mm
CHHEDENI;
ANGELEMOT DE FILMHELD
PRAATJE OVER KLEEDGELD
ZOMERHOEDEN
SPORTBLOUSE
VAN
VOOR MEISJES
JAAR
WAT ZULLEN
KOKEN
EEN GRAPPIG SLEUTELREKJE
KACHEL
BRANDEN
WILDE
GERED
a
Op verzoek.
- f
oioioioioioaoioioioioioioaoioioioioioiaiaaoiaioioioioioioaoioioioBOioioiaioioioioio
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
Wie altijd kort gehouden is, zal noodza
kelijk dolheden of minstens domheden
begaan, zoodra hij voor t eerst beschik
king heeft over eigen geld, waarvan hij
niemand verantwoording schuldig is. Wil
len we voorkomen, dat onze meisjes na
haar huwelijk koopziek worden of knoeien
met het huishoudgeld, dan moeten we ze
geleidelijk wennen aan een groeiende zelf
standigheid in geldzaken.
Ik ken verscheidene meisjes van diep in
de twintig, die thuis leven zonder eenige
betalende betrekking te vervullen en 2.50
per week zakgeld krijgen. Ze behoeven
daar niets van te doen dan taartjes eten
of iets dergelijks. Tramkaarten mogen ze
in rekening brengen. Om toilet-artikelen
mogen ze vragen. Postzegels mogen ze uit
moeders schrijfmap nemen en als ze den
orgelman iets gegeven hebben, krijgen ze
dat terug. Wanneer ze vinden, dat ze een
mantel, hoed, jurk of een paar schoenen
noodig hebben en moeder vindt dat óók,
dan gaat moeder met hen uit om ze te kie
zen, of om stof te koopen, die de naaister
dan verwerken mag voor moeders reke
ning. Want moeder betaalt zoowel de
naaister als de stof en de klaargekochte
stukken. Het spreekt van zelf, dat ze naar
moeders zin moeten zijn en dat bij ver
schil van meening moeders smaak zege
viert.
Meen niet, dat moeder beknibbelt op de
Hitgaven voor de meisjes. Ze koopt goede
dingen, dure dingen zelfs. Ze is alleen maar
'n kleine dertig jaar ouder dan haar doch
ters en kan er maar niet toe komen, iets
voor ze te koopen, dat ze zelf niet graag
zou opzetten of aantrekken. Tegen dat ze
aan een mode-nieuwtje voldoende gewend
is om t haar meisjes toe te staan, is 't er
juist mee afgeloopen. Jenny kreeg verle
den maand na lang zeuren een idioot pun
tig hoedje met struisveertje, juist toen alle
modebladen schreven, dat de korte struis-
veeren-rage was uitgewoed en dat de
scherpe puntjes boven 't rechteroog vieux-
jeu waren. Lientje snakt al een jaar naar
een garnituur van scheeve baret en ge
vlochten das ik ben er van overtuigd,
dat ze haar zullen geworden tegen dat 't
Duitsche meisje de hare afdankt als „so
abgeschmackt". Ze moet op t oogenblik
altijd cloche-hoedjes dragen.
Stumpers zijn Jenny en Lientje!
Laten we eens uitrekenen, wat we per
jaar aan kleeding voor onze meisjes beste
den, en laten we haar dat dan in maande-
lijksche termijnen zélf in handen geven!
t Hoeft niet ineens te gaan: we laten haar
desnoods eerst een jaar voor haar eigen
schoenen en hoeden zorgen, om haar daar
na ook den aankoop van jurken en man
tels toe te vertrouwen. Als ze *t vragen,
gaan we mee anders niét.
Voor den leeftijd, waarop begonnen kan
worden, zijn geen bepaalde regels te geven.
Sommige bakvischjes van vijftien zijn zoo
serieus en verstandig, dat we haar graag
het pleizier gun hen, haar persoonlijke nei
gingen te volgen; anderen hebben met ze
ventien achttien nog zóó weinig smaak,
dat we ons hart vasthouden. Toch moeten
we ook dezen een kansje geven.
Eén ding moeten we ons voornemen: ons
niet op te winden over de onvermijdelijke
flaters en lichtzinnigheden, die we den
eersten tijd te zien zullen krijgen zelfs
niet in te grijpen! Als onze dochter in den
roes van haar eerste onafhankelijkheid
(want ze moet het geld naar eigen inzicht
mogen besteden, zonder wenken onzer
zijds) haar gansche maandgeld belegt in
echte zijden kousen, terwijl we verwacht
ten, haar met een solide regenjas te zien
thuiskomen als ze een dot van een
hoedje koopt, dat bij geen enkel kleeding-
stuk uit haar garderobe past géén ser
moenen houden! Maar evenmin óóit eenig
voorschot geven, of medelijdend t nuttige
en noodige kleedingstuk fourneeren, dat ze
zelf had kunnen koopen, als ze haar geld
niet aan overbodigheden had besteed. Dan
toonen de tijd en de toestand van haar gar
derobe haar véél scherper en onverbidde
lijker haar feilen dan wij ooit zouden kun
nen, enze neemt de les zóó gewilliger,
aan!
We moeten haar in de leer doen bij de
ondervinding nog altijd de beste leer
meesteres! Laat ze gerust eens al de gru
welijke kuren van een ondeugdelijke stof
aan den lijve ervaren, laat ze zelf zien, hoe
goedkoope schoenen er na twee maanden
erbarmelijker uitzien dan dure na twee
jaar, laat ze zelf 't verschil uitvinden tus-
schen excentriciteit en distinctie, tusschen
modesnufjes en chique apartjes. Laat ze
flair krijgen voor adressen, tact om met
winkelpersoneel om te gaan, durf om te
kiezen of te verwerpen. Ze moet met dichte
oogen kunnen zeggen, of ze tusschen vin
ger en duim zijde of kunstzijde, zuiver wol
of half-wol voelt, en van al die stoffen de
voor- en nadeelen kennen. Als ze na haar
huwelijk die warenkennis nog moet oploo-
pen, wee dan haar en de huishoudkas!
Verder moet ze leeren, dat niet alles af
geloopen is met het gezellige winkelen en
koopen; ze moet haar garderobe leeren
onderhouden en zelf voor het onderhoud
betalen, haar spulletjes laten stoomen en
verven, ontvlekken, oppersen.... In een
gezin met vijf meisjes, dat ik ken, betalen
dezen het tweede meisje een bagatelletje
voor elk paar schoenen, dat gepoetst, elk
stukje lingerie, dat in huis gewasschen en
gestreken, elke jurk, die opgeknapt en elk
paar kousen, dat gestopt wordt, 't Zijn
kwesties van centen en stuivers, en het
loon van het meisje is daarop berekend; de
regeling dient alleen om de kinderen ver
trouwd te maken met de later-opduikende
uitgaven aan wasscherij, stoomerij en an
dere reparatie-postjes, zoodat ze die in de
komende jaren niet meer ergerlijk, maar
vanzelfsprekend vinden.
Hoe hoog het kleedgeld voor onze meis
jes moet zijn, is natuurlijk moeilijk te zeg
gen: leeftijd zoowel als financieele om
standigheden spelen een belangrijke rol.
Een schoolmeisje komt met weinig al een
heel eind; een meisje van achttien of twin
tig heeft natuurlijk weer heel andere din
gen noodig, maar ook zij moet liever alle
kostbaar-uitziende stoffen, alle gezochte
dessins en alle raffinement van lijn ver
mijden. Dit alles bederft haar charme en
staat onfijn. Zij moet het zoeken in uitste
kende coupe, mooie, maar eenvoudige stof
en jeugdige, simpele modellen maar
nooit in zware, mondaine luxe.
En leer in vredesnaam ook uw jongens al
bijtijds hun eigen kleeding kiezen. Laat ze
niet opgroeien tot van die belachelijke en
ongelukkige wezens, wier vrouw later de
zorg voor den aankoop hunner sokken, das
sen en overhemden van hun moeder over
neemt! Geen jongen van 22 kan eenig ge
voel van zelfrespect overhouden in een door
mama gekozen pak!
Vergeet niet: dwaasheden begaat ieder
normaal en levenslustig mensch met zijn
eerste eigen geld en 'n leertijd van be
paalden duur moet iedereen doormaken,
vóór hij er verstandig mee weet om te
springen. Waarom dien dan niet zoo vroeg
mogelijk beginnen en afwerken? Des te
eerder is hij achter den rug en de ver
langde wijsheid verworven!
MACHTELD
Bovenwijdte 80 c.M., mouwlengte 46 cM. Be-
noodigd 1.60 M. sportflanel van 70 cM. breedte,
8 knoopjes, 80 c.M. elastiek.
Ge teekent het patroon op de aangegeven
maten, waarna ge het op de vaste lijnen uit
knipt; vervolgens legt ge de patronen zóó op
de stof, dat ge eerst de beide mouwtjes, daar
onder de beide voorpanden, en daaronder
naast den rug, den kraag en de manchetjes weg
knipt, alles met één c.M. naad, terwijl ge on
der aan de blouse nog 2 c.M. extra voor een
zoompje bijrekent. Hierna kunt ge schouder-,
zij-, en mouwnaden met een Engelschen naad
verbinden. Aan de beide voorkanten maakt ge
een 3 c.M. breeden zoom in; daarna kunt ge
onderaan een 2 cM. breed zoompje instikken.
In de mouwtjes knipt ge precies op het mid
den een 5 c.M. lang splitje in, dat ge met een
stukje band afwerkt. Van het manchetje, dat
ge 20 c.M. lang, en 10 c.M. breed knipt, stikt
ge de kantjes dicht, zoodat het 5 c.M. breed
wordt. Hierna rimpelt ge het mouwtje onder
aan in, waarna het manchetje wordt aangestikt
en overgezoomd. Bij het inzetten der mouwtjes
neemt ge den mouwnaad 3 c.M. meer naar voren
dan den zijnaad. Van het kraagje stikt ge de
schuine zijkantjes dicht, waarna de kraag aan
den binnenkant wordt opgestikt tot precies
midden voor, en dan overgezoomd. De IX c.M.
overslag, welke oversteken, worden tegen elkaar
ingenaaid. Bovenaan maakt ge een liggend
knoopsgat, terwijl ge op 9, 17, 25, en 33 c.M.
van bovenaf een staand knoopsgat maakt. On
deraan door het zoompje wordt het elastiek ge
regen, waarna ge daar weer een liggend
knoopsgat maakt, zoo ook in de manchetjes.
Het zakje knipt ge 8 cM. lang en breed,
waarna ge de hoekjes even afrondt, en boven
aan een klepje opstikt. Hierna zet ge de
knoopjes aan op de daarvoor bestemde
plaatsen.
DINY.
Er is in zomerhoeden een groote ver
scheidenheid. De keizerin Eugénie-periode
ligt al weer ver achter ons. Er wordt dus
niet meer getracht een bepaalden stijl vast
te houden; er wordt alleen gezocht naar
coquette vlugge modellen in frissche, spre
kende tinten, want deze lente kenmerkt
zich door optimisme in de mode.
Alle kleuren, z.a. bleu turquoise, bleu
pastel, hyacinthe, azuur, rouge boque, ko
raalrood en rouge coquelicot, het mar-
quante geel en frissche grijs, dat wij zien
voor japonnen en mantels, vinden wij ook
in de hoeden. Ieder modehuis schijnt er
zoo'n hobby op na te houden. Zoo zien we
Patou met het Amerikaansche matrozen-
mutsje met twee kleine pompons of strik
jes boven op den bol. Suzanne Talbot met
het matelot-model. Agnes met het type
hoedje, met van achteren opgeslagen rand
je, dat we al veel zien dragen. Marie Belair
met de imitatie vruchten van celluloid of
was. Er zullen allerlei bloemen gedragen
worden tegen den rand van den hoed, op
den rand of neerhangend langs het haar.
Aardig is ook het kleine mutsje, heelemaal
gemaakt van bloempjes, met 'n dunne af
hangende voile over de bovenste helft van
het gezicht, die meteen ons coiffure 'n
beetje op peil houdt. Jongemeisjes en vrou
wen, die er ,,'n gezicht" voor hebben, dra
gen nog het alpinopetje, doch voor de
meesten zal de aardigheid er wel af zijn,
want men kan ook van ,,'s guten zu viel"
krijgen.
POLA.
VERSCHILLENDE CAKES
Cake bakken lijkt heel gemakkelijk en
toch mislukt het nog wel eens, wat meestal
te wijten is aan 'n kleine onoplettendheid.
Om te beginnen moet de cake-vorm vóór
het bakken steeds goed worden ingesmeerd,
ofwel met boter, ofwel met sla-olie, liefst
door middel van 'n kwastje. Daarna be
strooit men den vorm van binnen met
bloem en draait hem heen en weer totdat
overal 'n zeer dun laagje bloem ligt, waar
na men het overtollige weer uit den vorm
klopt.
Heeft men de cake dan volgens 'n goed
recept gebakken en uit den oven genomen,
dan mag men haar niet terstond op een
koude plaats zetten bij 'n open raam bij
voorbeeld. Daardoor zou de damp conden-
seeren, waardoor de cake zwaarder wordt.
Verder dient men nog te weten, dat cake
met veel eieren er in smakelijker en zach
ter wordt als men ze eenigen tijd be
waart. Men wikkelt ze dan, als ze volkomen
koud is, in 'n schoonen doek en vervolgens
in papier, haalt na 'n week het papier er
af en kan ze dan, met doek en al in 'n
trommel, nog eenige weken bewaren.
En nu 'n paar recepten:
Eenvoudige cake. Hiervoor neemt men
op anderhalf ons bloem 1 ons boter, 1 ons
suiker, 2 a 3 eieren, 1 theelepel bakpoeder
en wat afgeraspte citroenschil of vanille.
De eieren worden met suiker en citroen
schil glad geroerd. De bloem zeeft men met
het bakpoeder, snijdt de boter er met twee
messen doorheen tot het geheel een grof
korrelige massa is, waarna men er de eie
ren doorheen roert. Ook kan men de boter
glad roeren, er, één voor één, de eieren
door roeren, daarna suiker met citroen
schil en langzamerhand bloem en bakpoe
der.
Fijne cake. Op anderhalf ons bloem
neemt men evenveel suiker en boter, 6 eie
ren en wat uitgeschrapte vanille.
De eierdooiers worden met suiker en va
nille tien minuten geroerd, dan doet men
er afwisselend wat gesmolten boter en
bloem bij, onder voortdurend roeren en ten
slotte vormt men er losjes het stijf geslagen
eiwit doorheen.
'n Cake als deze met veel eieren behoeft
geen bakpoeder; deze cake behoort tot de
soorten, die men na het bakken liefst eeni
gen tijd moet bewaren.
Sinaasappelcake. Op 'n half pond bloem
neemt men hiervoor K pond boter, 1 pond
suiker, 5 dooiers en 3 eiwitten, het sap en
de afgeraspte schil van 'n sinaasappel, IK
theelepeltje bakpoeder en 1/8 liter water.
Boter en suiker worden flink geroerd;
dan roert men er, een voor een, 5 eier
dooiers door, het water, sinaasappelschil
en sap, het met 't bakpoeder gezeefde meel
en ten slotte slaat men er luchtig het stijf
geklopte eiwit doorheen.
Men verdeelt deze massa over drie platte
springvormen, laat ze ongeveer 20 minuten
bakken in 'n heeten oven en legt de cakes,
als ze geheel koud zijn, weer op elkaar met
'n sinaasappelvulsel er tusschen.
Voor het sinaasappelvulsel voegt men bij
het sap van een sinaasappel en 'n halven
citroen en zooveel water, tot het 1/4 liter
wordt. Dit brengt men aan de kook met 1
ons suiker. Dan vermengt men nog 1 ons
suiker met twee eetlepels meel en roert dit
er door. Men voegt er 1 geklopt ei bij en
'n theelepel boter en laat het mengsel
langzaam gaar worden op den stoom van
kokend water.
Men kan 'n gewone cake nog varieeren
door er krenten, rozijnen en sucade in te
nemen of gehakte amandelen. Men ver
mengt het deeg dan, als het klaar is, met
de gewasschen en daarna gedroogde vruch
ten. Ook kan men den cake-vorm, als die
voor het bakken is klaar gemaakt, nog be
strooien met gesnipperde amandelen eer
men het deeg er in doet.
Mén bakt cake in 'n vrij heeten oven,
waarvan men langzamerhand de hitte iets
kan temperen. De tijd voor het bakken va
rieert van 20 minuten tot 1 uur, naar ge
lang van de grootte.
Door het insteken van 'n breinaald kan
men onderzoeken of de cake reeds gaar is.
De naald moet er dan geheel schoon en
droog uitkomen.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
Ja, erg grappig zijn ze, deze drie Micky-
Mousen. welke zoo broederlijk haast elkaar
staan om moeders of vaders sleutelen te
torsen. Zeker zullen zij hun bezitster menig
lachje afdwingen, net als mij, want telkens
als ik een sleutel van het rekje neem, moet
ik lachen om de grappige airs, die deze
rood- en geel-gerokte muizen aannemen.
En mijn jongen, die het rekje voor mij
uitgedacht en uitgevoerd heeft, zegt. dat
moeders lachjes zijn grootste voldoening
zijn. Is dit geen aansporing voor al mijn
jonge lezers, om dit werkje ook te vervaar
digen? De werkwijze is zeer eenvoudig. Wij
gebruiken een stukje dun triplex. Hierop
brengen wij de teekening welke ik op
ware grootte weergegeven heb over en
zagen eerst de omtreklijnen uit. Dan alle
deelen tusschen armpjes, beenen en staart
jes. Als dit alles is uitgezaagd, komt het
leuke werkje. Iedere M. M. wordt in een
andere tint geschilderd. Alleen hun snuitjes
krijgen dezelfde kleur. Het eerste krijgt
bijv. een rood rokje en roode schoentjes,
het tweede dito in 't groen en het derde
geel. De gezichtjes zijn lichtrose en alle
lijnen zwart. Ook de lijfjes en de oortjes
zijn geheel zwart gehouden. Nu nog drie
koperen haakjes in het rokje schroeven en
het rekje is klaar.
Dat is de werkwijze voor onze jongens,
maar de meisjes kunnen evengoed dit leuke
dingetje vervaardigen. Zij kunnen de tee
kening op een vel wit teekenpapier over-
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
„Toe Dootje, blijf er af."
„Puck, ga nou toch een beetje opzij, hè,
wat zijn jullie toch weer vervelend."
Zuchtend en brommend, zat Kaatje voor
de groote kachel, die haar hol en dom aan
gaapte. Uit de mouwen, die tot boven den
elleboog waren opgestroopt, staken twee
rooie armen en handen, die zonder ophou
den met den pook in den,buik van de
kachel porden.
„Guttegut!" zuchtte ze, terwijl ze met
haar hand even de gele sprieten weg
veegde, die links en rechts langs haar ge
zicht bungelden, „guttegut!!" Daar zat ze
Daar zat ze nou minstens al 20 minuten.
nou minstens al twintig minuten voor die
nare kachel, die maar niet branden wilde,
't Lag zeker aan dien schoorsteen. Nou, ze
deed haar best. Meer kon ze niet doen.
Af en toe viel ze uit tegen Pucky en
Dootje, die met de grootste aandacht haar
vergeefsehe pogingen volgden. Moeder was
uit. Als ze terug kwam, zou ze Opa en Oma
en Tante Dien meebrengen om te komen
logeeren. Voor die bijzondere gelegenheid
had moeder ze de Zondagsche kleeren aan
getrokken en ze had Kaatje op haar hart
gedrukt, goed op het tweetal te letten en
te zorgen, dat alles in orde was en nou
wilde die vervelende kachel niet
branden!
„Je doet het niet goed,
Kaatje," waagde Pucky te zeg
gen, terwijl hij één vinger naar
het monster stak, dat nog
steeds geen teeken van leven
„ik wou, dat je je nergens
mee bemoeide en met je han
den van dien vuilen boel af
bleef," snauwde Kaatje terug
en razend porkte de pook weer
in het zwarte wezen. Niets
hielp!!
R-i-i-i-i-i-ngg, ging de schel,
plagend lang.
Zenuwachtig vloog ze op.
Daar had je dien vervelenden
slager! „Pond kalfslapjes,"
dacht ze halfluid. „Wees nou
even zoet Pucky, tot ik terug
kom. Kijk maar door het raam
of moeder er nog niet aankomt.
Dootje, denk er om, afblijven
hoor!" Weg vloog ze.
Eerst bleven ze als twee gehoorzame kin
dertjes op hun knieën voor het raam kij
ken. Maar Kaatje bleef tè lang weg naar
hun zin. En toen moeder er ook maar niet
aankwam, lieten ze zich stilletjes van hun
stoel afglijden en naderden voetje voor
voetje het leuke verboden spul.
„Arme Kaatje!" zuchtte Dootje, mede
lijdend met haar hoofd schuddend. „Die
nare kachel ook!"
„Ze kan ook niets," zei Pucky, „t is wat
een dommerd, dat kan ik nog wel, hoor!"
„Echt?", vroeg Dootje ongeloovig, ,,'t is
toch wel erg moeilijk hoor!"
„Heelemaal niet kind! Weet je wat? Zul
len wij het voor haar doen, dan verrassen
we Kaatje als ze terugkomt, dat die kachel
nou fijn brandt. Dat vindt ze vast wel leuk.
En dan ziet ze meteen eens, dat ze zoo
dom is!"
Dootje dacht er al niet meer aan, wat ze
daarnet aan Kaatje had beloofd. Zooiets
mochten ze nooit als Moeder er
bij was.
Juist dingen, die ze zoo leuk
vonden, mochten ze niet.
„Eerst kolen," commandeerde
Pucky, zijn zusje meetrekkend.
„Niet waar, eerst hout en
kranten!" zei Dootje.
„Och kind, wat weet jij daar
nou van. Ik weet zeker, dat er
eerst >olen in moeten."
,,'s Nietes!'*
,,'s Welles, hoor kind!"
schreeuwde Pucky.
,,'s Nietes!" riep Dootje zoo
hard mogelijk, terwijl ze met
haar voet op den vloer stampte.
,,'s Welles, hoor kind!"
schreeuwde Pucky, terwijl hij
een aanval op Dootje's krulle-
bol deed. „En anders doe je
maar niet mee, hoor kind!"
Meteeu graaide hij in den ko
lenbak en 'gooide ze, zich zoo
hoog mogelijk rekkend, in de
opening. Drie, vier kolen rolden
op het tapijt. Hij zuchtte voldaan en veegde
zijn handen aan zijn broekje af.
Die pret wilde Dootje nu ook niet voor
bij laten gaan. Dus deed ze Puck precies na
en hielp dapper mee.
„Nou turf hè?" vroeg ze aan Pucky, toen
de kolenbak nagenoeg leeg was.
Samen brokkelden ze een turf. Ze wilden
dien net in de kachel stoppen, toen op
eensDaar ging de deur open.... Ver
schrikt keken ze om.... Moeder, Opa en
Oma en Tante Dien
Wat er verder gebeurde, vertel ik maar
liever niet. Wel dat Pucky en Dootje, na
eerst af geboend te zijn, in bed werden ge
stopt, in plaats van bij de visite te blijven.
„Ik geloof toch, dat we er eerst houtjes
in moesten doen," zuchtte Pucky, diep on
der de wol.
...en gooide ze, zich zoo hoog mogelijk
rekkend
En met haar hoofd in het kussen ge
drukt huilde Dootje:
,,'t Was toch gemoeilijk!"
BETSIE BROUWER
brengen, mooi kleuren en op eeli stevig
stuk carton plakken. Dan mooi uitknippen
met een scherpe schaar of mesje. Nu krijgt
iedere M. M. een echt rokje aan van een
lapje mooi gekleuhde stof. Dit lapje moeten
wij eerst overwerpen met gekleurd D.M.C.-
garen. Dan kunnen wij het rokje aan het
lijfje plakken of met enkele steekjes vast
hechten. Zoodoende is ons rekje haast nog
mooier dan dat der jongens, want onze
muizen hebben échte rokjes. Wat zullen
wij veel plezier van ons werkje hebben en
wat zal moeder blij zijn met haar grappige
sleutelrekje.
'3I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0 IOBCDB010'OBC5iC31O«OlOB01CD«C3BCDBOiOBCDtOlCDBOBOBC5B0
Nauwelijks was die geschiedenis met
den woedenden stier afgeloopen of Man-
gelemot ijlde naar de verschansing en
riep opgetogen uit: „Mijnheer Hendriks,
kijk daar eens: land!"
En warempel, daar doemde uit den ne
vel een nieuw land op met bergen en
palmen.
„Ik zou wel eens willen weten wat al
die witte slangen zijn, die daar boven de
bergen uitsteken," zei Mangelemot.
Het liep tegen den avond en langza
merhand werd het heelemaal donker.
Opeens echter werd de zee verlicht
door een vuurtoren, die geen lichtstraal
uitzond, maar slechts een groote licht
reclame droeg met t opschrift: „Siam".
„Hoera," riep Mangelemot uit, „dat
land daar is Siam." En nu wist hij ook,
wat die witte slangen waren, die boven de
bergen uitstaken. Dat waren namelijk
slurven van witte olifanten, die ze er in
Siam op nahouden.
Twee negertjes uit het nikkerland,
Die speelden saam in 't warme zand
Ze rolden en bolden over elkaar
En smeerden elkander zand in het haar
Mop schudt zijn hoofd als een ragebol
Het zand vliegt in 't rond en Pom wordt
v haast dol
Hij buitelt en duikelt en kraait en lacht
Maar daar gebeurt iets, dat hij niet heeft
gedacht
In t zand verscholen ligt een slang,
Zoo'n griezelig beest van wel tien meter lang-
Zij deed er haar dutje, genoot van de rust
En wordt nu zoo ruw opeens wakker gekust
Haar slangenbloed bruist van kwaadheid en
haat
Zij hapt naar Pom, kijk t is al te laat
Haar bek klapt dicht en 't is heusch waar
Zij heeft Pom vast aan zijn groote bos haar.
Pom gilt moord en brand en Mop gilt mee.
Wat zijn ze in angst en nood die twee.
De slang, die valschaard knipoogt blij
Wat heerlijk, ineens zoo'n lekkernij.
Zij hapt een stuk verder in Pommetjes haar:
Maar kijk, waarom doet zij ineens toch zoo
raar?
Zij schuifelt verschrikt een eind achteruit,
En waarom vertrekt zy zoo vies haar snuit?
Want zand, -je zult het allen wel weten
Is ook voor slangen een akelig eten.
Maar Pom was er toch maar fyn door gered-
Doch ze hadden dien dag verder niet meer
zoo'n pre*-
RIE HUISMAN»