Naar het Land van Overzee
TWEEDE BLAD
DONDERDAG 11 FEBRUARI 1932
BLADZIJDE 1
De vele kleuren van Groot-Jerusalem
WERKVERSCHAFFING
EN WERKVER
RUIMING
Aanvragen van bijdragen
in de kosten
DIRECTE
OF INDIRECTE
BELASTINGEN
HOOGHEEMRAAD-
SCHAP VAN RIJN
LAND
Vacature hoogheemraad
WznÊÊmÈmÊim&ii
DE HUURSTAKING TE IJMUIHEN
DE HUURSTAKING TE IJMUIDEN
De aanwas ider Joodsche bevolking
SP*»
Pr.
BEGROOTING VAN
BUITENLANDSCHE ZAKEN
ARBEIDSBEGROOTING 1932
De bestrijding der crisis
DE ELECTRIFICATIE DER
SPOORWEGEN
Nieuwe plannen
DR. J. SCHOKKING
Zijn opvolger in de Tweede Kamer
1
in
W-:.MMÉMMi
Een deel van een der nieuwe
Jerusalemsche wijken. Het kwartier der Buitenlanüsche
Consulaten.
komen op de fiets naar de stad, maar zien
er evenmin tegen op, om uren ver langs de
wegen te tippelen. Zij komen niet alleen uit
de Sionistische kolonies, maar leven hier ook
bij duizenden in de voorsteden. Zij vormen
het nieuwe element in de bevolking, en
brachten er, behalve hun Far-West-manie-
ren, ook de energie van een wakker Europa
heen, en den wil om zich een draaglijk be
staan te scheppen in dit slapend Oosten. Het
zijn de mannen van de bewuste daad en van
den dag van morgen. Ik zal niet beweren,
dat zij niet óók een keer bij den Klaagmuur
gestaan hebben en er over Israël jammerden.
Maar zeker zijn deze ervan overtuigd, dat er
meer te halen is uit hun levende knuisten,
dan uit die doode steenen.
Deze nu hebben door hun groeiend aantal
de meerderheid gekregen in de bevolking van
Jerusalem, met haar totaalcijfer van 90.500
zielen
In 1922 telde de hoofdstad 33.971 in 1931
echter 51.416 Joden. Tegenover de 45.3% van
toen, tellen zij er nu dus 56.9% van het ge
heel. Hierbij drukt de Joodsche „Agence" het
vermoeden uit, dat vele Oriëntaalsche Joden,
die hier leven, niet eens meegeteld werden!
In de gezamenlijke drie en twintig steden
van Palestina leefden in 1922 naar schatting
68.622 Joden. Dit getal klom voor het laatste
jaar tot 128.541. Maar grooter dan in de ste
den, is de toename der Joodsche bevolking
op het platteland, die steeg van 15.172 (1922)
tot 46.465 (1931). Tegenover een totaalcijfer
van 83.794 Joden voor 1922, staat voor thans
een totaal van 175.006: en daarbij wordt op
gemerkt, dat dit cijfer waarschijnlijk nog
hooger moet zijn, daar veel Oriëntaalsche
Joden hier geen vast verblijf hebben en rond
trekken door Palestina, en andere hun naam
niet opgeven om politieke redenen, behalve
nog diegenen, die in 't buitenland studeeren
of niet als Joden geboekt willen staan. Daar
bij wordt ook nog in het licht gesteld, dat
de toename der Joodsche bevolking lang niet
in dezelfde mate heeft plaats gehad als die
van de steden Tel Aviv en Haifa. In Tel
Aviv, in Tiberias en in Jerusalem hebben de
Joden nu de meerderheid.
Opmerkelijk is dit alles zeker, wanneer
men bedenkt, dat er voor Jerusalem nog
maar sinds betrekkelijk korten tijd van een
Joodsche bevolking sprake kan zijn! De strij
ders van den eersten kruistocht verjoegen
de Joden uit de H. Stad tot den laatsten
man. Daarna waren ze er nauwelijks geduld,
en nog is het geen Jood geoorloofd een voet
binnen de H. Grafkerk te zetten. In 1130
waren zij er in getale van 200. Toen zij om
trent 1200 in Frankrijk en Engeland vervolgd
werden, kwamen er een 300 rabbi's vandaar,
om zich in Jerusalem te vestigen; een twin
tig jaar later kochten ze een vroegere kruis-
vaarderskerk van de Mahomedanen. Na de
Jodenvervolging in Spanje van 1493 kwam
er weer een nieuwe aanwas, en deze Spaan-
sche Joden konden het beter vinden met de
Moslims dan hun geloofsgenooten uit de
Duitsche landen en uit het Oosten. Maar
zoolang de Turken hier baas waren, heette
het schipperen en uithouden. De Joden ble
ven hier het uitschot der bevolking, en de
wijk waar zij mochten wonen, was de ellen
digste en de ongezondste der stad. Er bleef
hier iets van het gevoel, waarmee de sol
daten van Titus een schild hadden geplaatst
bii de puinen van Jerusalem, dat een zwijns
kop vertoonde, als een beschimping en smaad
van het overwonnen volk. En zelfs de Ma
homedanen, die uit eerbied voor den Christus
niet gelooven, dat deze groote „profeet" in
derdaad zou gekruisigd zijn, maar aannemen
dat Simon van Cyrene in Zijn plaats aan
het kruis werd geslagen, vergaven het den
Joden toch niet, dat zij den Messias bij Pila-
tus hadden aangeklaagd. Een opflikkering
van den ouden haat waren hier de Joden
moorden van 1929. Maar met de toename der
Joodsche bevolking, onder de vlag van het
Sionisme, schijnt Jerusalem een andere toe
komst te gemoet te gaan. Tegenover alle
redeneeringen blijft hier het laatste woord
aan de nuchtere cijfers: de opgave van de
laatste volkstelling is als officieel door het
Engelsch bestuur meegedeeld.
Dr. FELIX RL TIEN.
Ged. Staten van Noord-Holland hebben
de volgende circulaire aan de gemeente
besturen gericht:
Het is aan ons College in den laatsten
tijd meermalen gebleken, dat niet alle ge
meentebesturen volledig kennis dragen van
de wijze, waarop en van de voorwaarden,
waaronder een provinciaal subsidie vcor
werkverschaffing of werkverruiming kan
worden verkregen, hetgeen uit den aard der
zaak aan eene vlotte behandeling van za
ken in den weg staat.
Uit dezen hoofde meenen wij goed te
doen, onder verwijzing naar onze circulai
res van 26 Mei 1926, No. 159 (Provinciaal
Blad No. 32 van 1926) en 30 Januari 1929
No. 112, ten aanzien van bedoelde aange
legenheid hierbij alsnog het volgende onder
Uwe aandacht te brengen.
Het telken jare op de Provinciale be
grooting voor de bestrijding der werkloos
heid uitgetrokken bedrag van 200 000.—
dient in hoofdzaak voor het verleenen van
bijdragen aan gemeenten vcor door deze
lichamen ter hand genomen werkverschaf
fingen of met het oog op werkverruiming
uitgevoerde werken.
Het valt niet gemakkelijk de grenzen
tusschen werkverschaffing en werkverrui
ming scherp aan te geven, maar in het al
gemeen kan toch wel worden gezegd, dat
werkverschaffing aanwezig is, indien wer
ken worden uitgevoerd, waarvoor geen ge
schoolde arbeid is vereischt, en bij het ter
hand nemen waarvan „het verschaffen van
werk" het hoofdmotief is; bedoelde werken
kunnen op zichzelf ook zeker gewenscht
worden geacht, maar om aan de uitvoering
daarvan het karakter van werkverschaffing
toe te kennen, dient wel vast te staan, dat
zonder de werkloosheid aan die uitvoerig
binnen afzienbaren tijd niet zou worden
gedacht.
Bij werkverruiming is daarentegen in het
algemeen te denken aan werken, welke ge
schoolden arbeid vereischen en, ook los van
eljce werkloosheidsbestrijding, binnen af
zienbaren tijd voor uitvoering in aanmer
king zouden komen, in het kort gezegd dus
aan normale werken, waarvan de uitvoe
ring ten behoeve van de bestrijding van de
werkloosheid wordt vervroegd; ook kan
voorts van werkverruiming gesproken wor
den, indien bü de uitvoering van normale
werken niet de gebruikelijke en goedkoop
ste werkmethode gevolgd wordt, maar, met
het oog op de daardoor te scheppen groo-
tere werkgelegenheid, aan eene duurdere
meer arbeidsgelegenheid gevende werkwijze
de voorkeur gegeven wordt.
Of in een bepaald geval /an1 werkver
schaffing of werkverruiming gesproken
moet worden is. voor wat de subsidieerlng
Gistermorgen is een huurstaker gerechtelijk uit zijn woning in de lepenstraat ardaar
gezet. Na de ontruiming.
Daar is wel geen stad in de wereld die
ln haar geheelheid genomen, zoo ontstel
lend werkt op den vreemden bezoeker, als
Jerusalem: en des te meer, daar deze stad
van 90.500 inwoners toch betrekkelijk klein
is van omvang. Maar juist om dezen geringen
omvang kan men ze des te lichter om
vademen. Welk een kaleidoscoop echter, wan
neer men alleen al maar de kleuren van
haar bewoners betracht. Maar vooral door
hun onderscheiden godsdiensten doen zich
hier de verschillende naties kennen.
Dit is overal anders, en nergens zoo erg
als hier. Amsterdam b.v. is in de Jordaan
zoo goed als overal een Hollandsche stad.
Maar Jerusalem is in elk van zijn wijken
anders: en men vraagt zich telkens af, waar
nu wel het echte, het eigenlijke is? Men
zal dit in géén Grieksche of in geen Duit
sche kolonie zoeken, noch bij de Kopten in
hun cellen, die als holen zijn, noch bij de
Abessiniërs, op dezen bodem uitgesproken
vreemdelingen. Ook het modern-Europeesche
is het echte Jerusalem niet, zoo min als dat
der van elders gekomen Sionisten. Maar is
het dan de Arabische stad? Is het dan het
Mahomedaansche?
Wij zien met verwondering en vaak met
ontsteltenis de tallooze menschensoorten aan,
en deze verwarrende wemeling der rassen.
De Europeesch gekleede Arabieren lijken er
even talrijk als de schilderachtig in hun
bonte bumous geplooide boeren en Bedoe-
inen, venters en lastdragers, sjouwers en
bedelaars. Deze geven de stad haar Oos-
tersch voorkomen, haar vreemde tint. Wij
staren naar de ongeloofelijke lasten, die deze
menschen op hun rug versjouwen, lasten die
ze met touwen om hun voorhoofd sjorren.
Hier hurken ze in hun lompen langs den
weg, daar zitten ze op de stoep voor een
kroeg hun „nargileh" te rooken. Daar bol
deren ze in een slijkkoetsje voorbij, of op
den rug van een ezel. Ze luieren en lanter
fanten, v-enten of vragen. Maar ik kan niet
vinden, dat ze kwaadaardig Uit hun donkere
oogen zien. Soms zijn ze zeer mooi. Maar
zelfs als ze hooghartig voorbijgaan, zonder
de omgeving ook maar één blik te gunnen,
missen ze de pracht van houding, die ik
vroeger in Algiers bewonderde. Rijke voor
naamheid, als b.v. te Tunis, die haar met zijde
gevoerde gewaden over straat laat sleepen,
heb ik hier nog niet bewonderd. Het is een
sjofel en verruwd volk. Ruw is de taal, zoo
als die in hun heesche kelen rochelt. En als
ze elkaar begroeten, de hand aan het voor
hoofd, of de hand van den ander eerst aan
het hoofd en dan aan de lippen brengend,
vind ik noch gratie, noch sierlijkheid, als in
de Fransche kolonies van Afrika, in deze,
toch zoo zinrijke gebaren van de bevolking
van hier. Maar hoog opgericht, recht van
houding, staan hun vrouwen voor je, met
hun blauw-getatoueerd gelaat; daar zij dit
loopen, die houding, aannemen om het dra
gen der lasten, pakken en kruiken en kor
ven, dat altijd op het hoofd gebeurt, en
waarvoor de mannen zich te goed houden.
Maar andere schoonheid is dezen zoo vroeg
reeds afgebeulden vrouwen vreemd. Mis
schien is 't maar goed, dat ook vele ge
sluierd gaan.
En daarnaast verbaas ik mij over de vele
negers, die ik hier zie, Ethiopiërs en mis
schien wel Soedaneezen. Alle rassen van
bleek-geel tot pikzwart zijn hier vertegen
woordigd, in grooter mate dan in welke
havenstad: bedrijvige bedillers, klagende
blinden, sjouwers en sjacheraars, vergrijsde
en beverige oudjes en dartele jongens, bood-
schappen-loopers, die met groote biezen
manden op hun rug om de koopers heen-
springen, en dribbelen op bloote voeten, die
wel nimmer water zien.
Is dit de eigenlijke bevolking van Jeru
salem?....
Maar ook lijkt de heilige Stad een stad
van paters en nonnen.
Het zou gemakkelijker vallen, de orden te
noemen die hier ontbreken, dan op te som
men wie er zijn. Men heeft Jerusalem het
Babel der religies genoemd: eiken godsdienst
en ritus ziet men er vertegenwoordigd door
zijn bedienaren. Aanvankelijk is het een
vreemd gezicht, er bruine of zwarte paters
op straat te zien gaan, met tropenhelmen en
witte zonneschermen. Alle hoofddeksels zijn
er gangbaar en alle pijen hebben er burger
recht. Maar dan zijn er de „popen" en mon
niken der Grieksche kerk, met hun lange
talaren, hun wijde mouwen en zwarte hoofd
deksels, al de priesters der verscheiden riten,
schismatieken en katholieken, en de altijd
weer zoo opmerkelijk zwarte Abessiniërs,
hoog en trotsch in hun zwart priestergewaad.
En al die bedienaren der tallooze heiligdom
men, en al de levieten die zij in hun semina
ries opleiden, dragen volle baarden. In 't
oosten zou een priester zonder baard wel
nauwelijks een man zijn. In oude kloosters
was een baard eenvoudig een noodzakelijke
voorwaarde om opgenomen te worden.
Geven de godsdienstige instituten deze
stad haar karakter niet?
Gedeeltelijk natuurlijk wel, zoo goed als
de Moslims in hun schilderachtigheid, de fel
lahs met hun kemels en kudden van zwarte
geiten, of de Bedoeïnen in hun armelijke
smerigheid.
Maar de statistieken spreken heel anders.
Mahomedanen zijn er volgens de laatste
volkstelling van het eind van 1931 ongeveer
zooveel als christenen: noch de eene. noch
de andere volkssoort haalt het cijfer 20.000.
Voor de christenen, waartoe dus Latijnen en
Schismatieken gerekend worden, zijn de be
woners van scholen en kloosters en derge
lijke instituten meegerekend. De Roomsch-
Katholieken, die voor heel Jerusalem maar
één parochie vormen, tellen nog geen 5000
zielen.
Daar is dan ook nog een derde volks
groep, die zooals uit het voorgaande al
blijkt, in de Heilige Stad de meerderheid
vormt. En dat zijn de Joden.
Toch vallen de Joden in Jerusalem niet
bizonder op. Er zijn namelijk twee soorten
van Joden duidelijk te onderkennen.
Daar zijn vooreerst de rabbi's, die men
Vrijdagsavonds verzameld vindt bij den
Klaagmuur. Het zijn de schilderachtige ver
tegenwoordigers van een oud ras. Die ziet
meii even goed op straat tusschen de menig
te. zelf altijd in het zwart, met hangkrullen
langs het gezicht, met bleeke wangen en
verwarde baarden, met bontwerk om den
breed-geranden hoed. Als zij echte rabbijnen
zijn, met bontjassen en soms ook tabbaarden
van kleurig fluweel. Het zijn de typen, die
Shakespeare aantrokken en waarop Rem
brandt ons vergastte, tronies die op de
teekenstift van Herman Moerkerk wachten.
Het zijn de Joden, zooals men die aantreft
in de Slavische landen, de Joden met den
tragischen trek om den mond, en den gang
alsof zij nog altijd door het woestijnzand
schreden: de vertegenwoordigers van het
oude volk, die hun beschrijvers vonden in
Heyermans ten onzent en de gebroeders
Tharaud in Frankrijk, die onder een tragi
sche schaduw voortleven alsof het de scha
duw der Ghetto's was.
Maar naast deze bergt Jerusalem andere
Joden van heel verschillend voorkomen: en
het kan zijn, dat deze het evangelie van
Marx boven den Talmud verkiezen. Deze
hebben iets Amerikaansch in hun voorkomen
en doen evengoed aan Duitsche „Wander-
burschen" denken. Zij dragen Schillerhem
den en rijbroeken, laarzen of sportkousen. Zij
loopen blootshoofds of in leeren jekkers. Zij
Over de nieuwe belastingen, door de Re
geering als crisismaatregelen voorgesteld,
merkt „Het Volk" op, dat de geheele be-
lastingverhooging wordt gehaald uit de in
directe belastingen. „Geen enkele directe be
lasting wordt verhoogd. Aan een extra hef
fing van de vermogens en van de inkomsten
denkt de regeering blijkbaar niet."
En daaraan worden dan de demagogische
beschouwingen vastgeknoopt omtrent klasse-
politiek, welke we van sociaal-democratische
organen gewend zijn.
Het lijdt geen twijfel, dat in theorie aan
directe belastingen boven indirecte de voor
keur moet worden gegeven. Maar dat systeem
is tot zijn uiterste consequentie niet vol te
houden en de practijk ten onzent heeft er
toe geleid, dat de inkomsten uit directe en
uit indirecte belastingen elkaar niet zoo
heel ver ontliepen.
Waarom liet de Regeering ditmaal vermo
gens en inkomsten ongemoeid?
We publiceerden een paar weken geleden
een statistiek van de directie der Amsterdam-
sche Bank, waaruit bleek, dat het vermogen
van ons land in twee jaar tijds met milliar-
den is gedaald. Met milliarden! Mocht men
daar nog verder gaan persen? Mocht de
Regeering den toestand van de bedrijven,
waarin dat vermogen is belegd, nog benar
der maken, de arbeidsmogelijkheid nog ver.
der gaan beperken?
Laat „Het Volk", alvorens met haar cri-
tlek de arbeiders tegen alleszins verdedig
bare regeeringsmaatregelen op te zetten, ook
dien door het blad geheel verwaarloosden
kant van de zaak eens aan zijn lezers voor
zetten.
Met de inkomens is het niet anders ge
steld. Juist de grootste inkomens, die waar
door arbeidsgelegenheid geschapen en behou
den wordt, hebben al reeds groote ader
latingen ondergaan, aderlatingen, waarbij de
loonsverminderingen van de groote massa,
hoezeer ook te betreuren, in het niet ver
zinken.
De Regeering heeft in dezen tijd het al
lereerst erop bedacht te zijn, dat de bedrij
ven werk kunnen blijven geven. Door ver
mogens en inkomens nog weer zwaarder te
gaan belasten, zou zij in den emmer don
druppel werpen, welke hem deed overloopen.
Tot scha op de allereerste plaats van de.
genen, voor wie „Het Volk" zegt het op te
nemen: de arbeiders.
Een der bewoners weigerde de woning te ver
laten en moest door den sterken arm
verwijderd worden.
betreft, van belang, daar het Rijk slechts
bijdragen voor werkverschaffing verleent,
de Provincie daarentegen beide vormen van
werkloosheidsbestrijding steunt, terwijl
zulks mede van beteekenis is voor de vast
te stellen loonregeling, zal deze n.l. b\j
werkverruiming in het algemeen aldus die
nen te zijn, dat de normale, ter plaatse
geldende loonen worden toegekend, bi)
werkverschaffing zullen uit den aard der
zaak maximumloonbepalingen moeten gel
den, waarvan de vaststelling aan het Rijk
moet worden overgelaten.
Indien een gemeentebestuur voor subsi-
dieering door Rijk en Provincie van een
door haar ter hand te nemen werkverschaf
fingsobject in aanmerking wenscht te ko
men, zal het zich met een daartoe strek
kend verzoek tot den Minister van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw en ons Col
lege moeten richten en in dat adres de ge
gevens moeten verstrekken, welke voor de
beoordeeling van de aanvrage noodig zijn,
en voor wat de aanvrage aan de Pro
vincie betreft in de voornoemde circu
laire van 30 Januari 1929 zijn omschreven.
Ons College zal zijne beschikking op eene
dergelijke aanvrage eerst kunnen nemen
wanneer de voornoemde Minister ten aan
zien van de gevraagde Rijksbijdrage zal
hebben beslist, zulks in verband met i.et.
feit, dat de vraag of naast het Rijkssubsi
die ook een provinciaal subsidie kan wor
den verleend en, zoo ja, tot welk percen
tage, mede afhankelijk is van de grootte
van de Rijksbijdrage; tusschen meergenoem-
den Minister en ons College is n.l. over
eengekomen, dat de gezamenlijke bedragen
van Rijk en Provincie een zeker percentage
niet mogen overschrijden en de gemeenten
in elk geval ook zelf een deel van de kos
ten dragen moeten.
Hoewel de dezeizijds te nemen beschik
king uit dien hoofde op die van den Minis
ter wachten moet, verdient het niettemin,
ter bevordering van een vlotten gang van
zaken, aanbeveling de aanvrage om een
provinciaal subsidie te gelijk met die tot
het verkrijgen van eene Rijksbijdrage in te
zenden.
Ten aanzien van de subsidieering door de
Provincie van werken, welke bij wijze van
werkverruiming worden uitgevoerd, zij op
gemerkt, dat als grondslagen voor deze bij-
diagen in het algemeen worden aangeno
men het als gevolg van vervroegde uitvoe
ring te lijder, renteverlies en de eventueele
hoogere kosten, voortvloeiend uit de te vol
gen duurdere werkmethode. In verband
daarmede is het gewenscht, dat bij eene
aanvrage aan ons College om een subsidie
voor werkverruiming mede de gegevens wor
den verstrekt, waaruit dat renteverlies en
bedoelde hoogere kosten kunnen worden be
rekend.
Mocht een gemeentebestuur ten aanzien
van vragen betreffende werkverschaffing of
werkverruiming nog andere inlichtingen
wenschen, dan in deze en vorige oiiculaires
zijn gegeven, dan is ons College gaarne be
reid die te verstrekken, terwijl, indien on
zerzijds bespreking wordt wensphelijk ge
acht, wij daartoe eene uitnoodiging zullen
doen geworden.
Ten slotte meenen wij van deze gelegen
heid nog gebruik te moeten maken er bij U
zeer ernstig op aan te dringen om, voor
zoover er in Uwe gemeente werkloosheid
van eenigen omvang bestaat, de werkloozen
door werkverschaffing of (en) werkverrui
ming zooveel mogelijk aan arbeid te hel
pen, hetgeen in verband met de door Rijk
en Provincie te verleenen subsidies onder
voor de gemeenten gunstige financieele
voorwaarden kan geschieden.
Bij Kon. Besluit is aan jhr. mr. P. Teding
van Berkhout te Zandvoort op zijn verzoek
eervol ontslag verleend als hoogheemraad
van het hoogheemraadschap van Rijnland
(provincie N.-Holland en Z.-Holland).
Aan het voorloopig verslag der Eerste Ka
mer is het volgende ontleend:
Fenige leden waren van oordeel, dat de
buitenland-che poTiek oneer rege-ring zich
in den laatsten tijd al te zeer oriënteert in
de richting van toenadering tot Frankrijk.
Enkele leden verklaarden zeer teleurge
steld te zijn over de resultaten, tot nog toe
bereikt met betrekking tot den Volkenbond.
Zij betwijfelden of deze instelling de aan
haar ten koste gelegde bedragen wel ten
volle waard is. Eenige leden vroegen na
dere inlichtingen omtrent de plannen der
regeering met betrekking tot het te Genève
gesloten verdrag inzake de oprichting eener
internationale hypotheekbank voor land-
bouwcredieten. Deze leden spraken de ver
wachting uit, dat onder de tegenwoordige
tijdsomstandigheden geen voorstel tot be
vordering van ratificatie ten onzent zou
worden gedaan.
Verscheidene leden spraken hun teleur
stelling uit over de samenstelling der af
vaardiging naar de Geneefsche ontwape
ningsconferentie. Men had h.i. kunnen vol
staan met militairen als technische advi
seurs aan de delegatie toe te voegen. Deze
leden betreurden eveneens, dat geen vrou
welijke afgevaardigde was aangewezen.
Verhouding tot België
Nu is gebleken, dat de Minister noch tot
het doen van eenige stellige mededeeling
aan de Statcn-Generaal, noch tot het in
gaan op een parlementaire discussie bereid
is, achtten verscheidene leden thans een
verdere bespreking van het vraagstuk der
Ned.-Belgische onderhandelingen van zeer
weinig belang. Slechts wenschten deze le
den uiting te geven aan hun bevreemding
over het fe't. dat. terwiil de minister tegen
over de Staten-Generaal alleen over een
Kanaal in abstracta meende te mogen sp.e-
ken, de Commissaris der Koningin in N.
Brabant na overleg met de regeering in een
vergadering der Staten van dat gewest zeer
stellige mededeelingen over een concrete
verhaal heeft kunnen doen.
Eenige leden achtten het gewenscht, dat
de minister alsnog mededeelingen zou doen.
Wie zoo werd gevraagd ziin de ad
viseurs van den minister in economische
aangelegenheden, de verhouding tusschen
Nederland en België bet-effende?
Verscheidene leden vroegen, waarom men't
protocol inzake de handelsbetrekkingen niet
en het tractaat van Oslo wel aan de Volks
vertegenwoordiging bekrachtiging heeft
aangeboden.
De vrees werd uitgesproken, dat dit pro
tocol de crisis- invoerwet zou verzwakken.
Ook werd nog ter sprake gebracht de
uitwijzing uit België van prof. dr. J. B.
Kors. hooglee-aar te NUmegen. die u'tge-
noodigd was om te Leuven voor de vredes
beweging te komen spreken. Gevraagd werd,
of onze regeering zich hierover met de Bel
gische in verbinding heeft gesteld en zoo
ja, wat daarvan het resultaat is geweest.
Verscheidene leden wezen erop, dat de
economische voorlichting, welke van het
ministerie van Buitenlandsche Zaken uit
gaat, nog steeds zeer gebrekkig is. Zij dron
gen op verbetering aan, o.a. door uitbrei
ding van het aantal beroepsconsuls.
Volgens het voorloopig verslag der Eerste
Kamer verklaarden eenige leden niet onver
deeld te kunnen instemmen met de wijze
waarop deze regeering tracht de gevolgen
der heerschende economische crisis te bestrij
den. Hoewel zij erkenden, dat de toestand
des lands In vele opzichten tot somberheid
stemt, waren zij van meening, dat de oplos
sing der moeilijkheden niet is te vinden ln
verlaging der loonen en in vermindering der
uitkeeringen aan de werkloozen. Veeleer zoeke
de regeering haar kracht in verhooging van
de koopkracht der bevolking en vermeerde
ring der gelegenheid tot arbeiden ten be
hoeve der door de crisis zoozeer getroffen
klasse der werknemers.
Andere leden waren van oordeel, dat de
koopkracht van het Nederlandsche volk alleen
kan worden verhoogd door zijn productiviteit
te vermeerderen en als gevolg daarvan zijn
ruilvoet te verbeteren.
Sommige leden betreurden het, dat de Mi
nister voorshands niet genegen is, de arbeids
wet toepasselijk te verklaren op meer groe
pen van arbeiders, dan waarvoor zij tot nu
toe geldt. Als reden der vertraging te dier
zake wordt de ongunstige toestand van het
bedrijfsleven opgegeven. Deze leden achtten
zulk een politiek onjuist Volgens hen biedt de
crisis eer een argument ten gunste van de
uitbreiding van de werkingssfeer der arbeids
wet.
Andere leden waren van oordeel, dat de
regeering in geen enkel opzicht in gebreke is,
wat betreft de uitvoering van de Arbeidswet
Zij zouden het onverantwoordelijk achten, in
dien in dezen tijd het bedrijfsleven nog
zwaarder ouz worden belast en de concurren
tie met het buitenland nog meer zou wor
den verzwaard dan ten gevolge der crisis toch
reeds geschiedt.
Gevraagd werd of de Minister bereid is de
indiening van een wetsvoorstel te bevorderen,
inhoudende verbod van den arbeid der ge
huwde vrouw in fabrieken.
Vrij algemeen werd aangedrongen op be
perking van den arbeidstijd van chauffeurs,
die in dienst van particuliere bedrijven staan.
Eenige leden vroegen 's Ministers meening
over de voorstellen tot bestrijding der werk
loosheid, welke de Raad van Beheer der In
ternationale Arbeidsconferentie in zijn zit
ting van Januari JX heeft gedaan.
Wederom werd ratificatie bepleit van de
Conventie van Washington nopens aen acht-
urendag.
Inlichtingen werden gevraagd over de wer
king der arbeidsgeschillenwet in verband met
het conflict in Twente. Vooral met bstrekkliig
tot art. 34 dier wet, waarbij overlegging van
de boeken der ondernemingen mogelijk wordt
gemaakt, werd op inlichtingen te dezer zake
prijs gesteld.
Enkele leden hadden met verwondering
kermis genomen van de indiening van het
wetsontwerp tot instelling van bedrijfsraden.
Algemeen bekend toch is de zeer slechte ont
vangst, welke het voorontwerp bij den Hoogen
Raad van Arbeid heeft gevonden.
Deze leden vreesden, dat de bedrijfsraden
tot even teleurstellend resultaat zouden lei
den als indertijd de Kamers van Arbeid.
Van meer belang achtten deze leden het
verbindend verklaren der collectieve arbeids
overeenkomst. Zulks zou een essentieele ver
andering in het bedrijfsleven brengen. Waar
om de indiening van een desbetreffend wets
ontwerp door de crisis minder urgent zou zijn
geworden, vermochten deze leden niet in te
zien.
Verscheidene leden drongen er op aan, dat
de regeering in ieder geval aan de werklo
zenkassen de reglementaire uitkeering zou
waarborgen en er tevens voor zou zorgen, dat
de kassen voor 1933 kunnen reserveeren de
helft van het saldo, hetwelk op 1 Januari 1932
aanwezig was.
Nog werd gevraagd, of het oorbaar moet
worden geacht, dat op uitkeering rechtheb
bende, tegen werkloosheid verzekerde arbei
ders gedwongen worden te gaan werken ln de
z.g. werkverschaffingen voor loonen, lager
dan de uitkeeringen der kassen, waarbij zij
verzekerd zijn.
Verscheiden leden waren van meening, dat
de groote werkloosheid het nemen van ingrij
pende nevenmaatregelen dringend noodig
maakt. Als zoodanig werden in overweging
gegeven:
le samenloop van pensioen en traktement
te verbinden: 2e verbod van arbeid voor de
gehuwde vrouw, die niet als kostwinster is te
beschouwen; 3e verbod van het vervullen van
nevenbetrekkingen welke waargenomen kun
nen worden door werkloozen; 4e verlaging
van de pensioengerechtigden leeftijd.
Beperking van den toevloed van buiten
landsche arbeiders achtten verscheidene leden
uiterst gewenscht.
Blijkens het voorloontg verslag bij het af-
deelingsonderzoek der Eerste Kamer van ae
Waterstaatsbegrooting voor het dienstjaar
1932 is er door eenige leden gevraagd, of de
directie van de Ned. Spoorwegen voornemens
was de electrificatie van het spoorwegennet
voort te zetten, waarbij dan de noop werd
uitgesproken, dat de lijnen Amsterdamhet
Gooi—Amersfoort en Amsterdam—Zandvoort
daarvoor het eerst in aanmerking zouden ko
men.
Naar de „Msb." dienaangaande van ir. H.
J. van Lessen, chef der electrische tractie
bij de Ned. Spoorwegen, vernam, overweegt
men de mogelijkheid om tot de flectrifieatie
van nog enkele baanvakken over te gaan.
Alhoewel de besprekingen nog in haar eerste
stadium zijn en er nog geen bepaalde tra
jecten genoemd kunnen worden, staet het
wel vast, dat electrificatie overwogen wordt
van enkele der belangrijkste verbindingen
in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht.
Nu mr. dr. J. Schokking de Tweede Ka
mer verlaat voor den Raad van State, ko
men volgens de lijst der c.-h. Unie a:hter-
eenvolgens in aanmerking: Minister D. J.
de Geer, Minister F. Beelaerts van Blok
land, ds. J. Langman, mr. J. A. de Visser,
advocaat-generaal bij het Gerechtshof te
's-Gravenhage.
Ten onzent nemen Ministers gewoonlijk
geen plaats in de Kamer; twee candidaten
vallen dus weg. Of ds. Langman, die eenige
jaren geleden niet herkozen werd, nu we
derom zijn predikantambt vaarwel zal zeg
gen voor de Kamer, valt te bezien. De zoon
van oud-minister De Visser zal wel bedan
ken.
Dan komt, volgens de lijst, ln aanmerking
de heer P. J. Nahuysen, lid van den ge
meenteraad te Utrecht, voorzitter van den
door dr. J. Th. de Visser gestichten Chris-
telijken Ned. Werkmansbond, die sedert
lang op de c.-h. lijst staat.
Aan de Sint Stenhanuspoort te Jerusalem: een dwarreling van
nationaliteiten.