Opruiming
B.J.v.Uemt
ELKE
TOONKAMER
NAAR HET LAND VAN OVERZEE
Restanten tapijten en
too^rs. Karpetten j
en eenige
Ameublementen
tweede blad
WOENSDAG 20 JANUARI 1932
Gedurende eenige weken
WAT ER
ACHTER STEEKT
Op den Karmel Sint Jan van Acre
i
BLADZIJDE I
Groote Houtstraat 62-67
INDEXCIJFERS
GEMENGD NIEUWS
NIEUWE KOUDE-PERIODE
TE WACHTEN?
TWEE BRANDEN TE SLUIS
LANDBOUW EN VISSCHERI]
DE AARDAPPEL-UITVOER
NAAR ENGELAND
Een 1932-surprise voor den
kleinen boer
LUCHTVAART
DE POSTVLUCHTEN
De „Uil" te DJask
Uit Balaria een groote machine
noodig wegens veel passagiers
bij het G.E.B. erkende Instal
lateur staat U gaarne met onze
ZIJLSTRAAT 70
ten dienste, waar een zeer uit
gebreide keuze ELECTRISCHE
APPARATEN op elk gebied
aanwezig is
ONDERWIJS
ACADEMISCHE EXAMENS
GROOT-
PROTESTANTSCHE
PLAN
Een aantal Pransche bladen voelt zich
weer geroepen de legende te verspreiden
van geheime wapenfabricage in ons land
ten behoeve van onze onbewapende Ooste
lijke buren.
De ontwapeningsconferentie van Genève
komt in zicht en de veronderstelling ligt
voor de hand, dat op die conferentie
Frankrijk den voet tegen al te sterken aan
drang op vermindering van zijn bewapening
schoor wil zetten met het argument, dat
Duitschland veel beter van wapenen is
voorzien, dan door Versailles is toegestaan.
Die veronderstelling wordt nog versterkt
door wat de heer Paul Kiès, hoofdredacteur
van het anti-militairistische weekblad „Oor
log of Vrede" als een door hem opgedane
ervaring vertelt:
Korten tijd geleden heb ik op het kantoor
van „Oorlog of Vrede" een zeer merkwaa--
dig bezoek gehad. Het bezoek namelijk van
iemand (het kan een verfranschte Hollan
der en ook een verhollandschte Fransch-
man zijn geweest), die blijkbaar zóó ver
zekerd was van mijn, laten we het noemen
„bereidwilligheid", dat hij met beleedigen-
de openhartigheid mij heeft voorgesteld een
artikel te schrijven of althans hem op door
hem te stellenv ragen in bepaalden zin te
antwoorden, zóódanig, dat op die wijze zou
vast komen te staan, dat m.i. inderdaad
in Nederland wapenfabricage plaats vindt
ten behoeve van Duitschland. De versprei
ding van het artikel of antwoord kon ik
hem gerust overlaten en ik zou mij niet
hebben te beklagen over zijn ondankbaar
heid en die van hen waarvoor hij werkte!
Ik ben toen zoo dom geweest wat al te
spontaan te laten merken, dat de man bij
mij al aan een totaal verkeerd kantoor was
en zulks wat ondubbelzinnig, zoodat de
man vrijwel even plotseling verdween als
hij gekomen was. Zooals het gaat, bij het
binnenkomen en voorstellen had de man
een naam gemompeld, dien ik niet ver
staan had en die mij op dat oogenblik
uiteraard nog niet veel belar.g inboezemde.
Ik was natuurlijk verstandiger geweest als
ik den man aan een lijntje had gehouden,
maar het voorstel werd zoo schaamteloos
gedaan, dat ik er alleen dom op heb wetpn
te reageeren. Ik zou er dan ook nauwelilKS
over hebben kunnen spreken of schrijven,
ware het niet, dat ik een getuige heb, die
het onderhoud heeft aangehoord.
In het korte gesprek, - dat wij voerden
(in de allereerste oogsnblikken begreep ik
den man niet direct), pakte hij brieven en
eenige nummers van „l'Eclaireur" (het te
Nizza verschijnende blad, dat de praatjes
over de Nederlandsche wapenfabricage voor
Duitschland colporteerde), uit, zeide hij mij
daarvoor te werken, trouwens ook voor an
dere Fransche bladen en deelde hij mij
mede, zeer nauwe relaties te hebben met
de Fransche wapenfabricage.
Op mijn eerste tegenwerping zei hij, dat
het toch heel gewoon is, dat in Frankrijk
de bewapening gelijk opgaat met de geva
ren, die voor Frankrijk blijken uit de oe-
richten over Nederlandsche wapenfabricage
voor Duitschland.
Op mijn tweede, dat ik volstrekt geen be
zwaar behoefde te maken, want hij „stond
ook in contact met andere Nederlanders,
waaronder oud-officieren".
En op mijn derde.. ..is hij schielijk ver
dwenen.
Er moeten dus berichten over wapenfa
bricage hier te lande ten behoeve van
Duitschland worden gefantaseerd om de
Fransche positie te Genève sterker te ma
ken.
„De Morgen" vraagt of dergelijke onge-
wenschte vreemdelingen-scribenten, die ons
land ernstig belasteren en in opspraak
brengen, niet uitgewezen kunnen worden.
Dat lijkt ons niet de meest geëigende
weg oil) den lasteraar aan de kaak te stel
len. Kwaaddenkenden zouden al spoedig tot
de conclusie komen, dat de betrokken per
soon te veel te weten was gekomen, dat wij
toch wel degelijk wat te verheimelijken heb
ben.
En dat juist dient voorkomen. In Den
Haag zetelt een Fransche militaire attaché.
Laat de Regeering hem uitnoodigen alle
fantasieën van de schrijvers of den schrij
ver in de Fransche bladen te controleeren.
Met één daarvan heeft hij het blijkbaar
reeds gedaan. Het gaat hier niet om een
Nederlandsch belang alleen; het gaat er
niet om op de eerste plaats of Nederland
eerbiedigt, onverplicht, uit vrije beweging,
wat tusschen andere Staten overeengeko
men is; maar het gaat om een wereldbe
lang; het gaat er om of Frankrijk een
voorwendsel in handen krijgen zal, een
voorwendsel van onzen kant geleverd, om
de ontwapeningsconferentie te bemoeilijken,
zoo niet ze te doen mislukken. En dèt mag
onze Regeering niet gedoogen.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
publiceert geregeld indexcijfers, cijfers waar
uit gelezen worden kan, hoe in een bepaald
jaar, of in een bepaalde maand, de prijzen
van bepaalde artikelen zich verhielden tot
de prijzen van diezelfde artikelen in een an
der jaar, of in een andere maand. Punt van
uitgang is dan veelal het laatste „normale"
jaar, 1913, het jaar vóór den Europeeschen
oorlog.
We hebben het op die indexcijfers nooit
bizonder begrepen gehad.
Als de vrouw des huizes haaf echtgenoot
om meer huishoudgeld vraagt omdat de kin
deren zooveel grooter worden, wijst manlief
triomfantelijk op de indexcijfers in de krant,
die onomstootelük bewijzen dat alles zooveel
goedkooper is!
Als een arbeider zijn baas om opslag
vraagt, omdat hij nu al vijf jaar op hetzelfde
loon is blijven staan, houdt deze hem met
hetzelfde gebaar de krant voor den neus:
maar man, zie eens, dertig, veertig procent
is in die vijf jaar je loon in waarde geste
gen!
Men dat is de groote massa leest ln
die cijfers wat er niet in ligt, wat het Cen
traal Bureau ook nooit er in heeft willen
leggen. Het zijn geen cijfers voor het groote
publiek, dat ze niet lezen kan en er toch
gebruik, veelal verkeerd gebruik, van maakt.
Het „bene docet qui bene distinguit" dient
hier terdege te worden in acht genomen. Wie
met de indexcijfers wat b e w ij z e n wil, wie
ze wil toepassen op het dagelijksch leven,
moet wèl weten te onderscheiden. Hij dient
zich af te vragen of ze betrekking hebben op
groot- of kleinhandelsprijzen; hij dient er
rekening mee te houden welk percentage
van het huishoudelijk budget er onder be
grepen is; hij heeft te bedenken vooral, wat
niet lp die cijfers is opgenomen huren
bijvoorbeeld en belastingen en vergoedingen
voor openbare diensten en vrage zich
daarbij af, in hoeverre de beteekenis van de
in de cijfers verwerkte artikelen door wat
daarbuiten is gehouden moet worden gecor
rigeerd.
Maar daartoe is niet ieder in staat en
daarom is de „populariseering" van de in
dexcijfers een gevaar.
Een gevaar vooral in dezen tijd, nu vaak
men al te lichtvaardig bewijzen wil wat al
thans met die cijfers alléén niet afdoende
te bewijzen is.
De abnormaal schijnende weersgesteld
heid gedurende een reeks van jaren men
denke aan den buitengewoon kouden win
ter van 1929 en de zeer natte zomers van
1930 en 1931 heeft, schrijft dr. Rudolf
Podezena in „Die Umschau" de aandacht
getrokken.
Allerlei oorzaken worden aangegeven en
men is in de toekomst in deze niet erg
optimistisch, terwijl men vergeet, dat de
waarnemingen op zeer beperkt oppervlak
en over een geringe tijdruimte gedaan zijn.
Schrijver meent, dat men, veel langere
waarnemingsperiodes raadplegend, veel
gunstiger over de toekomst mag denken.
De belangrijkste astronomen, geologen en
meterologen uit deze en vorige eeuw, heb
ben vastgesteld, dat het aardoppervlak, als
geheel beschouwd, sinds het ontstaan van
organisch leven tot op heden nooit zulke
tempsratuursuitersten meemaakte, dat het
organisch leven ernstig in gevaar kwam. De
onlangs in het ijs van Groenland omgeko
men aardkundige A. Wegener kwam tot het
resultaat, dat wel op enkele plaatsen kli
maatsrevoluties geschied zijn de ijstijden
b.v. maar dat de zon de intensiteit van
haar stralen gedurende op z'n minst
50.000.000 jaren niet heeft gewijzigd! De
zon kan dus niét de oorzaak van de kli
maatsomwentelingen zijn. Het is hét lucht-
omhulsel van de aarde, dat haar tegen ver
lies van warmte beschermt.
De atmosfeer werkt op dezelfde wijze als
het glazen dak van een warenhuis. Glas en
luchthulsel la.ten namelijk lichtstralen door,
warmtestralen niet. De energie, welke de
zon ons toezendt, bestaat voor het grootste
deel uit licht. Dit dringt door den lucht-
mantel van de aarde en verwarmt haar. De
in warmte omgezette energie, welke voor
een deel teruggestraald wordt, kan niet
meer door den luchtmantel in de wereld
ruimte terug en blijft zoo op onze planeet.
Het zijn de betrekkelijk in kleine hoeveel
heden voorkomende waterdampen en kool
zuren, zon en koolwaterstoffen, die de
warmte opvangen. Koolzuur is gemiddeld
maar voor 0 03 volumenpercent ln de lucht
aanwezig. Niettemin zou de gemiddelde
temperatuur der aarde met 21 gr. C. dalen,
als dat driehonderdste vóiumenprocent
koolzuur uit de lucht verdwijnen zou. Een
verdwijning van de helft zou de algemeene
aardetemperatuur met 4 gr. C. verminderen,
een verdubbeling die temperatuur 4 gr. C.
hooger brengen. Wat echter bijzonder van
belang is: een vermindering van het kool-
zuurgehalte der lucht verscherpt de tempe
ratuursverschillen tusschen de verschillende
deelen van het aardoppervlak, een vermeer
dering vermindert die verschillen. De geo
loog Frech heeft aangetoond, dat steeds in
tijden van groote vulcanische uitbarstingen
het koolzuurgehalte der lucht toenam en
daarmee ook de warmte, zoodat de aarde
warme tilden doormaakte. De hoofdbronnen
van het luchtkoolzuur zijn de vulkanen. De
ijstijden worden gekenmerkt door een bijna
totaal ontbreken van vulkanenwerking.
Er zijn echter koolzuurverbruikers: de zee
neemt 5/6 deel op. De planten zijn mede
groote verbruikers (jaarlijks 1/50 deel)
Verder wordt koolzuur ook nog door ver
weering en turfvorming gebruikt. Toch
staat het volkomen vast, dat het koolzuur
gehalte der lucht, hoewel langzaam voortdu
rend toeneemt.
De redenen hiervoor zijn de volgende: De
industrieën zijn in staat, een in aanmer
king komenden invloed op het koolzuurge
halte der lucht uit te oefenen. Zij verbran
den jaarlijks 1500 tot 2000 millioen ton ko
len; ook het verbruik van petroleum en
benzine helpt mee en men mag er zelfs
op rekenen, dat het verbruik van z.g. fos
siele brandstoffen zich nog zal uitbreiden.
De hoofdbron van koolzuurtoevoer, de vul
kanen, worden blijkens de laatste honderd
jaar eer roeriger dan rustiger en dus is
ook van hen vermeerdering van koolzuur
te verwachten. Beslissend echter is in deze
het feit, dat de zee nog altild koolzuur op
neemt. Er is dus nog geen evenwicht tus
schen het aanwezige koolzuur der lucht en
den door de zee opgeslurpten voorraad van
dit gas bereikt. Ook blijkt, dat het kool
zuurgehalte der lucht boven het vasteland
aanzienlijk hooger is dan boven de ocrc-
nen. Het verschil bedraagt op plaatsen zelfs
tot 10 pet. Daar de evenwichtstoestand tus
schen zee en land nog niet bereikt is. moet
van het vasteland uit een gestadige verhoo
ging van het koolzuurgehalte der totale
atmosfeer geschieden en moeten vroeger
de oceanen met een lucht in aanraking
zijn gekomen, die armer was aan koolzuur
dan in den tegenwoordigen tijd.
Ook de waterdamp speelt bij het warm
houden der aarde een rol. De atmosfeer
bevat ongeveer zesmaal zooveel waterdamp
als koolzuur. Niettemin is voor de warmte-
oeconomie der aarde het koolzuur het be
langrijkste gas, daar een verdwijnen zelfs
van een zeer gering percent een tempera-
tuursverlaging moet veroorzaken, welke
dadelijk een onevenred'g groote condensa
tie van den waterdamp bewerkt, waar
door deze buiten de lucht geraakt. Het
boven besprokene bewijst, dat de algemeene
klimatologische toestand van onze planeet
zich in de toekomst slechts gunstiger kan
ontwikkelen. De waarnemingen van den
ijstoestand in de Poolstreken hadden tot
resultaat, dat de ijsvorming aldaar tegen
woordig merkbaar achteruit gaat. De Rus
sische ijsbreker „Sjedof" trof in 1929 het
Koningin Victoria-meer. noordwestelijk
van Frans Josefland in den nazomer, vol
komen tegen de verwachting, tot 82 gr.
14 min. N.B. ijsvrij aan. Dat de tempera-
tuurstoestand op enkele plaatsen der aarde
wisselingen mee maakt, is duidelijk. De ge
stadige verrijking van de lucht met kool
zuur zal echter in de komende tijden zeker
een gunstiger klimaat dan thans op de heele
aarde veroorzaken. Vooral ook zal het ge
lijkmatiger zijn, vooral in de koudere zo
nes en dat zal voor alles aan den landbouw
ten goede komen.
Nadat in den nacht van Zondag op Maan
dag een landbouwschuur met veel materiaal
er in op de hofstede van den landbouwer
M. te Sluis door onbekende oorzaak was af
gebrand, waarbij enkele kiypen het leven
verloren, heeft Maandagavond de brand
weer opnieuw moeten uitrukken voor een
brandende vlasschelf op de hofstede van
den landbouwer de Br.
In het eerste geval kon de brandweer niet
beletten, dat de schuur geheel afbrandde, in
het tweede geval ken zij voorkomen, dat het
voor de nabij staande schuur aantastte.
De oorzaak is in beide gevallen onbekend;
zoowel het een als het ander was verzekerd.
Uit oostelijk Noord-Brabant bericht men
ons nader, dat in die landstreek de aankoop
van aardappelen voor den export naar En
geland zich verder ontwikkeld De prijzen
zijn reeds tot ƒ325 per 100 K.G. gestegen.
Uit handelaarskringen wordt gemeld, dat
het export-kwantum, dat thans in deze
streken voor Engeland wordt opgekocht, op
bet viervoud van normaal wordt geraamd.
Voor den kleinen boer mag deze loop van
zaken als een onverwachte sudprise van 1932
worden aangemerkt. De aardappelen wor
den via Rotterdam naar Engeland ver
scheept.
De „Reiger" op Schiphol
Het postvliegtuig „De Reiger" is Dins
dagavond 7 uur bij nachtverlichting op het
vliegveld Schiphol te Amsterdam geland.
De bemanning bestond uit de piloten
Silievis en Brugman, den boordwerktuig
kundige De Blanken en den marconist Dené.
Bij de K. L. M. is bericht ingekomen dat
de „Uil" Dinsdag te 6.50 uit Jodpur is ver
trokken en te 10/20 te Karachi is aan«
gekomen.
Te 1.11 uur vertrok het toestel vandaar
en landde te 15.10 te Djask.
Naar het „Hbld." verneemt is er een wij
ziging gebracht in den dienst van Balaria
hierheen: in zooverre, dat Smimoff, die
daar pas is aangekomen met de ..Duif", reeds
Vrijdag a.s. weer naar Nederland vertrekt.
De „Duif" is n.l. de nieuwste F. XII van
de K. L. M. een groote machine dus. En
voor deze terugreis zijn op verschillende
punten en met verschillende bestemmingen
reeds vijf passagiers geboekt. Het was
dus noodzakelijk om een grooter vliegtuig
in te leggen.
De „Duif" krijgt passagiers voor Calcutta
en neemt onderweg passagiers op voor Mar
seille en voor Rome.
GEVESTIGD «-
breed en diep door de wereld. Maar welke
verten van historie ontsluiten er zich niet
eveneens, want vóór u ligt S. Jan van
Acre.
De stad der kruisvaarders.
tijd, nu de aanvallen tegen al wat den Chris
tus erkent als den Koning der hcele maat
schap in steeds grooter felheid worden uit
gevoerd, allen die fier den naam van Chris
ten dragen zich aansluiten ter verdediging
van hun hoogste bezit.
En dèn alleen zal die verdediging tot de
overwinning leiden, als we de maatschappij
met de christelijke beginselen doordrenken;
als, om de woorden te gebruiken van den
Saksischen ex-kroonprins, pater Georg van
Saksen, de christelijke geloofsinhoud weer
middelpunt wordt des levens.
Mist ds. van Hoogenhuyse zoozeer al
len werkelijkheidszin, dat hij die taak op de
te zwakke schouders alleen van het Protes
tantisme zou willen laten? Het zou, zijn goede
bedoeling ten spijt, onder dien te zwaren
last kunnen bezwijken.
Een café ln de open lucht te Sint Jan van Acre.
LEIDEN, 19 Jan. 1932. (Uuiversiteit te
Leiden). Geslaagd: Doctoraal examen rech
ten, de heeren F. C. Stfthle, L. P. M. Ver
burg, G. J. H, Vormer en H. C. Vos,
Daar de zee voor Haïffa als een boog ligt
gerond, ziet men er de beroemde kruisvaar
dersvesting op den anderen, tegenoverlig-
genden oever uitgestrekt. Palmen overscha
duwen het strand van hier tot ginds. Palmen
wuiven er ook boven Haïffa. Maar van deze
havenstad, die zich onder het huidige En-
gelsche bestuur haast om zich te moderni-
seeren, en haar Oostersch voorkomen willig
prijsgeeft voor een volstrekt waardelooze
banaliteit, steekt men gaarne naar het oude
Acre over, dat zijn vestingmuur bewaarde
met een stadspoort en zijn betrekkelijk nieu
we huizen optrok met de brokstukken van
vervallen paleizen en kloosters in puin. In
het Boek der Rechters wordt de stad al ver
meld. Later heette zij Ptolemaïs. Cleopatra
gaf ze aan de Syriërs, en ze werd een Ro-
meinsche kolonie. Hier ging S. Paulus aan
land, en in 198 was er al een bisschop. Toen
ze in de handen der Saraceenen viel, nam
ze haar vroegeren naam Akka weer aan. Met
de kruisvaarders werd zij S. Jan van Acre
genoemd, werd zij de groote haven van het
koninkrijk van Jerusalem.
Sint Helena was er aan land gegaan,
de Moeder van Constantijn, die het Kruis
des Heilands zou terugvinden; Lodewijk, de
heilige koning van Frankrijk, was er geko
men om den Karmel te bestijgen en zijn
biograaf, de sire de Joinville berichtte er
over. In 1219 zou ook Franciscus van Assisië
er landen, om daar ter plaatse zijn eerste
klooster te stichten ln het Heilig Land: en
sedert zijn de Franciscanen de bewaarders
der heiligdommen van Palestina gebleven.
Boven de stad rees het klooster, dat een
vesting was: de gekanteelde sterkte der
machtige ridders van S. Jan: en daarmee
was de stad het hechte bolwerk der Chris
tenheid en de steunpilaar der Europeesche
legers in het Oosten.
In 1291 viel Sint Jan van Acre en daar
mee was een eind gesteld aan het Latijnsche
rijk in het Morgenland. Het was het laatste
houvast geweest van de macht der kruis
vaarders. Dertig duizend christenen lieten er
het leven en het klooster op den Karmel
werd uitgemoord. Andermaal was het woord
van Jeremias IV, 26, bewaarheid: de Karmel
is een woestijn geworden.
In de XVIIde eeuw wordt het Karmelieten
klooster herbouwd, tegenover de stad van
Sint Jan, die onder de horens der halve
maan verturkscht was. Nauwelijks had Na
poleon er zijn nederlaag geleden, of de storm
der vernieling, door de Turken opgeroepen,
gaat weer verwoestend over den heiligen
berg. Met de steenen der gevallen klooster
muren bouwt Abdullah Pascha er een paleis,
en boven de kruisvaardersstad rijst de
minaret der moskee van Jezzar. Met haar
middeleeuwsche vestingmuren behield zij
niets meer dan de verbleekte herinneringen
van haar glorieuzen heldentijd; Akka heet
zij opnieuw met haar Arabischen naam, en
de zonen van Mahomed, in de bonte kleedij
die de kleuren der woestijn draagt, zonnen
er zich ln het gezicht der zee, of verdroomen
den dag in de schaduw der palmen; maar op
den top van den Karmel luidt sinds 1853
weer de Angelusklok het eeuwig „Ave".
Het is genoeg maar éven enkele herinne
ringen op te halen en het oor tot luisteren
te dwingen naar den weergalm die opruischt
uit de diepte der tijden, als met de fluiste
ringen der wiegende zee, en plotseling ben
ik er my blij van bewust in een ander land
te zijn, waar over het leven der dagen heen,
dat er andere vormen en kleuren heeft, de
vleugelslag ruischt van groote herinneringen
en de stemmen gonzen van verledens glorie
en zege, van verledens strijd en smart en
vreugd.
Wie in zijn eenzaamheden met zijn ge
dachten huist en met zijn droomen leeft, is
nooit zoo geheel alleen! En ik denk met wee
moed aan de pelgrims van Nederland op hun
terugreis, die niet langer blijven, en toeven
konden, die daar nu drijven met hun
schip op zee en weer spoedig thuis zijn. Hun
dagen waren te kort en hun uren te weinig
talrijk, om dit land te zien zooals het is, in
heel den luister zijner heugenissen, met de
veelheid zijner stemmingen, met dien over
vloed van ontroeringen die het meedeelt aan
hem die zijn ziel te benaderen weet, waar zij
sluimert achter den sluier der dingen. Doch
wie ook alleen maar zijn glans zag en 't
rythme zijner vormen, of het hart voelde
kloppen op den klank van een naam in tee-
der en vroom gedenken, mag daarmee al
voor het verder leven gelukkig zijn.
In een bespreking van het plan van ds. van
Hoogenhuyze om te komen tot de stichting
van een Groot-Protestantsche Partij ver
werpt ook „De Standaard" het motief van
den promotor voor zoover deze de oestrijding
van het Katholicisme eersten plicht acht.
In den strijd tegen de ontbindende mach
ten dezer eei^w. aldus het blad van dr. Colijn,
moeten de Katholieken als gewaardeerde
bondgenooten worden begroet.
Het haalt dan uitspraken aan van Groen
van Prinsteren als:
„Tegen het ongeloof zijn we met de gan-
sche Christenheid, Roomsch of on-Roomsch,
vereenigd door het geloof in de eenige of
ferande, eenmaal aan het kruis volbracht."
„Christus is het vereenigingspunt; in Hem
hebben Roomschen en Protestanten tegen
over het ongeloof een gemeenschappelijk be
lang," om te besluiten met de woorden; „Het
groote onderscheid Is niet Roamsch en on-
Roomsch, maar geloof en ongeloof."
Meer dan ooit inderdaad moeten in dezen
X.
Na fie afreis der pelgrims.
De pelgrims zijn vertrokken: de landge-
Nooten zijn terug naar Holland.
Ik herhtaal met weemoed telkens weer de
lfde woorden, als moest ik er mij met ge
weld van overtuigen en 't met harde woor
den in mijn hersens hameren, dat ik nu
Voortaan alléén ben, moederziel alleen, op
dezen vreemden bodem van het Land van
Overzee.
Ze zijn weer weg. Als een groot vreemd
Schitterding lag het schip met al zijn lichten
ki het duister, buiten den golfbreker van de
aanlegplaats van Haïffa, waar men nog al
tijd bouwt aan de haven. Pralend lag het er
°P het donkere water, toen de sloep van wal
tdng, met de passagiers en de koffers en de
Op den top van den berg Karmel.
En nog eenmaal ben ik, voor mijn vertrek
uit Haïffa, naar den top van den berg ge
trokken, waar daags te voren de Nederland
sche pelgrims, door „Europa Express" geleid,
den zegen van het Allerheiligste ontvingen
vóór hun inscheping. Want de havenstad
Haïffa ligt tegen den Karmel geleund, die
hier als een kaap in de zee staat, en met
zijn langgelijnden rug de kuststrook scheidt
van het binnenland, Het is de berg waarvan
Isaïas XXXV 2 de voortreffelijkheid roemt
en Amos IX 3 de geduchtheid. Maar zijn
roem is de glorie van Elias.
te gaan door de tragische stad, waar een-
Hoeveel indrukwekkender is hij dezen mor
gen, nu ik te voet tijg naar zijn kruin en
De historische vlakte bij den op dón
"«einde, schreeuwende stuurlui. De sloep
Verloor zich ln de duisternis en de stemmen
Verloren zich ln de stilte. Wat golfgeflapper
tegen de steenen kade. Tegen het donker
Van den hemel, oprijzend uit het donker der
Nachtelijke zee, lag het schip met al zijn
kuipen te gloeien, zonder lijn of omtrekken:
NHeen maar gestippel van lichten, van zijn
vonde patrijspoorten en zijn lange verdek
ken. Iets als een tooverding uit een sprookje,
Zooals het daar lag. En als een wonderlijk
vreemd verhaal van schoone onwerkelijkheid
kwam het feest dezer dagen mij voor: zooals
We daar dan werkelijk, inderdaad, door Je-
hisalems straten trokken, by licht en by
donker, daar schreden over het tempelplein,
brandend in de zon onder het blauw van
den zomerschen hemel, en dan weer doken
bi de koele schaduwen der oude grafkerk,
Naar Bethlehem en naar Nazareth opgingen
en stonden voor het meer van Genezareth,
blauw als een droom, en aan den rand van
de Doode Zee met haar rollende golven,
zan den Jordaan-oever met zijn looverweel-
de, brandende in kleurige, herfstlijke
Pracht....
Nu zyn ze naar Holland terug, met het
Vonkelend schip, door den donkeren nacht,
die over de zee ligt; de pelgrims zyn weer
Naar huis, vertrokken en weg. De schoone
droom is ten eind.
De kade is leeg. Er waren maar weinig
Nienschen geweest. De invallende avond
drijft de inheemschen vroegtydig naar huis.
Evenals in Jerusalem, is ook in deze op
komende havenstad van geen nachtleven
sPrake. Het donker, dat er alle kleuren ver-
Wischt, dooft ook alle geluid. De straten zyn
keg en verlaten. En ik laat mij naar het
Notel brengen, Windsor heet het, en men
spreekt er Engelsch. Het is nog te vroeg
Voor het avondeten. Wat te doen? Ik ga naar
Nryn kamer: blij met het vooruitzicht om
daar wat stilletjes alleen te zitten. En ik
Vind er op mijn tafel een Engelschen Bijbel,
sis was ik in een „Missionshotel" van het
Noorden....
Daar ben Ik gaan zitten lezen in het on
sterfelijk boek, dat goddeiyk en menscheiyk
k. de oude, grootsche verhalen van Abraham
*N Loth, van Isaak en Jozef, van Saul, van
David, van Elias. En het was me, als ver-
Stond ik die nu al beter dan ooit. Want men
keft en ademt dan toch geen veertien dagen
Voor niets in het land, onder dezelfde luch
ten, waar die grooten, vaders en profeten,
bun leven leefden en hun daden stelden.
®Iaar wat zyn deze dagen tot nu toe anders
Keweest dan een vluchtig overzicht: een zien
Van dingen en een noemen van namen, zon-
jkr verdieping van gedachten, zonder ver-
NTOigd beleven van de verleden gebeurtenis
sen?
Wij leven zoo vlug en stellen ons zoo gauw
kvreden met oppervlakkigheden. Wy zijn
toeristen door het land gevlogen en ver
beuzelden de kostbaarste uren met kodaks en
Prentkaarten, in plaats van over dit land
j* roediteeren, tot de bybelsche gestalten en
e beelden der Evangelies er uit opdoemen
sk uit een leesbaren tekst.
-En nu ben ik tóch blijde dat ik hier mag
jJ'Uven, eenzaam en alleen, met niets dan
N®t boek der boeken, om myn stille gangen
kaal de zoon des Menschen zyn gebenedyde
'°eten gezet heeft.*
achtergrond gelegen Berg KarmeL
het heiligdom der Lieve Vrouw van den
Berg, dan toen wy gisteren saam er heen tuf
ten met een gemakkeiyken wagen. Is het al
leen omdat de zee zoo geweldig blauwt ach
ter de Johannisbroodboomen en de pinio's
van zijn flank: of is niet elk bereiken mooier,
wanneer het een bereiken is uit eigen kracht
en dus een belooning wordt voor vry willige
en edelmoedige inspanning?
Weer kniel ik voor de tronende Madonna,
onder het kleurig koepelgewelf, waaruit de
laatste Karmelieten-heilige, Treesje van Li-
sieux, haar rozenregen neerstrooit. En ik hoor
in gedachten en herinnering opnieuw de
prachtige veelstemmige muziek, waarmee de
paters van het Karmelklooster gisteren ons
geesteiyk af scheidsuurtje opluisterden: de
eenige goede muziek die wij hier in Palestina
hoorden. Ik denk aan de pelgrims, nu óp
zee, op reis naar Nederland: Eia ergo, ad-
vocata nostra, bescherm ze en geleld ze
Onder het altaar, als krypte, Ellas' grot,
waar de profeet verbleef in vasten en gebed,
en waar zijn herinnering jaariyks door
christenen en moslims gevierd wordt, die er
dan in feestelijke menigten samenkomen.
Daarnaast bevat de Karmel nog twee andere
merkwaardige plaatsen aan Elias toegewyd,
n.l. een tweede grot waar nu een moskee
staat en „de school der profeten" zou ge
weest zijn, waarvan de By bel gewaagt; en
een twintig kilometer van het eerste klooster
verwijderd, op den hoogsten top van den
bergrug, een tweede klooster, opgericht ter
plaatse waar het vuur van den hemel Elias'
cffer verslond en de Baaipriesters zich ver
geefs tot hun afgod wendden, zoodat zy er
verdelgd werden, de plaats ook waar de
profeet zyn dienaar uitzond om over de zee
uit te spieden: e'n er daagde een wolkje op,
niet grooter dan de hand van een man, die
het dorstende land den regen bracht.
Maar van de Karmeltoppen overschouwt
men méér dan de blauwe zee en de groene
vlakte van Esdrelon in Galiléa. En zoo de
grootsche figuur van Elias hier het eerst en
misschien vóór alles de gedachte bezig houdt,
de geweldige die Achab beschaamde en
Jezabel vernietigde, en wiens woord was als
een hamer die de rotsen verbryzelde, zoo
is het toch niet alleen deze dramatische By-
belgeschiedenis, die in dit landschap hier
staat uitgeschreven voor den peinzenden
geest. Van Karmels groene hoogten ziet men
breeder over de wereld uit, in dieper verte
en in jonger verleden; zoo ver immers als
de orde der Karmelieten zich over de wereld
verbreidde: want hier nam deze haar oor
sprong, daar zy Elias als haar stichter ver
eert. Zoo reikt de blik tot Spanje, waar de
groote fi. Theresia van Avila haar grootste
luister werd, en tot Duitschland. waar
van de Luthersche storm opstak, samen met
Jezuïeten en Capucynen zoo glansrijk juist
ook door de Karmelieten bestreden. Aan
Maria, door Luther gehoond, werd als Ko
ningin van den Berg Karmel sedert voor
deze beleedigingen eerherstel gebracht. Staat
er nu van dit punt niet een regenboog van
hemelsche zegeningen over de wereld ge
spannen, van den Karmelweg tot de
Massabiellarotsen van Lourdes, waar de
laatste verschyntng van de Lieve Vrouwe
plaats greep op den zestiende Juli, het feest
van den Karmel?
Zoo gaat de blik van dezen berg af wel