BE GRAPJASHARLEKIJN
VAN DEN
HJETOtf
LANGS
DONKERE PADEN
Algemeene loochening van schulden
Een rijke bodem
BRIEVEN UIT ENGELAND
Engeland en de verklaringen van Dr. Brüning De
Conferentie te Lausanne noodzakelijker dan ooit
De crediteuren machteloos tegenover een Duitsche
schuldenloochening De mogelijkheid eener alge
meene kwijtschelding. -M
BOEK EN BLAD
Harlekijn en Je handlanger van den hoozen Baron
RADIO-OMROEP
DRINGEND VERZOEK
Klachten omtrent de bezorging
richte men tot de Directie.
ZOO'N GIERIGE
FEEKS!
ar liet F.ngelsch door J. Scheepens
H
,»iden, 11 Januari 1932.
^eUce houding zal Engeland aannemen in
«band met de door den Duitschen Rijks-
anselier afgelegde verklaring, volgens wel-
'e duitschland op de conferentie te Lausan-
e algeheele schrapping der herstelschulden
i verlangen?
tot n gezaShebbend officieel antwoord is
nu toe op deze vraag nog niet gegeven.
e Zondagsbladen bevatten gisteren uitvoe-
ge telegrammen, waarin de meening van
ransche bladen en van Pransche ministers
^mengevat werd, zoodat het Britsche publiek
niet voor de eerste maal trouwens be-
he ,,eellcht was omtrent de „stemming" in
r"jnsche en Pari)sche regeeringskrmgen
street°mtrent 1X1 WhitehaU en ^w1^-
v nepublikeinsche Duitschland volgt het
«beeld van het keizerlijke Duitschland
voorkeur tegen het einde der week
weit den dag te komen met verrassingen,
consternatie in Europa teweeg kun-
g «engen. Dank zij de verkleefdheid der
dou n aan hun ..week-end", zijn dan
^Pstukken van WhitehaU doorgaans niet
od hUn post en de corypheeên der pers niet
bureaux. Hierdoor krijgen de Duit-
au f mandarijnen, die altijd op huu post en
°P hun bureaux schijnen te zijn, een
;",^rsPr«ig, welke hun menigmaal van nut
ëeWeest is.
den ^deven kant moet erkend wor-
hesi <3at men van Britsche regeeringszijde
öch Weinlg geneigdheid aan den dag legt
o op ondubbelzinnige wijze uit te laten.
Q «amsay MacDonald heeft gisteren een
verhoud gehad met Sir John Simon, den
kev'nter van Buitenlandsche Zaken en Mr.
sch m? Chamberlain, den kanselier der
ga a'kist, die Engeland op de Conferentie te
vol» anne zullen vertegenwoordigen, en ver-
\s,fi5an*s ontving hij de diplomatieke mede-
- kers der bladen, tegenover wie hU weinig
"leer
uitliet dan dat de Conferentie nood-
^elijker was dan ooit.
woordkarigheid van den Eersten Minis-
bali HZeer begrijpelijk. Ofschoon, van jour-
jaaZvelc standpunt bezien, de mededeel-
fijj held van den Franschen minister van
te iën> den heer Flandin, meer redenen
voldoening schenkt, verdienen in de
Serv andere opzichten de kalmte en gere-
Vo ®erdheld der Britsche staasUeden de
ttyj.f eur- Mr. MacDonald had ons onge-
kunn een halve kolom interessante copy
verschaffen, en misschien sensatie
nen verwekken te Parijs en Berlijn, en
ïlrj ,te Washington, maar of hij hiermede
bew d en de rest der wereld een dienst
Vó(jRZen 2011 hebben, is hoogst onzeker.
eet.r bot kabinet vergaderd heeft, kan van
sche lcleel-vastgestelde houding der Brit-
'b st *!f8eering geen sprake zijn, en het zou
bids Z^Q met de tradities van dit land
n de Eerste Minister, door bij voorbaat
besi geerde verklaringen af te leggen, de
bièn n van een ult zoovele partijen sa-
Q8esteld kabinet forceerde,
biattPositle van Engeland is verre van ge
baar 6Zoowel het tijdstip als de wijze
Dr p0p: en de omstandigheden waaronder
v«o0 lng z^n verklaringen afgelegd heeft,
V/a, rzaken hier niet geringe verlegenheid,
den ^rwyi met stelligheid gezegd kan wor
den Whitehall geen sympathie voelt voor
vorm, waarin de Duitsche verklaringen
Brits z^n> staat het evenzeer vast dat de
se '°he staatslieden er geheel andere con-
tYa„entles aan zullen vastknoopen dan hun
hsche collega's,
bin» groote bladen, die de officieuze mee-
cieej.WeersPiegelen zonder hierdoor de offi-
^Tik ÏIleenlng binden, leggen aUe den na-
»lle"eroP dat Dr. Briinlngs verklaring niet
vi] de onmacht, maar bovendien den on-
ïerüaatl duitschland tot het betalen van
onnje reparaties doet uitkomen, en wel
den Invloed van den zeer gespannen
politieken toestand in dat land. Dat Duitsch
land op het oogenblik niet betalen kan, daar
van is men niet alleen in Engeland over
tuigd; dat het In de eerstvolgende jaren niet
zai kunnen betalen, Is een zoo goed als vast
staand feit dat aanleiding gegeven had tot
Fransch-Engelsche besprekingen, welke de
laatste week een gunstiger wending begon
nen te nemen. Maar niemand kan uitmaken
of Duitschland ook in een meer verwijderde
toekomst, dus over vijf jaren, niet in staat
zal zijn reparaties te betalen. Dr. Briinlngs
verklaring dat Duitschland ook „in de toe
komst" niet zal kunnen betalen, wordt dus
geïnterpreteerd op de eenig-aannemelijke
wijze, n.l. in dien zin dat Duitschland niet
betalen wil.
Hiermede nu heeft de Conferentie te Lau
sanne niets uit te staan. Het is een politieke,
geen financieele aangelegenheid. Van het
oogenblik af waarop de regeering van het
Rijk feitelijk te kennen geeft, dat zU niet
langer betalen wil, heeft het geen nut te
Lausanne te onderhandelen over de vraag
hoe lang en onder welke voorwaarden zij
ontheven zal worden van de betaling eener
schuld, die zij verloochent.
Desniettemin heeft Mr. MacDonald ver
klaard dat de Conferentie te Lausanne thans
noodzakelijker is dan ooit. Zelfs wordt ver
zekerd dat de besprekingen, welke Sir Fre
derick Leith-Ross, de deskundige van het
Britsche departement van financiën, te Pa
rijs met zijn Fransche coUega's voert, zuUen
worden voortgezet „alsof er niets gebeurd is."
Het is duidelijk dat Engeland niet voorne
mens is zijn houding te laten forceeren, noch
door het optreden der Duitsche regeering,
noch door de reactie, welke dit optreden in
Frankrijk heeft.
De Britsche opvatting ten aanzien van het
uit den oorlog voortgesproten internationale
schuldenvraagstuk is bekend. Zij werd bijna
tien jaren geleden geformuleerd in de be
roemde Balfour-nota, waarin schrapping
van aUe oorlogs- en herstelschulden bepleit
werd. Het voorstel werd verworpen, maar
het beginsel, waarop het gegrond was, is
steeds van kracht gebleven.
Het beginsel bestond hierin, dat kwijt
schelding van alle schulden het eenige, of
in ieder geval het zekerste middel was om
een wereldherstel mogelijk te maken. Enge
land was toen, evenmin als thans, van oor
deel, dat in het bijzonder de op Duitschland
drukkende, en sindsdien aanzienlijk vermin
derde, schuldenlast het herstel zou tegen
houden.
Kwijtschelding der herstelschulden moge
verlichting brengen aan Duitschland, doch
de lasten, welke drukken op zijn crediteu
ren, die op hun beurt immers zelf debiteu
ren zijn, zouden er door worden verzwaard.
Het wereldherstel zou er In het minst niet
door bevorderd worden.
Met de grootste stelUgheid kunnen wij dan
ook zeggen, dat een eenzijdige schulden
loochening (door Duitschland) bij de Brit
sche regeering steun noch goedkeuring zou
vinden. Men is zich evenwel ervan bewust
dat wèl ln theorie, doch niet ln de practijk,
Iets gedaan zou kunnen worden om Duitsch
land te dwingen tot erkenning zijner ver
plichtingen.
Wij hebben twee middelen van verweer
hooren noemen, n.1.:
1. Een beroep van Duitschland's politieke
crediteuren op het Internationaal Hof, waar
door zij echter uitsluitend juridische genoeg
doening zouden kunnen verkrijgen;
2. Financieele sancties, waarvan in Frank
rijk reeds sprake zou zijn, maar welke voor
Engeland, met het oog op de belangen die
het in Duitschland heeft, den toestand niet
zouden verbeteren, doch verergeren.
Met andere woorden: te Londen ls men
zich vrijwel ervan bewust, min of meer mach
teloos te staan tegenover een eenzijdige
Duitsche schuldloochening.
Eenige weken geleden, schreven wij dat
voor de Britsche regeering alleen de kwestie
van Duitschlands solventie, niet die van zijn
betalingsvermogen, den doorslag zou geven
op de financieele conferentie, waarvan wij
toen nog niet wisten waar zij gehouden zou
worden.
Thans zouden wij hieraan kunnen toe
voegen. dat de betalings-wil of -onwil van
Duitschland evenmin een factor is, waarmee
de Engelschen officieel rekening zullen hou
den. Maar zoo zij tegenover dien onwil, door
zichtig vermomd als onmacht, gesteld wor
den, dan zullen zij waarschijnlijk een heel
andere houding aannemen dan men, blijkens
de Fransche commentaren, welke wij in de
Londensche bladen afgedrukt zien, te Parijs
schijnt te verwachten of te hopen.
Beweerd wordt namelijk, dat leidende
mannen in WhitehaU, ofschoon eenigszins
verstoord over de wijze van dr. Brünings
optreden, erkennen dat het zeer groote en
welkome mogelijkheden aan de hand doet.
Zoo Duitschlands crediteuren machteloos
staan tegenover een eenzijdige Duitsche
schuldenloochening, dan zouden zij niet
minder machteloos staan tegenover elkaar,
indien zij hun onderlinge oorlogsschulden
loochenden. Deze kans ls de laatste dagen
niet aUeen te Londen, maar ook in telegram
men uit New-York, herhaaldelijk onder de
oogen gezien.
Geen land is op financieel gebied correc
ter dan Engeland. Zijn eigen schuldenrege
ling met Amerika getuigt van de offers,
waartoe het bereid is in het belang van zijn
crediet. Maar indien dr. Brüning de conse
quenties zijner eigen woorden aanvaarden
mocht, dan zal ook voor Engeland de toe
stand een algeheele wijziging ondergaan.
Dan ontstaat inderdaad de mogelijkheid dat
de Balfour-nota, zij het in anderen vorm,
niet vrijwillig, niet bij internationale over
eenkomst, doch onder den drang der om
standigheden, ln praktijk wordt gebracht.
Amerika zou zich dan geplaatst zien te
genover vóldongen feiten. De anti-Europee-
sche gevoelens vieren thans in het Congres
hoogtij, maar dagelijks komen hier berichten
binnen, waaruit blijkt, dat de inzichten van
bankiers en kooplieden lijnrecht staan tegen
over die der politici. Het verloochenen van
schulden door Amerika's debiteuren, als
noodzakelijk gevolg van een schuldenloo
chening door Duitschland, zou aan gene
zijde van den Oceaan ongetwijfeld veel ver
ontwaardiging verwekken. Maar de Zuide
lijke Staten van Amerika loochenden na den
Burgeroorlog hun oorlogsschulden; acht
staten loochenden bovendien hun commer-
cieele schulden; vijf staten poogden het
zelfde te doen, doch sloten ten slotte een
accoord op den grondslag van gedeeltelijke
kwijtschelding. Hoofdsom en interest zijn
thans aangegroeid tot ontelbare milliarden.
En afgezien daarvan verwacht men in
Amerika, niet van een eenzijdige schrapping
der Duitsche herstelschulden, doch van al
gemeene kwijtschelding van alle oorlogs
schulden, een wederopbloei van den handel,
welke Amerika ruim schadeloos zal stellen
voor wat het, als voornaamste crediteur,
verliest.
Onder deze omstandigheden is het begrij-
pelqk dat WhitehaU eenige hoop koestert,
dat dr. Brünings op zichzelf minder ge-
wenschte stap tot gewenschte gevolgen zal
leiden.
Koning. TTIt het Glethoomsche
leven, door A. en J. Maat,
Baam. N. V. Hollandla-
DrukkeriJ.
Ook op zichzelf zou het leven van Ties van
Dormerswerde een welgeslaagd verhaal mo
gen heeten. Er zit spanning in de geschie
denis van Tiessien, die door zijn schraap
zuchtige stiefmoeder als haar kind wordt
aangenomen, schepen wordt ln Kockenge,
terugkeert naar Giethoorn en trouwt met
de goede Jutta, als Marre zijn eigen zuster
blijkt
Alles krijgt *n geheel bijzondere aantrek
kelijkheid met het eigenaardig dorpje Giet
hoorn met zijn bruggetjes en punters als
achtergrond. De geheele folklore van dit
zeldzaam merkwaardige stukje Holland is
hier verwerkt, niet met de haren er bij ge
sleept. 't Is Jammer, dat de schrijfsters de
van onkunde getuigende krenking van de
KathoUeken over de Partjsche Bloedbruiloft
niet hebben weggelaten. Dat eene zinnetje
behoeft geen reden te zijn om dit mooie
beek te weren. Dat het geheel zich ln een
door en door Protestantsche streek van ons
vaderland afspeelt, geeft gelegenheid zich
ook eens ln de psychologie van die menschen
in te denken J. O. M.
e De koning liet Harlekijn eens een
lan iRen brief bezorgen. JDe band-
"gers van den slechten baron waren
iAar achter gekomen en besloten den
„jef te onderschepen. „Maar." zeiden
ze.
2, -met dien knaap moeten we voor-
'cntig Zjjn want hu js zoo siim ais
.;®n heele
„Nu hebben we hem." dachten ze
„Hij doet een dutje aan den kant van
den weg; we zullen de brug ovirgaan
en...."
Maar ze zagen alleen Harlekiin's muts
en zijn schoenen. Onze held was op
z'n hoede.
Zoodra ze over de brug waren,
liep hü ongezien achter de rotsen naar
de brug. Daarna wierp hij de brug in
den afgrond. ..Ik ben van plan veran
derd," riep hij den handlangers van
den slechten baron toe. „ik neem een
anderen weg! Tot ziens!"
Wèg idee van waterlandje,
Want d&t praatje schijnt verzonnen!
Onze grond is oliehoudend
En bevat de rijkste bronnen!
Onze grond zit vol benzine,
In de hei en polderlanden.
Voor de Shell en Koninklijke
Om er van te watertanden!
Beste, zuivere benzine,
En zoo iets is toch maar boffen,
Wordt op nog geen meter diepte
In ons landje aangetroffen!
En de oorzaak der ontdekking
Danken wij, als nooit te voren,
Aan den ijver der kommiezen,
Aan hun speuren, zoeken, boren.
De belasting irad ir werking
Als rendeerende machine,
En nu blijkt de heele bodem
Een vergaarbak van benzine!
Voor ons land een bron van welvaart..
Maar de eigenaars der gronden
Krijgen echter geen concessie....
Waar benzine wordt gevonden!
MARTIN BERDEN.
(Nadruk verboden).
DONDERDAQ 14 JANUARI
HUIZEN, 298 M. 8.00-9.15 K.R.O. 10.00
N.C.R.V. 11.00—2.00 K.R.O. Hierna N.C.K.V.
8.00—9.15 en 10.00 üramofoonpl. 10.15 Zie-
kendienst. 10.45 Üramofoonpl. 11.30 Oodsa.
Halfuurtje. 12.15 K.R.O.-orkest o.l.v. J. Ger
ritsen. 2.00 Handwerkcursus. 3.00 Gramo-
foonpl. 3.15—3.45 Vrouwenhaliuurtje. 4.00
Ziekenuurtje. 5.00 Cursus handenarbeid v.
d. jeugd. 5.456.45 Orgelconcert door Feike
Asma. 6.45 Knipcursus. 7.00 Vragenhalf-
uurtje. 7.45 Ned. Chr. Persbureau. 8.00—
10.05 Concert Chr. Zangver. „Zingt den
Heer", o.l.v. S. P. Visser, m.m.v. Gem.
Solistenkwartet H. Brugman (piano en oi.
gel), Haart. Symphonie-orkest Euterpe en
Kinderkoor Irene. 9.009.30 Causerie „Ver
houding tusschen de sexen". 10.05—10.15
Vaz Dias. 10.15—11.30 Gramofoonpl.
HILVERSUM. 1875 M. Ultsl. A.V.R.O.-
Uitzending. 8 00 Gramofoonpl. 10.00 Mor
genwijding. 10.15 Gramofoonpl. 10.30 Voor
lezen door A. D. Hildebrand. 10.45 Gramo
foonpl. 11.00 Knipcursus Kinderkleeding.
11.30 Gramofoonpl. 11.45 Voorlezen door A.
D. Hildebrand. 12.00 Concert door hst Win
kels Trio. 2.00 Causerie over de Huisvrouw
in Indië. 2.30 Pauze. 3.00 Knipcursus. 3.45
Gramofoonpl. 4.00 Ziekenuur. 5.00 Kovacs
Lajos en zijn orkest. 6.40 Sportpraatje door
H. Hollander. 7.00 Kamermuziek door het
Queling Kwartet. 7.30 Engelsche les. 8.00
Omroeporkest o.l.v. Dr. Wilhelm Grosz, m.
m.v. H. Gruys (alt) en H. v. Oss (bariton).
O.a. Suite „Viel L5rm urn nichts", Kom-
gold. 9.30—10.30 „Staking", radio-tooneel-
spel bewerkt naar Galsworthy's „Strike"
door A. D. Hildebrand. 10.30 Vaz Dias. 10.45
Gramofoonpl. 11.00—12.00 Uit het Carlton
Hotel, Amsterdam: Dansmuziek Gricha Nak-
chouuian and his Russian North Star Or
chestra en het Orquesta Tipica Argentina
Daniel Mas.
DAVENTRY, 1554 M. 10.35 Morgenwij
ding. 11.05 Lezing. 12.20 Orgelconcert. Reg.
Foort. 1.20 Gramofoonplaten. 1.35 Northern
Studio-orkest. 2.20—2.50 Concert (viool en
piano). 3.20 Vesper. 4.05 Jack Payne's
BBC-Dansorkest. 4.50 Grosvenor-House Or
kest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50
Beethoven's viool- en plano-sonates. 7.10
Duitsche causerie. 7.40 en 7.50 Lezing. 8.20
Vaudeville. 9.20 Berichten en lezing. 9.55
Militair-orkestconcert. 10.05 De aflossing
van de Wacht bij den Tower te Londen.
10.50 Kerkdienst. 11.05—12.20 Jack Payne's
Dansorkest.
PARIJS, „RADIO PARIS", 1725 M. -
8.05, 12.50 en 1.25 Gramofoonplaten. 8.20
Radio-toonee! Les coteaux du Médoc" van
Tr. Bernard. 9.05 Gramofoonplatenconcert.
KALUNDBORO, 1153 M. 1I.20~1.20
Concert uit het Palace Hotel. 2.504.20
Concert uit Rest. Wivex. 7.30—9.35 Sym-
phonieconcert onder I eiding van Prof. C.
Krans en Adeie Kern (zang). O.a. Onvol
tooide, Schubert. 9.50- Dansmuziek.
LANOENBERQ, 473 M. 6.25—7.20 en
11.20—12.10 Gramofoonplaten. 12.25—1.50
Concert onder leiding van Pensis. 4 20
5.20 D. Braus (oiano). H. KSmmel (bariton).
Begel: Grape. 7.208 20 Concert onder lei
ding van Wolf. 8.20 ..Der Pomeranzendieb",
hoorspel naar Möricke van Fritz. Gerathe-
wohl. 10.00—10.30 Dortmunder Zesdaagsche
(s'ot). 10.30—11.20 Dansmuziek.
BRUSSEL, 508 en 338 M. 508 M.: 12.35
2.05 Gramofoonplaten. 5.20 Concert door
het Omroeporkest. 6.50 Gramofoonplaten.
8.20 Concert Omroeporkest. O a. Ouv. Bar
bier v. Sevilia, Rossini. 338 M-: 12.35—
2.05 Gramofoonplaten. 5.'0 Dansmuziek. 6.50
Gramofoonplaten. 7.50 Europeesch concert
uit Be'grado en Ljubljana. 10.05—10.20
Dansmuziek-
ROME, 441 M. 7.20 Gramofoonplaten.
8 20 Symphonieconcert onder leiding van
AdWario 1 ualdf.
ZEESFN. 16*5 M. 7.50 Europeesrh
concert uit Belgrado en Llubljana, met me
dewerking van strijkkwartet en koor. 9.20
Lezing en Beriofiten. Hierna tot 11 50 Dans
muziek door Otto Kermbach en zijn orkest.
„Zou je nu willen gelooven, dat ze het
kind twee kwartjes in haar spaarpot durfde
geven! t Is toch erg, als het geld Je zoo
te pakken heeft. Dat heeft kind noch kraai,
kan waarschijnlijk haar rente niet eens op,
en dan geeft ze haar petekind twee kwar
tjes! Zoo'n elerige feeks!"
Die liefelijke uitlating gold de tante der
nog jonge vrouw, die biijo-baar van het be
zoek harer eenige bloedverwante betere
verwachtingen gehad had en blij was dat
haar man thuis kwam, omdat ze nu ten
minste Iemand had, tegen wien ze haar ge
moed eens „luchten" kon.
„Och vrouwtje," was het kalme antwoord,
„maak je toch zoo druk niet. We hebben
immers net. geld niet noodig en moet je
dan, als tante eens een enkelen keer hier
komt, haar hartelijkheid en vriendschap
dadelijk maar afmeten naar wat ze geeft?
Bovendien, weet je het dan zoo zeker, dat
ze 't maar voor t geven heeft?"
„Dan had ze liever heelemaal niets moe
ten geven!
„Jawel, alsof het dan goed geweest zou
zijn," lachte de echtgenoote, die z'n betere
helft kende. „Neen Clara, zeg maar niets
meer en laat tante Lize ln haar waarde,
dat is verreweg het beste."
De jonge vrouw keek wel een beetje op
haar neus. maar ze wist nu eenmaal dat
met haar man op dit punt niet veel te be
ginnen was en ze liet dus de zaak maar ver
der rusten. Als morgen Johan's moeder
kwam, zou ze haar scha wel Inhalen, met
die was beter te praten.
Maar er zou den volgenden dag over heel
andere dingen te praten zijn dan over
tante Lise's gierigheid.
Johan Brondgeest was technicus op de
machinefabriek van Manders Co., een
firma, die met ongewone snelheid haar za
ken had zien groeien en die nu al een
groot deel der bewoners van het stadje D.
onder haar employés en werklieden telde.
Brondgeest bezat het vertrouwen der fir
manten en met de uitbreiding was ook z'n
positie aanmerkelijk verbeterd, zoodat hij
al sinds eenlgen tijd een ruim Inkomen ge
noot, waarvan hij met z'n Clara en hun
drie kinderen onbezorgd kon leven.
Het vertrouwen, dat de chefs in Brond
geest stelden was goed geplaatst. Altijd vol
ijver en toewijding, stond hij voor zijn taak
en Clara maakte zich nooit ongerust als hij
eens een avond lang uitbleef. Ze wist, dat
dit nooit anders gebeurde dan wanneer de
een of andere technische moeilijkheid hem
langer op z'n kantoor hield dam gewoonlijk.
Want was hij eenmaal iets aan t zoeken,
dan moest de dag ook niet voorbij zonder
dat hij het gevonden had.
De beide dames hadden dien middag nog
maar een oogenblikje zitten praten, toen
Johan plotseling binnen gestormd kwam,
doodsbleek en met een uitdrukking van
wanhoop en ontzetting op 't gelaat
„Wat scheelt jou, man?" vroeg Clara
angstig*
„Maar Jongen, wat heb je?" klonk het,
al even verschrikt uit den mond van
Johan's moeder.
De Jonge man sprak geen woord, viel
op een stoel aan de tafel neer en liet het
hoofd in de handen zinken.
„Man, wat is er, wat scheelt er aan?"
riep Clara nog eens en ze trad op hem
toe en sloeg haar arm om z'n hals.
Die beweging deed de opwinding, waar
aan de jonge man blijkbaar ten prooi was,
tot uitbarsting komen; heel z'n lichaam
schokte onder zenuwachtig snikken en ln
den grootsten angst wachtten de beide
vrouwen het oogenblik af dat hij in staat
zou zijn te spreken en te vertellen wat hem
overkomen was.
Eindelijk, nadat Clara hem had laten
drinken en hem met wat Eau de cologne
verfrischt had, bracht hij er met moeite
enkele onsamenhangende woorden uit;
„Op kantoor.... ze denken.... dat ik....
een dief ben," hoorden Clara en de oude
moeder hem tot haar grootsten schrik zeg
gen.
„Een dief? JU een dief?" klonk het ver
ontwaardigd. Ze konden van opgewonden
heid haast niet wachten tot Johan elnde-
lUk in staat zou zUn het geregeld verhaal
te doen van wat er gebeurd was. Maar
het kwam toch.
HU had het was de laatste dag van de
week dien morgen aan de kas geld ont
vangen voor de werklieden der technische
afdeeling en het ln zUn lessenaar gesloten
om het dien middag uit te reiken. Toen hU
's middags wilde uitbetalen, was de zak met
geld een som van honderd zestig gul
den verdwenen. Het ergste was, dat,
toen hU de verdwUning van 't geld, na lang
zoeken, aan z'n patroons ging meedeelen,
dezen al spoedig hadden verklaard, dat die
geschiedenis hun „al heel zonderling" voor
kwam en hem verzocht hadden, naar huls
te gaan opdat in zUn afwezigheid een
nauwkeurig onderzoek kon worden inge
steld.
De jonge man zat daar als vernietigd.
Angstig keek hij iederen keer op als er ge
beld werd, meenende dat men hem in
hechtenis kwam nemen. Zoover kwam het
dien middag intusscnen niet, maar wei deed
het nieuws als een loopend vuur de ronde,
en spoedig wist dan ook het heele stadje
dat de jonge man „gestolen had en wel
gauw achter de tralies zou zitten. Zoo is
nu eenmaal de wereid.
Dien avond zaten Johan en z'n vrouw in
somber zwijgen bUeen, toen er opnieuw
gescheld werd. Een oogenblik later trad
tante Lize de kamer binnen.
„Maar beste jongen, wat hoor ik nu?"
klonk het op zoo'n harte lij ken toon dat
Johan de tranen in de oogen schoten. „Hoe
komen de menschen tot zulk een dwaas
heid?"
Zoover bleek in de schatting der oude
vrouw het buiten de grenzen der moge
lijkheid te liggen, dat Johan schuldig zou
zUn, dat hU zich werkelijk door haar bezoek
en haar hartelijkheid eenigszins opgewekt
gevoelde.
„Hoor eens, beste jongen", sprak ze. „tls
een zware Beproeving voor je, en we moe
ten God bidden dat hU Je er doorheen
helpt, maar je mag den moed niet verlie
zen. Ook niet in een hoekje gaan zitten,
hoor, maar het noofd tier omhoog en de
menschen laten praten. Ik zal intusschen
zien wat ik voor je doen kan."
En eer Johan eenige verklaring had kun
nen geven van die laatste ietwat raadsel
achtige woorden, had tante Lize al met een
hartelUken handdruk hem verlaten.
Den volgenden morgen, toen de Jonge
man uit de kerk thuis kwam, lag er een
briefje van de firma, waarin hU verzocht
werd even aan te komen. En bij zUn be
zoek vernam hU. dat het eerste onderzoek
geen resultaat had opgeleverd, maar dat
men verdere nasporingen in het werk zou
stellen. HU kon intusschen weer aan 't werk
gaan en misschien meehelpen om in de
raadselachtige verdwUning der honderd
zestig gulden licht te brengen.
Eenigszins bemoedigd kwam Johan thuis.
„De patroons waren heel anders dan gis
teren", verklaarde hU. „Nog wel ernstig en
gereserveerd, maar toch niet meer zoo wan
trouwend en ais overtuigd haast van mün
schuld."
Eenige dagen gingen voorbU en Johan
hoorde van het geval weinig meer, totdat
weer een week later hij plotseling op het
kantoor ontboden werd.
„Wat heb je ongeveer drie maanden ge
leden met den meesterknecht Kareisen ge
had?" vroeg een der patroons.
Johan keek verbaasd op. Een oogenblik
wist hij niet wat de patroon bedoelde, maar
direct daarop viel het hem weer in, dat hij
dezen man een paar malen onder het oog
had moeten brengen, hoe slordig hU met
verschillende materialen omging. In plaats
van voor die waarschuwing dankbaar te
zijn. had Kareisen zich zeer gebelgd ge
toond en gedreigd den ander op zUn beurt
het wel eens lastig te zullen maken.
„En waarom heb je ons daarvan niet ln
kennis gesteld?" vroeg de patroon.
„Omdat mijn waarschuwing blijkbaar ge
holpen had. Ik heb na dien tUd geen ver-
waarloozlng van het materiaal geconsta
teerd," antwoordde de Jonge man.
„Je edelmoedigheid Jegens Kareisen valt
te prijzen, maar als Je ons de zaak toen
had meegedeeld, zouden we waarschijnlijk
eerder dan nu gekomen zUn tot wat we
ontdekt hebben. Zie eens, wat ln Karelsen's
lessenaar gevonden ls".... en de patroon
reikte Johan een sleutel over.
„En sleutel van mUn lessenaar!" riep de
jongeman verbaasd.
.Juist en goed nagemaakt ook. Kareisen
heeft al bekend het geld weggenomen te
hebben en we bieden u ons excuus aan, dat
we u ten onrechte verdacht hebben. We zul
len trachten het mogelijk goed te maken."
Johan was een oogenblik sprakeloos van
blUdschap. Toen de eerste ontroering voor
bU was, sprak hij met nog bevende stem:
„Mag ik vragen, mUnheer, hoe dit alles zoo
goed ls uitgekomen?"
„Zeker", was het antwoord, „maar ge doet
eigenlUk beter u daarmee tot juffrouw van
Duren, uw tante, te wenden. Als zü het niet
zeggen wil, kom dan bU ons terug."
„Vrouwlief", sprak Johan dien avond tot
Clara, „zeg nooit meer iets van tante Llze's
schrielheid. Ik schaam me nog als ik er
aan denk dat je baar een gierige feeks ge
scholden hebt."
„Wat is er dan gebeurd", vroeg Clara.
„Wat er gebeurd is? Tante Lize heeft een
waarborgsom van duizend gulden gestort op
het kantoor, zoodra ze op dien ongelukkigcn
dag bU ons geweest was. Bovendien heeft
ze op naar kosten een particulier detective
aangesteld, die alles onderzocht en gevon
den neeft. Wel hebben de patroons up.ar het
geld tot den laatsten stuiver terugoetaald,
maar dat kon ze te voren niet we'en."
Dien avond bevatten de kranten van het
stadje een verklaring van Johan's patroons,
dat hU volkomen onschuldig oevonden was,
en met schaamte ln 1 hart ging de Jonge
vrouw met haar man naar tante Lize, om
de goede ziel te bedanken voor hetgeen ze
gedaan had.
16 be»/rtl0et' kacly Murray re eens toe zien
«en ePe8en' met ons komen lunchen op
eh H-i r„Sten CrIcket-marsch, tusschen Eton
sprak hU, mUn zoon zal daai
haar ls nu te Eton. TerwUl hU zoo tot
onPrak> was hU zelf verwonderd over
v"e duId' haar uit te noodigen, en over
j.j ®s' öat zij zou weigeren.
k°bien zal mii zeer aangenaam zUn te
ah tante geen andere afspraak
toon kunt u kennis maken met mijn
Zy' Mallory.
ompeide een gemeenplaats.
Het is mUn exig kind. MUn vrouw Is
reeds bijna zes jaar dood.
Terwijl hU sprak, keek Mallory naar de
rouwkleeding van Carina. Het was het dood-
sche zwart, dat verhaalt van zwaar verlies.
O, dat vind lk jammer, sprak ze, plot
seling tot medelijden bewogen, en beseffend
dat zy tot op dat oogenblik te weinig aan
dacht had geschonken aan hetgeen hU zei.
U ziet, ik weet wat het beteekent iemand
te verliezen iemand van wien men ziels
veel houdt. MUn zuster stierf in het voor
jaar te Rome. En het valt zoo hard ln den
beginne, niet waar? Dat zwUgen...." ZU
vouwde stil de handen ln den schoot.
Toen Mallory met zUn vrouw ln het hu-
welük trad, dacht hU, dat hU haar werke-
lük liefhad. Doch toen zU gestorven was.
was zUn smart even weinig hartstochtelUk
geweest als zyn liefde tUdens het huweiyk
HU had echter Peter nog. En Peter was zoo
iets als zUn andere ik, dien hU kon vormen
gelijk hU het wilde. Reeds vele jaren vóór
haar dood was zUn vrouw een teer, zenuw
achtig schepseltje geweest, die geleefd had
ln een voortdurende vrees voor ongelukken
en rampen. ZU had geschreid toen zU Peter
voor het eerst zyn vader tegemoet zag rij
den. En Mallory daarentegen was van plan,
van zijn zoon een onversaagd ruiter te ma
ken. zyn yzeren wil had overwonnen, en
zyn vrouw was weggekwynd onder den ban
daarvan. Ofschoon hij wist, dat hij er haar
pyn mee deed, kon of wilde hy niets prijs
geven van hetgeen hU soa zeker gevoelde,
dat zyn plicht was tegenover zyn zoon.
Hy nam de geheele opvoeding van zyn zoon
in zyn eigen, krachtige handen. En nu werd
hl) daarvoor beloond door de voortdurende
bewyzen van Peter's durf, Ja, zelfs van
diens roekeloosheid. Byna steeds was Mal
lory een liefhebbende, vergevensgezinde
vader. Natuuriyk waren er wel eens oogen-
bUkken. waarop wat strenger moest worden
opgetreden, maar over het geheel genomen,
vereerde zyn jongen hem als een afgod. In
hun gemeenschappeiyke liefde voor de
sport was hun vriendschap diep geworteld.
Iris Mallory was gestorven, toen haar
zoon byna acht jaren oud was.
Dien avond vertelde Mallory aan Carina
tal van levensbyzonderheden betreffende
zyn zoon. Hy bracht het gesprek niet meer
op zyn overleden vrouw, maar trachtte haar
belangstelling voor zyn zoon gaande te ma
ken. Terwyi zy luisterde, kwam het hem
voor, alsof er iets van het kalme, ïydende
uit haar blik was verdwenen. Thans sprak
zy hem ovoe Mary, haar overleden zuster.
Over haar laatste oogenblikken, doorge
bracht onder de schaduw van den St.
Pieterskoepel te Rome. zy maakte ook "n
toespeling op haar werk, en hy giste al
vaag, dat het hard noodig was geweest voor
haar, en dat zy zichzelf daarby niet had
gespaard. Dat was dus de droevige geschie
denis geweest, waarop Lady Murray had ge
zinspeeld.
Heeft u altyd in den vreemde geleefd?
vroeg hij.
Hy was de meening toegedaan, dat er den
laatsten tyd menschen gevonden werden,
die vrywilllg in ballingschap trokken onder
het voorwendsel van *n zachter klimaat en
hun gezondheid.
Als kinderen hebben we gerulmen tyd
ln t buitenland gewoond, en toen de oorlog
uitbrak, waren we ln Italië. MUn zuster is
nooit sterk genoeg geweest, om de reis naat
Engeland te aanvaarden, en zoo waren we
wel gedwongen, ln Rome te blUven. Boven
dien was het reizen toen zóó moeliyk, zei
ze eenvoudig. En we waren er zóó gelukkig.
Althans, Mary was er gelukkig.
Richard Grove was thans opgestaan en
had zich naar Lady Murray begeven.
Is dat Mallory van Linfold, die zoo'n
lang onderhoud met Carina heeft gehad?
vroeg hU.
Ja. Kent ge hem, Richard?
Neen. Ik heb slechts van hem gehooró
van den kant van kennissen zyner vrouw.
O, lk heb die arme Iris nauwelUks ge
kend, sprak lady Murray. ZU vormden, meen
geen gelukkig echtpaar, wel? Ik her
inner mU zoo iets. Maar lk hem altUd veel
van Jim gehouden.
Het scheen wel, alsof zU door haar spraak
zaamheid Grove wilde verhinderen, Iets
kwaads van Jim Mallory te vertellen.
Neen, het was geen gelukkig huweiyk.
merkte hij op. Wat ziet Carina er heden
avond bekoorlijk uit! ging hU voort.
Ja, vindt u niet? t Is zoo'n lief kind!
zy heeft rust noodig, frlssclie lucht en
goede voeding, vervolgde Grove. ZU ls vol
komen overwerkt. En geen wonder! En zUn
blik rustte met byna vaderiyke bezorgdheid
op Carina.
Ik doe al wat ik kan! zei Lady Murray,
en zy ziet er ook reeds veel beter uit, dan
toen zU hier kwaml
Laat haar toch vooral niet werken:
sprak hU nog met *n zeker ongeduld. Haar
laatste boek vertoonde teekenen van ver
moeidheid. Haar beste werk tot op heden is
zóó goed, ze mag nimmer meer werk leve
ren, dat minder goed is!
Dat moet ge haar maar eens vertellen,
Richard, zy luistert naar u. Ik ben maar *Q
oude tante! ZU lachte vrooiyk.
Ik wilde, dat Alfred haar nu eens zien
kon, zooals zy er van avond uitziet. Wat
zou hy trotsch op haar zyn. WonderlUx
kind!
HU drukte Lady Murray de hand en
sloop weg, zonder verder iemand te groeten.
Er ls iets wat hem hindert, dacht Lady
Murray. Ik vraag mU af, wat het geweest
kan zUn. Ik denk niet, dat hU iets geeft om
Mallory of misschien heeft hy ook iets te
zUnen nadeele gehoord, en zegt hU maar.
dat hU hem niet kent.
^U begaf zich door den salon naar bat
venster, waarvoor haar nicht met Mallory
in gesprek was.
'n Blauwig waas hing over den tuin ai»
een sluier, doorweven met enkele blanke
nevelstrepen, boven hun hoofden twinkelden
zwak de sterrea.
Mallory sprong overeind en herhaalde zijn
uitnoodiging.
O, ik ben zeker, dat het ons bevallen
zal. JU hebt nog nimmer een cricketmatch
tusschen Eton en Harrow meegemaakt, ls -e
wel, Carina? Zou je het niet heerlUk vin
den?
Zeker, tante. Het zal voor mij een
nieuwe ondervinding zyn, sprak miss Rams-
den. BUna alles in Londen ls nieuw voor
mU- legde zU uit, zich tot Mallory wendend.
Toen hU dien avond afscheid van haar
nam, had Mallory reeds toegelaten, dat de
gedachte, Carina tot zUn vrouw te maken,
zich definitief in zUn geest had vastgezet.
Nog nooit tevoren had hU zich zoo spoedig
tot een vrouw aangetrokken gevoeld. Van
Lady Murray moest hU meer over haar te
weten komen. Voor de tweede maal in z'n
leven erkende hU, verliefd geworden te zUn.
Die ongewone schoonheid ln haar werkte
betooverend op hem.
Doch eerst moest zU Peter zien..*.
DERDE HOOFDSTUK.
„Lieve Carina, je hebt het hart van Jim
Mallory stormenderhand veroverd!"
In „-„iiirMende, vriendelüke sten» yan
tikje ironie.
(Wordt vervolgd».