Naar het Land van Overzee
ELECTRISCH
APPARAAT
WOENSDAG 3 FEBRUARI 1932 BUw,
Engeland en de bescherming der Heilige Plaatsen.
De mandataire macht en Israël Toekomst
mogelijkheden van het moderne Palestina.
Wacht u voor Pater
Boerigter!
Ru we Huid
ONZE OOST
UITLEVERING VAN DEFENSIE
STUKKEN
VOOR HET AANSCHAF
FEN VAN EEN
VEREEN. INSTALLATEURS
VAN HAARLEM EN GMSTR.
ZIJLSTRAAT no. 70
De H. Graf-kerk te Jerusalem teert we? en brokkelt af In een staat van deerniswekken
de vervuilingDe ingang van die kerk.
JL V V JlL/ JL*j JLS JL^J e£ \D
Het probleem der Heilige Plaatsen in Palestina. Biddende Joden bi)
den Klaagmuur te Jerusalem.
Engeland als beschermer der Joden. Hier
kullen humanitaire overwegingen wel niet
den doorslag gegeven hebben. Als Albion iets
op touw zet, weet het wel degelijk waarom
het daartoe besluit.
Nu hoeft men Engelands politiek nog niet
zoo hevig van Machiavellisme te verdenken,
wanneer men vooropstelt, dat zijn staatslie
den toch wel sedert lang zullen gelet hebben
op de gunstige gelegenheid, om de' oostelijke
zijde van het Suezkanaal in veilige hoede
te stellen. Daar dreigde zeker een gevaar,
toen keizer Wilhelm, onder den „Drang nach
Osten" die van Bismarck was uitgegaan,
de gastvrijheid van den Turkschen heer-
scher aanvaardde op den bodem van Pales
tina, en een pelgrimage deed naar Jerusalem.
De gelegenheid was te mooi, om ze niet uit
te buiten. Zoo kocht de Keizer een stuk
van den berg Sion in de Heilige Stad, dat hij
ten geschenke gaf aan de monniken van
Beuron. Bij deze Duitsche Benedictijnen kon
de Duitsche „Kultur" veilig worden onder
gebracht. Maar tevens verkreeg de Keizer
van den Sultan een officieele toestemming
voor de Sionisten, om zich in Palestina te
vestigen: en dit was dan toch ook alweer
een schrede verder op den weg, die naar
Bagdad leidde.
Maar Engeland hield zich voor gewaar
schuwd. Het was er dan ook als de kippen
bij, om de aandacht der Sionisten naar zich
zelf te keeren, en in 1917 trad Balfour voor
de wereld als de beschermer der landverhui-
zende Joden op. Was het een schijnmanoeu
vre geweest, om aan de Sionisten een grond
gebied in Oeganda aan te bieden als een
nieuw vaderland?
Toen Engeland toegaf en beloofde mee te
Werken tot de verwezenlijking van den
Sionistischen droom in Palestina, kwam het
niet alleen den Joden in het gevlei, maar
ook Amerika, welks medewerking in den oor
log noodzakelijk was geworden om de over
winning te brengen aan de zijde der En
tente. Het was op grond van Wilson's arti
kelen, dat aldus het zelfbestemmingsrecht
der Joden werd erkend; maar het was ook
Rothschild aangenaam, dat zijn werk in
Palestina de bescherming vond van Enge
land. En voor zoover de groote Amerikaan-
sche en Engelsche banken in Joodsche han
den zijn, en de „haute finance" der Ver-
eenigde Staten bij Joden berust, kon de
„beau geste" van Albion op tegenpresta
ties rekenen.
Volgens den tekst van het mandaat zelf,
is Engeland naar Palestina gekomen, om er
een modernen staat te scheppen, waar, zon
der naar de hegemonie te streven, alle be
lijdenissen en alle rassen samen naast elkan
der kunnen bestaan; en als dit Falestijn-
sche volk voor zelfbestuur rijp zal zijn, moet
Engeland de vlag strijken en zijn rol als
afgeloopen beschouwen.
Kan men nu in gemoede gelooven, dat En
geland ooit de oostelijke zijde van zijn Suez
kanaal zal opgeven? Dat het de oorlogs
haven van Haïffa in Palestina voor niets
bouwt? Dat het den weg naar de petroleum-
bronnen van Moussoul in Mesopotamië zal
verlaten? Dat het deze schakel zal nemen
uit de keten, die loopt van Gibraltar over
Malta, Cyprus, Palestina naar Perzië?....
Maar dan heeft Engeland er ook alle be
lang bij, dat er géén „Palestijnsche natie"
groeit: dat de Arabieren in Palestina nooit
tot mondigheid komen en nooit gevormd
worden tot het bestuur van een parlementai
ren staat. En wat is daartoe het beste mid
del? Eenvoudig dit: verdeeldheid gaande te
houden in het land: „Verdeel om te kunnen
heerschen". En daarbij is geen middel ge
schikter dan de aanwezigheid der Sionis
ten. Zoolang de vereende Joden in Palestina
aanwezig zijn, heeft Engeland de twee be
volkingen, Arabisch en Joodsch, en de twee
religies, Mahomedaansch en Hebreeuwsch,
maar rustig samen te laten kibbelen, om zelf
naar alle recht en billijkheid in dit land het
heft in handen te kunnen houden.
Abraham Baumkoller in zijn studie „Le
Mandat sur la Palestine", hoedt er zich wel
voor, om deze mogelijkheden onder de oogen
te zien. Maar het optreden der Engelsche
overheid in Palestina, na de Jodenmoorden
van 1929, was van dien aard, dat de heer
J. H. Kann, onze gewezen ponsul te Jeru-
lem in- zijn „Opmerkingen" (Nijhoff 1930)
schreef: „Het is hard te hebben moeten con-
stateeren, dat door de administratie in Pa
lestina dit Fair Play (waardoor het Engel
sche volk over 't algemeen uitblinkt) ten op
zichte van de Joodsche vestiging aldaar niet
is in acht genomen." Wat de Joden het be
stuur verwijten, dat verwijten de Arabieren
het op hunne beurt
Het probleem der Heilige
Plaatsen.
Hoe is nu wel beschikt over „de Heilige
Plaatsen" bij de bestuurswijziging na den
vrede van Versailles? Sinds Engeland het
mandaat kreeg over Palestina, had de Fran-
sche gezant zijn rol gespeeld als beschermer
der christenen in het Oosten. Duidelijk is
het, dat met het bestuur over het land, de
Engelsche overheid ook de bescherming
kreeg van a 1 de heiligdommen van Palestina,
die er zoowel bij de christenen als bij de Jo
den en de Mahomedanen in groote ver
eering zijn. Baumkolleer merkt op in zijn
boek, dat het Vaticaan zich niet bijster ge
rustgesteld voelde bij de beslissing, die het
mandaat aan Engelsche handen toever
trouwde.
Het probleem der H. Plaatsen is geen lou
ter Palestiniaansche aangelegenheid. Het
feit, dat drie verschillende godsdiensten in
het land van Abraham ontstaan zijn, was
in den loop der geschiedenis een doorloopen-
de aanleiding voor de machten van Europa,
om zich te mengen in de dingen van dit ge
bied en te trachten om er hun invloed te
bevorderen, hetgeen niet tot een louter mo-
reelen invloed beperkt bleef.
Artikel 13 van het Mandaat verplicht de
mandataire macht, om de bestaande rech
ten te handhaven voor alle godsdienstige be
lijdenissen in het land, en den toegang tot
de heiligdommen onbelemmerd te laten. De
rechten en eischen betreffende de H. Plaat
sen zouden later geregeld worden. Maar dit
bleek niet gemakkelijk.
Engeland stelde tweemaal voor, een inter
nationale commissie saam te stellen om die
rechten nader te omschrijven; maar daarbij
wilde het aan deze commissie zulk een uit
gebreide macht toekennen, dat de mogend
heden het hierover niet eens konden worden.
De zaak kreeg haar beslag dus niet.
In 1922 verzocht de Volkenbondsraad den
mogendheden, de oplossing van het vraag
stuk opnieuw ter hand te nemen, waarop de
Engelsche regeering een memorandum in
diende over de inrichting der bedoelde com
missie. Zij zou een Amerikaan tot voorzitter
hebben, en verdeeld worden in drie subcom
missies, overeenkomstig de drie aanwezige
godsdiensten.
Hiertegen verzetten zich de katholieke
Staten; en ondanks de pogingen van den
Volkenbondsraad, kwam men tot geen resul
taat. Acht jaar nadat het mandaat geratifi
ceerd was, en het status quo me nadruk
gehandhaafd, was men nog niets verder ge
komen en nam Engeland een aantal provi
sorische beschikkingen, waarmee de oplos
sing geen stap vooruit werd gebracht. Eén
der hoofdpunten van deze voorloopige rege
ling, is het onttrekken van vergrijpen met
betrekking tot de H. Plaatsen, aan den ge
wonen rechter, om die te brengen voor den
Hoogen Commissaris en zijn staatssecretaris.
Maar toen kwam de Jodenmoord bij den
daarmee is de heele beweging verburgerlijkt.
Zij begon als een nationale bewustwording,
steunend op godsdienstige motieven. Nu lijkt
het Sionisme meer een communistische
proefneming te zijn; de economische facto
ren beheerschen het heele vraagstuk.
De eerste nederzettingen van Joden in
Palestina, die vóór den oorlog door baron
Rothschild in het leven gehouden werden,
zijn gebaseerd op het princiep van indivi
dueel grondbezit: de kolonisten zijn eige
naars van den bodem en werken met Arabi
sche of Joodsche knechten. Zij zijn meer
planters dan landbouwers.
De latere Sionistische nederzettingen zijn
op andere leest geschoeid, naar de formule,
die een Joodsch vaderland wil stichten op
een nationalen bodem. Hier worden geen
terreinen verkocht: zij blijven het eigendom
der gemeenschap. Verder is er alle loon
arbeid onbekend. Het werk wordt verricht
door vrijwillig-aangesloten werkers. Aankoop
en verkoop berust bij een coöperatief insti
tuut. Nochtans zijn er hier ook nog twee
verscheiden groepen, en wel: de z.g. com
munistische colonies en de „individualisti
sche", waar ieder arbeidt voor eigen reke
ning en een stuk land bewerkt, dat hij van
de gemeenschap in huur kreeg.
Tot nog toe leefde het Sionisme van de
geldelijke bijdragen der geloofsgenooten over
de heele wereld verspreid. Zijn toekomstig
voortbestaan schijnt afhankelijk gesteld van
industrieele mogelijkheden. Tot nu toe is er
nog alleen maar een groote cementproductie
tot bloei gekomen. Deze voerde in 1927 voor
23.000 pond sterling uit. Voor een inten
sieve landbouw-exploitatie is het steenige
land zeer zeker niet geschikt. Maar er is de
Jordaan, de eenige stroom. Hierop is de
aandacht gevallen van een jong socialistisch
revolutionnair uit Rusland, die onder Ke-
rensky zelfs militair gouverneur van Petro-
grad was, en van beroep ingenieur, electri-
cien en waterbouwkundige. Hij kreeg een
concessie om de wateren van den Jordaan
te gebruiken voor de electrificatie van heel
Palestina. En reeds zijn Jaffa, Tel Aviv en
Caïffa door hem met electrisch licht voor
zien. Bij het meer van Tiberias zijn de
groote werken begonnen, die duizenden van
menschen een nieuw arbeidsveld moeten
verschaffen: de beweegkracht van het wa
ter, dat tot nu toe doelloos voortstroomde
binnen de boorden der heilige rivier.
En dan is er nog de Doode Zee, de Zout-
zee van den Bijbel, tot nog toe een ge
meden oord in een onherbergzaam land
schap. Maar biedt ook deze niet een dank
baar arbeidsveld, een mogelijk ontginnings
terrein voor de moderne techniek.
Volgens sommigen zou de Zoutzee in voor
historische tijden in verbinding gestaan
hebben met de Middellandsche en met de
O
Pater Boerigter, missionaris te.
O, maar heb ik uw naam en conterfeit-
sel niet gezien in het program-boek der mis-
sieweek te Haarlem?
Inderdaad, ik had graag die missie
feesten bijgewoond in mijn geboortestad,
maar als je de eenigste geestelijke bent in een
parochie zoo groot als het aartsbisdom
Utrecht....
Wat zegt u? Waar komt u ook weer van
daan?
Van Ringsted in Denemarken.
Pater Boerigter
O, Pater, dat moet u maar aan niemand
vertellen, want van Denemarken hebben wij
in de laatste jaren zooveel runder- en var-
kensvleesch gekregen, dat een rechtgeaarde
Nederlander al kippenvel krijgt bij 't hooren
van dien naam.
Ja, maar ik ben geen exportslager ik ben
missionaris en daarom meen ik aanspraak te
kunnen maken op de belangstelling van mijn
landgenooten of tenminste van mijn stadge-
nooten.
O, u komt alleen maar wat sympathie
vragen, 't Is zeker geen prettig werken in dat
koude Noorden onder al die protestanten,
die zeker niets moeten hebben van
Dat valt erg mee. Onze Denen zijn goede
hartelijke menschen. Als men zich een paar
jaren onder hen bewogen heeft, voelt men
zich daar niet meer als in den vreemde.
Meestal koesteren zij veel hoogachting voor
de Katholieke Kerk. Fanatieke bestrijding,
zooals onze missionarissen die nog wel in
Zweden en in Noorwegen ondervinden, heb
ben wij in Denemarken niet veel last van.
Is u zoo optimistisch als kardinaal van
Rossum na zijn Scandinavische visitatie-
reis?
Ik vind dat er reden is om optimist te zijn.
als men ziet hoe de katholieke priesters te
genwoordig in sommige landen, die ^atholie*
van naam zijn, behandeld worden, moet me»
de tolerantie van een oud-protestantsch land
als Denemarken waardeeren. Heeft u niet ge
hoord van onze feesten ter eere van de»
martelaar Canut Lavard? De burgen;eeste»
stelde het stadspark ter beschikking voor
onze meeting, de militaire overheid de kazer
ne voor de katholieken van Kopenhagen ei*>
elders, die te Ringsted wilden overnachten en
de dominee opende zijn kerk en liet ons
daarbinnen een Te Deum zingen. Waar wij
op weg naar de plek waar hertog CanutüS
vermoord werd door de straten van Ringsted
trokken, waren deze door vlaggetjes versierd
evenals in Limburg wanneer daar de proces
sie uittrekt en ook dat was een attentie
van den burgemeester.
Dan zal het niet lang duren voordat
Denemarken katholiek is!
O, zoo gauw zal dat niet gaan. Oude
vooroordeelen houden velen terug, maar voor
al de groeiende onverschilligheid voor den
godsdienst. Maar vooruit gaan we, dat is al
heel veel. Bijna ieder jaar komen er een
paar Deensche priesters bij: dat vooral geeft
hoop. Aldus zal mettertijd de katholieke kerk
in Denemarken niet meer als een uitheem-
sche macht worden aangevoeld.
Dus de Hollandsche missionarissen zijn
daarginds een uitstervend ras?
Uitstervend! neen integendeel, wij zijn
zeer actief en al zullen wij waarschijnlijk
mettertijd vervangen worden door Deensche
geestelijken, voorloopig kunnen wij nog niet
gemist worden. Een heele taak is 't, in onze
uitgebreide districten contact te houden met
de sporadische katholieke Deensche bekeer
lingen of Poolsche landverhuizers. Hun kin
deren trachten we zooveel mogelijk bij me
kaar te bjengen in kleine geïmproviseerde
internaten dicht bi.i de kerk. Financieel is
dat geen goede zaak maar daar zonder
gaan de meesten te gronde in den draaikolk
van onverschilligheid en bederf.
U wil toch niet komen bedelen? U heeft
toch gehoord van de buitengewone malaise
die op ons volk drukt? Vooral in Haarlem
moet u niet komen: daar probeeren ze de
tulpen voor één cent het stuk te verkcopen,
omdat de Denen hun grenzen gesloten hou
den voor onzen export..
Ik zal de menschen niet meer vragen
dan zij kunnen en willen kwijt zijn. Een ge
bed zal ik ten zeerste op prijs stellen; hun
belangstelling voor ons missiewerk zal voor
mij en mijn Nederlandsche collega's een aan
moediging zijn en verder
Neen verder moet U niet gaan, Pater.
Wie missionarissen uitzendt meet ze
ook blijven steunen. De protestantsche zen
delingen door de Deensche Staatskerk naar
den vreemde gezonden worden aanhoudend
gesteund door hun land
Ja, maar hier in Nederland zijn zóóveel
missionarissen, en zóóveel goede werken.
De Liefde wordt geven nooit moe....
Neen Pater, als u meer vraagt dan ge
bed en sympathie, neem ik de verantwoorde
lijkheid niet om u bij uw stadgenooten aan
te dienen.
Pater Boerigter wordt een beetje verlegen:
een glimlach breekt door den bezorgden ernst
van dezen jeugdigen zielzorger. Hij ziet blijk
baar niet van zijn voornemens af.
Dan is het mijn plicht uw stadgenooten
tegen u te waarschuwen!
Heilige Landstichting, STEPH. WEVERS,
Nijmegen. Montfortaan.
De stroomversnelling van den Jordaan bij Jormak, thans benut voor de electrificatie
van Palestina.
Klaagmuur te Jerusalem in 1929. Zoowel
Joden als Arabieren doen rechten daarop
gelden: voor de eersten is dit de eenige re
liek die hun van den verwoesten tempel
bleef; en voor de anderen is het de grond
slag van hun heiligdom, gelegen rondom de
moskee van Omar.
De Engelsche regeering richtte zich na de
troebelen tot de Commissie der Mandaten,
ingesteld door den Volkenbond, om een com
missie te benoemen, die ten minste een uit
spraak zou doen over het probleem van de
rechten op den Klaagmuur, die zoo dikwijls
reeds een oorzaak tot onlusten was. De uit
spraak dezer commissie zou dan gelden als
definitief.
Maar ook hierop kon niet worden inge
gaan. Hierdoor zou inbreuk gemaakt worden
op de rechten der Commissie, voorzien door
het mandaat zelf, waardoor de aangelegen
heid van alle H. Plaatsen moet geregeld
worden.
Intusschen werd echter, om voor de orde
en de veiligheid der Jerusalemsche burgerij
te waken, een commissie benoemd die, wat
den Klaagmuur betreft, een voorloopige uit
spraak zou doen, waardoor echter in geen
opzicht vooruitgeloopen wordt op de beslis
sing der nog altijd te benoemen commissie,
belast met de definitieve regelingen.
Deze is er intusschen nog niet. En als zij
er eenmaal zijn zou, is zij zeker niet in een
ommezien klaar met haar werkzaamheden.
En onderwijl blijft alles bij het oude. De ver
schillende confessies waken met naijverige
angstvalligheid over het geringste wat zij
als hun rechten beschouwen. De H. Grafkerk
teert weg en brokkelt af in een staat van
deerniswekkende vervuiling; en om het als
wederrechtelijk geoordeelde vegen van een
bezem kan er bloed vloeien. Syriërs en Cop-
ten vochten in de basiliek ten bloede in 1926,
daar één van hun allen één stap gezet had
op het terrein der andere partij
De moderne techniek en het
oude Palestina.
Zal het Sionisme blijven voortbestaan?
Heeft het Joodsche volk een toekomst in
Palestina?Het is zoo menschelijk, in de
toekomst te willen zien.
Maar er rijzen andere vragen: zullen de
Joodsche volksverhuizers er in slagen, om de
Arabieren van den Palestijnschen bodem te
verdringen, al zijn de Joden dan ook nóg
zoo rijk, en nog zoo geslepen, toegerust met
alle middelen der techniek?
De Joden zijn geboren handelaars, geen
landbouwers; welnu: zullen de kinderen der
huidige Sionisten het nieuwe vaderland zoo
lief gekregen hebben, dat zij er voor altijd
in geworteld staan en het willen bebouwen,
of zullen het intellectueelen worden, zoo
als hun vaders veelal waren, die terugver
langen naar de Universiteit van het Westen,
na dit agrarisch, wezensvreemd intermezzo
van 't voorgeslacht?
Zal de bodem zooveel menschen kunnen
voeden, tot de dag gekomen is, waarop de
Arabieren gereduceerd zijn tot een natio
nale minderheid?
Zal het huidige, heldhaftige idealisme, op
een zoo ver en geheel abstract doel gericht
in staat blijken, om de energie en de activi
teit gespannen te houden?
De periode der edelmoedige opofferings
gezindheid der jonge Sionisten is voorbij. Er
Roode Zee: een theorie, die door andere ge
leerden bestreden wordt. In 1923 bracht de
Revue générale des Sciences een artikel,
waarin verklaard werd, dat de Jordaan, die
in de Doode Zee uitmondt, van zijn oor
sprong af zoutbestanddeelen meevoert, en
wel zoodanig, dat hij per jaar een hoeveel
heid van 80.000 ton zout in die zee afzet,
waardoor het wateroppervlak per honderd
jaar juist 25 centimeter stijgen zou, als er
de verdamping van het water niet was,
waardoor haar peil veeleer dalend is. De
zee van Tiberias, waar de Jordaan door
heen stroomt, ligt 200 meter beneden den
zeespiegel en de Doode Zee op hare beurt
392 Meter. Haar grootste diepte bedraagt
399 Meter, of zelfs 411 Meter: haar bodem
ligt dus ongeveer 800 Meter beneden den
zeespiegel. Hier was theoretisch een water
val mogelijk, waarvan de drijvende kracht
welhaast wonderen kon werken.
Het was in 1920, dat een Noorsch inge
nieur het plan opvatte, om een onderaardsch
kanaal door Judea aan te leggen, waardoor
het water der Middellandsche kon gevoerd
worden tot de Doode Zee, zestig kilo
meter lang, om op het eind daarvan een
reusachtigen watèrval te vormen.
Maar in 1925 werd een nieuw plan uitge
werkt, om het water omhoog te pompen en
het door een ondergrondsch kanaal over den
top van het gebergte te voeren, waarbij een
waterval van 343 Meter hoogte zou gevormd
worden. Het water van den Jordaan moest
dan ter hoogte van het Meer van Tiberias
afgevoerd worden over het landschap langs
irrigatiekanalen, die de vruchtbaarheid van
den bodem zouden bevorderen.
Het bleef bij plannen, tot in 1929 werd
aangetoond door Georges Claude van het
Instituut, dat de Doode Zee, met haar in
houd van 130 kubieke kilometers water, voor
een waarde van 260 milliarden franken aan
goud bevat. In vijftien jaar tijds zou men
daarvan een derde kunnen ophalen.
Daartegenover staan de berekeningen van
Engelsche zijde, dat de Doode Zee voor 240
milliarden ponden aan chemische produkten
bezit.
Op den eersten Januari 1930 werd intus
schen een concessie verleend aan de „Pa
lestine Potash Company Limited", om pot-
asch te winnen uit de Doode Zee, met een
minimum van 1500 ton in het derde jaar, en
van 50.000 ton in het elfde jaar, voor den
duur van 75 jaar. Directeur hiervan is de
Nederl. consul te Jerusalem, de heer van
Vriesland. De gebouwen hiervoor bestemd,
waaraan een 125 arbeiders werkzaam zijn,
verrijzen op het oogenblik, 400 Meter ten
noorden der Doode Zee en 700 Meter ten
westen van den Jordaan.
Zóó dreigt het Sionisme het aanschijn van
het Land van den Bijbel wel zeer te veran
deren. Maar de nieuwe stroomingen staan
niet stil.
i
moet gezocht naar practische realisatie. En
BEZOEKT DAN EERST
DE TOONKAMERS DER
GEVESTIGD
TEL. 14552 HAARLEM
Vervolging van een journalist
Omtrent het telegrafisch gemelde geval,
waarbij de commissies van het departement
van marine te Batavia en een redacteur
van de Java-Bode betrokken zijn, lezen wij
in het „Bat. Nbl.":
De justitie deed een inval ten huize van
den journalist op het oogenblik, dat de
stukken werden overgetikt, tertvijl de „koop
som", 50—, op den commies werd be
vonden] Deze laatste, zekere N., die vroeger
reeds met de justitie in aanraking is ge
weest wegens verduistering in zijn functie
van archivaris van het departement van fi
nanciën, bevindt zich thans in preventieve
hechtenis, terwijl de journalist op vrije voe
ten werd gesteld, na Vrijdagnacht voor on
derzoek te zijn aangehouden. Het is cms,
tusschen twee haakjes, raadselachtig, dat
N deze knoeier, aanstonds na uit de ge
vangenis te zijn ontslagen op een ander de
partement met open armen werd ontvangen.
Voorwaar een door het lot zeer gunstig be
jegend man die dan ook, speculeerend op
bovenaardsche welwillendheid, opnieuw aan
het knoeien sloeg.
Wij hebben aanvankelijk gemeend, ver
volgt het Bat. Nbl., het bij een summiere
vermelding te moeten laten, doch zijn van
dit standpunt teruggekomen nu in de Java
Bode (met vette letters nog wel, en aan den
kop van het blad) omtrent deze kwestie de
volgende mededeeling is verschenen.
Eenigen tijd geleden werden langs zp-
deïingschen weg aan de plv. hoofdredactie
van de Java Bode stukken ter inzage aan
geboden, welke blijkbaar afkomstig waren
uit het geheime archief van het Departe
ment van Marine.
De aard van deze stukken was zoodanig,
dat vastgesteld kon worden, dat het naar
buiten leuren daarmede de belangen van
het land ernstig kon schaden.
In verband hiermede stelde de plv. hoofd
redactie de Regeering in kennis van dit ern
stige feit, welke mededeeling een nader on
derzoek ten gevolge had.
Dit onderzoek leidde tot arrestatie van
een commies van het departement van ma
rine, een zekeren N„ terwijl in het verder
onderzoek tevens betrokken werd de neer
F. M. d. W., redacteur van de Java Bode
Waar in tegenstelling met zijn eigen ver
klaring, dat de betrokken commies zich uit
zichzelf tot hem had gewend om hem de
stukken uit te leveren, uit het verloop van
het vooronderzoek de ernstige verdenking is
gerezen, dat het verzoek tot. en het aan
bod van geld vóór het uitleveren van de
betrokken stukken van den heer de W. is
uitgegaan, uiteraard buiten de kas van de
Java Bode om,- en deze zich dus aan om-
kooping zou hebben schuldig gemaakt, is
besloten den heer De W„ hangende dit
vooronderzoek als redacteur van de Java
Bode te schorsen."
Het Bat Nbl. geeft op deze mededeelmgen
van de Java Bode eenige correcties, o.a.
In de eerste plaats wekt de mededeeling.
dat „de plv. hoofdredactie" (ten rechte den
heer d. W.) langs zijdelingschen weg stuk
ken zouden zijn aangeboden, een onjuisten
indruk. De redacteur d. W. heeft de „plv.
hoofdredactie" inzage verleend van de eer
ste stukken, die hij van N. in afschrift ge
kocht heeft; wij meenen ongeveer een week
voor de „ontmaskering". Naar aanleiding
van den zeer geheimen aard van deze stuk
ken heeft de plv. hoofdredactie der Java-
bode gemeend, de regeering te moeten waar
schuwen, daarbij verzoekende den heer d. W.
niet op voor hem schadelijke wijze in de
zaak te betrekken. Een belofte in dezen
geest is echter niet gegeven en nu de po
gingen om den hoofdschuldige, den commies
N„ te overrompelen tevens geleid hebben
tot het betrappen op heeterdaad van den
heer d. W., bij het misdrijf van omkooping,
kan het wel niet anders of de justitie acht
voldoende termen en ook de noodzaak aan
wezig om beiden te vervolgen: N. wegens
het aannemen van geld voor een handeling,
in strijd met zijn ambtsplicht, d. W. wegens
het doen van een gift of een belofte aan
een ambtenaar met het oogmerk hem te
bewegen, in zijn bediening, in strijd met zijn
ambtsplicht, iets te doen of te laten (art.
209 ten le S. W.) dan wel het doen van
een gift aan een ambtenaar ten gevolge
of naar aanleiding van hetgeen door dezen
in zijn bediening in strijd met zijn plicht
is gedaan of nagelaten (art. 209 ten 2e, S.
W.)
Wat de feiten betreft, deelt het Bat. Nbl.
nog mede;
De heer De W. heeft met verschillende
lagere ambtenaren qpntact gezocht, tenein
de hen te bewegen, hem in voorkomende
gevallen tegen betaling nieuwsberichten te
verschaffen. Dit is een methode die ons en
velen anderen journalisten vreemd is en die
voor elk geval afzonderlijk en opnieuw een
strafbaar feit oplevert, omdat wel duidelijk
blijkt dat het slechts de bedoeling kan zijn,
tegen betaling gegevens te bekomen, die op
regelmatige wijze niet aan de pers worden
verstrekt, zoodat de betrokken ambtenaren
telkens in strijd met hun plicht zouden moe
ten handelen. Onder de ambtenaren, die ne
heer De W. aldus aangezocht heeft hun me
dewerking te verleenen, behoort ook ae
commies N. Geenszins echter heeft, zooals
de Javabode verklaart, De W. om bepaalde
stukken gevraagd, welker publicatie het
landsbelang ernstig zouden schaden, dus ook
niet om de stukken in kwestie, waarvan het
bestaan hem ongetwijfeld geheel onbekend
was. Deze stukken heeft N. eigener initia
tief op het departement van marine ont
vreemd, ai was het dan ook naar aanleiding
van het in algemeenen vorm gestelde ver
zoek van den heer De W., dat hij meende
in hem een willig kooper ervoor te zullen
vinden.
Wat verder zijn plannen waren met de
stukken, had hij waarschijnlijk met zichzeii
nog niet uitgemaakt. In ieder geval mag
worden aangenomen, dat de heer De W.
daarbij rekening zou hebben gehouden met
het landsbelang.
De eerste reden, die de Javabode als ar
gument voor de schorsing hanteert, bestaat
dus niet: men weet thans dat De W. den
commies N. niet verzocht had, hem de
stukken in kwestie uit te leveren, noch voor
die stukken geld geboden had.
Eindelijk schrijft het Bat. Nbld. nog:
Aan dit alles moet nog worden toegevoegd,
dat de pl.v. hoofdredactie van de Javaboae
blijkbaar inderdaad niet voorzien heeft, dat
De W. noodzakelijkerwijs in een strafproces
zou worden betrokken en ook na het in
grijpen der justitie alle moeite gedaan heeft
om dit te voorkomen.
Ten slotte willen wij in dit verband nog
één opmerking maken: Het komt ons zon
derling voor, ook wanneer wij de goeae
trouw van de pl.v. hoofdredactie aannemen,
dat een lid van den staf, op wiens metho
den tevoren blijkbaar geen aanmerking was
gemaakt, thans door die hoofdredactie zelve
practisch aan de justitie werd overgeleverd.
Al was dat dan de bedoeling niet.
Nader is bericht, dat ook de journalist
de W. preventief is gezet. De vervolging zal
gegrond zijn op de z.g. spionnage-artikelen,
welke tot dusver nimmer aanleiding tot
strafvervolging hebben gegeven.
fcAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA,
TEL. 14552 HAARLEM