OORLOG" IN INDIE DE RAMP VAN „DE OOIEVAAR" BIJ DE BISSCHOPSWIJDING VAN Beroemde Priesters uit Venray DRIEKONINGEN IN AMSTERDAM TWEEDE BLAD WOENSDAG 6 JANUARI 1932 BLADZIJDE 1 BRIEVEN UIT ENGELAND Gandhi gearresteerd -Zijn houding op de Londen- het terrorisme - Gandhi en de Onderkoning -Sterke sche Conferentie - De regeeringsmaatregelen tegen positie der regeering te New-Delhi - De boycot plannen. HET SIAMEESCH RAPPORT Drie oorzaken van het ongeval landt." LONDEN, 4 Januari 1932. Gandhi, de Indische Congres-leider en extremist, die sinds zijn terugkeer in Indië tegen het drijven van nog onverzoenlijker extremisten niet opgewassen geweest is, had verwacht in hechtenis genomen te zul len worden en zich op een lang verblijt in de gevangenis voorbereid. Weinige uren geleden is zijn verwach ting in vervul ing gegaan. Hij zal geïnterneerd worden zonder voorafgaand proces, hetgeen de Ordinance Act van 1827 mogelijk maakt, indien het in het belang der openbare orde en veilig heid vereischt wordt. Ook zijn voornaamste mede-leiders zijn gearresteerd. Nog geen jaar geleden 26 Januari werd hij uit de gevangenis ontslagen. Een week daarvoor was de eerste zitting der Ronde Tafel Conferentie gesloten gewor den, nadat zij bijna gestrand was op de klippen van den naijver tusschen Hindoes en Moslems. Laatstgenoemden stelden als voorwaarde, dat waarborgen geschapen zouden worden voor de minderheden. Deze voorwaarde was als programpunt vervat in de regeeringsverklaring, waarmede tnr. MacDonald de Conferentie sloot, en waarin een verantwoordelijke regeering voor de Al-Indische Federatie zoowel als voor de provincies aanvaard werd, onder eenig voorbehoud, dat onder andere betrekking had op de minderheden. Een invloedrijke groep Britsch-Indische gedelegeerden be val, bij haar terugkeer van Londen naar Indië, een politiek van vreedzame samen werking aan, en de Congrespartij liet zich hierdoor geleidelijk bewegen haar politiek van „burgerlijke ongehoorzaamheid" een vorm van lijdelijk verzet te laten varen. Dit besluit werd bezegeld in een „pact" tusschen den toenmaligen onderkoning. Lord Irwin, en Gandhi, en de gevangenen, die zich schuldig gemaakt hadden aan bur gerlijke ongehoorzaamheid zonder geweld pleging. werden in vrijheid gesteld. Den 19en April keerde L°rd Irwin naar het moederland terug; hij werd opgevolgd door Lord Willingdon, die weldra even eens in moeilijkheden geraakte met de Congrespartij, welke haar deelname aan de Conferentie (in den persoon van Gandhi) afhankelijk stelde van de benoeming van een „neutrale" rechtbank, welke een onder zoek zou hebben in te stellen naar be weerde inbreuken op het reeds genoemde pact. Maar ten slotte vertrok Gandhi naar Engeland. Groote gevolgen had de in September geopende nieuwe zitting der Ronde Tafel Conferentie niet. maar op tal van belang rijke constitutioneele punten werd toch overeenstemming bereikt. Daarentegen werden geen vorderingen gemaakt met be trekking tot het toch zoo gewichtige min derheden-vraagstuk. De oppositie van Gandhi maakte dit onmogelijk. Hij weiger de zelfs in discussie te treden over de tischen van eenige minderheid, met uit zondering van die der Moslems en Sikhs. Vooral stond hij vijandig tegenover de erkenning van de „Untouchables" de z.g onderdrukte klassen, als een nationale minderheid. De regeeringsverklaring, waarmede de Eerste Minister de zitting sloot, werd doot de groote meerderheid der gedelegeerden gunstig ontvangen: Gandhi evenwel was niet te bewegen zijn medewerking toe te zeggen, en uit zijn nogal dubbelzinnige uit latingen mocht men veeleer afleiden, dat in het geheel niet op hem gerekend zou kunnen worden. Gedurende zijn afwezigheid uit Indië hadden daar ernstige onlusten plaats. Niet alleen organiseerden Congres-leiders sta kingen tegen de betaling van belastingen en pachten, maar in de Vereenigde Provin cies maakten zij zich, onder leiding van Jawaharlal Nehru, meester van de macht. Het terrorisme woedde steeds heviger. Moorden en moordaanslagen werden ge pleegd op Britsche en Indische officieren en ambtenaren, onder anderen op den waar- nemenden gouverneur van Bombay. Dras tische tegenmaatregelen waren ten slotte onvermijdelijk geworden. De Onderkoning zag zich den 30en November gedwongen bij ordinantie bijzondere volmachten te verleenen aan de gewestelijke overheden van Bengalen. Tegen het eind van het jaar werden bij noodverordening de revo.ution- naire organisaties der z.g. Roodhemden, die de Noordwestelijke grensprovincie in repen roer gebracht hadden, onwettig verklaard; de leiders werden in hechtenis genomen en uit de provincie weggevoerd. Toen Gandhi een week geleden te Bom bay landde, werd hij daar door een groote menigte aanhangers geestdriftig verwel komd, maar tevens had er een vijandige tegenbetooging plaats van de „Untoucha bles". die met zwarte vlaggen en allerlei geïmproviseerde wapenen naar de lan dingsplaats optrokken, en een ieder, dien zij ervan verdachten een Congresman te zijn, aanvielen. Bij zijn vertrek uit Indië had Gandhi de gelofte afgelegd, des Maan dags te zwijgen, een gelofte, welke hij te Londen trouw vervulde. Maar hij brak haar den Maandag van zijn aankomst te Bombay. Misschien dat de omvang der tegenbetooging den man, die beweert vier vijfden van Indië te vertegenwoordigen tot spreken drong, maar zeker is het, dar de ernst der berichten, die hij ontvangen had. hem zoo bezorgd stemde, dat hij niet tot den volgenden dag wilde wachten om van zijn vrienden meer nieuws te vernemen en den toestand met hen te bespreken. Die toestand is niet alleen ernstig op zichzelf; hij is het ook, bezien van het bij zondere standpunt van Gandhi efi diens vrienden. De in hechtenis genomen Jawar- harlal Nehru is zijn voornaamste luitenant; tich heeft diens arrestatie in de Vereenigde Provincies geen enkele agitatie uitgelokt. Beweerd wordt integendeel, dat de pach ten thans veel sneller inkomen. Natuurlijk zijn de bronnen, waaruit wil putten om ons een denkbeeld te vormen van de gebeurtenissen der laatste dagen, niet onpartijdig. Het is mogelijk, dat de stemming der bevolking jegens het Brit sche gezag welwillender voorgesteld wordt dan zij werkelijk is. Maar over net alge meen hebben de Engelschen den toestand in Indië eerlijk onder de oogen gezien zon der zich illusies te maken, en wij hebben dus redenen om aan te nemen, dat de be wering, volgens welke de bevolking vol doening voelt over het krachtiger optreden der regeering, en vertrouwen stelt in de oprechtheid van Lord Willingdon's jegens haar sympathieke uitlatingen, niet onge grond is. Den dag van zijn terugkeer in Indië hield Gandhi een rede, waarin hij zeide „gereed voor oorlog" te zijn. Hij zou niet meer zooveel zelfbedwang kunnen beoefenen als vroeger, indien het noodig mocht zijn krachtig op te treden. Waarlchijnlijk met een toespeling op de betooging der „Un touchables" zeide hij: „In het laatste ge vecht stonden wij tegenover lathis (bam boestokken). In dit gevecht zullen wij tégenover kogels staan". Hij zou alles doen om de natie voor zulk een vuurproef te bewaren, maar indien er geen enkele straal van hoop mocht zijn, zou hij zijn volge lingen er toe opwekken alle beproevingen te ondergaan. Na deze strijdlustige rede zond hij Woensdag een telegram aan den Onder koning, met de vraag of de huidige politiek der regeering een definitieve breuk betee- kende tusschen haar en het Indische Natio nale Congres. Tevens vroeg hij om een onderhoud ten einde „raad en leiding te krijgen met betrekking tot (zijn) toekom- st!ge poi'iiek". Het telegram sloeg ook in het bijzonder op de bovengenoemde Ordinanties. Lord Willingdon zou Gandhi ontvangen hebben om met hem de resultaten der Lon- densche conferentie te bespreken, niet evenwel om te praten over de door de regeering genomen buitengewone maat regelen van orde. Elk onderhoud zou overigens uitgesloten zijn indien de Con grespartij, in strijd met het pact van een jaar geleden, opnieuw een actie voor „burgerlijke ongehoorzaamheid" en „non- co-operation" voerde. In een tafelrede. Woensdag te Calcutta gehouden, deed de Onderkoning een beroep op Gandhi om ter elfder ure deze agitatie te staken, terwijl hij op ondubbelzinnige wijze te kennen gaf, dat de regeering tegen elke opruiende be drijvigheid met alle kracht zou optreden Donderdag liet de Onderkoning Gandhi, in antwoord op diens telegram, weten, dat de regeering geen betrekkingen kon onder houden met personen of organisaties, die verantwoordelijk zijn voor de onlusten vai. den laatsten tijd. Daar Gandhi evenwel afwezig geweest was. toen die onlusten plaats hadden, wilde de Onderkoning hen, ontvangen, doch hij was niet bereid de door de regeering genomen maatregelen te bespreken. Het Comité van Actie uit het Congres beschouwde dit antwoord als onbevredi gend en begon plannen te overwegen tot hernieuwing der „burgerlijke ongehoor zaamheid" en tot verscherping van de boy cot van Britsche goederen. Gandhi zond den Onderkoning een lang weder-antwoord, waarin hij o.a. nogmaals aandrong op intrekking der ordinanties, en waarop hij geen antwoord ontving van Lord Willingdon. Deze keerde per vlieg machine van Calcutta terug naar New Del hi, waar hij onmiddellijk den „Uitvoerende Raad" (d.i. het Kabinet) bijeenriep. Dras tische maatregelen worden verwacht. In Indië gelooft men, dat de regeering het Congres en heel zijn activiteit onwettig zal verklaren; het is in dit verband dat de arrestatie van Gandhi en de andere leiders ieder oogenblik kon plaats hebben. Het heeft er allen schijn van of schoon dit thans nog'niet met stelligheid gezegd kan worden dat Gandhi, gelijk zoovele leiders, zijns ondanks heeft, moe ten zwichten voor den aandrang van ex tremisten, die nog verder willen gaan dan hun leider, ofschoon deze, met zijn gron dige kennis van de verhoudingen, weet hoe gevaarlijk en schadelijk dit zijn kan. Want dat de regeering te New Delhi ge broken heeft met het stelsel van slapheid en wankelmoedigheid, waardoor jarenlang zooveel kwaad gesticht is geworden, is duidelijk. Ten volle wordt thans erkend, dat de Engelschen, zoolang zij in Indië blijven, ook regeeren moeten. Maar de massa der Congresmannen schijnt zichzelf wijs te maken, dat de illusie, wslke een jaar geleden zoo algemeen was, n.l. dat de Engelschen op het punt stonden de plaat te poetsen, iets meer en tastbaarders dan een illusie was. De indruk te Londen is, dat de Onder koning een sterke positie inneemt en hier van gebruik zal maken. Aan den anderen kant gelooft men. dat de Congresleiders zich een zeer overdre ven voorstelling vormen van de uitwer king, welke een hernieuwde boycot op Engeland zou hebben. Het is waar, dat de Indische katoenspinners van Bombay en andere plaatsen beloofd hebben de boy cot financieel te steunen, maar hun be- langeloosheid geldt als twijfelachtig. Zij profiteeren thans door den verkoop van gefabriceerde stoffen, die zij voor „Khadi (inlandsch handwerk) slijten, maar indien de regeering spoorweg- en andere facili teiten onthoudt aan hen, die den boycott steunen, zal er aan den financieelen steun spoedig een einde komen. Bovendien heeft Indië door de vorige boycot nog zwaar der verliezen geleden dan Engeland zelf. Kortom: men betwijfelt of het Congres, indien het niet door de extremisten mee gesleept was. den strijd zou hebben aan gedurfd. Ziin leiders weten, dat de regee ring te Delhi thans sterk genoeg staat om den toestand te beheerschen. zelfs indien de boycot van Engelsche goederen, be lastingen en pachten voldoenden steun mocht vinden om tot het uiterste doorge voerd te worden. Naar van bevoegde zijde wordt vernomen, heeft de Siameesche Commissie haar rap port in zake het onderzoek naar het onge val met het vliegtuig „De Ooievaar" der K. L. M., uitgebracht. De hoofdzaken van dat rapport zjjn reeds in beknopten vorm gepubliceerd. Het rapport bespreekt achtereenvolgens de samenstelling der commissie, de werkwijze, het ongeval en de oorzaken daarvan. Om trent de laatste twee punten is de inhoud van het rapport radiotelefonisch te bevoeg- der plaatse ontvangen. Het ter zake steno grafisch opgenomen bericht luidt als volgt. Het ongeval betrof het postvliegtuig der K. L. M. PH—AFO. Het vliegtuig was een Fokker F Vllb3 m. uitgerust met drie Titanmotoren van elk 230 P.K. Het vliegtuig kwam van Alor Star aan op Don Muang op 5 December 1931 omstreeks 14 uur. Het gewicht van het toestel. Het maximum toelaatbara gewicht was 5250 Kg. Het totaal gewicht gedurende de reis van Alor Star wordt geschat op 5124 kg. De bemanning bestond uit vier leden; er waren twee passagiers in het vliegtuig. Dit betreft nog steeds de vlucht van Alor Star. Het schijnt, dat zich b'i het loskomen van Alor Star eenige mosililkheden hebben vooTedaan, doch het had daar geregend. De moilükbeden woeden toegeschreven aan den to°riar>d van het vliegveld. Te Don Muang verliet de heer De la T.ande het vliegtuig. Twee andere personen waren als na"sa<nrs geboekt. In het geheel waren toen aan bemanning en passagiers zeven personen in het vlieg tuig. Daar er slechts vier stoelen in het vliegtuig warn, zat de mecanicin op een kussen. Het vliegtuig was zwaar beladen. Evenwel, niettegenstaande de in Don Mu ang ingenomen extrs-mssa<?ier. werd het totaal gewiefct va rhet vlieatuic? gescliat op 5059 Kg., dus onder het totaal toelaat baar gewicht en een beetle minder dan toen het vliegtuig van Alor Star vertrok. Deze vermindering was mogelük doordat, van Don Muang minder brandstof werd medegeno men dan van Alor Star. Start met den wind mee. Het vertrek van Don Muang zou plaats hebben op 6December te 5.45 uur. Het vliegtuig stond voor loods 4, ongeveer 200 M van de noordzijde van het vliegveld. De voorkant van het vliegtuig was nar het Zuiden gericht. In deze richting had men een vrii enaanJoop van 1600 M. rE stond een zeer lichte wind uit het Noorden. De motoren werden aangeslagen en op volgas gebracht op de gebnrkehike manier (in the orthodox manner). Er was voldoende licht. Juist toen de middenmotor op toerental kwam. zag de start-officier, die 7 m Z O. van het vliegtuig stond, dat de nooduitgang in den vleugel boven de bestuurderszitnJaats openstond of oepnging. In het EnveFche raooort wordt in het be gin gesproken van „became opened en la ter van „was opened". Het noodluik was geopend Van zijn standplaats kon de start-officier den eersten bestuurder in zijn stoel zien zit ten. Hij gaf den bestuurder een teeken, dat iets niet in orde was en vestigde de aan. dacht op het geopende noodluik. De bestuur der keek omhoog naar den nooduitgang, knikte, doch deed niets om het luik te slui ten. De officier gaf nogmaals een teeken en liep op het vliegtuig toe, doch de be. stuurder beduidde hem uit den weg te gaan. De officier ging op zij en het vliegtuig begon te rol'en. Het bewoog zich over een groot gedeelte yan het yeld zonder den grond te verlaten. De bestuurder trachtte het toestel van den grond te krijgen, door het hoogteroer op te trekken. Het vliegtuig kwam een oogenblik van den grond, doch aangezien het :iog niet de juiste vliegsnel- heid had bereikt, kwam het weer aan den grond, omdat het overtrokken was (bjj stal ling). Het kwam nu te dicht bij de Zuid. zijde van het vliegveld om door stoppen van het vliegtuig een ongeluk te voorkomen. Aan het eind van het vliegveld was eerst de sloot, dan een aarden dam, dus hooger dan de oppervlakte van het vliegveld en dan weer een sloot en daarna een sawah met onge veer 50 c.M. water. F c bestuurder moet den dam vlak voor hem gezien hebben. Hij trok opnieuw het hoogteroer op, doch dat was onvoldoende om van d?n dam vrij te ko men; wielen en staartsteun raakten den dam'met groote kracht. Het landingsgestel brak van den romp af en schoot door eigen traagheid vooruit. De bestuurder realiseerde de komende botsing. Ilïj sloot de twee zij- motoren af, doch had geen tijd den mid denmotor af te zetten. De romp van het vliegtuig met nog één werkenden motor en met den staart naar beneden, ging met groote snelheid zonder landingsgestel voor waarts. Toen het vliegtuig over het landings gestel heen ging, raakte het dit met de linkerzijde van het hoogteroer. Een van de wielen werd in zuidelijke richting van het vliegtuig naar de sawah geworpen; het andere wiel, dat niet geraakt was, viel in de vliegrichting niet zoover zuidelijk als 't linker. Het vliegtuig kwam in overtrokken positie, met twee afgezette motoren, zoo dat toen de staart met he wiel in aanra king kwam, de neus nog verder dook. De neus van de machine raakte den grond met groote kracht op ongeveer 48 M. ten Zuiden van den dam, het vliegtuig sloeg over den kop en kwam als gevolg van de levende kracht eerst 9 M. verder tot stilstand. De oorzaak van het ongeval Wat de oorzaak van het ongeval betreft, wordt het volgende vermeld: De voornaamste reden, die tot het onge val geleid heeft, was het feit, dat het vlieg tuig niet van den grond is kunnen losko men. In verband daarmede ztjn de twee volgende vragen gerezen: 1. Waarom stopte de bestuurder de ma chine niet, nadat het vliegtuig een vol doend langen weg over den grond had af gelegd zonder op te stijgen? 2. Welke factoren hebben het vliegtuig belet om van den grond los te komen? Dit vliegtuigtyne eischt bij volle belas ting voor het opstijgen een aanloop van niet meer dan 400 M. De beschikbare af stand tusschen het punt van vertrek en het einde van het veld bedroeg 1600 M. De grond was hard en droog. De piloot had mosten denken, dat ergens iets haperde, toen het vliegtuig na den normalen aan loop niet opsteeg. Hei niet stoppen van het vliegtuig vooraat de veiligheidsgrens be reikt was, is een „error in judgement". Het kan zijn, dat de piloot na zijn erva ring te Alot Star (nat veld) vertrouwd heeft op een gemakkelijken start van Don Muang nadat de normale afstand verloo- pen was. Hij heeft gedacht, dat er niets man keerde en den aanloop voortgezet. Niet in staat zijnde om los te komen en het toestel in vliegpositie te brengen, bleef hij ver trouwen, dat het vliegtuig los zou komen en zette den aanloop voort, totdat het te laat was om de situatie te rectificeeren. Wat de opstijging belette. De factoren, die het toestel beletten om met goed gevolg op te sfjtgen, zijn: 1. De geopende nooduitgang. Het is dui delijk gebleken, dat het luik bij den start ge opend was. Het is door den start.officier op. gemerkt, zoomede door twee andere officie ren, die in de nabijheid stonden. Ook bij het onderzoek op het verongelukte vliegtuig is gebleken, dat het luik openstond; het werd begraven in den modder gevonden. De po. sitie en de toestand ervan toonden aan, dat ook op het oogenblik van het ongeval het luik geopend was. Het gevolg van een poging tot opstijging met het geopende luik zou zijn: a zeker verlies aan stijgvermogen; b. vergrooting van den luchtweerstand, het. geen belette de normale vliegsnelheid te ver. krijgen; c. zekere mate van staartlastigheid, ver. oorzaakt door een draaimoment om het zwaartepunt van het vliegtuig. 2. Onjuiste stuwing van de lading van het vliegtuig (Eng.: improper trimming of the machine) Het totaal gewicht van het vliegtuig bij vertrek uit Don Muang was geringer dan bij vertrek van Alor Star en nog beneden het maximum.tcelaatbaar gewicht. Toch was het toestel aardig belast. De verdeeling was niet zoo gunstig als te Alor Star, de vermin, dering van gewicht aan brandstof en de ver. meerdering met een persoon en bagage ver. anderden de langsstabiliteit van het vlieg, tuig en vermeerderde de staartlastigheid. Het toestel had een verstelbaren stabilisator, om bij het trimmen de verandering in de gewichtsverdeeling te omepenseeren. De stabilisator was niet beschadigd Het onderzoek toonde aan, dat de stabilisator neutraal stond. De machine was niet in het juiste evenwicht om los te komen. Deze bei. de factoren, het openstaande luik en de on voldoende stuwing, maakten de machine staartlastig (underly tailheavy). De Conclusie. Op grond van de gebleken feiten, is de commissie van oordeel, dat het vliegtuig niet van den grond los kon komen, tengevolge van deze combinatie van oorzaken: 1. de nooduitgang boven de bestuurders, zitplaats was geopend, 2. de vrij zware last was niet behoorlijk gestuwd, 3. de poging om met den wind mee te starten, moest den normalen aanloop onge twijfeld verlengen. „De eenige openbare herinnering, die mij te Amsterdam nog aan het Driekoningen feest hebben", schrijft Ter Gouw in 1871, „zijn: het geroep langs de straat, nog op den ouden dreun met „trekbrief en kroon" en de advertentien der bakkë~s wegens hun bij uitstek lekker Driekoningenbrood; maar geen zingen met de ster meer noch optogten met kroontjes, waarin drie.armive kransies brandden. En toch is er in onze dagen (ruim zestig jaren terug dus) wat nieuws bijgeko men, waar onze voorouderen nooit van heb ben gedroomd: de Driekoningen in het groote ijzeren Paleis voor Volksvlijt! Koning Melchior met „een nieuw-zilveren koffij- en theeservies", koning Kaspar met „een fraai cierlijcke porceleinen vazen met kunstbloemen", kon'ng Balthasar met „een monster-driekoninmnkrans'. Hadden die Wijzen uit het Oosten", zoo zegt Ter Gouw, kunnen voorzien, dat men hen nog eenmaal in het Westen zóó zou uit. monsteren, zij zouden er zeker zelf „bij voorraad" reeds om hebben gelachen. Het rondgaan met de ster. Bleek het rondgaan met de ster in Ter Gouw's dagen op het platteland nog alge meen in zwang, dit openbare Driekoningen- gebruik was in den loop der negentiende eeuw reeds uit Amsterdam verdwenen. Om streeks 1830 trokken nog een paar vrouwen, gehuld in schoudermantels zingend met de ster door de aKlverstraat. Het waren dezelf. den. die met de nieuwspost ventten en na hen heeft niemand de traditie voortgezet De ster, die bij deze gelegenheid werd rondgedragen, was beplakt met klatergoud en gekleurd napier. Vóór het midden brand, de een koningskaarsje en telkens als de vrouwen een couplet van hun lied hadden gezongen, trokken zij aan een touw, dat aan de as van da ster zat gewikkeld en het bonte geval draaide als een lichtende molen. Nog vroeger was de ster opgesierd met beweegbare beeldjes: een hui je of toren, be- nlakt met goudnapier stelde het paleis van Heredes voor, h'nks daarvan was een groen prieeltje bevestigd, waarin de drie koningen waren verscho'en en rechts het Kerststal- met grappen en kwinkslagen het gezelschap vermaken. Waren er veder lieden in het gezelschap, die de „conste van rethorijke" verstonden, dan speelden zij wel „een tafelspeelken van twee personagiën". dat natuurlijk heel vroo- lijk, op zijn zestiende -euwsch een „sotte- licke boerde" of op zijn zeventiende eeuwsch „een genoeglijke klucht" moest zijn. Aan elk optreden ging een uroloog vooraf, waarin de spieker zijn compliment voor den koning maakte. Het kaarsje-springen. Een ander gebruik, dat zich nog tot op heden heeft gehandhaafd, was het kaarsje, springen door de kinderen. De kaarsies, waarover gesprongen werd, hadden drie armen, waarvan de m'ddelste was zwart geverfd, en „het moorken" of „Melcksrt" (Melchior) heette. Na de reformatie trachtte de stedelijke re geering, op aanstichting der kerkeraden, de kaarsmake-s het ver vervaardigen en verkoo- pen van „superstit'euse koninckxkaarsjes" te beletten. De jeugd vond echter het kaarsje- springen te prettig, de ouders zagen er geen kwaad in en de kaarsmakers verkochten koningskaa-sies als tevoren. Wanneer zij dan door den Onderschout ter verantwoording werden geroepen, zeiden zij dat hun klanten het eischten en dat ze hun, als ze de kaars, jes niet goedschiks gaven, „op een riolante wijze" werden afgeperst. Daarom maakten „Mijne Hee-en van den Gerechte der stad Amsterdam" er op 19 December 1714 een nieuwe keur tegen, waarbij zij ordonneerden en statueerden, dat geen kaarsemaker meer „koningskaarsjes" mocht maken of verkoo. pen en niemand die ook mocht „af afpersen ofte afnemen", alles op boete van honderd gu'den. „te verbeuren zoo hij den gever als afeysher" Maar ook deze keur werd snoedig vergeten, de kindeken sproneen letje. Trok men nu aan een touwtje, dan keek Herodes uit het venster van zijn paleis, de deur van het stallejt ging open en de drie koningen kwamen uit het prieeltje te voor. schijn. Oudtijds bestond er één sterrelied, dat al. gemeen was verspreid, het werd echter on ophoudelijk gevarieerd en verbasterd en ten slotte vervangen door nachtwachtliedjes, straatdeuntjes en nieuwjaarliedjes. In het begin van de zeventiende eeuw wa ren de sterrezaneers te Amsterdam meest afkomstig uit Westfalen. In Breêroo's „Moortje" lezen wij vier refreinregels van een sterrelied. die in Westfaalsch dialect werden gezongen: 't Is wel een gecklijk kleedt; de kerel is wel nar! Had hij er twee tot hem. so moght hij ringhen met de star: „Hier komen wij Heeren met onze steeren, „Das kindeken Jesus willen wij lieben ond eeren. „Der jungste kuningh is wolle bekant, „Dat issen de kuningh aus Grieken- De traditie binnenshuis. Ook binenshv®- werd het Driekoningenfeest trouw jaar na jaar gevierd en hier was de traditie heel wat De Driekoningen, avond tintelde van pret en vroolijkheid. De Driekoningenkoek of „coninxhrood" werd verdeeld. Wie de boon in zijr part vond, was koning. Hij werd gekroond, koos zich een koningin en las de „trekbrief" voor. In dien brief stonden op rijm alle ambten aange. geven en omschreven: raadsheer, rentmees ter, proever schenker, kok, zot enz. De zot of hofnar had de moeilijkste taak. Hij moest rustig over de kaarsjes en in menig huisgezin doen ze het thans nog. Driekoningenfeest in „Kransnapolsky". Het is in dit verband niet onaardig er eens op te wijzen, hoe de actieve Vlaamsch-Hol- landsche Vereeniging „Guido Gezelle" hier ter stede, welke ook aan de Noord- en Zuid- Nederlandsehe folklore ruim aandacht be. steedt, dt jaar weer een Driekoningenfeest organiseert en wel Zaterdagavond a.s. in „Krasnapolsky". Vorig jaar is daarmee voor de eerste maal een proef genomen en het resultaat overtrof alle verwachting. Wel moesten de ietwat stijvere „Noordelingen" aan dat leutig ceremonieel nog wat wennen, maar toen het ook zoover was, is het een avond gewo'den, die niet licht uit de herin, nering gaat. Ook ditmaal weer wordt op het feest de koek verdeeld en de koning (vorig jaar de gast der vereeniging dr. August Borms) kiest zijn koninrin, zijn raatMiori,,-, en rtm nar. Dan wordt de avond verder gevuld met voordracht en spelen, waarbij het Vlaamsch element de leiding heeft en een stemming weet te wekken, zóó dol en gencegelijk, dat zelfs de zuurste geest wordt opgewonnen in de algemeene vroolijkheid. F. Th. Z. H. Exc. Mgr. Innocentius Verriet, die heden de plechtige bisschopswijding ont ving, is niet de eerste geboortige uit Venray wie deze uitverkiezing te beurt valt Het rustige Limburgsche stedeke heeft reeds tevoren een bisschop aan de Heilige Kerk geschonken, wiens naam met eere genoemd wordt in haar wonderbaar bestierde ge schiedenis. De oudste Venraysche bisschop is Lambertus Suiterus geweest, die op 3 Augustus 1582 overleed te Wiener-Neu- stadt in Oostenrijk. Hij was een leerling der beroemde fraters van het gemeene le ven, bij hij tot 1559 school ging te Deven ter. Het volgend jaar vertrok hij naar Keu len, waar hij den doctorsgraad in de hei lige Godge.eerdbeid behaalde en priester werd gewijd. Hij trok spoedig de aandaent van de geleerde wereld zijner dagen, niet alleen als bekwaam theoloog, och ook als bijzonder kenner der oude ta.en en de beide rechten. Bovendien was hij een vurig en welsprekend prediker. In de moeilijke ja ren, die de Heilige Kerk doorleefde na de felle opkomst van het Lutheranisme, kon een vurig en geleerd man als Gruterus haar groote diensten bewijzen en de jonge doctor, die in 1569 benoemd was tot hof kapelaan van den Duitschen keizer, stelde zich geen hooger ideaal dan de dienst der waarheid. In 1570 woonde hij den Rijksdag te Spiers bij, en in April 1572 werd Lam bert Gruter uit Venray benoemd tot bis schop van Wiener-Neustadt in Oostenrijk. Deze benoeming door den keizer werd op 5 October 1574 door Rome bevestigd. Twee jaar later lag Maximiliaan, keizer van Duitschland op zijn sterfbed. Hoezeer zijn familie en vooral de pause.ijke gezant. Kardinaal Moroni, ook aandrongen, de op volger van Karei V weigerde iedere pries terlijke hulp. Doch in den laatsten nacht voor zijn dood deed zijn hofkapelaan, den bisschop van Wiener-Neustadt, ontbieden, die hem voorbereidde tot den dood. Lam bertus GGuiteues kan aan zijn vicaris mei den, dat keizer Maximiliaan in zijn bijzijn overleden was, vol vertrouwen op de einde- looze barmhartigheid Gods. Dit geschiedde op 12 October 1576. De nieuwe keizer, Rudolf II (1576—1612), die zijn leven wilde wijden aan de ver dediging van de rechten der katholieke kerk, raadpleegde d enbisschop van Wie ner-Neustadt in alle moeilijkheden der re geering en koos hem tot zijn persoonlijk leidsman. Op alle zijn reizen wilde hij door Gruterus vergezeld zijn. Deze was echter niet alleen in zoo hoog aanzien bij het kei zerlijk hof, maar werd om zijn bijzondere gaven ook hooggeschat door zijn mede bisschoppen in het Duitsche Rijk. Een hand schrift van Marcus Hansig, waarin de ge schiedenis van het bisdom Neustadt ver haald wordt, vermeldt vol buitengewonen lof de zegenrijke regeering van den Neder- landschen bisschop uit Venray. Vooral als verdediger der katholieke kerk wordt hij geprezen. Met sterke hand weerstond hij aan de toenemende verspreiding der Her vorming, zoodat het mede aan dezen Ne derlander te danken is, dat Oostenrijk geen Protestantsche natie werd. In de bisschop pelijke bibliotheek te Wiener-Neustadt wer den nog langen tijd verscheidene hand schriften van Lambertus Gruterus bewaard Ze zijn waarschijnlijk verstrooid geraakt in 1785, toen het bisdom opgeheven werd. In 1582 stierf Lambert Gruterus te Augs burg. waarheen hij zich op 's keizers last begeven had, teneinde aldaar den Rijksdag bij te wonen. Zijn vroegtijdige dood wera door de geloovigen gevoeld als een zwaar verlies, dat weldra voor het bisdom Wie ner-Neustadt onherstelbaar blijken zou, want toen de groote bestrijder der ketterij was heengegaan, maakte het Protestantis me daar groote vorderingen. Onder de tal rijke groote mannen, die Nederland gele verd heeft aan de Ëuropessche Tegen-Her vorming (wij herinneren aan den Nijmeeg- schen heilige Petrus Canisius, 1521—1597) neemt Lambertus Gruterus een eervolle plaats in. In het achtste deel van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek vindt men een overzicht van zijn leven, opgesteld door J. Fduytien. Een ander beroemd zoon van Venray, die zich bijzonder verdienstelijk maakte voot de Heilige Kerk, is de geleerde Bollandist Godfried Henskens, meer bekend onder zijn verlatijnschten naam Henschenius. Deze werd geboren op 23 Januari 1601 uit het huwelijk van Henricus Henskens en Sibylie Pauli. Zijn vader, die lakenhandelaar was stierf tijdens het zestiende levensjaar van Godfried, wiens opvoeding nu werd toe vertrouwd aan zijn oudere zuster Elisa beth, later kloosterlinge geworden, nadat zij haar verweduwde moeder liefdevol haJ bijgestaan in de zorg voor het groo-e ge zin. Wegens zijn groote bevattelijkheid en weetgierigheid werd de jonge Godfried voor de studie bestemd. In zijn geboorteplaats leerde hij de be ginselen van het Latijn, waarna hij het col lege bezocht, dat de Jezuïeten in 1610 te 's Hertogenbosch geopend hadden. Hier had hij gedurende drie jaren den beroemden hagiograaf pater Boliandus als leermeester. Op raad van een kloosterzuster. Beatrix geheeten. trad hij 22 November 1619 in de orde der Jezuïeten. Twee jaar studeerde hij de wijsbegeerte te Leuven, waar hij zijn jongeren broeder Pieter ials leekebroeder in dezelfde orde ontmoette. Gedurende vijf jaren was hij professor aan verschillende Jezuïetencolleges in Vlaanderen, waar. hij beroemd werd door zijn grondige kennis van de klassieke taln. Hiervan getuigen o. a. zijn bijdragen in de „Imago primi saeculi Societatis Jesu" (een gedenkboek ter eere van het 100-jarig bentaan der Sociëteit) en de fiitbave vao zijn Grieksche grammatica, waarvan de geleerdste taalkenners van dien tijd verzekerden, dat zij alle andere gram matica's uit die dagen overtrof. In dezen tijd vatte Henschenius het plan op. zich te wijden nan de missie: vooral hield hij de oogen gevestigd op het protestantisme In het Noorden, met name Zweden en Noor wegen, van welke landen hij de talen reeds geleerd had. Hij werd echter door zijn over sten voor een andere loopbaan bestemd. In 1635 ontving hij de H. Priesterwijding en werd nu aangewezen om Boliandus bij de uitgave der „Acta Sanctorum" behulpzaam te zijn. Men belastte hem met de Heiligen van Februari. Onverwijld begon Henschenius aan de Acta van den H. Amandus en den H. Ve- dasts en lichtte deze met zooveel critischen zin toe. dat Boliandus. die tot dosver slechts gedeeltelijk van Rosweyde's plan was afgeweken, tot een andere werkwijze overging. Na de bibliotheek zoodanig inge richt en voorzien te hebben, dat zij onder de voornaamste van Europa kon gerekend worden, toog Henschenius, vergezeld door den Bollandist Papebroek, op verzoek van paus Alexander VII en den generaal der Jezuïeten. Goswijn Nickel, naar Rome (van Juli 1659 tot December 1660'. Zij reisden door de provincie Limburg. Den 22 Juli uit Antwerpen vertrokken, lazen de paters op Zondag 25 Juli de H. Mis te Weert. Hierna vertrokken zü naar Roer mond, waar zij op het college met groote hartelijkheid ontvangen werden door pater rector D'Abreu. Den volgenden dag werd het middagmaal gebruikt bij den griffier van de Rekenkamer. Birinx. een broeder van den Jezuïet Magister Alexander Birinx' te Antwerpen. Daar waren mede aangeze ten Cuyckius, de pastoor-deken van Ven ray, en de pastoor van Ghislain in Hene gouwen. beiden verwanten van Hensche nius.. Papebroek maakte daarop een wan deling door Roermond. Het Munster, dat openstond, vond hij schooner dan de stad zelf. Boliandus legde een bezoek bij de Ur- sulinen at. Op 27 Juli werd de reis voort gezet. Een schat van documenten verzamelden de paters op hun reis in Frankrijk en Italië. Henschenius werkte na zijn terug keer met zooveel ijver, dat hij wegens over spanning het werken gedurende een nalf jaar moest staken. Tot. aan zijn dood in 1681 is hij, hoezeer ook op lateren leeftijd verzwakt en door hoofdpijn gekweld, aan iet werk gebleven, door geloofsgenooten •n andersdenkenden geëerd om zijn .gfpote jeleerdheid en welwillendheid. Te Venray vindt men een standbeeld voor Henskens. Vóór de oprichting in 1926 van het monu ment voor Poirters te Oisterwijk, was oit het eenige ter wereld, dat voor een Jezuïet werd opgericht Van zijn afzonderlijk uitgegeven werken vermelden wij: „De Episcopatu Trajecten- si". Hierin toonde hij aan, <iat Maastricht de zetel is geweest van een en twintig bis schoppen, een zienswijze, die in het alge meen gedeeld werd door de Jezuïtenpaters der Vlaamsche provincie, terwijl daaren tegen de meeste historici van het bisdom Luik de meening toegedaan waren, aat Maastricht geen zetel, doch slechts woon plaats geweest was van bisschoppen, die in Tongeren hun zetel hadden. Wij ontleenen deze gegevens aan een bijdrage van dr. P. J. M. van Gils over de „Limburgsche Historici der Sociëteit van Jezus", verschenen in 1931 in de „Publi cations de la Société historique et arctieo- lique dans ie Limbourg a Maestricht" (Tome LXVII). Thans zag het rustige Venray, dat ook de geboorteplaats is van Mgr. Dr. Poels, den Limburgschen priester bij uitnemend heid, wederom een zijner kinderen door de Heilige Kerk tot een bijzondere waardig heid verheven. De eerwaarde Pater Inno centius Verriet O.P. is op 14 November van het afgeloopen jaar benoemd tot opvolger van Z.H. Exc. Mgr. M. G. Vuylsteke, die op 5 Augustus 1930 overleed als Aposto lisch Vicaris van Curagao. De nieuwbenoemde Apostolisch Vicaris. Z. H. Exc. Mgr. Petrus Johannes Hubertus Verriet werd 4 November 1880 te Venray geboren. Hij maakte zijn humaniora bij de paters Franciscanen te Venray en trad 14 September 1898 te Huissen in de Orde der Predikheeren. Den 23en September van het daaraanvolgende jaar werd hij plechtig ge profest en op den feestdag van O. L. Vrouw ten Hemelopneming in 1905 te Utrecht priester gewijd. Hij nam den kloosternaam Innocentius aan. Aanvankelijk scheen de toekomst van Pa ter Verriet niet in de West te liegen. Hij werd in 1906 benoemd tot leeraar aan het St. Dominicus-college te Nijmegen. Pater Verriet schreef zelf „geen schooner en ver hevener werk te kennen, dan ziin krachten en talenten te wijden aan de opleiding vait jeugdige levieten, die geroepen zijn om zelf eenmaal door woord en voorbeeld een licht der wereld te zijn. om eenmaal als mid delaar te staan in Christus' Naam en met Christus' gezag omkleed, tusschen God en de menschen." Maar toch bleef bij slechts drie iaren dit schoone ambt bekleeden en kwam op lb Mei 1909 op Curagao. Twee malen is Pa ter Verriet pastoor geweest op Westpunt en op de Playa van Aruba. De andere functies welke hij hier bekleedde voor zijn vertrek naar Holland, waren kapelaan op Pietermaai en Otrabanda en secretaris van den Bisschop. Op Curacao is de thans benoemde d e sociale werker geworden. En hoeveel moei lijkheden en zorgen dit werk hem kostte, hij alleen weet het en bewaart het geheim ervan in zijn hart. Daarbij was hij redacteur van twee couranten, een paniementsche en een Hollandsche, n.l. „I.a Union" en de „Amigoe de Curacao". Aan Pater Verriet dankt Curasao ook de reorimmrtie van den C. R. K. Volksbond, gesticht door Antoine Pijpers. Monseigneur Verriet heeft in de geschie denis der Heilige Kerk beroemde stadge- nooten tot voorgangers gehad. Zijn eigen, reeds overal met eere genoemde naam. vermeerdere nog langen tijd de roem van Venrav en zoo de roem van Nederland, tot meerdere luister Gods.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5