Naar het Land van Overzee HET ONWEERSTAANBARE DUSSELDORF Economische verhouding tot Holland ,DE BLAD DINSDAG 16 FEBRUARI 1932 BLADZIJDE 1 Straatleven eener Oostersche stad m AUTOMATISCHE CONTINGENTEERING KLEURIG RECLAMEFEEST De Kruisweg in Jerusalem BINNENLANDSCH NIEUWS NOODTOESTAND IN LAND- EN TUINBOUW. STEUN AAN DEN VEENKOLONIALEN LANDBOUW 50 pCt. van den oogst 1930 niet als maatstaf R K. STAATSPARTIJ De sprekers te Amersfoort SALARISKORTING TE HONTENISSE Voorstel om 25 pCt. te verlagen DE SOCIAAL-DEMOCRATEN EN KORTINGEN OP DE SALARISSEN ONDERSCHEIDINGEN Het !s moeilijk voor iemand die het zelf niet zag, of die nooit een Oostersche stad bezocht heeft, een beeld te schetsen van een straat in het oude Mahomedaansche Jeru salem. Klimmende en dalende straatje., trappenstraatjes, steegjes en gleuven, die draaien en verspringen, of langgerekte ba- zarstraten, smal en namv, waarin men rauwelijks met twee personen naast elkaar kan loopen. Staan er hooge of lage huizen langs? Dat weet men niet. Daar kan men niet op letten. Want hier is voorzichtigheid geboden: let-op waar ge uw voet zet, dat ge niet struikelt over trappen en hobbelige keien. Dit plaveisel, dat in zijn tijd een aan merkelijke verbetering was, is voor ons een wanhoop. En zie toe dat ge niet struikelt over opgehoopt vuil, over hurkende blinden en bedelaars, over uitgestalde waren, die uit de enge winkelruimten puilen. En dan voor zichtig dat de voorbijgangers u niet stooten, met alles wat ze op hun hoofd dragen, pak ken en kisten en alles dat denkbaar is, en dat de lastdieren u niet omverwerpen. Wij horten en bonzen tegen elkaar op. Wie haast heeft, schreeuwt „ai" en rent u onderst boven; wie geen haast heeft, wie uitzoekt en keurt van de koopwaar in de open winkels, verspert de straat. Naast die winkels kijkt ge in werkplaatsen die als kel ders zijn, en als vunze krochten. Er wordt gewerkt, geschaafd of gehamerd. En daarbij sluiten ds keukens aan, waar gestoofd en ge braden wordt op open vuren. Turksche of Arabische spijzen in schapenvet, en zoetig heden: die lucht vult de straat, met den damp der komforen: de lucht, ook vanvisch en van slaehtvleesch, schapen en geiten, dat er bleek-wit ten toon hangt, met blaadjes goudpapier beplakt. Kruidenierswaren, groen- ten, vruchten, lappen, ook kinderspeelgoed en snuisterijen; een wisselbank daartusschem Venters dringen door de wandelaars heen, en de dragers met hun manden en korven op den rug. Alle verkoopers prijzen hun wa ren aan, roepen u toe uit den donkeren win kel. Er is daar een herrie en geschreeuw van roepend keopvolk, van bedelaars en vee drijvers, van lachers en praters: en alles meest in het donker, alleen maar bij wijlen door flitsen van zonlicht beschenen: want die straten zijn met bogen en gewelven over brugd, met zeildoek bespannen, met luifels en lappen overduisterd, door de muren der hui zen omsloten, daar het licht hier den men- schen vijandig is, en de schaduw onmisbaar voor het bestaan. Daarom dit clair-obscur der volle, bedrij vige sloppen, met hun kotten en krotten, hun holen en holten, hun winkel-alkoven en keldemissen, en het blauwig duister van tenten en steenen geweiven, waaronder alle dampen en stanken gevangen hangen, waar alles vreemd en geheimzinnig wordt als in heksenkeukens en tooverkamers, rookig en roestig, gedempt en verdonkerd, waarbij die donkere oogen der loerende verkoopers vreemdsoortig boeien. Gij wordt geprest en gepord m dat bonte geroezemoes, waar ezels balken en kameelen hun weg zoeken in de nauwte, de drukte, de gonzende donkerte, tot dan een brutale lichtstraal plots een toover van kleuren schept in die groezeling, Het verleden herleeft. De werke lijkheid komt op ons af. Het is of de steenen spreken. Een wijding doorluistert de straat. En wij gaan als gingen vrij, onder de schaduw van het Kruis.... bonte klceren of vruchten, of menschen- groepen, die verrust uls n visioen. Straat op, straat af: gij dwaalt maar ver der. Gij zijt in een minimum van tijd ver dwaald, weet niet of gij links of rechts zult, onder al maar bogen, gewelven, luifels en tentdaken. Geen verte, geen uitzicht, waar dan ook. Ge doolt door een kelderstad, door een doolhof van gleuven en gangen, waar menschen en dieren den weg versperren en duizenden lokkende dingen u verder van huis brengen. Ge wilt niet koopen, en talmt toch en pingelt. Daar is bont vlechtwerk, ge breide wollen mutsjes voor kinderen; en kleederen zijn er van Oosterschen snit met goudborduursel, en zijden stoffen met vlam mende kleuren. Dan staat ge voor reusach tige, roode radijzen, voor bruine knollen en andere vreemde groenten, voor koek en ge bak van cigenaardigen vorm. Dwalen wij af naar het Jodenkwartier, of zullen we zoo op het tempelplein belanden Vraag maar, in een of andere taal, naar de kerk van het heilig Graf: dan komen wij er wel Maar daar opeens gebeurt iets. De portier der Franciskaansche parochiekerk, met een stok gewapend, duwt een paar Bedoeïnen op zij. Om den hoek der straat, uit de schaduw der bogen, komen bruine paters en zwarte priesters, en nonnen met vleugelkap, en kin deren van een weeshuis; daarop volgen lee- ken, vreemde toeristen, een dichte drom. De leidende pater blijft staan en leest hardop uit een kerkboek. Achter hem knielen allen op de straatsteenen neer en bidden met hem. Zij bidden den kruisweg, hard-op, samen. De voorbijgangers staan stil, drukken zich door langs de groep. De bewoners der winkel ruimten en krotten komen om den hoek van de deur kijken. Het baart niet veel opschud ding. Het is Vrijdag vandaag. En iederen Vrijdagnamiddag, om precies drie uur, trekt een dergelijke groep van priesters en ge- loovigen biddend den weg langs, door de Oostersche drukte, waar eens Christus, de goddelijke Lijder, ging met zijn kruis. Is het wel deze weg, dien zij gaan en die de straat van het lijden heet? Dit is het Jerusalem van Christus niet meer. Dat hebben de Romeinen verwoest; en anderen verwoestten na hen, wat weer anderen gebouwd hadden. De steenen van een Romeinsche heirbaan liggen anderhal- ven meter onder den beganen grond van nü. De kruisvaarders bouwden er huizen en straatgewelven; en tóch is de stad een Sara- oeensche gebleven. Boven het gebedsrumoer van die schaar geloovigen hangen de voor zichtig getraliede vensters van Mohamme- daansche woningen, en straks verkondigt de „muezzin" hier, van de hoogte van het mi naret, den lof van Allah. ■- Straatleven te Jerusalem. Een fruit- en groentenwinkelicr te midden van zün waren Jerusalem. De Via Dolorosa, de Straat van het Lijden. De stad is dezelfde niet meer van toen. Golgotha dat buiten de muren lag, werd nu als haar midden. Waar was Pilatus' preto rium, waar de Godmensch het kruis op Zijn schouders nam? En zelfs als het was, waar de burcht An- tonia gestaan heeft, dan zouden nog drie verschillende wegen mogelijk zijn van da&r naar de plek waar het kruis heeft gestaan: zóó werd het nagerekend en uitgecijferd I Maar wat zegt dit alles? De weg dien ds biddende Frsnciskanen gaan, is de weg der traditie sinds eeuwen. - Die traditie heeft langs de straat van het lijden, de verschillende staties aangeduid van de plek der geeseling, waar Pilatus den Koning der Joden prijsgaf, tot wa,ar deze van zijn kleederen beroofd, aan 't kruis wordt gehecht. De eerste, de tweede en derde val; hier zou het huis zijn, waar Veronica woonde; daar wijst men het huis van den schoen maker aan, Ahasverus, die den Kruisdrager geen rust gunde en „de wandelende Jood" werd. Hier is de plaats waar Simon van Cy- rene tot dragersdienst werd gedwongen, toen hij van het veld kwam met zijn zoontjes Alexander en Rufus; en déar uit die zij straat, kwam de Moeder van Smarten haar Zoon tegemoet; daar ontmoet Hij de weenende vrouwen Vrome verbeeldingen, die vooral sinds de XVde eeuw opgang maken, als het bidden van den kruisweg in zwang komt, maar liet getal der staties nog niet vaststaat. Wat is er niet geschreven over Veronica's naam, en die edele vrouwenfiguur waarvan het Evan gelie geen woord laat verluiden! Maar wat geeft dit alles? Wij zijn immers niet in Jerusalem om wijs te redeneeren, maar om vroom te vereeren. En bij dezen bidgang door de „Via dolorosa" willen wij alleen gedenken, dat het hier was, in deze stad en op dezen bodem, dat Jesus wankelde onder den kruislast. En zóó gedaan, in biddend gedenken, dwars door dit vreemde leven heen, door die drukte en donkerheid der vunzige stegen, terwijl dit volk van Jerusalem staat om ons heen, met zijn bedrijf en koopmanschap pen, zijn lappen en lorren, in dit geroe zemoes van het daagsch bestaan en 't volle bonte straatleven, krijgt het beeld van Christus' lijdensweg zelf eén aangrijpend relief. Het verleden herleeft. De werkelijkheid komt op ons af. Het is of de steenen spre ken. Een wijding doorluistert de straat. En wij gaan als gingen wij onder de schaduw van het Kruis. De Christusgestalte herrijst. Zij wandelt in ons midden door het eeuwige Jerusalem, dat eens om Zijn Bloed heeft geroepen en Zijn vloek moet dragen. Wij vol gen het onuitwischbaar spoor van Zijn smartelijk leed. Het zijn andere typen rondom, en andere volksdrachten. Geen Jood zal zich op dit oogenblik wagen waar nu de christenen over het „kruisig hem" mediteeren. Het is geen Joodsch-Romeinsche stad meer, maar een Jerusalem vol middeleeuwsche spitsbogen en een Oostersche, Mahomedaansche stad. Maar het is de stad waar Zijn herinnering voortleeft, waar de schaduw van Zijn Kruis tegen den stadsmuur donkert. Het is de grond waar Judas ging, van Oliveten naar Golgotha. En nog schrijdt Hij er voort, wandelt Hij er in ons midden en waart Hij er om, door de drukte dezer straat, in den schemer de zer booggewelven en wie te Jerusalem ko men mocht zonder aan Christus te denken Provinciale hulpverleening in Gelderland. Van Ged. Staten van Gelderland is prae-advies verschenen op het voorstel van de heeren v. Koeverder c.a., strekkende om 100.0000 beschikbaar te stellen tot het met het oog op de crisis beschikbaar stellen van rentelooze voorschotten aan kleine Land- en Tuinbouwers. Teneinde zoo veel mogelijk zekerheid te bereiken om trent de uitvoerbaarheid van dit voorstel, is een conferentie gehouden met alle in deze belanghebbende instanties. Hierbij bleek dat in dit gewest zijn 30.000 land- en tuin bouwbedrijven van 110 H.A. (grootere ko men uiteraard niet in aanmerking), zoodat de gewenschte tegemoetkoming zou neerko men op 3 per bedrijf. Het denkbeeld! om eventueelen steun dan slechts aan enkelen per gemeente te ver strekken, vond weinig instemming, wijl dit een te selectief karakter zou dragen, terwijl bovendien een daardoor te bereiken bijdrage van ƒ250.— per bedrijf evenzeer onvoldoen de is te achten. Eventueele credietverleening zal dus op andere wijze moeten worden ge regeld, en wel zoo, dat de land- en tuinbouw, die altijd zulk een belangrijke bron van wel vaart in dit gewest plachten uit te maken, ook werkelijk in eenigszins uitgebreiden zin daardoor -geholpen kunnen worden. Ged. Staten achten dit alleen mogelijk door daar in te betrekken die kleine bedrijven, die nog levensvatbaarheid bezitten, doch deze thans dreigen te verliezen, omdat zij de gewone bankcredieten moeten derven. Door het Rijk in de zaak te betrekken zal wellicht een grooter ter beschikking te stellen bedrag mogelijk zijn en kan door deze crediefver- schaffing op gezonder basis te doen rusten, de kans op terugbetaling der voorgeschoten bedragen vergroot worden. Het denkbeeld om credieten te verschaffen tot een max. van 1000.waarvan 25 pCt. door de Provincie te garandeeren, bleek ook niet voor ver wezenlijking vatbaar, wijl de banken tot het dragen der rest 75 pCt. niet in staat en be reid zullen zijn. Tot het voteeren van ƒ100.000.— kan volgens Ged. Staten alleen besloten worden onder deze voorwaarden: Hieruit zullen rentelooze voorschotten wor den verstrekt aan kleine land- en tuinbou wers in Gelderland, waarvan terugbetaling redelijkerwijze kan verwacht worden. Zoodra van andere zijde 75 pCt. van het benoodigde is toegezegd, zal 't voorschot verleend wor den en slechts voor de hoogst noodige be- drijfsbehoeften (mest, zaaizaad enz.). Hel verstrekken dezer credieten zal geschieden door een stichting, door Ged. Staten in het leven te roepen en waarvan een lid van dil college voorzitter zal zijn. De voorschotten worden verstrekt voor normaal 5 jaar Waar verder gelet op het karakter dezer uitgaven verdeeling over eenige jaren wel te verdedigen is, stellen Ged. Staten zich dan ook voor de te verstrekken voorschotten ti dekken door het aangaan eener geldleening, af te lossen op korten termijn, b.v. in 5 jaren, te beginnen in 1933 en waarvan de aflossing ten laste komt van den gewonen dienst, zoo dat ook de eventueele teruggaaf der voor schotten ten bate van dien dienst kan komen. 50% van den oogst 1930 niet als maatstaf Op vrhgen van het Tweede Kamerlid Braat betreffende de hulpverleening van Rijkswege ten behoeve van den veenkolo- (als dat mogelijk was!) zou Zijn schaduw ontmoeten, Vrijdag om drie uur, in de Via dolorosa, als er mannen en monniken, vrou wen en kinderen, biddend gaan door het bonte, rumoerige leven en zeggen „gehei ligd zij Uw naam, Uw wil geschiede, Heilige Maria bid voor ons, arme zon daars...."; en hij zou er hooren in zijn hart, deze vreemdeling in Jerusalem, al waren zijn ooren ook doof en was zijn hart als een steen zoo koud, de stem die roept uit de verte der eeuwen: „Weent over u zelfwat zal er met het dorre hout ge beuren, als dit gebeurt met het groene hout?" Werkelijk, ik heb in heel deze stad nog overal de schaduw van Christus gezien. Dr. FELIX RUTTEN. nialen landbouw heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw o.m. het volgende geantwoord: De regeeringscredieten, toegestaan bij de wet van 11 Maart 1931 zijn in den loop van het vorige jaar geheel uitgekeerd. Wat be treft de Steunwet voor den oogst 1931, waar van het ontwerp op 9 dezer door de Eerste Kamer der Staten-Generaal is aangenomen, kan worden medegedeeld, dat bereids voor bereidende maatregelen ter uitvoering van deze wet worden getroffen. Van een algemeen verlangen om als maatstaf van de uitkeering 50% van den oogst 1930 te nemen, kan zeker niet wor den gesproken. Het is den Minister integen deel bekend, dat verschillende landbouwers, die fabrieksaardappelen telen, een veran dering als hier bedoeld, niet op prijs zouden stellen. Inderdaad zou deze verandering van den grondslag der regeling geen verhooging van uitgaven medebrengen. Gezien echter de gunstige prijzen, welke in de laatste maanden van 1931 en in Januari 1932 voor consumptie-aardappelen zijn gemaakt, en de groote hoeveelheden aardappelen, welke als zoodanig zijn geëxporteerd of voor dat doel achtergehouden, is de Minister niet bereid van den aanvankelijk voorgestelden grondslag der regeling af te wijken, te meer, nu hem is gebleken, dat de oogst in 1931 ook ongeveer 70 pet. van dien in 1930 heeft bedragen. De Minister zal zorg dragen voor een spoedige uitkeering der gelden. Partijraadsvergadering op 27 en 28 Mei. Het Partijbestuur heeft de navolgende drie sprekers bereid gevonden om op de a.s. Amersfoortsche Politieke Bijeenkomst het onderwerp: „Wat beteekent het parlemen taire stelsel nu en in de toekomst voor het Nederlandsche Volk?" in te leiden: prof. mr. dr. J. J. van der Grinten, hoogleeraar in het Staatsrecht aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen; M. J. M. van Poll, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te Hel mond, en A. J. M. van Dal, docts. in de Ne derlandsche letteren te Nijmegen. De data der a.s. Partijraadsvergadering, welke te Nijmegen wordt gehouden, zijn thans definitief bepaald op 27 en 28 Mei 1932. De agenda zal later worden bekend ge maakt. WIJZIGING KIESREGLEMENT 1927. Het bestuur der R. K. Staatspartij heeft aan de besturen der R. K. Rijkskieskring- organisaties in Nederland een rondschrijven gestuurd, waaraan wij het volgende ontlee- nen: „Het Partijbestuur heeft in zijn vergade ring van 6 Februari j.l. een voorstel tot wijziging van het Kiesreglement-1927, voor bereid door de z.g. Toetsingscommissie, vast gesteld en gereed gemaakt ter aanbieding aan den Partijraad. Aan het adres van de Secretariaten uwer besturen wordt dit ontwerp in den loop van deze week afgezonden in tweemaal zooveel exemplaren als uwe organisatie plaatselijke afdeelingen telt. Uw besturen wordt hierbij verzocht dit stuk in tweevoud zoo spoedig mogelijk te willen doorzenden ter behandeling door de plaatselijke afdeelingen in uw ressort, en deze behandeling aldus te willen regelen, dat zij in verband met de beschikbare tijdsruim te, welke ons nog van den datum der a.s. Partijraadsvergadering (27 en 28 Mei 1932) scheidt, tijdig en vlot kan verloopen. De uiterlijke termijn voor het indienen van amendementen zal daarbij door uwe bestu ren aldus moeten worden bepaald, dat deze amendementen uiterlijk 25 April 1932 In het bezit van het Partijbestuur kunnen zijn, zoodat aan dit bestuur voldoende tijdsruimte beschikbaar blijft om de openbare behande ling van het wijzigingsvoorstel van het Kies reglement in de Partijraadsvergadering voor te bereiden. Het verdient derhalve aanbeveling, dat uwe afdeelingen (en waar ook de Staten- kieskring-vergaderingen in de behandeling worden ingeschakeld, ook deze) uwerzijds worden uitgenoodigd en aangespoord in den loop van de maand Maart, hare vergaderin gen ter behandeling van het ontwerp te be leggen. U gelieve er tevens de aandacht op te ves tigen, dat desgewenscht exemplaren van het wijzigingsontwerp kunnen worden nabesteld bij het Partijsecretariaat Laan van Meer- dervoort 65, 's Gravenhage, tegen vooruitbe taling van een bedrag van 5 ct. voor R. K. Kiesvereenigingen en van 10 ct. voor andere belangstellenden.'' De wettelijke contingenteering heeft haar ernstige, bezwaren. Er worden er zelfs zooveel opgesomd, er worden zooveel voorbeelden vandie bezwa ren aangehaald, dat een nuchter mensch zich afvraagt of onze Kamers met blindheid waren geslagen, of de leden elk economisch besef in hun actetasschen hadden gestopt, toen ze vrijwel eenstemmig aan de Regeering de macht gaven om tot contingenteering van bepaalds artikelen onder bepaalde omstan digheden over te gaan. 't Loopt natuurlijk zoo'n vaart niet en wie tegen contingenteering requestreert wat zijn goed recht is dient toch ook een oogenblik zich wel te realiseeren, dat het in Den Haag niet allemaal kinderen zijn, die met de levensbelangen van groote bevolkings groepen omspringen als met een stuk speel, goed, dat men deukt en stompt en duwt en trapt, tot het finaal uit elkaar geslagen in den rommelhoek terecht komt. Maar het feit blijft: aan wettelijke con. tingenteering zijn bezwaren verbonden en hoe eer we er af zijn, er af künnen komen wel te verstaan, hoe liever het ieder zal zijn. Maak er dan automatische contingentee ring van, hoort men hier en daar zeggen. Koopt uitsluitend Nederlandsch fabrikaat, gebruikt uitsluitend Nederlandsche produc ten en vanzelf, automatisch, zal de buiten- landsche invoer verminderen. Dan hebben we geen wettelijke contingenteering meer noodig. 't Lijkt het ei van Columbus; maar het is dat toch niet heelemaal. De propaganda voor het Nederlandsch fabrikaat, de Nederland sche producten, steunen we van ganscher harte, maar al werd die propaganda nog veel intenser gevoerd en al was het resul taat ervan nog veel gelukkiger, daarmee zijn en komen we er niet. Als twee evenwaardige artikelen twintig, dertig procent in prijs verschillen en het goedkoopste draagt een buitenlandsch etiket, dan bereikt de beste propaganda voor het Nederlandsch artikel niet, dat daaraan de voorkeur wordt gege. ven. Antomatische contingenteering is een heel mooi woord, maar, helaas, met een té be. perkten inhoud om er veel van te verwach ten, té beperkt althans zeker om wettelijke contingenteering in tijden van overmatigen invoer onnoodig te maken. In den gemeenteraad van Hontenisse kwam o.m. in behandeling de circulaire van Ged. Staten van Zeeland, betreffende wijziging der jaarwedden van de hoogere gemeente.ambte- naren. Z. h. st. werd besloten een schrijven tot Ged. Staten te richten, waarin te kennen wordt gegeven, meer te gevoelen voor een verlaging mét -25 pCt. dan in den geesto zooals Ged. Staten voorstellen. In de jongste vergadering van den ge meenteraad van Schoterland heeft de heer H. de Vos, voorzitter der soc.-dem. raads fractie en wethouder, meegedeeld, dat de soc.-dem. raadsfractie geen bezwaar had tegen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Friesland om de salarissen van den burgemeester, den secretaris en den ge meente-ontvanger, in overeenstemming met het besluit tot korting op de salarissen van de rijksambtenaren, met 2J4 en 5 pet. te verlagen. Bij K. B. is toegekend de aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden Eere-Medaille, in zilver, aan J. Boom, vrachtschipper en loop knecht in dienst van dén heer J. E. Bangert te Amsterdam. „Die Stadt Düsseldorf 1st sehr schön, und wenn man in der Feme an sie denkt wird einem wünderlich zu Mute. Es ist mir, als müsste ich gleich nach Hause gehen." De reiziger, die de eigen taal der steden verstaat, zal, als hij openhartig door Düssel dorf heeft gedwaald, worden overwonnen door de vreemde bekoring en de onontkoom bare macht van deze stad. Het Rijnland is zeer zeker geen terra in cognita vor Hollanders. Maar waar het wezen der steden van bijvoorbeeld Keulen en Coblenz tot een vertrouwde en standvas tige herinnering is geworden, daar gelooven wij toch, dat het zeldzame karakter van Düs seldorf niet genoegzaam wordt begrepen en dat de aangrijpende melodie dezer stad te weinig wordt beluisterd. Düsseldorf is wel iswaar een steeds meer gewaardeerde pleis terplaats op vacantiereizen en vooral de Nij- megenaars drinken er graag het krachtige bier in „Salvator", maar de vluchtige en luchthartige titels, welke toerende schrijvers haar gaven, miskennen het ware hart van deze stad. Namen als: „Het nabije Parijs" of „de Modestad van het Westen" worden tot illusoire zeepbellen voor wie zich ernstig rekenschap geeft van haar barnende reali teit. Misschien is het leven er vandaag te ver scheiden, dan dat er al een afdoende getui genis over kan worden afgelegd. Haar twee slachtige natuur de burgerlijke droom, die de „Altstadt" slapende houdt en de luidruch tige vaart van de „Groszstadt". waar namen als Ehrhardt en Poensgen, Stumm en Phoe nix opspringen in het koude, syncopische rhythme van staal en ijzer wekt onuit- wischbare beelden in het opene gemoed. Elke stad bewaart een geheim, maar de dramati sche schoonheid van Düsseldorf is zoo wis selend en bijzonder, de vierkante genadeloos heid der industriecomplexen gaat zoo on naspeurlijk over in den vreemden bloei der boulevards en parken dat een monografie over deze „Freudenstadt" ernstiger en moei zamer moet zijn dan het spelen met luchtige namen. Zoo moge uit een volgend artikel uitvoe riger blijken, waarom wij Düsseldorf onweer staanbaar noemden. Dat het terzelfdertijd bezonken en onstuimige leven de aandacht van vreemdelingen overwaard is, werd op den juisten tijd ingezien door een hechte organisatie als den stedelijken „Verkehrsver- ein", die onder de energieke leiding van den voorzitter Wethouder Dr. H a a s en den „Ge- schaftsführer Dr. Klute een onvermoei bare, haast driftige, propaganda voert. Op uitnoodiging van deze Verkeersveree- niging zijn de Nederlandsche journalisten onlangs naar Düsseldorf gereisd, ter bijwo ning van den propaganda-avond: „Das ist Düsseldorf". Het eigenlijke motief tot deze invitatie school in de spanning der economische ver houdingen tusschen agrarisch-Holland en het Rijnsch-Westfaalsche Industriegebied, waarvan Düsseldorf het centrum is. De eco nomische situatie dringt inderdaad zeer tot een klare en onverbloemde overweging der wederzüdsche belangen, waar deze door de algemeene crisis zijn geschokt en door een politiek van gesloten deuren ernstig kunnen worden geschaad. Denken wij alleen maar aan het markante feit, dat bij de gezamen lijke oplaag van 1.8 millioen ton der Dtis- seldorfer havens, de Rotterdamsche zeehaven enkel in het vorige jaar met 749.000 ton was geïnteresseerd. In verband met deze nijpende vraagstuk ken karakteriseerde de leider van de Ka mer van Koophandel voor Düsseldorf, Dr. Wilden, in heldere en kernachtige woorden den economischen toestand. Hij stelde Düs seldorf in 't middelpunt der economische be trekkingen en noemde haar de hoofdmarkt en de breedste brug voor het goederenverkeer der beide landen. „Deze rol van bemiddelaar in het Holland- sche handelsleven is haar door de industrie ten deel gevallen. Düsseldorf onderscheidt zich juist door haar industrie van de andere havensteden aan den Rijn, waar de handel den voorrang heeft. Holland en de Koloniën zijn de voornaamste afzetgebieden van het Düsseldorfsche fabrikaat. Zoo gaat 42 pCt. van het vrachtgoed, dat verzonden wordt, naar Holland, terwijl naar verhouding 50 pCt. wordt ingevoerd. De gunstige ligging van Düsseldorf ten opzichte van de Holland- sche zeehavens heeft haar tot de typische standplaats der bewerkende industrie ge maakt. Hiervan uitgaande heeft ook de „Düsseldorfer Handelskammer" steeds ern stig naar vrijhandel gestreefd. Als de afzet van Duitsche producten op de wereldmarkt nog meer bemoeilijkt wordt, biedt de toe komst van Düsseldorf duistere perspectieven. Toch is ook steeds de noodzakelijkheid er kend om den Duitschen landbouw te steunen. Maar de „Düsseldorfer Handelskammer" acht het bedenkelijk om den invoer wille keurig te beknotten, daar dit automatisch een scherpe beperking van den uitvoer ten gevolge heeft. Ook de beteekenis van den Rijn als ver keersweg staat en valt met de situatie op de wereldmarkt. Daarbij speelt de Holland- sche markt een beslissende rol. Dat bewijzen wel de cijfers van in- en uitvoer. De uitvoer naar Holland vertegenwoordigde in het jaar 1930 een waarde van 1.205 millioen R.M., waartegenover een invoer stond van 560 mil lioen R.M." Tijdens een persconferentie, den anderen dag, in het voortreffeüjk-ingerichte Wirt- schaftsmuseum, beklemtoonde Düsseldorfs Oberbürgermeister dr. L e h r nog de tendenz van Dr. Wilden's betoog. Het is niet onze bedoeling de revue, welke in het „Kleines Haus" werd opgevoerd en waarvan de opzet was reclame te maken voor Düsseldorf „Ein jeder muss von dieser Stadt begelstert sein" op louter aestheti- sche gronden te peilen. Immers, het ging hier om aan de duizend genoodigden, waar onder ongeveer tweehonderd Hollanders, bin nen het bestek van drie uren een levens groot beeld te geven van het gecompliceerde karakter van Düsseldorf. Onder de gasten bevonden zich vele auto riteiten als de Landeshauptmann van de Rijn provincie, dr. Horion, de Oberlandesgerichts- prasident, dr. Schollen, de Regierungsprasi- dent, Bergemann, de Reichsbahnprasident Loewel, de Oberbürgermeister dr. Lehr, en de Nederlandsche consul-generaal, de heer L. P. J. de Decker. De tafereelen op het podium moesten om wille van het snelle tempo, waarmee zij el kaar noodgedwongen opvolgden, wel kunst matig blijven, terwijl het spel der artiesten kennelijk een verwrongen vorm aannam, daar hier wel een belangelooze medewerking, doch niet de genade der kunst willekeurig kon worden toegezegd. Maar in het vonken de contact tusschen het tooneel en het mee levende publiek ontstond voor ons de ware geest van het gevleugelde woord: „Das ist Düsseldorf." En in dezen geheimen stroom heeft zich onze Boven-Moerdijksche geslo tenheid tenslotte verloren in het hoogtepunt van dit Rijnsche Carnavalsfeest, dat tot vroeg in den morgen duurde. Eenige variaties op het luidruchtige the ma: „Das ist Düsseldorf" willen wij nader beschouwen. Allereerst het verrassende optreden der „Düsseldorfer Radschlager", 's Middags dui kelen op de boulevards de kinderen uit de achterbuurten, om aan de voorbijgangers een geldstuk te ontlokken. Dit molenwiekende, treurende spel werd voor deze gelegenheid van de straat naar het tooneel gevoerd, waar het in Gerda Hensel en andere meisjes van het ballet een zuivere weergave vond. Het onschuldig gebaar van het vragende kind bij het geneuriede wijsje: „Eéne Pennig, la we Herr, eéne Pennig werd voor ons, buiten het opgeschroefde, officieele programma om, tot het aangrijpendste accent van dezen avond. „Eéne Pennig, lawe Herr." We zullen er Düsseldorf om lief hebben „Eéne Pen nig, lawe Herr, Eéne Pennig." Wat ligt er een onnoembare smart in dit lied.... De opvoering van den éénacter: „Men koopt in", waarvan de uitsluitende bedoeling was Düsseldorf als modestad te suggereeren, kreeg ondanks den leegen inhoud, ruggegraat door het geestige spel van Trude Adam als de Saksische nicht uit Kötschenbroda. Het Stedelijk Orkest, onder leiding van Hans Weisbach, den „Generalmusiköirktor", die in het Kurhaus te Scheveningen groote populariteit verwierf, bracht een sublieme vertolking van fragmenten uit Haydn's C- Dur symphonie nr. 7. Onweerlegbaar werd hier de zuivere muzikale scholing van dit orkest bewezen. Dat de opera in Düsseldorf bloeit, kwam in het Terzett uit de eerste akte van den „Troubadour" niet voldoende tot uitdrukking, maar hier gelden by een waardeering vooral de bovenomschreven om- omstandigheden. Het optreden van den schilder Rudi vom Endt als gids in het Reichswirtschafts- museum sloeg onmiddeliyk in en droeg in derdaad het kenmerk van een oprechte gees tigheid, waarbü de rolbeheersching opviel. Deze ironie was bruisend en frisch als de Rijnwyn, dien we dronken. Toen „Moeder Ey", de „moeder aller schil ders", door zeven Düsseldorfer schilders was geconterfeit op het dwingende rhythme der muziek, reikten namen als futurisme, sur realisme, etc., niet meer toe ter beoordee ling der zeven eindproducten. We hadden onder deze werkzaamheid een verre associa tie met de zichtbare muziek van Oskar Fi- schinger. Maar hier was het gelukkig maar een grap. Toch was Moeder Ey een zeer karakteristieke verschijning op dezen avond. De beelden van het programma zyn voor- bügetrokken in eenige uren, in „het snelle tempo van dezen tüd". Voor den Generalin- tendant van het stedelijk tooneel, W. B. ntz, die by deze moeiiyke onderneming de regie voerde, hebben wy niets dan lof. Nadat onder leiding van den onberispeiy- ken conférencier de voorstelling in een geest driftige finale was besloten, vond de feest vreugde haar eigen weg, welke vanzelfspre kend voerde tot den dans, die tot in den vroegen morgen voortduurde. Toen het licht grauwde over het oude hotel aan de Steinstrasse, zagen wy de kinderen weer voor ons, die op de Königsallée hun lied zingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9