MARIA-STICHTING de TIP der TIPS Uw merk is GIBBS! HET VERGIFTIGINGSGEVAL TE BERGEN Tegen beide verdachten zes jaar geëischt DE EUROPEESCHE KAMPIOENSCHAPPEN Dommering wint van Pap en Roth IECEREN MIDDAG VAN 2-3 UUR POLIKLINIEK artikelen BILJARTEN DE OPENING Ferraz 400 28 83 14.28 Foerster 226 28 50 8.07 Tweede dag. Verd. B. nog niet verhoord. De President wijst mr. Muller erop, dat deze zich beroept op de verklaring, die verd. B. zou moeten hebben afgelegd, dat zij verd. E. om eenige fleschjes gevraagd heeft, om haar man kwijnend te maken. Spr. neemt deze verklaring niet aan. Mr. Muller verwijst naar een verklaring van verd. B. in het vooronderzoek gedaan, waarin zij zeide die fleschjes gevraagd te hebben om haar man te kalmeeren. Over een bepaalden inhoud van die fleschjes is toen niet gesproken. Later wel. De bedoe ling van het jodium was om haar man te kalmeeren, niet was er toen het plan, hem uit den weg te ruimen. Op een vraag van den Pres. zegt verd- B., dat zij reeds vóór zij het eerste fleschje jodium had gekregen, de bedoeling had haar man uit den weg te ruimen. Mr. Muller: Hebt u nooit op een of an dere wjjze wel eens iets anders aan uw man gegeven? Verd. B.: Neen, nooit. Mr. Muller: Er Is een geheimzinnige ge tuige, die met het oog op deze vraag belang rijke mededeelingen kan doen. Pres.: Er is nog een tweede, die dat be vestigt. Verd. B.: Ik heb m'n man nooit tevoren iets gegeven. Mr. Muller: Hoe rijmt u het, dat u 1 Mei weer op de boerderij wilde gaan, en uw man wilde dooden? Verd. B.: Als m'n man niet dood was gegaan, zouden we weer op de boerderij ge gaan zijn; dat wilde hij ook; als hij dood was gegaan zou ik de boerderij verhuurd hebben en in Alkmaar zijn gaan wonen. Mr. IV u 11 e rAls u weer met uw man het boerenleven had willen beginnen, had u dan uw schuldige relatie met E. opgegeven? Verd. B.: Ja, dan wel. Requisitoir. De ambtenaar van het O.M., mr. G. v. d. Peen de Lille, begon hierna zijn requisitoir met eer woord van deernis met den hoofd getuige Br. die in het ziekenhuis ligt. Spr. uit de beste wenschen voor diens herstel. Dit is de 2de keer dat de rechtbank staat voor een belangrijke uitspraak van een zeer belangrijke zaak. Spr. herinnerde aa nhet begin der geruch ten. Eerst werd het parket bemoeilijkt door het ambtsgeheim van den geneesheer, die echter later door den patiënt daarvan ont slagen werd. De geneesheer kreeg vermoeden, dat er vergif in het eten was gedaan. Na in het ziekenhuis te zijn opgenomen, hield het toe dienen van arsenicum-houdende stoffen op, en werden de faeces onderzocht. Spr. brengt hulde aan Dr. Pameger voor den tact aan den dag gelegd en voor de wijze, waarop hi) het leven van zijn patiënt heeft gered. Het onderzoek in Utrecht van urine en faeces was geen politioneel of justitioneel onderzoek. Het was een onderzoek van een particulier medicus. Er is dus geen reden om te twijfelen. Spr. wil de verdedigers hun vermoedens niet verwijten; de mogelijkheid van verwisseling van de te onderzoeken faeces en bybehoorende briefjes is er; doch spr. acht de kans klein. Wat de hoeveelheid arsenicum betreft, wijst spr. erop, dat het onderzoek 2 K week na opname van den patiënt in het zieken huis plaats vond; er was dus al arsenicum uit het lichaam verwijderd. Toch is nog een abnormaal hooge hoeveelheid geconstateerd. De chronische arsenicumvergiftiging door twee dokters geconstateerd, is een van de ernstigste vergiftigingen, die men kan hebben. Spr. komt tot de vraag hoe kreeg Br. ar senicum naar binnen. Verd. E. heeft een afgietsel van Parijsch Groen gemaakt en aan verd. B. gegeven, die een aantal malen in Br.'s eten of drinken een scheut daarvan deed. Het afgietsel hield 51 pCt. arsenicum in. Spr. houdt zich aan de verklaring van den get.-desk., Wanna; al werd diens verklaring ook door Mr. de Groot, een niet-deskundige, in twijfel getrokken. Het doet er ook niet toe waaruit Parijsch Groen bestaat; het is toegediend. In de dag vaarding had de omschrijving van Parijsch Groen dan ook achterwege gelaten kunnen worden. Spr. komt nu tot de juridische constructie en vraagt: welk opzet hebben de beide verd. gehad met het geven en toedienen van het vergif. Beider opzet is verschillend. Verd. B. had de opzet haar man uit den weg te ruimen. In het begin heeft zij dat ontkend, om E. te sparen. Dit is in haar te prijzen en het is te begrijpen, dat men iemand, met wien men zoo'n relatie heelt gehad, wil sparen. Die opzet te dooden had zij reeds in Juni. Dit blijkt ook uit de zij het niet vlotte verklaringen van get. Wokke. Aan deze was opgevallen, dat verd. B. naar de voorkamer ging met de pap voor Br.; de hond mocht de papresten niet hebben en het zoontje mocht niet uit de glazen van z'n vader drinken. Die bedoeling om haar man te dooden heeft verd. meermalen geuit en een derge lijke verklaring heeft zij dikwijls gegeven. Beide echtelieden leefden niet gelukkig met elkaar; wellicht speelden de financiën een rol. Zij verd. B. was in relatie met E. en spr. neemt aan, dat de mishande lingen, die een tweetal keeren voorkwamen, uit dien tijd dateeren. Spr. beschouwt verd. B. als de hoofdschul dige van de twee echtelieden. De man was niet haatdragend of wraakzuchtig. Rij ver moedde niet dat zijn vrouw in staat was vergif in zijn eten te doen. Maar er zat een ander achter. Spr. komt tot den opzet van verd. E. Deze zegt slechts den opzet gehad te hebben, Br. suf en kwij nend te maken. We hebben hier eigenlijk al het zwaar benadeelen van iemands lichame lijke gezondheid. Spr. is niet voldaan en gelooft dat de be kentenis van E. volledig is; spr. zal niet de bekentenis van verd. B. gebruiken voor die van E. Dat kan ook niet. Toen jodium niet hielp, gaf E. het Par. Groen, dat hij naar hij zegt toevallig in z'n bezit had; dat laatste neemt spr. aan, hij heeft het dus niet speciaal gekocht. Hoe kon hij echter zulk gevaarlijk goed daarvoor uitkiezen. Hij wist, dat het vergif was; volgens hem wist hij niet, dat men er menschen mee kan dooden. Iemand van 48 jaar, met een ge zond verstand als E. kan toch niet denken, dat dit onschadelijk was. Wat zou hij ervan zeggen als men Par. Groen aan z'n huisdie ren of familieleden zou geven? Het vergif moest dienen om te maken, dat men geen last van Br. had. Er is dus met verd. B. over den toestand van Br. gesproken. Doch toen de man suf en kwijnend was. werd hem nog meer toegediend; werden nog twee fleschjes gegeven; toen kon Br. al niet meer handen en voeten gebruiken. Spr. ac cepteert niet, dat er geen opzet om te doo den was. Spr. neemt aan, dat verd. E. niet zijn vrouw naar het leven stond; doch E. wilde Immetje B. voor zich alleen hebben; hij wilde Br. uit den weg ruimen. Spr. neemt van beide verdachten opzet aan. Hier is geen plotseling handelen, doch een langzamerhand er toe Overgaan; lang beraad; het is een welberaamd plan van haar zijde; dus voorbedachte rade. Verd. E. was hiermee in kennis. Wat acht ik nu bewezen aldus spr. t. a. v. beide verdachten. T. o. v. verd. B. neemt spr. aan poging om te dooden. Door toeval trad de dood niet in. Het scheelde maar weinig. Er was geen doode- lijk gevolg, doch een ernstige chronische vergiftiging. De kwantiteit had den dood kunnen veroorzaken; als het nog een week geduurd had. Van de zijde van I. B. is hier dus vast te stellen poging tot moord. Verd. E. heeft bekend, opzettelijke bena deeling van Br.'s gezondheid. Br. heeft zwaar lichamelijk letsel bekomen en veel geleden. Spr. houdt zich aan medeplichtig heid, als in de dagvaarding genoemd. Omdat de bewering, dat E. gezegd heeft Br. vóór te zullen wezen, niet is gestaafd; daarom neemt spr. aan, dat het initiatief niet door E. is genomen. Den meesten last van get. Br. had verd. B., zijn vrouw. Niet E. Toen E. z'n vrouw In het zieken huis lag en de echtgenoote van B. bedlege rig was, vonden beide verdachten elkaar ais gewone buren. Verd. B. beklaagde haar nood en E. zegde toe haar te helpen. In Juni had B. al plannen; spr. neemt aan dat van haar het plan is uitgegaan. E. acht spr. mede plichtig. Komende tot de persoon van de verdach ten, bespreekt de off. het rapport van dr. Kruijtbosch die een moreel en intellectueel tekort heeft; daarvan blijkt haar uiting, als m'n man dood is, heb ik 'n mooi leven. Heeft zij nooit gedacht, dat haar zoontje later zou vragen, waar is vader; en dan te denken, dat zij de moordenares is van haar man, den vader van haar kind. Is dat een mooi leven te noemen? (Verd. B. huilt bij deze woorden). We zien echter, dat we het te doen heb ben met iemand, die toerekeningsvatbaar is. Bij het bepalen van de strafmaat zal spr. in aanmerking nemen, dat zij een tekort heeft, dat zij royaal alles bekend heeft, dat zij be rouw toont en haar man vergiffenis heeft gevraagd. Na de boetedoening is er de kiem van een beter leven. Spr. wijst echter op de ontzettend wreed aardige manier van behandeling van haar man, wiens lijden zij steeds zag; hij ging steeds achteruit; zij huichelde tegenover hem. Het is te begrijpen, dat haar man prikkelbaar werd. Die man is op 'n lang zame manier doodgemarteld, doodgefolterd. Dit is de donkere zijde, die spr. ook wilde toelichten. Wat verd. E. betreft, gaat spr. de verkla ringen na van de get. décharge. Spr. ge looft niet, dat al deze getuigen verd. E. niet in z'n ware gedaante hebben gekend. Spr. ziet verd. E. als een dubbel mensch; eenerzijds als een zorgzaam echtgenoot, an derzijds ais den overspeligen bedrieger van de vrouw, die hij zoo verzorgt. Tevens was hij de medeplichtige aan den moord op den man van zijn minnares. Hij speelde een dubbele rol; hij was een tooneelspeler; nu is dat dubbele leven uit. Hij kan 'n dubbel leven leiden, door z'n geslotenheid. Spr. mist aan de zijde van E. alle schuld besef; het besef verkeerd gedaan te hebben; van berouw is niets te merken. Het verber gen van verdriet is nog heel iets anders dan het uiten van berouw. Verd. B. heeft wroe- gng; verd. E. niet. Anders had hij het kun nen uiten, moeten uiten. Eerst in Februari schreef hij aan Br. een brief, waarin hij het woord „berouw" uitte, 't was 'n koud briefje. Ook in brieven aan zijn bedroefden vader blijkt helaas niets van berouw. Wel schrijft hij: ik ben stom geweest en onvoorzichtig; maar dat is geen berouw. Een van de zoons gooit een ontzettende smet op een heel goede en bekende naam; er was dus aanleiding voor berouw. Verd. E. wist van het vreeselijk lijden van Br. Spr. ziet hier geen lichtpunten. Als regel is een straf voor poging tot moord zwaarder dan die voer medeplichtigheid. Hier, in dit geval is het anders. Voor verd. B. zijn verzachtende omstandigheden; het maximum bij de wet is voor poging tot moord 13 jaar. Voor medeplichtigheid 814 jaar. Spr. requireert echter voor beide ver dachten zes jaar gevangenisstraf De Pres. spreekt verd. E. nog toe en vraagt of hij nu niets te uiten heeft. U staat daar aldus de Pres. als een boom met een gezicht: wie doet me wat- Ver d.: Dat is m'n bedoeling niet. Pres. noemt dit een koud antwoord. Verd. E. noemt de straf enorm zwaar en vraagt de clementie van de rechtbank. Hij had niet gedacht, dat z'n daden zulke af metingen zouden aannemen. Verd. B. zegt grooten spijt en diep be rouw te hebben; ook zij vindt de straf zwaar. De verdediger van verd. B. aan het woord. PI. begint met zich aan te sluiten aan de woorien van deelneming met den getroffen Br. en brengt voorts hulde aan den Pres. voor de leiding en aan dr. Pameyer voor zijn tact in deze zaak. PI. gaat de dagvaarding na en betwist het mededaderschap van beide verd. en het voorop beraamd plan door beiden. PI. neemt een verschillende opzet aan. Ofschoon verd. B. alles bekent, trekt PI. toch in twijfel, dat zij gedaan heeft, wat haar in de dagvaarding is ten laste gelegd. Het is nog niet bewezen, dat verd. een aftreksel van Parijsch Groen in water in het voedsel van haar man gedaan heeft. Het. is in geen enkel opzicht bewezen, dat net aan Br. toegediende goed uit de flesch van merg komt, daar de getuigen niet hebben Kunnen verklaren, dat zij vóór Sept. aan E. Par. Groen verkocht hebben. Al was dit zoo, dan is er nog de verklaring van get. Wanna, dat hij geen azijnzuur in het onderzochte fleschje gevonden heeft. Het is niet komen vast te staan, dat verd. E. aan verd. B. Parijsch Groen, althans een aftreksel daarvan neeft verstrekt, zooals aan verd. subsidiar is ter laste gelegd. Omdat het onderzoek van de faeces voorts niet een justitioneel onderzoek is, kan de Off. er zich niet op beroepen, dat dit een schakel in het onderzoek is. Wat de hoeveelheid toegediende arsenicum betreft, concludeert PI. dat het niet vast staat, hoeveel Br. steeds werd toegediend. Verd. had een ongelukkig huwelijksleven, kwam in relatie met E. en maakte het plan om haar man uit d en weg te ruimen; dit laatste neemt PI. niet aan. Dan had zij den eersten keer zooveel gegeven, dat sü haar doel bereikte. Zij ging naar den dokter om dat haar man in gevaar verkeert. Verd. is voor spr. een kind; we kunnen niet door gronden, wat de opzet van hara was. Uit haar handelwijze blijkt geen opzet om te dooden. Haar uiting: t Zou een mooie opruiming zijn, als hij dood was, deed zij, nadat zij van den dokter vernam, dat haar man er slecht aan toe was. Dat haar zoon Piet niet aan het glas van vader mocht komen, was begrijpelijk. Hij mocht nergens aankomen in de keuken. Dat de hond het restje van de pap niet mocht hebben, zegt niets te haren nadeele. Die hond was van haar man en niets was haar liever dan dat die hond weg was. Pleiter komt tot het rapport van dr. Kruijt bosch, die een gebrekkige ontwikkeling van haar geestesvermogens constateerde. Spr. betwijfelt daarom of verdachte strafschul dig is. Pleiter acht verdachte voor een daad als deze niet toerekeningsvatbaar. Tus- schen krankzinnigen en normalen is een groote groep abnormalen en bij verdachte constateert pleiter een groote abnormali teit. Daarom moet hier eerder een maat regel genomen dan een straf toegepast worden. De ernst van het feit doet daar niets aan toe. Hoe kan deze vrouw gehol pen worden? Pleiter meent, met voorwaar delijke beschikbaarstelling. Verdachte B. was pronkziek, egoïstisch en dom en was gevleid met den omgang met E. Deze was de eerste geweest, die ten opzichte van een bepaalde verhouding een handeling heeft uitgelokt. Verdachte B. is psycholo gisch een heel ander wezen dan verdachte E. Over het mooie leven, dat zij na den dood van haar man zou krijgen, heeft ver dachte nooit diep nagedacht. Ten aanzien van de primaire tenlastelegging komt plei ter tot vrijspraak. Ook voor wat subsidiair ten laste is gelegd. Pleiter vraagt de recht- Dank genade voor recht te doen gelden en alle omstandigheden ten gunste van ver dachte in aanmerking te nemen. Dan zal de rechtbank een zege uitspreken over het gezin, dat dan weer een gelukkige toekomst tegemoet zou kunnen gaan. (Te half een wordt de zitting geschorst tot half twee). De middagzitting ving aan om 1 uur. Het publiek vocht weer om de mooiste plaatsjes op de tribune. De Pres. begint met get. dr. Kruyt- bosch te vragen of het openbaar belang bepaaldelijk vordert, dat verd. B. in een psychopathenasyl moet worden opgenomen. Get. Kr. antwoordt ontkennend; moge lijk kan het in belang van verd. zijn. Op een andere vraag van den Pres., zegt get., dat z. i. het openbaar belang niet elscht, dat verdachte in de bijz. straf gevangenis te Scheveningen wordt onder gebracht. Mr. Muller Mascls aan het woord De verdediger van verdachte E., mr. Muller, sluit zich aan bij de hulde door zijn medepleiter aan pres., officier en dr. Pameijer gebracht. Ook brengt pl. hulde aan het pleidooi van zijn medepleiter, die zeer sober de schuld van spr.'s cliënt in het geding bracht ten gunste van zijn cliënt. Na een woord van deernis met net slacht offer, wijst pl. er op, da<- het objectief en juridisch niet vaststaat, wat aan Br. eigenlijk is toegediend. Is het objectief vol doende, dat verd. E. gezegd heeft, dat hij Par. Groen aan verd. B. gegeven heeft? De verklaringen omtrent kleur en samen stelling van de oplossing zijn niet alle ge lijk. Het is niet in rechten bewezen, dat Par. Groen is aangewend. Wat het onderzoek betreft in Utrecht, is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat het potje verwisseld is; het was geen justitio neel onderzoek; de identiteit van de faeces is niet in rechte bewezen. Bü het mine-onderzoek is geen rekening gehouden met wat de patiënt gegeten had; dit had volgens get. Kam wel dienstig geweest. Ook hier heeft het resultaat geen zeker heid. Als men zich houdt aan de rapporten van de medici, dan is er nog geen sprake van Parijsch Groen, waar da dagvaarding van spreekt; als de officier dit uit de dagvaar ding laat, valt deze uit elkaar. Op dien grond moet reeds vrijspraak volgen. Voorts is omtrent het gehalte van het door verd. E. aan verd. B. verstrekte af treksel niets gebleken; het onderzochte monster was een andere flesch. Pl. vraagt nu, welk opzet hadden beide verdachten en wie van beiden moe ten we gelooven? Dit is een uiterst moei lijke kwestie. Beide partijen beschuldigen elkaar. Zij verd. B., bekent poging tot moord, verd. E. bekent medeplichtig heid aan het benadeelen van Br.'s gezond heid. Nier alleen verd. E., ook verd. B. heeft in den beginne alles ontkend. Wat is de waarheid en wat is de mogelijkheid? Heeft verd. B. niet tegenover E. gecamou fleerd, dat zy van plan was haar man heimelijk op te ruimen? Pl. vraagt slechts, doch beschuldigt niet. Is het logisch als zij den opzet had haar man te dooden en 1 Mei weer op de boerderij te gaan wonen? Pl. vraagt de rechtbank voorzichtig te zijn met verklaringen van verd. B. Deze kwam op de zitting met een fonkelnieuwe mede- deeling, een voor Pl.'s cliënt bezwarende uitdrukking, dat haar man haar (ook) be dreigd heeft; dus uitlokking. Br. heeft onder eede verklaard, nooit haar met den dood te hebben bedreigd. Pl. neemt aan, dat verd. B. verd. E. suggereerde, dat het goedje, dat zij d'r man gaf, niet noemenswaardige uitwerking had. In het doen en denken van verd. B. ziet pl. veel tegenstrijdigheden. De off neemt niet aan, dat verd. E. slechts heeft willen helpen Br. lusteloos en kwijnerig te maken. Als hij had willen dooden, had hij geen jodium gegeven, doch het zware ver gif laudanum, dat hij In zijn bezit had, met het oog op de ziekte van de vrouw. Toen het jodium niet hielp gebruikte hij Parijsch Groen, echter uit het zakje waar niet „vergif" op stond en meende, dat het alleen voor insecten doodelijk was. Dat in Par. Groen arsenicum zit weten de leeken niet, ook de practische tuinders weten het niet. Pl. gelooft niet, dat zijn cliënt begrepen heeft, dat het vergif doodelijk was, ook omdat, het zoo gemakkelijk te krijgen was. Is de off., is de rechtbank overtuigd, dat hij het wel wist? Dat is niet bewezen. Dat de drogist het zakje, waar niet „vergif" op stond, verkocht heeft, weet hij niet. De verd. E. jaloersch was en verd B. voor zich wilde hebben, is een veronder stelling, die niet bewezen is. Met z'n eigen vrouw had hij een harmonisch leven. Hij had van Br. geen last, zoodat hij hem uit den weg wilde ruimen. Het is aannemelijk, dat hij slechts Br. wat suf wilde maken. Pl. wijst op de verklaringen van den get. décharge, die ten gunste zijn van verd.'s karakter. Wat de medeplichtigheid betreft, verd. E. wilde de vrouw helpen. De aard van de han deling kan nooit tot mededaderschap leióen. Zenuwachtig passagier: En Je reed zoo heerlijk-langzaam, zoo voorzichtig, toen we naar de rtad gingen Sport-meisje: Ja, maar daar heb ik juist m'n wagen verzekerd! Voor medeplichtigheid is noodig te weten, wat het gegeven middel inhield en waarvoor het noodig is. Dit is met verd. E. niet het geval. Medeplichtigheid van poging tot moord kan hem dus niet" ten laste worden gelegd. De opzet ontbreekt. PI. concludeert, dat niets is bewezen, dat er geen sprake is van mededaderschap en geen opzet aan medeplichtigheid tot poging van moord; op deze gronden moet vrijspraak volgen. Voor de benadeeling van de gezondheid, waarvan de dagvaarding spreekt, is abso luut noodig, dat de dader zelf heeft gehan. deld. E. heeft echter nooit Br. iets toege diend. Verd. is slechts medeplichtig aan bsna- deeling van gezondheid. Dat staat niet in de dagvaarding. Met de wijze van toedie ning heeft E. zich nooit bemoeid. Als opzet niet bewezen wordt, dan is niets bewezen; dus moet vrijspraak volgen. Pl. geeft toe, dat de rechtbank zoowel met het oog op de feiten als wat betreft de juri dische zéken, een moeilijke taak heeft. De indruk, dat deze man de oorzaak is van den val van deze vrouw, mag niet geves. tigd worden. De ware gedaante van verd. E. is, zooals de getuigen a décharge deze schetsten; de gedaante, die hij bij deze zaak toonde, is een afwijking. Met genoegen vernam pl., dat de officier de goede zorg van verd. voor zijn vrouw in het licht stelde. Als de officier echter spreekt van een overspeligen bedrieger, zegt pi.: wie zonder zonden is, werpe den eersten steen. Het is psychologisch aan te nemen, dat hij verd. B., voor wie hij sympathie had, wilde helpen. Dat verd. geen berouw toont, wil nog niet zeggen, dat h ongevoelig is. Hij citeert den brief van verd. aan diens vader, waarin hij om vergiffenis vraagt, voor het verdriet, zijn vader aangedaan. Verd. voelt dus wel degelijk, dat hij verkeerd gedaan heeft en hij toont dus wel berouw. Pl. vraagt de rechtbank verd. niet als den demon te beschouwen. Hij blijft erbij, dat op deze dagvaarding geen veroordeeling kan vol gen. Pl. hoopt, dat verd. B. niet zwaar ge straft zal worden, doch als er termen ge vonden worden E. te straffen, dan hoopt pl. dat de rechtbank in uiterste mate van het recht gebruik zal maken, om E. als mede plichtigs een mindere straf te geven, welk recht hem bij de wet gegeven is. Het O.M. repliceert. Na een woord van dank voor de hem ge brachte hulde, zegt de officier niet over ap preciatie van de gegevens te zullen repli- ceeren. De eerste verdediger zegt, dat niet be wezen is, dat verd. B. Parijsch-groen aan gewend heeft; zij wist wel, dat er vergif in zat; zij wist alleen den naam niet. De ge brekkige ontwikkeling van verd. kan wel, doch moet niet leiden tot een lichtere straf De medicus kan zelfs niet adviseeren om haar ter beschikking te stellen. T. a. v. verd. B. persisteert spr. bij zijn eisch. Wat verd. E. betreft, staat vast, dat Farijsch groen is gebruikt, dit geeft verd. toe. Dat spr. verd. B. meer gelooft dan verd. E. steunt op het rapport van dr. Kruijtbosch, die wèl een tekort aan intellect en moreel, doch niet een tekort aan waarheidsliefde bij haar constateerde. Het is misschien een blijk van fijngevoe ligheid, dat E. het laudanum,' dat bestemd was voor zijn vrouw, niet voor een ander wilde gebruiken. Medeplichtigheid aan benadeeling der ge zondheid kon E niet ten laste gelegd wor den; dan zouden beiden hetzelfde opzet ge had moeten hebben. Dat was volgens den verdediger niet het geval. Spr. handhaaft zijü meenirg dat e1- mede plichtigheid was in den opzet van poging tot dooden. Van den door mr. Muller geciteerden brief van verd. E. aan zijn vader, neemt spr. met genoegen acte. De brief aan Br. was, naar spr. meent geschreven, omdat spr. Br. een bezoek gebracht had en toen vroeg, of E. hem wel eens een teeaen van deelneming heeft gegeven. Verd.: Knikt neen. De Officier eindigt met te persisteeren bij zijn eisch. Duplieken Mr. de Groot betwist alsnog het onderzoek van get. Wanna. Het is niet bewezen, dat eenzelfde vocht is toegediend. Wat de persoon van verd. B. betreft, heeft de rechtbank de bevoegdheid haar al of niet toerekeningsvatbaar te verklaren aan de hand van het medisch rapport. Al is dr. Kr. een bevoegd psychiater, neemt pl. er geen genoegen mee. dat hij alleen uitmaakt wat het alg. belang vordert. Pl. vraagt de rechtbank voorts met ver zachtende omstandigheden rekening te hou den. Mr. Muller Massis dupliceert uitvoerig en wijst er nog eens op, dat er een minimum van bewijs aanwezig is. De objectieve vraag ulijft: Wat is er nu eigenlijk gebruikt? Dat is niet bewezen. Om te weten, of er een peging tot vergif tiging heeft plaats gehad, moet men weten, wit er gebruikt is. Opzet staat bij verd. E. niet vast. Alleen die daden komen in aan merking, die de medeplichtige zelf heeft ge wild. De heele zaak wordt beheerd door het op zet. De eenige conclusie zou moeten leiden tot vrijspraak. Pl. schetst nog de persoon van verd. B. van wie juist, omdat zü abnormaal is, een groote suggestie uitging. E. is niet de oor zaak van allgeweest. Nadat de Pres. den beiden verdachten nog de gelegenheid gegeven had zich te uiten en verd. E. nogmaals uiting had gegeven aan zijn berouw, sloot de Pres. de zitting. De uitspraak volgt op Dinsdag 8 Maart a.s. Woensdagmiddag zijn onder leiding van de biljartvereeniging „Hülegersberg" in de groote zaal van „Lommeroord" te Hillegersberg de wedstrijden begonnen om het Europeesch biljartkampioenschap. Het bestuur der ondernemende vereeniging had zich veel moeite gegeven om de zaal zoo aantrekkelijk mogelijk aan te kleeden, waar in het ten volle geslaagd was. Met planten en doeken was het geheel een aardig ka rakter gegeven, terwijl rondom de twee bil jarts de tribunes waren opgericht, die aan vijfhonderd toeschouwers plaats bieden. De voorzitter van .Hillegersberg", de heer D. Bras, heeft allereerst het bestuur van den NederL Biljartbond dank gezegd voor het vertrouwen, dat het in zijn vereeniging ge steld heeft door haar de organisatie op te dragen van deze belangrijke wedstrijden. De waarnemend burgemeester van Hille gersberg, wethouder W. M. L. Daniels, heeft daarna een kort openingswoord gesproken, daarbij Dommering, den Nederlandschen deelnemer, veel succes wenschend. De voorzitter van den Ned. Biljart Bond, de heer J. Panders, heeft vervolgens een woord van welkom gericht tot de verschil lende deelnemers, waarbij hij hen in hun eigen taal toesprak. Dommering—Pap. Daarna namen de wedstrijden een aanvang met de partijen Dommering—Pap en Ga briels—Van Belle. In de partij Dommering— Pap speelde eerstgenoemde voor. Beteekenis had zulks niet, daar hij slechts 1 punt scoorde. De Hongaar stelde daar niet meer dan vijf tegenover. Even leek het, alsof Dommering reeds in de volgende serie een flinke serie zou gaan opzetten, doch nlj strandde op 22, een trekstootje missend. Hei bleef aanvankelijk sukkelen, want na 10 beurten noteerde Dommering 73 en Pap 30. Eindelijk in zijn veertiende beurt liet Dom mering iets goeds zien door een serie van 73 te maken, waarbij hij eenige fraaie massé's uitvoerde. Pap bleef knoeien en hoewel ook Dommering niet bijzonder in vorm bleek te zijn, had hij weinig moeite om een flink stuk uit te loopen. Halverwege de partij leidde onze landgenoot met ongeveer 180 punten. Wat de Hongaar ook probeerde, het lukte hem niet, zoodat hij zijn achterstand niet vermocht te verminderen. Na een 53 van Dommering in de 22ste beurt was de stand in het voordeel van den Hollander: 299—99. Er volgen dan nog eenige zwakke beurten over en weer, waarna Dommering de party met een fraaie serie van 72 beëindigt. Uitslag: pnt. brt. hs. moyenne Dommering 400 26 73 15.38 Pap 106 25 28 4.02 GabrielsVan Belle. In den stryd tusschen de beide Belgen stootte Van Belle voor, doch scoorde niet meer dan 1 punt. Gabriels' eerste beurt le verde een knap op de kaderiyn gespeelde serie van 58. Van Belle antwoordde met 1, waartegenover Gabriels 30 stelde. Over en weer volgden eenige slechte beurten, waarna Van Belle door achtereenvolgens 30 en 80 te maken, iets uitliep. De serie van 80, hoofd zakelijk uitgevoerd in het middenvak, was prachtig klein gehouden. Zonder dat de twee geduchte Belgische matadoren bepaald laten zien, waartoe zy wel in staat zyn, brengen ze toch door aardige serietjes de score ge- leideiyk omhoog. Na 10 beurten heeft Van Belle met 220—185 de leiding. In de volgende beurt bereikt Gabriels de 200, maar wanneer hy mist wegens ketsen en de ballen in goede conditie laat liggen, zet Van Belle een mooie serie op. In het middenvak tikt hy het eene tiental na het andere by elkaar, waarby hy geen moment de juiste maat verliest. Men verwacht reeds de eerste serie van 100, doch op 82 mist hy een vrij lastigen trekstoot aan den langen band. Inmiddels is Van Belle 100 punten op zyn jeugdigen landgenoot ingeloopen. Gabriels krygt een moeiiyken stoot af, maar haarfyn caramboleert hy na een uiterst lastigen trekstoot. Hy kan de goede conditie niet vin den en op 9 kan Van Belle weer in actie komen. Het worden er 54, waardoor hy op 396 komt te staan. Gabriels noteerend 214 punten, krygt dan een laatste kans. Hy verdedigt die zoo dapper mogehjk want hy slaagt erin om niet minder dan 109 punten aan zyn totaal toe te voegen. Gabriels maak te aldus de eerste serie boven de 100. De resteerende vier punten maakte Van Belle in de volgende beurt uit. Uitslag: Van Belle 400 16 82 26.— Gabriels 323 16 109 21.53 Corty—Roth. De middagparty tusschen Corty (Frank- ryk) en Roth (Zwitserland) begint eerst om vyf uur. De Fransche kampioen, die het eerst naar de tafel trekt, kan aanvankelijk de juiste maat niet vinden, want twee kleine serietjes worden afgebroken door een trek stoot die niet ver genoeg doorloopt. Dra ech ter dryft hy de ballen in het middenvak waar hy een vlotte serie opzet. Op 45 raakt de positie verloren zoodat hy eenige moei- ïyke bandstooten te verwerken krygt. Het worden er tenslotte niet meer dan 51. Daar Roth mist kan hy opnieuw beginnen, maar op 34 mist hy door ketsen. De Zwitser kan er nog niet in komen, want hy stelt hier slechts een simpele 1 tegenover. Langzamer hand loopt Corty uit, doch Roth biyft teleur stellen, en spoedig is het slechts de vraag met hoeveel punten voorsprong Corty zal win nen. Een groote serie zet hij op in de twaalf de beurt. Hy speelt met zoo'n zekerheid, dat het Inkt alsof hy de party gaat uitmaken. Het wordt een prachtige serie van 100, af gebroken door een moeiiyken een-bands- stoot, die rakelings mist. Roth doet dan nog een vergeefsche poging om althans 1 serie te maken, maar alles blijft hem tegenloopen. In de volgende beurt maakt Corty de 400 met een serie van 34 vol. Uitslag: Corty 400 15 100 26.66 Roth 70 14 19 5.— FoersterFerr&z. Tegeiykertyd met de vorige party werd gespeeld die tusschen Foerster (Duitschland) en Ferraz (Portugal). De Portugees, die het vorige jaar in Den Haag een uiterst beschei den Indruk heeft achtergelaten, steekt wei nig verdiensteiyk van wal, maar de Duit- scher geeft hem niet veel toe, want ook ztjn spel heeft in den aanvang zoo goed als niets te beteekenen. Na 7 beurten noteert Foer ster.... 9 punten, Ferraz staat dan op 60. De Duitscher poedelt voor de zooveetete maal, waarna Ferraz met eenige zuiver uit gevoerde rappels de ballen aan de kaderiyn bijeen brengt. Hü laat dan zien, dat hy sinds het vorige jaar niet onbelangryk vooruitge gaan is, want de serie van 83 die nu volgt is byzonder knap van conceptie. Op een zeer gemakkeiyk eenbandsstootje strandt hij. Over en weer volgen dan verschillende beur ten die slechts weinig punten opleveren, hoe wel Ferraz toch wel bewqst de beste te zyn. Met een mooi gespeelde serie van 67 passeert de Portugees de 300. Foerster doet nog zyn uiterste best om den achterstand in te loo pen, maar wat hy ook probeert, het gelukt hem niet. De Portugees gaat rustig op de 400 af en wanneer hy de laatste maal naar de tafel gaat, maakt hy de overwinning met een mooie serie van 58 tot een feit. Uitslag: FoersterGabriels. In de eerste avondparty en gaat het op de eene tafel tusschen Dommering (Nederland) en Roth (Zwitserland) en op de andere tusschen Foerster (Duitschland) en Gabriels (België). De eerste beurten leveren noch den Duitscher, noch den Belg veel op, doch in de derde beurt zet de Belg een keurige serie op. Hy brengt de ballen eerst aan den kor ten band byeen om daarna met zuivere rappels de score snel te doen sty gen. Op 72 ghjdt zyn queue af, waardoor aan deze mooie serie een ontydig einde komt. Van weerskanten wordt er dan eenigen tyd wei nig fraais te zien gegeven, zoodat de score slechts langzaam stygt. Gabriels poedelt zelfs tot tweemaal achtereen. De Duitscher slaagt erin een achterstand van ongeveer 100 punten geheel in te loopen en in de 20e beurt de leiding te nemen. Gabriels is er uit, waarvan de Duitscher profiteert om meer en meer een zekeren voorsprong te nemen. Gabriels krygt nog eenige malen de kans om op te halen, maar hy biyft teleurstellen. De uitslag wordt: pnt. brt. h.s. moyenne Foerster 400 34 61 11.76 Gabriels 302 33 72 9.15 Dommering—Roth. Het begin van de party Dommering Roth is zwak, vooral van de zyde van den Zwitser, die over zyn eerste vyf punten evenveel beurten noodig heeft. Onze land genoot is al spoedig eenige malen in de dubbele cyfers, en wanneer hy in de zes de beurt de ballen in het middenvak by een krygt, produceert hij in snel tempo het eene Ueutal na het andere. Een serie van 100 ïykt zeker, maar op 82 mist een rappel op enkele millimeters. Roth komt eenvoudig niet aan bod, want nadat deze slechts vier maakt, komt Dommering an dermaal geducht in actie. De Arnhemmer is er nu prachtig in, moeiiykheden bestaan er als het ware voor hem niet en vooral zyn massé's dwingen de algemeene bewonde ring af. Als de honderd opgaan, klinkt een luid applaus. Onverstoorbaar gaat hy ver der, totdat hy op 135 een niet al te moei iyken piqué-stoot mist. Na 10 beurten is de stand dan: Dommering 288, Roth 46 pun ten. Voor de resteerende punten heeft Dommering slechts drie beurten noodig, zoodat hy met een zeer fraai gemiddelde wint. De cyfers zyn: Dommering 400 13 135 30.76 Roth 87 12 25 7.26 SoussaPap. De laatste partyen van den avond gaan tusschen Ferraz en den Spanjaard, Butron en tusschen den Egyptenaar, Soussa en Pap. Het spel van laatstgenoemde heeft even als des middags niet veel te beteekenen, zoodat men nu reeds geneigd is te mee- nen, dat hy op dit tournooi eigeniyk niet thuis hoort. Soussa verzekert zich weldra van een nuttigen voorsprong en wanneer hy bovendien nog een mooie serie van 64 scoort, is de Hongaar ver achter. Even loopt Pap eenigszins in, maar dit wordt teniet gedaan door een serie van 111. Pap stelt daar niets meer tegenover, waarna Soussa de party met een serie van 62 beëindigt. Uitslag Soussa 400 20 111 20.— Pap "8 20 24 6.04 ButronFerraz. Butron en Ferraz gaven aanvankeiyk biyk dat ze voor elkaar niet veel behoefden on der te doen. Nu eens loopt de Spanjaard met een kleine 6erie uit, dan weer neemt de Portugees met enkele punten de lei ding. Wanneer eenmaal de eerste 100 be reikt zyn, gooit Ferraz er een schepje cp en biykt hy inderdaad toch de meerdere te zyn. Als hy een serie van 57 geprodu ceerd heeft, staat hy ruim 100 punten voer. Wanneer Soussa zyn 400 punten vol hreft, wyst de score van Ferraz nog slechts 242 aan. Op dat moment begint hy Juist aan een serie, welke hy eerst afbreekt, als zyn totaal tot 373 gestegen is. Voor de resteerende 27 punten had hy daarna nog slechts drie beurten noodig. Uitslag: pnt. brt. h.s. moyenne Ferraz 400 23 131 17.39 Butron 174 23 32 7.57

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7