DE STICHTER VAN MILL-HILL Commissie De Vries rapporteert Onze oudste tijdgenoot gestorven KARDINAAL VAUGHAN 1832 -15 April -1932 v Wijziging post- Geen herziening voorgesteld Chef der lastdragers IBIS V W" u^dig SPAARBANKWET Rechtspersoonlijkheid der Rijkspostspaarbank EERSTE KAMER Woensdag 20 April bijeen KATHOLIEK JONGEREN VERBOND Prof. Veraart de leiding? R.K. ONDERWIJSJUBILEUM IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN De Broeders van Huybergen 25 jaar te Hulst LOUIS DE VRIES NAAR ROME INSTELLING VAN EEN ECONOMISCHEN RAAD Een belangrijk college van advies De Regeering blijft ver antwoordelijk voor het gevoerde beleid Geen belangenvertegen woordiging Consulaire Dienst In het huidige spoorwegvracht- tarieven-stelsel reeds groote soepelheid betracht Zaro, je hart is van steen en daarom word je zoo oud" Waterstaat Stuurlieden-examen Apothekersadsistent-examen Academische examens t Is 7,oo, t krioelt tegenwoordig van de jubi- *ea en eeuwfeesten. Dagelijks bijna wordt er 'n 'Ustrum, 'n zilveren, gouden of weet ik wat voor jubileum gevierd. En toch, jammer is 't dat er niet meer eeuw feesten gevierd kunnen worden, dat er niet «eer personen zijn, die verdienen herdacht te gorden. Want het is geen overdadige weelde men het eeuwfeest herdenkt van mannen «s Herbert Kardinaal Vaughan. Geboren den 15en April 1832 te Gloucester in ®ngeland was Herbert Vaughan de oudste van 13 kinderen van kolonel Vaughan en Eliza Rolls the Hendre. Afstammeling van een oude «'Utaire familie zat hem de zucht naar waag- °«kken en 't volhardend doorzetten zelfs in de moeilijkste ondernemingen niet zender reden in bloed. Het diep-devote, gebedspheerachtige, dat zijn !even als met een aureool omstraalde, was onge- •^yfeld de vrucht der opvoeding door zijn hei- jjke moeder. Altijd bezig met en voor haar huis houden, wat met zoo'n 13 springevende tegen ?eSrijpelijkerwijze 'n heele drukte met zich «acht, wist ze toch eiken dag geruimen tijd te maken om te verwijlen bij haren Eucha- •mtischen tabernakel-God, wien ze dag in dag Uit smeekte al haar kinderen in zijn dienst te hemen. Ongetwijfeld is 't dan ook voor een «mot gedeelte aan haar gebed te danken dat '6 vijf haar dochters het kloosterleven om helsden, terwijl zes van haar jongens priester *erden, waarvan één Kardinaal-Aartsbisschop Londen, één Aartsbisschop van Sydney, één "«schop van Sebastopolis. .Hog slechts 22 jaar oud werd Herbert met bij- ®°hdere dispensatie in 1854 priester gewijd. Aan- JOhds reeds werd hij door Kard. Wiseman be- h°emd tot vice-president van het St. Edmund- «mjnarie bij Londen. Huiverig en met tegen- n ?h aanvaardde hü die zware, verantwoordelijke Hoewel streng wist hij toch spoedig zoo- leeraren als studenten door zijn tactisch btreden voor zich te winnen. *och had hij zijn ideaal nog niet bereikt: h°g meer wilde hij doen voor zijn God, missio ns wilde hij worden, neen meer nog, 'n mis- «-congregatie wilde hij stichten. Zoodra dit bij ,«m vast stond als 'n roeping van God, zette zich aan 't werk, durvend, doortastend, tehousiast. Een tweejarige bedelreis door hem, hg. onbekend priester, in Amerika ondemo- i/eht verschafte hem de noodige gelden om een k&in te maken met z'n congregatie, die in 1866 u Mill-Hill begonnen werd met één student, J^ijl Herbert Vaughan zelf de eenigste profes- jj.h tevens rector was. Reeds drie jaar later eek het betrokken huis te klein en werd een Omvang gemaakt met den bouw van het hui- werd in 1871. Ten koste van welke offers, !e St. Joseph-college te Mill-Hill, dat vol- ^elke armoede de eerste steenen gelegd wer- de eerste Mill-Hillers opgroeiden, kan men ^diaken uit het feit dat 't noodzakelijk bleek de stichter zelf met paard en karretje aal- ^°ezen ging ophalen, dat de eerste studenten (,01 Soudvischjes uit den vijver van het nieuwe j'lege-g°ed moesten visschen om tenminste (J* te eten te krijgen. Maar Father Vaughan's j 'housiast doorzetten overwon alle moeilijkhe- Zjjn karakter-grootheid, zijn loyale offer' ledigheid kon zich nu eerst ten volle uit' zijn blije, offervaardige ziel inspireerde hj Underen ook het hunne bij te dragen tot den der jonge stichting. En ze kwam tot bloei. Heeds in 1871 trok de eerste groep missiona- uit om in Amerika onder de negerbevol- wS te gaan werken. Father Vaughan juichte! Plukte de eerste vruchten van zijn missie- 1872 werd hij tot bisschop van Salford bij «hchester benoemd, maar mocht met spe- J^l verlof van den Paus algemeen Overste van Congregatie blijven. Over het werk daar tot V^d^edlend is een wetsontwerp tot wijziging 2 de Postspaarbankwet. ^gevolge van de huidige crisis vloeien naar Rijkspostspaarbank vele millioenen, welke w kunnen worden beschouwd als spaargelden, w urvoor de Bank in de eerste plaats be- •hd is. d verband daarmede moet rekening worden uouden met de mogelijkheid, dat bij verande- 0 e van de conjunctuur een groot deel van tg.6 kapitalen binnen korten tijd zal worden losgenomen. Aan de liquiditeit der Bank t}e.et dan ook thans bijzondere aandacht wor- C geschonken en daarnevens moet gezorgd der ft dat de fondsen, waarin het kapitaal den ank is belegd, zooveel mogelijk bij de Ne- baaJ®dsche Bank beleer.baar zijn. Deze beleen de d laat thans te wenschen over, omdat w °ulatiebank in verband met de bepalingen -haar octrooi geen Nederlandsche Staats- Etaüi ln beleening mag aannemen van den zelf. dig 0or de Rijkspostspaarbank tot een zelfstan- l(j^ r Rechtspersoon te maken, wordt dit wette- toort waar tegen beleenbaarheid van Staats- ïecht611 opgeheven. Het ontwerp beoogt de ersoonliJkheid uitdrukkelijk in art. 1 der spuarbankwet vast te leggen, diaakt toekennen dezer rechtspersoonlijkheid toüit no°dig, de wet ook op enkele andere Otut,®11 te wijzigen of aan te vullen. Bepalingen Oftitrp 'ertegenwoordiging van de Bank en bij ent de rechtspositie van het personeel zijn VopV°lg mede in het ontwerp opgenomen. Üat orgesteld wordt voorts art. 19, lid 4 der wet, Etaat reservef°nds tot eigendom van den derg TfRklaart, te doen vervallen, omdat een bei(j 'dke bepaling met de rechtspersoonlijk- Het Bank niet is overeen te brengen. Op d reservefonds zal hierdoor van den Staat Voe vechtspersoon in eigendom overgaan. de vervallen bepaling zal in de plaats Oer gn treden het voorschrift, dat bij liquidatie an*c alle goederen, rechten en verplich- vaQ rechtswege overgaan op den Staat. stand gebracht kon een boekdeel geschreven worden, hoe hij daar werkte als organisator van vereenigingen en genootschappen, als bou wer van scholen, seminaries en kerken. Hoe hij voor de arme, katholieke weezen een geheel nieuwe organisatie in het leven riep, waarvoor hij zijn geheele bisschoppelijk salaris afstond al de twintig jaren dat hij Salford als bisschop bestuurde. Die daad teekent hem ten voeten uit: hij hield niet van half werk! Inmiddels echter had de jonge St. Jozefcon gregatie ook weer teekenen van groei vertoond: een college voor lagere studies was geopend in 1880 te Freshfield bij Liverpool. In 1878 was door bisschop Vaughan een congregatie van Zusters gesticht, die aan de huizen en missies van zijn Congregatie haar krachten zouden wij den. Geen wonder dat hij, toen Kardinaal Man ning in 1892 gestorven was, de aangewezen man bleek om op den Aartsbisschoppelijken zetel van Westminster te Londen op te volgen. Toen zijn protesten bij den H. Stoel niets hielpen, zwichtte hij en toog naar zijn nieuwen zetel, de hem gedurende 20 jaar zoo dierbaar geworden Salford-kudde bedroefd achterlatend. Hoewel reeds 60 jaar oud zette hij zich als altijd met eeuwig jeugdig vuur aan 't werk. Een reusachtige taak zag hij voor zich: een groot seminarie voor meerdere diocesen wilde hij bou wen; de strijd voor de katholieke scljool moest uitgevochten, de kwestie van de Anglicaansche wijdingen eens en voor altijd opgelost worden en last not least wilde hij in Engelands hoofd stad een monument oprichten dat getuigen zou van het katholieke, zelfbewuste durven, dat de bewondering en den naijver wekken zou der niet-katholieke Engelschen: hij wilde een kathe draal, de Westminster kathedraal bouwen. En hij slaagde!! De kathedraal kwam er! Ondertusschen groeide zijn lievelingskind: de St. Jozef-congregatie. In 1890 zag hij een missiehuis te Roosendaal openen, welke stich ting in 1891 gevolgd werd door 't St. Joseph's Missiehuis te Bressanone (Italië). Toen hij dan ook in 1903 zijn moede, grijze hoofd nederlegde om een welverdiende, eeuwige rust te gaan genieten, bloeide de Mill-Hill Con gregatie, stond er een kathedraal vrij van schuld, was de katholieke school vrij, was de Anglicaansche kwestie beslist, was er een ka tholiek zelfbewustzijn wakker geschud in Enge land, bezield met het jeugdige vuur van haren energieken metropoliet. Zoo zien we dan Kard. Vaughan als den dur- venden, enthousiasten zwoeger voor God, die al de idealen van zijn groot hart uitleefde in één machtigen liefdezang van dadenweelde, als een apostel met 't missionarishart van een Paulus, 't enthousiasme van een Petrus, de liefde van een Johannes. Zijn wapenspreuk: Amare et servire, (beminnen en dienen) leefde hij uit tot op den letter. Minnend zwoegde hij, reisde hij, bedelde hij; dienend gaf hij zich, leed hij, ver teerde hij. Heerlijk is 't een man gelijk Kard. Vaughan voor ons te zien als een voorbeeld, een ideaal, dat door zijn warmen dadendrang mee trekt om mee te zwoegen voor Gods Eer en Glorie. Mill-Hill mag trotsch gaan op zoo'n Stichter en God danken dat 't in hem vond een Stichter, een Vader en een Voorbeeld. De Eerste Kamer der Staten-Generaal zal Woensdag 20 April, des middags te half twee in openbare vergadering bijeenkomen ter be handeling van het wetsontwerp tot wettelijke voorziening naar aanleiding van het Kon. Besl. van 8 December 1931 (Staatsblad No. 501) en het wetsontwerp betreffende voorbehoud der bevoegdheid tot toetreding van het ontwerp verdrag betreffende de aanduiding van het ge wicht op groote stukken vervoerd per schip. (Genève 1929). De voorzitter is voornemens aan de Centrale Afdeeling voor te stellen in de afdeelingen te doen onderzoeken, onmiddellijk na de openbare vergadering het w.o. tot goedkeuring van het op 16 April 1929 te Rome gesloten verdrag tot bescherming van planten; de wetsontwerpen tot naturalisatie van L. N. E. Appelberg en 19 anderen en van R. Baldenhofer en 19 anderen en het w.o. tot wijziging der Inkwartieringswet. Naar wij vernemen werd op de vergadering van het Katholiek Jongeren Verbond te Den Haag Dinsdagavond door den voorzitter Mr. A. Peters, meegedeeld, dat de leiding van dit verbond tijdens zijn verblijf in het buitenland zou worden waargenomen door Prof. Veraart. Tevens deelde hij mede, dat o.a. in Heerlen een afdeeling van het Verbond zou worden gesticht. Te Hulst is onder overgroote blijken van sym pathieke en van dankbaarheid getuigende be langstelling het zilveren jubileum gevierd van de St. Willibrordusschool, een der bloeiende externe scholen, die de Broeders van Huyber gen in het Bredasche diocees bezitten. Deze school is tevens de eenige broederschool in Zeeuwsch-Vlaanderen. Opgericht onder moei lijke omstandigheden, heeft de school zich ge leidelijk ontwikkeld tot de verdienstelijke hoogte, waarop zij thans staat. Ter gelegenheid van het jubileum heeft Pastoor-Deken Rops, van Hulst, een plechtige H. Mis van dankzegging met assistentie opge dragen. Na afloop had in het convent der broe ders een receptie plaats, die zeer druk bezocht was. Tijdens een plechtig Lof heeft rector Brou wers, bisschoppelijk inspecteur van het Katho liek onderwijs, een predlcatie gehouden, waarin hulde werd gebracht aan de Congregatie van Huybergen voor het groote opvoedingswerk ge durende 25 jaren in Zeeuwsch-Vlaanderen ver richt. Op den feestavond werd van verschillende zijden het woord gevoerd, n.l. door Deken Rops, burgemeester Truffino, den heer Bal en Broe der Overste Matheus. Ook namens de leerlin gen werden de broeders gehuldigd. Naar wij vernemen, heeft de heer Louis de Vries van het hoofdbestuur der Soclété Uni- verselle du Théatre te Parijs een uitnoodiging ontvangen gedurende het congres dat van 25 tot 28 April te Rome zal worden gehouden, met een Nederlandsche troep een voorstelling te willen geven van „Hendrik IV" van Piran- delo. Aan de Memorie van Antwoord aan de Tweecfè Kamer inzake het wetsontwerp tot in stelling van een Economischen Raad wordt het volgende ontleend: Het was den Minister aangenaam, uit het Voorloopig Verslag te vernemen, dat men vrij algemeen met hem van gevoelen was, dat de in stelling van een Economischen Raad wensche- lijk is. Er bestaat behoefte aan een lichaam, dat de economische vraagstukken in onderling verband kan beschouwen. Inderdaad zijn er reeds verschillende adviescolleges en de Mi nister kan zich dan ook de matige ingenomen heid van sommige leden met de instelling van wederom een nieuwen Raad zeer wel verklaren. Intusschen beteekent het geenszins gebrek aan waardeering voor het werk dier colleges, als men de meening uitspreekt, dat deze colleges de vraagstukken, waarmede zij zich bezighouden, en waarvoor zij bij uitstek competent zjjn, in den regel uit een bepaalden gezichtshoek be zien. De gecompliceerdheid van het bedrijfs leven heeft echter tengevolge, dat vele onder werpen, welke ten principale tot een bepaald onderdeel van het bedrijfsleven gerekend moe ten worden, tevens een meer algemeenen kant vertoonen. De verschillende takken van volks bestaan zijn zoo dooreengestrengeld, dat het veelal niet zonder gevaar is, een landbouw vraagstuk uitsluitend van agrarisch, of een nij verheidsprobleem uitsluitend van industrieel standpunt te beschouwen. Landbouw en nijver heid, handel, scheepvaart en visscherij hebben recht op waardeering van hunne belangen, waartoe in eerste instantie geroepen zijn dege nen, die elk op hun bijzonder terrein deskun dig zijn. Daarnaast echter hebben deze takken van bedrijf evenzeer recht op inachtneming van hunne belangen bij de overweging van maat regelen ten behoeve van een bepaalden tak van bedrijf, ook al zijn zü daarbij slechts zijdelings betrokken. Bij hare economische politiek kan de Regeering de adviezen van speciale deskun digen niet missen; deze adviezen moeten ech ter aan het algemeen landsbelang getoetst worden en daarbij kan een algemeen econo misch adviescollege belangrijke diensten ver richten. Blijkt uit het bovenstaande, wellicht ten over vloede, de wenscheljjkheid van de instelling van een Economischen Raad, ook afgescheiden van de voorgenomen reorganisatie van den eco nomischen voorlichtingsdienst, zoo wil de Mi nister daarin toch niet zien een scherpe om schrijving van de taak van den Raad. Deze taak is in de Memorie van Toelichting uiteengezet en eene nadere afbakening van het terrein is, waar op economisch gebied de be langen zoo sterk in elkaar grijpen, niet wel doenlijk. De taak van den Economischen Raad is on getwijfeld zeer belangrijk; zijne bevoegdheid heeft echter uitsluitend een adviseerend karak ter en de Regeering heeft volledige vrijheid, zich al of niet naar 'sRaads adviezen te ge dragen. Zij, de Regeering, blijft de volle ver antwoordelijkheid voor het gevoerde beleid dra gen en kan geen aanspraak van den Raad op het volgen van zijn adviezen erkennen. Of de Raad al dan niet neigingen in deze richting zal vertoonen, kan de Minister niet beoordeelen. Hij meent echter van zulk een belangrijk col lege van advies zooveel begrip te mogen ver wachten, dat het dergelijke staatsrechtelijk on geoorloofde neigingen zal weten te onderdruk ken. De Minister kan zich niet vereenigen met de leden, die tegen het zitting nemen ^\.n leden der Staten-Generaal in adviseerende colleges geen bezwaar hebben. In beginsel is daaraan het bezwaar verbon den dat een lid der Staten-Generaal zich niet geheel vrij zou kunnen gevoelen bij de bepa ling van zijn houding tegenover aangelegenhe den, waaraaan hij als lid van het betrokken adviescollege mocht hebben medegewerkt. Aan een persoonlijk contact tusschen de Re geering en de leiders in het economisch leven hecht ook de Minister groote waarde. Het feit, dat de Nijverheidsraad en de Mid- denstandsraad de bevordering van groepsbelan gen beoogen, behoeft aan hunne erkenning in samenhang met den Economischen Raad niet in den weg te staan. Wat nu structuur en werkwijze van den Eco nomischen Raad betreft, meent de Minister, dat het ontwerp voldoet aan den wensch tot het brengen van eenheid op het gebied der economische adviezen. Immers het ontwerp schept het op dit gebied zoo zeer gewenschte centrale punt. De eisch, dat alle adviezen van de in te stel len vaste en bijzondere commissiën en erkende colleges door den Raad zelf zullen worden ge toetst aan het algemeen economisch belang, voor dat deze de Regeering bereiken, is, zoo als reeds door sommige leden werd betoogt, in de practijk niet te verwezenlijken. De eisch is ook niet noodig, om te waarborgen, dat niet het bijzonder belang in bepaalde gevallen zal kunnen prevaleeren boven het algemeen belang. De mogelijkheid, dat door vaste of bijzondere commissiën adviezen worden uitgebracht, zon der dat eenig lid van den Raad daaraan heeft medegewerkt, behoeft geen ernstig bezwaar te zijn, daar de Raad van alle adviezen zal ken nis dragen en derhalve zoo noodig van een af wijkende meening kan doen blijken. Dat bij erkenning van Nijverheids- en Mid- denstandsraad ook de arbeidersorganisaties zou den moeten worden erkend, kan de Minister niet inzien. Immers, deze erkenning betreft niet de organisaties van werkgevers en midden-stan ders, doch de uit deze organisaties gevormde Raden, die bedrijfsbelangen beoogen. Waar de Raad geen belangenvertegenwoor diging is, zou de Minister er in beginsel voor voelen, daarin geen belanghebbenden op te ne men. Het is echter niet wel mogelijk, dit be ginsel steeds in practijk te brengen, daar, zoo als reeds in de Memorie van Toelichting werd opgemerkt, deskundigheid in economische aan gelegenheden zelden met belangeloosheid zal gepaard gaan. Bij de keuze der te benoemen personen zal derhalve met groote omzichtig heid te werk moet worden gegaan. In den Economischen Raad mag uiteraard t deskundig scheepvaartelement niet ontbreken. Het bestaande contact met de Nederlandsche Reedersvereeniging werkt" bevredigend en de Regeering wenscht dit contact dan ook te handhaven. Het ligt in de bedoeling, na overleg met de landbouworganisaties de vaste commissie ter behandeling van aangelegenheden, betrekking hebbende op den landbouw op dezelfde wijze samen te stellen en haar dezelfde bevoegdheden te geven, als thans Nijverheids- en Midden- standsraad hebben. Het ligt niet in de bedoeling, dat de Neder landsche gemeenten als zoodanig in den Eco nomischen Raad vertegenwoordigd zullen wor den. Het is de bedoeling, dat de Commissie voor de Herziening der Handelsverdragen blijft res sorteeren onder den Minister van Buitenland- sche Zaken, die op het behoud dezer Commis sie, ook in verband met het algemeen beleid der buitenlandsche politiek, prijs stelt. Intus schen treedt het Departement van den Mi nister van Arbeid, Handel en Nijverheid op het gebied der handelsverdragen geenszins terug. Ingevolge Koninklijke machtiging is de heer A. T. Flavin erkend en toegelaten als vice-con sul van de Vereenigde Staten van Amerika op Curacao. Thans is het verslag verschenen van de bij beschikking van den Minister van Waterstaat van 13 Januari 1931 ingestelde commissie van onderzoek betreffende de huidige goederen tarieven der Nederlandsche Spoorwegen, in het bijzonder omtrent die voor den uitvoer van land- en tuinbouwproducten (commissie prof. mr. F. de Vries). Aan de commissie werd opgedragen een on derzoek in te stellen naar de vraag: a. of en in hoever het peil van de tarieven der Ned. Spoorwegen voor uitvoer van land en tuinbouwproducten, ook in vergelijking met de tarieven van landen, waarmede Nederland, wat dien uitvoer betreft, moet concurreeren, gerechtvaardigd is, dan wel verlaging behoeft; b. of en in hoever ook overigens het spoor- wegbeleid hier te lande ten aanzien van de goederentarieven wordt en moet worden be- heerscht door commercieele en financieele overwegingen, dan wel behoort te zijn gegrond op economische overwegingen van anderen aard. Na de instelling der commissie zijn ook de tarieven voor het vervoer van steenkolen door den Minister van Waterstaat aan haar oordeel onderworpen, terwijl zich tevens eenige ver zenders van andere artikelen met bezwaren tegen de daarvoor geldende tarieven tot de commissie hebben gewend. Het Spoorwegbedrijf- De commissie stelt zich voor daaromtrent en over de tarieven van eenige niet behandelde landbouwproducten een afzonderlijk advies uit te brengen. In het algemeen gedeelte van het verslag worden besproken: 1. de aard van het spoorwegbedrijf en de be ginselen, volgens welke het behoort te worden geleid; 2e. de beginselen, welke aan de bepaling van vrachttarieven ten grondslag behooren te lig gen; 3e. de vrachttarieven in een periode van economische inzinking; 4e. het huidige stelsel van de vrachttarieven der Nederlandsche Spoorwegen. Openbare onderneming. Wat het eerste punt betreft, wordt uitvoerig uiteengezet, dat het spoorwegbedrijf als een onderneming zij het dan als een openbare onderneming behoort te worden geleid, dat de spoorwegen er derhalve naar moeten stre ven uit de opbrengst van het vervoer alle kos ten er van te dekken, de belooning van het in het bedrijf gestoken kapitaal daaronder be grepen. In principe afstand te doen van den eisch van een rendeerend bedrijf is in geen enkel opzicht gemotiveerd. Een beroep op de getvallen, waarin de overheid in den vorm van instellingen van openbaar nut goederen ver schaft óf diensten bewijst, zönder den kosten- den prijs in rekening te brengen, bleek niet op te gaan. Ook valt er geen enkel argument aan te voeren, waarom de kosten van het spoorwegvervoer, één van de bestanddeelen der productiekosten onder vele andere, op ge heel andere wijze te behandelen zouden zijn dan de overige productiekosten en zij niet ten laste van het vervoer zelf, maar van de open bare middelen zouden moeten worden ge bracht. Een goedkooper vervoer bleek de maat schappij op deze wijze niet te worden ver schaft. Er heeft slechts een bevoordeeling plaats van sommige ondernemingen, en wel een geheel willekeurige, daar zij afhankelijk is van het toevallige aandeel van de spoor- vrachten in de productiekosten van een of ander bedrijf. Een dergelijke politiek is noch uit economisch, noch uit maatschappelijk oog punt te rechtvaardigen. Zij is integendeel in strijd met economische beginselen en brengt veeleer door haar willekeurige aantasting van het mechanisme der prijsvorming het gevaar van bentadeeling van de nationale welvaart met zich mede. In de gevallen, waarin de over heid aanleiding meent te hebben om een be- hoeftenbevrediging te bevorderen of een tak van bedrijf te steunen, is er ten slotte geen reden om dit niet rechtstreeks, maar langs den omweg dezer spoorwegpolitiek te doen, hetgeen slechts onzekerheid ten aanzien van het resul taat ten gevolge kan hebben en den werke- lijken gang van zaken zal verdoezelen. Ongeloofelijk lijkt het ons, dat in het Lon- densche hospitaal inderdaad de oudste mensch ter wereld, de Turk Zaro Aga, dezer dagen ge storven is! On gelooflijk, dat deze bijna le gendarische ver schijning, die zoo eigenaardig, vreemd en on gewoon in onzen verlichten tijd aandeed, thans evenals ieder gewoon mensch het tijdelijke met het eeuwige heeft verwis seld! Ongeloo felijk, dat iemand denBij- belschen leef tijd van 162 ja ren kan berei ken.... om dan door den dood, een gewonen dood, de geheele wereld in zekeren zin teleur te stellen. Ongeloofelijk vooral, dat Zaro Aga, de „hamalbachi van Constantinopel" nooit meer in een zonnigen hoek van de Stamboe- ler haven zal zitten om zijn luisterschare van iederen leeftijd en van iedere natie in bonte, zelf doorleefde anecdoten de geschiedenis van bijna twee eeuwen te vertellenMaar wkt hadden wij dkn verwacht? Dat weten wij niet, maar dit zeker niet! „Hoe ben je hamalbachi van Constantinopel geworden, Zaro?" „Hamalbachi? O, kindertjes, dat is heel een voudig! Na de revolutie in Griekenland kwam ik weer terug naar Constantinopel. Wat zal ik zeggen jonge menschen hebben nu eenmaal heimwee. En ik was destijds pas 60 jaar! Zaro komt naar Constantinopel, wil den Padisja goeden dag zeggen maar wat doet men? Men laat mij niet toe men kende Zaro, den grooten vrijheidsvoorvechter, niet meer. Aan vele deuren heb ik geklopt, maar zij bleven alle gesloten. Toen o, dat zullen jullie niet be grijpen! toen is mijn hart versteend. Een groot Amerikaansche wonderman heeft mij eens gezegd: „Zaro, je hart is van steen en daarom word je zoo oud!" en toen ben ik naar de haven gegaan en heb mij als lastdra ger aangeboden. O, ik was jong en sterk! En niemand heeft mij gemakkelijk kunnen overtreffen.... En als iemand zich naar voren dringt, waarvoor heeft men dan beenen gekre gen? En als de reeder achter je rug met zijn oogen knipte, moest je dat óók kunnen voelen, zoodat je niet zoo gemakkelijk bedrogen werd. En zoo kwam het, dat allen mij leerden ken nen en achten en als ik voorbij ging, riepen zij „Hallo Zaro!" En omdat de lastdragers iemand noodig hebben, die toeziet, dat alles naar behooren gaat hebben zij mij tot ha malbachi, tot chef der hamale (lastdragers) van Constantinopel gekozen!" De dag zijner keuze, dat zal iedereen begrij pen, was voor Zaro Aga een eeredag, een we reldschokkende gebeurtenis. Het was den dag, waarop, zooals hij zegt „toevallig behalve hij ook de Grieksche vrijheidsheld Capodistria ge kozen werd". Capodistria werd president van het bevrijde Hellas, Zaro Aga hamalbachi van Constantinopel. Er is geen twijfel dat het laat ste feit volgens Zaro Aga het meest gewichtige van het jaar 1830 was. Maar daarmede heeft Zaro Aga ook bijna het hoogtepunt van zijn leven bereikt als zestigjarige lastdrager. Uit zijn jeugd weet hij een onuitputtelijken voorraad anecdoten te vertellen en men wordt nooit moe naar hem te luisteren. Twee woorden zijn het vooral, die hem in gloed brengen: Napoleon en Ali Pasja! Reeds over Zaro Aga's wieg, die in een Kauka- sisch dorpje stond en waarin hij in 1770 werd neergelegd, zooals de Turksche documenten aangeven, vielen schoten. Zijn vader was aan voerder van een wilden Koerdenstam, die bijna dagelijks ter wille van gezin, prestige en ge noegen schietpartijen hield. Paarden en buksen waren de gewichtigste attributen van Zaro's Jeugd en hij was een voortreffelijk ruiter en een meesterschutter bij uitnemendheid. Van een „oorlog" was eigenlijk geen sprake in den Kaukasus. Toen Napoleon's ster lichtend aan den hemel verscheen, scheepte Zaro Aga zich naar Egypte in om daaar avonturen te zoeken. Als vrijwilliger met den rang van ser geant deed hij onder Napoleon dienst. Voor Napoleon leefde Zaro Aga, voor Napoleon ver richtte hij heldendaden, leed hij ontberingen! Want zoo verklaarde Zaro Aga Napoleon was geen gewoon mensch, maar een zoon des duivels, die om zijn menschelijke gestalte ver oordeeld was, menschelijke fouten te bezitten en daaraan ook ten gronde ging. Daaronder leed Zaro ten zeerst, temeer, daar hij zich met den keizer persoonlijk verbonden voelde, sedert Napoleon hem voor zijn trouwe diensten eigen handig een kruis op de borst had gespeld. Met deze orde versierd ging Zaro Aga zijn eeuwigen slaap in.... Bijna 60 jaar lang is Zaro Aga, ondanks me nig avontuurlijk intermezzo, hamalbachi van Constantinopel geweest. De reeders en kapiteins hebben geleerd, zijn kijk op zaken en handels geest te bewonderen en te eerbiedigen. Tiental len jaren verloopen, generaties worden graf waarts gedragen. Maar Zaro Aga verheugt zich in zijn goede gezondheid en leeft er lustig op los. Als in 1897 de Grieksch-Turksche oorlog uitbreekt, kan de oud-strijder zich niet meer bedwingen. Als 125-jarige meldt hij zich als vrijwilliger en verricht tal van dappere daden. Gedurende de bezetting van Constantinopel was Zaro Aga de grootste bezienswaardigheid der stad. „Ik verdiende toen veel geld" zeide Zaro Aga laconiek. Nog eens beleeft hij een eertdag, die geheel naar zijn smaak was. Dat was toen de Turken de Grieken uit Constanti nopel hadden verdreven en de geallieerden Con stantinopel moesten ontruimen. Zaro Aga, „ge heel in wit met goud" reed toen aan de spits van de Turksche troepen Stamboel binnen. Hij werd toegejuicht als een nationale held. Een zakelijke Griek wist van zijn hoogen ouderdom praktijk te trekken door een wereld reis met hem te ondernemen. Waar hij kwam, was men enthousiast, vooral als hij hier en daar het recept van zijn langen levensduur ver ried. Dan weer was het strikte alcoholvrijheid, daarna weer het genot van ongekookte melk, soms weer een bijzondere voorliefde voor Mr. X's plantenboter, enzoovoorts. Ongeloofelijk lijkt het daarom, dat wij nu, nadat men reeds vele malen het gerucht van zijn dood had verspreid, terwijl het later bleek, op onwaarheid te berusten, onzen oudsten tijd genoot, onzen Zaro Aga, den 162-jarigen groo ten strijder, verloren zouden hebbenl Wat de beginselen betreft, welke aan de be paling van de vrachttarieven der spoorwegen ten grondslag behooren te liggen, wordt be toogd: vooreerst, dat de uitgaven der spoor wegen voor een belangrijk gedeelte onafhan kelijk zijn van den omvang van het vervoer, hetgeen niet alleen voor de kapitaalkosten, maar evenzeer voor een groot deel der exploi tatiekosten geldt. Weinig bedrijven zijn er, die met een vast kapitaal van dergelijken omvang werken als bij de spoorwegen voor spoorbanen, rollend materieel, gebouwen en exploitatie inrichtingen wordt verwerkt. Als tweede kenmerk van het spoorwegver voer wordt genoemd het feit, dat het grooten- deels onmogelijk is een direct verband te leg gen tusschen ieder der verschillende vervoer diensten, door de spoorwegen bewezen en de kosten er door veroorzaakt. Ten aanzien van de vrachttarieven in een periode van inzinking wordt gezegd dat er geen enkele reden is voor de veronderstelling, dat, wanneer vrachtverlaging het vervoer zou kunnen stimuleeren en de financieele positie der spoorwegen zou kunnen verbeteren, deze daarin nalatig zouden blijven. Juist het vaak bestreden stelsel van differentieele vrachtprij zen, van speciale tarieven, welke ook voor een bepaalden tijd worden vastgesteld, en van re ductie-overeenkomsten voor groote hoeveel heden geeft daartoe de gelegenheid, zoodra er voldoende waarborg is, dat de werking een gunstige zal zijn. Of dat het geval is, dient tel kens in concreto nauwkeurig te worden onder zocht; ten aanzien van het vervoer van enkele goederen, speciaal de tuinbouwproducten, wordt deze vraag in het bijzondere gedeelte van het verslag nog nader behandeld. Het huidige stelsel. Ten opzichte van het huidige spoorweg- vrachttarievenstelsel is de commissie van mee ning dat geen aanleiding bestaat voor de ver onderstelling, dat het niveau der vrachtprijzen door gebrek aan economisch en commercieel in zicht te hoog zou worden gehouden. Wie zich op deh oogte houdt van de voortdurende wij zigingen schier wekelijks in allerlei onderdee- len der goederentarieven aangebracht, van de toeneming der speciale tarieven gedurende de laatste jaren en van de talrijke reductie-over eenkomsten in dien tijd gesloten, zal op grond hiervan reeds tot de overtuiging komen, dat er een voldoend aanpassingsvermogen bestaat en dat er veeleer van groote soepelheid dar van bureaucratische starheid kan worden ge sproken. In een bijzonder gedeelte van het verslag worden nog behandeld: de ontwikkeling van den uitvoer van Neder- en van het relatieve aandeel van Nederland in den invoer dezer producten in Duitschland vergeleken met dat van andere landen; de vrachtprijzen der Nederlandsche Spoor wegen voor den uitvoer dezer producten bezien in verband met het geheele Nederlandsche ta riefstelsel; een vergelijking van de vrachtprijzen der Nederlandsche Spoorwegen voor den uitvoer van tuinbouwproducten en aardappelen naar Duitschland met die van andere landen; de verhouding van de spoorvrachten en die van andere elementen der productiekoeten tot de prijzen der producten; de gevolgen van eer eventueele verlaging der vrachtprijzen. Hier wordt uiteengezet dat de vrachtprijzen, welke voor het vervoer van tuinbouwproducten en aardappelen in rekening worden gebracht, van het in dit hoofdstuk ingenomen stand punt uit, geen aanleding tot gegonde cri- tiek geven en dat in het tariefselsel der Ne derlandsche Spoorwegen aan deze producten een alleszins bevredigend plan is ingeruimd. Tegen verlaging. In den laatsten tijd, nu ook in andere lan den aan den invoer van Nederlandsiche tuin bouwproducten steeds meer belemmeringen in den weg worden gelegd, nu de prijzen op de binnenlandsche markt mede sterk zijn gedaald en de door de tuinders zelf voorspelde over productie zich ernstig doet gevoelen, wordt verlaging der vrachtprijzen steeds meer aan bevolen als een middel om den in nood geraak ten tuinbouw te ondersteunen. Tegen de han- teering van de vrachttarieven der Spoorwegen voor dit doel is de commissie een en ander maal opgekomen. Welke maatregelen door of ten aanzien van het tuinbouwbedrijf moeten worden getroffen, wanneer de ernstige moei lijkheden mochten blijven voortduren. De vraag of er thans reeds aanleiding bestaat den tuinbouw van regeeringswege steun te bieden dit zjjn onderwerpen, waarmede de commissie zich niet heeft in te laten. Zij wil slechts met den meesten nadruk herhalen, dat het zoowel ongemotiveerd als bedenkelijk is, de vrachtta rieven der Spoorwegen voor dit doel te gebrui ken. Blijkt het niet mogelijk, het bieden van rechtstreekschen steun aan den tuinbouw te rechtvaardigen, dan is het nog minder geoor loofd dit onder de mom van een bovendien in haar werking onzekere verlaging van de vrachttarieven der Spoorwegen te doen. De stelling, dat de Nederlandsche tuinbouw producten en aardappelen tengevolge van de te hooge vrachttarieven der Nederlandsche Spoorwegen op de Duitsche markten de con currentie met die vana ndere landen niet meer zouden kunnen volhouden, is ten eenenmale onhoudbaar gebleken. Evenzeer worden de bewemgen, dat Neder land vanwege de vrachttarieven den beide hier bij betrokken landen met Duitsche sluitkool zou worden overstroomd en dat onze uitvoer naar aan Duitschland grenzende landen, met name naar Tsjecho-Slowakije, in Duitsche han den zou overgaan, door de feiten gelogenstraft. Bij het Dep. van Waterstaat zijn met 1 Mei aan J. L. Brouwer, op zijn verz., eervol ontslag verleend als referendaris, zulks onder dankbet. en onder toekenning van den persoonlijken titel van administrateur; bevorderd tot referen daris J. G. Smit, thans hoofdcommies. 's GRAVENHAGE. Geslaagd: voor le stuur man Groote Stoomvaart de heer C. G. Albe- nes; voor 2e stuurman Groote Stoomvaart de heeren D. Rooseboom en J. J. Bommezijn. AMSTERDAM: Gesl. de dames N. F. van Gü- lik te Haarlem; E. C. van den Ende, P. A. J. de Nobel en F. L. Brans te Rotterdam. AMSTERDAM: Candidaatsexamen ln Wis- en Natuurkunde mej. B. M. Merz en de heer B. Boonstra. DELFT, Technische Hoogeschool. 14 April. Hedenmiddag promoveerde tot doctor in de technische wetenschap, na verdediging van een proefschrift getiteld: „De bepaling van de oxydatie-reductiepotentiaal in bacteriëncultu- res en hare beteekenis voor de stofwisseling" en van stellingen, de heer B. Elema, scheikun dig ingenieur, geboren te Hoogeveen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5