Naar het Land van Overzee TWEEDE BLAD DONDERDAG 11 FEBRUARI 1932 BLADZIJDE 1 De vele kleuren van Groot-Jerusalem WERKVERSCHAFFING EN WERKVER RUIMING Aanvragen van bijdragen in de kosten DIRECTE OF INDIRECTE BELASTINGEN HOOGHEEMRAAD- SCHAP VAN RIJN LAND Vacature hoogheemraad WznÊÊmÈmÊim&ii DE HUURSTAKING TE IJMUIHEN DE HUURSTAKING TE IJMUIDEN De aanwas ider Joodsche bevolking SP*» Pr. BEGROOTING VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN ARBEIDSBEGROOTING 1932 De bestrijding der crisis DE ELECTRIFICATIE DER SPOORWEGEN Nieuwe plannen DR. J. SCHOKKING Zijn opvolger in de Tweede Kamer 1 in W-:.MMÉMMi Een deel van een der nieuwe Jerusalemsche wijken. Het kwartier der Buitenlanüsche Consulaten. komen op de fiets naar de stad, maar zien er evenmin tegen op, om uren ver langs de wegen te tippelen. Zij komen niet alleen uit de Sionistische kolonies, maar leven hier ook bij duizenden in de voorsteden. Zij vormen het nieuwe element in de bevolking, en brachten er, behalve hun Far-West-manie- ren, ook de energie van een wakker Europa heen, en den wil om zich een draaglijk be staan te scheppen in dit slapend Oosten. Het zijn de mannen van de bewuste daad en van den dag van morgen. Ik zal niet beweren, dat zij niet óók een keer bij den Klaagmuur gestaan hebben en er over Israël jammerden. Maar zeker zijn deze ervan overtuigd, dat er meer te halen is uit hun levende knuisten, dan uit die doode steenen. Deze nu hebben door hun groeiend aantal de meerderheid gekregen in de bevolking van Jerusalem, met haar totaalcijfer van 90.500 zielen In 1922 telde de hoofdstad 33.971 in 1931 echter 51.416 Joden. Tegenover de 45.3% van toen, tellen zij er nu dus 56.9% van het ge heel. Hierbij drukt de Joodsche „Agence" het vermoeden uit, dat vele Oriëntaalsche Joden, die hier leven, niet eens meegeteld werden! In de gezamenlijke drie en twintig steden van Palestina leefden in 1922 naar schatting 68.622 Joden. Dit getal klom voor het laatste jaar tot 128.541. Maar grooter dan in de ste den, is de toename der Joodsche bevolking op het platteland, die steeg van 15.172 (1922) tot 46.465 (1931). Tegenover een totaalcijfer van 83.794 Joden voor 1922, staat voor thans een totaal van 175.006: en daarbij wordt op gemerkt, dat dit cijfer waarschijnlijk nog hooger moet zijn, daar veel Oriëntaalsche Joden hier geen vast verblijf hebben en rond trekken door Palestina, en andere hun naam niet opgeven om politieke redenen, behalve nog diegenen, die in 't buitenland studeeren of niet als Joden geboekt willen staan. Daar bij wordt ook nog in het licht gesteld, dat de toename der Joodsche bevolking lang niet in dezelfde mate heeft plaats gehad als die van de steden Tel Aviv en Haifa. In Tel Aviv, in Tiberias en in Jerusalem hebben de Joden nu de meerderheid. Opmerkelijk is dit alles zeker, wanneer men bedenkt, dat er voor Jerusalem nog maar sinds betrekkelijk korten tijd van een Joodsche bevolking sprake kan zijn! De strij ders van den eersten kruistocht verjoegen de Joden uit de H. Stad tot den laatsten man. Daarna waren ze er nauwelijks geduld, en nog is het geen Jood geoorloofd een voet binnen de H. Grafkerk te zetten. In 1130 waren zij er in getale van 200. Toen zij om trent 1200 in Frankrijk en Engeland vervolgd werden, kwamen er een 300 rabbi's vandaar, om zich in Jerusalem te vestigen; een twin tig jaar later kochten ze een vroegere kruis- vaarderskerk van de Mahomedanen. Na de Jodenvervolging in Spanje van 1493 kwam er weer een nieuwe aanwas, en deze Spaan- sche Joden konden het beter vinden met de Moslims dan hun geloofsgenooten uit de Duitsche landen en uit het Oosten. Maar zoolang de Turken hier baas waren, heette het schipperen en uithouden. De Joden ble ven hier het uitschot der bevolking, en de wijk waar zij mochten wonen, was de ellen digste en de ongezondste der stad. Er bleef hier iets van het gevoel, waarmee de sol daten van Titus een schild hadden geplaatst bii de puinen van Jerusalem, dat een zwijns kop vertoonde, als een beschimping en smaad van het overwonnen volk. En zelfs de Ma homedanen, die uit eerbied voor den Christus niet gelooven, dat deze groote „profeet" in derdaad zou gekruisigd zijn, maar aannemen dat Simon van Cyrene in Zijn plaats aan het kruis werd geslagen, vergaven het den Joden toch niet, dat zij den Messias bij Pila- tus hadden aangeklaagd. Een opflikkering van den ouden haat waren hier de Joden moorden van 1929. Maar met de toename der Joodsche bevolking, onder de vlag van het Sionisme, schijnt Jerusalem een andere toe komst te gemoet te gaan. Tegenover alle redeneeringen blijft hier het laatste woord aan de nuchtere cijfers: de opgave van de laatste volkstelling is als officieel door het Engelsch bestuur meegedeeld. Dr. FELIX RL TIEN. Ged. Staten van Noord-Holland hebben de volgende circulaire aan de gemeente besturen gericht: Het is aan ons College in den laatsten tijd meermalen gebleken, dat niet alle ge meentebesturen volledig kennis dragen van de wijze, waarop en van de voorwaarden, waaronder een provinciaal subsidie vcor werkverschaffing of werkverruiming kan worden verkregen, hetgeen uit den aard der zaak aan eene vlotte behandeling van za ken in den weg staat. Uit dezen hoofde meenen wij goed te doen, onder verwijzing naar onze circulai res van 26 Mei 1926, No. 159 (Provinciaal Blad No. 32 van 1926) en 30 Januari 1929 No. 112, ten aanzien van bedoelde aange legenheid hierbij alsnog het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Het telken jare op de Provinciale be grooting voor de bestrijding der werkloos heid uitgetrokken bedrag van 200 000.— dient in hoofdzaak voor het verleenen van bijdragen aan gemeenten vcor door deze lichamen ter hand genomen werkverschaf fingen of met het oog op werkverruiming uitgevoerde werken. Het valt niet gemakkelijk de grenzen tusschen werkverschaffing en werkverrui ming scherp aan te geven, maar in het al gemeen kan toch wel worden gezegd, dat werkverschaffing aanwezig is, indien wer ken worden uitgevoerd, waarvoor geen ge schoolde arbeid is vereischt, en bij het ter hand nemen waarvan „het verschaffen van werk" het hoofdmotief is; bedoelde werken kunnen op zichzelf ook zeker gewenscht worden geacht, maar om aan de uitvoering daarvan het karakter van werkverschaffing toe te kennen, dient wel vast te staan, dat zonder de werkloosheid aan die uitvoerig binnen afzienbaren tijd niet zou worden gedacht. Bij werkverruiming is daarentegen in het algemeen te denken aan werken, welke ge schoolden arbeid vereischen en, ook los van eljce werkloosheidsbestrijding, binnen af zienbaren tijd voor uitvoering in aanmer king zouden komen, in het kort gezegd dus aan normale werken, waarvan de uitvoe ring ten behoeve van de bestrijding van de werkloosheid wordt vervroegd; ook kan voorts van werkverruiming gesproken wor den, indien bü de uitvoering van normale werken niet de gebruikelijke en goedkoop ste werkmethode gevolgd wordt, maar, met het oog op de daardoor te scheppen groo- tere werkgelegenheid, aan eene duurdere meer arbeidsgelegenheid gevende werkwijze de voorkeur gegeven wordt. Of in een bepaald geval /an1 werkver schaffing of werkverruiming gesproken moet worden is. voor wat de subsidieerlng Gistermorgen is een huurstaker gerechtelijk uit zijn woning in de lepenstraat ardaar gezet. Na de ontruiming. Daar is wel geen stad in de wereld die ln haar geheelheid genomen, zoo ontstel lend werkt op den vreemden bezoeker, als Jerusalem: en des te meer, daar deze stad van 90.500 inwoners toch betrekkelijk klein is van omvang. Maar juist om dezen geringen omvang kan men ze des te lichter om vademen. Welk een kaleidoscoop echter, wan neer men alleen al maar de kleuren van haar bewoners betracht. Maar vooral door hun onderscheiden godsdiensten doen zich hier de verschillende naties kennen. Dit is overal anders, en nergens zoo erg als hier. Amsterdam b.v. is in de Jordaan zoo goed als overal een Hollandsche stad. Maar Jerusalem is in elk van zijn wijken anders: en men vraagt zich telkens af, waar nu wel het echte, het eigenlijke is? Men zal dit in géén Grieksche of in geen Duit sche kolonie zoeken, noch bij de Kopten in hun cellen, die als holen zijn, noch bij de Abessiniërs, op dezen bodem uitgesproken vreemdelingen. Ook het modern-Europeesche is het echte Jerusalem niet, zoo min als dat der van elders gekomen Sionisten. Maar is het dan de Arabische stad? Is het dan het Mahomedaansche? Wij zien met verwondering en vaak met ontsteltenis de tallooze menschensoorten aan, en deze verwarrende wemeling der rassen. De Europeesch gekleede Arabieren lijken er even talrijk als de schilderachtig in hun bonte bumous geplooide boeren en Bedoe- inen, venters en lastdragers, sjouwers en bedelaars. Deze geven de stad haar Oos- tersch voorkomen, haar vreemde tint. Wij staren naar de ongeloofelijke lasten, die deze menschen op hun rug versjouwen, lasten die ze met touwen om hun voorhoofd sjorren. Hier hurken ze in hun lompen langs den weg, daar zitten ze op de stoep voor een kroeg hun „nargileh" te rooken. Daar bol deren ze in een slijkkoetsje voorbij, of op den rug van een ezel. Ze luieren en lanter fanten, v-enten of vragen. Maar ik kan niet vinden, dat ze kwaadaardig Uit hun donkere oogen zien. Soms zijn ze zeer mooi. Maar zelfs als ze hooghartig voorbijgaan, zonder de omgeving ook maar één blik te gunnen, missen ze de pracht van houding, die ik vroeger in Algiers bewonderde. Rijke voor naamheid, als b.v. te Tunis, die haar met zijde gevoerde gewaden over straat laat sleepen, heb ik hier nog niet bewonderd. Het is een sjofel en verruwd volk. Ruw is de taal, zoo als die in hun heesche kelen rochelt. En als ze elkaar begroeten, de hand aan het voor hoofd, of de hand van den ander eerst aan het hoofd en dan aan de lippen brengend, vind ik noch gratie, noch sierlijkheid, als in de Fransche kolonies van Afrika, in deze, toch zoo zinrijke gebaren van de bevolking van hier. Maar hoog opgericht, recht van houding, staan hun vrouwen voor je, met hun blauw-getatoueerd gelaat; daar zij dit loopen, die houding, aannemen om het dra gen der lasten, pakken en kruiken en kor ven, dat altijd op het hoofd gebeurt, en waarvoor de mannen zich te goed houden. Maar andere schoonheid is dezen zoo vroeg reeds afgebeulden vrouwen vreemd. Mis schien is 't maar goed, dat ook vele ge sluierd gaan. En daarnaast verbaas ik mij over de vele negers, die ik hier zie, Ethiopiërs en mis schien wel Soedaneezen. Alle rassen van bleek-geel tot pikzwart zijn hier vertegen woordigd, in grooter mate dan in welke havenstad: bedrijvige bedillers, klagende blinden, sjouwers en sjacheraars, vergrijsde en beverige oudjes en dartele jongens, bood- schappen-loopers, die met groote biezen manden op hun rug om de koopers heen- springen, en dribbelen op bloote voeten, die wel nimmer water zien. Is dit de eigenlijke bevolking van Jeru salem?.... Maar ook lijkt de heilige Stad een stad van paters en nonnen. Het zou gemakkelijker vallen, de orden te noemen die hier ontbreken, dan op te som men wie er zijn. Men heeft Jerusalem het Babel der religies genoemd: eiken godsdienst en ritus ziet men er vertegenwoordigd door zijn bedienaren. Aanvankelijk is het een vreemd gezicht, er bruine of zwarte paters op straat te zien gaan, met tropenhelmen en witte zonneschermen. Alle hoofddeksels zijn er gangbaar en alle pijen hebben er burger recht. Maar dan zijn er de „popen" en mon niken der Grieksche kerk, met hun lange talaren, hun wijde mouwen en zwarte hoofd deksels, al de priesters der verscheiden riten, schismatieken en katholieken, en de altijd weer zoo opmerkelijk zwarte Abessiniërs, hoog en trotsch in hun zwart priestergewaad. En al die bedienaren der tallooze heiligdom men, en al de levieten die zij in hun semina ries opleiden, dragen volle baarden. In 't oosten zou een priester zonder baard wel nauwelijks een man zijn. In oude kloosters was een baard eenvoudig een noodzakelijke voorwaarde om opgenomen te worden. Geven de godsdienstige instituten deze stad haar karakter niet? Gedeeltelijk natuurlijk wel, zoo goed als de Moslims in hun schilderachtigheid, de fel lahs met hun kemels en kudden van zwarte geiten, of de Bedoeïnen in hun armelijke smerigheid. Maar de statistieken spreken heel anders. Mahomedanen zijn er volgens de laatste volkstelling van het eind van 1931 ongeveer zooveel als christenen: noch de eene. noch de andere volkssoort haalt het cijfer 20.000. Voor de christenen, waartoe dus Latijnen en Schismatieken gerekend worden, zijn de be woners van scholen en kloosters en derge lijke instituten meegerekend. De Roomsch- Katholieken, die voor heel Jerusalem maar één parochie vormen, tellen nog geen 5000 zielen. Daar is dan ook nog een derde volks groep, die zooals uit het voorgaande al blijkt, in de Heilige Stad de meerderheid vormt. En dat zijn de Joden. Toch vallen de Joden in Jerusalem niet bizonder op. Er zijn namelijk twee soorten van Joden duidelijk te onderkennen. Daar zijn vooreerst de rabbi's, die men Vrijdagsavonds verzameld vindt bij den Klaagmuur. Het zijn de schilderachtige ver tegenwoordigers van een oud ras. Die ziet meii even goed op straat tusschen de menig te. zelf altijd in het zwart, met hangkrullen langs het gezicht, met bleeke wangen en verwarde baarden, met bontwerk om den breed-geranden hoed. Als zij echte rabbijnen zijn, met bontjassen en soms ook tabbaarden van kleurig fluweel. Het zijn de typen, die Shakespeare aantrokken en waarop Rem brandt ons vergastte, tronies die op de teekenstift van Herman Moerkerk wachten. Het zijn de Joden, zooals men die aantreft in de Slavische landen, de Joden met den tragischen trek om den mond, en den gang alsof zij nog altijd door het woestijnzand schreden: de vertegenwoordigers van het oude volk, die hun beschrijvers vonden in Heyermans ten onzent en de gebroeders Tharaud in Frankrijk, die onder een tragi sche schaduw voortleven alsof het de scha duw der Ghetto's was. Maar naast deze bergt Jerusalem andere Joden van heel verschillend voorkomen: en het kan zijn, dat deze het evangelie van Marx boven den Talmud verkiezen. Deze hebben iets Amerikaansch in hun voorkomen en doen evengoed aan Duitsche „Wander- burschen" denken. Zij dragen Schillerhem den en rijbroeken, laarzen of sportkousen. Zij loopen blootshoofds of in leeren jekkers. Zij Over de nieuwe belastingen, door de Re geering als crisismaatregelen voorgesteld, merkt „Het Volk" op, dat de geheele be- lastingverhooging wordt gehaald uit de in directe belastingen. „Geen enkele directe be lasting wordt verhoogd. Aan een extra hef fing van de vermogens en van de inkomsten denkt de regeering blijkbaar niet." En daaraan worden dan de demagogische beschouwingen vastgeknoopt omtrent klasse- politiek, welke we van sociaal-democratische organen gewend zijn. Het lijdt geen twijfel, dat in theorie aan directe belastingen boven indirecte de voor keur moet worden gegeven. Maar dat systeem is tot zijn uiterste consequentie niet vol te houden en de practijk ten onzent heeft er toe geleid, dat de inkomsten uit directe en uit indirecte belastingen elkaar niet zoo heel ver ontliepen. Waarom liet de Regeering ditmaal vermo gens en inkomsten ongemoeid? We publiceerden een paar weken geleden een statistiek van de directie der Amsterdam- sche Bank, waaruit bleek, dat het vermogen van ons land in twee jaar tijds met milliar- den is gedaald. Met milliarden! Mocht men daar nog verder gaan persen? Mocht de Regeering den toestand van de bedrijven, waarin dat vermogen is belegd, nog benar der maken, de arbeidsmogelijkheid nog ver. der gaan beperken? Laat „Het Volk", alvorens met haar cri- tlek de arbeiders tegen alleszins verdedig bare regeeringsmaatregelen op te zetten, ook dien door het blad geheel verwaarloosden kant van de zaak eens aan zijn lezers voor zetten. Met de inkomens is het niet anders ge steld. Juist de grootste inkomens, die waar door arbeidsgelegenheid geschapen en behou den wordt, hebben al reeds groote ader latingen ondergaan, aderlatingen, waarbij de loonsverminderingen van de groote massa, hoezeer ook te betreuren, in het niet ver zinken. De Regeering heeft in dezen tijd het al lereerst erop bedacht te zijn, dat de bedrij ven werk kunnen blijven geven. Door ver mogens en inkomens nog weer zwaarder te gaan belasten, zou zij in den emmer don druppel werpen, welke hem deed overloopen. Tot scha op de allereerste plaats van de. genen, voor wie „Het Volk" zegt het op te nemen: de arbeiders. Een der bewoners weigerde de woning te ver laten en moest door den sterken arm verwijderd worden. betreft, van belang, daar het Rijk slechts bijdragen voor werkverschaffing verleent, de Provincie daarentegen beide vormen van werkloosheidsbestrijding steunt, terwijl zulks mede van beteekenis is voor de vast te stellen loonregeling, zal deze n.l. b\j werkverruiming in het algemeen aldus die nen te zijn, dat de normale, ter plaatse geldende loonen worden toegekend, bi) werkverschaffing zullen uit den aard der zaak maximumloonbepalingen moeten gel den, waarvan de vaststelling aan het Rijk moet worden overgelaten. Indien een gemeentebestuur voor subsi- dieering door Rijk en Provincie van een door haar ter hand te nemen werkverschaf fingsobject in aanmerking wenscht te ko men, zal het zich met een daartoe strek kend verzoek tot den Minister van Binnen- landsche Zaken en Landbouw en ons Col lege moeten richten en in dat adres de ge gevens moeten verstrekken, welke voor de beoordeeling van de aanvrage noodig zijn, en voor wat de aanvrage aan de Pro vincie betreft in de voornoemde circu laire van 30 Januari 1929 zijn omschreven. Ons College zal zijne beschikking op eene dergelijke aanvrage eerst kunnen nemen wanneer de voornoemde Minister ten aan zien van de gevraagde Rijksbijdrage zal hebben beslist, zulks in verband met i.et. feit, dat de vraag of naast het Rijkssubsi die ook een provinciaal subsidie kan wor den verleend en, zoo ja, tot welk percen tage, mede afhankelijk is van de grootte van de Rijksbijdrage; tusschen meergenoem- den Minister en ons College is n.l. over eengekomen, dat de gezamenlijke bedragen van Rijk en Provincie een zeker percentage niet mogen overschrijden en de gemeenten in elk geval ook zelf een deel van de kos ten dragen moeten. Hoewel de dezeizijds te nemen beschik king uit dien hoofde op die van den Minis ter wachten moet, verdient het niettemin, ter bevordering van een vlotten gang van zaken, aanbeveling de aanvrage om een provinciaal subsidie te gelijk met die tot het verkrijgen van eene Rijksbijdrage in te zenden. Ten aanzien van de subsidieering door de Provincie van werken, welke bij wijze van werkverruiming worden uitgevoerd, zij op gemerkt, dat als grondslagen voor deze bij- diagen in het algemeen worden aangeno men het als gevolg van vervroegde uitvoe ring te lijder, renteverlies en de eventueele hoogere kosten, voortvloeiend uit de te vol gen duurdere werkmethode. In verband daarmede is het gewenscht, dat bij eene aanvrage aan ons College om een subsidie voor werkverruiming mede de gegevens wor den verstrekt, waaruit dat renteverlies en bedoelde hoogere kosten kunnen worden be rekend. Mocht een gemeentebestuur ten aanzien van vragen betreffende werkverschaffing of werkverruiming nog andere inlichtingen wenschen, dan in deze en vorige oiiculaires zijn gegeven, dan is ons College gaarne be reid die te verstrekken, terwijl, indien on zerzijds bespreking wordt wensphelijk ge acht, wij daartoe eene uitnoodiging zullen doen geworden. Ten slotte meenen wij van deze gelegen heid nog gebruik te moeten maken er bij U zeer ernstig op aan te dringen om, voor zoover er in Uwe gemeente werkloosheid van eenigen omvang bestaat, de werkloozen door werkverschaffing of (en) werkverrui ming zooveel mogelijk aan arbeid te hel pen, hetgeen in verband met de door Rijk en Provincie te verleenen subsidies onder voor de gemeenten gunstige financieele voorwaarden kan geschieden. Bij Kon. Besluit is aan jhr. mr. P. Teding van Berkhout te Zandvoort op zijn verzoek eervol ontslag verleend als hoogheemraad van het hoogheemraadschap van Rijnland (provincie N.-Holland en Z.-Holland). Aan het voorloopig verslag der Eerste Ka mer is het volgende ontleend: Fenige leden waren van oordeel, dat de buitenland-che poTiek oneer rege-ring zich in den laatsten tijd al te zeer oriënteert in de richting van toenadering tot Frankrijk. Enkele leden verklaarden zeer teleurge steld te zijn over de resultaten, tot nog toe bereikt met betrekking tot den Volkenbond. Zij betwijfelden of deze instelling de aan haar ten koste gelegde bedragen wel ten volle waard is. Eenige leden vroegen na dere inlichtingen omtrent de plannen der regeering met betrekking tot het te Genève gesloten verdrag inzake de oprichting eener internationale hypotheekbank voor land- bouwcredieten. Deze leden spraken de ver wachting uit, dat onder de tegenwoordige tijdsomstandigheden geen voorstel tot be vordering van ratificatie ten onzent zou worden gedaan. Verscheidene leden spraken hun teleur stelling uit over de samenstelling der af vaardiging naar de Geneefsche ontwape ningsconferentie. Men had h.i. kunnen vol staan met militairen als technische advi seurs aan de delegatie toe te voegen. Deze leden betreurden eveneens, dat geen vrou welijke afgevaardigde was aangewezen. Verhouding tot België Nu is gebleken, dat de Minister noch tot het doen van eenige stellige mededeeling aan de Statcn-Generaal, noch tot het in gaan op een parlementaire discussie bereid is, achtten verscheidene leden thans een verdere bespreking van het vraagstuk der Ned.-Belgische onderhandelingen van zeer weinig belang. Slechts wenschten deze le den uiting te geven aan hun bevreemding over het fe't. dat. terwiil de minister tegen over de Staten-Generaal alleen over een Kanaal in abstracta meende te mogen sp.e- ken, de Commissaris der Koningin in N. Brabant na overleg met de regeering in een vergadering der Staten van dat gewest zeer stellige mededeelingen over een concrete verhaal heeft kunnen doen. Eenige leden achtten het gewenscht, dat de minister alsnog mededeelingen zou doen. Wie zoo werd gevraagd ziin de ad viseurs van den minister in economische aangelegenheden, de verhouding tusschen Nederland en België bet-effende? Verscheidene leden vroegen, waarom men't protocol inzake de handelsbetrekkingen niet en het tractaat van Oslo wel aan de Volks vertegenwoordiging bekrachtiging heeft aangeboden. De vrees werd uitgesproken, dat dit pro tocol de crisis- invoerwet zou verzwakken. Ook werd nog ter sprake gebracht de uitwijzing uit België van prof. dr. J. B. Kors. hooglee-aar te NUmegen. die u'tge- noodigd was om te Leuven voor de vredes beweging te komen spreken. Gevraagd werd, of onze regeering zich hierover met de Bel gische in verbinding heeft gesteld en zoo ja, wat daarvan het resultaat is geweest. Verscheidene leden wezen erop, dat de economische voorlichting, welke van het ministerie van Buitenlandsche Zaken uit gaat, nog steeds zeer gebrekkig is. Zij dron gen op verbetering aan, o.a. door uitbrei ding van het aantal beroepsconsuls. Volgens het voorloopig verslag der Eerste Kamer verklaarden eenige leden niet onver deeld te kunnen instemmen met de wijze waarop deze regeering tracht de gevolgen der heerschende economische crisis te bestrij den. Hoewel zij erkenden, dat de toestand des lands In vele opzichten tot somberheid stemt, waren zij van meening, dat de oplos sing der moeilijkheden niet is te vinden ln verlaging der loonen en in vermindering der uitkeeringen aan de werkloozen. Veeleer zoeke de regeering haar kracht in verhooging van de koopkracht der bevolking en vermeerde ring der gelegenheid tot arbeiden ten be hoeve der door de crisis zoozeer getroffen klasse der werknemers. Andere leden waren van oordeel, dat de koopkracht van het Nederlandsche volk alleen kan worden verhoogd door zijn productiviteit te vermeerderen en als gevolg daarvan zijn ruilvoet te verbeteren. Sommige leden betreurden het, dat de Mi nister voorshands niet genegen is, de arbeids wet toepasselijk te verklaren op meer groe pen van arbeiders, dan waarvoor zij tot nu toe geldt. Als reden der vertraging te dier zake wordt de ongunstige toestand van het bedrijfsleven opgegeven. Deze leden achtten zulk een politiek onjuist Volgens hen biedt de crisis eer een argument ten gunste van de uitbreiding van de werkingssfeer der arbeids wet. Andere leden waren van oordeel, dat de regeering in geen enkel opzicht in gebreke is, wat betreft de uitvoering van de Arbeidswet Zij zouden het onverantwoordelijk achten, in dien in dezen tijd het bedrijfsleven nog zwaarder ouz worden belast en de concurren tie met het buitenland nog meer zou wor den verzwaard dan ten gevolge der crisis toch reeds geschiedt. Gevraagd werd of de Minister bereid is de indiening van een wetsvoorstel te bevorderen, inhoudende verbod van den arbeid der ge huwde vrouw in fabrieken. Vrij algemeen werd aangedrongen op be perking van den arbeidstijd van chauffeurs, die in dienst van particuliere bedrijven staan. Eenige leden vroegen 's Ministers meening over de voorstellen tot bestrijding der werk loosheid, welke de Raad van Beheer der In ternationale Arbeidsconferentie in zijn zit ting van Januari JX heeft gedaan. Wederom werd ratificatie bepleit van de Conventie van Washington nopens aen acht- urendag. Inlichtingen werden gevraagd over de wer king der arbeidsgeschillenwet in verband met het conflict in Twente. Vooral met bstrekkliig tot art. 34 dier wet, waarbij overlegging van de boeken der ondernemingen mogelijk wordt gemaakt, werd op inlichtingen te dezer zake prijs gesteld. Enkele leden hadden met verwondering kermis genomen van de indiening van het wetsontwerp tot instelling van bedrijfsraden. Algemeen bekend toch is de zeer slechte ont vangst, welke het voorontwerp bij den Hoogen Raad van Arbeid heeft gevonden. Deze leden vreesden, dat de bedrijfsraden tot even teleurstellend resultaat zouden lei den als indertijd de Kamers van Arbeid. Van meer belang achtten deze leden het verbindend verklaren der collectieve arbeids overeenkomst. Zulks zou een essentieele ver andering in het bedrijfsleven brengen. Waar om de indiening van een desbetreffend wets ontwerp door de crisis minder urgent zou zijn geworden, vermochten deze leden niet in te zien. Verscheidene leden drongen er op aan, dat de regeering in ieder geval aan de werklo zenkassen de reglementaire uitkeering zou waarborgen en er tevens voor zou zorgen, dat de kassen voor 1933 kunnen reserveeren de helft van het saldo, hetwelk op 1 Januari 1932 aanwezig was. Nog werd gevraagd, of het oorbaar moet worden geacht, dat op uitkeering rechtheb bende, tegen werkloosheid verzekerde arbei ders gedwongen worden te gaan werken ln de z.g. werkverschaffingen voor loonen, lager dan de uitkeeringen der kassen, waarbij zij verzekerd zijn. Verscheiden leden waren van meening, dat de groote werkloosheid het nemen van ingrij pende nevenmaatregelen dringend noodig maakt. Als zoodanig werden in overweging gegeven: le samenloop van pensioen en traktement te verbinden: 2e verbod van arbeid voor de gehuwde vrouw, die niet als kostwinster is te beschouwen; 3e verbod van het vervullen van nevenbetrekkingen welke waargenomen kun nen worden door werkloozen; 4e verlaging van de pensioengerechtigden leeftijd. Beperking van den toevloed van buiten landsche arbeiders achtten verscheidene leden uiterst gewenscht. Blijkens het voorloontg verslag bij het af- deelingsonderzoek der Eerste Kamer van ae Waterstaatsbegrooting voor het dienstjaar 1932 is er door eenige leden gevraagd, of de directie van de Ned. Spoorwegen voornemens was de electrificatie van het spoorwegennet voort te zetten, waarbij dan de noop werd uitgesproken, dat de lijnen Amsterdamhet Gooi—Amersfoort en Amsterdam—Zandvoort daarvoor het eerst in aanmerking zouden ko men. Naar de „Msb." dienaangaande van ir. H. J. van Lessen, chef der electrische tractie bij de Ned. Spoorwegen, vernam, overweegt men de mogelijkheid om tot de flectrifieatie van nog enkele baanvakken over te gaan. Alhoewel de besprekingen nog in haar eerste stadium zijn en er nog geen bepaalde tra jecten genoemd kunnen worden, staet het wel vast, dat electrificatie overwogen wordt van enkele der belangrijkste verbindingen in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Nu mr. dr. J. Schokking de Tweede Ka mer verlaat voor den Raad van State, ko men volgens de lijst der c.-h. Unie a:hter- eenvolgens in aanmerking: Minister D. J. de Geer, Minister F. Beelaerts van Blok land, ds. J. Langman, mr. J. A. de Visser, advocaat-generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Ten onzent nemen Ministers gewoonlijk geen plaats in de Kamer; twee candidaten vallen dus weg. Of ds. Langman, die eenige jaren geleden niet herkozen werd, nu we derom zijn predikantambt vaarwel zal zeg gen voor de Kamer, valt te bezien. De zoon van oud-minister De Visser zal wel bedan ken. Dan komt, volgens de lijst, ln aanmerking de heer P. J. Nahuysen, lid van den ge meenteraad te Utrecht, voorzitter van den door dr. J. Th. de Visser gestichten Chris- telijken Ned. Werkmansbond, die sedert lang op de c.-h. lijst staat. Aan de Sint Stenhanuspoort te Jerusalem: een dwarreling van nationaliteiten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5