Valsche Van Goghs Gadame Hanau weer ingerekend 1 AANVAL OP DEN DOLLAR De Ex-Kroonprins Amerika's graan Proces Scheringer !G °£Weldige brand »Ik kan toch niets aan het schandaal doen De danser Wacker TE MUNCHEN Eerste Hulp voor 82 personen |MS VERDERFELIJK „SPEELGOED" Partij narcotica aangehaald Door valsche berichten MENSCH EN DIPLOMAAT Om een Airedale-terrier Wapens en Ontwapening" GEVECHTEN IN IRAK'S BERGEN Tegen opstandigen sjeik KERK IN BRAND TE SEVILLA Opzet in het spel De luitenant niet op vrije voeten Hitler had toegestemd Pondenverlies Ned1 Bank Verkoop-op-crediet aan Duitschland? MODDERBANDJIR OP JAVA PACHTOVEREENKOMSTEN Aantal amendementen ENTHOUSIASTE BEGROETING VAN MUSSOLINI Mussolini heeft een bezoek gebracht aan de werkzaamheden van het droogleggen van het moeras Paludi Poutine. De begroeting bij de aankomst van den Duce. „Een zedelijk probleem op te lossen in een geest van realisme" Zijn vader te Doorn bracht hem af van zijn voornemen, tegen- candidaat van Hinden burg te worden DE GOUDWISSELPOLITIEK Duizenden vluchtelingen De Staat houdt zich erbuiten Het wetsvoorstel-Ebels GEZELLIG ROND HET VUUR IN DEN HAARD Deze week is een aalmoezenierscursus voor R.K. Verkenners Limburg gegeven in het Missiehuis Aldenghoor te Haelen ui Ben En nu durven de menschen nog te beweren, dat er geen belangstelling meer is voor de Geldende kunst! In dichte drommen trokken kunstmenschen reeds in den vroegen mor- naar Moabit. In ieder geval is er dan t°ch groote belangstelling voor „valsche kunst". Het is toch wat. Drie en half jaar ge leden begon het schandaal met de valsche Van ^°ghs. Eindelijk is de dag van de gerechts zitting aangebroken. De „Schwurgenchtssaal" Propvol met kunstvrienden en kunstkenners. het midden van de belangstelling staan de beef van Vincent en De la Faille en de overige B°Uanders. Ee aangeklaagde kunsthandelaar Wacker tortelt de naïeve geschiedenis van den promi- benten Rus, die in Zwitserland leefde en al- ^uur een schat van dertig van Goghs behoed- to- De voorzitter tracht met vriendelijke woor- ton den man te bewegen toch den naam van toen rus te noemen. Dan zou hij toch op slag ®erehabiliteerd zijn. Edoch, Wacker zwijgt. Men ■igt den indruk, dat men hier te doen heeft toet de wereldbekende procesfiguur, den „groote 0tlbekende", overgedragen op kunstgebied. Midden in het museum van zijn van Goghs he beklaagde op zijn bankje. Hij spreeki tocht en onzeker. Hij loopt ge/aar alle proces- ''eelnemers tegen zich in te nemen door den &ard van zijn spreken. Hij zegt zijn woorden toet pijnlijke verwaarloozing onscherp en toon- °os. Hij „nuschelt", zooals de Berlijner zegt etl getroost zich veel moeite met hem ver bant hem, luid te spreken, zet hem dan eens ler, dan daar. Maar hij blijft onverstoorbaar ^verstaanbaar. Bij zijn uitlatingen zet hij een tokken hoornbril op zijn neus, maar ook dit crhoogt niet de duidelijkheid van zijn uit stoken. hacker is drie en dertig jaar oud, maar ziet tr Uit als een jongeling, eigenlijk als een bleek- tochtig meisje. Zijn vader leeft als schilder in er°h bij Potsdam. Een zijner broers schildert Düsseldorf en heeft als restaurateur der touche doeken zijn schilderende hand in hei Spel gehad. Ook een zuster hanteert het Senseel. Hij zelf handelde als vijftienjarige toeds met kunst. Daartusschen of daarnaast rad hij op als kunstdanser. Danste hij goed Df valsch? Hij zelf beweert, dat hij gevoelig to-bste en dat een schitterende loopbaan als to-hser voor hem openlag De voorzitter: „Gelooft u niet, beklaagde, tot deze Van Gogh-affaire in Rusland bekend is geworden? Gelooft u, dat er veel menschen «to, die dertig Van Goghs bezitten? Gelooft toet, dat men in Rusland al lang zou weten 0,11 .jjrien het gaat?" herdachte: „Als men het weet, dan toch niet °°r mijn schuld. Ik kan niets aan het schan- Öaa' doen". voorzitter: „Zeker. In ieder geval is het V°°r de Russen hetzelfde, of u den Rus noemt Met. Maar voor u is het van het hoogste Zwicht." ^todachte: „Als ik niet zou denken, dat de °egere bezitter bona fide had gehandeld. cO\i ii, 'K zijn naam noemen." at doet deze merkwaardige verdachte ^ettiijk? Hij danst het gerecht iets voor. Het to internationaal bekende en in zekere om- Udigheden zeer verkieslijke eierendans. Het v°tot er op aan, dat geen ei breekt. Of erdachte dit gelukken zal, zal het vonnis toeren. stowt^IJS' APril- Madama Hanau, de om haar toeei d beruchte figuur in de Fransche finan- Zij wereld, is weer eens gevangen genomen, «torn dt beschuldigd van diefstal van een do- of medeplichtigheid daaraan. Eon. >?00r baar geredigeerde blad „Journal de VroeeS dat een voortzetting is van haar CeeJfere krant de „Gazette du Franc", publi- trefj n-i- vandaag een politierapport be- Mart6llde de financieele handelingen van jUtoe Hanau. tosten raPport, dat bestemd was voor den mi- heifj.rVah Financiën, Flandin, schijnt óp ge- het 5 tonige wijze het dossier op het bureau van lateft treffende departement te hebben ver- .Journal de Forces" is in beslag genomen. bet, "CHEN, 8 April (W.B.) In den afgeloo- Sch bacht is brand uitgebroken in de z.g. Vro „nenhalle- ^haJlfieger diende dit gebouw voor markthalle, tou „f. Was er de opslagplaats van een expedl. Het 8evestigd. heep greep met groote snelheid om zich Ceeien 068 over °P enkele belendende per- ^togswpvt61! brandweer nam aan het blus- 8etokte h deel en na twee uur hard werken De ^en brand te beperken, hechte annenhalle is geheel uitgebrand, Do VlTren staan nog. WaaronH! ^ige dien£t moest 82 Personen, *Cenen bran<ïweerlieden eerste hulp ver. *°0verrfiei?.L,'Om negen uur was de brand in *bkken „1 uscht, dat de brandweer kon in- nog slechts een wacht achterbleef. NEW-YORK, 8 April. Douane-ambtenaren hebben aan boord van het Fransche passagiers schip „lie de France", waarmede staatssecreta ris Stimson heden naar Europa is vertrokken, een partij cocaïne, morphin heroïne en andere narcotica, te zamen wegende 2400 K.G. in be slag genomen. De verdoovende middelen waren trekken. gedeclareerd als speelgoed. Zij hebben een waarde "an 1 millioen dollar. In verband iet deze zaak is een man gearresteerc die op het punt stond per trein naar Montreal te ver- PARIJS, 8 April. (V. D.) De koers van den dollar daalde gisteren te Parijs tot 2532 francs of beneden het laagste goudpunt, dat in het af- geloopen jaar bereikt werd. Het dagblad „L'Ordre", dat in handen is van de Fransche staal-industrieelen, bevatte gisteren een bericht dat een der grootste Amerikaansche banken haar betalingen had gestaakt. Het bericht was volkomen gefingeerd en het Parijsche filiaal van de betrokken bank heeft terstond een be roep gedaan op de Amerikaansche ambassade te Parijs, welke bij minister-president Tardieu geprotesteerd heeft tegen deze berichtgeving. Een aantal andere bladen publiceerden berich ten, dat drie New Yorksche banken zich in moeilijkheden zouden bevinden. In Amerikaan sche kringen te Parijs beschouwt men deze be richten als een georganiseerden aanval op de positie van den dollar. In bankierskringen te New York beschouwt men de aanvallen, die in de laatste dagen op de positie van den dollar worden gedaan, ais operaties van een machtige groep internatio nale speculanten, die bezig zouden zijn uit zui ver egoïstische motieven pogingen in het werk te stellen om de Vereenigde Staten er toe te brengen, den gouden standaard op te geven. Als gevolg van dezen aanval zullen zeven mil lioen dollar aan goud heden voor export be schikbaar gesteld worden. De Fransche franc is gestegen tot een peii, waarop het voordeelig kan zijn, dollars te koopen en de goudvoorraad, die voor export beschikbaar is zal zoo spoedig mogelijk naar Europa verscheept worden. Door de Engelsche d.plomcHMcue wereld is dezer dagen een sensatie gegaan. Deze gold .iet merkwaardige optreden van den Britschen gezant O'Reilly in d- - fdstad van Venezuela. Een tragi-comedie, die verdient aan de ver getelheid te worden ontrukt. O'Reilly was tot voor enkele dagen gezant van Engeland in Venezuela, een man die zeer gewaardeerd werd zoowel door de Home-office als door den Minister-president. Een persoon van gewicht.... een man van toekomst.... Ieder internationaalpoliticus zag in O'Reilly den man, die bij het Ministerie van Buiten- landsche Zaken in Engeland in reserve stond en met wien men op een goeden dag rekening moest houden. Dat was O'Reilly, de man der groote poli tiekdie eens zijn gewicht zou leggen in de balans van het wereldgebeurende man van stand en zelfbeheersching de man der politiek zonder zichtbare menschelijke zwak heid. Er was echter ook een andere O'Reilly, een O'Reilly met een warm hart en een heftig temperament en die heeft in de laatste dagen iets gedaan, dat als een vuistslag op de hooge traditie der diplomatiek beschouwd wordt. O'Reilly vond op zekeren dag zijn geliefden vierbeenigen kameraad, den jongen Airedale dood in een straat van CaracasVergiftigd Op bevel van den gezondheidsdienst in Venezuela, die uit vrees voor een epidemie van hondsdolheid iederen hond van Caracas ter dood veroordeeld had. Men weet niet, wat O'Reilly gevoelde toen hij zijn hond zoo vinden moest.Men weet alleen door ooggetuigen dat zich plotse ling een man met strak en bleek gezicht door iet gewoel der hoofdstraat van Caracas drong en dat die man onder den linkerarm het ver stijfde lijk van een jongen hond drceg.. Men weet alleen dat de™ man het kleine hondenlijk voorzichtig op de treden van het gebouw van den gezondheidsdienst legde en een visitekaar tje achter den halsband stak. Men weet dat deze man nog eenmaal het kopje van den dooden hond streelde en dan star en mecha nisch als een automaat onder de menigte ver dween. Deze man was de welbekende Britsche gezant in Venezuela. Het lijk van dqn hond, benevens het visite kaartje werden gebracht bij den Minister voor volkswelvaart, onder wien ook de gezondheids dienst ressorteerde en die ook het bevel tot uitroeiing van alle honden gegeven had. Het /„sitekaartje droeg den naam van den Brit schen gezant en met de hand geschreven de 'aconieke opmerking: „Ziehier uw werk!" Iedereen die een hart bezit, zal den Engel- .chen gezant heel gced kunnen begrijpen. In de internationale diplomatie noemt men zoo iets echter een „ongehoord politiek affront" en daarom eischte Venezuela door zijn Minister voor openbaar welzijn, in de scherpste be woordingen een verklaring van Mr. W. E. G. O'Reilly. O'Reilly gaf deze verklaring. Ook deze kan geen diplomatieke genoemd worden. Hij zei namelijk kort en bondig.' „De dwaze vergifti ging van onschuldige dieren is een cultuur volk onwaardig. Een volk van beschaving doet zoo iets niet". Het gevolg van dit dapper en openhartig woord is duidelijk. Telegramwisseling tusschen Caracas en Londen., directe terugroeping van O'Reilly. Hij is thans voor goed uit 's lands dienst ontslagen. Hij heeft zijn groote carrière bedor ven, maar hij heeft ook voorgoed de harten van alle dierenvrienden der wereld voor zich ge wonnen. f» Onder dezen titel geeft de „Osservatore Ro mano" van Woensdag 1.1. een belangrijk artikel ten gunste van de vermindering der bewape ningen, mits die vermindering geschiede zon der de rechtmatige behoeften van de verdedi ging der natiën in gevaar te brengen. De ontwapening is, in haar wezen beschouwd, een zedelijk probleem. Dit probleem kan wor den opgelost: maar, zegt de „Osservatore", op een zoo uitgebreid en verwikkeld gebied moet men zich in acht nemen tegen droomerijen, theorieën, die, hoewel onberispelijk in zich-zel- ve, te hoog uitgaan boven de hindernissen der werkelijkheid. Zoolang het communistische of bolsjewisti sche gevaar bestaat in den boezem der natiën, zoolang het zich organiseert tot een staat in den Staat, zou men zeer verkeerd doen, zich te verhelen, dat een onvoorzichtige ontwapening, een idyllische ontwapening, wel verre een kern van den vrede, een vruchtbare kiem van econo mische wedergeboorte te zijn, voor altijd de deuren wijd zou kunnen openzetten voor een orkaan van de ergste sociale geweldenarijen, voor scherpe en eindelooze politieke kwestiën, voor onherstelbare economische verwoestingen. Het probleem, zoo besluit de „Osservatore Ro mano", kan niet worden opgelost tenzij in een geest van realisme. Men moet vertrouwen heb- kracht om de wegen, die "oor ons open liggen, ben; men moet bezield zijn met den wil en de te betreden zooals ze zijn. BAGDAD, 8 April (Reuter). In samenwerking met de Britsche luchtmacht is het Irakeesche leger thans doorgedrongen in het bergachtige gebied van sjeik Barzan, die zich opwerpt als onafhankelijk heerscher. Volgens een commu niqué van de regeering van Irak heeft het leger een aantal hoogten bezet, welke den weg bestrij ken. Twee officieren zijn gedood en een aantal manschappen gewond. Volgens nog niet be vestigde berichten zouden de opstandelingen 120 man verloren hebben. SEVILLA, 8 April (Reuter) In de kerk van Jen H. Julianus is een brand uitgebroken, die naar men meent door kwaadwilligen is aange stoken. Schilderijen van groote artistieke waarde zijn door het vuur vernield. Uit Santander wordt gemeld: dat na een ver gadering van katholieken zware botsingen plaats vonden met communisten en syndicalis ten, die op de de Inemers aan de vergadering -choten. Acht personen werden gewond, waar onder een zwaar. De politie slaagde er tenslotte in de orde te herstellen. LEIPZIG, 8 April. Het proces tegen luitenant Scheringer, die van de nationaal-socialistische partij tot de communisten is overgegaan, trekt groote belangstelling. Scheringer heeft op 18 Maart 1931 tijdens zijn vestingstraf aan de communistische Rijksdagfractie een verklaring gezonden onder den titel „Luitenant Scheringer verklaart zich voor het Roode Front". Met deze verklaring, zoo betoogt Scheringer, wilde hij zich tot zijn kameraden wenden om hun duidelijk te maken dat de weg der bevrijding slechts ging via de opruiming van het kapitalistische roof- systeem. Daarmede bedoelde hij zijn kameraden uit de nationaal-socialistische S.A.'s en niet de Rijksweer. Op de vraag van den president, of hij burgeroorlog wilde, antwoordde Scheringer dat hij dezen niet wilde, doch dat hij onvermijdelijk was. Er werden voorts verschillende publicaties en brieven, aie Scheringer tijdens zijn arrestatie en hechtenis had geschreven, door de rechtbank behandeld. Scheringer's verdediger, de advocaat Obuch, stelde vervolgens voor, Scheringer on middellijk op vrije voeten te stellen, omdat het verhoor van beklaagde was beëindigd en er geen verdenking tegen hem kon bestaan, dat. hij zou willen vluchten. De procureur, dr. Parisius, wei gerde dit, aangezien Scheringer onder ernstige verdenking stond, en omdat de ervaring had ge leerd, dat in dergelijke gevallen de K.P.D. reeds dikwijls over valsche paspoorten bleek te be. schikken, waarmee zij hun geestverwanten over de Russische grens wisten te helpen. De uitgever van het tijdschrift „Friederikus" schildert in zijn blad de pogingen van de leiders der nationale oppositie om den ex-kroonprins tot gemeenschappelijk candidaat voor de tweede ronde der presidentsverkiezing uit te roepen. Een leider van de nationaal-socialistische pro paganda, een lid van de Stahlhelm en een na tionalistische persoonlijkheid, die echter buiten de partijen stond, hadden zich volgens genoemd periodiek vereenigd ten einde de zaak aan het rollen te brengen. Terwijl de een in zijn in het Westen van het rijk gelegen woonplaats bleef en de telefoon niet uit het oog verloor, begaven zich de nat.-socia- listische propagandist en de Stahlhelmman naar den ex-kroonprins om dezen mede te deelen, dat een groot deel des volks hem verzocht zich als gemeenschappelijk candidaat ter beschikking van de nationale oppositie te stellen. Na een langdurige gedachtenwisseling toonde de ex-kroonprins zich bereid, aan den wil van het volk, wanneer het hem als Rijkspresident wenschte, gehoor te geven. Voorwaarde was ech ter, dat de ex-keizer niet op grond van de huis- wet der Hohenzollem zijn zoon het aanvaarden vah eèn candidatuur zou verbieden. Hitler, die door den nat.-socialistischen propaganda-leider van het besluit van den ex-kroonprins in kennis was gesteld, had zich daarop bereid verklaard hem op het schild te verheffen. Den derden, in het Westen van het rijk wonenden man werd vervolgens opgedragen, zich naar Doorn te be geven om den ex-keizer de zaak voor te leggen. Hij moest echter uit Utrecht melden, dat deze met de candidatuur niet accoord ging. Daarop verklaarde ex-kroonprins Wilhelm, dat hij onder deze omstandigheden een candidatuur niet kon aanvaarden. Tot den laatsten dag van de indie ning der candidaten-Hjsten wachtte men nog, zooals „Friederikus" schrijft, of men te Doorn van zienswijze zou veranderen, doch dit ge beurde niet. Daarop verklaarde de ex-kroonprins dat hij bij de tweede verkiezingsronde op Hitier zou stemmen. Sedert eenigen tijd stelt Amerika pogingen in het werk om in Europa een afzet te vinden voor zijn enormen graanvoorraad. De voorzitter van de Grain Stabilisation Cor poration te Chicago, Milnors, heeft hiervoor een reis ondernomen naar onze oude wereld, waar hij vooreerst Duitschlapd aan het bewerken is. Hij zoekt de groote afnemers zijner maa. -hap- pij en haar vertegenwoordigers in Europa per soonlijk op. Zoo heeft hij ook een bezoek ge bracht aan den directeur van den Duitschen Graanhandel G. m. b. H. en heeft hij zich ook reeds vertoond op het departement voor Volks voeding te Berlijn. Milnors is van oordeel, dat Duitschland voor het resteerende deel van het ioopende graan- jaar nog een zekere behoefte heeft aan invoer van graan voor broodbereiding. In den loop der onderhandelingen is daarom ook gesproken over de mogelijkheden van verdere graanaan- koopen door Duitschland, doch tot een contract is het nog niet gekomen. Blykens een telegram uit Washington is er sprake van, dat Duitschland van den Federal Farmboard 10 tot 15 millioen schepel koren koopt. Eerst dient echter een regeling te worden gevonden voor een bevredigende credietver- leening. DJOKJAKARTA, 8 April. (Aneta.) De bevol king is verontrust door de hevige modder- bandjirs van de plaatselijke rivieren, waar door honderden huizen onder water worden gezet en vernield. Verscheidene duizenden In landers zijn gevlucht. De Regeering voorziet hen van voedsel. Een spoorwegbrug is gehee) en een andere brug gedeeltelijk verwoest. Dee len van deze bruggen werden door den mod derstroom 400 meter meegesleurd. De tele foon- en telegraafverbindingen zijn verbroken. In de Memorie van Antwoord op het Voor- loopig Verslag van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel tot dekking van het verlies van de Nederlandsche Bank geleden in het boekjaar 1 April 1931-31 Maart 1932 werdt ontleend: De minister van Financiën bespreekt de vraag, of de bank zich tijdig van haar pon- denbezit had moeten ontdoen. Hij herinnert dan aan de gedachtenwisseling, welke de Ne derlandsche Bank met de Bank of England gevoerd heeft, toen onrust omtrent de finan cieele positie van Engeland begon te heerschen. Een schriftelijke of mondelinge verklaring, dat De Nederlandsche Bank geen verlies op haar pondenbezit zou lijden, is daarbij door de Bank of England niet gegeven. De geruststellende verklaringen der Engel sche Bank, gepaard aan het feit dat de Bank of England, al verloor zij belangrijke bedragen goud, toch nog een aanzienlijken goudvoorraad, die op 21 September 1931 nog ruim 130 mil lioen bedroeg, te harer beschikking had, heb ben de directie van De Nederlandsche Bank er toe geleid, aan haar streven naar internatio nale samenwerking vast te houden en zich niet van haar pondenbezit te ontdoen. Sedert dien is gebleken, dat de Bank of England zich op het standpunt plaatst, dat het loslaten van den gouden standaard een maat regel is, die voor de uitsluitende verantwoor ding komt van de Engelsche Regeering en voorts dat tegenover den zooeven bedoelden goudvoorraad van ruim 130 millioen pond ge steld moeten worden de leeningen, die door de Engelsche Regeering en de Bank of England ter ondersteuning van het pond werden op genomen. Ongegronde geruchten. .Allerlei geruchten", als waarvan het Voor- loopig Verslag er een enkel noemt, missen iede ren grond. Een gerucht b.v., als waarvan in het Vcorlcopig Verslag sprake is, dat de Bank of England door officieele tusschenkomst zou getracht hebben een schriftelijk stuk terug te krijgen, was tot dusver tot de Regeering in het geheel niet doorgedrongen. Het contract met Ned.-Indië. Dat het aanhangige ontwe niet zou kun nen worden behandeld los van het contract tusschen de Bank en Nederlandsch-Indië, be rust op een vergissing. Al staat de juiste grootte van het verlies, dat de Nederlandsche Bank zal blijken geleden te hebben, nog niet vast, zoo kan niettemin omtrent de wijze van dek king van het verlies reeds nu een beslissing ge nomen worden. Overigens kan worden mede gedeeld, dat het ontwerp, hetwelk de vereisch- te reg.ling treft omtrent de overeenkomst tus schen de Bank en Nederlandsch-Indië, reeds met een gunstig advies van den Volksraad is terug ont.angen en eerlang bij de Tweede Ka mer zal worden ingediend. Het bedrag aan ponden bij de Bank. Het bedrag aan ponden, dat de Bank in haar bezit had buiten het voor Nederlandsch- Indië gereserveerde bedrag van 7.839.000 pond, bestaat uit de 425.000 pond, in het Voorloopig Verslag genoemd en waaromtrent de aldaar bedoelde beslissing nog niet gevallen is, en 2.496.795 pond, welke successievelijk tegen ge middeld 9.55 gerealiseerd zijn, zoodat daar op een verlies geleden is van rond 6.385.000. De Koninklijke Commissaris. De Koninklijke Commissaris der Bank heeft geen zelfstandige bevoegdheid tegenover het bankbestuur, in dien zin, dat het door dat be stuur gevoerde beleid in eenig opzicht aan zijn goedkeuring zou zijn onderworpen om dat het te voeren beheer onder zijn contröle zou staan. De goudwisselpolitiek losgelaten. Nadat de 21ste September het rotsvaste ver trouwen in het Engelsche pond had beschaamd, heeft algemeen de meening post gevat, dat de goudwisselpolitiek voor den eersten tijd moest worden losgelaten. Bij de Nederlandsche Bank heeft dit er met name toe geleid, dat de dol larwissels aanstonds in goud werden omgezet. Hoezeer trouwens het besef levendig was, dat een circulatiebank niet in een speculatieve po sitie mag verkeeren, blijkt wel uit het ter stond genomen besluit, de gedeprecieerde pon denwissels niet op hoop van zegen aan te hou den, maar tegen den koers van den dag te verkoopen en dus aanstonds „verlies te ne men". Ontkend wordt, dat de goudwisselpolitiek, zooals die in het laatste decennium gevoerd is, uitsluitend gericht is geweest op het behalen van zoo groot mogelijke winsten. Voor het denkbeeld, de personen, die in de jaren van voorspoed groote inkomsten uit de Bank hebben genoten, te laten meedragen in het verlies, is geen rechtsgrond aanwezig. Ten onrechte wordt door 'n aantal leden on dersteld, dat de bedoeling van het wetsontwerp zou zijn, dat de Staat het geleden verlies voor zijn rekening zou nemen. De bepaling van arti kel 1, welke tot die onderstelling aanleiding schijnt gegeven te hebben, heeft geen andere strekking dan de Bank in staat te stellen, te genover het saldo-verlies een actiefpost in hare balans op te nemen, welke dat saldo-verlies compenseert. Rente wordt over de schuldvor dering niet betaald en de aflossing geschiedt niet, als gebruikelijk, door den debiteur maar door den crediteur, d.w.z. uit de winsten der Bank. Ten einde een en ander, mede naar aan leiding van wat in het Voorloopig Verslag bij artikel 1 wordt opgemerkt, nog duidelijker te doen uitkomen, wordt het betreffende artikel bij een Nota van Wijziging nog eenigszins aan gevuld. Het verlies van de Nederlandsche Bank zal door niemand anders gedragen worden dan door de deelgerechtigden in de Nederlandsche Bank, waartoe ook de Staat behoort. Zij zullen dat verlies dragen door winstderving geduren de een reeks van jaren. De tijdelijke winstverdeeling. Omtrent de tijdelijke winstverdeeling, in arti kel 2 ontworpen, ordt opgemerkt: Ten einde den druk van het verlies niet on evenredig op de eerste jaren te leggen, zoodat Staat en aandeelhouders gedurende een aantal jaren niets zouden krijgen, is een stelsel van geleidelijke afschrijving van het verlies aange nomen. De meest voor de hand liggende rege ling daarvan is, te bepalen, dat de helft van de jaarlijksche winst voor afschrijving va» het verlies gebezigd wordt en de andere helft ter verdeeling beschikbaar wordt gesteld. Deze eerste helft zal minstens 1 millioen (voorzoo ver die winst er is) moeten bedragen en de tweede helft wordt aan een maximum gebon den; wat daarboven verdiend wordt, wordt weer ter afschrijving van het verlies besteed. Winstverdeeling tusschen Staat en aandeelhouders. Hoe moet nu de winstverdeeling tusschen Staat en aandeelhouders zijn van de hun ge zamenlijk toekomende „tweede helft"? Het eenvoudigst ware geweest, hiervoor de bestaande winstverdeeling van het geldende octrooi (behoudens dan een te stellen maxi mum) te handhaven. Maar dit ware voor den Staat zeer onvoordeelig geweest, aangezien de aandeelhouders 3% pet van het kapitaal ont vangen,-vóórdat aan den Staat iets ten goede komt. Werd dus in eenig jaar b.v. 1J4 mil lioen winst gemaakt, dan zouden, na de af schrijving van 1 millioen op het verlies, de aandeelhouders alles ontvangen en de Staat niets. Bij een winst van 2 millioen zouden, na dezelfde afschrijving op het verlies, de aan deelhouders beginnen met rond 7 ton te ont vangen en daarna van de resteerende 3 ton nog ongeveer een vierde gedeelte, terwijl slechts de resteerende driekwart van 3 ton aan den Staat zou toekomen. Ook bij een winst van 3 of van 4 millioen zou de bate voor de aandeelhouders nog boven die voor den Staat uitgaan. Daarom is gezocht naar een tijdelijke afwij king van die verdeeling, en hierbij als de meest normale oplossing gevonden een gelijk op dee len van de beschikbare winst door den Staat en de aandeelhouders. Daar, zooals in de Me morie van Toelichting is uiteengezet, de boven 4 millioen uitgaande winst uitsluitend aan de verdere afschrijving op het verlies ten goede zal komen, is deze tijdelijke regeling onder alle omstandigheden voordeeliger voor den Staat, dan wanneer het beschikbare gedeelte van de winst naar de regelen van het bestaande oc trooi tusschen Staat en aandeelhouders ware verdeeld geworden. Het octrooi opgezegd. Door eventueele opzegging eindigt het oc trooi na verloop van vijf jaren. Die vijf Jaren gaan in op den eerstverschijnenden eersten April na den dag der opzegging. Tot kort geleden bestond geen aanleiding ge bruik te maken van het recht tot opzegging. De sinds 21 September ingetreden omstandig heden hebben hierin wijziging gebracht, en vóór 1 April van dit jaar is dan ook door de Kroon het octrooi opgezegd. Dit be teekent dus, dat te zijner tijd over de verlenging van het octrooi en de voorwaarden waaronder dit ge schieden zal, overleg zal moeten worden ge pleegd. Indien op dat oogenblik het pondenver lies nog niet ten volle zal zijn afgeschreven en alzoo de tijdelijke winstverdeeling nog in wer king zal zijn, zal met deze situatie bij de te voeren onderhandelingen uiteraard rekening zijn te houden. De aansprakelijkheid van Engeland. De vraag, of het niet billijk zou zijn het land, dat zijn valuta heeft gedeprecieerd, aansprake lijk te stellen voor de dientengevolge door an deren geleden schade, is van verre strekking, te meer daar sinds 1914 alle landen van Europa, buiten Zwitserland en Nederland, onder deze aansprakelijkheid zouden vallen. Wellicht dat de Volkenbond in een later stadium aangele genheden als deze onder de oogen zal zien. De Tweede-Kamerleden A N. Fleskens en C. M. J. F. Goseling hebben een aantal amendementen voorgesteld op het wetsvoorstel- Ebels inzake bijzondere maatregelen ten aanzien van Ioopende pachtovereenkomsten. Het eerste amendement strekt om den beoog den crisismaatregel niet te beperken tot vóór 1 Januari 1932 aangegane overeenkomsten. Het tweede strekt om te bepalen, dat voor het indienen van een verzoek om ontheffing als uiterste tijdstip geldt de dag waarop een termijn vervalt. Een volgend amendement beoogt zooveel mo gelijk te waarborgen, dat tijdens de geheele be handeling, ook voor den kantonrechter, rekening wordt gehouden met de rechten en verplichtin gen van derden, die niet partij zijn bij de pacht overeenkomst, en een ander amendement be doelt een tot stand komende regeling ook voor andere betrokkenen dan verpachter en pachter bindend te doen zijn. Weder een ander amende ment stelt de werking van de ontheffing ten aanzien van anderen dan verpachter en pachter buiten twijfel voorzoover zij bij de betaling van den pachtprijs zijn betrokken. Tenslotte wordt door hen voorgesteld, aan het slot een artikel 12 toe te voegen luidende: „Zoodra de heerschende buitengewone tijds omstandigheden hebben opgehouden te bestaan, doch in ieder geval vóór 1 Januari 1936, zal aan de Staten-Generaal een voorstel van wet wor den gedaan, waarbij de intrekking van deze wet, zoomede de overgang tot den normalen toestand wordt geregeld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 13