VAN HET BINNENHOF
i
Egypte tien jaar
tweede blad
Aan Camera
ONAFHANKELIJK
Na een eeuw Europeanisatie
VRIJDAG 4 MAART 1932
BLADZIJDE 1
EERSTE KAMER
Algemeene beschouwingen
TWEEDE KAMER
De interpellatie Hiemstra
BRAAT VÓÓR DE STAATSRUIF
MR. A. E. BARON VAN
VOORST TOT VOORST
De toestand verergerd
Slokoppen dienen gerantsoeneerd
DE ACTIE IN HET HOUT
BEDRIJF IN DE ZAANSTREEK
Moderne Bond aanvaardt
loonsverlaging
W'aaf tot Ktflmitar vruchtbaarheid brengt.
DEN HAAG, 3 Maart 1932.
De Senaat zet de Algemeene Beschou
wingen over de Rijksbegrooting voort, maar
weinig vorderen naar 's Presidenten
smaak de debatten, dat hij reeds op den
tweeden dag met een avondvergadering,
desnoods tot aan den morgenstond dreigde.
De redevoeringen van de professoren Die-
Pénhorst en Van Embden en die van den
Dtrechtschen staatsrechtsdocent prof. De
Eavomln Lohman en mr. Mendels heden,
aJn van zulke massieve afmetingen, dat
het resultaat van het voorzitterlijk vermaan
tot kortheid maar poovertjes is. Laat toch
de heeren bedenken, dat het wijze woord:
•Jn der Beschrankung zeigt sich der
Meister" óók voor senatoren, zelfs als zy
•■algemeen beschouwen", geldt.
Mr. Janssen ,die dit jaar den fractie
voorzitter mr. Van Lanschot verving, heeft
ïlch stipt en keurig aan het parool van
den president gehouden. Het kabinet is nu
éénmaal een crisiskabinet, hij bewondert
den meed, dien het toont door in onge
wijzigde samenstelling deze uiterst zware
nationale taak te aanvaarden en op dien
grond wenschte hij ook af te zien van
allerlei principieele beschouwingen en vrij
onvruchtbare politieke schermutselingen.
Zeer goed beseffend, dat de staat niet al
machtig is en dat de wonden, die de crisis
slaat, niet alle door de Overheid kunnen
Benezen worden, staat de Katholieke Eerste
Kamer-fractie althans vcor een groot
deel achter het kabinet en wijst zij de
van sommige zijden geoefende critiek op
hét crisisbeleid als onbillijk en onverdiend
Wat intusschen natuurlijk niet weg
neemt, dat ook de Katholieke senatoren
sommige zaken ietwat anders, ietwat
sneller vooral behartigd hadden willen
zien. Was in de tweede helft van 1930 ten
aanzien van den landbouw en in de eerste
helft van 1931 ten aanzien van de industrie
spoediger ingegrepen, weEicht zagen aldus
ongeveer mr. Janssen de restanten
onzer welvaart er thans nog wat bemoe
digender uit. Daarom hoopt de Katholieke
tractie, dat b.v. het afweermiddel, dat de
oontlngenteering is, in de toekomst, zoodra
dit noodig is, telkens zoo snel mogelijk ge
hanteerd zal worden. Dat de contingentee-
ftag en mogelijke andere maatregelen tegen
het buitenland niet alléén kunnen helpen,
maar dat ter vergrooting van ons concur
rentievermogen verlaging van de productie-
hosten en derhalve soms verlaging van loo-
hen noodzakelijk is, kan worden beaamd. En
daarom vindt de Regeering ook, waar het
haar loonpolitiek betreft, dezen woordvoer
der C~r Katholieken hij heeft daarbij
blijkens het betoog van den heer Nivard bij
een salarisdebat van eenige weken terug, en
dat van den heer De Bruyn thans, niet
allen achter zich mr. Janssen aan hare
zijde, terwijl de rechter uit Maastricht
krachtig heeft gewaarschuwd tegen te
zware belasting van het kapitaal, omdat
dit tóch reeds hevig door de crisis is aan
getast en hier veelal sprake ls van de
vruchten van harden arbeid en groote
spaarzaamheid. Heeft men voor den ar
beid, in het verleden verricht, niet even
veel eerbied als voor dien van het heden,
dan kweekt men een mentaliteit, die tot
verkwisting van het verdiende leidt en die
funest is voor de voor heel het land zoo
noodzakelijke kapitaalvorming. Een waar
woord, dat blijkens 's heeren De Bruyn's
ideeën over een „noodoffer", niet alleen de
sociaal-democraten ter harte kunnen
nemen
In het begin van zijn beknopt betoog
heeft mr. Janssen ook even ter sprake ge
bracht de houding der Katholieke fractie
bij de verwerping der Pachtwet. Hij stelde
uitdrukkelijk vast, dat de tegenstemmers
zich niet verzetten tegen het Katholieke
programpunt, dat de herziening van de
regeling der pacht eischt, want dat zij
slechts bezwaar maakten tegen de conti-
natie, die niet in het program vermeld
is. We zouden hier toch in ieder geval voor
den heer Blcmjous, die met nadruk bij de
Pachtwetdebatten verklaarde, cok zonder de
continuatie, tegenstander van de nieuwe
regeling te zijn, een uitzondering willen
maken. En bovendien blijft nog altijd de
vraag, of de historie van dit Katholieke
programpunt, al neemt het dan de conti
nuatie niet bij name, niet tot een inter
pretatie leiden moest, die Katholieken tot
het geven van hun stem aan de thans ver
worpen regeling moest brengen.
Trof. De Savornin Lohman heeft even
eens' de Regeering steun beloofd en hulde
gebracht, al wil hij op het punt van be
zuiniging verder gaan. In den breede stelde
hij de vreemde redeneeringen aan de kaak,
waarmede gisteren prof. Van Embden een
schijnbetoog tegen de defensiebegrooting
het meest besnoeide hoofdstuk! ineen-
gocchelde. Het was dan ook werkelijk dol
geweest. Door vergelijking met het index
cijfer van de groothandelsprijzen van
1 October 1931 terwijl de begrooting in
Juli wordt vastgesteld! had de vrij
zinnig-democratische ontwapening-kampioen
voorgerekend, dat dit begrooting-hoofdstuk
eigenlijk was uitgezet instede van inge
krompen. Zijn Utrechtrche collega noodigde
hem dan ook terecht uit, datzelfde kunstje
eens met andere hoofdstukken Arbeid!
Onderwijs! uit te halen.
Op alle hoofdstukken wil prof. Lohman
sterk gaan besnoeien. Want de inkomsten
van de schatkist zullen in de komende
jaren een catastrophale daling ondergaan
en, indien men niet tijdig zorgt, dat dan
tegenover die inkomsten zéér verlaagde
uitgaven staan, loopt het uit op de grootste
onheilen. In verband met het werk van
de bezuinigingscommissie-Welter, die, naar
verluidt, een bezuinigingsplan van 100 mil-
lioen ontwerpt, had de Utrechtsche hoog
leeraar zoo gaarne van de Regeering zelf
eens een te bereiken besnoeiing-cijfer ge
hoord, alleen ai om het psychologisch ef
fect en om de bevolking, die ten deele zoo
treurig en demagogisch wordt voorgelicht,
den werkelijken toestand onder de oogen te
brengen. Want dat aan het laatste nog
veel hapert, blijkt uit het onder allerlei on
verantwoordelijke meetingsphrasen hard
nekkig voortwoekerende verzet tegen sala
ris- en loonsverlaging.
Vrouw: „We zouden alles kunnen hebben wat we wilden, indien ze ook
bij bier bonnetjes gaven." (Humorist)
In een rustig en minder tendentieus be
toog dan van zijn fractiegenoot Van
Embden heeft de vrijzinnig-democratische
wethouder van Haarlem, mr. Slingenberg,
zijn gedachten over het financieel beleid
ontvouwd. Voor een paniekstemming acht
hij terecht geen aanleiding aanwezig, mits
in de komende jaren voorzichtig te werk
gegaan wordt. Ter versterking van de midde
len geeft hij aan directe belastingen, ver
zwaring van de vermogens-, de inkemsten-
en de successiebelasting de voorkeur.
Zooals verwacht kon worden, was ook de
rede van mr. Mendels lang en gerekt en
in den grond zwak. Na den langzamerhand
gebruik geworden aanval cp de wrakheid en
de verdeeldheid van de R. K. Staatspartij,
aanval, die dit jaar na de Fac'ntwet-
oneenigheid tusschen Tweede Kamerfractie
en sommige senatoren wel erg aanlokkelijk
was, maar die tevens dit jaar van het
Paaschcongres der in zeventig afdselings-
voorstellen tot uiting komende herrie en
ruzie in het eigen roods huis potsierlijk
aandeed, heeft de impulsief en naar den
vorm welsprekend, maar heden uitermate
onlogisch en brokkelig betoogsnde advo
caat de houding van de S. D. A. P. tegen
over de crisis en de crisismaatregelen ver
dedigd. Zware taak na de gedocumenteer
de aanvaren van prof. Diepenhorst! Is het
daarom verwonderlijk, dat het pleidooi uit
liep op een min of meer eloquent „nietes!"?
De stelling, dat ook de sociaal-democraten
hebben meegewerkt aan allerlei maatrege
len, die aan de crisis voorafgingen, ja, dat
zü zich anders met stemverheffing er op
beroemen, dat zij, zij alleen met hun zweep
dat hebben tot stand gebracht, werd ge
heel genegeerd. Men wil nu eenmaal geen
fractie van de schuld aan den toestand
aanvaarden. Dan ware immers de grond
slag aan al de kwaadaardige critiek ont
nomen. En prof. Diepenhorst's erkenning,
dat er inderdaad uitwassen aan het kapi
talisme zijn, die weggenomen moeten wor
den, werd beantwoord met de rhetorische
vraag: Maar wat doet gij daar dan
aan? Alsof niet Nederland steeds de gang
maker van de sociale v/etgeving geweest is,
die al tal van uitwassen wegnam?
Dat internationaal de oplossing niet
komt is de schuld van onze Regeering niet.
Internationaal kan ook het socialisme
niets. Dat bleek in 1914, en zoo is het blij
kens de verschillen in dien kring over
een oplossing ook thans. En nationaal ver
spilt het zijn krachten aan antipathieke
actie tegen de Regeering, om het getwist
in eigen kring op het tweede plan te
dringen.
De Christelijk-Hlstoricus Ter Haar en
de V'rijheidsbonder Koster, hebben hun
vrees geuit voor de mogelijke gevolgen der
contingenteering, de Katholieke senator
Dobbelman evenwel vond, dat de Regee
ring te lang gewacht had met haar toe
vlucht tot dit middel te nemen. Hij ging
zelfs verder en wenschte, dat de Regeering
zich een algemeene bevoegdheid zou laten
geven, om dadelijk met ieder doelmatig en
geoorloofd middel stappen van handels
politiek verweer te doen, en dat zonder
sanctie achteraf van de Staten-Generaal!
De heer Dobbelman kent blijkbaar de hard
nekkigheid niet, waarmede de Tweede
Kamer over haar rechten waakt. Toch
wenscht deze senator niet, dat in protec-
tionistischen zin wordt overdreven. Men
raakt immers in dergelijke maatregelen
zóó verstrikt, dat men zeer lastig tot den
vrijhandel kan terugkeeren. Van het overige
bepleitte de heer Dobbelman controle op
het bankwezen met een voorgeschreven
selectie van de credietnemers en maat
regelen tegen bsurspractijken als de baisse
speculatie, die de beurzen in speelholen
deed ontaarden.
Tot een avondvergadering is het door
een geweldig rekken van de middagver
gadering ondanks nog lange redevoeringen,
niet gekomen.
Laat in den middag heeft de voorzittter
■van het R. K. Werkliedenverbond, De
Bruyn, de Regeering verweten, dat zij gang
maker is van de loonsverlaging, dat zü
maatregelen treft, die den schijn wekken,
tegen de bezitlcozen gericht te zijn, dat
haar politiek niet gericht is op de ont-
proletariseering der massa en dat zij aan
de werk'.oozenkassen niet voldoende tege
moetkomt. Wij kunnen er in verband met
het zeer late uur niet op ingaan. Mij
vragen alleen maar. Waar wil de heer
De Bruyn nóg meer millioenen vandaan
halen zonder het tóch al zoo catastrophaai
geslonken nationaal vermogen nog verder
te decinneeren? Rekende Minister Ver
schuur nog niet hedenmiddag in de Twee
de Kamer voor, dat in de eerste vier we
ken van dit jaar in totaal meer dan
f 12.000.000 aan zorg voor werkloozen be
steed is? En zal niet het aantal werkloo
zen nóg meer stijgen, indien de nog ar
beidenden door vast te houden aan hun
loonen sommige bedrijven en hun eigen
bestaan in gevaar brengen? Want de heer
De Bruijn moge als voorbeeld aanhalen een
loon van f 17 èi f 19 per week van een
geschoold bouwvakarbeider te Sas van
te decimeeren? Rekende Minister Ver
schuur in de Tweede Kamer als argument
aanvoeren, waarom hij zich tegen de crisis-
eischen van het bouwvak verzet, dat daar
in te Amsterdam nog een gemiddeld loon
voorkomt van f 50 a f 60. Cijfers in be teu
gen zijn steeds gevaarlijk. Dat zagen we
aan prof. Van Embden, die met het index
cijfer werkt!
Laat, zeer laat we hebben acht uur
vergaderd! hebben nog de heeren Ou
degeest en Blomjous het woord gevoerd. Be
streed de laatste Mr. Mendeïs in diens
aank'acht van het kapitalistisch stelse;, de
voorzitter der S.D.A.P. heeft nog eens vast
gelegd, dat loonsverlaging ad 10 pet alleen
aanvaard wordt, indien wordt aangetoond
met de boeken! dat het noodig is en
dat ook de prijs van het product van het
bedrijf met 10 pet. zal dalen.
Als Je door je lichaamslengte
Uitsteekt boven ledereen,
En je haalt de honderd kilo's
Door gewicht aan vleesch en been;
Als je knuisten als mokers,
Oók van eik gevoel gespeend,
En je hebt je daarentegen
In het boksen nog getraind;
Als je Goliath en Simson
In je vestjeszakje steekt,
En utt elke handbeweging
Onbedwongen spierkracht spreekt,
Ja, dan sta je bij de massa,
Door je kracht, wel in de gunst,
Maar een flinke knock-out geven
Is dan heelemaal geen kunst!
Dan bewonder ik véél eerder,
Als een durfal en een kraan,
Hem, die zich door zoo'n kolossus.
Om het geld, tot moes laat slaanl
MARTIN BERDEN.
(Nadruk verboden).
Den Haag, 3 Maart '32.
De voortzetting van de debatten over de
interpellatie-Hiemstra in de Tweede Kamer
heeft nog een motie-Joekes opgeleverd, die
de regeering vraagt te overwegen, alsnog ook
het bouwvak in de crisisregeling der werk
loosheid te betrekken. De minister staat
tegenover deze gedachte afwijzend, maar de
motie onaannemelijk verklaren, och, zij
vraagt overwegen.
Van de debatten, die we, omdat de Eer
ste Kamer onze aanwezigheid eischte, niet
kunnen weergeven, mogen we vermelden,
dat de regeering ten opzichte van het be
kende Amsterdamsche raadsbesluit tot
subsidieering van vervroegd onderhoudswerk
I afwijzend blijft staan. De consequenties, die
goedkeuring van een dergelijken maatregel
niet slechts voor Amsterdam, dcch voor
heel het land zou kunnen hebben, dwingen
haar tot die houding.
Morgen heeft de stemming plaats over de
drie moties.
Bij de familie is bericht uit Arosa inge
komen, dat de toestand van mr. A. E. baron
van Voorst tot Voorst, Commissaris der Ko_
ningin in Overijsel, erger is geworden, door
dat zich verschijnselen van pleuritis hebben
geopenbaard. Na de beenbreuk bij het ski
ongeval bleek een zeer moeilijk en langdurig
transport noodzakelijk.
Het Tweede Kamerlid Braat heeft aan
den Minister van Financiën de volgende
vragen gesteld:
Acht de Minister hst niet den hoogsten
tijd thans ten spoedigste die maatregelen
te treffen, die aan de cumulatie zoowel
van functies als van salarissen, pensioenen
en dergelijke uit overheidskassen voor
goed een einde maken?
Is de Minister bereid een regeling voor
te bereiden, die ten doel heeft te komen
tot vermindering (bijv. jaarlijks met 25 pet.)
van de door één persoon uit openbare kas
sen genoten meerdere bedragen aan pen
sioen, salaris, wachtgeld e.d., behoudens een
te bepalen minimum?
De bij den Modernen Bond aangesloten
houtwerkers hebben in de Donderdagavond
in „Ons Huis" te Zaandam gehouden zeer
druk bezochte vergadering bij meerderheid
van stemmen besloten de voorgestelde 5
pCt. loon- en tariefverlaging te aanvaar
den.
Tijdens de besprekingen met de werkge
vers was van deze zijde nog het voorstel
gedaan om bij de firma Pont de dubbele
loonschaal in te stellen. Dit voorstel heeft
men buiten de stemming gehouden.
Voor ongunstige terreinen zal een extra-
loon van 5 pet. worden gegeven.
Een commissie zal worden benoemd om
na te gaan welke terreinen en loodsen hier
voor in aanmerking komen.
De» laatsten Februari herdacht Egypte den
®ag, waarop het zijn onafhankelijkheid te
rugkreeg en het Engelsche protectoraat ver
engen werd door een constitutioneele regee
ring.
De geschiedenis van Egypte, het oer-oude
rUk der Pharao's, is een zeer merkwaardige.
20 wordt onderverdeeld in een reeks van
tijdperken en dateert van de voor-dynastieke
Période van omstreeks 4250 v. Chr. De
laatste dezer perioden is de „nieuwe geschie
denis; die in 1798 begonnen is.
Zoowel politiek als cultureel is deze nieuwe
geschiedenis een tijdperk van europeanisatie,
merkwaardig vooral omdat hst is verloopen
onder een Oostersche dynastie. Het wordt
verdeeld in:
de periode van de Fransche expeditie en
de Turksche restauratiepogingen (1798
1805);
de tijd van Mohammed Ali tot het einde
der groote mogendheidperiode (18051840,
de tijd tot aan de bezetting door de En-
gelschen (1840—1882);
de Engelsche bezetting (1332-^-1914)
het Engelsche protectoraat tot aan de on
afhankelijkheidsverklaring 19141922)
Deze kleine opsomming bewijst reeds, dat
Egypte altijd een der woeligste rijken is ge
weest van het nabije Oosten; practisch ge
sproken ls er vanaf de vroege oudheid tot
voor tien jaar geleden aan één stuk door
strijd gevoerd. Een strijd die meestentijds
Was gericht tegen aanvallers van buiten-af
Egypte is alle eeuwen door een begerens
waardig object geweest voor de koloniale
rijken. In de oudheid was de strijd gericht
tegen de Perzische en Romeinsche macht;
later waren het de koloniale mogendheden
bij uitnemendheid, Engeland en Frankrijk,
die elkaar de Nijldelta betwistten. Waren
®r geen koloniale aspecten, die de rust van
Egypte bedreigden, dan werd het gerommel
hoorbaar van den heksenketel van Europa:
den Balkan.
Sedert 1100 na Chr. heeft de Turksche
halve maan dreigend over Egypte gestaan
en een reeks van Sultans, waaronder de be
roemde Mohammed Ali, hebben over Egypte
geheerséht. De Arabieren hebben zich even
min onbetuigd gelaten: o.a. heeft Egypte
onder het bewind gestaan van het bekende
geslacht der Abassidcn als vazalstaat van
Arabië.
Zoolang Egypte onder het bewind van een
vreemde mogendheid stond en deze mogend
heid krachtig genoeg was om zich te hand
haven, heerschte er in het land, bstrekkeiyk
gesproken, welvaart en nijverheid, doch nau
welijks verschenen er nieuwe kapers op de
kust of Egypte was weer het terrein waarop
oude vcete werden beslecht.
Tien Jaren van onafhankelijkheid hebben
het land dan ook veel gosd gedaan, het is
gebleken dat Egypte wel degelijk over de
capaciteiten beschikt om zich in de toekomst
tot een welvarend rijk te ontplooien. Tijdens
de Ottomaansche periode van 18671914
werd voor de Egyptische ontwikkeling door
Pasha Mehemet Ali reeds de eerste steen
gelegd.
De veldtocht van Napoleon
De nieuwe geschiedenis van Egypte werd
in 1798 door Napoleon Bonaparte ingeluid
met de Fransche expeditie, die het indi
recte gevolg was van de koloniale conflicten
van Frankrijk en Engeland in Indië en in
de aangrenzende landen.
Egypte lag juist op den toekomstigen ver
bindingsweg met Indië en de bezetting dooi
de Franschen was de verwezenlijking van
een oud plan; het doei was den Engelschen
voor te zijn. De Engelschen wisten echter
deze onderneming te fnuiken, want nadat dc
Frpnschen op 2 Juli 1798 in Alexandrië ge
land waren vernietigde Nelson de Fransche
vloot in de golf van Aboukir, waardoor de
mogelijkheid van terugkeer naar Frankrijk
voor het leger was afgesneden. De bezetting
van Egypte zelf evenwel voltrok zich zonder
veel moeite. Alleen de Mameloeksche beys,
de heerschers van dien tijd en hun legers
waren in staat tegenstand te bieden, doch
deze was spoedig gebroken wegens hui. mi
litaire minderwaardigheid; zij vluchtten
naar het binnenland, om betere tijden af te
wachten.
De Franschen hadden zich aangekondigd
als vrienden van den Turkschen Sultan en
van den Islam en als bevrijders van de Ma
meloeksche tyrannie, maar bij dp bevolking
ontmoetten zij algemeen wantrouwen, dat
in den aanvang zelfs even tot opstand leid
de. Een van de oorzaken hiervan was wel,
dat de Franschen genoodzaakt waren in
mime mate gebruik te maken van de dien
sten der inlandsche Christenen, die by de
Mohammedanen zeer gehaat waren. Het
duurde tot Juli 1799 voordat een Turksch
leger (waarbij zich Mehemet Ali als officier
bevond) in Alexandrië landde, om evenwel
kort daarna geheel verslagen te worden.
Eonaparte vertrok in Augustus van dat jaar
naar Frankrijk en daarna hielden de Fran
schen zich nog twee jaar staande onder
Kléber (vermoord in 1800) en Menon, totdat
zij in Augustus 1801 vcor de Engelschen en
Turken moesten capituleeren. Hoewel de
Fransche bezetting van te korten duur was
geweest om veel invloed op de cultureele
ontwikkeling van Egypte te hebben, heeft zij
toch indirect groote gevolgen gehad, daar de
studiën der aan de expeditie verbonden
Fransche geleerden den stoot hebben gege
ven tot de moderne Egyptologicche studiën.
In de nu volgende jaren slaagde de Hooge
Porte er niet in, haar gezag in Egypte te
herstellen. Op den duur werd Mehemet Ali,
die steunde op zijn AJbaneeschc troepen, de
meest invloedrijke man in het land. zoodat
de Porte genoodzaakt was, hem in 1805 als
Pasja van Egypte te erkennen.
Het bestuur van Mehemet Aïi
Mehemet Ali heeft aan Egypte een dynas
tie geschonken, welke men veelal de Khe-
cUven-dynastie noemt, paar den titel, dien
i'
Aan den zoom der woestijn.
de Pasja's van Egypte van 1867 tot 1914
hebben gedragen. De huidige koning Fccad
is uit deze dynastie voortgesproten.
Mehemet Ali wist in de eerste jaren door
krachtige maatregelen zpn positie te ver
sterken, vooral in 1811 door den moord cp
de Mameloeksche beys, die steeds een op
roerig element in den staat waren gebleven.
Hij bestuurde het land naar de traditie der
Turksche autocratie, doch zijn bestuur on
derscheidde zich van dat der andere Mo-
hammedaansche overheerschers, doordat hij
methodisch alle Europessche instellingen
trachtte over te nemen, die hem voor zijn
plannen nuttig schenen. Daarom liet hij tal
van Europeesche (vooral Fransche) deskun
digen en instructeurs naar Egypte komen,
cm hem bij de hervorming van het leger,
den aanleg van kanalen, de verbetering van
het onderwijs en de maatregelen ten be
hoeve van den landbouw van advies te die
nen.
Zoolang Mehemet Ali leefde, zorgde by
er voor dat de invloed der vreemdelingen
niet te groot werd; de Europcaniseering is
in opzet zijn eigen werk en was daardoor
cok geen natuurlijke cultureele evolutie va-i
het Egyptische volk zelf. De vice-koning be
reikte echter in zooverre zijn doel, dat hij
Egypte tot een zelfstandige politieke macht
maakte, die haar grootste uitbreiding kreeg
tusschen 1833 en 1840. In dien tijd heeft hij
cok Syrië beheerscht en in zijn conflicten
met den Turkschen Sultan (dien Ivj on
danks alles steeds als zijn leenheer zeide te
beschouwen) drong het Egyptische leger
ender aanvoering van Ibrahim Pasja tot ver
in Klein-Azië door. De inmenging van de
groote mogendheden (met uitzondering van
Frankrijk) was tenslotte noodig om aan de
ambities van Mehemet Aïi paal en perk te
stellen. Hij was genoodzaakt den keizerlijken
firman van 1841 te aanvaarden, die aan
hem en aan zijn geslacht het erfelijk stad
houderschap over Egypte schonk en verder
de verhouding van deze provincie tot het
Turksche Rijk regelde. In het volgende tijd
perk bleef het sterk persoonlijk karakter
bet bestuur der Pasja's gehandhaafd..
Alleen werd de invloed der in het land wo
nende vreemdelingen en daardoor die van de
mogendheden grootsr. Verder begon zich in
dien tijd langzaam een nieuwe geest in
Egypte te ontwikkelen, die tegen het einde
dezer periode tot de eerste uitingen van na
tionalisme zou leiden.
Groeiende buitenlandsche invloed
Abbas I, de kleinzoon van Mehemet Ali
(13431854) was nog een Oostersch despoot,
die niets van hervorming wilde weten, maar
onder zijn twee opvolgers Said en Ismail be
gon de onsystematische uitvoering van al
lerlei grcotsch opgezette werken (w.o. ook
het Suez-kanaal), die alleen gedekt konden
worden door buitenlandsche leeningen. De
financiën geraakten allengs meer en meer
in de war en de hierdoor steeds dreigender
wordende buitenlandsche interventie riep
weer verzet wakker bij de jonge Egyptische
intellectueelen. De schuld van deze ramp
spoedige ontwikkeling wordt vaak gegeven
aan den Khedive Ismail Pasja, doch zyn
voorganger Said had reeds voor hem het
hellende vlak bstreden en Ismail had al
het mogeiyke gedaan om een catastrophe te
vermijden, o a. door in 1878 aan Egypte een
corstitutioneelen staatsvorm te geven. Van
de buitenlandsche mogendhede was Frank
rijk vooral geïnteresseerd bij de Egypti
sche lecningen en Engeland bij den Egypti-
schen handel en van 18771879 hadden
deze beide mogendheden een gezamenlijke
controle op de financiën uitgeoefend. Deze
poging was mislukt door de tegenwerking
der nationale oppositie, daartoe aangespoord
door den ellendigen toestand waarin de
groote massa van het Egyptische volk ver
keerde tengevolge van de buitensporige las
ten die moesten dienen om de rente van de
staatsschuld te dekken.
Eindelijk kwam de uitbarsting, de aan
vankelijk door het leger beperkte opstand
van Arabi Pasja. Deze nam spoedig het
karakter aan van een beweging tegen vreem
de inmenging en een incident in Alexandrië
werd de onmiddellijke aanleiding tot het
bombardement van die stad door een Engel
sche vloot in '82 en de daarop volgende be
zetting van het land door de Britsche troe
pen. De Khedive bevond zich tusschen twee
vuren en eindigde met zich aan de zijde
van de Engelrchen te stellen. De Engelschen
hebben in dien tijd vele malen verklaart'
dat hun doel volstrekt niet een permanent
bezetting van Egypte was en dat z'j zoude-
heengaan. zcodra de omstandigheden hs
veroorloofden. Aan de oprechtheid van der
verklaring behoeft niet getwijfeld te worder
maar de omstandigheden hebben het mee
gebracht dat de bezetting toch permanen
is geworden.
Het Engelsche hewin
Van 18851907 is de leiding van het En
gelsche bestuur in Egypte in handen gewec
van lord Cromer; zij i titel was slechts di
van Consul-Generaal, maar zijn macht wer
op den duur onbeperkt. In vele opzichte'
was dit ook tot heil van het land. Het wa
voor Engeland van het grootste belang or
bet land weer financieel onafhankeiyk t
maken. Daartoe werd een nieuwe leenin
gesloten en een reeks maatregelen ingevoer
om de productiviteit van Egypte te verhoc
gen.
Het nationalisme was in de tachtiger Ja
ten geheel gefnuikt, doch het begon zie'
weer te oponbaren in de eerste regeerings
jaren van Abbas n, die aanvankeiyk ze'
nationalistische neigingen vertoonde. Eers
in het begin der 20e eeuw begon de toestan
gespannen te worden; de leider der natio
nalisten was toen de in 1908 gestorver
Moestafa Kemal Pasja, de stichter van het
„nationaal Verbond", dat de oudq leus
„Egypte voor de Egyptenaren" in zyn banier
schreef.
In 1906 werd lord Cromer opgevolgd door
Sir Eldon Gorst. die een veel tegemoetko
mender politiek volgde, echter zonder het
verwachte resultaat. Zijn opvolger werd in
1911 lord Kitchener.
Onder het Engelsche bewind ging de door
Mohammed Ali vroeger veroverde Egypti
sche Soedan verloren, tengevolge van den
bekenden Mahdi-opstand (1885).
Eerst in 1808 gelukte de herovering op
Engelsch initiatief, maar voornameiyk met
Egyptische troepen; het Anglo-Egyptische
verdrag van 19 Januari 1899 vestigde het
thans nog bestaande Anglo-Egyptische con
dominium in den Soedan, waarbij Wadi-
Halfa de Zuideiyke grens van Egypte werd.
De aanspraken van Turkije, Egypte's no
minale Suzerein, werden hierbij niet meer
in acht genomen. Turkye had zich overigens
na eenig verzet by de bezetting neergelegd
en liet zich aanvankelijk door een Hoogen
Commissaris te Cairo vertegenwoordigen.
Naar de onafhankelijkheid
De ln 1914 o.a. tusschen Engeland en Tur
kye uitgebroken oorlog gaf eindeiyk aan
Engeland de gelegenheid, den Turkschgezin-
den Khedive af te zetten en het land tot
een Britsen protectoraat te verklaren onder
een sultan. Gedurende den oorlog werd
Egypte militair bestuurd als een deel van
het groote strategische geheel van het Brit
sche rijk (een Turksche opmarsch bedreigde
in 1917 het Suez-kanaal) en de oorlog had
tot resultaat de formeele onafhankelijk ver
klaring door het tractaat van Lausanne
(23 Juli 1523).
Intusschen was evenwel nogmaals een
nationalistische beweging opgekomen, dit
maal bewuster en ook universeeler dan de
beide voorafgaande malen, zy stond order
leiding van Said Zagloel Pasja. Aanvanke
iyk had de Engelsche regeering niet veel
aandacht aan de vertoogen der nationalisten
geschonken, maar nu lieten dezen hun ge
matigde houding varen Na een drie-jarigen
stryd. waarin met middelen als aanslagen
op spoorwegen, volksdemonstraties, lijdeiyk
verzet, enz. werd gewerkt, werd de Britsche
regeering ertoe gebracht, op 28 Februari 1922
het protectoraat voor opgeheven te verkla-
'J-.-v, .-v v vi-y
'j 'kfcy'j
U - 4*
v "sJïHS
-'-v
ren en Egypte als een onafhankeiyk koning
rijk te erkennen.
Daar echter op sommige punten, zooals
de verdediging van het Suez-kanaal en de
Scedan-kwestie. nog voorbehoud was ge
maakt toonden de nationalisten zich nog
niet tevreden en deze ontevredenheid mani
festeerde zich herhaaldelyk, zooals door den
moord op de Engelschen opperbevelhebber
in November 1924. De toestand bleef steeds
moeilijk daar de achtereenvolgens optreden
de parlementen een nationalistische meer
derheid bleven behouden.
Thans is het bestuur over Egypte ln
Egyptische handen, ook de zoo belangrijke
zorg voor de irrigatie. Wat het laatste be
treft kon Engeland des te gemakkelijker toe
geven, naarmate in den Engelschen Soedan
door de afdamming van de twee Nijlarmen
boven Karthoem de groote irrigatiewerken
hun voltooiing naderden.
Constitutioneel koninkrijk
Egypte is thans dus een onafhankeiyke
en constitutioneele staat sedert de onafhan
kelijkheidsverklaring van 28 Februari 1922
en de afkondiging der grondwet van 19
April 1923.
Reeds in 1866 onder de Ottomaansche dy
nastie had Egypte een soort volksvertegen
woordiging waaraan echter alle zin voor
parlementarisme ontbrak. Door de omstan
digheden gedwongen had Ismail in 1898
Egypte tot een constltutioneelen staat ver
klaard met verantwoordelijke ministers en
daarop kwam voor den eersten keer 'n werke
lijk parlement bijeen. In 18S0 werd echter
onder Engelschen invloed, de regeeringsvorm
weder autocratisch. Er kwam een staatsraad
van 30 leden en een soort Kamer, die daar
van een uitbreiding was, doch geen werke
lijke macht bezat. Hoofdzaak was, dat aan
alle ministeries een Engelsch adviseur werd
toegevoegd, die in administratieve zaken de
feitelijke macht bezat. Eerst in 1913 werd 'n
volksvertegenwoordiging met grootere be
voegdheid geschapen, die echter sedert 't be
gin van den oorlog niet meer bijeen is ge
komen. De nieuwe grondwet kent een senaat
en een Kamer van afgevaardigden. Deze
grondwet is door een commissie van 30 leden
samengesteld en door den koning bekrach
tigd.
Typisch vcor de wetgeving in dit land,
waar het Oosten en het Westen elkaar ont
moeten is de rechtspraak. Deze is vierledig.
Tot ver in de 19e eeuw bestond in Egypte de
oude traditioneele Mohammedaansche recht
spraak van den kadhi voor geschillen, die
et familierecht en het erfrecht betroffen.
Jaarnaast oefenden de administratieve or
ganen een soort rechtspraak uit, terwijl de
vreemdelingen aan een consulaire recht-
-praak waren onderworpen. Deze toestand
verd op den duur zoo onhoudbaar, dat het
n 1876 aan minister Nubar Pasja geh'kte,
'oor een tractaat met de verschillende ca-
mtulaire mogendheden een nieuwe z.g. ge
mengde rechtspraak in te stellen voor de
srocessen tusschen vreemdïlingën en Egyp-
ïcnaren en tusschen vreemdelingen van ver-
chillende nationaliteit onderling. Zoo ont-
'onden de drie „gemengde rechtbanken" en
het gemengde Hof van Appel" tc Alexan-
rië, waarin rechters van verschillende nc-
onaliteit ook Nederlanders nan c
gyptenaren zitting hebben. Voor deze ge
lengde rechtbanken werden bijzondere vei-
oeken gemaakt naar het voorbeeld van de
fansche wetgeving. Ook in de inneemsch?
echtbanlcen hebben rechters van verschil-
tnde nationaliteit zitting, de hoogste in
stantie is een hof van appèl te Caïro. De
Mohammedaansche rechtbank is echter
paast da gemengde blijven voortbestaan.