■m
I
DIAMANTENVONDSTEN IN KENYA
Waar 3000 avonturiers wachten
HET REVOLUTIE
DRAMA IN MUNCHEN
BLIKSEM BIJ HELDEREN HEMEL
Koning Ludwig III van Beieren
jjgj
PUROL
VRIJDAG 29 JANUARI 1932
1 Wybert
Uit het Tanganjikagebied in
Kenya worden opzienbarende
vondsen van diamanten gemeld.
De groot-maatschappijen stel
len echter alles in het werk
om de exploitatie tegen te gaan.
Dp H NANNING's
Bi I W iF%25&/3cp.tube
Hier begint het
1
STADSNIEUWS
BLADZIJDE 1
VAN HET FRONT IN MANDSJOERIJE
MUZIEK
Doopsgezind Zangkoor
MENDELSSOHN'S ELIAS
VAN ONZE RECHTBANK
KLEINE OORZAKEN MET
GROOTE GEVOLGEN
FRANK VAN BERGEN
Er zijn diamanten gevonden aan de Kaap
in Oeganda in Kenya! Telkens opnieuw
meldden de Afrikaansche bladen met groote
letters een soortgelijk bericht. En telkens op
nieuw heeft zoo'n bericht eenzelfde resul
taat. Avonturiers uit alle werelddeelen dui
ken op geheimzinnige wijze dadelijk in de
buurt van de vindplaatsen op. Niemand weet,
waar zij vandaan komen, hoe zij zelfs over
de grens gekomen zijn. Doch plotseling zijn
zij er en de districtscommissarissen kijken,
evenals hun ondergeschikten van hoog tot
laag hun Coltrev(olvers na en houden ze
steeds geladen bij zich.
Een diamantgraverskamp in Afrika is het
meest fantastische, wat men zich denken
kan. Daar vindt men menschen van elk ras,
van elke huidskleur, van elk beroep. Daar
slaapt de Chinees, die op een mistigen nacht
heimelijk over de grens gekomen is, op den
blooten grond. Naast hem slaat de zoon van
een rijken boer uit het vruchtbare kustge
bied een mooie tent op. De Afrikaansche
zwerver, een Manusje van alles evenals de
Amerikaansche „farm hand", overnacht in
een voorhistorisch uitziend vervoermiddel,
dat eens een auto is geweest. Over hen allen
brandt de meedoogenloos gloeiende, alles
verzengende, reusachtig groot lijkende Afri
kaansche zon. Allen lijden honger en horst,
slechts de Voor-Indische waterdragers ma
ken goede zaken. Hun kleeren vergaan lang
zamerhand tot lompen; op de donkere, pijn
lijke huid kleeft een dik pantser, bestaande
üit drek en stof. Vrouwen schreeuwen, in de
niet voor te stellen primitieve „speelsalons"
kletteren de dobbelsteenen. De bijtende
whisky (zonder soda gedronken) vloeit
klokkend door de uitgedroogde kelen.
Buiten de „trum" leven slechts de Hindoes
tal een zwijgzaam, doch taai goederenge
meenschap. En daarbuiten houdt zich ook
de commissaris van politie. Hier knijpt de
wet krampachtig beide oogen toe, zoolang
het slechts mogelijk is. Zij draaien zich nau
welijks om. de „bullen", als ergens in een
Uitgeholden boschweg het verschrompelde
lifk van een vermoorde ligt. „Let go", „laat
maar loopen", wenkt de in licht khaki ge
stoken sergeant onverschillig. „A digger, een
diamantzoeker
Het paradijs met prikkeldraad om
geven.
Weken, maanden misschien, huizen zij zoo
in een kamp van zulk een ontzettende sa
menstelling, dat slechts een der grootste
dichters het zou kunnen schilderen (maar
dichters verdwalen niet in deze buurt, in de
hel van de gloeiende zon. Hoogstens de een
of andere verslaggever van een Ameri-
kaansch persbureau, die reeds den wind van
alle zeeën om de haren voelde waaien). Het
is een hel, zulk een kampement van twee
of drieduizend avonturiers. Maar zij houden
het uit, omdat vóór hen het paradijs ligt,
met prikkeldraad omzoomd en zonder men
schen: het diamantveld.
Langs de draadomheining patrouilleerden
Luitenant Massie en zijn echtgenoote, twee
bekende figuren uit het proces inzake den
moord uit wraak op den aanvaller van mevr.
Massie in Honolulu. Zooals bekend had deze
geschiedenis in Honolulu dusdanige ongere
geldheden ten gevolge, dat de staat van
beleg moest worden afgekondigd.
Een afgewerkte diamantgroeve
posten. Inlandsche politie met bloedhonden,
die op den man gedresseerd zijn. Aan den
koppel hangt inplaats van den gummistok
de ossenzweep, duimendik gevlochten uit
nijlpaardenhuid of buffelleer. Daarnaast de
coltrevolver met 8 schoten in het magazijn.
Er wordt zonder eenig erbarmen geschoten,
als een „digger" tracht het omheinde dia
mantveld te betreden, zoolang het nog niet
is vrijgegeven. Slechts de regesringsvertegen-
woordigers mogen naar binnen, argwanend
nagezien door drieduizend paar oogen.
Maar dan, als de vrijgave volgt, eindelijk
na een pijnlijk wachten, komt de groote dag
der diggers, de wedloop om de claim. Geen
cent betalen zi) voor het recht van graven
en hét land. Er is noch voor geld, noch voor
goede woorden recht op een plaats. Er is
slechts één ding dat beslist: lichamelijk uit
houdingsvermogen. Wie het snelste kan
loopen, als op een ochtend om 5 uur de
hekken van het veld worden geopend, die
mag de beste claim in bezit nemen. De laat-
sten hebben het nakijken....
Een wedloop om het geluk.
Kenya had tot dusverre dit opzienbarend
schouwspel van den wedloop om geluk en
diamanten slechts zeer zelden gezien. Men
is er langs het Tanganjikameer allerminst
over te spreken, weken en maanden lang een
leger van duizenden avonturiers binnen de
grenzen te hebben. Want eerst bij het aan
breken van het droge jaargetijde zal het
startschot voor den wedloop vallen, zullen de
schatgravers ademloos over het gloeiende
zand razen om zich het beste stuk van het
omheinde paradijs te verzekeren.
Opwekkender :s daarentegen het vooruit
zicht werkelijk rijke diamantmijnen te ken
nen. Den diamantzoeker zit 't geld los in den
broekzak en hij laat het maar al te graag
rollen als het werk in het harde gesteente
loonend zou zijn. Zorgen worden slechts ver
oorzaakt door de geheime binnenkomst van
reinigt mond en tanden.
allerlei geboefte, dat zich altijd al tot claims
aangetrokken heeft gevoeld. Men bezat al
genoeg Chines, halfbloeden en Indiërs in
Kenya. Nu zullen zij zich verdubbelen, ver
driedubbelen en de eeuwige ergernis met
pascontröles, uitwijzingen en deportaties
staat voor de deur
Een andere zorg is het afzetten van de ge
vonden steenen, welke reeds thans een vraag
stuk is, die door de districtsregeering reeds
vaak onder het oog moest worden gezien. In
Kaapstad zitten de agenten van de groote
Amsterdamsche diamanthandelaars, die tien
tallen jaren oude connecties onderhouden
met de eigenaars der diamantmijnen. Hier
moeten die connecties echter nog aange
knoopt worden en dat bij 'n ontzettend slech
te conjunctuur. Ton nu toe zijn 20.000 K.G.
diamanten met een gezamenlijke waarde van
100 millioen karaat gedolven. Dat is een rijke
buit! En wie koopt op'het oogenblik nog
steenen? De Beers Co. deelt mede, dat de
prijs voor ongeslepen diamanten slechts 70
pet. van den prijs van 1930 bedraagt. Is bii
zulke toestanden het wachten en de wedloop,
de strijd en de menschensmokkelhandel nog
loonend?
Wij koopen diamant..zoekers.
O zeker, toch is het nog loonend. Alleen
heel anders dan de 3000 desperado's aan hel
Tanganjikameer het zich voorstellen. De
laatste dagen zijn er merkwaardige gestalten
in het kampement verschenen, pijp tusschen
de smalle lippen, een kurkhelm op het hoofd,
agenten, die wonderlijke zaken hebben aan
te bieden. „We are buying diggers", zeggen
zij, „Wij koopen diamantzoekers" en slaan,
als zij de gegadigden hebben gevonden, het
volgende voor: De digger zal loopen, loopen
als anders naar zijn claim. Als hij echter bet
graafrecht heeft, zal hij er een jaar lar.g geen
gebruik van maken. Hij zal er slechts gaan
zitten en er op letten, dat geen ander het
veld in bezit, neemt. Hiervoor, voor niets
doen dus, wordt 40 tot 50 pond per maand
betaald. Een reuzenzaak.
Langzaam is uitgelekt, dat achter de agen
ten de Beer in Kaapstad staat, de maat
schappij „Blue Ground" in de Kaap-kolonie,
de Anglo-American Co., het „syndicaat". Er
Afrikaansche diamantgravers voor hun claim.
zullen eenvoudig geen diamanten in Kenya
worden voortgebracht, dat is de zaak.
Maar daarom bekommert de digger zich
niet.' Hij vraagt niet naar het waarom en
waartoe. Hij ziet slechts voor de eerste
maal in zijn leven misschien een heerlijke
gelegenheid geld te verdienen zonder ervoor
Voorkom! Gorgel drooy
▼YYTYYYYTYYTTTTYYYYYYYYYTYYYYYTYYTYTT
v
Het Beiersche Koningshuis Wittelsbach
Is een der oudste Katholieke vorstenhuizen.
Een huis vol rijke traditie. Onder zijn scep
ter bloeiden wetenschap en kunst op meer
dan bewonderenswaardige wijze. In de
koningen van dit doorluchtig huis steekt een
stuk genialiteit. Maar de Wlttelsbacher heb
ben laat, oud bloed. En die genialiteit gaat
dikwijls over in waanzin. Na de Napoleon
tische oorlogen zetelt Ludwig I in Mtinchen
Scharen van geleerden, maar vooral kun
stenaars omringen den koning. Maecenas,
die zelf ook dichter was. Cornelius, Over-
beek, Thorwaldsen zijn zijn getrouwen
Groote koningen zijn altijd groote bouw-
heeren. Deze Ludwig was het in een bijna
onnoembare macht. Hij heeft van Müncheu
gemaakt wat het is. De wereldvermaarde
gebouwen van het Athene aan den Isar
bouwde hij; het Odeon, de koninklijke resi
dentie, het Wlttelsbacher paleis, de Basi-
lika, de werken van Allerheiligen, Maria en
Ludwig, de Ruhmerhalle, de FeldherrnhaUe.
de Siegesthor, de Bibliotheek, de Universi
teit, het Tentoonstellingsgebouw, de beide
Pynakotheken, de Glyptotheek, het Walhalla
bij Regensburg, de Ruhmss und Befreiungs-
halle bij Kehlheim. En hij restaureerde en
verfraaide de oude historische domwerken
van Spiers, Bamberg en Regensburg. Er
leefde in het hart van dien koning de g'.oed
der Renaissance-pausen Julius II en Leo X,
die schier niet genoeg hadden aan Bramante
Rafaël en Michel Angelo. Zijn zoon Maxi-
mlliaan II omringde zich met de grootste
geleerden van zijn tijd Dan volgde Ludwig
II, de prachtlievende. Teleurgesteld door de
politiek en door den tegenstand van zijn volk
tegen den door hem schier aanbeden Richard
Wagner wat was Wagner's lot geweest
zonder Ludwig's overdadig koninklijke pro
tectie? trok hij zich menschenschuw terug
ln het Alpinische Beiersche hooggebergte
en bouwde er in zijn gigantische en roman
tische kasteelen een sprookjeswereld van
fabelachtige, haast waanzinnige pracht al
leen voor zich zelf, den zeifheerlijken koning
bij God's gratie van alle Bajuwaren. Hij
werd voor het volk een mythos. Ademloos
luisterden de menschen der steden naar de
verhalen der bergbewoners. Zij vertelden
met bijgeloovigen schroom, hoe de koning
's nachts door de bergen reed in een gouden
karos, bespannen met acht witte paarden
met uit goud geslagen tuig. Een zonne
koning in den nacht. En toen de waanzin
over den koning was gekomen en hij ver
dronk in de Stambergersee, geloofde het
volk dit niet. Het geloofde niet, dat zooveel
mythische glans kan ondergaan. Ludwig
was ongetrouwd geweest. Zijn broeder Otto
werd koning, maar kon niet regeeren, om
dat hij in ongeneeslijke geestelijke omnach-
ting voortleefde. Frins-regent Luitpold nam
de teugels in handen. En in hem leefde de
rijke traditie der Wittelsbacher overrijk
voort. Ook hij bevolkte als het ware zijn
hof met kunstenaars en geleerden. Op hem
volgde Ludwig III, die althans vooroopig de
laatste koning van Beieren zou zijn.
Deze Ludwig had heel weinig van een
Wittelsbacher. Het was een groffe, knorrige,
onvriendelijke grijsaard. Hij had veel te lang
naar zijn zin op het bewind moeten wach
ten, Luitpold werd over de negentig. Toen
zijn tijd eindelijk aanbrak, prins-regent te
worden, was hij al diep in de zestig. Hij
was een pedant, kleinzielig-ordelievend, een
zeer bekwame heereboer. Hij werkte abso
luut niet op de massa. Het verdwijnen der
mythische koningsglanzen der eerste Lud
wig's werd hem toegeschreven en verweten
Het hof werd ontvolkt van kunstenaars en
geleerden. Het werd een bourgeois-achtig
burgermanshuishouden. Koninklijk was deze
koning alleen in zijn dikwijls uitbrekende
drift. Dan schold hij zijn omgeving uit en
tierde in de beruchtste Beiersche landvloe-
ken. Dat stootte af. In dezen koning bleef
niets over voor de dampige fantasie der
Münchener bierkelders en der fantast'sche
berg&orpen. Eén ding slechts werd hem hoog
aangerekend, zyn haat tegen de Pruisen, de
te werken, zonder er moeite voor te doen.
Wanneer het Syndicaat hem nu graag een
jaar wil onderhouden, dan moet hij het toch
aannemen, wat drommel! Van economische
politiek begrijpt hij immers geen snars, hij
ziet slechts dat hij een Jaar lang een fatsoen
lijke rente zal krijgen. En dat weegt tegen
allen nood, dorst en allen strijd ruimschoots
op.
Waarbij voor anderen de vraag onbeant
woord blijft of het werkelijk zal gelukken
door dergelijke methoden de diamantprijzen
op de wereldmarkt voor verdere daling te
behoeden.
Luawig XII van Beieren.
„Saupreisse", zooals de Bajuwaar zijn Prui
sische volksgenooten noemt.
De koning sleepte met zijn been. Er zat
nog een splinter in van een kogel uit een
Pruisisch geweer van 18C6, toen Beleren
naast Oostenrijk vocht tegen den erfvijand
Pruisen in 1872 was Beieren dan met het
Rijk vereenigd. Bismarck had het aanvan
kelijk verzet van Ludwig II gebroken door
diens ten hemel brullende koninklijke beren
te betalen.
Maar de verhouding tusschen Pruisen en
Beieren werd nooit bijzonder hartelijk en
met reservaten (post, spoorwegen) omgeven
Ludwig III was eerzuchtig. Het Ko
ninklijke Hoogheid van het prinselijke re
gentschap was niet genoeg voor hem, hij
wilde Majesteit worden. Hij maakte korte
metten en onttroonde den krankzinnigen
Koning Otto. Hij maakte daarmede een
zeer gevaarlijke „Revolution von oben" en
doorbrak het legitimistisehe beginsel. Dit
heeft zijn volk hem intuïtief zeer kwalijk
genomen. Het voelde dat de vorst er ver
keerd en onridderlijk aan deed niet te
wachten tot na den dood van den ouden,
ongelukkigen, opgesloten Otto. In het jaar
voor den wereldoorlog, in 1913, besteeg hij
Mendelssohn ijverde reeds op jeugdigen
leeftijd voor cis opvoe~ing van Bach's Pas.
sie's en Handel's Oratoria, die destijds
weinig of niet ten gehoore werden gebracht.
(Er staat zelfs geschreven, dat de uitvoe
ring der Mattheus.nassie onder leiding van
Mendelssohn in '1829 te Berlijn gegeven, de
eerste was na Bach's dood!).
Mendelssohn voelde zich blijkbaar tot dit
genre aangetrokken, want hij componeerde i
daarna twee Orato-ia's: Paulus en Ellas,
waarvoor hij zelf de teksten samenstelde.
Handei's geert bezielde hem blijkbaar het
meest, want zijn werken toonen veel over
eenkomst er mede
Alhoewel b>i echter zijn voo~ganeer niet
kon overtreffen, nemen zijn Oratoria's
raast die van Handel een eervo'le olaats
in. Vooral de Elias. want dit werk ie door de
vrijere koor- en orfcctbehandeMng riiker aan
stemmingen en biedt door de lyrische én
dramatische passages, d'e het bevat, meer
afwisseling dan de Paulus.
Elias is een der laatste werken van Men
delssohn en jarenlang heeft M gearbeid
aan de samenstelling van den tekst. Volgens
Mendelsohn zelf moest vooral het drama,
tische element on den voorwond treden en
hiervoor riep hij herhaaldelijk de hulp van
lette~kund,™en en bijbelkenners in.
Het eerste ontwerp dateert uit 1839 en in
Mei 1848 was do tekst nog niet gereed. Ge
heel anders ging het met de toonzetting er
van. Was in genoemde maand nog maar het
eerste en gedeeltelijk het tweede deel ge.
reed. in tpi-o'Mo iaa.r hod ragde on 25
Augustus te Birmingham de eerste u'tvoe-ing
onder de persoonlijke leiding van den com
ponist plaats
Alhoewel die uitvoering en ook de daarop,
volgende drie te Londen hem een enorm
<moo.ee bezorgdpn (te Birmingham moesten
vier aria's en vier ko-en worden gebisseerd),
werkte Mendelssohn de Eüas gedeeltelijk
om. Het werk was in dien korten tijd mis
schien te schetsmatig opgezet. Vooral de ka
rakterisering van de hoofdfiguur en van
de Weduwe 'voldeed hem zelf nr» niet. Doch
het gelukte hem, volgens zijn eigen verkla.
rin". al between hem bil de eerste uit
voeringen niet ten volle bevredigde, te ver
beteren.
De eigenaardige opzet bleef geheel dezelf
de. zongls dr. Schubriog het Mendelssohn
voorstelde: „de Inleldingswoorden na een
k'eine introductie in recitatiefvorm en dan
de Ouverture, als beeld van den hongers.
nood.''
Wij zullen momenteel in het midden laten
of de F'ias behoort tot Mendelssohn's wer
ken. die „wortelen in den vergankelijken
smaak van zijn tijd of tot Mendelssohn's
levenswerken met hunne onvergankelijke
waardeZeker is het, dat deze uitvop-ing
van de „Elias" aan honderden veel kunst
genot heeft verschaft, al was zij geen volle
honderd procent.
Het koor hie'.d zich kranig. Al telt het
maar een 120-tal leden <80 dames en 40 hee.
ren). het klankvolume was groot genoeg, bo
vendien welluidend en evenredig. Alleen zou
de basparty iets ve'stwkt kunnen wo-d?n.
Er werd technisch voldoende beheerscht en
den troon. Anderhalf jaar later stierf
Koning Otto, zonder zyn verstand terug
gekregen te hebben.
Tydens den wereldoorlog verdween deze
volkomen onheldhaftige koning geheel uit
de gedachten van zUn volk. Het hoorde nog
alleen van den oudste van zyn dertien
kinderen, kroonprins Ruprecht, die als
veldheer in België stond. De koning maakte
zich alleen onaangenaam bemerkbaar,
wanneer hy annexionistische bevliegingen
kreeg. Hy wilde het Rijksland by Beieren.
België bn het Ryk inUjven. En ook Neder
land had de eer op zyn annexionistisch
prachtprogram te staan, want zeide hy
en dat was zeer simplistisch wie de
groote rivieren heeft, moet ook hun mon
dingen hebben!
Ludwig had ook zeer eerzuchtige plannen
ten opzichte van het Ryk. Hy wilde de
Hohenzollem als keizers afzetten en de
WittelsbacheTS er voor in de plaats zetten,
zyn zoon Rupprecht hielp hem daarbij.
Deze strooide reeds in 1917 rond, dat keizer
Wilhelm II allen aanzien had verloren.
Het volk stelde Beriyn verantwoordeiyk
voor den oorlog en verweet den „ollen
Kini" (oude Koning), dat hy met den
jnarrischen Wilhelm" was meegegaan.
Gedurende heel den oorlog hoopten zich
in München andere brand:toffen op als ln
Beriyn, waar het tenslotte tegen het mili
tairisme ging en waar de revolutie opge
vangen kon worden door bezonnen party
terwyi in München in een paar uren een
socialistische republiek ontstond.
Hoe kwam dat?
De Beiéren hadden altyd by bier en wyn
hun stamtafelpolitiek en -critiek kunnen
maken. Dorpskerktorenpolitiek en -critiek.
Er was geen zweem van democratie. Ze
waren tegenover het koningshuis loyaal en
en zonden zich ln zyn glans, behageiyk en
primitief. In '48 hadden ze alleen een op-
roertje gemaakt om het liefje van den
koning, de danseres Lola Montez, weg ce
krijzen. Toen dit gelukt was, keerden zy
bevredigd naar worst en bier terug.
Ludwig III had een einde gemaakt aan
het Wittelsbacher Maecenatendom. Heel
de overtollige kunstenaarsschaar merkte
dit en er ontstond een radicale bohémienne
met haar spits tegen het koningshuis.
München kende ook voor den oorlog haast
geen fabrieksproletarlaat. Reeds in de eer
ste jaren van den wereldoorlog kwam
Krupp naar München en stompte er fa
brieken uit den grond. Er werden proleta
riër; geschapen. Het socialisme wint veld.
De spoorbanen nabij Koepangski zijn door het bombardement der Japanners op vele
plaatsen ernstig beschadigd.
met goed tekstbegrip gezongen. Met deze
uitvoering heeft het koor weder de hoogte
bereikt, waarop het stond by de uitvoering
van „Die Jahreszeitsn", enkele jaren ge
leden. Toch dient er steeds ernstige studie
van correct rhythms gemaakt te word'en.
Thans waren ook nog lichte afwiikingen tus.
schen koor en orkest te bespeuren.
Van de solisten dient op de eerste plaats
de bas Nico Huisman te worden genoemd.
Op de Aria „1st nicht des Herrn Wort wie
ein Feuer" na. waarin hij eenigszins tekort
schoot wat uitbeelding betreft, heeft deze
zanger in alle opzichten voldaan. Menigmaal
imnoneerde hy sterk door fraai geluid en
zeggingskracht. Ook de alt-zangeres mevr.
Jo v. d. Meent-Walter heeft haar party op
lofwaardige wyze vertolkt Byzonder goed
we'-d re A'-'-sr en de rartii van de Koningin
gezongen. Deze party ligt haar uitstekend.
Mevrouw L-d-'f Gpvsn 7r.11 ric sopraan
partij met wisselvallig succes Het best kwam
haar stem uit in het tweede deel van de
„I<raël"-aria.
De hee- Tobi was bl'ikbaar niet goed ge.
dlsponeerd, eenige solo.dcelen bleken althans
niet glansryk. In zijn voordracht vergoedde
hii veel.
Jammer, dat het dubbel solo-kwartet groo.
tend'eels mislukte door het ondrijven van
het toonpeil. De eerste tenor (niet de so
list,) beheerschte zijn taak niet. Waa-om ver
vulde dc heer Tobi die partij niet?
Over ge'orek aan belangstelling beeft het
koor niet te klagen Dirivent Zwaan en da
mes solisten werden bloemen aangeboden
O. K.
Meineed geeft aanleiding tot 'n tweeden
meineed.
Gistermiddag stond voor de Haarlem-
sche Reclitbank terecht de 19-jarige H. B.
van 't L. Hem was ten laste gelegd, dat hij
op 18 November j.l. voor het Kantongerecht
te Zaandam onder eede een onjuiste ver
klaring had afgelegd, waardoor de ver
dachte in de betreffende zaak was vryge-
sproken. De agent van politic G. v. d. B.
had 17 October procesverbaal opgemaakt
tegen den bestuurder van een te Koog a. d.
Zaan rüdenóe motorfiets, omdat deze be
stuurder op zyn motorrijwiel een tweeden
De boeren en de middenstanders, naai alle
kanten gestoord in hun spreekwoordeiyke
rust en aan den rand van den maat-
schappeiyken afgrond gebracht door de
gehate oorlogseconomie, worden grage, be-
geerige meeloopers. De literaten, kunste
naars, geleerde zonderlingen, zonderlinge
geleerden, utopistische politici, bohémlèns
allen voelen zy den grond onder hun voeten
wegzinken en vullen de ryen der onte
vredenen tot berstens toe aan. Zoo ont
staat in München een uiterst gevaariyk
fabrieksproletariaat, een doodgevaariyk
cultuurproletariaat Het anarchisme van het
cultuurbolsjewisme, van de aan lager wal
geraakte geestesaristocratie waimt ujt de
artlstenkroegen ln de massa's. Duizenden
Münchener ontwortelde Rensburgers dry-
ven met satanisch genoegen oorlogs-
sabotage. De vrouwen op het land moeten
al het werk doen. Hun mannen zyn op
geslokt door den menschenvretenden
oorlog. De overgebleven bergboeren worden
sociaal-radicaal en meer dan ooit particula
ristisch. Groote werkliedenorganisaties,
zooals in het industrieele overige Ryk,
bestaan elgeniyk in Beieren niet. Daar
heerscht het ryk van de disclplienloozen
De meerderheidssociaiist Auer poogt de
massa nog op te vangen. Het lukt niet.
Talloozen en ongetelden gaan naar de
Önafhankeiyken over en volgen het vaan
del van den Gallicischen auteur, oud
redacteur van de „Vorw&rts", van den uit
het tuchthuis losgelaten fantastischen
Kurt Eisner, den almachtigen koning aller
desperado's.
Op den derden November 1918 wordt er
in het holle van den nacht een demonstra
tie gehouden op de Theresienwiese. Heet-
gebakerden willen al dadelijk oproer ma
ken. Eisner verzet zich en houdt aan dit
fantastische idéé fixe vast, dat de proleta
rische revolutie het daglicht niet behoeft
fe schuwen en by stralenden zonneschyn
moet uitbreken.
Op den zevenden November de demon
stratie by daglicht en zon. De massa luis
tert niet naar den bezadigden Auer. juicht
donderend Eisner toe, volgt hem naar de
Franzl-kazerne, waar onbetrouwbare troe
pen zitten opgesloten, sticht met hem een
arbeiders-soldatenraad in de rookerige
hallen van Malthezerbrau, bezet met hem
het parlement, waar de afgevaardigden, van
niets wetend, pas een wereldschokkend
debat over den aardappe'prijs hebben be
ëindigd.
De koning en de regeering, niets van de
tyden begrypend, zyn niet tegen de de-
I persoon had vervoerd, zonder dat op het
I motorrijwiel een duoziting zat. Van 't L.
had nu vooi den Kantonrechter te Zaan-
dam verklaard, dat niet de daar terecht
staande verdachte, maar hij het motorrywiel
bestuurd had. Dcor deze verklaring had
vrijspraak moeten volgen.
Verdachte hield gisteren voor de Recht-
bank vol, d" waarheid te hebben verklaard.
I Ook de politie-agent handhaafde zyn te
Koog a. d. Zaan opgemaakt procesverbaal.
De getuigt décharge J. A. de V. ver
klaarde, dat op het motorrijwiel wee zadels
zaten, en dat niet hy, maar Van L. het
rywiel hal bestuurd. De Rechtbank her
innerde de V. aan het gevaar aan het af
leggen van meineed verbonden en waar
schuwde hem daarvoor. De getuige bleef
echter volhouden, waarop de Officier vau
Justitie, mr. Paardekooper Overman, pro-
cesverbaai-opmaking van de door hem af
gelegde verklaring vroeg.
De Reclitbank ging daarop in raadkamer,
waarna De V. de door den griffier opge
maakte verklaring onderteekende.
De Officier van Justitie zeide in zyn re
quisitoir, dat hy niet de minste waarde
hechtte aan de verklaring van den getuige
a décharge De V., en er dan ook van over
tuigd te zyn, dat De V. een meineed had
afgelegd. Hij vond dan ook, dat uit hst ge
tuigenverhoor wettig en overtuigend was be
wezen, dut verdachte Van 't L. voor het
Kantongerecht te Zaandam zich had schul
dig gemaaki. aan het afleggen van meineed
en eischte een gevangenisstraf van acht
maanden.
De verdediger van verdachte, mx. L. G.
van Dam, wilde als verzachtende omstandig
heid aanvoeren, dat de zaak waarin te
Zaandam meineed is gepleegd zeer klein is.
Bovendien was het pleiter opgevallen, dat
alle vier de getuigen precies dezelfde ver
klaring hadden afgelegd. Ook oordeelde hij,
dat aan de verklaring van den getuige
décharge De V. wel eenige waarde moest
worden gehecht; „hy is bedreigd met alle
bedreigingen die de Rechtbank kan uiten
en volhardt toch in zyn verklaring". Pleiter
concludeerde tot vrijspraak.
11 Februari zal de Rechtbank uitspraak
doen.
Inmiddels was de getuige décharge
De V. in arrest gesteld. Ook hy zal wegens
meineed vervolgd worden.
Ruwe Huid
Ruwe Handen
Ruwe Lippen
Doos 30 cent
By Apoth en Drog.
monstraties geweest. Deze toch maakten,
volgens hem, alleen maai propaganda voor
de afzetting des keizers en daartegen be
staat noch by de regeering noch by den
koning bezwaar. Integendeel.
De koning is op dien middag, als naar
gewoonte, rustig gaan wandelen in den
„Englischen Garten". Als hy thuis komt,
vindt hy voor zyn paleis een woedende
volkszee, die zyn afdanking eischt. Zoo
was het nu Juist niet bedoeld. Door een
achterdeurtje sluipt hy zyn paleis binnen,
waar koningin Theresia ziek te bed ligt.
zyn regeering licht hem verslagen in over
die bliksemachtige omwenteling. De koning
wordt rood van drift, scheldt zyn ministers
oer-bajuwariesch uit en „verbiedt van nu
af aan" alle demonstraties, zyn omgeving
overtuigt hem er eindeiyk van, dat niets
meer helpt en dat hy moet vluchten. Lang
weert zich de oude man. Maar de toestand
buiten wordt dreigend en hij bukt het
hoofd voor het onbegrypelyke, het voor
hem onmogeiyke. Hij wil vluchten. De
auto's zyn niet in orde. Urenlang moet het
koningspaar angstig en sidderend wachten.
Dan razen de twee oude menschen by nacht
en Novembemevel naar het onzekere. Ze
hebben niets by zich, ze zyn alleen....
Een paar dagen na de revolutie verschynt
een koninklyke linnenmeid by Kurt Eisner
en vraagt verlof, om het lijfgoed des konings
mee te mogen nemen. Eisner stemt wel
willend toe. En een oude ambtenaar van
het Linnen-departement verklaart, half
weenend, in echt Beiersche klassiek-ver-
heven bewoordingen: „Ja, mei, unser Kini,
der hat an Angst aussteh' muass'n. Dös
glaub'i scho, dass der 'a neu's Unterhosen
braucht!" (Ja, natuurlijk, onze koning heeft
zulk een angst uitgestaan. Dat geloof tk
graag, dat die een schoonen onderpantalon
noodig heeft).
De oude koning Ludwig III komt n'et in
zekerder haven dan alle andere bondsvorsten.
Steeds niet begrypend dwaalt hy door
Oostenryk, Tirool, Zwitserland, Lichtenstein
en vestigt zich eindeiyk in Hongarye, waar
hy spoedig, anderhalf jaar na de omwen
teling. eenzaam sterft.
Hy bleef tot zyn dood star vasthouden
aan zijn rechten en heeft nooit afgedankt.
Het eeuwen aangestamde vorstenhuis was
in drie uur uit München en Beieren ver
dwenen. Als door een bliksem weggevaagd..