h
Oudste en beste middel van publiciteit
I
-
BEE
B
ONZE OMROEPER KOMT IN 60.000 GEZINNEN
Herkomst van onzen omroeper
In Memoriam
A.C.A.vanVuuren
BB
Aan onze Abonnes
L.s.
gezinnen
ZESTIG
SS*», dt-
DaS
Zijn laatste belangrijk daad
als Kamerlid
R.K. VOLKSPARTIJ
Jaarvergadering te Nijmegen
CHARLIE CHAPLIN
MILITAIR PENSIOENFONDS
Twee millioen tekort
ONTSLAG
NOTARIS-VENDUMEESTER
Slachtoffer van de slechte tijden?
BATAK DOOR TIJGER
AANGEVALLEN
\0 A;-
DE SALARIS-SCHALEN
Ingrijpende herziening in
voorbereiding
BENOEMINGEN
In het Bisdom Roermond
Professor Jansen
Onderscheiding
Het
WÜ advertenties m a.s. al aeeen van
&en wveg o voortaan cWjnen
De een
DE OMROEPERS DOOR DE EEUWEN
De omroeper.... Tegenwoordig staat de
omroeper voor de microfoon van de radio.
Eén stem bereikt millioenen. Het is een
phantastisch gebeuren, dat eiken dag wer
kelijkheid wordt. Over onze grenzen, vooral
als men afstemt o.m. op het zoo makkelijk
te bereiken golfstation Toulouse en voorna
melijk in de nieuwe wereld, in Amerika, is
de gesproken annonce, de advertentie, die
omgeroepen wordt, aan de orde van den dag.
Hier te lande heeft zaakkundig regeerings-
inzicht het reclame-maken door de amuse-
ments-omroepvereenigingen verboden. Dit is
overgelaten aan den omroeper van den
«zakelijken omroep".
Deze omroeper van de wereldradio heeft
een voorgeschiedenis. Een voorgeschiedenis,
die uiterst interessant is.
Het omroepwezen is de primitiefste, maar
tevens de oudste vorm van het reclame
wezen. Het instituut van omroeper gaat
steeds terug tot op de Egyptenaren, dan tot
de Joden, de Grieken en Romeinen. Het
werd bij de Grieken verzorgd door den
Keryx-heraut, bij de Romeinen door den
praeco en in de middeleeuwen door den
„omroeper". Als dienstinsigne droegen zij
allen een soort herautenstaf en een of ander
geluidmakend instrument.
Zelfs in de Grieksche mythologie vindt
men reeds de omroepers. De Romeinsche
auteur Apulejus gaf aan het nageslacht een
vertelling over het verdwijnen van de godin
Psyche. Deze was vermist en de godin Venus
vroeg aan den god Mercurius een omroep
te houden om haar op te sporen. Ook de
Egyptenaren gebruikten reeds het uitschrij
ven van belooningen, om de uitwerking van
bekendmakingen te verhoogen. De papyrus
verzameling in het Louvre te Parijs bevat
een rol uit het jaar 145 voor Christus, waar
in een belooning wordt afgekondigd voor
het opsporen van een paar ontvluchte
slaven. Het staat historisch vast, dat de in
houd van deze papierrol ook werd omge
roepen.
Bij de Romeinen was het ambt van om
roeper van staatswege bezoldigd. Het werd
ook op eigen kqsten uitgeoefend. De omroe
pers (praecones) hadden volksvergaderingen
bijeen te roepen, wetten en feesten af te
kondigen.
In de oude tijden gebruikte ook de Kerk
den omroeper, om de geloovigen tot de dien
sten te roepen. Pas toen andere instrumen
ten werden uitgevonden, eerst klinkende
platen van metaal en later de klokken,
schafte de geestelijkheid de omroepers af.
Maar dezen traden altijd weer op in de
Goede Week, wanneer, zooals de volksmond
zegt, „de klokken op reis gaan naar Rome".
Dan ratelt de omroeper in katholieke
streken, opwekkend tot kerkbezoek. In de
Mohammedaansche landen weerklinkt nog
vijf malen per dag de omroep des priesters,
om de geloovigen op te wekken tot gebed.
De omroepers in de middeleeuwen tracht
ten de aandacht der menschen te wekken
door trommels, trompetsignalen, schellen en
bekkenslag. Zij hadden reeds in de 12e eeuw
een vakvereeniging en worden in de boeken
van dien tijd veelvuldig vermeld. Koning
LodewijkVII vervoegde bij een edict van
1147, dat er in de provincie Berry maar
twaalf omroepers mochten zijn en om
schreef nauwkeurig hun functies. En Koning
August Philippe schreef in 1258 voor, dat
alle omroepers (sergeant a verge) tot een
eigen beroepsvereeniging moesten toetreden.
„The Assizes of Jeruzalem", waarin het
geheele civiele recht van het geciviliseerde
Europa van de twaalfde en dertiende eeuw
is vastgelegd, bevatten het voorschrift, dat
alleen van staatswege aangestelde omroe
pers en wel op wettelijk bepaalde wijze ver-
koopen en zoo voorts mogen afkondigen.
De regeeringen en ook de wereldlijke en
geestelijke wetgeving maakten een overvloe-
Een Duitsche Omroeper.
dig gebruik van de omroepers, van de oudste
tijden af, om de opmerkzaamheid der on
derdanen op afkondigingen en wetten te
vestigen. Zoo vinden wij in de middeleeuwen
telkens deze „wankelende, gesproken staats
couranten" terug. En weldra worden zij niet
alleen organen van den staat, maar instru
menten voor alles, waarmede de publieke
meening en behoefte hebben te maken.
Koning Lode wijk XTTT decreteerde in de
eerste helft van de zeventiende eeuw, dat
zijn bevelen moesten worden aangeslagen op
alle hoeken der straten en afgekondigd met
trompetsignalen en bekkenslag en boven
dien nog op perkament geschreven met
groote letters, opdat ze gehoord en gezien
zouden worden. Ook moesten die afkondi
gingen en wetten van de preekstoelen wor
den voorgelezen, opdat niemand in onzeker
heid zou verkeeren. Men ziet het: ook toen
reeds werd een iegelijk geacht de wet te
kennen! Trouwens werd heel de middel
eeuwen door de kansel gebruikt om publieke
aankondigingen ter kennis der menschen te
brengen.
Het vierde Concilie van Lateranen (1215)
schreef voor, dat zij die voornemens waren
een christelijk huwelijk aan te gaan, in de
kerk zouden worden afgekondigd. Wat thans
nog immer te doen gebruikelijk is. Daar
naast werd de preekstoel aldaar nog ge
bruikt, om wereldlijke voorschriften af te
kondigen. Zoo lezen wij in de geschiedenis
van een op de kansels afgekondigd decreet
van den gemeenteraad van Neurenberg van
1736, waarin de hygiënische voorzorgen
tegen de pest worden opgesomd. Zelfs voor
zakelijke reclame werd de preekstoel ter
hulp geroepen. In de Beiersche staatsbiblio
theek berust nog een vliegend blaadje,
waarop vermeld staat, dat de oogarts Bal-
thasar Grose door de pastoors moet worden
aanbevolen, met adres er bij. Eveneens werd
van den kansel af omgeroepen, welke dingen
er verloren, welke dieven te zoeken waren.
Zelfs reclame voor schouwburgen en circus
sen werd er gemaakt. De omroep van den
kansel was werkelijk de krant dier dagen.
Bijzondere beteekenis had het instituut
van omroeper op het gebied van het theater
en van andere openbare vermakelijkheden.
De Romeinsche auteur Apulejus spreekt in
zijn werk „De gouden Ezel" reeds van om
roepers. In Engeland werden al in de vroege
middeleeuwen herauten rondgestuurd, om
den menschen aan te kondigen, dat er open
bare spelen zouden worden gehouden.
Ook de handel wist den omroeper in vroe
gere tijden als middel voor publiciteit aan
te wenden. De oud-Romeinsche schrijver
Een Londensche Omroeper nit dé XVTIe eeuw.
Messenius kondigt de verkooping bij opbod
en afslag aan in zijn werk „De Tweeling
broeders". De omroeper, die het afkondigt,
vraagt betaling in baar van het heele huis
houden, van een zekeren Menachmus. En
Eutychus zegt in „De Koopman van Platus"
dat hij alle omroepers der stad wil aanwer
ven, om een verloren geraakten schat op te
sporen.
Tot in de 19e eeuw toe hebben verschil
lende takken van handel en nijverheid hun
zaken gedreven, al rondtrekkend en met be
hulp van omroepers. Op deze wijze werden
inkt, stroomatten, optische artikelen, mui
zenvallen, etsen, buitenlandsche worsten en
touwartikelen aan den man gebracht.
In de middeleeuwen spaarden winkeliers
dikwijls de kosten voor omroepers door zelf
voor hun winkels heen en weer te gaan en
te roepen: „Wat wenscht u, heeren? Wat
zoekt u, dames?" En dan somden zij een heel
aantal van verlokkende waren op. Hadden
ze zichzelf heesch geschreeuwd, dan moesten
hun knechten en loopjongens hun plaats
innemen.
Wie kent niet den „omroeper" van „Die
Port van Cleve", door wiens luidruchtige be
middeling de heerlijkste spijzen op de tafels
worden getooverd? Ook hij moge hier wor
den gememoreerd.
De radio-omroep heeft het ambt van den
omroeper gemoderniseerd en den middel-
eeuwschen collega naar de geschiedenis
teruggedrongen. Alleen in onze oude provin
ciesteden vindt ge nog wel een omroeper, die
bij bekkenslag of schelgeluid de gewichtige
voor het vlek van belang zijnde dingen ver
kondigt. Maar schilderachtig zooals de oude
omroepers zien ze er niet meer uit. De oude
omroepers waren personen van waardigheid
en autoriteit. Zij waren de wandelende
nieuwsbladen hunner dagen.
Na bovenstaande uiteenzetting zal het
onzen lezers duidelijk zijn, waarom wij aan
onze „kleine annonces" den naam van „om
roeper" meenden te moeten verbinden. Het
woord, het begrip is van onzen tijd. Ook om
zijn historisch verleden is het bij uitstek ge
schikt om gehecht te worden aan het mach
tige reclamemiddel, dat wij thans ter be
schikking van onze lezers stellen in den
vorm van de zoo populaire kleine annonces.
Voortaan hebben wij dus in ons midden
den „omroeper", die zal cjjnroepen alles wat
onze lezers hem gelieven op te dragen. Zoekt
gij een afnemer voor een meubel, waarvan
gij afstand wenscht te doen? Onze omroeper
zal het wijd en zijd verkondigen en de koo-
pers bij dozijnen dóen opdagen. Wenscht gij
een betrekking? Onze omroeper rust niet,
vóór hij u de noodige aanbiedingen bezorgd
heeft, waaruit gij slechts de goede keus zult
hebben te doen. Verhuurt gij kamers? Zoekt
gij een goed kosthuis? Wenscht gij een ge
riefelijke woning? Onze omroeper verkon
digt uw vraag, uw aanbod in wijden kring,
in zoo wijden kring dat wij hem de evenknie
noemen mogen van den radio-omroeper.
Onze omroeper komt in niet minder dan
ZESTIG DUIZEND GEZINNEN.
Gezinnen, die in hem een welkomen gast
zien. Geen rubriek wordt zoo gelezen als die
der kleine advertenties. Zij wordt niet over
geslagen, omdat zij ieder iets van zijn
gading biedt en bovendien een tijdspiegel in
den echten zin des woords is.
Door het vrij onverwacht overlijden van den
heer A. C. A. van Vuuren in het zeven en
twintigste jaar zijner parlementaire loopbaan,
verliest de Katholieke Tweede Kamerfractie een
veteraan, die door zijn groote ervaring en zijn
gedegen kennis van de financieele aangele
genheden waarvoor hij een kwaliteitszetel
innam uitermate nuttig werk presteerde. Het
zal een zware taak zijn, voor den te vroeg door
zijn heengaan leeggekomen post een evenwaar
dig opvolger te vinden, vooral in dezen zwaren
tijd van financieelen nood, waarin de grootste
fractie in de Kamer een expert, die door be
hoedzaamheid uitblinkt, gelijk de heer Van
Vuuren deed, onmogelijk missen kan.
Een man van groote oratorische gaven, al
kon zijn stem, wanneer soms laat in den na
middag de Kamer wat onrustig werd, tot
groot volume aanzwellen, was de heer Van
Vuuren niet. Tot het houden van sprankelende
redevoeringen leent zich trouwens de materie,
die hij te behandelen had, bezwaarlijk. Boeide
hij niettemin meermalen de Kamer, dan sproot
dit voort uit zijn groote kennis van de finan
cieele vraagstukken, die de aandacht afdwong
en die b.v. Minister De Geer steeds aandachtig
luisterend op een stoel vlak onder het spreek
gestoelte bracht. Niet slechts het feit, dat in
den heer Van Vuuren de woordvoerder en des
kundige van de grootste fractie aan het woord
was, deed de Regeering diens redevoeringen
met de uiterste zorg behandelen. Het was haar,
indien de plicht hem gebood, zich tegenover
haar te stellen, evenzeer een plicht, zijn ernstig
en goed gedocumenteerd betoog zoo zorgvuldig
en consciëntieus mogelijk te behandelen.
De laatste belangrijke daad van den thans
overledene in het openbaar debat is geweest
de taaie verdediging van het door hem met
den heer Rutgers van Rozenburg ingediende
amendement op het „Kortingswetje", waarbij
de voorstellers het verband, door den Minister
tusschen de korting op de uitkeeringen uit het
Gemeentefonds en het salarispeil in de ge
meenten gelegd, wilden schrappen, aldus het
belangrijkste bezwaar van de Kamer tegen het
ontwerp wegnemend. Met luider stem heeft
toen temidden van het nerveuze rumoer vóór
de beslissing de heer Van Vuuren nog eens in
laatste instantie gemotiveerd, wat de bedoeling
der voorstellers geweest was. Wijzend op wat
de Kamer bereiken kon door het amendement
te aanvaarden, schrapping nJ. uit het ontwerp
van wat haar daarin het meest tegenstond,
doch aan den anderen kant voelend, dat van
wege uit politieke motieven plotseling aan
gesleepte andere bezwaren ook het amendement
weinig kans had, riep de katholieke veteraan
over de saamgegroepte leden heen: „Wij heb
ben, door eene mogelijkheid te openen, naar
onze meening aan het Land een goeden dienst
bewezen. Aan anderen de verantwoordelijkheid,
wanneer deze poging mislukt, mede voor alle
gevolgen daarvan. Wij meenen te hebben ge
daan wat te doen was, om dit te voorkomen, en
daarmede onzen plicht te hebben vervuld."
Deze uitspraak, een van de laatste, die de
heer Van Vuuren in de Kamer deed teekent
hem als den plichtmensch. En inderdaad, dat
karakteriseert hem, dat hij, hoe onaangenaam
het soms ook mocht zijn, deed, wat zijn plicht
te doejj gebood.
Uitermate nuttig werk heeft de overledene
ook in de verschillende Kamercommissies ge
presteerd. Daar waar meer dan in het open
baar debat de gedegen kennis uitgaat boven
handigheid en eloquentie, zijn de verdiensten
van den katholieken financieelen deskundige
zéér, zéér groot geweest.
Deze week nog was er in de Tweede Kamer
een commissievergadering, die door hem geleid
zou worden. Onkundig van zijn ziekte, waren
de commissieleden uit allerlei hoeken des lands
bijeengekomen. Doch de voorzitter, toen reeds
geheel buiten kennis, verscheen niet. Bij die
gelegenheid voor het eerst heeft de Kamer dit
gemis, dat helaas blijvend zijn zou, gevoeld.
De Tweede Kamer, die hem meer dan een
kwart-eeuw consciëntieus en trouwhartig in
haar midden zag, de Katholieke Staatspartij,
die in hem een van haar eerste krachten heeft
zien heengaan, Nederland, dat hij naar beste
weten op nobele, onbaatzuchtige wijze steeds
heeft gediend, óók in tal van andere functies,
mogen zich den na een nijver leven zoo onver
wacht heengeganen katholieken afgevaardigde
lang en dankbaar blijven herinneren.
De R.K. Volkspartij hield haar tiende jaarver
gadering (congres) op Zaterdag 2 en Zondag 3
April in „De Harmonie" te Nijmegen.
Zaterdagavond werd het congres om ruim 8
uur geopend door den voorzitter der partij, den
heer C. D. Wesseling.
Spr. herinnert er aan, wat de RK.V.P. moet
doorstaan, wat nog onlangs bleek naar aanlei
ding van het geval Ude.
In andere landen vervullen professoren en
studenten soms een belangrijke rol in het staat
kundig leven. Is hier gebrek aan vrijheid en
geestdrift? Spr. durft daarop geen antwoord te
geven en vraagt maar. Het geval-Ude bevredigt
spr.'s rechtsgevoel niet.
Vervolgens sprak Mr. P. M. Arts, oud-lid der
Tweede Kamer, lid der Staten van Noord-Bra
bant en den Gemeenteraad van Tilburg, de
Congresrede uit.
SOERABAJA, 2 April (Aneta). Vele nieuws
gierigen wachtten vergeefs aan het Goebeng-
station op de aankomst van Charlie Chaplin,
die echter rechtstreeks per auto in het Oranje-
Hotel aankwam. Namens eenige artisten wer
den Charlie Chaplin bloemen aangeboden door
Jeanne Van Rijn. Charlie Chaplin sprak voor
de microfoon der Soerabajasche Radiovereeni-
ging, welke stond opgesteld in de hall van het
hotel. Hij sprak zijn verrassing uit over de
hartelijke ontvangst.
r
BATAVIA, 1 April (Aneta). De balansen van
het Militair Pensioenfonds vertoonen een te
kort van 2.000.000 als gevolg van de waarde
daling der onderpanden. De regeering stelt een
onderzoek in.
Het „Bat. Nieuwsblad" onthult in een be
spreking van het deficit van ƒ2.000.000 bij het
Militaire Pensioenfonds, dat de „Bandoengsche
bouwwoede" gedeeltelijk met gelden, van dat
fonds werd gefinancierd.
SOERABAJA, 1 April. (Aneta). Het „Soer.
Hbl." meldt, dat bij besluit van 3 Maart j.l. de
notaris-vendumeester te Bodjonegoro is ontsla
gen in zijn qualiteit van vendumeester, met de
bepaling dat nader zal worden beslist of dit
ontslag eervol of niet eervol zal zijn verleend.
De aanleiding tot dit ontslag wordt gevormd
door den achterstand van vendu-debiteuren bij
de venduties in de tweede helft van het jaar
1930 tot een bedrag van ƒ170.000. De vendu
meester verleende gemakkelijk crediet. Ondanks
het feit dat de betrokkene reeds rond 25.000
stortte, heeft de gouverneur van Oost-Java be
slag gelegd op alle bezittingen van den notaris.
De gouverneur-generaal zegde den notaris tij
dens een audiëntie een ander onderzoek toe.
In de nabijheid van Deli Toewa ten Z. van
Medan is een Karo-Batak aangevallen door
een tijger, toen hij even buiten den kampong
kwam. Hij werd van terzijde besprongen, waar
bij hij een zware verwonding aan de hand op
liep. De man had een kapmes bij zich en stelde
zich met inspanning van alle krachten te weer.
Een tweede maal besprong de tijger hem, waar
bij de Batak nog erger gewond raakte. Hij
schreeuwde om hulp en eerst toen vele men
schen kwamen toeloopen, vluchtte de tijger.
Den volgenden dag, aldus de „Deli Crt.", werd
een drijfjacht georganiseerd en is de tijger, die
een flinken houw met het kapmes had gekre
gen, neergelegd.
?;h
tri# u'üfl
|§?SFv-
- V
Een vroolijke voorstelling: van een Franschen Omroeper in de uitoefening: van zijn functie.
De „Java Bode" verneemt uit gezaghebbende
bron dat een uniforme salarisverlaging is uit
gesloten.
Een ingrijpende herziening van het B. B. L.
is in voorberieding. De salarisschalen van in
Indië opgeleide middelbaar onderwijs abituriën
ten zullen belangrijk worden verlaagd. Indien
een verdere aantasting van de ambtelijke sala
rissen noodzakelijk blijkt, zal deze worden ge
zocht in verlaging van de hoogste salarissen
volgens een sterk afnemende schaal, terwijl de
laagste salarissen onaangetast zullen blijven.
Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Lemmens, Bisschop
van Roermond, heeft benoemd tot professor
aan het Groot-Seminarie den zeereerw. heer
P. J. Janssen en tot rector der St. Nicolaas-
kerk te Venlo den weleerw. heer H. J. J. Haen-
raets.
Rector Janssen van de St. Nicolaaskerk, die
benoemd werd tot professor in de dogmatiek
aan het Groot-Seminarie te Roermond, als
opvolger van Z. H, Exc. Mgr. Lemmens, werd
geboren te Velden in 1890. Hij ontving de H.
Priesterwijding in 1915 en werd, nadat hij ka
pelaan was geweest aan de St. Martinuskerk
te Venlo, in 1927 benoemd tot rector.
De benoemde legde in het geestelijk leven te
Venlo een groote activiteit aan den dag. Naast
directeur en adviseur van tal van vereenigin-
gen, had hij vooral z'n hart verpand aan de
studenten. Ook van de Jongenscongregatie was
hij directeur alsmede van de Meisjescongrega
tie, welke corporaties onder zijn bestuur bloei
den. Verder was hij geestelijk adviseur van
R.K. Volksuniversiteit.
De zilveren eeremedaille der Oranje-Nassau-
orde is toegekend aan L. van den Esschert,
boschbaas op het landgoed „Weina" te Epe.
Sire
sas