Opruiming B.J.v.Uemt ELKE TOONKAMER NAAR HET LAND VAN OVERZEE Restanten tapijten en too^rs. Karpetten j en eenige Ameublementen tweede blad WOENSDAG 20 JANUARI 1932 Gedurende eenige weken WAT ER ACHTER STEEKT Op den Karmel Sint Jan van Acre i BLADZIJDE I Groote Houtstraat 62-67 INDEXCIJFERS GEMENGD NIEUWS NIEUWE KOUDE-PERIODE TE WACHTEN? TWEE BRANDEN TE SLUIS LANDBOUW EN VISSCHERI] DE AARDAPPEL-UITVOER NAAR ENGELAND Een 1932-surprise voor den kleinen boer LUCHTVAART DE POSTVLUCHTEN De „Uil" te DJask Uit Balaria een groote machine noodig wegens veel passagiers bij het G.E.B. erkende Instal lateur staat U gaarne met onze ZIJLSTRAAT 70 ten dienste, waar een zeer uit gebreide keuze ELECTRISCHE APPARATEN op elk gebied aanwezig is ONDERWIJS ACADEMISCHE EXAMENS GROOT- PROTESTANTSCHE PLAN Een aantal Pransche bladen voelt zich weer geroepen de legende te verspreiden van geheime wapenfabricage in ons land ten behoeve van onze onbewapende Ooste lijke buren. De ontwapeningsconferentie van Genève komt in zicht en de veronderstelling ligt voor de hand, dat op die conferentie Frankrijk den voet tegen al te sterken aan drang op vermindering van zijn bewapening schoor wil zetten met het argument, dat Duitschland veel beter van wapenen is voorzien, dan door Versailles is toegestaan. Die veronderstelling wordt nog versterkt door wat de heer Paul Kiès, hoofdredacteur van het anti-militairistische weekblad „Oor log of Vrede" als een door hem opgedane ervaring vertelt: Korten tijd geleden heb ik op het kantoor van „Oorlog of Vrede" een zeer merkwaa-- dig bezoek gehad. Het bezoek namelijk van iemand (het kan een verfranschte Hollan der en ook een verhollandschte Fransch- man zijn geweest), die blijkbaar zóó ver zekerd was van mijn, laten we het noemen „bereidwilligheid", dat hij met beleedigen- de openhartigheid mij heeft voorgesteld een artikel te schrijven of althans hem op door hem te stellenv ragen in bepaalden zin te antwoorden, zóódanig, dat op die wijze zou vast komen te staan, dat m.i. inderdaad in Nederland wapenfabricage plaats vindt ten behoeve van Duitschland. De versprei ding van het artikel of antwoord kon ik hem gerust overlaten en ik zou mij niet hebben te beklagen over zijn ondankbaar heid en die van hen waarvoor hij werkte! Ik ben toen zoo dom geweest wat al te spontaan te laten merken, dat de man bij mij al aan een totaal verkeerd kantoor was en zulks wat ondubbelzinnig, zoodat de man vrijwel even plotseling verdween als hij gekomen was. Zooals het gaat, bij het binnenkomen en voorstellen had de man een naam gemompeld, dien ik niet ver staan had en die mij op dat oogenblik uiteraard nog niet veel belar.g inboezemde. Ik was natuurlijk verstandiger geweest als ik den man aan een lijntje had gehouden, maar het voorstel werd zoo schaamteloos gedaan, dat ik er alleen dom op heb wetpn te reageeren. Ik zou er dan ook nauwelilKS over hebben kunnen spreken of schrijven, ware het niet, dat ik een getuige heb, die het onderhoud heeft aangehoord. In het korte gesprek, - dat wij voerden (in de allereerste oogsnblikken begreep ik den man niet direct), pakte hij brieven en eenige nummers van „l'Eclaireur" (het te Nizza verschijnende blad, dat de praatjes over de Nederlandsche wapenfabricage voor Duitschland colporteerde), uit, zeide hij mij daarvoor te werken, trouwens ook voor an dere Fransche bladen en deelde hij mij mede, zeer nauwe relaties te hebben met de Fransche wapenfabricage. Op mijn eerste tegenwerping zei hij, dat het toch heel gewoon is, dat in Frankrijk de bewapening gelijk opgaat met de geva ren, die voor Frankrijk blijken uit de oe- richten over Nederlandsche wapenfabricage voor Duitschland. Op mijn tweede, dat ik volstrekt geen be zwaar behoefde te maken, want hij „stond ook in contact met andere Nederlanders, waaronder oud-officieren". En op mijn derde.. ..is hij schielijk ver dwenen. Er moeten dus berichten over wapenfa bricage hier te lande ten behoeve van Duitschland worden gefantaseerd om de Fransche positie te Genève sterker te ma ken. „De Morgen" vraagt of dergelijke onge- wenschte vreemdelingen-scribenten, die ons land ernstig belasteren en in opspraak brengen, niet uitgewezen kunnen worden. Dat lijkt ons niet de meest geëigende weg oil) den lasteraar aan de kaak te stel len. Kwaaddenkenden zouden al spoedig tot de conclusie komen, dat de betrokken per soon te veel te weten was gekomen, dat wij toch wel degelijk wat te verheimelijken heb ben. En dat juist dient voorkomen. In Den Haag zetelt een Fransche militaire attaché. Laat de Regeering hem uitnoodigen alle fantasieën van de schrijvers of den schrij ver in de Fransche bladen te controleeren. Met één daarvan heeft hij het blijkbaar reeds gedaan. Het gaat hier niet om een Nederlandsch belang alleen; het gaat er niet om op de eerste plaats of Nederland eerbiedigt, onverplicht, uit vrije beweging, wat tusschen andere Staten overeengeko men is; maar het gaat om een wereldbe lang; het gaat er om of Frankrijk een voorwendsel in handen krijgen zal, een voorwendsel van onzen kant geleverd, om de ontwapeningsconferentie te bemoeilijken, zoo niet ze te doen mislukken. En dèt mag onze Regeering niet gedoogen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert geregeld indexcijfers, cijfers waar uit gelezen worden kan, hoe in een bepaald jaar, of in een bepaalde maand, de prijzen van bepaalde artikelen zich verhielden tot de prijzen van diezelfde artikelen in een an der jaar, of in een andere maand. Punt van uitgang is dan veelal het laatste „normale" jaar, 1913, het jaar vóór den Europeeschen oorlog. We hebben het op die indexcijfers nooit bizonder begrepen gehad. Als de vrouw des huizes haaf echtgenoot om meer huishoudgeld vraagt omdat de kin deren zooveel grooter worden, wijst manlief triomfantelijk op de indexcijfers in de krant, die onomstootelük bewijzen dat alles zooveel goedkooper is! Als een arbeider zijn baas om opslag vraagt, omdat hij nu al vijf jaar op hetzelfde loon is blijven staan, houdt deze hem met hetzelfde gebaar de krant voor den neus: maar man, zie eens, dertig, veertig procent is in die vijf jaar je loon in waarde geste gen! Men dat is de groote massa leest ln die cijfers wat er niet in ligt, wat het Cen traal Bureau ook nooit er in heeft willen leggen. Het zijn geen cijfers voor het groote publiek, dat ze niet lezen kan en er toch gebruik, veelal verkeerd gebruik, van maakt. Het „bene docet qui bene distinguit" dient hier terdege te worden in acht genomen. Wie met de indexcijfers wat b e w ij z e n wil, wie ze wil toepassen op het dagelijksch leven, moet wèl weten te onderscheiden. Hij dient zich af te vragen of ze betrekking hebben op groot- of kleinhandelsprijzen; hij dient er rekening mee te houden welk percentage van het huishoudelijk budget er onder be grepen is; hij heeft te bedenken vooral, wat niet lp die cijfers is opgenomen huren bijvoorbeeld en belastingen en vergoedingen voor openbare diensten en vrage zich daarbij af, in hoeverre de beteekenis van de in de cijfers verwerkte artikelen door wat daarbuiten is gehouden moet worden gecor rigeerd. Maar daartoe is niet ieder in staat en daarom is de „populariseering" van de in dexcijfers een gevaar. Een gevaar vooral in dezen tijd, nu vaak men al te lichtvaardig bewijzen wil wat al thans met die cijfers alléén niet afdoende te bewijzen is. De abnormaal schijnende weersgesteld heid gedurende een reeks van jaren men denke aan den buitengewoon kouden win ter van 1929 en de zeer natte zomers van 1930 en 1931 heeft, schrijft dr. Rudolf Podezena in „Die Umschau" de aandacht getrokken. Allerlei oorzaken worden aangegeven en men is in de toekomst in deze niet erg optimistisch, terwijl men vergeet, dat de waarnemingen op zeer beperkt oppervlak en over een geringe tijdruimte gedaan zijn. Schrijver meent, dat men, veel langere waarnemingsperiodes raadplegend, veel gunstiger over de toekomst mag denken. De belangrijkste astronomen, geologen en meterologen uit deze en vorige eeuw, heb ben vastgesteld, dat het aardoppervlak, als geheel beschouwd, sinds het ontstaan van organisch leven tot op heden nooit zulke tempsratuursuitersten meemaakte, dat het organisch leven ernstig in gevaar kwam. De onlangs in het ijs van Groenland omgeko men aardkundige A. Wegener kwam tot het resultaat, dat wel op enkele plaatsen kli maatsrevoluties geschied zijn de ijstijden b.v. maar dat de zon de intensiteit van haar stralen gedurende op z'n minst 50.000.000 jaren niet heeft gewijzigd! De zon kan dus niét de oorzaak van de kli maatsomwentelingen zijn. Het is hét lucht- omhulsel van de aarde, dat haar tegen ver lies van warmte beschermt. De atmosfeer werkt op dezelfde wijze als het glazen dak van een warenhuis. Glas en luchthulsel la.ten namelijk lichtstralen door, warmtestralen niet. De energie, welke de zon ons toezendt, bestaat voor het grootste deel uit licht. Dit dringt door den lucht- mantel van de aarde en verwarmt haar. De in warmte omgezette energie, welke voor een deel teruggestraald wordt, kan niet meer door den luchtmantel in de wereld ruimte terug en blijft zoo op onze planeet. Het zijn de betrekkelijk in kleine hoeveel heden voorkomende waterdampen en kool zuren, zon en koolwaterstoffen, die de warmte opvangen. Koolzuur is gemiddeld maar voor 0 03 volumenpercent ln de lucht aanwezig. Niettemin zou de gemiddelde temperatuur der aarde met 21 gr. C. dalen, als dat driehonderdste vóiumenprocent koolzuur uit de lucht verdwijnen zou. Een verdwijning van de helft zou de algemeene aardetemperatuur met 4 gr. C. verminderen, een verdubbeling die temperatuur 4 gr. C. hooger brengen. Wat echter bijzonder van belang is: een vermindering van het kool- zuurgehalte der lucht verscherpt de tempe ratuursverschillen tusschen de verschillende deelen van het aardoppervlak, een vermeer dering vermindert die verschillen. De geo loog Frech heeft aangetoond, dat steeds in tijden van groote vulcanische uitbarstingen het koolzuurgehalte der lucht toenam en daarmee ook de warmte, zoodat de aarde warme tilden doormaakte. De hoofdbronnen van het luchtkoolzuur zijn de vulkanen. De ijstijden worden gekenmerkt door een bijna totaal ontbreken van vulkanenwerking. Er zijn echter koolzuurverbruikers: de zee neemt 5/6 deel op. De planten zijn mede groote verbruikers (jaarlijks 1/50 deel) Verder wordt koolzuur ook nog door ver weering en turfvorming gebruikt. Toch staat het volkomen vast, dat het koolzuur gehalte der lucht, hoewel langzaam voortdu rend toeneemt. De redenen hiervoor zijn de volgende: De industrieën zijn in staat, een in aanmer king komenden invloed op het koolzuurge halte der lucht uit te oefenen. Zij verbran den jaarlijks 1500 tot 2000 millioen ton ko len; ook het verbruik van petroleum en benzine helpt mee en men mag er zelfs op rekenen, dat het verbruik van z.g. fos siele brandstoffen zich nog zal uitbreiden. De hoofdbron van koolzuurtoevoer, de vul kanen, worden blijkens de laatste honderd jaar eer roeriger dan rustiger en dus is ook van hen vermeerdering van koolzuur te verwachten. Beslissend echter is in deze het feit, dat de zee nog altild koolzuur op neemt. Er is dus nog geen evenwicht tus schen het aanwezige koolzuur der lucht en den door de zee opgeslurpten voorraad van dit gas bereikt. Ook blijkt, dat het kool zuurgehalte der lucht boven het vasteland aanzienlijk hooger is dan boven de ocrc- nen. Het verschil bedraagt op plaatsen zelfs tot 10 pet. Daar de evenwichtstoestand tus schen zee en land nog niet bereikt is. moet van het vasteland uit een gestadige verhoo ging van het koolzuurgehalte der totale atmosfeer geschieden en moeten vroeger de oceanen met een lucht in aanraking zijn gekomen, die armer was aan koolzuur dan in den tegenwoordigen tijd. Ook de waterdamp speelt bij het warm houden der aarde een rol. De atmosfeer bevat ongeveer zesmaal zooveel waterdamp als koolzuur. Niettemin is voor de warmte- oeconomie der aarde het koolzuur het be langrijkste gas, daar een verdwijnen zelfs van een zeer gering percent een tempera- tuursverlaging moet veroorzaken, welke dadelijk een onevenred'g groote condensa tie van den waterdamp bewerkt, waar door deze buiten de lucht geraakt. Het boven besprokene bewijst, dat de algemeene klimatologische toestand van onze planeet zich in de toekomst slechts gunstiger kan ontwikkelen. De waarnemingen van den ijstoestand in de Poolstreken hadden tot resultaat, dat de ijsvorming aldaar tegen woordig merkbaar achteruit gaat. De Rus sische ijsbreker „Sjedof" trof in 1929 het Koningin Victoria-meer. noordwestelijk van Frans Josefland in den nazomer, vol komen tegen de verwachting, tot 82 gr. 14 min. N.B. ijsvrij aan. Dat de tempera- tuurstoestand op enkele plaatsen der aarde wisselingen mee maakt, is duidelijk. De ge stadige verrijking van de lucht met kool zuur zal echter in de komende tijden zeker een gunstiger klimaat dan thans op de heele aarde veroorzaken. Vooral ook zal het ge lijkmatiger zijn, vooral in de koudere zo nes en dat zal voor alles aan den landbouw ten goede komen. Nadat in den nacht van Zondag op Maan dag een landbouwschuur met veel materiaal er in op de hofstede van den landbouwer M. te Sluis door onbekende oorzaak was af gebrand, waarbij enkele kiypen het leven verloren, heeft Maandagavond de brand weer opnieuw moeten uitrukken voor een brandende vlasschelf op de hofstede van den landbouwer de Br. In het eerste geval kon de brandweer niet beletten, dat de schuur geheel afbrandde, in het tweede geval ken zij voorkomen, dat het voor de nabij staande schuur aantastte. De oorzaak is in beide gevallen onbekend; zoowel het een als het ander was verzekerd. Uit oostelijk Noord-Brabant bericht men ons nader, dat in die landstreek de aankoop van aardappelen voor den export naar En geland zich verder ontwikkeld De prijzen zijn reeds tot ƒ325 per 100 K.G. gestegen. Uit handelaarskringen wordt gemeld, dat het export-kwantum, dat thans in deze streken voor Engeland wordt opgekocht, op bet viervoud van normaal wordt geraamd. Voor den kleinen boer mag deze loop van zaken als een onverwachte sudprise van 1932 worden aangemerkt. De aardappelen wor den via Rotterdam naar Engeland ver scheept. De „Reiger" op Schiphol Het postvliegtuig „De Reiger" is Dins dagavond 7 uur bij nachtverlichting op het vliegveld Schiphol te Amsterdam geland. De bemanning bestond uit de piloten Silievis en Brugman, den boordwerktuig kundige De Blanken en den marconist Dené. Bij de K. L. M. is bericht ingekomen dat de „Uil" Dinsdag te 6.50 uit Jodpur is ver trokken en te 10/20 te Karachi is aan« gekomen. Te 1.11 uur vertrok het toestel vandaar en landde te 15.10 te Djask. Naar het „Hbld." verneemt is er een wij ziging gebracht in den dienst van Balaria hierheen: in zooverre, dat Smimoff, die daar pas is aangekomen met de ..Duif", reeds Vrijdag a.s. weer naar Nederland vertrekt. De „Duif" is n.l. de nieuwste F. XII van de K. L. M. een groote machine dus. En voor deze terugreis zijn op verschillende punten en met verschillende bestemmingen reeds vijf passagiers geboekt. Het was dus noodzakelijk om een grooter vliegtuig in te leggen. De „Duif" krijgt passagiers voor Calcutta en neemt onderweg passagiers op voor Mar seille en voor Rome. GEVESTIGD «- breed en diep door de wereld. Maar welke verten van historie ontsluiten er zich niet eveneens, want vóór u ligt S. Jan van Acre. De stad der kruisvaarders. tijd, nu de aanvallen tegen al wat den Chris tus erkent als den Koning der hcele maat schap in steeds grooter felheid worden uit gevoerd, allen die fier den naam van Chris ten dragen zich aansluiten ter verdediging van hun hoogste bezit. En dèn alleen zal die verdediging tot de overwinning leiden, als we de maatschappij met de christelijke beginselen doordrenken; als, om de woorden te gebruiken van den Saksischen ex-kroonprins, pater Georg van Saksen, de christelijke geloofsinhoud weer middelpunt wordt des levens. Mist ds. van Hoogenhuyse zoozeer al len werkelijkheidszin, dat hij die taak op de te zwakke schouders alleen van het Protes tantisme zou willen laten? Het zou, zijn goede bedoeling ten spijt, onder dien te zwaren last kunnen bezwijken. Een café ln de open lucht te Sint Jan van Acre. LEIDEN, 19 Jan. 1932. (Uuiversiteit te Leiden). Geslaagd: Doctoraal examen rech ten, de heeren F. C. Stfthle, L. P. M. Ver burg, G. J. H, Vormer en H. C. Vos, Daar de zee voor Haïffa als een boog ligt gerond, ziet men er de beroemde kruisvaar dersvesting op den anderen, tegenoverlig- genden oever uitgestrekt. Palmen overscha duwen het strand van hier tot ginds. Palmen wuiven er ook boven Haïffa. Maar van deze havenstad, die zich onder het huidige En- gelsche bestuur haast om zich te moderni- seeren, en haar Oostersch voorkomen willig prijsgeeft voor een volstrekt waardelooze banaliteit, steekt men gaarne naar het oude Acre over, dat zijn vestingmuur bewaarde met een stadspoort en zijn betrekkelijk nieu we huizen optrok met de brokstukken van vervallen paleizen en kloosters in puin. In het Boek der Rechters wordt de stad al ver meld. Later heette zij Ptolemaïs. Cleopatra gaf ze aan de Syriërs, en ze werd een Ro- meinsche kolonie. Hier ging S. Paulus aan land, en in 198 was er al een bisschop. Toen ze in de handen der Saraceenen viel, nam ze haar vroegeren naam Akka weer aan. Met de kruisvaarders werd zij S. Jan van Acre genoemd, werd zij de groote haven van het koninkrijk van Jerusalem. Sint Helena was er aan land gegaan, de Moeder van Constantijn, die het Kruis des Heilands zou terugvinden; Lodewijk, de heilige koning van Frankrijk, was er geko men om den Karmel te bestijgen en zijn biograaf, de sire de Joinville berichtte er over. In 1219 zou ook Franciscus van Assisië er landen, om daar ter plaatse zijn eerste klooster te stichten ln het Heilig Land: en sedert zijn de Franciscanen de bewaarders der heiligdommen van Palestina gebleven. Boven de stad rees het klooster, dat een vesting was: de gekanteelde sterkte der machtige ridders van S. Jan: en daarmee was de stad het hechte bolwerk der Chris tenheid en de steunpilaar der Europeesche legers in het Oosten. In 1291 viel Sint Jan van Acre en daar mee was een eind gesteld aan het Latijnsche rijk in het Morgenland. Het was het laatste houvast geweest van de macht der kruis vaarders. Dertig duizend christenen lieten er het leven en het klooster op den Karmel werd uitgemoord. Andermaal was het woord van Jeremias IV, 26, bewaarheid: de Karmel is een woestijn geworden. In de XVIIde eeuw wordt het Karmelieten klooster herbouwd, tegenover de stad van Sint Jan, die onder de horens der halve maan verturkscht was. Nauwelijks had Na poleon er zijn nederlaag geleden, of de storm der vernieling, door de Turken opgeroepen, gaat weer verwoestend over den heiligen berg. Met de steenen der gevallen klooster muren bouwt Abdullah Pascha er een paleis, en boven de kruisvaardersstad rijst de minaret der moskee van Jezzar. Met haar middeleeuwsche vestingmuren behield zij niets meer dan de verbleekte herinneringen van haar glorieuzen heldentijd; Akka heet zij opnieuw met haar Arabischen naam, en de zonen van Mahomed, in de bonte kleedij die de kleuren der woestijn draagt, zonnen er zich ln het gezicht der zee, of verdroomen den dag in de schaduw der palmen; maar op den top van den Karmel luidt sinds 1853 weer de Angelusklok het eeuwig „Ave". Het is genoeg maar éven enkele herinne ringen op te halen en het oor tot luisteren te dwingen naar den weergalm die opruischt uit de diepte der tijden, als met de fluiste ringen der wiegende zee, en plotseling ben ik er my blij van bewust in een ander land te zijn, waar over het leven der dagen heen, dat er andere vormen en kleuren heeft, de vleugelslag ruischt van groote herinneringen en de stemmen gonzen van verledens glorie en zege, van verledens strijd en smart en vreugd. Wie in zijn eenzaamheden met zijn ge dachten huist en met zijn droomen leeft, is nooit zoo geheel alleen! En ik denk met wee moed aan de pelgrims van Nederland op hun terugreis, die niet langer blijven, en toeven konden, die daar nu drijven met hun schip op zee en weer spoedig thuis zijn. Hun dagen waren te kort en hun uren te weinig talrijk, om dit land te zien zooals het is, in heel den luister zijner heugenissen, met de veelheid zijner stemmingen, met dien over vloed van ontroeringen die het meedeelt aan hem die zijn ziel te benaderen weet, waar zij sluimert achter den sluier der dingen. Doch wie ook alleen maar zijn glans zag en 't rythme zijner vormen, of het hart voelde kloppen op den klank van een naam in tee- der en vroom gedenken, mag daarmee al voor het verder leven gelukkig zijn. In een bespreking van het plan van ds. van Hoogenhuyze om te komen tot de stichting van een Groot-Protestantsche Partij ver werpt ook „De Standaard" het motief van den promotor voor zoover deze de oestrijding van het Katholicisme eersten plicht acht. In den strijd tegen de ontbindende mach ten dezer eei^w. aldus het blad van dr. Colijn, moeten de Katholieken als gewaardeerde bondgenooten worden begroet. Het haalt dan uitspraken aan van Groen van Prinsteren als: „Tegen het ongeloof zijn we met de gan- sche Christenheid, Roomsch of on-Roomsch, vereenigd door het geloof in de eenige of ferande, eenmaal aan het kruis volbracht." „Christus is het vereenigingspunt; in Hem hebben Roomschen en Protestanten tegen over het ongeloof een gemeenschappelijk be lang," om te besluiten met de woorden; „Het groote onderscheid Is niet Roamsch en on- Roomsch, maar geloof en ongeloof." Meer dan ooit inderdaad moeten in dezen X. Na fie afreis der pelgrims. De pelgrims zijn vertrokken: de landge- Nooten zijn terug naar Holland. Ik herhtaal met weemoed telkens weer de lfde woorden, als moest ik er mij met ge weld van overtuigen en 't met harde woor den in mijn hersens hameren, dat ik nu Voortaan alléén ben, moederziel alleen, op dezen vreemden bodem van het Land van Overzee. Ze zijn weer weg. Als een groot vreemd Schitterding lag het schip met al zijn lichten ki het duister, buiten den golfbreker van de aanlegplaats van Haïffa, waar men nog al tijd bouwt aan de haven. Pralend lag het er °P het donkere water, toen de sloep van wal tdng, met de passagiers en de koffers en de Op den top van den berg Karmel. En nog eenmaal ben ik, voor mijn vertrek uit Haïffa, naar den top van den berg ge trokken, waar daags te voren de Nederland sche pelgrims, door „Europa Express" geleid, den zegen van het Allerheiligste ontvingen vóór hun inscheping. Want de havenstad Haïffa ligt tegen den Karmel geleund, die hier als een kaap in de zee staat, en met zijn langgelijnden rug de kuststrook scheidt van het binnenland, Het is de berg waarvan Isaïas XXXV 2 de voortreffelijkheid roemt en Amos IX 3 de geduchtheid. Maar zijn roem is de glorie van Elias. te gaan door de tragische stad, waar een- Hoeveel indrukwekkender is hij dezen mor gen, nu ik te voet tijg naar zijn kruin en De historische vlakte bij den op dón "«einde, schreeuwende stuurlui. De sloep Verloor zich ln de duisternis en de stemmen Verloren zich ln de stilte. Wat golfgeflapper tegen de steenen kade. Tegen het donker Van den hemel, oprijzend uit het donker der Nachtelijke zee, lag het schip met al zijn kuipen te gloeien, zonder lijn of omtrekken: NHeen maar gestippel van lichten, van zijn vonde patrijspoorten en zijn lange verdek ken. Iets als een tooverding uit een sprookje, Zooals het daar lag. En als een wonderlijk vreemd verhaal van schoone onwerkelijkheid kwam het feest dezer dagen mij voor: zooals We daar dan werkelijk, inderdaad, door Je- hisalems straten trokken, by licht en by donker, daar schreden over het tempelplein, brandend in de zon onder het blauw van den zomerschen hemel, en dan weer doken bi de koele schaduwen der oude grafkerk, Naar Bethlehem en naar Nazareth opgingen en stonden voor het meer van Genezareth, blauw als een droom, en aan den rand van de Doode Zee met haar rollende golven, zan den Jordaan-oever met zijn looverweel- de, brandende in kleurige, herfstlijke Pracht.... Nu zyn ze naar Holland terug, met het Vonkelend schip, door den donkeren nacht, die over de zee ligt; de pelgrims zyn weer Naar huis, vertrokken en weg. De schoone droom is ten eind. De kade is leeg. Er waren maar weinig Nienschen geweest. De invallende avond drijft de inheemschen vroegtydig naar huis. Evenals in Jerusalem, is ook in deze op komende havenstad van geen nachtleven sPrake. Het donker, dat er alle kleuren ver- Wischt, dooft ook alle geluid. De straten zyn keg en verlaten. En ik laat mij naar het Notel brengen, Windsor heet het, en men spreekt er Engelsch. Het is nog te vroeg Voor het avondeten. Wat te doen? Ik ga naar Nryn kamer: blij met het vooruitzicht om daar wat stilletjes alleen te zitten. En ik Vind er op mijn tafel een Engelschen Bijbel, sis was ik in een „Missionshotel" van het Noorden.... Daar ben Ik gaan zitten lezen in het on sterfelijk boek, dat goddeiyk en menscheiyk k. de oude, grootsche verhalen van Abraham *N Loth, van Isaak en Jozef, van Saul, van David, van Elias. En het was me, als ver- Stond ik die nu al beter dan ooit. Want men keft en ademt dan toch geen veertien dagen Voor niets in het land, onder dezelfde luch ten, waar die grooten, vaders en profeten, bun leven leefden en hun daden stelden. ®Iaar wat zyn deze dagen tot nu toe anders Keweest dan een vluchtig overzicht: een zien Van dingen en een noemen van namen, zon- jkr verdieping van gedachten, zonder ver- NTOigd beleven van de verleden gebeurtenis sen? Wij leven zoo vlug en stellen ons zoo gauw kvreden met oppervlakkigheden. Wy zijn toeristen door het land gevlogen en ver beuzelden de kostbaarste uren met kodaks en Prentkaarten, in plaats van over dit land j* roediteeren, tot de bybelsche gestalten en e beelden der Evangelies er uit opdoemen sk uit een leesbaren tekst. -En nu ben ik tóch blijde dat ik hier mag jJ'Uven, eenzaam en alleen, met niets dan N®t boek der boeken, om myn stille gangen kaal de zoon des Menschen zyn gebenedyde '°eten gezet heeft.* achtergrond gelegen Berg KarmeL het heiligdom der Lieve Vrouw van den Berg, dan toen wy gisteren saam er heen tuf ten met een gemakkeiyken wagen. Is het al leen omdat de zee zoo geweldig blauwt ach ter de Johannisbroodboomen en de pinio's van zijn flank: of is niet elk bereiken mooier, wanneer het een bereiken is uit eigen kracht en dus een belooning wordt voor vry willige en edelmoedige inspanning? Weer kniel ik voor de tronende Madonna, onder het kleurig koepelgewelf, waaruit de laatste Karmelieten-heilige, Treesje van Li- sieux, haar rozenregen neerstrooit. En ik hoor in gedachten en herinnering opnieuw de prachtige veelstemmige muziek, waarmee de paters van het Karmelklooster gisteren ons geesteiyk af scheidsuurtje opluisterden: de eenige goede muziek die wij hier in Palestina hoorden. Ik denk aan de pelgrims, nu óp zee, op reis naar Nederland: Eia ergo, ad- vocata nostra, bescherm ze en geleld ze Onder het altaar, als krypte, Ellas' grot, waar de profeet verbleef in vasten en gebed, en waar zijn herinnering jaariyks door christenen en moslims gevierd wordt, die er dan in feestelijke menigten samenkomen. Daarnaast bevat de Karmel nog twee andere merkwaardige plaatsen aan Elias toegewyd, n.l. een tweede grot waar nu een moskee staat en „de school der profeten" zou ge weest zijn, waarvan de By bel gewaagt; en een twintig kilometer van het eerste klooster verwijderd, op den hoogsten top van den bergrug, een tweede klooster, opgericht ter plaatse waar het vuur van den hemel Elias' cffer verslond en de Baaipriesters zich ver geefs tot hun afgod wendden, zoodat zy er verdelgd werden, de plaats ook waar de profeet zyn dienaar uitzond om over de zee uit te spieden: e'n er daagde een wolkje op, niet grooter dan de hand van een man, die het dorstende land den regen bracht. Maar van de Karmeltoppen overschouwt men méér dan de blauwe zee en de groene vlakte van Esdrelon in Galiléa. En zoo de grootsche figuur van Elias hier het eerst en misschien vóór alles de gedachte bezig houdt, de geweldige die Achab beschaamde en Jezabel vernietigde, en wiens woord was als een hamer die de rotsen verbryzelde, zoo is het toch niet alleen deze dramatische By- belgeschiedenis, die in dit landschap hier staat uitgeschreven voor den peinzenden geest. Van Karmels groene hoogten ziet men breeder over de wereld uit, in dieper verte en in jonger verleden; zoo ver immers als de orde der Karmelieten zich over de wereld verbreidde: want hier nam deze haar oor sprong, daar zy Elias als haar stichter ver eert. Zoo reikt de blik tot Spanje, waar de groote fi. Theresia van Avila haar grootste luister werd, en tot Duitschland. waar van de Luthersche storm opstak, samen met Jezuïeten en Capucynen zoo glansrijk juist ook door de Karmelieten bestreden. Aan Maria, door Luther gehoond, werd als Ko ningin van den Berg Karmel sedert voor deze beleedigingen eerherstel gebracht. Staat er nu van dit punt niet een regenboog van hemelsche zegeningen over de wereld ge spannen, van den Karmelweg tot de Massabiellarotsen van Lourdes, waar de laatste verschyntng van de Lieve Vrouwe plaats greep op den zestiende Juli, het feest van den Karmel? Zoo gaat de blik van dezen berg af wel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5