mm CHHEDENI; ANGELEMOT DE FILMHELD PRAATJE OVER KLEEDGELD ZOMERHOEDEN SPORTBLOUSE VAN VOOR MEISJES JAAR WAT ZULLEN KOKEN EEN GRAPPIG SLEUTELREKJE KACHEL BRANDEN WILDE GERED a Op verzoek. - f oioioioioioaoioioioioioioaoioioioioioiaiaaoiaioioioioioioaoioioioBOioioiaioioioioio OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Wie altijd kort gehouden is, zal noodza kelijk dolheden of minstens domheden begaan, zoodra hij voor t eerst beschik king heeft over eigen geld, waarvan hij niemand verantwoording schuldig is. Wil len we voorkomen, dat onze meisjes na haar huwelijk koopziek worden of knoeien met het huishoudgeld, dan moeten we ze geleidelijk wennen aan een groeiende zelf standigheid in geldzaken. Ik ken verscheidene meisjes van diep in de twintig, die thuis leven zonder eenige betalende betrekking te vervullen en 2.50 per week zakgeld krijgen. Ze behoeven daar niets van te doen dan taartjes eten of iets dergelijks. Tramkaarten mogen ze in rekening brengen. Om toilet-artikelen mogen ze vragen. Postzegels mogen ze uit moeders schrijfmap nemen en als ze den orgelman iets gegeven hebben, krijgen ze dat terug. Wanneer ze vinden, dat ze een mantel, hoed, jurk of een paar schoenen noodig hebben en moeder vindt dat óók, dan gaat moeder met hen uit om ze te kie zen, of om stof te koopen, die de naaister dan verwerken mag voor moeders reke ning. Want moeder betaalt zoowel de naaister als de stof en de klaargekochte stukken. Het spreekt van zelf, dat ze naar moeders zin moeten zijn en dat bij ver schil van meening moeders smaak zege viert. Meen niet, dat moeder beknibbelt op de Hitgaven voor de meisjes. Ze koopt goede dingen, dure dingen zelfs. Ze is alleen maar 'n kleine dertig jaar ouder dan haar doch ters en kan er maar niet toe komen, iets voor ze te koopen, dat ze zelf niet graag zou opzetten of aantrekken. Tegen dat ze aan een mode-nieuwtje voldoende gewend is om t haar meisjes toe te staan, is 't er juist mee afgeloopen. Jenny kreeg verle den maand na lang zeuren een idioot pun tig hoedje met struisveertje, juist toen alle modebladen schreven, dat de korte struis- veeren-rage was uitgewoed en dat de scherpe puntjes boven 't rechteroog vieux- jeu waren. Lientje snakt al een jaar naar een garnituur van scheeve baret en ge vlochten das ik ben er van overtuigd, dat ze haar zullen geworden tegen dat 't Duitsche meisje de hare afdankt als „so abgeschmackt". Ze moet op t oogenblik altijd cloche-hoedjes dragen. Stumpers zijn Jenny en Lientje! Laten we eens uitrekenen, wat we per jaar aan kleeding voor onze meisjes beste den, en laten we haar dat dan in maande- lijksche termijnen zélf in handen geven! t Hoeft niet ineens te gaan: we laten haar desnoods eerst een jaar voor haar eigen schoenen en hoeden zorgen, om haar daar na ook den aankoop van jurken en man tels toe te vertrouwen. Als ze *t vragen, gaan we mee anders niét. Voor den leeftijd, waarop begonnen kan worden, zijn geen bepaalde regels te geven. Sommige bakvischjes van vijftien zijn zoo serieus en verstandig, dat we haar graag het pleizier gun hen, haar persoonlijke nei gingen te volgen; anderen hebben met ze ventien achttien nog zóó weinig smaak, dat we ons hart vasthouden. Toch moeten we ook dezen een kansje geven. Eén ding moeten we ons voornemen: ons niet op te winden over de onvermijdelijke flaters en lichtzinnigheden, die we den eersten tijd te zien zullen krijgen zelfs niet in te grijpen! Als onze dochter in den roes van haar eerste onafhankelijkheid (want ze moet het geld naar eigen inzicht mogen besteden, zonder wenken onzer zijds) haar gansche maandgeld belegt in echte zijden kousen, terwijl we verwacht ten, haar met een solide regenjas te zien thuiskomen als ze een dot van een hoedje koopt, dat bij geen enkel kleeding- stuk uit haar garderobe past géén ser moenen houden! Maar evenmin óóit eenig voorschot geven, of medelijdend t nuttige en noodige kleedingstuk fourneeren, dat ze zelf had kunnen koopen, als ze haar geld niet aan overbodigheden had besteed. Dan toonen de tijd en de toestand van haar gar derobe haar véél scherper en onverbidde lijker haar feilen dan wij ooit zouden kun nen, enze neemt de les zóó gewilliger, aan! We moeten haar in de leer doen bij de ondervinding nog altijd de beste leer meesteres! Laat ze gerust eens al de gru welijke kuren van een ondeugdelijke stof aan den lijve ervaren, laat ze zelf zien, hoe goedkoope schoenen er na twee maanden erbarmelijker uitzien dan dure na twee jaar, laat ze zelf 't verschil uitvinden tus- schen excentriciteit en distinctie, tusschen modesnufjes en chique apartjes. Laat ze flair krijgen voor adressen, tact om met winkelpersoneel om te gaan, durf om te kiezen of te verwerpen. Ze moet met dichte oogen kunnen zeggen, of ze tusschen vin ger en duim zijde of kunstzijde, zuiver wol of half-wol voelt, en van al die stoffen de voor- en nadeelen kennen. Als ze na haar huwelijk die warenkennis nog moet oploo- pen, wee dan haar en de huishoudkas! Verder moet ze leeren, dat niet alles af geloopen is met het gezellige winkelen en koopen; ze moet haar garderobe leeren onderhouden en zelf voor het onderhoud betalen, haar spulletjes laten stoomen en verven, ontvlekken, oppersen.... In een gezin met vijf meisjes, dat ik ken, betalen dezen het tweede meisje een bagatelletje voor elk paar schoenen, dat gepoetst, elk stukje lingerie, dat in huis gewasschen en gestreken, elke jurk, die opgeknapt en elk paar kousen, dat gestopt wordt, 't Zijn kwesties van centen en stuivers, en het loon van het meisje is daarop berekend; de regeling dient alleen om de kinderen ver trouwd te maken met de later-opduikende uitgaven aan wasscherij, stoomerij en an dere reparatie-postjes, zoodat ze die in de komende jaren niet meer ergerlijk, maar vanzelfsprekend vinden. Hoe hoog het kleedgeld voor onze meis jes moet zijn, is natuurlijk moeilijk te zeg gen: leeftijd zoowel als financieele om standigheden spelen een belangrijke rol. Een schoolmeisje komt met weinig al een heel eind; een meisje van achttien of twin tig heeft natuurlijk weer heel andere din gen noodig, maar ook zij moet liever alle kostbaar-uitziende stoffen, alle gezochte dessins en alle raffinement van lijn ver mijden. Dit alles bederft haar charme en staat onfijn. Zij moet het zoeken in uitste kende coupe, mooie, maar eenvoudige stof en jeugdige, simpele modellen maar nooit in zware, mondaine luxe. En leer in vredesnaam ook uw jongens al bijtijds hun eigen kleeding kiezen. Laat ze niet opgroeien tot van die belachelijke en ongelukkige wezens, wier vrouw later de zorg voor den aankoop hunner sokken, das sen en overhemden van hun moeder over neemt! Geen jongen van 22 kan eenig ge voel van zelfrespect overhouden in een door mama gekozen pak! Vergeet niet: dwaasheden begaat ieder normaal en levenslustig mensch met zijn eerste eigen geld en 'n leertijd van be paalden duur moet iedereen doormaken, vóór hij er verstandig mee weet om te springen. Waarom dien dan niet zoo vroeg mogelijk beginnen en afwerken? Des te eerder is hij achter den rug en de ver langde wijsheid verworven! MACHTELD Bovenwijdte 80 c.M., mouwlengte 46 cM. Be- noodigd 1.60 M. sportflanel van 70 cM. breedte, 8 knoopjes, 80 c.M. elastiek. Ge teekent het patroon op de aangegeven maten, waarna ge het op de vaste lijnen uit knipt; vervolgens legt ge de patronen zóó op de stof, dat ge eerst de beide mouwtjes, daar onder de beide voorpanden, en daaronder naast den rug, den kraag en de manchetjes weg knipt, alles met één c.M. naad, terwijl ge on der aan de blouse nog 2 c.M. extra voor een zoompje bijrekent. Hierna kunt ge schouder-, zij-, en mouwnaden met een Engelschen naad verbinden. Aan de beide voorkanten maakt ge een 3 c.M. breeden zoom in; daarna kunt ge onderaan een 2 cM. breed zoompje instikken. In de mouwtjes knipt ge precies op het mid den een 5 c.M. lang splitje in, dat ge met een stukje band afwerkt. Van het manchetje, dat ge 20 c.M. lang, en 10 c.M. breed knipt, stikt ge de kantjes dicht, zoodat het 5 c.M. breed wordt. Hierna rimpelt ge het mouwtje onder aan in, waarna het manchetje wordt aangestikt en overgezoomd. Bij het inzetten der mouwtjes neemt ge den mouwnaad 3 c.M. meer naar voren dan den zijnaad. Van het kraagje stikt ge de schuine zijkantjes dicht, waarna de kraag aan den binnenkant wordt opgestikt tot precies midden voor, en dan overgezoomd. De IX c.M. overslag, welke oversteken, worden tegen elkaar ingenaaid. Bovenaan maakt ge een liggend knoopsgat, terwijl ge op 9, 17, 25, en 33 c.M. van bovenaf een staand knoopsgat maakt. On deraan door het zoompje wordt het elastiek ge regen, waarna ge daar weer een liggend knoopsgat maakt, zoo ook in de manchetjes. Het zakje knipt ge 8 cM. lang en breed, waarna ge de hoekjes even afrondt, en boven aan een klepje opstikt. Hierna zet ge de knoopjes aan op de daarvoor bestemde plaatsen. DINY. Er is in zomerhoeden een groote ver scheidenheid. De keizerin Eugénie-periode ligt al weer ver achter ons. Er wordt dus niet meer getracht een bepaalden stijl vast te houden; er wordt alleen gezocht naar coquette vlugge modellen in frissche, spre kende tinten, want deze lente kenmerkt zich door optimisme in de mode. Alle kleuren, z.a. bleu turquoise, bleu pastel, hyacinthe, azuur, rouge boque, ko raalrood en rouge coquelicot, het mar- quante geel en frissche grijs, dat wij zien voor japonnen en mantels, vinden wij ook in de hoeden. Ieder modehuis schijnt er zoo'n hobby op na te houden. Zoo zien we Patou met het Amerikaansche matrozen- mutsje met twee kleine pompons of strik jes boven op den bol. Suzanne Talbot met het matelot-model. Agnes met het type hoedje, met van achteren opgeslagen rand je, dat we al veel zien dragen. Marie Belair met de imitatie vruchten van celluloid of was. Er zullen allerlei bloemen gedragen worden tegen den rand van den hoed, op den rand of neerhangend langs het haar. Aardig is ook het kleine mutsje, heelemaal gemaakt van bloempjes, met 'n dunne af hangende voile over de bovenste helft van het gezicht, die meteen ons coiffure 'n beetje op peil houdt. Jongemeisjes en vrou wen, die er ,,'n gezicht" voor hebben, dra gen nog het alpinopetje, doch voor de meesten zal de aardigheid er wel af zijn, want men kan ook van ,,'s guten zu viel" krijgen. POLA. VERSCHILLENDE CAKES Cake bakken lijkt heel gemakkelijk en toch mislukt het nog wel eens, wat meestal te wijten is aan 'n kleine onoplettendheid. Om te beginnen moet de cake-vorm vóór het bakken steeds goed worden ingesmeerd, ofwel met boter, ofwel met sla-olie, liefst door middel van 'n kwastje. Daarna be strooit men den vorm van binnen met bloem en draait hem heen en weer totdat overal 'n zeer dun laagje bloem ligt, waar na men het overtollige weer uit den vorm klopt. Heeft men de cake dan volgens 'n goed recept gebakken en uit den oven genomen, dan mag men haar niet terstond op een koude plaats zetten bij 'n open raam bij voorbeeld. Daardoor zou de damp conden- seeren, waardoor de cake zwaarder wordt. Verder dient men nog te weten, dat cake met veel eieren er in smakelijker en zach ter wordt als men ze eenigen tijd be waart. Men wikkelt ze dan, als ze volkomen koud is, in 'n schoonen doek en vervolgens in papier, haalt na 'n week het papier er af en kan ze dan, met doek en al in 'n trommel, nog eenige weken bewaren. En nu 'n paar recepten: Eenvoudige cake. Hiervoor neemt men op anderhalf ons bloem 1 ons boter, 1 ons suiker, 2 a 3 eieren, 1 theelepel bakpoeder en wat afgeraspte citroenschil of vanille. De eieren worden met suiker en citroen schil glad geroerd. De bloem zeeft men met het bakpoeder, snijdt de boter er met twee messen doorheen tot het geheel een grof korrelige massa is, waarna men er de eie ren doorheen roert. Ook kan men de boter glad roeren, er, één voor één, de eieren door roeren, daarna suiker met citroen schil en langzamerhand bloem en bakpoe der. Fijne cake. Op anderhalf ons bloem neemt men evenveel suiker en boter, 6 eie ren en wat uitgeschrapte vanille. De eierdooiers worden met suiker en va nille tien minuten geroerd, dan doet men er afwisselend wat gesmolten boter en bloem bij, onder voortdurend roeren en ten slotte vormt men er losjes het stijf geslagen eiwit doorheen. 'n Cake als deze met veel eieren behoeft geen bakpoeder; deze cake behoort tot de soorten, die men na het bakken liefst eeni gen tijd moet bewaren. Sinaasappelcake. Op 'n half pond bloem neemt men hiervoor K pond boter, 1 pond suiker, 5 dooiers en 3 eiwitten, het sap en de afgeraspte schil van 'n sinaasappel, IK theelepeltje bakpoeder en 1/8 liter water. Boter en suiker worden flink geroerd; dan roert men er, een voor een, 5 eier dooiers door, het water, sinaasappelschil en sap, het met 't bakpoeder gezeefde meel en ten slotte slaat men er luchtig het stijf geklopte eiwit doorheen. Men verdeelt deze massa over drie platte springvormen, laat ze ongeveer 20 minuten bakken in 'n heeten oven en legt de cakes, als ze geheel koud zijn, weer op elkaar met 'n sinaasappelvulsel er tusschen. Voor het sinaasappelvulsel voegt men bij het sap van een sinaasappel en 'n halven citroen en zooveel water, tot het 1/4 liter wordt. Dit brengt men aan de kook met 1 ons suiker. Dan vermengt men nog 1 ons suiker met twee eetlepels meel en roert dit er door. Men voegt er 1 geklopt ei bij en 'n theelepel boter en laat het mengsel langzaam gaar worden op den stoom van kokend water. Men kan 'n gewone cake nog varieeren door er krenten, rozijnen en sucade in te nemen of gehakte amandelen. Men ver mengt het deeg dan, als het klaar is, met de gewasschen en daarna gedroogde vruch ten. Ook kan men den cake-vorm, als die voor het bakken is klaar gemaakt, nog be strooien met gesnipperde amandelen eer men het deeg er in doet. Mén bakt cake in 'n vrij heeten oven, waarvan men langzamerhand de hitte iets kan temperen. De tijd voor het bakken va rieert van 20 minuten tot 1 uur, naar ge lang van de grootte. Door het insteken van 'n breinaald kan men onderzoeken of de cake reeds gaar is. De naald moet er dan geheel schoon en droog uitkomen. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL Ja, erg grappig zijn ze, deze drie Micky- Mousen. welke zoo broederlijk haast elkaar staan om moeders of vaders sleutelen te torsen. Zeker zullen zij hun bezitster menig lachje afdwingen, net als mij, want telkens als ik een sleutel van het rekje neem, moet ik lachen om de grappige airs, die deze rood- en geel-gerokte muizen aannemen. En mijn jongen, die het rekje voor mij uitgedacht en uitgevoerd heeft, zegt. dat moeders lachjes zijn grootste voldoening zijn. Is dit geen aansporing voor al mijn jonge lezers, om dit werkje ook te vervaar digen? De werkwijze is zeer eenvoudig. Wij gebruiken een stukje dun triplex. Hierop brengen wij de teekening welke ik op ware grootte weergegeven heb over en zagen eerst de omtreklijnen uit. Dan alle deelen tusschen armpjes, beenen en staart jes. Als dit alles is uitgezaagd, komt het leuke werkje. Iedere M. M. wordt in een andere tint geschilderd. Alleen hun snuitjes krijgen dezelfde kleur. Het eerste krijgt bijv. een rood rokje en roode schoentjes, het tweede dito in 't groen en het derde geel. De gezichtjes zijn lichtrose en alle lijnen zwart. Ook de lijfjes en de oortjes zijn geheel zwart gehouden. Nu nog drie koperen haakjes in het rokje schroeven en het rekje is klaar. Dat is de werkwijze voor onze jongens, maar de meisjes kunnen evengoed dit leuke dingetje vervaardigen. Zij kunnen de tee kening op een vel wit teekenpapier over- OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN „Toe Dootje, blijf er af." „Puck, ga nou toch een beetje opzij, hè, wat zijn jullie toch weer vervelend." Zuchtend en brommend, zat Kaatje voor de groote kachel, die haar hol en dom aan gaapte. Uit de mouwen, die tot boven den elleboog waren opgestroopt, staken twee rooie armen en handen, die zonder ophou den met den pook in den,buik van de kachel porden. „Guttegut!" zuchtte ze, terwijl ze met haar hand even de gele sprieten weg veegde, die links en rechts langs haar ge zicht bungelden, „guttegut!!" Daar zat ze Daar zat ze nou minstens al 20 minuten. nou minstens al twintig minuten voor die nare kachel, die maar niet branden wilde, 't Lag zeker aan dien schoorsteen. Nou, ze deed haar best. Meer kon ze niet doen. Af en toe viel ze uit tegen Pucky en Dootje, die met de grootste aandacht haar vergeefsehe pogingen volgden. Moeder was uit. Als ze terug kwam, zou ze Opa en Oma en Tante Dien meebrengen om te komen logeeren. Voor die bijzondere gelegenheid had moeder ze de Zondagsche kleeren aan getrokken en ze had Kaatje op haar hart gedrukt, goed op het tweetal te letten en te zorgen, dat alles in orde was en nou wilde die vervelende kachel niet branden! „Je doet het niet goed, Kaatje," waagde Pucky te zeg gen, terwijl hij één vinger naar het monster stak, dat nog steeds geen teeken van leven „ik wou, dat je je nergens mee bemoeide en met je han den van dien vuilen boel af bleef," snauwde Kaatje terug en razend porkte de pook weer in het zwarte wezen. Niets hielp!! R-i-i-i-i-i-ngg, ging de schel, plagend lang. Zenuwachtig vloog ze op. Daar had je dien vervelenden slager! „Pond kalfslapjes," dacht ze halfluid. „Wees nou even zoet Pucky, tot ik terug kom. Kijk maar door het raam of moeder er nog niet aankomt. Dootje, denk er om, afblijven hoor!" Weg vloog ze. Eerst bleven ze als twee gehoorzame kin dertjes op hun knieën voor het raam kij ken. Maar Kaatje bleef tè lang weg naar hun zin. En toen moeder er ook maar niet aankwam, lieten ze zich stilletjes van hun stoel afglijden en naderden voetje voor voetje het leuke verboden spul. „Arme Kaatje!" zuchtte Dootje, mede lijdend met haar hoofd schuddend. „Die nare kachel ook!" „Ze kan ook niets," zei Pucky, „t is wat een dommerd, dat kan ik nog wel, hoor!" „Echt?", vroeg Dootje ongeloovig, ,,'t is toch wel erg moeilijk hoor!" „Heelemaal niet kind! Weet je wat? Zul len wij het voor haar doen, dan verrassen we Kaatje als ze terugkomt, dat die kachel nou fijn brandt. Dat vindt ze vast wel leuk. En dan ziet ze meteen eens, dat ze zoo dom is!" Dootje dacht er al niet meer aan, wat ze daarnet aan Kaatje had beloofd. Zooiets mochten ze nooit als Moeder er bij was. Juist dingen, die ze zoo leuk vonden, mochten ze niet. „Eerst kolen," commandeerde Pucky, zijn zusje meetrekkend. „Niet waar, eerst hout en kranten!" zei Dootje. „Och kind, wat weet jij daar nou van. Ik weet zeker, dat er eerst >olen in moeten." ,,'s Nietes!'* ,,'s Welles, hoor kind!" schreeuwde Pucky. ,,'s Nietes!" riep Dootje zoo hard mogelijk, terwijl ze met haar voet op den vloer stampte. ,,'s Welles, hoor kind!" schreeuwde Pucky, terwijl hij een aanval op Dootje's krulle- bol deed. „En anders doe je maar niet mee, hoor kind!" Meteeu graaide hij in den ko lenbak en 'gooide ze, zich zoo hoog mogelijk rekkend, in de opening. Drie, vier kolen rolden op het tapijt. Hij zuchtte voldaan en veegde zijn handen aan zijn broekje af. Die pret wilde Dootje nu ook niet voor bij laten gaan. Dus deed ze Puck precies na en hielp dapper mee. „Nou turf hè?" vroeg ze aan Pucky, toen de kolenbak nagenoeg leeg was. Samen brokkelden ze een turf. Ze wilden dien net in de kachel stoppen, toen op eensDaar ging de deur open.... Ver schrikt keken ze om.... Moeder, Opa en Oma en Tante Dien Wat er verder gebeurde, vertel ik maar liever niet. Wel dat Pucky en Dootje, na eerst af geboend te zijn, in bed werden ge stopt, in plaats van bij de visite te blijven. „Ik geloof toch, dat we er eerst houtjes in moesten doen," zuchtte Pucky, diep on der de wol. ...en gooide ze, zich zoo hoog mogelijk rekkend En met haar hoofd in het kussen ge drukt huilde Dootje: ,,'t Was toch gemoeilijk!" BETSIE BROUWER brengen, mooi kleuren en op eeli stevig stuk carton plakken. Dan mooi uitknippen met een scherpe schaar of mesje. Nu krijgt iedere M. M. een echt rokje aan van een lapje mooi gekleuhde stof. Dit lapje moeten wij eerst overwerpen met gekleurd D.M.C.- garen. Dan kunnen wij het rokje aan het lijfje plakken of met enkele steekjes vast hechten. Zoodoende is ons rekje haast nog mooier dan dat der jongens, want onze muizen hebben échte rokjes. Wat zullen wij veel plezier van ons werkje hebben en wat zal moeder blij zijn met haar grappige sleutelrekje. '3I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0I0 IOBCDB010'OBC5iC31O«OlOB01CD«C3BCDBOiOBCDtOlCDBOBOBC5B0 Nauwelijks was die geschiedenis met den woedenden stier afgeloopen of Man- gelemot ijlde naar de verschansing en riep opgetogen uit: „Mijnheer Hendriks, kijk daar eens: land!" En warempel, daar doemde uit den ne vel een nieuw land op met bergen en palmen. „Ik zou wel eens willen weten wat al die witte slangen zijn, die daar boven de bergen uitsteken," zei Mangelemot. Het liep tegen den avond en langza merhand werd het heelemaal donker. Opeens echter werd de zee verlicht door een vuurtoren, die geen lichtstraal uitzond, maar slechts een groote licht reclame droeg met t opschrift: „Siam". „Hoera," riep Mangelemot uit, „dat land daar is Siam." En nu wist hij ook, wat die witte slangen waren, die boven de bergen uitstaken. Dat waren namelijk slurven van witte olifanten, die ze er in Siam op nahouden. Twee negertjes uit het nikkerland, Die speelden saam in 't warme zand Ze rolden en bolden over elkaar En smeerden elkander zand in het haar Mop schudt zijn hoofd als een ragebol Het zand vliegt in 't rond en Pom wordt v haast dol Hij buitelt en duikelt en kraait en lacht Maar daar gebeurt iets, dat hij niet heeft gedacht In t zand verscholen ligt een slang, Zoo'n griezelig beest van wel tien meter lang- Zij deed er haar dutje, genoot van de rust En wordt nu zoo ruw opeens wakker gekust Haar slangenbloed bruist van kwaadheid en haat Zij hapt naar Pom, kijk t is al te laat Haar bek klapt dicht en 't is heusch waar Zij heeft Pom vast aan zijn groote bos haar. Pom gilt moord en brand en Mop gilt mee. Wat zijn ze in angst en nood die twee. De slang, die valschaard knipoogt blij Wat heerlijk, ineens zoo'n lekkernij. Zij hapt een stuk verder in Pommetjes haar: Maar kijk, waarom doet zij ineens toch zoo raar? Zij schuifelt verschrikt een eind achteruit, En waarom vertrekt zy zoo vies haar snuit? Want zand, -je zult het allen wel weten Is ook voor slangen een akelig eten. Maar Pom was er toch maar fyn door gered- Doch ze hadden dien dag verder niet meer zoo'n pre*- RIE HUISMAN»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 13