DE STICHTER VAN MILL-HILL
Commissie De Vries rapporteert
Onze oudste tijdgenoot gestorven
KARDINAAL VAUGHAN
1832 -15 April -1932
v
Wijziging post-
Geen herziening
voorgesteld
Chef der lastdragers
IBIS
V
W"
u^dig
SPAARBANKWET
Rechtspersoonlijkheid der
Rijkspostspaarbank
EERSTE KAMER
Woensdag 20 April bijeen
KATHOLIEK JONGEREN
VERBOND
Prof. Veraart de leiding?
R.K. ONDERWIJSJUBILEUM IN
ZEEUWSCH-VLAANDEREN
De Broeders van Huybergen
25 jaar te Hulst
LOUIS DE VRIES NAAR ROME
INSTELLING VAN EEN
ECONOMISCHEN RAAD
Een belangrijk college van advies
De Regeering blijft ver
antwoordelijk voor het
gevoerde beleid
Geen belangenvertegen
woordiging
Consulaire Dienst
In het huidige spoorwegvracht-
tarieven-stelsel reeds groote
soepelheid betracht
Zaro, je hart is van steen en
daarom word je zoo oud"
Waterstaat
Stuurlieden-examen
Apothekersadsistent-examen
Academische examens
t Is 7,oo, t krioelt tegenwoordig van de jubi-
*ea en eeuwfeesten. Dagelijks bijna wordt er 'n
'Ustrum, 'n zilveren, gouden of weet ik wat voor
jubileum gevierd.
En toch, jammer is 't dat er niet meer eeuw
feesten gevierd kunnen worden, dat er niet
«eer personen zijn, die verdienen herdacht te
gorden. Want het is geen overdadige weelde
men het eeuwfeest herdenkt van mannen
«s Herbert Kardinaal Vaughan.
Geboren den 15en April 1832 te Gloucester in
®ngeland was Herbert Vaughan de oudste van
13 kinderen van kolonel Vaughan en Eliza Rolls
the Hendre. Afstammeling van een oude
«'Utaire familie zat hem de zucht naar waag-
°«kken en 't volhardend doorzetten zelfs in de
moeilijkste ondernemingen niet zender reden in
bloed.
Het diep-devote, gebedspheerachtige, dat zijn
!even als met een aureool omstraalde, was onge-
•^yfeld de vrucht der opvoeding door zijn hei-
jjke moeder. Altijd bezig met en voor haar huis
houden, wat met zoo'n 13 springevende tegen
?eSrijpelijkerwijze 'n heele drukte met zich
«acht, wist ze toch eiken dag geruimen tijd
te maken om te verwijlen bij haren Eucha-
•mtischen tabernakel-God, wien ze dag in dag
Uit
smeekte al haar kinderen in zijn dienst te
hemen. Ongetwijfeld is 't dan ook voor een
«mot gedeelte aan haar gebed te danken dat
'6 vijf haar dochters het kloosterleven om
helsden, terwijl zes van haar jongens priester
*erden, waarvan één Kardinaal-Aartsbisschop
Londen, één Aartsbisschop van Sydney, één
"«schop van Sebastopolis.
.Hog slechts 22 jaar oud werd Herbert met bij-
®°hdere dispensatie in 1854 priester gewijd. Aan-
JOhds reeds werd hij door Kard. Wiseman be-
h°emd tot vice-president van het St. Edmund-
«mjnarie bij Londen. Huiverig en met tegen-
n
?h aanvaardde hü die zware, verantwoordelijke
Hoewel streng wist hij toch spoedig zoo-
leeraren als studenten door zijn tactisch
btreden voor zich te winnen.
*och had hij zijn ideaal nog niet bereikt:
h°g meer wilde hij doen voor zijn God, missio
ns wilde hij worden, neen meer nog, 'n mis-
«-congregatie wilde hij stichten. Zoodra dit bij
,«m vast stond als 'n roeping van God, zette
zich aan 't werk, durvend, doortastend,
tehousiast. Een tweejarige bedelreis door hem,
hg. onbekend priester, in Amerika ondemo-
i/eht verschafte hem de noodige gelden om een
k&in te maken met z'n congregatie, die in 1866
u Mill-Hill begonnen werd met één student,
J^ijl Herbert Vaughan zelf de eenigste profes-
jj.h tevens rector was. Reeds drie jaar later
eek het betrokken huis te klein en werd een
Omvang gemaakt met den bouw van het hui-
werd in 1871. Ten koste van welke offers,
!e St. Joseph-college te Mill-Hill, dat vol-
^elke armoede de eerste steenen gelegd wer-
de eerste Mill-Hillers opgroeiden, kan men
^diaken uit het feit dat 't noodzakelijk bleek
de stichter zelf met paard en karretje aal-
^°ezen ging ophalen, dat de eerste studenten
(,01 Soudvischjes uit den vijver van het nieuwe
j'lege-g°ed moesten visschen om tenminste
(J* te eten te krijgen. Maar Father Vaughan's
j 'housiast doorzetten overwon alle moeilijkhe-
Zjjn karakter-grootheid, zijn loyale offer'
ledigheid kon zich nu eerst ten volle uit'
zijn blije, offervaardige ziel inspireerde
hj Underen ook het hunne bij te dragen tot den
der jonge stichting. En ze kwam tot bloei.
Heeds in 1871 trok de eerste groep missiona-
uit om in Amerika onder de negerbevol-
wS te gaan werken. Father Vaughan juichte!
Plukte de eerste vruchten van zijn missie-
1872 werd hij tot bisschop van Salford bij
«hchester benoemd, maar mocht met spe-
J^l verlof van den Paus algemeen Overste van
Congregatie blijven. Over het werk daar tot
V^d^edlend is een wetsontwerp tot wijziging
2 de Postspaarbankwet.
^gevolge van de huidige crisis vloeien naar
Rijkspostspaarbank vele millioenen, welke
w kunnen worden beschouwd als spaargelden,
w urvoor de Bank in de eerste plaats be-
•hd is.
d verband daarmede moet rekening worden
uouden met de mogelijkheid, dat bij verande-
0 e van de conjunctuur een groot deel van
tg.6 kapitalen binnen korten tijd zal worden
losgenomen. Aan de liquiditeit der Bank
t}e.et dan ook thans bijzondere aandacht wor-
C geschonken en daarnevens moet gezorgd
der ft dat de fondsen, waarin het kapitaal
den ank is belegd, zooveel mogelijk bij de Ne-
baaJ®dsche Bank beleer.baar zijn. Deze beleen
de d laat thans te wenschen over, omdat
w °ulatiebank in verband met de bepalingen
-haar octrooi geen Nederlandsche Staats-
Etaüi ln beleening mag aannemen van den
zelf.
dig 0or de Rijkspostspaarbank tot een zelfstan-
l(j^ r Rechtspersoon te maken, wordt dit wette-
toort waar tegen beleenbaarheid van Staats-
ïecht611 opgeheven. Het ontwerp beoogt de
ersoonliJkheid uitdrukkelijk in art. 1 der
spuarbankwet vast te leggen,
diaakt toekennen dezer rechtspersoonlijkheid
toüit no°dig, de wet ook op enkele andere
Otut,®11 te wijzigen of aan te vullen. Bepalingen
Oftitrp 'ertegenwoordiging van de Bank en
bij ent de rechtspositie van het personeel zijn
VopV°lg mede in het ontwerp opgenomen.
Üat orgesteld wordt voorts art. 19, lid 4 der wet,
Etaat reservef°nds tot eigendom van den
derg TfRklaart, te doen vervallen, omdat een
bei(j 'dke bepaling met de rechtspersoonlijk-
Het Bank niet is overeen te brengen.
Op d reservefonds zal hierdoor van den Staat
Voe vechtspersoon in eigendom overgaan.
de vervallen bepaling zal in de plaats
Oer gn treden het voorschrift, dat bij liquidatie
an*c alle goederen, rechten en verplich-
vaQ rechtswege overgaan op den Staat.
stand gebracht kon een boekdeel geschreven
worden, hoe hij daar werkte als organisator
van vereenigingen en genootschappen, als bou
wer van scholen, seminaries en kerken. Hoe hij
voor de arme, katholieke weezen een geheel
nieuwe organisatie in het leven riep, waarvoor
hij zijn geheele bisschoppelijk salaris afstond
al de twintig jaren dat hij Salford als bisschop
bestuurde. Die daad teekent hem ten voeten
uit: hij hield niet van half werk!
Inmiddels echter had de jonge St. Jozefcon
gregatie ook weer teekenen van groei vertoond:
een college voor lagere studies was geopend in
1880 te Freshfield bij Liverpool. In 1878 was
door bisschop Vaughan een congregatie van
Zusters gesticht, die aan de huizen en missies
van zijn Congregatie haar krachten zouden wij
den.
Geen wonder dat hij, toen Kardinaal Man
ning in 1892 gestorven was, de aangewezen man
bleek om op den Aartsbisschoppelijken zetel
van Westminster te Londen op te volgen. Toen
zijn protesten bij den H. Stoel niets hielpen,
zwichtte hij en toog naar zijn nieuwen zetel, de
hem gedurende 20 jaar zoo dierbaar geworden
Salford-kudde bedroefd achterlatend.
Hoewel reeds 60 jaar oud zette hij zich als
altijd met eeuwig jeugdig vuur aan 't werk. Een
reusachtige taak zag hij voor zich: een groot
seminarie voor meerdere diocesen wilde hij bou
wen; de strijd voor de katholieke scljool moest
uitgevochten, de kwestie van de Anglicaansche
wijdingen eens en voor altijd opgelost worden
en last not least wilde hij in Engelands hoofd
stad een monument oprichten dat getuigen zou
van het katholieke, zelfbewuste durven, dat de
bewondering en den naijver wekken zou der
niet-katholieke Engelschen: hij wilde een kathe
draal, de Westminster kathedraal bouwen. En
hij slaagde!! De kathedraal kwam er!
Ondertusschen groeide zijn lievelingskind:
de St. Jozef-congregatie. In 1890 zag hij een
missiehuis te Roosendaal openen, welke stich
ting in 1891 gevolgd werd door 't St. Joseph's
Missiehuis te Bressanone (Italië).
Toen hij dan ook in 1903 zijn moede, grijze
hoofd nederlegde om een welverdiende, eeuwige
rust te gaan genieten, bloeide de Mill-Hill Con
gregatie, stond er een kathedraal vrij van
schuld, was de katholieke school vrij, was de
Anglicaansche kwestie beslist, was er een ka
tholiek zelfbewustzijn wakker geschud in Enge
land, bezield met het jeugdige vuur van haren
energieken metropoliet.
Zoo zien we dan Kard. Vaughan als den dur-
venden, enthousiasten zwoeger voor God, die al
de idealen van zijn groot hart uitleefde in één
machtigen liefdezang van dadenweelde, als een
apostel met 't missionarishart van een Paulus,
't enthousiasme van een Petrus, de liefde van
een Johannes. Zijn wapenspreuk: Amare et
servire, (beminnen en dienen) leefde hij uit tot
op den letter. Minnend zwoegde hij, reisde hij,
bedelde hij; dienend gaf hij zich, leed hij, ver
teerde hij. Heerlijk is 't een man gelijk Kard.
Vaughan voor ons te zien als een voorbeeld, een
ideaal, dat door zijn warmen dadendrang mee
trekt om mee te zwoegen voor Gods Eer en
Glorie. Mill-Hill mag trotsch gaan op zoo'n
Stichter en God danken dat 't in hem vond een
Stichter, een Vader en een Voorbeeld.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal zal
Woensdag 20 April, des middags te half twee
in openbare vergadering bijeenkomen ter be
handeling van het wetsontwerp tot wettelijke
voorziening naar aanleiding van het Kon. Besl.
van 8 December 1931 (Staatsblad No. 501) en
het wetsontwerp betreffende voorbehoud der
bevoegdheid tot toetreding van het ontwerp
verdrag betreffende de aanduiding van het ge
wicht op groote stukken vervoerd per schip.
(Genève 1929).
De voorzitter is voornemens aan de Centrale
Afdeeling voor te stellen in de afdeelingen te
doen onderzoeken, onmiddellijk na de openbare
vergadering het w.o. tot goedkeuring van het
op 16 April 1929 te Rome gesloten verdrag tot
bescherming van planten; de wetsontwerpen
tot naturalisatie van L. N. E. Appelberg en 19
anderen en van R. Baldenhofer en 19 anderen
en het w.o. tot wijziging der Inkwartieringswet.
Naar wij vernemen werd op de vergadering
van het Katholiek Jongeren Verbond te Den
Haag Dinsdagavond door den voorzitter Mr.
A. Peters, meegedeeld, dat de leiding van dit
verbond tijdens zijn verblijf in het buitenland
zou worden waargenomen door Prof. Veraart.
Tevens deelde hij mede, dat o.a. in Heerlen
een afdeeling van het Verbond zou worden
gesticht.
Te Hulst is onder overgroote blijken van sym
pathieke en van dankbaarheid getuigende be
langstelling het zilveren jubileum gevierd van
de St. Willibrordusschool, een der bloeiende
externe scholen, die de Broeders van Huyber
gen in het Bredasche diocees bezitten. Deze
school is tevens de eenige broederschool in
Zeeuwsch-Vlaanderen. Opgericht onder moei
lijke omstandigheden, heeft de school zich ge
leidelijk ontwikkeld tot de verdienstelijke
hoogte, waarop zij thans staat.
Ter gelegenheid van het jubileum heeft
Pastoor-Deken Rops, van Hulst, een plechtige
H. Mis van dankzegging met assistentie opge
dragen. Na afloop had in het convent der broe
ders een receptie plaats, die zeer druk bezocht
was.
Tijdens een plechtig Lof heeft rector Brou
wers, bisschoppelijk inspecteur van het Katho
liek onderwijs, een predlcatie gehouden, waarin
hulde werd gebracht aan de Congregatie van
Huybergen voor het groote opvoedingswerk ge
durende 25 jaren in Zeeuwsch-Vlaanderen ver
richt.
Op den feestavond werd van verschillende
zijden het woord gevoerd, n.l. door Deken Rops,
burgemeester Truffino, den heer Bal en Broe
der Overste Matheus. Ook namens de leerlin
gen werden de broeders gehuldigd.
Naar wij vernemen, heeft de heer Louis de
Vries van het hoofdbestuur der Soclété Uni-
verselle du Théatre te Parijs een uitnoodiging
ontvangen gedurende het congres dat van 25
tot 28 April te Rome zal worden gehouden,
met een Nederlandsche troep een voorstelling
te willen geven van „Hendrik IV" van Piran-
delo.
Aan de Memorie van Antwoord aan de
Tweecfè Kamer inzake het wetsontwerp tot in
stelling van een Economischen Raad wordt het
volgende ontleend:
Het was den Minister aangenaam, uit het
Voorloopig Verslag te vernemen, dat men vrij
algemeen met hem van gevoelen was, dat de in
stelling van een Economischen Raad wensche-
lijk is. Er bestaat behoefte aan een lichaam, dat
de economische vraagstukken in onderling
verband kan beschouwen. Inderdaad zijn er
reeds verschillende adviescolleges en de Mi
nister kan zich dan ook de matige ingenomen
heid van sommige leden met de instelling van
wederom een nieuwen Raad zeer wel verklaren.
Intusschen beteekent het geenszins gebrek aan
waardeering voor het werk dier colleges, als
men de meening uitspreekt, dat deze colleges de
vraagstukken, waarmede zij zich bezighouden,
en waarvoor zij bij uitstek competent zjjn, in
den regel uit een bepaalden gezichtshoek be
zien. De gecompliceerdheid van het bedrijfs
leven heeft echter tengevolge, dat vele onder
werpen, welke ten principale tot een bepaald
onderdeel van het bedrijfsleven gerekend moe
ten worden, tevens een meer algemeenen kant
vertoonen. De verschillende takken van volks
bestaan zijn zoo dooreengestrengeld, dat het
veelal niet zonder gevaar is, een landbouw
vraagstuk uitsluitend van agrarisch, of een nij
verheidsprobleem uitsluitend van industrieel
standpunt te beschouwen. Landbouw en nijver
heid, handel, scheepvaart en visscherij hebben
recht op waardeering van hunne belangen,
waartoe in eerste instantie geroepen zijn dege
nen, die elk op hun bijzonder terrein deskun
dig zijn.
Daarnaast echter hebben deze takken van
bedrijf evenzeer recht op inachtneming van
hunne belangen bij de overweging van maat
regelen ten behoeve van een bepaalden tak van
bedrijf, ook al zijn zü daarbij slechts zijdelings
betrokken. Bij hare economische politiek kan
de Regeering de adviezen van speciale deskun
digen niet missen; deze adviezen moeten ech
ter aan het algemeen landsbelang getoetst
worden en daarbij kan een algemeen econo
misch adviescollege belangrijke diensten ver
richten.
Blijkt uit het bovenstaande, wellicht ten over
vloede, de wenscheljjkheid van de instelling
van een Economischen Raad, ook afgescheiden
van de voorgenomen reorganisatie van den eco
nomischen voorlichtingsdienst, zoo wil de Mi
nister daarin toch niet zien een scherpe om
schrijving van de taak van den Raad.
Deze taak is in de Memorie van Toelichting
uiteengezet en eene nadere afbakening van het
terrein is, waar op economisch gebied de be
langen zoo sterk in elkaar grijpen, niet wel
doenlijk.
De taak van den Economischen Raad is on
getwijfeld zeer belangrijk; zijne bevoegdheid
heeft echter uitsluitend een adviseerend karak
ter en de Regeering heeft volledige vrijheid,
zich al of niet naar 'sRaads adviezen te ge
dragen. Zij, de Regeering, blijft de volle ver
antwoordelijkheid voor het gevoerde beleid dra
gen en kan geen aanspraak van den Raad op
het volgen van zijn adviezen erkennen. Of de
Raad al dan niet neigingen in deze richting zal
vertoonen, kan de Minister niet beoordeelen.
Hij meent echter van zulk een belangrijk col
lege van advies zooveel begrip te mogen ver
wachten, dat het dergelijke staatsrechtelijk on
geoorloofde neigingen zal weten te onderdruk
ken.
De Minister kan zich niet vereenigen met de
leden, die tegen het zitting nemen ^\.n leden
der Staten-Generaal in adviseerende colleges
geen bezwaar hebben.
In beginsel is daaraan het bezwaar verbon
den dat een lid der Staten-Generaal zich niet
geheel vrij zou kunnen gevoelen bij de bepa
ling van zijn houding tegenover aangelegenhe
den, waaraaan hij als lid van het betrokken
adviescollege mocht hebben medegewerkt.
Aan een persoonlijk contact tusschen de Re
geering en de leiders in het economisch leven
hecht ook de Minister groote waarde.
Het feit, dat de Nijverheidsraad en de Mid-
denstandsraad de bevordering van groepsbelan
gen beoogen, behoeft aan hunne erkenning in
samenhang met den Economischen Raad niet
in den weg te staan.
Wat nu structuur en werkwijze van den Eco
nomischen Raad betreft, meent de Minister,
dat het ontwerp voldoet aan den wensch tot
het brengen van eenheid op het gebied der
economische adviezen. Immers het ontwerp
schept het op dit gebied zoo zeer gewenschte
centrale punt.
De eisch, dat alle adviezen van de in te stel
len vaste en bijzondere commissiën en erkende
colleges door den Raad zelf zullen worden ge
toetst aan het algemeen economisch belang,
voor dat deze de Regeering bereiken, is, zoo
als reeds door sommige leden werd betoogt, in
de practijk niet te verwezenlijken. De eisch is
ook niet noodig, om te waarborgen, dat niet
het bijzonder belang in bepaalde gevallen zal
kunnen prevaleeren boven het algemeen belang.
De mogelijkheid, dat door vaste of bijzondere
commissiën adviezen worden uitgebracht, zon
der dat eenig lid van den Raad daaraan heeft
medegewerkt, behoeft geen ernstig bezwaar te
zijn, daar de Raad van alle adviezen zal ken
nis dragen en derhalve zoo noodig van een af
wijkende meening kan doen blijken.
Dat bij erkenning van Nijverheids- en Mid-
denstandsraad ook de arbeidersorganisaties zou
den moeten worden erkend, kan de Minister
niet inzien. Immers, deze erkenning betreft niet
de organisaties van werkgevers en midden-stan
ders, doch de uit deze organisaties gevormde
Raden, die bedrijfsbelangen beoogen.
Waar de Raad geen belangenvertegenwoor
diging is, zou de Minister er in beginsel voor
voelen, daarin geen belanghebbenden op te ne
men. Het is echter niet wel mogelijk, dit be
ginsel steeds in practijk te brengen, daar, zoo
als reeds in de Memorie van Toelichting werd
opgemerkt, deskundigheid in economische aan
gelegenheden zelden met belangeloosheid zal
gepaard gaan. Bij de keuze der te benoemen
personen zal derhalve met groote omzichtig
heid te werk moet worden gegaan.
In den Economischen Raad mag uiteraard t
deskundig scheepvaartelement niet ontbreken.
Het bestaande contact met de Nederlandsche
Reedersvereeniging werkt" bevredigend en de
Regeering wenscht dit contact dan ook te
handhaven.
Het ligt in de bedoeling, na overleg met de
landbouworganisaties de vaste commissie ter
behandeling van aangelegenheden, betrekking
hebbende op den landbouw op dezelfde wijze
samen te stellen en haar dezelfde bevoegdheden
te geven, als thans Nijverheids- en Midden-
standsraad hebben.
Het ligt niet in de bedoeling, dat de Neder
landsche gemeenten als zoodanig in den Eco
nomischen Raad vertegenwoordigd zullen wor
den.
Het is de bedoeling, dat de Commissie voor
de Herziening der Handelsverdragen blijft res
sorteeren onder den Minister van Buitenland-
sche Zaken, die op het behoud dezer Commis
sie, ook in verband met het algemeen beleid
der buitenlandsche politiek, prijs stelt. Intus
schen treedt het Departement van den Mi
nister van Arbeid, Handel en Nijverheid op
het gebied der handelsverdragen geenszins
terug.
Ingevolge Koninklijke machtiging is de heer
A. T. Flavin erkend en toegelaten als vice-con
sul van de Vereenigde Staten van Amerika op
Curacao.
Thans is het verslag verschenen van de bij
beschikking van den Minister van Waterstaat
van 13 Januari 1931 ingestelde commissie van
onderzoek betreffende de huidige goederen
tarieven der Nederlandsche Spoorwegen, in het
bijzonder omtrent die voor den uitvoer van
land- en tuinbouwproducten (commissie
prof. mr. F. de Vries).
Aan de commissie werd opgedragen een on
derzoek in te stellen naar de vraag:
a. of en in hoever het peil van de tarieven
der Ned. Spoorwegen voor uitvoer van land
en tuinbouwproducten, ook in vergelijking met
de tarieven van landen, waarmede Nederland,
wat dien uitvoer betreft, moet concurreeren,
gerechtvaardigd is, dan wel verlaging behoeft;
b. of en in hoever ook overigens het spoor-
wegbeleid hier te lande ten aanzien van de
goederentarieven wordt en moet worden be-
heerscht door commercieele en financieele
overwegingen, dan wel behoort te zijn gegrond
op economische overwegingen van anderen
aard.
Na de instelling der commissie zijn ook de
tarieven voor het vervoer van steenkolen door
den Minister van Waterstaat aan haar oordeel
onderworpen, terwijl zich tevens eenige ver
zenders van andere artikelen met bezwaren
tegen de daarvoor geldende tarieven tot de
commissie hebben gewend.
Het Spoorwegbedrijf-
De commissie stelt zich voor daaromtrent en
over de tarieven van eenige niet behandelde
landbouwproducten een afzonderlijk advies uit
te brengen.
In het algemeen gedeelte van het verslag
worden besproken:
1. de aard van het spoorwegbedrijf en de be
ginselen, volgens welke het behoort te worden
geleid;
2e. de beginselen, welke aan de bepaling van
vrachttarieven ten grondslag behooren te lig
gen;
3e. de vrachttarieven in een periode van
economische inzinking;
4e. het huidige stelsel van de vrachttarieven
der Nederlandsche Spoorwegen.
Openbare onderneming.
Wat het eerste punt betreft, wordt uitvoerig
uiteengezet, dat het spoorwegbedrijf als een
onderneming zij het dan als een openbare
onderneming behoort te worden geleid, dat
de spoorwegen er derhalve naar moeten stre
ven uit de opbrengst van het vervoer alle kos
ten er van te dekken, de belooning van het in
het bedrijf gestoken kapitaal daaronder be
grepen. In principe afstand te doen van den
eisch van een rendeerend bedrijf is in geen
enkel opzicht gemotiveerd. Een beroep op de
getvallen, waarin de overheid in den vorm van
instellingen van openbaar nut goederen ver
schaft óf diensten bewijst, zönder den kosten-
den prijs in rekening te brengen, bleek niet
op te gaan. Ook valt er geen enkel argument
aan te voeren, waarom de kosten van het
spoorwegvervoer, één van de bestanddeelen
der productiekosten onder vele andere, op ge
heel andere wijze te behandelen zouden zijn
dan de overige productiekosten en zij niet ten
laste van het vervoer zelf, maar van de open
bare middelen zouden moeten worden ge
bracht. Een goedkooper vervoer bleek de maat
schappij op deze wijze niet te worden ver
schaft. Er heeft slechts een bevoordeeling
plaats van sommige ondernemingen, en wel
een geheel willekeurige, daar zij afhankelijk
is van het toevallige aandeel van de spoor-
vrachten in de productiekosten van een of
ander bedrijf. Een dergelijke politiek is noch
uit economisch, noch uit maatschappelijk oog
punt te rechtvaardigen. Zij is integendeel in
strijd met economische beginselen en brengt
veeleer door haar willekeurige aantasting van
het mechanisme der prijsvorming het gevaar
van bentadeeling van de nationale welvaart
met zich mede. In de gevallen, waarin de over
heid aanleiding meent te hebben om een be-
hoeftenbevrediging te bevorderen of een tak
van bedrijf te steunen, is er ten slotte geen
reden om dit niet rechtstreeks, maar langs den
omweg dezer spoorwegpolitiek te doen, hetgeen
slechts onzekerheid ten aanzien van het resul
taat ten gevolge kan hebben en den werke-
lijken gang van zaken zal verdoezelen.
Ongeloofelijk lijkt het ons, dat in het Lon-
densche hospitaal inderdaad de oudste mensch
ter wereld, de Turk Zaro Aga, dezer dagen ge
storven is! On
gelooflijk, dat
deze bijna le
gendarische ver
schijning, die
zoo eigenaardig,
vreemd en on
gewoon in onzen
verlichten tijd
aandeed, thans
evenals ieder
gewoon mensch
het tijdelijke
met het eeuwige
heeft verwis
seld! Ongeloo
felijk, dat
iemand denBij-
belschen leef
tijd van 162 ja
ren kan berei
ken.... om dan door den dood, een gewonen
dood, de geheele wereld in zekeren zin teleur
te stellen. Ongeloofelijk vooral, dat Zaro Aga,
de „hamalbachi van Constantinopel" nooit
meer in een zonnigen hoek van de Stamboe-
ler haven zal zitten om zijn luisterschare van
iederen leeftijd en van iedere natie in bonte,
zelf doorleefde anecdoten de geschiedenis van
bijna twee eeuwen te vertellenMaar wkt
hadden wij dkn verwacht? Dat weten wij niet,
maar dit zeker niet!
„Hoe ben je hamalbachi van Constantinopel
geworden, Zaro?"
„Hamalbachi? O, kindertjes, dat is heel een
voudig! Na de revolutie in Griekenland kwam
ik weer terug naar Constantinopel. Wat zal ik
zeggen jonge menschen hebben nu eenmaal
heimwee. En ik was destijds pas 60 jaar! Zaro
komt naar Constantinopel, wil den Padisja
goeden dag zeggen maar wat doet men?
Men laat mij niet toe men kende Zaro, den
grooten vrijheidsvoorvechter, niet meer. Aan
vele deuren heb ik geklopt, maar zij bleven alle
gesloten. Toen o, dat zullen jullie niet be
grijpen! toen is mijn hart versteend. Een
groot Amerikaansche wonderman heeft mij
eens gezegd: „Zaro, je hart is van steen en
daarom word je zoo oud!" en toen ben ik
naar de haven gegaan en heb mij als lastdra
ger aangeboden. O, ik was jong en sterk!
En niemand heeft mij gemakkelijk kunnen
overtreffen.... En als iemand zich naar voren
dringt, waarvoor heeft men dan beenen gekre
gen? En als de reeder achter je rug met zijn
oogen knipte, moest je dat óók kunnen voelen,
zoodat je niet zoo gemakkelijk bedrogen werd.
En zoo kwam het, dat allen mij leerden ken
nen en achten en als ik voorbij ging, riepen
zij „Hallo Zaro!" En omdat de lastdragers
iemand noodig hebben, die toeziet, dat alles
naar behooren gaat hebben zij mij tot ha
malbachi, tot chef der hamale (lastdragers)
van Constantinopel gekozen!"
De dag zijner keuze, dat zal iedereen begrij
pen, was voor Zaro Aga een eeredag, een we
reldschokkende gebeurtenis. Het was den dag,
waarop, zooals hij zegt „toevallig behalve hij
ook de Grieksche vrijheidsheld Capodistria ge
kozen werd". Capodistria werd president van
het bevrijde Hellas, Zaro Aga hamalbachi van
Constantinopel. Er is geen twijfel dat het laat
ste feit volgens Zaro Aga het meest gewichtige
van het jaar 1830 was.
Maar daarmede heeft Zaro Aga ook bijna
het hoogtepunt van zijn leven bereikt als
zestigjarige lastdrager. Uit zijn jeugd weet hij
een onuitputtelijken voorraad anecdoten te
vertellen en men wordt nooit moe naar hem
te luisteren. Twee woorden zijn het vooral, die
hem in gloed brengen: Napoleon en Ali Pasja!
Reeds over Zaro Aga's wieg, die in een Kauka-
sisch dorpje stond en waarin hij in 1770 werd
neergelegd, zooals de Turksche documenten
aangeven, vielen schoten. Zijn vader was aan
voerder van een wilden Koerdenstam, die bijna
dagelijks ter wille van gezin, prestige en ge
noegen schietpartijen hield. Paarden en buksen
waren de gewichtigste attributen van Zaro's
Jeugd en hij was een voortreffelijk ruiter en
een meesterschutter bij uitnemendheid.
Van een „oorlog" was eigenlijk geen sprake
in den Kaukasus. Toen Napoleon's ster lichtend
aan den hemel verscheen, scheepte Zaro Aga
zich naar Egypte in om daaar avonturen te
zoeken. Als vrijwilliger met den rang van ser
geant deed hij onder Napoleon dienst. Voor
Napoleon leefde Zaro Aga, voor Napoleon ver
richtte hij heldendaden, leed hij ontberingen!
Want zoo verklaarde Zaro Aga Napoleon
was geen gewoon mensch, maar een zoon des
duivels, die om zijn menschelijke gestalte ver
oordeeld was, menschelijke fouten te bezitten
en daaraan ook ten gronde ging. Daaronder leed
Zaro ten zeerst, temeer, daar hij zich met den
keizer persoonlijk verbonden voelde, sedert
Napoleon hem voor zijn trouwe diensten eigen
handig een kruis op de borst had gespeld. Met
deze orde versierd ging Zaro Aga zijn eeuwigen
slaap in....
Bijna 60 jaar lang is Zaro Aga, ondanks me
nig avontuurlijk intermezzo, hamalbachi van
Constantinopel geweest. De reeders en kapiteins
hebben geleerd, zijn kijk op zaken en handels
geest te bewonderen en te eerbiedigen. Tiental
len jaren verloopen, generaties worden graf
waarts gedragen. Maar Zaro Aga verheugt zich
in zijn goede gezondheid en leeft er lustig op
los. Als in 1897 de Grieksch-Turksche oorlog
uitbreekt, kan de oud-strijder zich niet meer
bedwingen. Als 125-jarige meldt hij zich als
vrijwilliger en verricht tal van dappere daden.
Gedurende de bezetting van Constantinopel
was Zaro Aga de grootste bezienswaardigheid
der stad. „Ik verdiende toen veel geld" zeide
Zaro Aga laconiek. Nog eens beleeft hij een
eertdag, die geheel naar zijn smaak was. Dat
was toen de Turken de Grieken uit Constanti
nopel hadden verdreven en de geallieerden Con
stantinopel moesten ontruimen. Zaro Aga, „ge
heel in wit met goud" reed toen aan de spits
van de Turksche troepen Stamboel binnen. Hij
werd toegejuicht als een nationale held.
Een zakelijke Griek wist van zijn hoogen
ouderdom praktijk te trekken door een wereld
reis met hem te ondernemen. Waar hij kwam,
was men enthousiast, vooral als hij hier en
daar het recept van zijn langen levensduur ver
ried. Dan weer was het strikte alcoholvrijheid,
daarna weer het genot van ongekookte melk,
soms weer een bijzondere voorliefde voor
Mr. X's plantenboter, enzoovoorts.
Ongeloofelijk lijkt het daarom, dat wij nu,
nadat men reeds vele malen het gerucht van
zijn dood had verspreid, terwijl het later bleek,
op onwaarheid te berusten, onzen oudsten tijd
genoot, onzen Zaro Aga, den 162-jarigen groo
ten strijder, verloren zouden hebbenl
Wat de beginselen betreft, welke aan de be
paling van de vrachttarieven der spoorwegen
ten grondslag behooren te liggen, wordt be
toogd: vooreerst, dat de uitgaven der spoor
wegen voor een belangrijk gedeelte onafhan
kelijk zijn van den omvang van het vervoer,
hetgeen niet alleen voor de kapitaalkosten,
maar evenzeer voor een groot deel der exploi
tatiekosten geldt. Weinig bedrijven zijn er, die
met een vast kapitaal van dergelijken omvang
werken als bij de spoorwegen voor spoorbanen,
rollend materieel, gebouwen en exploitatie
inrichtingen wordt verwerkt.
Als tweede kenmerk van het spoorwegver
voer wordt genoemd het feit, dat het grooten-
deels onmogelijk is een direct verband te leg
gen tusschen ieder der verschillende vervoer
diensten, door de spoorwegen bewezen en de
kosten er door veroorzaakt.
Ten aanzien van de vrachttarieven in een
periode van inzinking wordt gezegd dat er
geen enkele reden is voor de veronderstelling,
dat, wanneer vrachtverlaging het vervoer zou
kunnen stimuleeren en de financieele positie
der spoorwegen zou kunnen verbeteren, deze
daarin nalatig zouden blijven. Juist het vaak
bestreden stelsel van differentieele vrachtprij
zen, van speciale tarieven, welke ook voor een
bepaalden tijd worden vastgesteld, en van re
ductie-overeenkomsten voor groote hoeveel
heden geeft daartoe de gelegenheid, zoodra er
voldoende waarborg is, dat de werking een
gunstige zal zijn. Of dat het geval is, dient tel
kens in concreto nauwkeurig te worden onder
zocht; ten aanzien van het vervoer van enkele
goederen, speciaal de tuinbouwproducten,
wordt deze vraag in het bijzondere gedeelte
van het verslag nog nader behandeld.
Het huidige stelsel.
Ten opzichte van het huidige spoorweg-
vrachttarievenstelsel is de commissie van mee
ning dat geen aanleiding bestaat voor de ver
onderstelling, dat het niveau der vrachtprijzen
door gebrek aan economisch en commercieel in
zicht te hoog zou worden gehouden. Wie zich
op deh oogte houdt van de voortdurende wij
zigingen schier wekelijks in allerlei onderdee-
len der goederentarieven aangebracht, van de
toeneming der speciale tarieven gedurende de
laatste jaren en van de talrijke reductie-over
eenkomsten in dien tijd gesloten, zal op grond
hiervan reeds tot de overtuiging komen, dat
er een voldoend aanpassingsvermogen bestaat
en dat er veeleer van groote soepelheid dar
van bureaucratische starheid kan worden ge
sproken.
In een bijzonder gedeelte van het verslag
worden nog behandeld:
de ontwikkeling van den uitvoer van Neder-
en van het relatieve aandeel van Nederland
in den invoer dezer producten in Duitschland
vergeleken met dat van andere landen;
de vrachtprijzen der Nederlandsche Spoor
wegen voor den uitvoer dezer producten bezien
in verband met het geheele Nederlandsche ta
riefstelsel;
een vergelijking van de vrachtprijzen der
Nederlandsche Spoorwegen voor den uitvoer
van tuinbouwproducten en aardappelen naar
Duitschland met die van andere landen;
de verhouding van de spoorvrachten en die
van andere elementen der productiekoeten tot
de prijzen der producten; de gevolgen van eer
eventueele verlaging der vrachtprijzen.
Hier wordt uiteengezet dat de vrachtprijzen,
welke voor het vervoer van tuinbouwproducten
en aardappelen in rekening worden gebracht,
van het in dit hoofdstuk ingenomen stand
punt uit, geen aanleding tot gegonde cri-
tiek geven en dat in het tariefselsel der Ne
derlandsche Spoorwegen aan deze producten
een alleszins bevredigend plan is ingeruimd.
Tegen verlaging.
In den laatsten tijd, nu ook in andere lan
den aan den invoer van Nederlandsiche tuin
bouwproducten steeds meer belemmeringen in
den weg worden gelegd, nu de prijzen op de
binnenlandsche markt mede sterk zijn gedaald
en de door de tuinders zelf voorspelde over
productie zich ernstig doet gevoelen, wordt
verlaging der vrachtprijzen steeds meer aan
bevolen als een middel om den in nood geraak
ten tuinbouw te ondersteunen. Tegen de han-
teering van de vrachttarieven der Spoorwegen
voor dit doel is de commissie een en ander
maal opgekomen. Welke maatregelen door of
ten aanzien van het tuinbouwbedrijf moeten
worden getroffen, wanneer de ernstige moei
lijkheden mochten blijven voortduren. De
vraag of er thans reeds aanleiding bestaat den
tuinbouw van regeeringswege steun te bieden
dit zjjn onderwerpen, waarmede de commissie
zich niet heeft in te laten. Zij wil slechts met
den meesten nadruk herhalen, dat het zoowel
ongemotiveerd als bedenkelijk is, de vrachtta
rieven der Spoorwegen voor dit doel te gebrui
ken.
Blijkt het niet mogelijk, het bieden van
rechtstreekschen steun aan den tuinbouw te
rechtvaardigen, dan is het nog minder geoor
loofd dit onder de mom van een bovendien
in haar werking onzekere verlaging van de
vrachttarieven der Spoorwegen te doen.
De stelling, dat de Nederlandsche tuinbouw
producten en aardappelen tengevolge van de te
hooge vrachttarieven der Nederlandsche
Spoorwegen op de Duitsche markten de con
currentie met die vana ndere landen niet meer
zouden kunnen volhouden, is ten eenenmale
onhoudbaar gebleken.
Evenzeer worden de bewemgen, dat Neder
land vanwege de vrachttarieven den beide hier
bij betrokken landen met Duitsche sluitkool
zou worden overstroomd en dat onze uitvoer
naar aan Duitschland grenzende landen, met
name naar Tsjecho-Slowakije, in Duitsche han
den zou overgaan, door de feiten gelogenstraft.
Bij het Dep. van Waterstaat zijn met 1 Mei
aan J. L. Brouwer, op zijn verz., eervol ontslag
verleend als referendaris, zulks onder dankbet.
en onder toekenning van den persoonlijken
titel van administrateur; bevorderd tot referen
daris J. G. Smit, thans hoofdcommies.
's GRAVENHAGE. Geslaagd: voor le stuur
man Groote Stoomvaart de heer C. G. Albe-
nes; voor 2e stuurman Groote Stoomvaart de
heeren D. Rooseboom en J. J. Bommezijn.
AMSTERDAM: Gesl. de dames N. F. van Gü-
lik te Haarlem; E. C. van den Ende, P. A. J.
de Nobel en F. L. Brans te Rotterdam.
AMSTERDAM: Candidaatsexamen ln
Wis- en Natuurkunde mej. B. M. Merz en de
heer B. Boonstra.
DELFT, Technische Hoogeschool. 14 April.
Hedenmiddag promoveerde tot doctor in de
technische wetenschap, na verdediging van een
proefschrift getiteld: „De bepaling van de
oxydatie-reductiepotentiaal in bacteriëncultu-
res en hare beteekenis voor de stofwisseling"
en van stellingen, de heer B. Elema, scheikun
dig ingenieur, geboren te Hoogeveen.