VAN HET BINNENHOF i Egypte tien jaar tweede blad Aan Camera ONAFHANKELIJK Na een eeuw Europeanisatie VRIJDAG 4 MAART 1932 BLADZIJDE 1 EERSTE KAMER Algemeene beschouwingen TWEEDE KAMER De interpellatie Hiemstra BRAAT VÓÓR DE STAATSRUIF MR. A. E. BARON VAN VOORST TOT VOORST De toestand verergerd Slokoppen dienen gerantsoeneerd DE ACTIE IN HET HOUT BEDRIJF IN DE ZAANSTREEK Moderne Bond aanvaardt loonsverlaging W'aaf tot Ktflmitar vruchtbaarheid brengt. DEN HAAG, 3 Maart 1932. De Senaat zet de Algemeene Beschou wingen over de Rijksbegrooting voort, maar weinig vorderen naar 's Presidenten smaak de debatten, dat hij reeds op den tweeden dag met een avondvergadering, desnoods tot aan den morgenstond dreigde. De redevoeringen van de professoren Die- Pénhorst en Van Embden en die van den Dtrechtschen staatsrechtsdocent prof. De Eavomln Lohman en mr. Mendels heden, aJn van zulke massieve afmetingen, dat het resultaat van het voorzitterlijk vermaan tot kortheid maar poovertjes is. Laat toch de heeren bedenken, dat het wijze woord: •Jn der Beschrankung zeigt sich der Meister" óók voor senatoren, zelfs als zy •■algemeen beschouwen", geldt. Mr. Janssen ,die dit jaar den fractie voorzitter mr. Van Lanschot verving, heeft ïlch stipt en keurig aan het parool van den president gehouden. Het kabinet is nu éénmaal een crisiskabinet, hij bewondert den meed, dien het toont door in onge wijzigde samenstelling deze uiterst zware nationale taak te aanvaarden en op dien grond wenschte hij ook af te zien van allerlei principieele beschouwingen en vrij onvruchtbare politieke schermutselingen. Zeer goed beseffend, dat de staat niet al machtig is en dat de wonden, die de crisis slaat, niet alle door de Overheid kunnen Benezen worden, staat de Katholieke Eerste Kamer-fractie althans vcor een groot deel achter het kabinet en wijst zij de van sommige zijden geoefende critiek op hét crisisbeleid als onbillijk en onverdiend Wat intusschen natuurlijk niet weg neemt, dat ook de Katholieke senatoren sommige zaken ietwat anders, ietwat sneller vooral behartigd hadden willen zien. Was in de tweede helft van 1930 ten aanzien van den landbouw en in de eerste helft van 1931 ten aanzien van de industrie spoediger ingegrepen, weEicht zagen aldus ongeveer mr. Janssen de restanten onzer welvaart er thans nog wat bemoe digender uit. Daarom hoopt de Katholieke tractie, dat b.v. het afweermiddel, dat de oontlngenteering is, in de toekomst, zoodra dit noodig is, telkens zoo snel mogelijk ge hanteerd zal worden. Dat de contingentee- ftag en mogelijke andere maatregelen tegen het buitenland niet alléén kunnen helpen, maar dat ter vergrooting van ons concur rentievermogen verlaging van de productie- hosten en derhalve soms verlaging van loo- hen noodzakelijk is, kan worden beaamd. En daarom vindt de Regeering ook, waar het haar loonpolitiek betreft, dezen woordvoer der C~r Katholieken hij heeft daarbij blijkens het betoog van den heer Nivard bij een salarisdebat van eenige weken terug, en dat van den heer De Bruyn thans, niet allen achter zich mr. Janssen aan hare zijde, terwijl de rechter uit Maastricht krachtig heeft gewaarschuwd tegen te zware belasting van het kapitaal, omdat dit tóch reeds hevig door de crisis is aan getast en hier veelal sprake ls van de vruchten van harden arbeid en groote spaarzaamheid. Heeft men voor den ar beid, in het verleden verricht, niet even veel eerbied als voor dien van het heden, dan kweekt men een mentaliteit, die tot verkwisting van het verdiende leidt en die funest is voor de voor heel het land zoo noodzakelijke kapitaalvorming. Een waar woord, dat blijkens 's heeren De Bruyn's ideeën over een „noodoffer", niet alleen de sociaal-democraten ter harte kunnen nemen In het begin van zijn beknopt betoog heeft mr. Janssen ook even ter sprake ge bracht de houding der Katholieke fractie bij de verwerping der Pachtwet. Hij stelde uitdrukkelijk vast, dat de tegenstemmers zich niet verzetten tegen het Katholieke programpunt, dat de herziening van de regeling der pacht eischt, want dat zij slechts bezwaar maakten tegen de conti- natie, die niet in het program vermeld is. We zouden hier toch in ieder geval voor den heer Blcmjous, die met nadruk bij de Pachtwetdebatten verklaarde, cok zonder de continuatie, tegenstander van de nieuwe regeling te zijn, een uitzondering willen maken. En bovendien blijft nog altijd de vraag, of de historie van dit Katholieke programpunt, al neemt het dan de conti nuatie niet bij name, niet tot een inter pretatie leiden moest, die Katholieken tot het geven van hun stem aan de thans ver worpen regeling moest brengen. Trof. De Savornin Lohman heeft even eens' de Regeering steun beloofd en hulde gebracht, al wil hij op het punt van be zuiniging verder gaan. In den breede stelde hij de vreemde redeneeringen aan de kaak, waarmede gisteren prof. Van Embden een schijnbetoog tegen de defensiebegrooting het meest besnoeide hoofdstuk! ineen- gocchelde. Het was dan ook werkelijk dol geweest. Door vergelijking met het index cijfer van de groothandelsprijzen van 1 October 1931 terwijl de begrooting in Juli wordt vastgesteld! had de vrij zinnig-democratische ontwapening-kampioen voorgerekend, dat dit begrooting-hoofdstuk eigenlijk was uitgezet instede van inge krompen. Zijn Utrechtrche collega noodigde hem dan ook terecht uit, datzelfde kunstje eens met andere hoofdstukken Arbeid! Onderwijs! uit te halen. Op alle hoofdstukken wil prof. Lohman sterk gaan besnoeien. Want de inkomsten van de schatkist zullen in de komende jaren een catastrophale daling ondergaan en, indien men niet tijdig zorgt, dat dan tegenover die inkomsten zéér verlaagde uitgaven staan, loopt het uit op de grootste onheilen. In verband met het werk van de bezuinigingscommissie-Welter, die, naar verluidt, een bezuinigingsplan van 100 mil- lioen ontwerpt, had de Utrechtsche hoog leeraar zoo gaarne van de Regeering zelf eens een te bereiken besnoeiing-cijfer ge hoord, alleen ai om het psychologisch ef fect en om de bevolking, die ten deele zoo treurig en demagogisch wordt voorgelicht, den werkelijken toestand onder de oogen te brengen. Want dat aan het laatste nog veel hapert, blijkt uit het onder allerlei on verantwoordelijke meetingsphrasen hard nekkig voortwoekerende verzet tegen sala ris- en loonsverlaging. Vrouw: „We zouden alles kunnen hebben wat we wilden, indien ze ook bij bier bonnetjes gaven." (Humorist) In een rustig en minder tendentieus be toog dan van zijn fractiegenoot Van Embden heeft de vrijzinnig-democratische wethouder van Haarlem, mr. Slingenberg, zijn gedachten over het financieel beleid ontvouwd. Voor een paniekstemming acht hij terecht geen aanleiding aanwezig, mits in de komende jaren voorzichtig te werk gegaan wordt. Ter versterking van de midde len geeft hij aan directe belastingen, ver zwaring van de vermogens-, de inkemsten- en de successiebelasting de voorkeur. Zooals verwacht kon worden, was ook de rede van mr. Mendels lang en gerekt en in den grond zwak. Na den langzamerhand gebruik geworden aanval cp de wrakheid en de verdeeldheid van de R. K. Staatspartij, aanval, die dit jaar na de Fac'ntwet- oneenigheid tusschen Tweede Kamerfractie en sommige senatoren wel erg aanlokkelijk was, maar die tevens dit jaar van het Paaschcongres der in zeventig afdselings- voorstellen tot uiting komende herrie en ruzie in het eigen roods huis potsierlijk aandeed, heeft de impulsief en naar den vorm welsprekend, maar heden uitermate onlogisch en brokkelig betoogsnde advo caat de houding van de S. D. A. P. tegen over de crisis en de crisismaatregelen ver dedigd. Zware taak na de gedocumenteer de aanvaren van prof. Diepenhorst! Is het daarom verwonderlijk, dat het pleidooi uit liep op een min of meer eloquent „nietes!"? De stelling, dat ook de sociaal-democraten hebben meegewerkt aan allerlei maatrege len, die aan de crisis voorafgingen, ja, dat zü zich anders met stemverheffing er op beroemen, dat zij, zij alleen met hun zweep dat hebben tot stand gebracht, werd ge heel genegeerd. Men wil nu eenmaal geen fractie van de schuld aan den toestand aanvaarden. Dan ware immers de grond slag aan al de kwaadaardige critiek ont nomen. En prof. Diepenhorst's erkenning, dat er inderdaad uitwassen aan het kapi talisme zijn, die weggenomen moeten wor den, werd beantwoord met de rhetorische vraag: Maar wat doet gij daar dan aan? Alsof niet Nederland steeds de gang maker van de sociale v/etgeving geweest is, die al tal van uitwassen wegnam? Dat internationaal de oplossing niet komt is de schuld van onze Regeering niet. Internationaal kan ook het socialisme niets. Dat bleek in 1914, en zoo is het blij kens de verschillen in dien kring over een oplossing ook thans. En nationaal ver spilt het zijn krachten aan antipathieke actie tegen de Regeering, om het getwist in eigen kring op het tweede plan te dringen. De Christelijk-Hlstoricus Ter Haar en de V'rijheidsbonder Koster, hebben hun vrees geuit voor de mogelijke gevolgen der contingenteering, de Katholieke senator Dobbelman evenwel vond, dat de Regee ring te lang gewacht had met haar toe vlucht tot dit middel te nemen. Hij ging zelfs verder en wenschte, dat de Regeering zich een algemeene bevoegdheid zou laten geven, om dadelijk met ieder doelmatig en geoorloofd middel stappen van handels politiek verweer te doen, en dat zonder sanctie achteraf van de Staten-Generaal! De heer Dobbelman kent blijkbaar de hard nekkigheid niet, waarmede de Tweede Kamer over haar rechten waakt. Toch wenscht deze senator niet, dat in protec- tionistischen zin wordt overdreven. Men raakt immers in dergelijke maatregelen zóó verstrikt, dat men zeer lastig tot den vrijhandel kan terugkeeren. Van het overige bepleitte de heer Dobbelman controle op het bankwezen met een voorgeschreven selectie van de credietnemers en maat regelen tegen bsurspractijken als de baisse speculatie, die de beurzen in speelholen deed ontaarden. Tot een avondvergadering is het door een geweldig rekken van de middagver gadering ondanks nog lange redevoeringen, niet gekomen. Laat in den middag heeft de voorzittter ■van het R. K. Werkliedenverbond, De Bruyn, de Regeering verweten, dat zij gang maker is van de loonsverlaging, dat zü maatregelen treft, die den schijn wekken, tegen de bezitlcozen gericht te zijn, dat haar politiek niet gericht is op de ont- proletariseering der massa en dat zij aan de werk'.oozenkassen niet voldoende tege moetkomt. Wij kunnen er in verband met het zeer late uur niet op ingaan. Mij vragen alleen maar. Waar wil de heer De Bruyn nóg meer millioenen vandaan halen zonder het tóch al zoo catastrophaai geslonken nationaal vermogen nog verder te decinneeren? Rekende Minister Ver schuur nog niet hedenmiddag in de Twee de Kamer voor, dat in de eerste vier we ken van dit jaar in totaal meer dan f 12.000.000 aan zorg voor werkloozen be steed is? En zal niet het aantal werkloo zen nóg meer stijgen, indien de nog ar beidenden door vast te houden aan hun loonen sommige bedrijven en hun eigen bestaan in gevaar brengen? Want de heer De Bruijn moge als voorbeeld aanhalen een loon van f 17 èi f 19 per week van een geschoold bouwvakarbeider te Sas van te decimeeren? Rekende Minister Ver schuur in de Tweede Kamer als argument aanvoeren, waarom hij zich tegen de crisis- eischen van het bouwvak verzet, dat daar in te Amsterdam nog een gemiddeld loon voorkomt van f 50 a f 60. Cijfers in be teu gen zijn steeds gevaarlijk. Dat zagen we aan prof. Van Embden, die met het index cijfer werkt! Laat, zeer laat we hebben acht uur vergaderd! hebben nog de heeren Ou degeest en Blomjous het woord gevoerd. Be streed de laatste Mr. Mendeïs in diens aank'acht van het kapitalistisch stelse;, de voorzitter der S.D.A.P. heeft nog eens vast gelegd, dat loonsverlaging ad 10 pet alleen aanvaard wordt, indien wordt aangetoond met de boeken! dat het noodig is en dat ook de prijs van het product van het bedrijf met 10 pet. zal dalen. Als Je door je lichaamslengte Uitsteekt boven ledereen, En je haalt de honderd kilo's Door gewicht aan vleesch en been; Als je knuisten als mokers, Oók van eik gevoel gespeend, En je hebt je daarentegen In het boksen nog getraind; Als je Goliath en Simson In je vestjeszakje steekt, En utt elke handbeweging Onbedwongen spierkracht spreekt, Ja, dan sta je bij de massa, Door je kracht, wel in de gunst, Maar een flinke knock-out geven Is dan heelemaal geen kunst! Dan bewonder ik véél eerder, Als een durfal en een kraan, Hem, die zich door zoo'n kolossus. Om het geld, tot moes laat slaanl MARTIN BERDEN. (Nadruk verboden). Den Haag, 3 Maart '32. De voortzetting van de debatten over de interpellatie-Hiemstra in de Tweede Kamer heeft nog een motie-Joekes opgeleverd, die de regeering vraagt te overwegen, alsnog ook het bouwvak in de crisisregeling der werk loosheid te betrekken. De minister staat tegenover deze gedachte afwijzend, maar de motie onaannemelijk verklaren, och, zij vraagt overwegen. Van de debatten, die we, omdat de Eer ste Kamer onze aanwezigheid eischte, niet kunnen weergeven, mogen we vermelden, dat de regeering ten opzichte van het be kende Amsterdamsche raadsbesluit tot subsidieering van vervroegd onderhoudswerk I afwijzend blijft staan. De consequenties, die goedkeuring van een dergelijken maatregel niet slechts voor Amsterdam, dcch voor heel het land zou kunnen hebben, dwingen haar tot die houding. Morgen heeft de stemming plaats over de drie moties. Bij de familie is bericht uit Arosa inge komen, dat de toestand van mr. A. E. baron van Voorst tot Voorst, Commissaris der Ko_ ningin in Overijsel, erger is geworden, door dat zich verschijnselen van pleuritis hebben geopenbaard. Na de beenbreuk bij het ski ongeval bleek een zeer moeilijk en langdurig transport noodzakelijk. Het Tweede Kamerlid Braat heeft aan den Minister van Financiën de volgende vragen gesteld: Acht de Minister hst niet den hoogsten tijd thans ten spoedigste die maatregelen te treffen, die aan de cumulatie zoowel van functies als van salarissen, pensioenen en dergelijke uit overheidskassen voor goed een einde maken? Is de Minister bereid een regeling voor te bereiden, die ten doel heeft te komen tot vermindering (bijv. jaarlijks met 25 pet.) van de door één persoon uit openbare kas sen genoten meerdere bedragen aan pen sioen, salaris, wachtgeld e.d., behoudens een te bepalen minimum? De bij den Modernen Bond aangesloten houtwerkers hebben in de Donderdagavond in „Ons Huis" te Zaandam gehouden zeer druk bezochte vergadering bij meerderheid van stemmen besloten de voorgestelde 5 pCt. loon- en tariefverlaging te aanvaar den. Tijdens de besprekingen met de werkge vers was van deze zijde nog het voorstel gedaan om bij de firma Pont de dubbele loonschaal in te stellen. Dit voorstel heeft men buiten de stemming gehouden. Voor ongunstige terreinen zal een extra- loon van 5 pet. worden gegeven. Een commissie zal worden benoemd om na te gaan welke terreinen en loodsen hier voor in aanmerking komen. De» laatsten Februari herdacht Egypte den ®ag, waarop het zijn onafhankelijkheid te rugkreeg en het Engelsche protectoraat ver engen werd door een constitutioneele regee ring. De geschiedenis van Egypte, het oer-oude rUk der Pharao's, is een zeer merkwaardige. 20 wordt onderverdeeld in een reeks van tijdperken en dateert van de voor-dynastieke Période van omstreeks 4250 v. Chr. De laatste dezer perioden is de „nieuwe geschie denis; die in 1798 begonnen is. Zoowel politiek als cultureel is deze nieuwe geschiedenis een tijdperk van europeanisatie, merkwaardig vooral omdat hst is verloopen onder een Oostersche dynastie. Het wordt verdeeld in: de periode van de Fransche expeditie en de Turksche restauratiepogingen (1798 1805); de tijd van Mohammed Ali tot het einde der groote mogendheidperiode (18051840, de tijd tot aan de bezetting door de En- gelschen (1840—1882); de Engelsche bezetting (1332-^-1914) het Engelsche protectoraat tot aan de on afhankelijkheidsverklaring 19141922) Deze kleine opsomming bewijst reeds, dat Egypte altijd een der woeligste rijken is ge weest van het nabije Oosten; practisch ge sproken ls er vanaf de vroege oudheid tot voor tien jaar geleden aan één stuk door strijd gevoerd. Een strijd die meestentijds Was gericht tegen aanvallers van buiten-af Egypte is alle eeuwen door een begerens waardig object geweest voor de koloniale rijken. In de oudheid was de strijd gericht tegen de Perzische en Romeinsche macht; later waren het de koloniale mogendheden bij uitnemendheid, Engeland en Frankrijk, die elkaar de Nijldelta betwistten. Waren ®r geen koloniale aspecten, die de rust van Egypte bedreigden, dan werd het gerommel hoorbaar van den heksenketel van Europa: den Balkan. Sedert 1100 na Chr. heeft de Turksche halve maan dreigend over Egypte gestaan en een reeks van Sultans, waaronder de be roemde Mohammed Ali, hebben over Egypte geheerséht. De Arabieren hebben zich even min onbetuigd gelaten: o.a. heeft Egypte onder het bewind gestaan van het bekende geslacht der Abassidcn als vazalstaat van Arabië. Zoolang Egypte onder het bewind van een vreemde mogendheid stond en deze mogend heid krachtig genoeg was om zich te hand haven, heerschte er in het land, bstrekkeiyk gesproken, welvaart en nijverheid, doch nau welijks verschenen er nieuwe kapers op de kust of Egypte was weer het terrein waarop oude vcete werden beslecht. Tien Jaren van onafhankelijkheid hebben het land dan ook veel gosd gedaan, het is gebleken dat Egypte wel degelijk over de capaciteiten beschikt om zich in de toekomst tot een welvarend rijk te ontplooien. Tijdens de Ottomaansche periode van 18671914 werd voor de Egyptische ontwikkeling door Pasha Mehemet Ali reeds de eerste steen gelegd. De veldtocht van Napoleon De nieuwe geschiedenis van Egypte werd in 1798 door Napoleon Bonaparte ingeluid met de Fransche expeditie, die het indi recte gevolg was van de koloniale conflicten van Frankrijk en Engeland in Indië en in de aangrenzende landen. Egypte lag juist op den toekomstigen ver bindingsweg met Indië en de bezetting dooi de Franschen was de verwezenlijking van een oud plan; het doei was den Engelschen voor te zijn. De Engelschen wisten echter deze onderneming te fnuiken, want nadat dc Frpnschen op 2 Juli 1798 in Alexandrië ge land waren vernietigde Nelson de Fransche vloot in de golf van Aboukir, waardoor de mogelijkheid van terugkeer naar Frankrijk voor het leger was afgesneden. De bezetting van Egypte zelf evenwel voltrok zich zonder veel moeite. Alleen de Mameloeksche beys, de heerschers van dien tijd en hun legers waren in staat tegenstand te bieden, doch deze was spoedig gebroken wegens hui. mi litaire minderwaardigheid; zij vluchtten naar het binnenland, om betere tijden af te wachten. De Franschen hadden zich aangekondigd als vrienden van den Turkschen Sultan en van den Islam en als bevrijders van de Ma meloeksche tyrannie, maar bij dp bevolking ontmoetten zij algemeen wantrouwen, dat in den aanvang zelfs even tot opstand leid de. Een van de oorzaken hiervan was wel, dat de Franschen genoodzaakt waren in mime mate gebruik te maken van de dien sten der inlandsche Christenen, die by de Mohammedanen zeer gehaat waren. Het duurde tot Juli 1799 voordat een Turksch leger (waarbij zich Mehemet Ali als officier bevond) in Alexandrië landde, om evenwel kort daarna geheel verslagen te worden. Eonaparte vertrok in Augustus van dat jaar naar Frankrijk en daarna hielden de Fran schen zich nog twee jaar staande onder Kléber (vermoord in 1800) en Menon, totdat zij in Augustus 1801 vcor de Engelschen en Turken moesten capituleeren. Hoewel de Fransche bezetting van te korten duur was geweest om veel invloed op de cultureele ontwikkeling van Egypte te hebben, heeft zij toch indirect groote gevolgen gehad, daar de studiën der aan de expeditie verbonden Fransche geleerden den stoot hebben gege ven tot de moderne Egyptologicche studiën. In de nu volgende jaren slaagde de Hooge Porte er niet in, haar gezag in Egypte te herstellen. Op den duur werd Mehemet Ali, die steunde op zijn AJbaneeschc troepen, de meest invloedrijke man in het land. zoodat de Porte genoodzaakt was, hem in 1805 als Pasja van Egypte te erkennen. Het bestuur van Mehemet Aïi Mehemet Ali heeft aan Egypte een dynas tie geschonken, welke men veelal de Khe- cUven-dynastie noemt, paar den titel, dien i' Aan den zoom der woestijn. de Pasja's van Egypte van 1867 tot 1914 hebben gedragen. De huidige koning Fccad is uit deze dynastie voortgesproten. Mehemet Ali wist in de eerste jaren door krachtige maatregelen zpn positie te ver sterken, vooral in 1811 door den moord cp de Mameloeksche beys, die steeds een op roerig element in den staat waren gebleven. Hij bestuurde het land naar de traditie der Turksche autocratie, doch zijn bestuur on derscheidde zich van dat der andere Mo- hammedaansche overheerschers, doordat hij methodisch alle Europessche instellingen trachtte over te nemen, die hem voor zijn plannen nuttig schenen. Daarom liet hij tal van Europeesche (vooral Fransche) deskun digen en instructeurs naar Egypte komen, cm hem bij de hervorming van het leger, den aanleg van kanalen, de verbetering van het onderwijs en de maatregelen ten be hoeve van den landbouw van advies te die nen. Zoolang Mehemet Ali leefde, zorgde by er voor dat de invloed der vreemdelingen niet te groot werd; de Europcaniseering is in opzet zijn eigen werk en was daardoor cok geen natuurlijke cultureele evolutie va-i het Egyptische volk zelf. De vice-koning be reikte echter in zooverre zijn doel, dat hij Egypte tot een zelfstandige politieke macht maakte, die haar grootste uitbreiding kreeg tusschen 1833 en 1840. In dien tijd heeft hij cok Syrië beheerscht en in zijn conflicten met den Turkschen Sultan (dien Ivj on danks alles steeds als zijn leenheer zeide te beschouwen) drong het Egyptische leger ender aanvoering van Ibrahim Pasja tot ver in Klein-Azië door. De inmenging van de groote mogendheden (met uitzondering van Frankrijk) was tenslotte noodig om aan de ambities van Mehemet Aïi paal en perk te stellen. Hij was genoodzaakt den keizerlijken firman van 1841 te aanvaarden, die aan hem en aan zijn geslacht het erfelijk stad houderschap over Egypte schonk en verder de verhouding van deze provincie tot het Turksche Rijk regelde. In het volgende tijd perk bleef het sterk persoonlijk karakter bet bestuur der Pasja's gehandhaafd.. Alleen werd de invloed der in het land wo nende vreemdelingen en daardoor die van de mogendheden grootsr. Verder begon zich in dien tijd langzaam een nieuwe geest in Egypte te ontwikkelen, die tegen het einde dezer periode tot de eerste uitingen van na tionalisme zou leiden. Groeiende buitenlandsche invloed Abbas I, de kleinzoon van Mehemet Ali (13431854) was nog een Oostersch despoot, die niets van hervorming wilde weten, maar onder zijn twee opvolgers Said en Ismail be gon de onsystematische uitvoering van al lerlei grcotsch opgezette werken (w.o. ook het Suez-kanaal), die alleen gedekt konden worden door buitenlandsche leeningen. De financiën geraakten allengs meer en meer in de war en de hierdoor steeds dreigender wordende buitenlandsche interventie riep weer verzet wakker bij de jonge Egyptische intellectueelen. De schuld van deze ramp spoedige ontwikkeling wordt vaak gegeven aan den Khedive Ismail Pasja, doch zyn voorganger Said had reeds voor hem het hellende vlak bstreden en Ismail had al het mogeiyke gedaan om een catastrophe te vermijden, o a. door in 1878 aan Egypte een corstitutioneelen staatsvorm te geven. Van de buitenlandsche mogendhede was Frank rijk vooral geïnteresseerd bij de Egypti sche lecningen en Engeland bij den Egypti- schen handel en van 18771879 hadden deze beide mogendheden een gezamenlijke controle op de financiën uitgeoefend. Deze poging was mislukt door de tegenwerking der nationale oppositie, daartoe aangespoord door den ellendigen toestand waarin de groote massa van het Egyptische volk ver keerde tengevolge van de buitensporige las ten die moesten dienen om de rente van de staatsschuld te dekken. Eindelijk kwam de uitbarsting, de aan vankelijk door het leger beperkte opstand van Arabi Pasja. Deze nam spoedig het karakter aan van een beweging tegen vreem de inmenging en een incident in Alexandrië werd de onmiddellijke aanleiding tot het bombardement van die stad door een Engel sche vloot in '82 en de daarop volgende be zetting van het land door de Britsche troe pen. De Khedive bevond zich tusschen twee vuren en eindigde met zich aan de zijde van de Engelrchen te stellen. De Engelschen hebben in dien tijd vele malen verklaart' dat hun doel volstrekt niet een permanent bezetting van Egypte was en dat z'j zoude- heengaan. zcodra de omstandigheden hs veroorloofden. Aan de oprechtheid van der verklaring behoeft niet getwijfeld te worder maar de omstandigheden hebben het mee gebracht dat de bezetting toch permanen is geworden. Het Engelsche hewin Van 18851907 is de leiding van het En gelsche bestuur in Egypte in handen gewec van lord Cromer; zij i titel was slechts di van Consul-Generaal, maar zijn macht wer op den duur onbeperkt. In vele opzichte' was dit ook tot heil van het land. Het wa voor Engeland van het grootste belang or bet land weer financieel onafhankeiyk t maken. Daartoe werd een nieuwe leenin gesloten en een reeks maatregelen ingevoer om de productiviteit van Egypte te verhoc gen. Het nationalisme was in de tachtiger Ja ten geheel gefnuikt, doch het begon zie' weer te oponbaren in de eerste regeerings jaren van Abbas n, die aanvankeiyk ze' nationalistische neigingen vertoonde. Eers in het begin der 20e eeuw begon de toestan gespannen te worden; de leider der natio nalisten was toen de in 1908 gestorver Moestafa Kemal Pasja, de stichter van het „nationaal Verbond", dat de oudq leus „Egypte voor de Egyptenaren" in zyn banier schreef. In 1906 werd lord Cromer opgevolgd door Sir Eldon Gorst. die een veel tegemoetko mender politiek volgde, echter zonder het verwachte resultaat. Zijn opvolger werd in 1911 lord Kitchener. Onder het Engelsche bewind ging de door Mohammed Ali vroeger veroverde Egypti sche Soedan verloren, tengevolge van den bekenden Mahdi-opstand (1885). Eerst in 1808 gelukte de herovering op Engelsch initiatief, maar voornameiyk met Egyptische troepen; het Anglo-Egyptische verdrag van 19 Januari 1899 vestigde het thans nog bestaande Anglo-Egyptische con dominium in den Soedan, waarbij Wadi- Halfa de Zuideiyke grens van Egypte werd. De aanspraken van Turkije, Egypte's no minale Suzerein, werden hierbij niet meer in acht genomen. Turkye had zich overigens na eenig verzet by de bezetting neergelegd en liet zich aanvankelijk door een Hoogen Commissaris te Cairo vertegenwoordigen. Naar de onafhankelijkheid De ln 1914 o.a. tusschen Engeland en Tur kye uitgebroken oorlog gaf eindeiyk aan Engeland de gelegenheid, den Turkschgezin- den Khedive af te zetten en het land tot een Britsen protectoraat te verklaren onder een sultan. Gedurende den oorlog werd Egypte militair bestuurd als een deel van het groote strategische geheel van het Brit sche rijk (een Turksche opmarsch bedreigde in 1917 het Suez-kanaal) en de oorlog had tot resultaat de formeele onafhankelijk ver klaring door het tractaat van Lausanne (23 Juli 1523). Intusschen was evenwel nogmaals een nationalistische beweging opgekomen, dit maal bewuster en ook universeeler dan de beide voorafgaande malen, zy stond order leiding van Said Zagloel Pasja. Aanvanke iyk had de Engelsche regeering niet veel aandacht aan de vertoogen der nationalisten geschonken, maar nu lieten dezen hun ge matigde houding varen Na een drie-jarigen stryd. waarin met middelen als aanslagen op spoorwegen, volksdemonstraties, lijdeiyk verzet, enz. werd gewerkt, werd de Britsche regeering ertoe gebracht, op 28 Februari 1922 het protectoraat voor opgeheven te verkla- 'J-.-v, .-v v vi-y 'j 'kfcy'j U - 4* v "sJïHS -'-v ren en Egypte als een onafhankeiyk koning rijk te erkennen. Daar echter op sommige punten, zooals de verdediging van het Suez-kanaal en de Scedan-kwestie. nog voorbehoud was ge maakt toonden de nationalisten zich nog niet tevreden en deze ontevredenheid mani festeerde zich herhaaldelyk, zooals door den moord op de Engelschen opperbevelhebber in November 1924. De toestand bleef steeds moeilijk daar de achtereenvolgens optreden de parlementen een nationalistische meer derheid bleven behouden. Thans is het bestuur over Egypte ln Egyptische handen, ook de zoo belangrijke zorg voor de irrigatie. Wat het laatste be treft kon Engeland des te gemakkelijker toe geven, naarmate in den Engelschen Soedan door de afdamming van de twee Nijlarmen boven Karthoem de groote irrigatiewerken hun voltooiing naderden. Constitutioneel koninkrijk Egypte is thans dus een onafhankeiyke en constitutioneele staat sedert de onafhan kelijkheidsverklaring van 28 Februari 1922 en de afkondiging der grondwet van 19 April 1923. Reeds in 1866 onder de Ottomaansche dy nastie had Egypte een soort volksvertegen woordiging waaraan echter alle zin voor parlementarisme ontbrak. Door de omstan digheden gedwongen had Ismail in 1898 Egypte tot een constltutioneelen staat ver klaard met verantwoordelijke ministers en daarop kwam voor den eersten keer 'n werke lijk parlement bijeen. In 18S0 werd echter onder Engelschen invloed, de regeeringsvorm weder autocratisch. Er kwam een staatsraad van 30 leden en een soort Kamer, die daar van een uitbreiding was, doch geen werke lijke macht bezat. Hoofdzaak was, dat aan alle ministeries een Engelsch adviseur werd toegevoegd, die in administratieve zaken de feitelijke macht bezat. Eerst in 1913 werd 'n volksvertegenwoordiging met grootere be voegdheid geschapen, die echter sedert 't be gin van den oorlog niet meer bijeen is ge komen. De nieuwe grondwet kent een senaat en een Kamer van afgevaardigden. Deze grondwet is door een commissie van 30 leden samengesteld en door den koning bekrach tigd. Typisch vcor de wetgeving in dit land, waar het Oosten en het Westen elkaar ont moeten is de rechtspraak. Deze is vierledig. Tot ver in de 19e eeuw bestond in Egypte de oude traditioneele Mohammedaansche recht spraak van den kadhi voor geschillen, die et familierecht en het erfrecht betroffen. Jaarnaast oefenden de administratieve or ganen een soort rechtspraak uit, terwijl de vreemdelingen aan een consulaire recht- -praak waren onderworpen. Deze toestand verd op den duur zoo onhoudbaar, dat het n 1876 aan minister Nubar Pasja geh'kte, 'oor een tractaat met de verschillende ca- mtulaire mogendheden een nieuwe z.g. ge mengde rechtspraak in te stellen voor de srocessen tusschen vreemdïlingën en Egyp- ïcnaren en tusschen vreemdelingen van ver- chillende nationaliteit onderling. Zoo ont- 'onden de drie „gemengde rechtbanken" en het gemengde Hof van Appel" tc Alexan- rië, waarin rechters van verschillende nc- onaliteit ook Nederlanders nan c gyptenaren zitting hebben. Voor deze ge lengde rechtbanken werden bijzondere vei- oeken gemaakt naar het voorbeeld van de fansche wetgeving. Ook in de inneemsch? echtbanlcen hebben rechters van verschil- tnde nationaliteit zitting, de hoogste in stantie is een hof van appèl te Caïro. De Mohammedaansche rechtbank is echter paast da gemengde blijven voortbestaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5