Naar het Land van Overzee
HET ONWEERSTAANBARE
DUSSELDORF
Economische verhouding tot Holland
,DE BLAD
DINSDAG 16 FEBRUARI 1932
BLADZIJDE 1
Straatleven eener Oostersche stad
m
AUTOMATISCHE
CONTINGENTEERING
KLEURIG
RECLAMEFEEST
De Kruisweg in Jerusalem
BINNENLANDSCH NIEUWS
NOODTOESTAND
IN LAND- EN TUINBOUW.
STEUN AAN DEN
VEENKOLONIALEN
LANDBOUW
50 pCt. van den oogst 1930 niet
als maatstaf
R K. STAATSPARTIJ
De sprekers te Amersfoort
SALARISKORTING TE
HONTENISSE
Voorstel om 25 pCt. te verlagen
DE SOCIAAL-DEMOCRATEN
EN KORTINGEN OP DE
SALARISSEN
ONDERSCHEIDINGEN
Het !s moeilijk voor iemand die het zelf
niet zag, of die nooit een Oostersche stad
bezocht heeft, een beeld te schetsen van een
straat in het oude Mahomedaansche Jeru
salem. Klimmende en dalende straatje.,
trappenstraatjes, steegjes en gleuven, die
draaien en verspringen, of langgerekte ba-
zarstraten, smal en namv, waarin men
rauwelijks met twee personen naast elkaar
kan loopen. Staan er hooge of lage huizen
langs? Dat weet men niet. Daar kan men
niet op letten. Want hier is voorzichtigheid
geboden: let-op waar ge uw voet zet, dat ge
niet struikelt over trappen en hobbelige
keien. Dit plaveisel, dat in zijn tijd een aan
merkelijke verbetering was, is voor ons een
wanhoop. En zie toe dat ge niet struikelt
over opgehoopt vuil, over hurkende blinden
en bedelaars, over uitgestalde waren, die uit
de enge winkelruimten puilen. En dan voor
zichtig dat de voorbijgangers u niet stooten,
met alles wat ze op hun hoofd dragen, pak
ken en kisten en alles dat denkbaar is,
en dat de lastdieren u niet omverwerpen.
Wij horten en bonzen tegen elkaar op. Wie
haast heeft, schreeuwt „ai" en rent u
onderst boven; wie geen haast heeft, wie
uitzoekt en keurt van de koopwaar in de
open winkels, verspert de straat. Naast die
winkels kijkt ge in werkplaatsen die als kel
ders zijn, en als vunze krochten. Er wordt
gewerkt, geschaafd of gehamerd. En daarbij
sluiten ds keukens aan, waar gestoofd en ge
braden wordt op open vuren. Turksche of
Arabische spijzen in schapenvet, en zoetig
heden: die lucht vult de straat, met den
damp der komforen: de lucht, ook vanvisch
en van slaehtvleesch, schapen en geiten, dat
er bleek-wit ten toon hangt, met blaadjes
goudpapier beplakt. Kruidenierswaren, groen-
ten, vruchten, lappen, ook kinderspeelgoed
en snuisterijen; een wisselbank daartusschem
Venters dringen door de wandelaars heen,
en de dragers met hun manden en korven
op den rug. Alle verkoopers prijzen hun wa
ren aan, roepen u toe uit den donkeren win
kel. Er is daar een herrie en geschreeuw van
roepend keopvolk, van bedelaars en vee
drijvers, van lachers en praters: en alles
meest in het donker, alleen maar bij wijlen
door flitsen van zonlicht beschenen: want
die straten zijn met bogen en gewelven over
brugd, met zeildoek bespannen, met luifels en
lappen overduisterd, door de muren der hui
zen omsloten, daar het licht hier den men-
schen vijandig is, en de schaduw onmisbaar
voor het bestaan.
Daarom dit clair-obscur der volle, bedrij
vige sloppen, met hun kotten en krotten,
hun holen en holten, hun winkel-alkoven en
keldemissen, en het blauwig duister van
tenten en steenen geweiven, waaronder alle
dampen en stanken gevangen hangen, waar
alles vreemd en geheimzinnig wordt als in
heksenkeukens en tooverkamers, rookig en
roestig, gedempt en verdonkerd, waarbij die
donkere oogen der loerende verkoopers
vreemdsoortig boeien. Gij wordt geprest en
gepord m dat bonte geroezemoes, waar ezels
balken en kameelen hun weg zoeken in de
nauwte, de drukte, de gonzende donkerte,
tot dan een brutale lichtstraal plots een
toover van kleuren schept in die groezeling,
Het verleden herleeft. De werke
lijkheid komt op ons af. Het is of
de steenen spreken. Een wijding
doorluistert de straat. En wij gaan
als gingen vrij, onder de schaduw
van het Kruis....
bonte klceren of vruchten, of menschen-
groepen, die verrust uls n visioen.
Straat op, straat af: gij dwaalt maar ver
der. Gij zijt in een minimum van tijd ver
dwaald, weet niet of gij links of rechts zult,
onder al maar bogen, gewelven, luifels en
tentdaken. Geen verte, geen uitzicht, waar
dan ook. Ge doolt door een kelderstad, door
een doolhof van gleuven en gangen, waar
menschen en dieren den weg versperren en
duizenden lokkende dingen u verder van
huis brengen. Ge wilt niet koopen, en talmt
toch en pingelt. Daar is bont vlechtwerk, ge
breide wollen mutsjes voor kinderen; en
kleederen zijn er van Oosterschen snit met
goudborduursel, en zijden stoffen met vlam
mende kleuren. Dan staat ge voor reusach
tige, roode radijzen, voor bruine knollen en
andere vreemde groenten, voor koek en ge
bak van cigenaardigen vorm.
Dwalen wij af naar het Jodenkwartier, of
zullen we zoo op het tempelplein belanden
Vraag maar, in een of andere taal, naar de
kerk van het heilig Graf: dan komen wij er
wel
Maar daar opeens gebeurt iets. De portier
der Franciskaansche parochiekerk, met een
stok gewapend, duwt een paar Bedoeïnen op
zij. Om den hoek der straat, uit de schaduw
der bogen, komen bruine paters en zwarte
priesters, en nonnen met vleugelkap, en kin
deren van een weeshuis; daarop volgen lee-
ken, vreemde toeristen, een dichte drom. De
leidende pater blijft staan en leest hardop
uit een kerkboek. Achter hem knielen allen
op de straatsteenen neer en bidden met hem.
Zij bidden den kruisweg, hard-op, samen.
De voorbijgangers staan stil, drukken zich
door langs de groep. De bewoners der winkel
ruimten en krotten komen om den hoek van
de deur kijken. Het baart niet veel opschud
ding. Het is Vrijdag vandaag. En iederen
Vrijdagnamiddag, om precies drie uur, trekt
een dergelijke groep van priesters en ge-
loovigen biddend den weg langs, door de
Oostersche drukte, waar eens Christus, de
goddelijke Lijder, ging met zijn kruis.
Is het wel deze weg, dien zij gaan en die
de straat van het lijden heet?
Dit is het Jerusalem van Christus niet
meer. Dat hebben de Romeinen verwoest;
en anderen verwoestten na hen, wat weer
anderen gebouwd hadden. De steenen van
een Romeinsche heirbaan liggen anderhal-
ven meter onder den beganen grond van
nü. De kruisvaarders bouwden er huizen en
straatgewelven; en tóch is de stad een Sara-
oeensche gebleven. Boven het gebedsrumoer
van die schaar geloovigen hangen de voor
zichtig getraliede vensters van Mohamme-
daansche woningen, en straks verkondigt de
„muezzin" hier, van de hoogte van het mi
naret, den lof van Allah.
■-
Straatleven te Jerusalem. Een fruit- en groentenwinkelicr te midden van zün waren
Jerusalem. De Via Dolorosa, de Straat
van het Lijden.
De stad is dezelfde niet meer van toen.
Golgotha dat buiten de muren lag, werd nu
als haar midden. Waar was Pilatus' preto
rium, waar de Godmensch het kruis op Zijn
schouders nam?
En zelfs als het was, waar de burcht An-
tonia gestaan heeft, dan zouden nog drie
verschillende wegen mogelijk zijn van da&r
naar de plek waar het kruis heeft gestaan:
zóó werd het nagerekend en uitgecijferd I
Maar wat zegt dit alles? De weg dien ds
biddende Frsnciskanen gaan, is de weg der
traditie sinds eeuwen. -
Die traditie heeft langs de straat van het
lijden, de verschillende staties aangeduid
van de plek der geeseling, waar Pilatus den
Koning der Joden prijsgaf, tot wa,ar deze
van zijn kleederen beroofd, aan 't kruis
wordt gehecht.
De eerste, de tweede en derde val; hier
zou het huis zijn, waar Veronica woonde;
daar wijst men het huis van den schoen
maker aan, Ahasverus, die den Kruisdrager
geen rust gunde en „de wandelende Jood"
werd. Hier is de plaats waar Simon van Cy-
rene tot dragersdienst werd gedwongen, toen
hij van het veld kwam met zijn zoontjes
Alexander en Rufus; en déar uit die zij
straat, kwam de Moeder van Smarten
haar Zoon tegemoet; daar ontmoet Hij de
weenende vrouwen
Vrome verbeeldingen, die vooral sinds de
XVde eeuw opgang maken, als het bidden
van den kruisweg in zwang komt, maar liet
getal der staties nog niet vaststaat. Wat is
er niet geschreven over Veronica's naam, en
die edele vrouwenfiguur waarvan het Evan
gelie geen woord laat verluiden!
Maar wat geeft dit alles? Wij zijn immers
niet in Jerusalem om wijs te redeneeren,
maar om vroom te vereeren. En bij dezen
bidgang door de „Via dolorosa" willen wij
alleen gedenken, dat het hier was, in deze
stad en op dezen bodem, dat Jesus wankelde
onder den kruislast.
En zóó gedaan, in biddend gedenken,
dwars door dit vreemde leven heen, door die
drukte en donkerheid der vunzige stegen,
terwijl dit volk van Jerusalem staat om
ons heen, met zijn bedrijf en koopmanschap
pen, zijn lappen en lorren, in dit geroe
zemoes van het daagsch bestaan en 't volle
bonte straatleven, krijgt het beeld van
Christus' lijdensweg zelf eén aangrijpend
relief.
Het verleden herleeft. De werkelijkheid
komt op ons af. Het is of de steenen spre
ken. Een wijding doorluistert de straat. En
wij gaan als gingen wij onder de schaduw
van het Kruis. De Christusgestalte herrijst.
Zij wandelt in ons midden door het eeuwige
Jerusalem, dat eens om Zijn Bloed heeft
geroepen en Zijn vloek moet dragen. Wij vol
gen het onuitwischbaar spoor van Zijn
smartelijk leed.
Het zijn andere typen rondom, en andere
volksdrachten. Geen Jood zal zich op dit
oogenblik wagen waar nu de christenen over
het „kruisig hem" mediteeren. Het is geen
Joodsch-Romeinsche stad meer, maar een
Jerusalem vol middeleeuwsche spitsbogen en
een Oostersche, Mahomedaansche stad.
Maar het is de stad waar Zijn herinnering
voortleeft, waar de schaduw van Zijn Kruis
tegen den stadsmuur donkert. Het is de
grond waar Judas ging, van Oliveten naar
Golgotha.
En nog schrijdt Hij er voort, wandelt Hij
er in ons midden en waart Hij er om, door
de drukte dezer straat, in den schemer de
zer booggewelven en wie te Jerusalem ko
men mocht zonder aan Christus te denken
Provinciale hulpverleening in
Gelderland.
Van Ged. Staten van Gelderland is
prae-advies verschenen op het voorstel van
de heeren v. Koeverder c.a., strekkende om
100.0000 beschikbaar te stellen tot het
met het oog op de crisis beschikbaar
stellen van rentelooze voorschotten aan
kleine Land- en Tuinbouwers. Teneinde zoo
veel mogelijk zekerheid te bereiken om
trent de uitvoerbaarheid van dit voorstel, is
een conferentie gehouden met alle in deze
belanghebbende instanties. Hierbij bleek dat
in dit gewest zijn 30.000 land- en tuin
bouwbedrijven van 110 H.A. (grootere ko
men uiteraard niet in aanmerking), zoodat
de gewenschte tegemoetkoming zou neerko
men op 3 per bedrijf.
Het denkbeeld! om eventueelen steun dan
slechts aan enkelen per gemeente te ver
strekken, vond weinig instemming, wijl dit
een te selectief karakter zou dragen, terwijl
bovendien een daardoor te bereiken bijdrage
van ƒ250.— per bedrijf evenzeer onvoldoen
de is te achten. Eventueele credietverleening
zal dus op andere wijze moeten worden ge
regeld, en wel zoo, dat de land- en tuinbouw,
die altijd zulk een belangrijke bron van wel
vaart in dit gewest plachten uit te maken,
ook werkelijk in eenigszins uitgebreiden zin
daardoor -geholpen kunnen worden. Ged.
Staten achten dit alleen mogelijk door daar
in te betrekken die kleine bedrijven, die nog
levensvatbaarheid bezitten, doch deze thans
dreigen te verliezen, omdat zij de gewone
bankcredieten moeten derven. Door het Rijk
in de zaak te betrekken zal wellicht een
grooter ter beschikking te stellen bedrag
mogelijk zijn en kan door deze crediefver-
schaffing op gezonder basis te doen rusten,
de kans op terugbetaling der voorgeschoten
bedragen vergroot worden. Het denkbeeld
om credieten te verschaffen tot een max. van
1000.waarvan 25 pCt. door de Provincie
te garandeeren, bleek ook niet voor ver
wezenlijking vatbaar, wijl de banken tot het
dragen der rest 75 pCt. niet in staat en be
reid zullen zijn. Tot het voteeren van
ƒ100.000.— kan volgens Ged. Staten alleen
besloten worden onder deze voorwaarden:
Hieruit zullen rentelooze voorschotten wor
den verstrekt aan kleine land- en tuinbou
wers in Gelderland, waarvan terugbetaling
redelijkerwijze kan verwacht worden. Zoodra
van andere zijde 75 pCt. van het benoodigde
is toegezegd, zal 't voorschot verleend wor
den en slechts voor de hoogst noodige be-
drijfsbehoeften (mest, zaaizaad enz.). Hel
verstrekken dezer credieten zal geschieden
door een stichting, door Ged. Staten in het
leven te roepen en waarvan een lid van dil
college voorzitter zal zijn. De voorschotten
worden verstrekt voor normaal 5 jaar
Waar verder gelet op het karakter dezer
uitgaven verdeeling over eenige jaren wel
te verdedigen is, stellen Ged. Staten zich dan
ook voor de te verstrekken voorschotten ti
dekken door het aangaan eener geldleening,
af te lossen op korten termijn, b.v. in 5 jaren,
te beginnen in 1933 en waarvan de aflossing
ten laste komt van den gewonen dienst, zoo
dat ook de eventueele teruggaaf der voor
schotten ten bate van dien dienst kan komen.
50% van den oogst 1930 niet als maatstaf
Op vrhgen van het Tweede Kamerlid
Braat betreffende de hulpverleening van
Rijkswege ten behoeve van den veenkolo-
(als dat mogelijk was!) zou Zijn schaduw
ontmoeten, Vrijdag om drie uur, in de Via
dolorosa, als er mannen en monniken, vrou
wen en kinderen, biddend gaan door het
bonte, rumoerige leven en zeggen „gehei
ligd zij Uw naam, Uw wil geschiede,
Heilige Maria bid voor ons, arme zon
daars...."; en hij zou er hooren in zijn
hart, deze vreemdeling in Jerusalem, al
waren zijn ooren ook doof en was zijn hart
als een steen zoo koud, de stem die roept
uit de verte der eeuwen: „Weent over u
zelfwat zal er met het dorre hout ge
beuren, als dit gebeurt met het groene
hout?"
Werkelijk, ik heb in heel deze stad nog
overal de schaduw van Christus gezien.
Dr. FELIX RUTTEN.
nialen landbouw heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw o.m.
het volgende geantwoord:
De regeeringscredieten, toegestaan bij de
wet van 11 Maart 1931 zijn in den loop van
het vorige jaar geheel uitgekeerd. Wat be
treft de Steunwet voor den oogst 1931, waar
van het ontwerp op 9 dezer door de Eerste
Kamer der Staten-Generaal is aangenomen,
kan worden medegedeeld, dat bereids voor
bereidende maatregelen ter uitvoering van
deze wet worden getroffen.
Van een algemeen verlangen om als
maatstaf van de uitkeering 50% van den
oogst 1930 te nemen, kan zeker niet wor
den gesproken. Het is den Minister integen
deel bekend, dat verschillende landbouwers,
die fabrieksaardappelen telen, een veran
dering als hier bedoeld, niet op prijs zouden
stellen.
Inderdaad zou deze verandering van den
grondslag der regeling geen verhooging
van uitgaven medebrengen. Gezien echter
de gunstige prijzen, welke in de laatste
maanden van 1931 en in Januari 1932 voor
consumptie-aardappelen zijn gemaakt, en
de groote hoeveelheden aardappelen, welke
als zoodanig zijn geëxporteerd of voor dat
doel achtergehouden, is de Minister niet
bereid van den aanvankelijk voorgestelden
grondslag der regeling af te wijken, te meer,
nu hem is gebleken, dat de oogst in 1931
ook ongeveer 70 pet. van dien in 1930 heeft
bedragen.
De Minister zal zorg dragen voor een
spoedige uitkeering der gelden.
Partijraadsvergadering op 27 en 28 Mei.
Het Partijbestuur heeft de navolgende drie
sprekers bereid gevonden om op de a.s.
Amersfoortsche Politieke Bijeenkomst het
onderwerp: „Wat beteekent het parlemen
taire stelsel nu en in de toekomst voor het
Nederlandsche Volk?" in te leiden: prof. mr.
dr. J. J. van der Grinten, hoogleeraar in het
Staatsrecht aan de Katholieke Universiteit
te Nijmegen; M. J. M. van Poll, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal te Hel
mond, en A. J. M. van Dal, docts. in de Ne
derlandsche letteren te Nijmegen.
De data der a.s. Partijraadsvergadering,
welke te Nijmegen wordt gehouden, zijn
thans definitief bepaald op 27 en 28 Mei
1932. De agenda zal later worden bekend ge
maakt.
WIJZIGING KIESREGLEMENT 1927.
Het bestuur der R. K. Staatspartij heeft
aan de besturen der R. K. Rijkskieskring-
organisaties in Nederland een rondschrijven
gestuurd, waaraan wij het volgende ontlee-
nen:
„Het Partijbestuur heeft in zijn vergade
ring van 6 Februari j.l. een voorstel tot
wijziging van het Kiesreglement-1927, voor
bereid door de z.g. Toetsingscommissie, vast
gesteld en gereed gemaakt ter aanbieding
aan den Partijraad.
Aan het adres van de Secretariaten uwer
besturen wordt dit ontwerp in den loop van
deze week afgezonden in tweemaal zooveel
exemplaren als uwe organisatie plaatselijke
afdeelingen telt.
Uw besturen wordt hierbij verzocht dit
stuk in tweevoud zoo spoedig mogelijk te
willen doorzenden ter behandeling door de
plaatselijke afdeelingen in uw ressort, en
deze behandeling aldus te willen regelen, dat
zij in verband met de beschikbare tijdsruim
te, welke ons nog van den datum der a.s.
Partijraadsvergadering (27 en 28 Mei 1932)
scheidt, tijdig en vlot kan verloopen.
De uiterlijke termijn voor het indienen van
amendementen zal daarbij door uwe bestu
ren aldus moeten worden bepaald, dat deze
amendementen uiterlijk 25 April 1932 In het
bezit van het Partijbestuur kunnen zijn,
zoodat aan dit bestuur voldoende tijdsruimte
beschikbaar blijft om de openbare behande
ling van het wijzigingsvoorstel van het Kies
reglement in de Partijraadsvergadering voor
te bereiden.
Het verdient derhalve aanbeveling, dat
uwe afdeelingen (en waar ook de Staten-
kieskring-vergaderingen in de behandeling
worden ingeschakeld, ook deze) uwerzijds
worden uitgenoodigd en aangespoord in den
loop van de maand Maart, hare vergaderin
gen ter behandeling van het ontwerp te be
leggen.
U gelieve er tevens de aandacht op te ves
tigen, dat desgewenscht exemplaren van het
wijzigingsontwerp kunnen worden nabesteld
bij het Partijsecretariaat Laan van Meer-
dervoort 65, 's Gravenhage, tegen vooruitbe
taling van een bedrag van 5 ct. voor R. K.
Kiesvereenigingen en van 10 ct. voor andere
belangstellenden.''
De wettelijke contingenteering heeft haar
ernstige, bezwaren.
Er worden er zelfs zooveel opgesomd, er
worden zooveel voorbeelden vandie bezwa
ren aangehaald, dat een nuchter mensch
zich afvraagt of onze Kamers met blindheid
waren geslagen, of de leden elk economisch
besef in hun actetasschen hadden gestopt,
toen ze vrijwel eenstemmig aan de Regeering
de macht gaven om tot contingenteering van
bepaalds artikelen onder bepaalde omstan
digheden over te gaan.
't Loopt natuurlijk zoo'n vaart niet en wie
tegen contingenteering requestreert wat
zijn goed recht is dient toch ook een
oogenblik zich wel te realiseeren, dat het in
Den Haag niet allemaal kinderen zijn, die
met de levensbelangen van groote bevolkings
groepen omspringen als met een stuk speel,
goed, dat men deukt en stompt en duwt
en trapt, tot het finaal uit elkaar geslagen
in den rommelhoek terecht komt.
Maar het feit blijft: aan wettelijke con.
tingenteering zijn bezwaren verbonden en hoe
eer we er af zijn, er af künnen komen wel
te verstaan, hoe liever het ieder zal zijn.
Maak er dan automatische contingentee
ring van, hoort men hier en daar zeggen.
Koopt uitsluitend Nederlandsch fabrikaat,
gebruikt uitsluitend Nederlandsche produc
ten en vanzelf, automatisch, zal de buiten-
landsche invoer verminderen. Dan hebben
we geen wettelijke contingenteering meer
noodig.
't Lijkt het ei van Columbus; maar het is
dat toch niet heelemaal. De propaganda voor
het Nederlandsch fabrikaat, de Nederland
sche producten, steunen we van ganscher
harte, maar al werd die propaganda nog
veel intenser gevoerd en al was het resul
taat ervan nog veel gelukkiger, daarmee zijn
en komen we er niet. Als twee evenwaardige
artikelen twintig, dertig procent in prijs
verschillen en het goedkoopste draagt een
buitenlandsch etiket, dan bereikt de beste
propaganda voor het Nederlandsch artikel
niet, dat daaraan de voorkeur wordt gege.
ven.
Antomatische contingenteering is een heel
mooi woord, maar, helaas, met een té be.
perkten inhoud om er veel van te verwach
ten, té beperkt althans zeker om wettelijke
contingenteering in tijden van overmatigen
invoer onnoodig te maken.
In den gemeenteraad van Hontenisse kwam
o.m. in behandeling de circulaire van Ged.
Staten van Zeeland, betreffende wijziging der
jaarwedden van de hoogere gemeente.ambte-
naren. Z. h. st. werd besloten een schrijven
tot Ged. Staten te richten, waarin te kennen
wordt gegeven, meer te gevoelen voor een
verlaging mét -25 pCt. dan in den geesto
zooals Ged. Staten voorstellen.
In de jongste vergadering van den ge
meenteraad van Schoterland heeft de heer
H. de Vos, voorzitter der soc.-dem. raads
fractie en wethouder, meegedeeld, dat de
soc.-dem. raadsfractie geen bezwaar had
tegen het voorstel van Gedeputeerde Staten
van Friesland om de salarissen van den
burgemeester, den secretaris en den ge
meente-ontvanger, in overeenstemming met
het besluit tot korting op de salarissen van
de rijksambtenaren, met 2J4 en 5 pet. te
verlagen.
Bij K. B. is toegekend de aan de Orde van
Oranje-Nassau verbonden Eere-Medaille, in
zilver, aan J. Boom, vrachtschipper en loop
knecht in dienst van dén heer J. E. Bangert
te Amsterdam.
„Die Stadt Düsseldorf 1st sehr schön,
und wenn man in der Feme an sie
denkt wird einem wünderlich zu
Mute. Es ist mir, als müsste ich
gleich nach Hause gehen."
De reiziger, die de eigen taal der steden
verstaat, zal, als hij openhartig door Düssel
dorf heeft gedwaald, worden overwonnen
door de vreemde bekoring en de onontkoom
bare macht van deze stad.
Het Rijnland is zeer zeker geen terra in
cognita vor Hollanders. Maar waar het
wezen der steden van bijvoorbeeld Keulen
en Coblenz tot een vertrouwde en standvas
tige herinnering is geworden, daar gelooven
wij toch, dat het zeldzame karakter van Düs
seldorf niet genoegzaam wordt begrepen en
dat de aangrijpende melodie dezer stad te
weinig wordt beluisterd. Düsseldorf is wel
iswaar een steeds meer gewaardeerde pleis
terplaats op vacantiereizen en vooral de Nij-
megenaars drinken er graag het krachtige
bier in „Salvator", maar de vluchtige en
luchthartige titels, welke toerende schrijvers
haar gaven, miskennen het ware hart van
deze stad. Namen als: „Het nabije Parijs" of
„de Modestad van het Westen" worden tot
illusoire zeepbellen voor wie zich ernstig
rekenschap geeft van haar barnende reali
teit.
Misschien is het leven er vandaag te ver
scheiden, dan dat er al een afdoende getui
genis over kan worden afgelegd. Haar twee
slachtige natuur de burgerlijke droom, die
de „Altstadt" slapende houdt en de luidruch
tige vaart van de „Groszstadt". waar namen
als Ehrhardt en Poensgen, Stumm en Phoe
nix opspringen in het koude, syncopische
rhythme van staal en ijzer wekt onuit-
wischbare beelden in het opene gemoed. Elke
stad bewaart een geheim, maar de dramati
sche schoonheid van Düsseldorf is zoo wis
selend en bijzonder, de vierkante genadeloos
heid der industriecomplexen gaat zoo on
naspeurlijk over in den vreemden bloei der
boulevards en parken dat een monografie
over deze „Freudenstadt" ernstiger en moei
zamer moet zijn dan het spelen met luchtige
namen.
Zoo moge uit een volgend artikel uitvoe
riger blijken, waarom wij Düsseldorf onweer
staanbaar noemden. Dat het terzelfdertijd
bezonken en onstuimige leven de aandacht
van vreemdelingen overwaard is, werd op
den juisten tijd ingezien door een hechte
organisatie als den stedelijken „Verkehrsver-
ein", die onder de energieke leiding van den
voorzitter Wethouder Dr. H a a s en den „Ge-
schaftsführer Dr. Klute een onvermoei
bare, haast driftige, propaganda voert.
Op uitnoodiging van deze Verkeersveree-
niging zijn de Nederlandsche journalisten
onlangs naar Düsseldorf gereisd, ter bijwo
ning van den propaganda-avond: „Das ist
Düsseldorf".
Het eigenlijke motief tot deze invitatie
school in de spanning der economische ver
houdingen tusschen agrarisch-Holland en
het Rijnsch-Westfaalsche Industriegebied,
waarvan Düsseldorf het centrum is. De eco
nomische situatie dringt inderdaad zeer tot
een klare en onverbloemde overweging der
wederzüdsche belangen, waar deze door de
algemeene crisis zijn geschokt en door een
politiek van gesloten deuren ernstig kunnen
worden geschaad. Denken wij alleen maar
aan het markante feit, dat bij de gezamen
lijke oplaag van 1.8 millioen ton der Dtis-
seldorfer havens, de Rotterdamsche zeehaven
enkel in het vorige jaar met 749.000 ton was
geïnteresseerd.
In verband met deze nijpende vraagstuk
ken karakteriseerde de leider van de Ka
mer van Koophandel voor Düsseldorf, Dr.
Wilden, in heldere en kernachtige woorden
den economischen toestand. Hij stelde Düs
seldorf in 't middelpunt der economische be
trekkingen en noemde haar de hoofdmarkt
en de breedste brug voor het goederenverkeer
der beide landen.
„Deze rol van bemiddelaar in het Holland-
sche handelsleven is haar door de industrie
ten deel gevallen. Düsseldorf onderscheidt
zich juist door haar industrie van de andere
havensteden aan den Rijn, waar de handel
den voorrang heeft. Holland en de Koloniën
zijn de voornaamste afzetgebieden van het
Düsseldorfsche fabrikaat. Zoo gaat 42 pCt.
van het vrachtgoed, dat verzonden wordt,
naar Holland, terwijl naar verhouding 50
pCt. wordt ingevoerd. De gunstige ligging
van Düsseldorf ten opzichte van de Holland-
sche zeehavens heeft haar tot de typische
standplaats der bewerkende industrie ge
maakt. Hiervan uitgaande heeft ook de
„Düsseldorfer Handelskammer" steeds ern
stig naar vrijhandel gestreefd. Als de afzet
van Duitsche producten op de wereldmarkt
nog meer bemoeilijkt wordt, biedt de toe
komst van Düsseldorf duistere perspectieven.
Toch is ook steeds de noodzakelijkheid er
kend om den Duitschen landbouw te steunen.
Maar de „Düsseldorfer Handelskammer"
acht het bedenkelijk om den invoer wille
keurig te beknotten, daar dit automatisch
een scherpe beperking van den uitvoer ten
gevolge heeft.
Ook de beteekenis van den Rijn als ver
keersweg staat en valt met de situatie op
de wereldmarkt. Daarbij speelt de Holland-
sche markt een beslissende rol. Dat bewijzen
wel de cijfers van in- en uitvoer. De uitvoer
naar Holland vertegenwoordigde in het jaar
1930 een waarde van 1.205 millioen R.M.,
waartegenover een invoer stond van 560 mil
lioen R.M."
Tijdens een persconferentie, den anderen
dag, in het voortreffeüjk-ingerichte Wirt-
schaftsmuseum, beklemtoonde Düsseldorfs
Oberbürgermeister dr. L e h r nog de tendenz
van Dr. Wilden's betoog.
Het is niet onze bedoeling de revue, welke
in het „Kleines Haus" werd opgevoerd en
waarvan de opzet was reclame te maken
voor Düsseldorf „Ein jeder muss von dieser
Stadt begelstert sein" op louter aestheti-
sche gronden te peilen. Immers, het ging
hier om aan de duizend genoodigden, waar
onder ongeveer tweehonderd Hollanders, bin
nen het bestek van drie uren een levens
groot beeld te geven van het gecompliceerde
karakter van Düsseldorf.
Onder de gasten bevonden zich vele auto
riteiten als de Landeshauptmann van de Rijn
provincie, dr. Horion, de Oberlandesgerichts-
prasident, dr. Schollen, de Regierungsprasi-
dent, Bergemann, de Reichsbahnprasident
Loewel, de Oberbürgermeister dr. Lehr, en de
Nederlandsche consul-generaal, de heer L.
P. J. de Decker.
De tafereelen op het podium moesten om
wille van het snelle tempo, waarmee zij el
kaar noodgedwongen opvolgden, wel kunst
matig blijven, terwijl het spel der artiesten
kennelijk een verwrongen vorm aannam,
daar hier wel een belangelooze medewerking,
doch niet de genade der kunst willekeurig
kon worden toegezegd. Maar in het vonken
de contact tusschen het tooneel en het mee
levende publiek ontstond voor ons de ware
geest van het gevleugelde woord: „Das ist
Düsseldorf." En in dezen geheimen stroom
heeft zich onze Boven-Moerdijksche geslo
tenheid tenslotte verloren in het hoogtepunt
van dit Rijnsche Carnavalsfeest, dat tot
vroeg in den morgen duurde.
Eenige variaties op het luidruchtige the
ma: „Das ist Düsseldorf" willen wij nader
beschouwen.
Allereerst het verrassende optreden der
„Düsseldorfer Radschlager", 's Middags dui
kelen op de boulevards de kinderen uit de
achterbuurten, om aan de voorbijgangers een
geldstuk te ontlokken. Dit molenwiekende,
treurende spel werd voor deze gelegenheid
van de straat naar het tooneel gevoerd, waar
het in Gerda Hensel en andere meisjes van
het ballet een zuivere weergave vond. Het
onschuldig gebaar van het vragende kind bij
het geneuriede wijsje: „Eéne Pennig, la we
Herr, eéne Pennig werd voor ons, buiten
het opgeschroefde, officieele programma om,
tot het aangrijpendste accent van dezen
avond. „Eéne Pennig, lawe Herr." We zullen
er Düsseldorf om lief hebben „Eéne Pen
nig, lawe Herr, Eéne Pennig." Wat ligt er
een onnoembare smart in dit lied....
De opvoering van den éénacter: „Men
koopt in", waarvan de uitsluitende bedoeling
was Düsseldorf als modestad te suggereeren,
kreeg ondanks den leegen inhoud, ruggegraat
door het geestige spel van Trude Adam als
de Saksische nicht uit Kötschenbroda.
Het Stedelijk Orkest, onder leiding van
Hans Weisbach, den „Generalmusiköirktor",
die in het Kurhaus te Scheveningen groote
populariteit verwierf, bracht een sublieme
vertolking van fragmenten uit Haydn's C-
Dur symphonie nr. 7. Onweerlegbaar werd
hier de zuivere muzikale scholing van dit
orkest bewezen. Dat de opera in Düsseldorf
bloeit, kwam in het Terzett uit de eerste
akte van den „Troubadour" niet voldoende
tot uitdrukking, maar hier gelden by een
waardeering vooral de bovenomschreven om-
omstandigheden.
Het optreden van den schilder Rudi vom
Endt als gids in het Reichswirtschafts-
museum sloeg onmiddeliyk in en droeg in
derdaad het kenmerk van een oprechte gees
tigheid, waarbü de rolbeheersching opviel.
Deze ironie was bruisend en frisch als
de Rijnwyn, dien we dronken.
Toen „Moeder Ey", de „moeder aller schil
ders", door zeven Düsseldorfer schilders was
geconterfeit op het dwingende rhythme der
muziek, reikten namen als futurisme, sur
realisme, etc., niet meer toe ter beoordee
ling der zeven eindproducten. We hadden
onder deze werkzaamheid een verre associa
tie met de zichtbare muziek van Oskar Fi-
schinger. Maar hier was het gelukkig maar
een grap. Toch was Moeder Ey een zeer
karakteristieke verschijning op dezen avond.
De beelden van het programma zyn voor-
bügetrokken in eenige uren, in „het snelle
tempo van dezen tüd". Voor den Generalin-
tendant van het stedelijk tooneel, W. B. ntz,
die by deze moeiiyke onderneming de regie
voerde, hebben wy niets dan lof.
Nadat onder leiding van den onberispeiy-
ken conférencier de voorstelling in een geest
driftige finale was besloten, vond de feest
vreugde haar eigen weg, welke vanzelfspre
kend voerde tot den dans, die tot in den
vroegen morgen voortduurde.
Toen het licht grauwde over het oude hotel
aan de Steinstrasse, zagen wy de kinderen
weer voor ons, die op de Königsallée hun
lied zingen.