Valsche Van Goghs
Gadame Hanau
weer ingerekend
1
AANVAL OP DEN
DOLLAR
De Ex-Kroonprins
Amerika's graan
Proces Scheringer
!G °£Weldige brand
»Ik kan toch niets aan het
schandaal doen
De danser Wacker
TE MUNCHEN
Eerste Hulp voor
82 personen
|MS
VERDERFELIJK
„SPEELGOED"
Partij narcotica aangehaald
Door valsche berichten
MENSCH EN DIPLOMAAT
Om een Airedale-terrier
Wapens en Ontwapening"
GEVECHTEN IN IRAK'S
BERGEN
Tegen opstandigen sjeik
KERK IN BRAND
TE SEVILLA
Opzet in het spel
De luitenant niet op
vrije voeten
Hitler had toegestemd
Pondenverlies Ned1 Bank
Verkoop-op-crediet aan
Duitschland?
MODDERBANDJIR
OP JAVA
PACHTOVEREENKOMSTEN
Aantal amendementen
ENTHOUSIASTE BEGROETING VAN MUSSOLINI
Mussolini heeft een bezoek gebracht aan de werkzaamheden van het
droogleggen van het moeras Paludi Poutine. De begroeting bij de
aankomst van den Duce.
„Een zedelijk probleem
op te lossen in een geest
van realisme"
Zijn vader te Doorn bracht hem
af van zijn voornemen, tegen-
candidaat van Hinden
burg te worden
DE GOUDWISSELPOLITIEK
Duizenden vluchtelingen
De Staat houdt zich erbuiten
Het wetsvoorstel-Ebels
GEZELLIG ROND HET VUUR IN DEN HAARD
Deze week is een aalmoezenierscursus voor R.K. Verkenners
Limburg gegeven in het Missiehuis Aldenghoor te Haelen
ui
Ben
En nu durven de menschen nog te beweren,
dat er geen belangstelling meer is voor de
Geldende kunst! In dichte drommen trokken
kunstmenschen reeds in den vroegen mor-
naar Moabit. In ieder geval is er dan
t°ch groote belangstelling voor „valsche
kunst". Het is toch wat. Drie en half jaar ge
leden begon het schandaal met de valsche Van
^°ghs. Eindelijk is de dag van de gerechts
zitting aangebroken. De „Schwurgenchtssaal"
Propvol met kunstvrienden en kunstkenners.
het midden van de belangstelling staan de
beef van Vincent en De la Faille en de overige
B°Uanders.
Ee aangeklaagde kunsthandelaar Wacker
tortelt de naïeve geschiedenis van den promi-
benten Rus, die in Zwitserland leefde en al-
^uur een schat van dertig van Goghs behoed-
to- De voorzitter tracht met vriendelijke woor-
ton den man te bewegen toch den naam van
toen rus te noemen. Dan zou hij toch op slag
®erehabiliteerd zijn. Edoch, Wacker zwijgt. Men
■igt den indruk, dat men hier te doen heeft
toet de wereldbekende procesfiguur, den „groote
0tlbekende", overgedragen op kunstgebied.
Midden in het museum van zijn van Goghs
he beklaagde op zijn bankje. Hij spreeki
tocht en onzeker. Hij loopt ge/aar alle proces-
''eelnemers tegen zich in te nemen door den
&ard van zijn spreken. Hij zegt zijn woorden
toet pijnlijke verwaarloozing onscherp en toon-
°os. Hij „nuschelt", zooals de Berlijner zegt
etl getroost zich veel moeite met hem ver
bant hem, luid te spreken, zet hem dan eens
ler, dan daar. Maar hij blijft onverstoorbaar
^verstaanbaar. Bij zijn uitlatingen zet hij een
tokken hoornbril op zijn neus, maar ook dit
crhoogt niet de duidelijkheid van zijn uit
stoken.
hacker is drie en dertig jaar oud, maar ziet
tr Uit als een jongeling, eigenlijk als een bleek-
tochtig meisje. Zijn vader leeft als schilder in
er°h bij Potsdam. Een zijner broers schildert
Düsseldorf en heeft als restaurateur der
touche doeken zijn schilderende hand in hei
Spel gehad. Ook een zuster hanteert het
Senseel. Hij zelf handelde als vijftienjarige
toeds met kunst. Daartusschen of daarnaast
rad hij op als kunstdanser. Danste hij goed
Df valsch? Hij zelf beweert, dat hij gevoelig
to-bste en dat een schitterende loopbaan als
to-hser voor hem openlag
De voorzitter: „Gelooft u niet, beklaagde,
tot deze Van Gogh-affaire in Rusland bekend
is geworden? Gelooft u, dat er veel menschen
«to, die dertig Van Goghs bezitten? Gelooft
toet, dat men in Rusland al lang zou weten
0,11 .jjrien het gaat?"
herdachte: „Als men het weet, dan toch niet
°°r mijn schuld. Ik kan niets aan het schan-
Öaa' doen".
voorzitter: „Zeker. In ieder geval is het
V°°r de Russen hetzelfde, of u den Rus noemt
Met. Maar voor u is het van het hoogste
Zwicht."
^todachte: „Als ik niet zou denken, dat de
°egere bezitter bona fide had gehandeld.
cO\i ii,
'K zijn naam noemen."
at doet deze merkwaardige verdachte
^ettiijk? Hij danst het gerecht iets voor. Het
to internationaal bekende en in zekere om-
Udigheden zeer verkieslijke eierendans. Het
v°tot er op aan, dat geen ei breekt. Of
erdachte dit gelukken zal, zal het vonnis
toeren.
stowt^IJS' APril- Madama Hanau, de om haar
toeei d beruchte figuur in de Fransche finan-
Zij wereld, is weer eens gevangen genomen,
«torn dt beschuldigd van diefstal van een do-
of medeplichtigheid daaraan.
Eon. >?00r baar geredigeerde blad „Journal de
VroeeS dat een voortzetting is van haar
CeeJfere krant de „Gazette du Franc", publi-
trefj n-i- vandaag een politierapport be-
Mart6llde de financieele handelingen van
jUtoe Hanau.
tosten raPport, dat bestemd was voor den mi-
heifj.rVah Financiën, Flandin, schijnt óp ge-
het 5 tonige wijze het dossier op het bureau van
lateft treffende departement te hebben ver-
.Journal de Forces" is in beslag genomen.
bet, "CHEN, 8 April (W.B.) In den afgeloo-
Sch bacht is brand uitgebroken in de z.g.
Vro „nenhalle-
^haJlfieger diende dit gebouw voor markthalle,
tou „f. Was er de opslagplaats van een expedl.
Het 8evestigd.
heep greep met groote snelheid om zich
Ceeien 068 over °P enkele belendende per-
^togswpvt61! brandweer nam aan het blus-
8etokte h deel en na twee uur hard werken
De ^en brand te beperken,
hechte annenhalle is geheel uitgebrand,
Do VlTren staan nog.
WaaronH! ^ige dien£t moest 82 Personen,
*Cenen bran<ïweerlieden eerste hulp ver.
*°0verrfiei?.L,'Om negen uur was de brand in
*bkken „1 uscht, dat de brandweer kon in-
nog slechts een wacht achterbleef.
NEW-YORK, 8 April. Douane-ambtenaren
hebben aan boord van het Fransche passagiers
schip „lie de France", waarmede staatssecreta
ris Stimson heden naar Europa is vertrokken,
een partij cocaïne, morphin heroïne en andere
narcotica, te zamen wegende 2400 K.G. in be
slag genomen. De verdoovende middelen waren
trekken.
gedeclareerd als speelgoed. Zij hebben een
waarde "an 1 millioen dollar. In verband iet
deze zaak is een man gearresteerc die op het
punt stond per trein naar Montreal te ver-
PARIJS, 8 April. (V. D.) De koers van den
dollar daalde gisteren te Parijs tot 2532 francs
of beneden het laagste goudpunt, dat in het af-
geloopen jaar bereikt werd. Het dagblad
„L'Ordre", dat in handen is van de Fransche
staal-industrieelen, bevatte gisteren een bericht
dat een der grootste Amerikaansche banken
haar betalingen had gestaakt. Het bericht was
volkomen gefingeerd en het Parijsche filiaal
van de betrokken bank heeft terstond een be
roep gedaan op de Amerikaansche ambassade
te Parijs, welke bij minister-president Tardieu
geprotesteerd heeft tegen deze berichtgeving.
Een aantal andere bladen publiceerden berich
ten, dat drie New Yorksche banken zich in
moeilijkheden zouden bevinden. In Amerikaan
sche kringen te Parijs beschouwt men deze be
richten als een georganiseerden aanval op de
positie van den dollar.
In bankierskringen te New York beschouwt
men de aanvallen, die in de laatste dagen op
de positie van den dollar worden gedaan, ais
operaties van een machtige groep internatio
nale speculanten, die bezig zouden zijn uit zui
ver egoïstische motieven pogingen in het werk
te stellen om de Vereenigde Staten er toe te
brengen, den gouden standaard op te geven.
Als gevolg van dezen aanval zullen zeven mil
lioen dollar aan goud heden voor export be
schikbaar gesteld worden. De Fransche franc
is gestegen tot een peii, waarop het voordeelig
kan zijn, dollars te koopen en de goudvoorraad,
die voor export beschikbaar is zal zoo spoedig
mogelijk naar Europa verscheept worden.
Door de Engelsche d.plomcHMcue wereld is
dezer dagen een sensatie gegaan. Deze gold
.iet merkwaardige optreden van den Britschen
gezant O'Reilly in d- - fdstad van Venezuela.
Een tragi-comedie, die verdient aan de ver
getelheid te worden ontrukt.
O'Reilly was tot voor enkele dagen gezant
van Engeland in Venezuela, een man die zeer
gewaardeerd werd zoowel door de Home-office
als door den Minister-president. Een persoon
van gewicht.... een man van toekomst....
Ieder internationaalpoliticus zag in O'Reilly
den man, die bij het Ministerie van Buiten-
landsche Zaken in Engeland in reserve stond
en met wien men op een goeden dag rekening
moest houden.
Dat was O'Reilly, de man der groote poli
tiekdie eens zijn gewicht zou leggen in
de balans van het wereldgebeurende man
van stand en zelfbeheersching de man der
politiek zonder zichtbare menschelijke zwak
heid.
Er was echter ook een andere O'Reilly, een
O'Reilly met een warm hart en een heftig
temperament en die heeft in de laatste dagen
iets gedaan, dat als een vuistslag op de hooge
traditie der diplomatiek beschouwd wordt.
O'Reilly vond op zekeren dag zijn geliefden
vierbeenigen kameraad, den jongen Airedale
dood in een straat van CaracasVergiftigd
Op bevel van den gezondheidsdienst in
Venezuela, die uit vrees voor een epidemie van
hondsdolheid iederen hond van Caracas ter
dood veroordeeld had.
Men weet niet, wat O'Reilly gevoelde toen
hij zijn hond zoo vinden moest.Men weet
alleen door ooggetuigen dat zich plotse
ling een man met strak en bleek gezicht door
iet gewoel der hoofdstraat van Caracas drong
en dat die man onder den linkerarm het ver
stijfde lijk van een jongen hond drceg.. Men
weet alleen dat de™ man het kleine hondenlijk
voorzichtig op de treden van het gebouw van
den gezondheidsdienst legde en een visitekaar
tje achter den halsband stak. Men weet dat
deze man nog eenmaal het kopje van den
dooden hond streelde en dan star en mecha
nisch als een automaat onder de menigte ver
dween. Deze man was de welbekende Britsche
gezant in Venezuela.
Het lijk van dqn hond, benevens het visite
kaartje werden gebracht bij den Minister voor
volkswelvaart, onder wien ook de gezondheids
dienst ressorteerde en die ook het bevel tot
uitroeiing van alle honden gegeven had. Het
/„sitekaartje droeg den naam van den Brit
schen gezant en met de hand geschreven de
'aconieke opmerking: „Ziehier uw werk!"
Iedereen die een hart bezit, zal den Engel-
.chen gezant heel gced kunnen begrijpen. In
de internationale diplomatie noemt men zoo
iets echter een „ongehoord politiek affront" en
daarom eischte Venezuela door zijn Minister
voor openbaar welzijn, in de scherpste be
woordingen een verklaring van Mr. W. E. G.
O'Reilly.
O'Reilly gaf deze verklaring. Ook deze kan
geen diplomatieke genoemd worden. Hij zei
namelijk kort en bondig.' „De dwaze vergifti
ging van onschuldige dieren is een cultuur
volk onwaardig. Een volk van beschaving doet
zoo iets niet".
Het gevolg van dit dapper en openhartig
woord is duidelijk. Telegramwisseling tusschen
Caracas en Londen., directe terugroeping van
O'Reilly.
Hij is thans voor goed uit 's lands dienst
ontslagen. Hij heeft zijn groote carrière bedor
ven, maar hij heeft ook voorgoed de harten van
alle dierenvrienden der wereld voor zich ge
wonnen.
f»
Onder dezen titel geeft de „Osservatore Ro
mano" van Woensdag 1.1. een belangrijk artikel
ten gunste van de vermindering der bewape
ningen, mits die vermindering geschiede zon
der de rechtmatige behoeften van de verdedi
ging der natiën in gevaar te brengen.
De ontwapening is, in haar wezen beschouwd,
een zedelijk probleem. Dit probleem kan wor
den opgelost: maar, zegt de „Osservatore", op
een zoo uitgebreid en verwikkeld gebied moet
men zich in acht nemen tegen droomerijen,
theorieën, die, hoewel onberispelijk in zich-zel-
ve, te hoog uitgaan boven de hindernissen der
werkelijkheid.
Zoolang het communistische of bolsjewisti
sche gevaar bestaat in den boezem der natiën,
zoolang het zich organiseert tot een staat in
den Staat, zou men zeer verkeerd doen, zich te
verhelen, dat een onvoorzichtige ontwapening,
een idyllische ontwapening, wel verre een kern
van den vrede, een vruchtbare kiem van econo
mische wedergeboorte te zijn, voor altijd de
deuren wijd zou kunnen openzetten voor een
orkaan van de ergste sociale geweldenarijen,
voor scherpe en eindelooze politieke kwestiën,
voor onherstelbare economische verwoestingen.
Het probleem, zoo besluit de „Osservatore Ro
mano", kan niet worden opgelost tenzij in een
geest van realisme. Men moet vertrouwen heb-
kracht om de wegen, die "oor ons open liggen,
ben; men moet bezield zijn met den wil en de
te betreden zooals ze zijn.
BAGDAD, 8 April (Reuter). In samenwerking
met de Britsche luchtmacht is het Irakeesche
leger thans doorgedrongen in het bergachtige
gebied van sjeik Barzan, die zich opwerpt als
onafhankelijk heerscher. Volgens een commu
niqué van de regeering van Irak heeft het leger
een aantal hoogten bezet, welke den weg bestrij
ken. Twee officieren zijn gedood en een aantal
manschappen gewond. Volgens nog niet be
vestigde berichten zouden de opstandelingen 120
man verloren hebben.
SEVILLA, 8 April (Reuter) In de kerk van
Jen H. Julianus is een brand uitgebroken, die
naar men meent door kwaadwilligen is aange
stoken. Schilderijen van groote artistieke
waarde zijn door het vuur vernield.
Uit Santander wordt gemeld: dat na een ver
gadering van katholieken zware botsingen
plaats vonden met communisten en syndicalis
ten, die op de de Inemers aan de vergadering
-choten. Acht personen werden gewond, waar
onder een zwaar. De politie slaagde er tenslotte
in de orde te herstellen.
LEIPZIG, 8 April. Het proces tegen luitenant
Scheringer, die van de nationaal-socialistische
partij tot de communisten is overgegaan, trekt
groote belangstelling. Scheringer heeft op
18 Maart 1931 tijdens zijn vestingstraf aan de
communistische Rijksdagfractie een verklaring
gezonden onder den titel „Luitenant Scheringer
verklaart zich voor het Roode Front". Met deze
verklaring, zoo betoogt Scheringer, wilde hij zich
tot zijn kameraden wenden om hun duidelijk te
maken dat de weg der bevrijding slechts ging
via de opruiming van het kapitalistische roof-
systeem. Daarmede bedoelde hij zijn kameraden
uit de nationaal-socialistische S.A.'s en niet de
Rijksweer. Op de vraag van den president, of hij
burgeroorlog wilde, antwoordde Scheringer dat
hij dezen niet wilde, doch dat hij onvermijdelijk
was. Er werden voorts verschillende publicaties
en brieven, aie Scheringer tijdens zijn arrestatie
en hechtenis had geschreven, door de rechtbank
behandeld. Scheringer's verdediger, de advocaat
Obuch, stelde vervolgens voor, Scheringer on
middellijk op vrije voeten te stellen, omdat het
verhoor van beklaagde was beëindigd en er geen
verdenking tegen hem kon bestaan, dat. hij zou
willen vluchten. De procureur, dr. Parisius, wei
gerde dit, aangezien Scheringer onder ernstige
verdenking stond, en omdat de ervaring had ge
leerd, dat in dergelijke gevallen de K.P.D. reeds
dikwijls over valsche paspoorten bleek te be.
schikken, waarmee zij hun geestverwanten over
de Russische grens wisten te helpen.
De uitgever van het tijdschrift „Friederikus"
schildert in zijn blad de pogingen van de leiders
der nationale oppositie om den ex-kroonprins
tot gemeenschappelijk candidaat voor de tweede
ronde der presidentsverkiezing uit te roepen.
Een leider van de nationaal-socialistische pro
paganda, een lid van de Stahlhelm en een na
tionalistische persoonlijkheid, die echter buiten
de partijen stond, hadden zich volgens genoemd
periodiek vereenigd ten einde de zaak aan het
rollen te brengen.
Terwijl de een in zijn in het Westen van het
rijk gelegen woonplaats bleef en de telefoon niet
uit het oog verloor, begaven zich de nat.-socia-
listische propagandist en de Stahlhelmman naar
den ex-kroonprins om dezen mede te deelen, dat
een groot deel des volks hem verzocht zich als
gemeenschappelijk candidaat ter beschikking van
de nationale oppositie te stellen.
Na een langdurige gedachtenwisseling toonde
de ex-kroonprins zich bereid, aan den wil van
het volk, wanneer het hem als Rijkspresident
wenschte, gehoor te geven. Voorwaarde was ech
ter, dat de ex-keizer niet op grond van de huis-
wet der Hohenzollem zijn zoon het aanvaarden
vah eèn candidatuur zou verbieden. Hitler, die
door den nat.-socialistischen propaganda-leider
van het besluit van den ex-kroonprins in kennis
was gesteld, had zich daarop bereid verklaard
hem op het schild te verheffen. Den derden, in
het Westen van het rijk wonenden man werd
vervolgens opgedragen, zich naar Doorn te be
geven om den ex-keizer de zaak voor te leggen.
Hij moest echter uit Utrecht melden, dat deze
met de candidatuur niet accoord ging. Daarop
verklaarde ex-kroonprins Wilhelm, dat hij onder
deze omstandigheden een candidatuur niet kon
aanvaarden. Tot den laatsten dag van de indie
ning der candidaten-Hjsten wachtte men nog,
zooals „Friederikus" schrijft, of men te Doorn
van zienswijze zou veranderen, doch dit ge
beurde niet. Daarop verklaarde de ex-kroonprins
dat hij bij de tweede verkiezingsronde op Hitier
zou stemmen.
Sedert eenigen tijd stelt Amerika pogingen in
het werk om in Europa een afzet te vinden
voor zijn enormen graanvoorraad.
De voorzitter van de Grain Stabilisation Cor
poration te Chicago, Milnors, heeft hiervoor een
reis ondernomen naar onze oude wereld, waar
hij vooreerst Duitschlapd aan het bewerken is.
Hij zoekt de groote afnemers zijner maa. -hap-
pij en haar vertegenwoordigers in Europa per
soonlijk op. Zoo heeft hij ook een bezoek ge
bracht aan den directeur van den Duitschen
Graanhandel G. m. b. H. en heeft hij zich ook
reeds vertoond op het departement voor Volks
voeding te Berlijn.
Milnors is van oordeel, dat Duitschland voor
het resteerende deel van het ioopende graan-
jaar nog een zekere behoefte heeft aan invoer
van graan voor broodbereiding. In den loop der
onderhandelingen is daarom ook gesproken
over de mogelijkheden van verdere graanaan-
koopen door Duitschland, doch tot een contract
is het nog niet gekomen.
Blykens een telegram uit Washington is er
sprake van, dat Duitschland van den Federal
Farmboard 10 tot 15 millioen schepel koren
koopt. Eerst dient echter een regeling te worden
gevonden voor een bevredigende credietver-
leening.
DJOKJAKARTA, 8 April. (Aneta.) De bevol
king is verontrust door de hevige modder-
bandjirs van de plaatselijke rivieren, waar
door honderden huizen onder water worden
gezet en vernield. Verscheidene duizenden In
landers zijn gevlucht. De Regeering voorziet
hen van voedsel. Een spoorwegbrug is gehee)
en een andere brug gedeeltelijk verwoest. Dee
len van deze bruggen werden door den mod
derstroom 400 meter meegesleurd. De tele
foon- en telegraafverbindingen zijn verbroken.
In de Memorie van Antwoord op het Voor-
loopig Verslag van de Tweede Kamer over het
wetsvoorstel tot dekking van het verlies van de
Nederlandsche Bank geleden in het boekjaar
1 April 1931-31 Maart 1932 werdt ontleend:
De minister van Financiën bespreekt de
vraag, of de bank zich tijdig van haar pon-
denbezit had moeten ontdoen. Hij herinnert
dan aan de gedachtenwisseling, welke de Ne
derlandsche Bank met de Bank of England
gevoerd heeft, toen onrust omtrent de finan
cieele positie van Engeland begon te heerschen.
Een schriftelijke of mondelinge verklaring, dat
De Nederlandsche Bank geen verlies op haar
pondenbezit zou lijden, is daarbij door de Bank
of England niet gegeven.
De geruststellende verklaringen der Engel
sche Bank, gepaard aan het feit dat de Bank
of England, al verloor zij belangrijke bedragen
goud, toch nog een aanzienlijken goudvoorraad,
die op 21 September 1931 nog ruim 130 mil
lioen bedroeg, te harer beschikking had, heb
ben de directie van De Nederlandsche Bank er
toe geleid, aan haar streven naar internatio
nale samenwerking vast te houden en zich niet
van haar pondenbezit te ontdoen.
Sedert dien is gebleken, dat de Bank of
England zich op het standpunt plaatst, dat het
loslaten van den gouden standaard een maat
regel is, die voor de uitsluitende verantwoor
ding komt van de Engelsche Regeering en
voorts dat tegenover den zooeven bedoelden
goudvoorraad van ruim 130 millioen pond ge
steld moeten worden de leeningen, die door de
Engelsche Regeering en de Bank of England
ter ondersteuning van het pond werden op
genomen.
Ongegronde geruchten.
.Allerlei geruchten", als waarvan het Voor-
loopig Verslag er een enkel noemt, missen iede
ren grond. Een gerucht b.v., als waarvan in
het Vcorlcopig Verslag sprake is, dat de Bank
of England door officieele tusschenkomst zou
getracht hebben een schriftelijk stuk terug te
krijgen, was tot dusver tot de Regeering in het
geheel niet doorgedrongen.
Het contract met Ned.-Indië.
Dat het aanhangige ontwe niet zou kun
nen worden behandeld los van het contract
tusschen de Bank en Nederlandsch-Indië, be
rust op een vergissing. Al staat de juiste grootte
van het verlies, dat de Nederlandsche Bank
zal blijken geleden te hebben, nog niet vast,
zoo kan niettemin omtrent de wijze van dek
king van het verlies reeds nu een beslissing ge
nomen worden. Overigens kan worden mede
gedeeld, dat het ontwerp, hetwelk de vereisch-
te reg.ling treft omtrent de overeenkomst tus
schen de Bank en Nederlandsch-Indië, reeds
met een gunstig advies van den Volksraad is
terug ont.angen en eerlang bij de Tweede Ka
mer zal worden ingediend.
Het bedrag aan ponden bij de Bank.
Het bedrag aan ponden, dat de Bank in
haar bezit had buiten het voor Nederlandsch-
Indië gereserveerde bedrag van 7.839.000 pond,
bestaat uit de 425.000 pond, in het Voorloopig
Verslag genoemd en waaromtrent de aldaar
bedoelde beslissing nog niet gevallen is, en
2.496.795 pond, welke successievelijk tegen ge
middeld 9.55 gerealiseerd zijn, zoodat daar
op een verlies geleden is van rond 6.385.000.
De Koninklijke Commissaris.
De Koninklijke Commissaris der Bank heeft
geen zelfstandige bevoegdheid tegenover het
bankbestuur, in dien zin, dat het door dat be
stuur gevoerde beleid in eenig opzicht aan zijn
goedkeuring zou zijn onderworpen om dat het
te voeren beheer onder zijn contröle zou staan.
De goudwisselpolitiek losgelaten.
Nadat de 21ste September het rotsvaste ver
trouwen in het Engelsche pond had beschaamd,
heeft algemeen de meening post gevat, dat de
goudwisselpolitiek voor den eersten tijd moest
worden losgelaten. Bij de Nederlandsche Bank
heeft dit er met name toe geleid, dat de dol
larwissels aanstonds in goud werden omgezet.
Hoezeer trouwens het besef levendig was, dat
een circulatiebank niet in een speculatieve po
sitie mag verkeeren, blijkt wel uit het ter
stond genomen besluit, de gedeprecieerde pon
denwissels niet op hoop van zegen aan te hou
den, maar tegen den koers van den dag te
verkoopen en dus aanstonds „verlies te ne
men".
Ontkend wordt, dat de goudwisselpolitiek,
zooals die in het laatste decennium gevoerd is,
uitsluitend gericht is geweest op het behalen
van zoo groot mogelijke winsten.
Voor het denkbeeld, de personen, die in de
jaren van voorspoed groote inkomsten uit de
Bank hebben genoten, te laten meedragen in
het verlies, is geen rechtsgrond aanwezig.
Ten onrechte wordt door 'n aantal leden on
dersteld, dat de bedoeling van het wetsontwerp
zou zijn, dat de Staat het geleden verlies voor
zijn rekening zou nemen. De bepaling van arti
kel 1, welke tot die onderstelling aanleiding
schijnt gegeven te hebben, heeft geen andere
strekking dan de Bank in staat te stellen, te
genover het saldo-verlies een actiefpost in hare
balans op te nemen, welke dat saldo-verlies
compenseert. Rente wordt over de schuldvor
dering niet betaald en de aflossing geschiedt
niet, als gebruikelijk, door den debiteur maar
door den crediteur, d.w.z. uit de winsten der
Bank. Ten einde een en ander, mede naar aan
leiding van wat in het Voorloopig Verslag bij
artikel 1 wordt opgemerkt, nog duidelijker te
doen uitkomen, wordt het betreffende artikel
bij een Nota van Wijziging nog eenigszins aan
gevuld.
Het verlies van de Nederlandsche Bank zal
door niemand anders gedragen worden dan
door de deelgerechtigden in de Nederlandsche
Bank, waartoe ook de Staat behoort. Zij zullen
dat verlies dragen door winstderving geduren
de een reeks van jaren.
De tijdelijke winstverdeeling.
Omtrent de tijdelijke winstverdeeling, in arti
kel 2 ontworpen, ordt opgemerkt:
Ten einde den druk van het verlies niet on
evenredig op de eerste jaren te leggen, zoodat
Staat en aandeelhouders gedurende een aantal
jaren niets zouden krijgen, is een stelsel van
geleidelijke afschrijving van het verlies aange
nomen. De meest voor de hand liggende rege
ling daarvan is, te bepalen, dat de helft van
de jaarlijksche winst voor afschrijving va» het
verlies gebezigd wordt en de andere helft ter
verdeeling beschikbaar wordt gesteld. Deze
eerste helft zal minstens 1 millioen (voorzoo
ver die winst er is) moeten bedragen en de
tweede helft wordt aan een maximum gebon
den; wat daarboven verdiend wordt, wordt
weer ter afschrijving van het verlies besteed.
Winstverdeeling tusschen Staat en
aandeelhouders.
Hoe moet nu de winstverdeeling tusschen
Staat en aandeelhouders zijn van de hun ge
zamenlijk toekomende „tweede helft"?
Het eenvoudigst ware geweest, hiervoor de
bestaande winstverdeeling van het geldende
octrooi (behoudens dan een te stellen maxi
mum) te handhaven. Maar dit ware voor den
Staat zeer onvoordeelig geweest, aangezien de
aandeelhouders 3% pet van het kapitaal ont
vangen,-vóórdat aan den Staat iets ten goede
komt. Werd dus in eenig jaar b.v. 1J4 mil
lioen winst gemaakt, dan zouden, na de af
schrijving van 1 millioen op het verlies, de
aandeelhouders alles ontvangen en de Staat
niets. Bij een winst van 2 millioen zouden,
na dezelfde afschrijving op het verlies, de aan
deelhouders beginnen met rond 7 ton te ont
vangen en daarna van de resteerende 3 ton
nog ongeveer een vierde gedeelte, terwijl
slechts de resteerende driekwart van 3 ton aan
den Staat zou toekomen. Ook bij een winst
van 3 of van 4 millioen zou de bate voor
de aandeelhouders nog boven die voor den
Staat uitgaan.
Daarom is gezocht naar een tijdelijke afwij
king van die verdeeling, en hierbij als de meest
normale oplossing gevonden een gelijk op dee
len van de beschikbare winst door den Staat
en de aandeelhouders. Daar, zooals in de Me
morie van Toelichting is uiteengezet, de boven
4 millioen uitgaande winst uitsluitend aan de
verdere afschrijving op het verlies ten goede
zal komen, is deze tijdelijke regeling onder alle
omstandigheden voordeeliger voor den Staat,
dan wanneer het beschikbare gedeelte van de
winst naar de regelen van het bestaande oc
trooi tusschen Staat en aandeelhouders ware
verdeeld geworden.
Het octrooi opgezegd.
Door eventueele opzegging eindigt het oc
trooi na verloop van vijf jaren. Die vijf Jaren
gaan in op den eerstverschijnenden eersten
April na den dag der opzegging.
Tot kort geleden bestond geen aanleiding ge
bruik te maken van het recht tot opzegging.
De sinds 21 September ingetreden omstandig
heden hebben hierin wijziging gebracht, en
vóór 1 April van dit jaar is dan ook door de
Kroon het octrooi opgezegd. Dit be teekent dus,
dat te zijner tijd over de verlenging van het
octrooi en de voorwaarden waaronder dit ge
schieden zal, overleg zal moeten worden ge
pleegd. Indien op dat oogenblik het pondenver
lies nog niet ten volle zal zijn afgeschreven en
alzoo de tijdelijke winstverdeeling nog in wer
king zal zijn, zal met deze situatie bij de te
voeren onderhandelingen uiteraard rekening
zijn te houden.
De aansprakelijkheid van Engeland.
De vraag, of het niet billijk zou zijn het land,
dat zijn valuta heeft gedeprecieerd, aansprake
lijk te stellen voor de dientengevolge door an
deren geleden schade, is van verre strekking,
te meer daar sinds 1914 alle landen van Europa,
buiten Zwitserland en Nederland, onder deze
aansprakelijkheid zouden vallen. Wellicht dat
de Volkenbond in een later stadium aangele
genheden als deze onder de oogen zal zien.
De Tweede-Kamerleden A N. Fleskens en
C. M. J. F. Goseling hebben een aantal
amendementen voorgesteld op het wetsvoorstel-
Ebels inzake bijzondere maatregelen ten aanzien
van Ioopende pachtovereenkomsten.
Het eerste amendement strekt om den beoog
den crisismaatregel niet te beperken tot vóór
1 Januari 1932 aangegane overeenkomsten.
Het tweede strekt om te bepalen, dat voor het
indienen van een verzoek om ontheffing als
uiterste tijdstip geldt de dag waarop een termijn
vervalt.
Een volgend amendement beoogt zooveel mo
gelijk te waarborgen, dat tijdens de geheele be
handeling, ook voor den kantonrechter, rekening
wordt gehouden met de rechten en verplichtin
gen van derden, die niet partij zijn bij de pacht
overeenkomst, en een ander amendement be
doelt een tot stand komende regeling ook voor
andere betrokkenen dan verpachter en pachter
bindend te doen zijn. Weder een ander amende
ment stelt de werking van de ontheffing ten
aanzien van anderen dan verpachter en pachter
buiten twijfel voorzoover zij bij de betaling van
den pachtprijs zijn betrokken.
Tenslotte wordt door hen voorgesteld, aan het
slot een artikel 12 toe te voegen luidende:
„Zoodra de heerschende buitengewone tijds
omstandigheden hebben opgehouden te bestaan,
doch in ieder geval vóór 1 Januari 1936, zal aan
de Staten-Generaal een voorstel van wet wor
den gedaan, waarbij de intrekking van deze wet,
zoomede de overgang tot den normalen toestand
wordt geregeld.