken dag groot verkeer naar „Onkel Toms Huette" waar n ski-terras is, dat in het begin van dezen winter uitgebouwd werd. Maar de goedkoo- pe Kerstretour-biljetten stelden duizenden in staat, verder te gaan, tot in het gebergte. Door de Oeorgenstrasse slentert men naar de musea-buurt. Aan perceel no. 44 voorbij, waar op de derde etage eens het bu reau van dr. Sonnenschein lag. „Te huur staat het bekende huis, evenals zooveel an dere in deze vrij stille straat, die langs de Stadtbahn loopt, en alle minuten van trein- geronk vervuld wordt. Na Sonnenschein s dood heeft dr. Pinsk nog een- tijdlang het bureau voortgezet; maar hij had met 'Je onvermoeibare werkkracht van zijn voor ganger. Sonnenschein was een dictator der charita's; na zijn dood moest zijn rijk wel ineenvallen. „Am Kupfergraben" aan de Spree voorbij wandelend, is men midden in het oude Ber lijn. Hier ongeveer ligt de plaats, waar vroe ger, in den tijd die nog niet met rioleering gezegend was, de burgers uit het omliggend kwartier de gieremmers kwamen leeggooien. Nu liggen er booten, zooals in de grachten van Amsterdam; booten met groente en fruit, en kijk! alles in de.bekende kisten met het opschrift: „Westland, Holland Overal in de stad ziet men deze kisten; er wordt hier veel Hollandsch fruit gebruikt, en de appels, de tomaten, de druiven zijn door gaans Hollandsch. Even verder in de Spree ligt een boot, waaraan ik al dikwijls met nieuwsgierigheid ben voorbijgeloopen, en die het opschrift draagt: „Groote walvischtentoonsteliing- (Zooals later blijkt, is slechts de walvisch groot, niet de tentoonstelling). „Vijf haaien verkondigt het bord verder, „een krokodil, een dolfijn, twee pinguïns" en andere oceaan attracties. Ditmaal, daar een nieuwe hevige regenbui komt opzetten, ben ik onder het bootzeil gegaan, om er bij de zeemonsters te schuilen. De walvisch stelde in zooverre teleur, dat hij was opgezet, doch zijn omvang was geheel bevredigend. Met 22 meter lengte nam hij het grootste gedeelte van de boot in. Zijn muil, 4 meter 70 bij 2 m. 30, wekte onmiddellijk levendige herinneringen aan den profeet Jonas. De eigenaar van den ge- prepareerden kolos vertelde in plat, doch aanschouwelijk Berlijnsch, hoe deze wal- visch gevangen werd. „Eer dit dier kori worden opgezet", zegt hij, „hebben zes sla gersknechten een half jaar werk gehad om het vleesch weg te snijden!" Hij maakt daarbij een gebaar, of hij sedert zijn pril e jeugd Groenlandsche walvisschen geprepa reerd heeft. Maar ik geloof, dat hij nooit ander water gezien heeft dan de Spree.. De vijf haaien, de dolfijn en de krokodil zijn minder indrukwekkend, en zien er zelfs wat zielig uit. Het blijkt overigens, dat de walvisch-bezitter zeer willekeurig uit alle zeeën en landen der wereld wat verzameld heeft. Er is namelijk nog een stoffige alba tros te zien, wiens gevederte reeds be- knaagd wordt door den tand des tijds. een haaienfoetus op sterk water, een huid van een boa constrictor, een Japansch stekel varken, eèn. verzameling wapenen van de Herero's uit Zuid-Afrika. en een „katten- haai", waarbij mij verklaard wordt, dat deze eetbaar is, hetgeen ik durf betwijfelen Intusschen kraken de planken onder de voeten- der bezoekers met zooveeljaadruK^ alsof de heele tentoonstelling aanstonds in de Spree zal verzinken. Ik zorg weer aan wal te zijn, eer deze catastrophe is ge- SCDe regen heeft niet opgehouden. Langs den Dom den officieelen tempel der Ho- henzollern en het Schloss, beide aan de overzijde van de Spree, die nu vol meeu wen is, komt men op. den Kaiser-Franz- Josef-platz, waar ter herinnering aan de Duitsche gevallenen in den wereldoorlog zeer onlangs een tempeltje is gebouwd, net is een kale, vierkante ruimte, waar twee hooge, zwarte fakkels branden, en in het midden op een zwarten kubus een kope ren krans ligt.... Slechts de levende bloe men, door achtergebleven kameraden, moe ders en vrouwen neergelegd, verzachten de harde lijnen en hoeken eenigszins van deze ontstellend-leelijke ruimte. Hoe dui delijk is van deze naakte wanden en den beteekenisloozen kubus de verandering der Duitsche psyche af te lezen! Ginds liggen de Wilhelminische gebouwen, in protsige zelfoverschatting; hier drukt de angst voor elk gevoel, hier drijft men geen enkel or nament aan Op den Lindenboulevard is drukte van auto's, omnibussen en hier en daar een paard en wagen. De paarden vegeteeren altijd nog op het Berlijnsch asfalt. De stad leeft haar leven van alledag. Aan een hoek van de straat is een veger doende, wat confetti bijeen te bezemen, een slordig restje van. de oudejaarsavondviering Want zoo gedrukt is de stemming te Berlijn nog niet, of er zijn nog altijd pretmakers te vinden voor een vroolijk uitgeleide van het „zwarte jaar", zooals men hier 1931 betitelt. Aan de Silvester-soupers heeft in de restau rants van bet mondaine publiek noch de kar per, noeh de Berliner Pfannkuchen, noch de punch ontbroken. En de variété-artisten wa rt blij, dat zij door de opmontering van het publiek wat verdienen konden. Het- meest bleek er vraag naar de kleine Beiersche or kesten, die allerleukst spelen en wier leden met de grappige groene hoedjes en kniebroeken kuitkousen al door hun uiterlijk do stem ming verhoogen eer zij nog met hun „Schrammlmusik" begonnen zijn en hun „Juhu" hebben laten hooren. Ook jazz-orkest- j'es „gaan" wel; maar de pianisten, de violis ten en de bespelers van de andere goede, oude muziekinstrumten vinden dien dag geen enga gement. Er zijn oneveer 3000 werklooze musici in de stad, en wanneer er meer dan tweehon derd voor oudejaar geangageerd werden, dan was het veel. Conférenciers die een paar chan sons zingen en over een flink grappen-reper- toire beschikken beleefden echter hoogcon junctuur; zij zijn goedkooper dan nummers, waarin enkele personen optreden, en „amu seeren" evengoed. Dansers en danseressen, en daarbij zeer góed-getrainde, tredefireeds op voor een honorarium van vijf Mark, wanneer een cafetier hun dat aanbiedt. Maar op een avond als deze, waarop een uitgesproken car- nevalssttmming heerscht, die Berlijn op vas tenavond niet eens kent, gaan de clowns vóór de danseressen. Op do straten wordt ijverig handel gedreven in zakjes confetti, serpentines lan^e neuzen, ballons, maskers, hooge hoedjes en "dergelijke dwaasheid. En het publiek koopt; de harde tijd, de aanhoudende zorgen maken den honger naar het pleizier en een Terwijl een deel joligheid van het wereld lijke Berlijn zich aldus vermaakte, zat de Rijkspresident voor de microfoon en sprak woorden van troost en bemoediging om het Duitsche volk in dezen zwaren tijd te sterken. In Neu-Kölln hadden een paar cellenbouwers onder het technische personeel op den kabel ingeschakeld, zoodat het tweede gedeelte der rede niet meer zuiver overkwam. Moskou, dat Berlijn enerveert, alsof het nog niet spits ge- noe op zijn zenuwen zit; Intusschen bracht Rijkskanselier Brüning den oudejaarsavond door ten huize van zijn vriend Mgr. Kaas, en het grootste Berlijnsch bioscooptheater de film liet Hugenberg, die'de Ufa heeft gekocht, in „Der Kongress tanzt" draaien. Deze film is door het Duitschland van de Nazi's tot een nationalistisch zinnebeeld verkóren en trekt volle zalen. Bn als men de verwachtingen van Adolf Hitler uit zijn jongste interview mag gelooven, zal zich de volgende oudejaars avond over een Hitleriaansch Duitschland neigen, z z Maar een nieuw jaar met een eindeloos leger van zorgen. Zij nemen gestalte aan in 'n op tocht van werkloozen, die door 't perspectief van den boulevard trekt, schamel, grimmig, dreigend als de meer dan vijf millioen, d e aan den nieuwen, grauwen morgen van den tijd optrekken langs den economische» gezichtseinder van Duitschland.... Van Duitschland, dat de herstelschulden niet meer betalen kaq, en dit aan de mo gendheden heeft laten weten EEN HEEL GEWONE HELD Mijnheer Pétrain is een man als allle andere, die naar het uiterlijk niets bijzon ders hebben, in werkelijkheid heeft natuur lijk ieder mensch iets individueels. Wat men evenmin zou zeggen als men mevrouw Pé- train zag. Voor het oog van de wereld is mijnheer een regelmatig werker, die als ge. middeld employé van een respectabel huis, voldoende geld verdient om met zijn vrouw een ordentelijk bestaan te leiden. Mevrouw Pétrain is een degelijke huisvrouw, die met de nauwgezetheid der gewoonte of de ge woonte der nauwgezetheid zooals U ver. kiest haar zaken en die van haar man verzorgt, smakelijk eten kookt en als het noodlg is er nog knap kan uitzien. Samen vormen zij volgens getuigenis van de buren altijd, want deze zijn het, die ten opzichte van dit punt oordeelkundig zijn een stevig, gezond en harmonisch huwe lijk, waarin de vrouw niet te veel op den man vit en deze op zijn beurt niet al te cri. tisch is aangelegd ten aanzien van zijn we derhelft. Er bestond dus een duurzaam evenwicht in het huishouden van de Pé. trains. Zij waren tevreden met hun lot en hadden dientengevolge geen reden om bij anderen hun nood te klagen. Volgens de aspiraties van het leven, die zoowel Mevrouw als Mijnheer Pétrain bezaten, werd er door belden voldoende verdiend. Mijnheer deed dit in positieven zin, omdat hij het geld thuis bracht, mevrouw in negatieven, om- dat zij het voor het grootste deel beheerde. Als ik hier „voldoende" schrijf moet dit woord in dien zin worden opgevat, dat mijn. heer zich zijn zwak en mevrouw zich haar eigenaardigheid veroorloven kon. Mijnheers liefde voor de paardenrennen was nog niet zoo sterk als zijn aanhankelijkheid voor zijn vrouw, waarom die liefde een zwak genoemd moet worden. Terwijl mevrouws gevoel voor de cinema niet groot genoeg was om haar plichten als huisvrouw te doen verzaken, waarom dit als een eigenaardigheid gekwa. lificeerd moet worden, aangezien het woord zwak hier met betrekking tot een vrouw weer te sterk is, sterker nog dan het woord ondeugd en de proporties aanneemt van een manie. Bovendien heeft onze moderne maat schappij en de Parijsche vooral nu eenmaal de paardenrennen en de cinema als twee van haar voornaamste karakte ristieken en het is dus niet meer dan nor. maal, dat er heel fatsoenlijke menschen zijn, die het hunne er toe bijdragen om deze zoo nuttige, want kenmerkend maat- schappelijke instellingen in stand te hou. den. Aangezien voor een degelijk huishouden regelmaat en orde noodzakelijke voorwaar den zijn, waren mevrouw en mijnheer Pé train stilzwijgend overeengekomen, dat zij eens in de week haar drukke huiselijke be- zigheden mocht onderbreken voor de zege ningen van het witte doek, terwijl hij eens in de wèek een welverdiende ontspanning hebben mocht door heel bescheidenlijk op te zetten op de renbaan. Dank zij de erva ring was mevrouw een ingewijde in de cine, mawereld, terwijl mijnheer een autoriteit was op het gebied van paarden. Begrij pelijk was mevrouw uit haar doen als zij door een ongelukkig incident gedwongen was om een, natuurlijk zeer interessant programma te missen en mijnheer kon moeilijk zijn wrevel verkroppen als hij een Zaterdagmiddag,door oorzaken buiten zijn wil om. verhinderd was een bezoek te bren gen aan het hippodroom. Jaren achtereen hadden mevrouw en mijnheer dit regelma- tig leven geleid zonder dat er ook maar een groot incident zich had voorgedaan. Doch wat niet was zou komen. Tengevolge van een onvoorziene uitgave, een dier stekelige plagerijen, die zeis den meest tevreden mensch uit zijn humeur kunnen brengen, was mijnheers rijkdom op den twintigsten van een maand, die na- tuurlijk 31 dagen telde, tot 125 franken ge slonken. En dat juist ongelukken vinden het nu eenmaal verschrikkelijk om alleen te zijn toen hij met Torpeur III een Hin ken slag had willen slaan. Omdat hij toch alles in het werk wilde stellen om dit bui tenkansje vooral niet te laten voorbijgaan, besloot hij met zijn vrouw dit geval grondig te bespreken. Hij legde haar de kwestie haarfijn uit. Zij begreep er niets van. had er ook heelemaal geen belangstelling voor en zei; „Ik vind het ontzettend voor je. Ik wou dat ik er iets aan doen kon." Dit laat ste meende zij natuurlijk niet, waarom zij het juist op zoo'n echte manier zei, da„ haar man er van onder den indruk kwam en moedschepte. Nog meewariger dan te voren en bijna smeekend liet hij blijken, dat zij hem volmaakt gelukkig kon maken door hem een leening toe te staan uit het huishoudgeld. O maar dat is wel het allerminste wat ik voor iou zou willen doen," antwoordde me vrouw enthousiast, terwijl zij er intusschen heel anders over dacht en tegelijkertijd op middelen zon om te ontkomen aan deze spontane belofte. Mijnheer Pétrain was weer geheel gerust gesteld, doch moest op den bewusten Zater dagmiddag töt de ontdekking komen, dat zijn vrouw plotseling heel naar geworden was. Deze physische omstandigheid maakte voor hem de situatie weer weinig rooskleu rig. En mijnheer, die op zoo'n prachtige wijze de hinderpaal van het geld overgekomen was, struikelde voor die ande-e hindernis: de gezondheidstoestand van zijn vrouw. Hij ging niet, omdat hij het onverantwoordelijk vond. Verbeeldt u eens dat mevrouw *ijdens zijn afwezigheid erger zou worden. Mst een mismoedig gezicht bleef hij dus bij haar in de hulskamer zitten. Zij lag bleek op den divan en hij staarde wezenloos over vage verten. Zijn lichaam was thuis, maar zijn geest dwaalde tusschen de duizenden te Vin- cennes. Automatisch nam hij zijn horloge uit zijn zak. Zoo kon hij tenminste nagaan wanneer ongeveer het sein gegeven zou worden voor den grooten ren. Toen het vol gens zijn gevoel zoo laat was, leefde hij zich er volkomen in. In een koortsstem ming zag hij Torpeur voor zich. Het prach tige paard was kalm en met een groote zelf verzekerdheid begonnen. Als hij nu maar niet een te groot zelfvertrouwen bezat! Voor de bocht was zijn positie weinig benijdens waard, maar toen hij de boschjes voorbij was, kwam hij aardig opzetten en naderde snel de leidende groep. Onberispelijk nam hij een van de zwaarste obstakels, even voor het laatste rechte stuk geeft hij zich heelemaal, kort hierop is alleen Alexis hem nog voor, maar steeds korter wordt het af- standsverschil; daar is Torpeur op de hoog te van Alexis en nog even verder is hij zelfs voor en„Ik heb gewonnen," explodeert mijnheer Pétrain, zoo dat zijn vrouw, die net lag te sussen, er hevig schrikkend van overeind sprong. „Wat mankeert jou?" vroeg zij ten zeerste ontstemd. „Och niets," antwoordde hij zich scha mend, „ik heb gewonnen, Torpeur is eerste aangekomen." „Dat is niet waar, een ander paard is eerste; en jij bent een dwaas die op een slechte hartstocht leeft. Als ik je had laten gaan, had je alles verloren. Bij intuïtie heb ik gevoeld dat ik je niet mocht laten gaan en daarom ben ik ziek geworden. En om je te toonen, dat ik gelijk heb, zul je nu naar den uitslag gaan kijken in de „Roi du Oafé". Als Ik ongelijk heb, ga ik vanavond niet naar de Cinema. Heb ik wel gelijk, dan ga jij dit maal met mij mee." Mijnheer was verbouwereerd en •neende dat hij heelemaal geen behoefte had cm te kijken op het automatische registratie-toe- stel. Hij zou het vanavond wel in de krant lezen. Maar mevrouw stond, al was zij ook weer op haar divan gaan liggen, op haar stuk, zoodat mijnheer wel moest gaan kij ken. Voor het toestel waren vele nieuws gierigen, waaronder eenige bekenden, die die hem verbaasd aankeken, omdat hij niet gegaan was. Hij kon niet anders zeggen clan dat zijn vrouw plotseling ziek was geworden maar dat zij nu weer zoo goed als heelemaal hersteld was, zoodat zij dien avond best kon uitgaan naar de bioscoop. AI pratend v as Pétrain vlak voor het toestel gekomen. Hij keek en zag, dat Torpeur het gewonnen had. Met niet minder dan zes lengtes of vier meer dan hij in zijn verbeelding had gezien. En wat het ergste was, Torpeur had voor iedere vijf franken er 220 uitbetaald. Trè- pain had in een oogwenk uitgerekend dat hem zoo 4400 franken door den neus waren gebeurd. Dit verlies was bijna niet te over komen. Mistroostig liep hij een straatje cm, het was of hij op een gloeienden bodem liep. Bleek en ontdaan kwam hij thuis, groette zijn vrouw stilletjes en zei niets. Nu kon hij haar wel een hevige scène maken, maar dat zou dan de eerste zijn in hun hu welijk en dat wilde hij niet. En bovendien, zij had het immers heelemaal niet kvaad bedoeld. „Nu, waar blijf je met je overwinning? Je hoéft mij niet eens te vertellen wie er gelijk heeft, dat zie ik zoo wel aan je gezicht." Deze woorden sneden Pétrain als een scherp mes door de ziel. Toen met een uiterste krachtsinspanning beheerschte hij zich: „Je hebt gelijk, Emilie, ik ga vanavond met je naar de cinema." „En dan houden wij nog geld over van wat jij anders verloren zou hebben," hoonde zij nog. Hierop had mijnheer Pétrain den moed om zijn vrouw het geval te vergeven met een vriendelijken knik. Hield hij au fond niet van haar? Mijnheer Pécrain is maar een gewoon mannetje en verder zoo een. die geen oor log noodig heeft om een held te zijn. PARIGOT. roes nog sterker wtec. SCttUKV. Het was erg stil op de kermis. De man die anders riep', „laat je wegen! was in slaap gevallen. De koopman in luchtballons kon geen koopers vinden. Die was dan ook meer dan tevreden, toen Harlekijn z'n heelen voorraad kocht. Tien minuten later kwam een reus achtige gestalte bij den man met de weeg schaal en riep; „Sta op, schobbejak! ik wil me laten wegen." „Doe dat niet!" riep de man," want anders zakt m'n machine in elkaar!" Harlekijn zei niets, maar ging op de weegschaal zitten. Juist kwam er een sterke wind op zetten, die de ballons, onder Harlekijn's jas verborgen, opnam. Toen ging net de lucht in! Maar de man, die nu zonder weegschaal was, riep uit: „Dat is de licht ste zware man, dien ik ooit gezien hebl" •IttM

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5