RECHTSZAKEN
IDE GRAPJAS HARLEKIJN!
HET
VAN DEN
ETON
LANGS
DONKERE PADEN
De limmensche strafzaak
Voortgezette behandeling
Harlekijn is èrooter dan de toovenaar
DE WEGENBELASTINGWET
IS MAGNETISEEREN
STRAFBAAR?
De Herder en de
Koningsdochter
RADIO-OMROEP
Naar het Engelsch door J. Scheepens
De arr. rechtbank te Amsterdam vct-
Volgde gisteren de behandeling van de straf
zaak tegen den Amsterdmaschen advo
caat, die terecht stond, verdacht van
medeplichtigheid aan valschheid in ge
schrifte, heling en verduistering. De valsch
heid in geschrifte betrof een taxatie-
rapport waarin 8000.(de waarde van
het huis) in 18000.— werd veranderd.
Voorts zou hy hebben medegewerkt by het
tot stand komen van een hypotheekcrediet.
Waarin werd verklaard dat mej. W. te L;m-
tnen een schuld van 88 00 had aan den
koopman E. te Bussum. Als eerste getuige
Van dezen morgen wordt nogmaals den
koopman S. gehoord. Zooals gewconiyk
barst hy weer in een woordenvloed uit. Het
komt er op neer, dat hy verklaringen ove*
de contra-lettre wil afleggen. Op een gege
ven oogenbiik richt hy zich tct mr. Kolcos-
ky: „Meneer Kokosky denkt, dat ik verd. er
In wil laten loopen, maar ik stel hem geen
Val, m'n val is voor den koopman E. be
stemd."
Het blijkt ten slctte, dat S„ die nog de
gelegenheid te baat neemt om het publiek
zyn dank te betuigen voor de betoonde be-
langselllng, eigeniyk niets positiefs over de
cor.t.a-lettre weet te vertellen. Er wordt
dan maar afgezien van het verder verhoor
Van S.
Getuige E. komt terug op zijn verklaring
Voor den rechter-commissaris. Het ver-
Valschte taxatierapport heeft hy nooit ge-
Zien, hyzelf schatte het huis op 8500.—
en als hij het rapport van 18000.— had
gezien, zou hij direct hebben gemerkt, dat
er iets niet in den haak was. Getuige houdt
"ol, dat er een contra-lei tre bestond.
Eén getuige décharge wist te vertellen,
dat verdachte op 19 April, den dag waarop
het valsche taxatierapport door hem op zijn
kantoor zou zyn gedicteerd, aanwezig was
op een vergadering in Parkzicht. Esn
tweede décharge-getulge zeide, dat er door
August W., de neef van de Limmensche
Juffrouw, reeds verduisteringen werden ge
pleegd vóór de advocaat by de zaken was
betrokken.
- Requisitoir.
Hierop Is het woord aan den Officier van
■Justitie, Mr. Rsillngh, voor het ho den van
zyn requisitoir. Wat het eerst? deel der ten
lastelegging betreft, merkt spr. op, dat van
het doen plegen van valschheid in geschrifte
het subs, ten laste gelegde geen sprake is.
August W. is misschien geen byzonder snug
gere man, maar hij heeft zeer goed begre
pen, dat het valsche taxatierapport niet in
orde was. Verd. echter heeft de acte gedic
teerd aan Aug. W., hij heeft er zelfs by ge
zegd niet te mooi te schrijven. De verklarin
gen, zoowel van E. als van den koopman S.
dieren wel zeer goed te worden getcetst. Dit
de wijze waarop S. en Aug. W- hun verklarin
gen aflegden, biykt echter toeh dat zy n'et
opzettelijk de houding en de rol van verd.
zwarter afschilderden dan zy zyn. Va t
staat, dat verd. heeft aangespoord om ds
8000 in 18000 te veranderen, h;j wilde de ge
taxeerde waarde zooveel mogeiyk opvoeren
Tot c'.en notaris heeft verd. ook gezegd:
„alles is in orde". Getuige August W. werd
naar het buitenland geëxpedieerd, toen deze
niet aangifte bij de politie dreigie, zyn verd.
en S. r.aar Keulen gereisd, waar zij hem
door bedreiging intimideerden. Juridische
beteekenis had deze re's niet, het is zeer on
behoorlijk, dat een advocaat-procureur een
P'eizier-reis gaat maken' met een man als
S. Verd. voert aan, dat hy er geen belang by
had om de 8000 in het taxa'.ierapport te
veranderen in 18OC0, daar hy het c'ifer 8000
reeds aan E. had genoemd. Deze ontkent d't
echter. Spr. meent, dat in het algemeen
taxatierapporten dienen als bewys tukken
en rechtsgevolgen kunnen hebben. Het meest
juist komt het den Offic er voor het fe't te
kwaiificeeren als u'tlokkcn van valschheid in
geschrifte. Wat de hypotheek-arte be'reft
waarin de onjuiste verklaring was cpge-
homen, betreffende de schuld van Mej. W.
aan den koopman E. merkte Mr. Reilingh op,
dat er niets is gebleken van het bestaan van
een contra-lettre, het is dan ook onaanne-
meiyk dat een dergeiyk stuk ooit is opge
maakt.
De contra-lettre.
De koopman E. heeft op de zitting met
groote stelligheid verklaard, dat er geen
contra-lettre bestond, maar zijn verklaring en
die van verd. sluiten niets wat betreft deu
inhoud van de contea-lettre. Bovendien heeft
de Bussumsche koopman E. aanvankeiyk
gezwegen ais het graf oier een contra-lettre.
Tegen de Bussumsche politie hesft hy b.v.
gezegd: „op goed vertrouwen is de schuld -
verklaring in de hypotheek-act? opgenomen"
De inrichting van de acte, ze.fs met con'ra -
lettre is volkomen zinloos. Aan den notaris is
by het opmaken der actie in strijd met de
waarheid verklaard, dat Mej. W. reeds
ƒ8800.— benevens ƒ600.— had ontvangen
van E. Juffrouw W. mccht niet by het pas-
seeren van de acts aanwezig zijn, tegen den
notaris werd gezegd, dat zij niet kon tornen,
terwyl zy dienzelfden dag.... in Amsterdam
was.
Beide „partyen" hebben een vordering van
ƒ8800.— op Juffrouw W. willen vesten,
doch het standpunt van E. was verschillend
van dat van verd. en S.
Getuige E. (de Bussumsche koopman) was
in de meening, dat juffrouw W. er gosd bij
zat, doch verd. en S. waren op de hoogte van
de slechte financieele omstandigheden van
de Limmensche winkelierster. E. kon dU3 van
meening zyn, dat hij door de valsche ver
klaring in de acts eenige duizenden zou kun
nen binnenhalen.
Wat deze acte betreft acht spr. het mede-
plegen van valschheid in geschrifte bewezen.
De Officier bespreskt nu het de.de gedeel
te der tenlastelegging, n.i. de heling.
Verd. hesft van S. ƒ400.— ontvangen, hij
noemt dit honorarium een voorschot voords
behandeling van ds echtscheiding van S.
Anna W. zou er nooit in hebben toegestemd,
dat haar geld daarvoor werd gebruikt.
Voorts had verd. aan zyn Limmensche
Cliënte meegedeeld, dat E. de tweeds ƒ600
niet zou storten, terwyl hy wist, dat dit be
drag dsn vorlgen dag aan S. werd afbetaald.
Ook by het uitgaan in Arasterdam wi t verd
dat betaald werd van het geld van Juffrouw
W.
Spr. acht de ten laste gelegde heling be
wezen.
Flesschentrekkery.
Tenslotte komt de twesde heling in deze
zaak aan de beurt: heling van goederen. Ds
Officier kwalificeert de groote aankoopen van
mej. W. als flesschentrekkery. De groote
aankoopen, terwyl mej. W. en de advocaat
wisten, dat niet betaald kon worden, teeke
nen de mentaliteit van mej. W. zoowel ais
van den advocaat.
Verdachte hseft haar als advocaat geadvi
seerd tot aankoop van de goederen op cre-
diet over te gaan. Spr. achtte in dit geval
heling eveneens bewezen.
Geheel los van deze Limmensche zaak
staat de tsn laste gelsgd3 verduistering in 't
faillissement waarin verd. curator was. Het
O. M. acht deze verduistering niet bewezen
en vraagt voor deze zaak vryspraak.
Komende tot de strafzaak merkt spr. op,
dat de kern van de zaak slechts voor verd.
in elkaar kon worden gezet. Hy hesft het
vertrouwen dat hy gsnoot en het overwicht,
dat hy bezat, misbruikt. Ve.dachte treft
meer schuld dan S. Doch er rijn in deze zaav
nog andere schuldigen, waarvan spr. hier ds
namen niet wil noemen.
Het is treurig, dat verd. hier terecht staat,
hy is een kundig jurist uit een zeer gunstig
bekend staande familie. De gevolgen van een
straf zyn wreed en vernietigend voor verd.
zoowel als voor zyn familie. Het is spr. esn
raadsel hoe een man als verd. tot dergeiyke
grenzelooze domme dingen is kunnen
komen.
Spr. vorderde tenslotte een gevangenisstraf
van één jaar met aftrek van het geheele
voorarrest-
Pleidooi van mr. F. A. Kokosky.
Na heropening der zitting is het woord aan
de verdedigers van verdachte mr. F. A. Ko
kosky en mr. Reus.
Mr. Kokosky brengt hulde aan den Officier
van Justitie mr. Reilingh, die in zyn requi
sitoir heeft getoond, een warm voelend
mensch te zyn en een knap jurist.
Pi. betreurt het, dat de zaken tegen verd.
en den Amsterdamschen koopman zijn ge
splitst Zeer heeft mr. Kokosky zich ver
baasd over de houding van den anderen ver
dachte, tosn hij als getuige optrad in deze
zaak en toen hy als verdachte in het bankje
stond. Zyn houding domineerde omdat hij
zich safe voelde door de wyze, waarop hy
door de politie werd behandeld.
De houding van den Amsterdamschen
koopman zou er in Engeland waarschijniyk
toe hebben geleid om hem „he is a jolly
good fellow" toe te zingen.
Scherp becritiseert pi. het hooren van den
Amsterdamschen koopman in de zaak tegen
den advocaat, temeer daar de eerste slechts
voor een gering gedeelte bekende. By het
hooren onder esde moeten zij dus hun on
schuld volhouden. Ook de Bussumsche koop
man heeft zich aan strafbare handelingen
schuldig gemaakt zooals de dagvaarding
luidt en.... zoowel de Amsterdamsche als
de Bussumsche koopman worden als getuigen
gehoord. De verklaringen van deze beide ge-
tulgen moet men dus zéér voorzichtig gebrui
ken, zy toch hadden er alle belang bij om de
schuld op verd. te werpen. Hoe vol haat en
besehuldigend klinken niet steeds de woorden
van den koopman: „ik ben geen advocaat
en procureur". Toen verd. S. te Keulen werd
gearresteerd had hy den heelen nacht ge
legenheid om mst August W, overleg te ple
gen. In Amsterdam aangekomen mocht hij
nog een bezosk aan zijn ouderiyk huis bren
gen. Van den aanvang af beschouwde men
den advocaat als hoofdschuldige.
Een man als verdachte, een knap jurist uit
een goede, uiterst betrouwbare familie, aldus
pi., mag men slechts veroordeelen op on
kreukbare getuigenverklaringen, doch niet op
uitingen van menschen zooals wy die hier
hebben zien optreden als getuigen.
Een dies ater.
Hst is voor de balie heden een dies ater,
zoo vervolgde mr. Kokosky en ik keur zijn
handelingen niet goed. Maar men vergete
niet, dat S., de Amsterdamsche koopman,
suggereerend en demineerend optreedt en den
indruk van een fatsoenlek man weet te wek
ken. Verd. heeft de fout gsmaakt, dat hy zyn
zakeiyke en privé-belangen heeft vermengd.
Ook door juffrouw W. wordt alle schuld op
den advocaat geworpen. Aanvankelijk, by het
vooronderzoek, was dit anders, toen speelde
S.. de Amsterdamsche koopman de zeer lee-
ïyke rol, maar.... het was gemakkeiyker alle
schuld op den advocaat te werpen. Dit is
onbillijk, er is duideiyk gebleken, dat vóór
verd. in de zaken werd betrokken, de Am
sterdamsche koopman en Aug. W. reeds straf
bare handelingen pleegden, ook toen is reeds
over een crediet-hypotheek gesproken. De
bedoeling van den Bussumschen koopman E.
was om de vrouw te verhinderen om met dat
huis als onderpand, meer geld op te nemen.
Het idéé van E. om een crediet-hypotheek
van 10.000 op het huis te hebben en slechts
1200 te betalen, is uitgewerkt door verd.
Doch deze houding behoeft nog niet te zyn
opgezet met de bedoeling zwendel te plegen.
De getuigen worden slechts betrouwbaar ge
noemd door het OM., wanneer zy verd. be
lasten.
Het doet pl. genoegen, dat het O. M. vry
spraak heeft gevorderd inzake de verduiste
ring, die gepleegd zou zyn door verd. ais
curator in een faillissement. Hier is geen
sprake van een strafbare handeling, de ad
ministratie op verd.'s kantoor is zeer slordig,
zooais dat by meer jonge advocaten het
geval is. PL concludeerde In dit geval tot
vryspraak.
Heling.
Vervolgens bespreekt mr. Kokosky de heling
van de eenige lappen stof. Om van heling te
spreken moeten de goederen door misdrijf
zyn verkregen. Juffrouw W. pleegde echter
geen flesschentrekkery, want zy had niet het
oogmerk om niet te betalen, doch zy was
hier niet toe in staat, bedrogen als zy werd
door haar neef en den Amsterdamschen
koopman. Aanvankelyk is steeds gezegd, dat
de Amsterdamsche koopman adviseerde, goe
deren op crediet te koopen. Pas later werd
ook hier weer alle schuld op den advocaat
geworpen. Ook de heling van de stoffen acht
pl. niet bewezen.
Het volgende punt is de heling van eenig
geld. De dagvaarding vermeldt niet nauw
keurig hoeveel. Hem wordt ten laste gelegd,
wtnsr
KASTUl
rféNT
NACEiS
„Daar komt die akelige toovenaar
weer uit het kasteel," mopperde Harle-
kyn; „hy heeft den Koning weer een zak
met goud afgeperst. Daar moet ik een
stokje voor steken. Ut zal maken dat de
kerel voor goed weg biyft."
Onze lezeressen en lezers zullen
zich nu afvragen: waarom sloeg Harle-
kyn die twee lange tentnagels In de mu
ren van 't kasteel?
Alleen omdat die twee tentnagels met
het meeste gemak in Harlekyn's broeks-
pypen konden gestopt worden.
„Laten we een wandelingetje langs den
muur maken!" riep hy den toovenaar
toe.
Maar deze was danig in z'n wiek ge
schoten en ver wy derde zich beschaamd.
„Ik ben overwonnen!" jammerde hy;
JHarlekyn is grooter dan ik!"
dat de advocaat van het hypotheekgeld een
deel ten geschenke zou hebben aangenomen.
Hier is echter geen sprake van, het geld was
bedoeld als honorarium voor den advocaat in
het echtscheidingsproces van den anderen
verdachte. De laatste heeft zelf gezegd, dat
juffrouw W. de betaling had goedgevonden.
Is nu plotseling de verklaring van den Am
sterdamschen koopman niet meer betrouw
baar? Ook deze heling acht pl. niet be
wezen.
Valschheid in geschrifte.
Het volgende punt, het medeplegen van
valschheid in geschrifte, bespreekt pl. uit
voerig. Dit bstreft de kwestie van de valsche
verklaringen in de hypotheekacte, waarby
juffrouw W. verklaarde aan E. 8800 schul
dig te zyn. Als er geen volmacht is geweest
kon het juffrouw W. koud laten, dat die z.g n.
8800 schuld in de acte werd vermeld, zy
kon er zich dan rustig op beroepen, dat zij
geen opdracht had gegeven. Uitvoerig be
toogde pl., dat er inderdaad een contra-
lettre is geweest, want get. E. heeft dit onder
eede verklaard.
Het taxatierapport is door den Amster
damschen koopman gedicteerd aan August
W. en niet door verd. Het vervalschte rap
port was in het bszit van den koopman S.
en niet in dat van verd. De koopman had
het noodig om E. te bewegen, de 1200 af te
geven. De reis naar Keulen was voor verd.
dan ook volkomen onnoodig.
Pl. noemt het ergeriyk, dat de notaris heeft
geadviseerd een één voor de 8000 te zetten.
Want niet verdachte, maar de notaris heeft
dit aangeraden, dat staat als een paal boven
water.
Ook voor dit geval vroeg pl. vryspraak, ter
wyl hy verwees naar de jurisprudentie be
treffende bewyskracht van taxatierapporten.
Bestaat er, aldus Mr. Kokosky, geen aanlei
ding tot een aanvullend psychiatrisch rap
port? Psychologen zouden wellicht tot een
andere conclusie komen dan rapporteurs.
Mocht de rechtbank niet tot vryspraak kun
nen besluiten, dan hoopt pl., dat er rekening
mee zal worden gehouden, dat verd. reeds als
advocaat volkomen is vernietigd. Hy is nog
jong en had een mooie toekomst voor zich.
Het luttele voordeel wettigt de vraag: „Was
hij wel geheel normaal?"
Met klem dringt spr. aan op vryspraak,
subs, clementie.
Na re- en dupliek krygt verdachte het laat
ste woord.
Hy betuigt zyn onschuld, doch betuigt ziln
spijt en berouw, dat hy in zulk slecht gezel
schap is geraakt. Nogmaals wyst hy er met
klem on nooit het oogmerk te hebben gehad,
iemand te bsnadeelen. Vonnis 4 Maart.
Overeenkomstig de conclusie van der. ad
vocaat-generaal heeft de Hooge Raad Maan
dag verworpen het cassatieberoep van den
Rijksadvocaat tegen het arrest van het
Haagsche Gerechtshof waarby G. M. J.
was ontslagen van rechtsvervolging, ter zake
dat hy, iemand leerende chauffeeren, maar
zelf niet aan het stuur zittende van een
auto, aan een ambtenaar der wegenbelas
ting slechts kon toonen een ten name van
den houder staande belastingkaart. waaruit
niet bleek, dat de voor het motorrytuig ver
schuldigde belasting was voldaan. Het Ge
rechtshof had dit feit niet strafbaar geoor
deeld, omdat, wanneer de wegenbelasting
wet spreekt van „bestuurder", daaronder
alleen hU kan worden verstaan, die het mo
torrijtuig bestuurt en niet, zooals de motor
en rywielwet subsidiair degene, die het riJ-
tuig onder zyn onmiddeliyk toezicht doet
besturen.
Voor den Hocgen Raad is het cassatie
beroep van E. J. B. M. te Voorburg, als
magnetiseur werkzaam te Rotterdam, be
handeld, die door den kantonrechter te
Rotterdam was veroordeeld tot 25.— boe
te subs. 5 d. h. en in hooger beroep door de
rechtbank aldaar tot 1.subs, één dag,
ter zake onbevoegd uitoefening der genees
kunst in zyn beroep van magnetiseur.
Mr. dr. L. W. R. van Deventer lichtte een
drietal cassatiemiddeleu toe.
Pleiter betoogde, dat het z.g. magnetis
me, d.i. de magnetische uitstraling, in het
vonnis van de rechtbank, de gronden van
het vonnis van dsn kantonrechter overne
mende, ten onrechte is gerekend te vallen
onder art. 1 van de wet van 1 Juni 1865,
regelende de uitoefening der geneeskunst.
De logisch-gramatische en historische uit
legging van dat artikel leeren z.L, dat de
magnetische uitstraling niet is op te vatten
als een geneeskundige handeling in den zin
van art. 1 dat voornamelijk beoogt, eenigen
waarborg te scheppen, dat, wanneer men
zich om geneeskundigen bystand wendt tot
een geneeskundige deze daartoe bekwaam
mag worden geacht, doch niet, dat men
zich niet tot iemand zou mogen wenden,
die geen artsdiploma bezit, terwyl overi
gens geenszins vaststaat, dat bystand van
een medicus noodig is, noch dat deze het
juiste middel weet te verschaffen.
Op gronden ontleend aan de behandeling
der wet van 1865 in het toenmalige parle
ment zette pleiter uiteen, dat daarby alleen
aan materieele geneeskundige hulp is ge
dacht en niet aan onstoffeiyke hulp.
Voorts wees pleiter er op, dat de in de
inleidende dagvaarding ten laste gelegde
handelingen, nJ. het opleggen van of het
strijken met de handen langs het lichaam
van de in het vonnis vermelde getuigen,
daarby te kennen gevende, dat M., daar
door trachtte de aandoeningen zyner pa
tiënten te genezen, ten onrechte zyn ge
kwalificeerd als een voltooid strafbaar feit.
(Volksverhaal uit Bretagne).
Er was eens een Koning, die een dochter
had, zóó fyn beschaafd, dat ze nooit iemand
iets heette te liegen, en hu beloofde haar ten
huweiyk aan dengene, die 't zoover kon
brengen, dat hy haar a'eed zeggen: „Dat is
een leugen."
Daar de prinses er heel aardig uitzag, kwa
men er van alle kanten lui, die het wel eens
wilden probeeren; maar 't lukte niemand.
Een schaapherder, die Jan heette, zei by
zich zeiven: „Ik moet toch ook eens probee
ren, of ik de prinses niet krijgen kan."
Hy trok z'n Londagsche kleeren aan en
kwam bij het paleis van den koning,
„Dag, Sire," zei Jan.
„Zoo, dag Jan," antwoordde de koning.
„Waar is de prinses?"
„Ze wandelt in den tuin; wil je haar mis
schien doen zeggen: dat -s een leugen?"
„Dat weet ik nog niet," antwoordde hy,
„maar 'k zou haar wel eens willen spreken."
„Ga er maar heen," zei de koning.
Jan begaf zich naar den tuin en vond er de
koningsdochter.
„Dag prinses," zei hy.
„Zoo, dag Jar."
„Maakt u een wandelingetje in den tuin?"
„Ja, ik kyk naar de honigbyen van myn
vader."
„Mijn vader heeft er ook; hy weet niet,
hoeveel korven hy heeft, maar hy kent pre
cies het getal van z'n byen."
„Dat is heel wel mogeiyk," antwoordde de
prinses.
,,'t Is bepaald waar. Eens had hy ze geteld;
er ontbrak er één en hy ging z'n by opzoe
ken; hy kwam haar tegen, want zy keerde
juist terug met een emmer water onder el-
ken vleugel. Hy nam de beide emmers en
hing ze over den rug van 't paard, maar ze
waren zóó zwaar, dat ze het beest in tweeën
sneden."
„Dat is wel mogeiyk, Jan."
,,'t Is echt waar prinses,"
,Myn vader sneed toen een tak van een
hazelaar af en hechtte daarmede de beide
stukken van ons paard weer aaneen; hy liet
het loopen in onze weide en het duurde een
heele poos, vóór ik er weer naar ging kyken."
„'t Is wel mogeiyk, Jan."
,,'t Is waar prinses. Na verloop van zevpn
jaar, toen ik er eens naar ging zien, was do
tak van den hazelaar zóó gegroeid, dat htt
tot den hemel reikte."
„Best mogeiyk, Jan."
,,'t Is beslist waar prinses. Ik klom tegen
de takken op, plukte m'n zakken vol haznl»
noten en kwam ongemerkt in den hemel»
Maar toen ik daar was, was het paard ai
grazend voortgeloopen, de stam van den ha»
zeiaar was niet vlak meer bij "t gat, waar»
door ik binnen was gekomen, en zoo stond Ut
dan in t paradijs, zonder te weten hoe Ut
er weer uit zou komen. Ik begon zóó hard te
schreeuwen, dat alle heiligen medeiydfcn met
me hadden."
„Dat geloof ik graag, Jan."
„Luister nu verder prinses; alles Is waar
wat ik u vertel. De H. Ambrosius was Jutrt
bezig boekweit te kneden om er koeken van
te bakken. Van de zemelen vlocht hy voor
my een touw."
„Dat kan heel best waar zyn, Jan."
„Het is waar, prinses. Ik liet me langs het
tcuw naar beneden, maar 't was niet lang ge»
noeg. Er kwam ongeveer veertig voet te kort.
Ik liet me toch maar vallen en bleef met
m'n hoofd vast in den grond zitten tusschen
twee kelen. Ik kon het er niet meer uit krij
gen en moest wel naar de naaste boerderij
een hamer gaan halen om de keien stuk to
slaan en m'n hoofd los te maken. Toen Ut
weerom kwam, waren de kraaien bezig het
op te eten. Ik smeet met den hamer naar do
dieren en er stoven meer veeren af dan uw
heele paleis groot is."
„Alles, wat je daar zegt, is heel goed moge
lijk, Jan."
„Toen ik op de boerderij was prinses", ver
volgde de schaapherder, „zag ik daar ook....
uw grootvader, die bezig was.... de varkens
te voeren."
„Dat is een gemeene leugen, Jan!" riep do
prinses woedend, „m'n grootvader Is al lang
dood."
De koning, die had staan luisteren, kwam
nu voor den dag en zei tot Jan:
„jy bent een slimmellng, hoor! *t Is Je go»
lukt; je zult m'n dochter hebben
Ze trouwden en er was een bruiloft, zooals
er nog nooit voor dezen een geweest was
en ook nooit meer zal rijn.
Door deze handelingen toeh is geen enkel
„genezend resultaat, hetzij ten kwade, is
komen vast te staan en zy behooren dan
ook te worden gekwalificeerd als „pogin
gen" terwyl poging tot overtreding niet
strafbaar is.
Ten slotte betwistte pleiter, dat verdachte
een beroep uitoefent, zooals de rechtbank,
de overweging ter zake van den kanton
rechter overnemende, heeft aangenomen,
omdat het gebruik maken van de gave:
magnetische krachten ter beschikking te
kunnen stellen, niet onder de begripsbepa
ling van het woord „beroep" kan worden
gebracht.
Van een magnetiseur kan men evenmin
als van een dichter zeggen, dat hy een als
zoodanig beroep uitoefent
Pleiter concludeerde tot vryspraak; ook
Indien er twyfel aanwezig is. onthoude de
Hooge Raad zich van een straf-oplegging.
De advocaat-generaal zal 7 Maart con
clusie nemen.
WOENSDAG 24 FEBRUARI 1932.
HUI2SEN, 298 M. Uitsl. N. C. R. V.-Ultzen-
ding. 8.00 Schriftlezing. 8.159.30 Gra-
mofoonpl. 10.00 N. C. R. V.-Dameskoor.
10.30 Ziekendlenst. 11.00 Harmoniumspel
M. F. Jurjaanz. Mevr. D. v. Neerden—Ongers
(sopraan). 12.15 Concert. Mevr. C. v. Ra-
venzwaayMöllenkamp (zang), H. Hermann
(viool), H. v. d. Horst Jr. (cello) en Mevr.
R. A. v. d. Horst—Bleekroode (plano).
2.30 Chr. Lectuur. 3.00 Concert. G. Beths
(viool), Fl. Visscher (viool en alt-viool), P.
Halsema (plano). 5.00 Kinderuur. 6.00
Voor den Landbouw. 7.00 Causerie door
A. de Jong Fzn. 7.45 Ned. Chr. Persbureau.
8.00 Gramofoonpl. O. a. La Gazza Ladra,
Rossini en Offenbacb-Potp. 9.00 Ouder
uurtje. 9.30 Vaz Dias. 9.40 Avontuur-
lyke reis der Familie N. C. Raver. Hierna
tot 11.30 Gramofoonpl.
HILVERSUM, 1875 M. 6.45—7.00 en
7.307.45 Gymnastiekles. 8.00 Gramofoon
pl. 9.00 Amsterd. Solistenkwintet o.Lv.
Loe Cohen. 10.15 Vervolg concert. 12.00
—1.45 V. A. R. A.-septet o. 1. v. Is. Eyl en
Gramofoonpl. 3.00 Jan v, d. Meulen 'ba
riton), Joh. Jong (piano). 5.30 Concert
V. A. R. A.-septet o. l.v. Is. Eyl en Gramo
foonpl. 7.30 Muziek van dezen tyd. Ber-
the Seroen (zang) en Phons Dusch (piano).
930 V. A. R. A.-orkest o. 1. v. Wiggelaar. O. a.
Operetten-revue, Fetras. 10.15 Vervolg
concert. O. a. Perzische Markt, Ketelbey en
Marche mignonne, PoldinL 11-00 Vaz Dias.
11.15—12.00 Concert. O.a. Potp. Gri-Grl,
Lincke.
DAVENTRY. 1554 M. 10.35 Morgenwij
ding. 11.05 Lezing. 12.20 Northern Stu
dio-orkest o.Lv. J. Bridge. 1.35—2.35 Or
gelconcert T. W. North. 2.45 Voor scholen.
3.50 Sted. orkest Bournemouth o. 1. v. Dan.
Godfrey en Tobias Matthay. Vivian Lan grist»
(piano). O.a. 1ste Symphonie in Bes, Schu
mann. 5.05 Orgelconcert Reg. New. 5SS
Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Oude
Engelsche liederen door J. Morel. 7.10,
7.25 en 7.50 Lezingen. 8.35 Uit de Queen's
Hall: BBC-Symphonie-orkest o.l.v. A. Boult.
M.m.v. A. Cortot (piano). O.a. Concerto
grosso in B-moU, Op. 6, Nr. 12, Handel en
Piano-concert Nr. 5 in Es, Beethoven.
9.30 Berichten. 9.45 Vervolg concert. O.a.
7de Symphonie in C, Schumann. 10.45
Berichten en lezing. 11.05—12.20 Sydney
Kyte en rijn Band.
PARIJS „Radio-Paris", 1725 M. 8.05;
12.50 Gramofoonpl. 9.05 ,Jte barbier de
Séville" van Beaumarchais. Muziek van P.
Bastide. M. m. v. orkest en solisten, o. Lv.
E. Bigot.
KALUNDBORG, 1153 M. 11.20-1.30
Concert u. Rest. „Wivex". 2.40—L20 M.
Hansens Orkest. 4.204.50 GramoloonpL
7.20 Oude Deensche liederen door K. O.
Buch. 9.05 Klarinet-recital Chr. Foulsen.
9.35—10.20 Fini Henriques-conccit o.Lv.
Gröndahl.
LANGENBERG, 473 M. 6.25—7.20 Con
cert uit Hamburg. 11.20—12.10 Concert
uit Breslau. 12.25—1.50 Concert o.Lv.
Wolf 4.205.20 Concert o.l.v. Wolf. Her
mann Munk (liedjes by de luit) 7.50
Werag-orkest, o.l.v. Buschkötter. Cecilia
Hansen (viool). o.a. Vioolconcert E-raoi,
Tschaikowsky 9.30 Berichten en hierna tot
11.20 Dansmuziek door Alfred Beres en zyn
Band.
BRUSSEL, 508 en 338 M. 508 M.: 12.35—
2.05 Gramofoonpl. 5.20 Messager-concert
(Gramofoonpl.) 6.50 Dansmuziek 8.36
Mandoline concert o.l.v. Sylvio Ranieri
o.a. Ouverture „Tancred", Rossini en Ca
price Viennois, Kreisler 9.20 Concert in
Oud België te Brussel 338 M.: 12.35—
2.05 GramofoonpL 5.20 Dansmuziek
6.50 GramofoonpL 8.20 Concert voor hoorn
en piano, Haydn 9.20 Concert in de Mem-
linczaal te Antwerpen.
ROME, 441 M. 7.20 GramofoonpL
8.20 Uitzending van een opera.
ZEESEN, 1635 M. 7.20 Ilja Livschakov
en zyn orkest 8.05 Actueel praatje 8.35
Geesteiyke muziek. (Uit Weenen. Orkest en
koor v. d. Staatsopera.) 9.50 Tweede act»
van „Der Bettelstudent" van Millöcker
10.40 Symphonische Jazz-muziek o.l.v. Ru-
dolf Perak uit „Haus Vaterland". Hierna
tot 1150 Dansmuziek door Oscar Joost en
zyn Band.
39
Ik veronderstel, zei dominee Humphery,
flat uw vrouw niet heeft geweten, dat zy
vandaag onzen dienst had kunnen meema
ken?
Het was een misplaatste opmerking, en
Tim antwoordde dan ook een weinig bruusk:
Neen, Katho'ieten wonen geen andere
fliensten bij dan in hun eigen kerk!
Ach, Rome! Rome! sprak de predikant
koofdschud'end. Maar een dezer dagen zal.
ket zich wel weer in de ry moeten scharen,
klallory. Het is Rome, dat een hereeniglng
°hmogeiyk maakt door z^~. houding. We roe-
Pen er allen om, ziet ge. „Vox popuU"
'•i"ar Rome zal toe moeten geven.
Jim zweeg. Hy wenschte de kwestie niet
te bespreken in tegenwoordigheid van Pe
ter, die mc'. 'houden adem luisterde.
iedereen weet overigens, dat meenings-
verschillen in haar boezem erger zyn dan by
ons. Men veroorlooft ze niet, aan de opper
vlakte te komen, terwyl bij ons, met ons
recht van eigen oordeel en inzicht, wy al
thans in staat zyn, om met volkomen vrij-
held onze meening te verdedigen. Dat is toch
veel beter dan een afwykende meening maar
in den doofpot te stoppen. Ze zullen dit niet
toegeven. Maar het spel is al te doorzichtig,
zie je, Mallory!
Mallory bewaarde een ijzig stilzwygen.
Carina was nog niet aan de familie Hum
phrey voorgesteld, gedeelteiyk tengevolge
van de ongesteldheid der huisvrouw. Nu
maakte hij bij zichzelf het vaste voornemen,
een ontmoeting ook zoo lang als eenigszins
mogeiyk was, uit te stellen.
Toen de predikant bemerkte, dat het Mal
lory niet lustte, deze zaak verder te bespre
ken, ging hij op vriendelijken toon voort:
Wel Peter, gij zult wel spoedig beves
tigd worden, is het niet? Ge zyt immers
ouder dan Jack, en die werd vorig jaar al
bevestigd. Stel de zaak niet uit, beste jon
gen, en mocht ge hulp noodig hebben
O, daar zullen ze in Eton wel voor zor
gen, als het zoover is. Er is geen haast by,
viel Mallory den predikant in de rede.
De predikant probeerde het nog eens. Hy
kende Jim al sinds jaren en had ondervin
ding van zyn driftig temperament en op
bruisend karakter. Er moest ongetwyfeld op
Linfold iets zyn voorgevallen, van morgen,
dat was immers te verwachten, met een
katholieke vrouw.
Is uw zuster niet by u, van 't jaar?
Neen, ze is in Londen. Ik had gehoopt,
dat ze hier zou zyn, maar een lichte aanval
van influenza houdt haar te bed
O, dan moet ze met dit seizoen maar
niet naar buiten komen. Anders een koude
nacht geweest, Mallory. Ik weet niet, of ge
naar buiten hebt gekeken, maar het was zóó
donker, dat men geen hand voor oogen zien
kon, en het vroor vyf graden.
O, dat kan ik haast niet gelooven, sprak
Mallory, slecht op z'n gemak. Om «ie waar
heid te zeggen, had hy in den afgelocpen
nacht van koude niets bemerkt. Zpn ge
dachten waren al te zeer met Carina en haar
godsdienst bezig geweest.
Kom Peter, we moeten gaan, zei hy
ten slotte, zich tot zyn zoon wendend.
By na zonder spreken wandelden zy naar
huis. Doch toen zy Linfold naderden, ïegon
Mallory oo pp^'p^'ns r«e*"—«••■v'en toon:
Ik geloof toch, dat mynheer Humphrey
geiyk had. We moeten gaan denken over je
bevestiging. In het voorjaar wo-dt je vijf
tien. Ik zal er eens over schryven.
o, vader, er zyn zooveel jongens beves
tigd, die veel jonger waren dan ik, hernam
Peter opgewekt. Wat ik zeggen wil, vader,
waar gaat Carina naar de kerk?
Lintown, klonk het kort van Ï.Iallory's
lippen.
- Ik zou een dezer dagen wel eens met
haar mee willen gaan, vader. Ik heb nog
nooit een katholieken d'e^st bijgewoond.
Neen, ik zou liever hebben, dat Je zoo
iets nooit deed. Je moet Je verplichtingen
niet uit het oog verliezen, en niet te licht
denken over zulk een ernstig onderwerp. De
streek hier is thans in myn bezit, en over
eenige Jaren zal alles in jouw bezit zyn. Je
moeder en ik waren beiden protestant.
Hy wachtte even en ging dan verder:
„Godsdienstige twistgesprekken zijn zeer ge-
vaariyk, en je moet er nooit aan denken.
In zpn stem klonk iets als een berisping.
O vader, ik bedoelde alleen, dat ik wel
eens met Carina mee zou willen gaan, sprak
Peter, een weinig sip. Hij had er geen oogen
biik aan gedacht, dat zijn stelling met zulk
zwaar geschut zou worden aangevallen, en
het viel hem op, dat zyn vader de beteeke
nis van zjln woorden wel wat overdreef.
't Zou alleen zyn, omdat zy niet met ons
mee kan gaan. voegde hy er nog by.
Neen met ons kan zy niet meegaan,
stemde Jim toe.
Het was hem, sinds hy in den Kerstnacht
met Carina naar de kerk was geweest, alsof
deze hem toeriep van den tegenovergelegen
oever eener breede rivier. Hij had al zyn
kracht noodig. om zich tegen dien roep te
verzetten, en hy was vast besloten, te be
letten, dat Peter een dergeiyken roep ooit
zou hooren.
Want terwyl de predikant hem toesprak,
was hy zich maar al te goed er van bewust
geweest, dat hy, ondanks zichzelf, toch, al
was het ook nog zoo weinig, gehoor had ge
geven aan dien onweerstaanbaren roep van
rijn vrouw. Tegen de aanvallen .van zijn
vrouw, moest hy nog leeren zich te pantse
ren, zich onkwetsbaar te maken, zy was
overigens nog zoo jongeen kind nog
by na.... Maar wanneer hy zich dan weer
herinnerde, hoezij, met gebogen hoofd en
gevouwen handen, zich naar de Communie
bank had begeven, greep opnieuw diepe ziele-
smart hem aan om die fatale geesteiyke
scheiding tusschen hen.
Toen zy het huis genaderd waren, wachtte
zy hen op de stoep.
Ik zag je beiden reeds in de verte van
voor het raam, zei ze; wat zyn jullie lang
weggebleven. Een gelukkig Kerstfeest, Peter I
zy kuste hem, voor de tweede maal sinds
haar komst op Linfold.
Jim liet haar begaan, maar zyn biydschap
over hun vriendschap werd getemperd door
een vage vrees. Peter was zoo jong zoo
vatbaar voor indrukken. Hy had het gevoe
lige temperament van zyn moeder. Het zou
Carina zoo gemakkeiyk vallen, hem te be
ïnvloeden.
Vader heeft me verteld, dat ge katho
liek bent, sprak Peter. In het eerst vond ik
het ontzettend spytig te vernemen, dat ge
dus niet met ons mee zoudt gaan. De oude
Humphrey had weer een lesje uit te deelen
over de houding van Rome inzake de her
eeniglng. Hy meent, dat gy allen op het
verkeerdé pad zyt, zie je, lachte hy vrooiyk.
Jim oordeelde het beter, niets te zeggen.
Maar by deze woorden van zyn zoon kwam
opnieuw die geheimzinnige vrees van zoo
even by hem op. Hy volgde Carina naar
binnen.
Spreek met hem over die zaak niet
meer dan noodig is, Carina, sprak Jim tot
haar, toen zy, even voor de lunch, een
oogenbiik alleen waren. Hy heeft me al ge»
zegd, dat hy zoo gaarne eens met Je naar de
kerk zou gaan, maar dat zou ik niet willen,
zie je. Ik heb hem niet verteld, dat ik met J»
mee ben gegaan, vannacht ik meende
beter te doen het niet te zeggen. Ik kan hem
toch al de redenen, die ik daarvoor heb. niet
uiteenzetten. Als hy je dus vraagt, hem eena
mee te nemen, moet Je het weigeren,
zul je?
Een lichte schaduw gleed over haar gelaat
Dezen nacht nog had zy zoo gehoopt. Jim
later over te halen tot haar godsdienstige
overtuiging. Nu waren zyn gedachten klaar-
biykeiyk vervuld van vrees ten opzichte van
zyn zoon.
Natuuriyk, Peter moet je gehoorzamen,
antwoordde zy.
Juist. Ik zou niet gaarne zien, dat hö
aan een bekoring blootstond, op zyn leef-
tyd!
Bekoringherhaalde zy.
Ach ja, je weet wel wat ik bedoel Ca
rina.
Peter trad de eetkamer binnen.
Als het zoo biyft vriezen ais op *t oogen
biik, kunnen we over een paar dagen schaat
senrijden op den vyver, sprak hy biy. Kunt
gy schaatsen. Carina?
(Wordt vervolgd).
t