oow US CMIEDEMI L 5 ALS DE KOEKOEK Geluksvoorspeller en orakel BREIPATRONEN TOILETJES VOOR DE MORGENUREN WAT ZULLEN WE KOKEN? VGOR. O STUMPERD TASCHJE HIJ WILDE NIET MINDER GOED ZIJN I 0 0 Op verzoek. Kleine hartigheidjes voor een gezellig avondje ÜS OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VE RBODEN De koekoek wordt gewoonlijk in de tweede helft van April verwacht. Het mooie lenteweer wil hem wel eens eerder doen verschijnen en als het eenmaal zoover is, hoor je hem ineens overal. En als hij er is, dan blijft hij, zooals in een Engelsch liedje ls vastgelegd: In April Come he will. In May He sings all day. In June He alters his tune. In July He prepares to fly. Come August Go he must. Wij hebben er ook een eigen liedje van: Op Sint Jan Je hem nog hooren kan. Sinte Margriet, Hoor je hem zelden of niet. Op Sint Japik Zwijgt hij als een havik. De koekoek is een vogel, die veel bijge loof in de wereld heeft gebracht. Wie het eerst in het jaar in den lentetijd den koe koek hoort, moet zorgen, dat hij het noo- dige geld op zak heeft. Het bijgeloof wil namelijk, dat de vraag of degene, die voor het eerst een koekoek in de lente hoort, wel geld bij zich heeft, beslissend is voor het verdere geldelijke levensgeluk, tot een volgende lente- Van den tijd, dat men deze koekoeks-eigenschap kende, hebben dwaze wandelaars en liefhebbers van het buiten leven tegen dat de koekoek kon worden verwacht, nooit vergeten geld bij zich te steken. Je kon nooit weten, redeneerden de stakkerds, en waarom zou men het fatum niet een handje helpen, niet waar? Maar het wordt al anders, wanneer de wande laar er eenzaam op is uitgetrokken. Als hij dan den eersten koekoek ontwaart, brengt dat ongeluk. Zoo denkt er ook de bijgeloo- vige landbouwer over, die daarom meent goed te doen zich maar weg te houden, zooals de struisvogels doen. Ook wordt ge zegd, dat de koekoek een booze vogel is, die de kinderen wegneemt en groote menschen blind maakt. De verstandige landman daarentegen heeft niets tegen dezen trek vogel. Als hij er weer verschijnt, dan weet hij ook, dat het mooie weer in aantocht is en de zomer kan beginnen, bij tijd en leven. Als verkondiger van huwelijkszegen en huwelijksgeluk staat de koekoek hoog aan geschreven, zoodat jongelieden, die zullen trouwen, den koekoek in het voorjaar niet aan zich voorbij dienen te laten gaan. In Noorwegen en Saksen verkondigt het aan tal koekoekroepen het aantal levensjaren. Zoo vragen de kinderen in Zwitserland als zij het geroep hooren: „Guger, Guger, Wie lange lebe ich nog." Het aantal roepen geeft het aantal jaren. Ieder jaar kan men dus verlenging krijgen, als men maar op zijn tellen past! Elders wordt gevraagd: „Seg kukuk vom Haeven, Wie lange sail ick leven?" Dat de koekoek ook als een voorspeller of teeken van minder aangename dingen doorgaat, blijkt uit het: „De koekoek zal je halen." Of „Dat mag de koekoek weten." En een oude legende verhaalt, dat de koe koek arme menschen bestal. Dat zat zoo. De koekoek zou oorspronkelijk een bakkers knecht of molenaarsmaat zijn geweest. Aan zijn vale kleur zou dat trouwens nog te zien zijn. De vogel heeft er tenminste zijn pluimage aan te danken! Hij lijkt met meel bestoven te zijn! Eens, dat het leven erg duur was en er ook aan meel gebrek was, zou de knecht deeg aan de arme men schen hebben onthouden. Toen nu God het deeg in den oven zegende, trok de booze knecht het er uit en riep telkens weer: „Gu-kuk", wat toen zooveel als „Kijk, kijk!" beteekende. De knecht ontliep zijn straf niet. Hij werd veranderd in een vo"°l met vaal baatje en nu nog roept hij zonder op houden: Koekoek! Zonder twijfel is daar aan ook niet vreemd, dat de koekoek zijn eieren in eens anders nest legt. Vele ver halen worden hierover gedaan. Zoo wordt gezegd, dat de koekoek, die schadelijke rupsen verslindt, geen tijd heeft om zelf te broeden. De vogel moet zorgen, dat hij zijn werk kan verrichten en laat het daarom aan anderen over voor het uitbroeden van de eieren te zorgen. Meneer en mevrouw hebben geen tijd en moeten op de rupsen- jacht, waarvoor de menschen ze dankbaar mogen zijn. den koekoek en den boozen molenaarsknecht bestaat «en Maar van bakkers- of versje: Koekoek, Bakkersknecht, Zeg recht, Zeg waar, Hoeveel jaar Zal ik nog dit kransje dragen? Koekoek, zeg, hoe lang zal ik leven. Een vroolijk bedrijf houden de schoone vrijsters in Zweden er op na in verband met den koekoek. Zij vragen hem hoeveel jaar zij nog ongehuwd zullen blijven. Zij beschouwen hem dus liefst heelemaal niet als een onheilstichter zoo mogen wij het. tenminste opnemen. Maar in Gelderland kan duurte worden verwacht, wanneer de koekoek ook nog na Sint Jan roept! Hou den wij het er maar -bij, dat de koekoek met mooien tijd komt. De rest laten we voor wat het wezen mag! A. K. W. GEBREIDE HEEREN-PULLOVER MET OF ZONDER TREKSLUITING Men begint te breien aan den onderkant met aluminium-naalden no. 3H. Er worden 108 st. opgezet en eerst "n boord gebreid van 20 naalden 1 r. en 1 aver. Dan kan men verder het patroon kiezen. Men breit, bijv. aldaar r. aan den rechter kant en aver, aan den linkerkant, ofwel 1 r. en 1 aver., bij eiken toer verspringend, zoodat er korreltjes gevormd worden. Heel mooi is het blokkenpatroon van driehoek jes, dat ik hieronder zal opgeven: lste naald: aver. 2de naald: 5 r. 1 aver. 3de naald: 2 r. 4 aver. 4de naald: 3 r. 3 aver. 5de naald: 4 r. 2 aver. 6de naald: 1 r. 5 aver. 7de naald: 2. 8ste naald: r. 9de naald: 1 r. 5 aver. 10de naald: 4 r. 2 aver. 11de naald: 3 r. 3 aver. 12de naald: 2 r. 4 aver. 13de naald: 5 r. 1 aver. 14de naald: aver. Hiermee is het patroon klaar- Met deze 14 naalden of toeren heeft men 2 blokken gebreid. In het geheel breit men 22 blokken boven elkaar. Dan worden de middelste 6 blokken afgekant voor den hals, terwijl men voor lederen schouder nog 1 blok breit. Ik zal trachten het nog duidelijker te zeggen: Zoodra men 22 blokken hoog ge breid heeft, breit men, in den eerstvolgen- den toer: 6 blokken of 36 st., kant dan 36 steken af en breit nog een blok op de over gebleven 30 st. Dan kant men dien schou der af en breit nog een blok op de 36 st., die op de naald waren blijven staan voor den tweeden schouder. Hiermee is de helft van den pullover klaar. De tweede helft kan precies eender worden gebreid. Wil men van voren een treksluiting hebben, dan verdeelt men, te beginnen bij het 16de blok, het werk in tweeën, zoodat men een split in het mid den krijgt. Voor de mouwen zet men 90 st. op voor den bovenkant. Men breit hetzelfde pa troon als voor den pullover, in het geheel 16 blokken, op 96 toeren. Na het lste blok begint men te minderen aan weerszijden van de naald en wel zoo, dat er op de eer ste 3 blokken in 't geheel 12 st. worden geminderd, op de volgende 3 blokken weer 12 st. geminderd en op de volgende 4 blok ken in het geheel 6 st. Dan wordt er niet meer geminderd en breit men verder recht door tot aan de manchet. Hiervoor breit men 24 naalden 1 r. 1 aver. Voor het boord neemt men de afgaande steken aan den hals op en de lussen van de schouders, in het geheel 96 st. Heeft men den pullover van voren met 'n split gebreid, dan kan men het boord op 2 naal den breien, anders breit men met 4 naalden in de rondte. Men rekent voor het boord 30 toeren 1 r. 1 aver. Het breiwerk wordt gestreken onder een vochtigen doek, waarna men de naden dichtnaait en de mouwen inzet, naad bo ven naad. GEBREIDE WANTJES MET DUIMPJES VOOR KINDEREN VAN 2 TOT 3 JAAR Men begint bij de manchet, waarvoor men 34 st. opzet en 20 toeren breit 1 r, 1 aver. Nu breit men 'n gaatjestoer voor het doorhalen van een elastiekje of lint als volgt: 1 st. breien, draad omslaan, 2 st. samenbreien en verder telkens draad om slaan, 2 st. samenbreien tot aan 't einde van de naald, waar men 1 st. breit. Volgende toer alle steken en tusschen- draden aver, breien; vervolgens breit men nog 6 toeren r. aan den rechterkant en •ver. aan den linkerknat in tricotsteek dus, waarin verder het heele wantje wordt ge breid. Nu begint men te meerderen voor het duimpje. Men breit 16 st. van de naald, breit 2 st. in eiken van de 2 volgende st. en vervolgens de overblijvende 16 st. Den vol genden toer aver, breien. Zoo meerdert men om den anderen toer, in den 17den st. van het begin tot aan het einde der naald, tot men 48 st. op de naald heeft. Is men zoover, dan breit men in den eerstvolgenden rechtschen toer 17 st. en breit dan op de middelste 14 st. 10 toeren voor het duimpje, dat men daarna begint af te ronden als volgt: lste toer telkens 2 st. samenbreien; 2de toer: 3 keer 2 st. samenbreien, 1 st. breien. Den draad afbreken en door de overblij vende 4 st. halen, waarna men met het overschot van den draad het duimpje dicht naait- Nu breit men verder op de eerste 17 st., waarbij men 2 st. breit in 't midden, bij t begin van het duimpje en dan verder breit op de overige 17 st. van de naald. Op deze 36 st. breit men nog 11 toeren, waarna het wantje wordt afgerond als volgt: lste toer: telkens 4 st. breien, 2 st. sa menbreien; 1 toer overbreien. 3de toer: telkens 3 st. breien, 2 st. samen breien; 1 toer overbreien. 5de toer: telkens 2 st. breien, 2 st. sa- menbr.; 1 toer overbr. 7de toer: telkens 1 st. breien, 2 st. samen- br.; 1 toer overbr. 9de toer: telkens 2 st. samenbr. Dan breekt men den draad af, haalt hem door de overgebleven 6 st., die men stevig aanhaalt en naait den zijnaad dicht. Het tweede wantje wordt eender ge breid. Men haalt 'n elastiek of smal lintje door den gaatjestoer en slaat de manchet halverwege om. Bemerkt men, dat het wantje, bij de hier opgegeven steken te klein uitvalt dikte van wol en breipennen en ook de wijze van breien kan groot verschil maken dan zet men 'n even aantal steken meer op en breit evenveel toeren meer. DORA. Bovenstaande teekening vertoont drie aardige practische japonnetjes voor de morgenuren. Soepele wollen stoffen zullen het meest gedragen worden; de katoentjes zullen dezen zomer ook een ruw, wat wollig aspect hebben. Waarschijnlijk omdat de laatste zomers bewezen hebben, dat onze zephir en voile japonnen bijna het heele seizoen in de kast bleven hangen. Fig. 6364 is van marine-blauwe wollen crêpe met een witte blouse met roode moesjes. Het heupstuk is afgewerkt door een bies-van dezelfde stof. Ook langs de voorzijde van de bolero zien we een biesje, dat heel coquet eindigt in een paar omge krulde puntjes. Een roode lakceintuur zal hierbij aardig staan en geeft het fleurige, vroolijke cachet, dat de mode dezen zomer eischt. Fig. 6420 heeft een geestig effect in de schuine, uitgetande sluiting, voorzien van groote knoopen. Deze lijn herhaalt zich in den rug. De rok heeft, zooals bijna alle rokken van dit seizoen, 'n enkele platte plooi en 'n weinig ruimte. De mode-combi natie: loodgrijs met geranium-rood, kun nen we hiervoor aanbevelen. Heel modern is ook fig. 6425, waar het corsage van gestreepte stof is gemaakt met een punt onder het ceintuurtje, zoodat we het idee krijgen van een gestreept vest. De rok en de mouwen zijn van effen zwarte marocain. POLA. Als er in den loop van 'n gezellig avondje achtereenvolgens koekjes, bonbons en ge bakjes zijn gepresenteerd, dan snakken de heeren en meestal ook de dames ten slotte naar iets anders en daar iedere huis vrouw natuurlijk gaarne tegemoet komt aan de wenschen van haar gasten, volgen hieronder een paar eenvoudige gegevens voor het klaar maken van kleine hartige hapjes. Kaasbroodjes vallen, in allerlei variaties, gewoonlijk zeer in den smaak. De eenvou digste manier is wel, crackers te smeren en met kaas te beleggen, ofwel om pikante kaas gewoon in kleine blokjes te snijden. Warme kaasbroodjes vormen een zeer bijzondere attractie. Ik neem daarvoor oud casinobrood en 'n stuk pikante Holland- sche kaas in den vorm van 'n broodje. Dit vergemakkelijkt het klaarmaken van de broodjes zeer. Van het casinobrood worden rondom de korsten afgesneden en dan snijdt men er dunne, mooi gelijke sneedjes van. Ook de kaas wordt van de korsten ontdaan en verdeeld in sneedjes van de zelfde dikte als die van het brood. De sneedjes brood worden gesmeerd, waarna men tusschen twee sneedjes 'n plakje kaas legt. Dan worden de broodjes rondom mooi gelijk gesneden indien dit nog noodig is en ten slotte schuin doorgesneden, zoodat er driehoekjes gevormd worden. Deze drie hoekjes kan men tevoren klaar maken en vlak vóór het opdienen bakt men ze in ruim boter aan beide kanten lichtbruin in 'n koekepan. De kaas, die onder het bakken geheel zacht wordt, vormt met het croquant gebakken brood 'n verrukkelijk geheel. Zoo men wil kan men de kaas tevoren ook nog besmeren met 'n weinig'mosterd. Zebra's van roggebrood met kaas maakt men ook het vlugste klaar, als men de kaas neemt in den vorm van het brood. Men legt afwisselend 'n gesmeerd sneedje rog gebrood en 'n even dik plakje kaas op el kaar, tot men 4 sneedjes roggebrood heeft en 3 sneedjes kaas daartusschen. De mid delste broodsneedjes moeten aan beide kan ten gesmeerd worden. Heeft men zoo'n sta peltje klaar, dan snijdt men de kanten mooi gelijk en verdeelt het geheel in blok jes. Wil men kleinere blokjes, dan neemt men 3 sneedjes brood en 2 sneedjes kaas. Haringbroodjes. Ook hiervoor neemt men oud brood, liefst Casino-brood. Men snijdt er dunne sneedjes van en verdeelt die in vierkantjes 2 vierkantjes van 'n sneetje of wel men steekt er met 'n glas, rondjes uit. Dit brood wordt lichtbruin ge roosterd. Verder heeft men dan noodig rol- mops, mayonnaise en 'n paar hard gekookte eieren. Aan 2 a 3 rolmopsen en evenveel harde eieren heeft men al genoeg om 'n flinken schotel vol broodjes te beleggen. De haring wordt van het vel ontdaan en fijn gehakt met de bijbehoorende uien en de algurken, waarvan men 'n mooi stukje apart houdt voor de versiering. De eieren worden gepeld en in schijven gesneden. Dit alles kan men vooruit doen, doch het be leggen van de broodjes moet men liever uitstellen tot op 't laatst, daar anders het geroosterde brood week wordt. Men legt dan eerst op ieder sneedje 'n laagje van het haringsmengsel, daarop mayonnaise en daarop 'n paar plakjes ei met 'n klein beetje mayonnaise en 'n paar driehoekjes augurk, 'n blaadje peterselie en voor de kleur nog 'n paar snippertjes biet of wor tel erbij. Zulke broodjes zien er heerlijk uit en ze smaken ook heerlijk. Sandwiches kan men ook het beste klaar maken van casinobrood, maar hiervoor neemt men het brood versch. Men snijdt er de korsten af en verdeelt de belegde boter hammetjes in driehoekjes, vierkantjes of langwerpige reepen. Chips en gezouten amandelen. Chips noemt men de met het komkommerschaaf- je in zeer dunne plakjes gesneden rauwe aardappelen, die na zeer goed te zijn ge droogd tusschen schoone doeken, in heet frituurvet lichtbruin gebakken worden. Men laat ze uitlekken en bestrooit ze, nog warm zijnde, met fijn tafelzout. Amandelen worden met heet water over goten, waarna men ze gemakkelijk kan pellen, gedroogd en in heete slaolie lang zaam bruin geroosterd bij kleine hoeveel heden. Ze moeten op grauw papier even uitlekken en worden warm met fijn zout bestrooid. Adriana Knuist-Pollepel. Het gebeurde in Schotland want bij ons zou zooiets niet mogelijk zijn, daar zijn we bij ons veel te verstandig voor. De trein stond op het punt van te vertrek ken. De hoofdconducteur had nog even wat aan den machinist gezegd, keek nog eens voor het laatst langs den trein en gaf het teeken tot vertrek. Reeds was de trein in beweging, toen er nog iemand het perron op kwam en hijgend op den rijdenden trein toeliep en daar pro beerde een der portieren open te krijgen. De hoofdconducteur greep den man bij den arm en trok hem van den trein weg, zeggende: „U mag wel blij zijn, dat ik net hier stond, om uw leven te redden." Onmiddellijk daarop kwam de goederen wagen voorbij en met de gewone sierlijkheid die den conducteurs door langdurige oefe ning eigen is geworden, wilde hij daarin springen. De late reiziger greep echter den man bij den arm en trok hem op het perron te rug, zeggende: „U hebt mijn leven gered, het is dus een plicht van dankbaarheid, dat ik ook het uwe red." En de trein stoomde 't station uit zonder hoofdconducteur. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Heel bedroefd zat Wiesje op een voeten bankje midden tusschen haar poppenkin- deren. Treurig keek ze naar Tom, haar deftigen bruinen beer, waar ze altijd zoo trotsch op was. Nu was hij niet te herkennen, zoo zag die arme Tom er uit! „Je zal zien, dat hij weer heelemaal beter is als ik hem behandeld heb," zei Joop en ging naast Wies en Tom op den grond zit ten. Hij rommelde even in de doos en haalde er een stopnaald uit en een paar kaartjes wol. Heel bedroefd zat Wiesje tusschen haar poppenkinderen Vanmorgen had ze met Nettie Brans voor de deur touwtje gesprongen. Tom moest natuurlijk mee! Ze had hem maar eventjes op de stoep gezet, heel eventjes maar! Toen ze naar binnen wilde gaan, wilde ze hem weer pakken. Maar hij was verdwenen. Verschrikt keek ze overal rond en zag nog net, hoe Mop van de melkjuf- frouw met haar Tom om den hoek ver dween. Ze holde zoo hard als ze maar kon Mop na. Maar ze kon hem niet inhalen. Misschien had ze. Tom wel nooit meer te ruggezien, als Mop niet den melkwinkel was ingeloopen. Natuurlijk had ze Tom toch weer gauw terug. Maar wat was ze geschrokken! En wat had ze gehuild, toen ze weer met Tom in haar armen naar huis liep! Van alle kan ten hing zijn bruin fluweelachtig velletje gescheurd naar beneden. Een oor was half afgerukt en zijn mooi donkerbruin oogje stond scheef! Ze paste de stukken aan elkaar, trok aan het oog en hield het oortje weer tegen zijn hoofd aan. Maar 't, hielp allemaal niets. Droevig keek Wiesje Tom aan en keek Tom Wiesje aan. Ze kon het niet langer meer zien. Daar om legde ze hem maar weer in zijn bedje bij Negro het nikkertje bn Elly de badpop. Daar ging de deur open en kwam Joop binnen. „Laat dat beest eens zien, Wies," zei hij, „ik ben vreeselijk benieuwd!" Een voor een werd de wol tegen Tom zijn huid gehouden en vergeleken; de keus viel op rood-bruin. Toen peuterde hij even met zijn wijsvinger in de strooien ingewanden van Tom en haalde er iets uit. „Kijk, dat is nou Tom zijn stem, Wies, druk er maar eens op!" Wiesje deed het even, héél voorzichtig en werkelijk piepte het ding: „Papaaaaaaaa! Mamaaaaaaaa!" Ze dacht, dat Tommie nog veel droeviger keek, toen hij zag, dat ze zoo met zijn stem spotte. „Doe het er maar gauw weer in, Joop, anders kan Tom me nooit meer roepen, als hij me noodig heeft." Toen begon Joop te naaien! Hij prikte en lapte en stak de stukken maar voor de hand weg weer aan elkaar vast en Wiesje zag met schrik, dat er een groot stuk, dat op zijn rug hoorde te zitten, op zijn buikje werd genaaid. De arme beer moest pijn lijden, totdat alles weer aan elkaar was gemaakt. Zijn oogje werd ook nog recht gezet en toen hield Joop hem trotsch in de hoogte. „Kan ik 't of kan ik 't niet?" riep hij uit. „Ja, een beetje wql," knikte Wiesje, kij kend naar het mismaakte lijfje. Met d'r tong likte ze gauw de traan af, die over J haar wang kwam rollen. Toen legde ze Tom in zijn bedje en zoende z'n bruin snuitje. „Al ben je niet meer mooi, je bent toch Toen begon Joop te naaien „Beest!" riep Wiesje verontwaardigd uit, „Tom is de liefste pop die ik heb." „Mij goed!" bromde Joop en trok meteen Tom onder de dekentjes uit, terwijl Wiesje angstig toekeek of hij Tom niet pijn zou doen. „Zeg, wat jovel, nou kijkt ie scheel!' meende Joop te moeten opmerken. Maar hij kreeg toch wel wat medelijden met Wies, toen hij zag, dat ze bijna weer ging huilen. „Als je nou niet zoo grient, zal ik kijken wat ik er aan kan doen," zei Joop, „haal de naaidoos maar eens." Wies, met Tom stijf tegen zich aange drukt, want ze wilde hem niet alleen bij Joop laten, holde weg om de naaidoos te halen. 'OIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOICIOIOIOIO' OBOBOBOBOBOBOBOtOBOBOBOBOBOBOBOBOBCDBa.OBOBOBOVOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBO Het gevolg van de botsing was, dat de koetsiers elkaar geweldig begonnen uit te schelden, net zooals hier de taxi chauffeurs doen als ze elkaar onderste boven hebben gereden. Meneer Hendriks en Mangelemot von den het wel fijn. Het was weer een nieuwe gebeurtenis voor de groote film, die ze later moesten vertoonen als ze weer thuis waren. En alsof de koetsiers wisten, dat ze ge filmd werden, begonnen ze hoe langer hoe grappiger te doen. In plaats van met hun handen, gingen ze elkaar met een wiel en de kap van een der rijtuigjes te lijf. Die met het zwarte jasje aan had de kap genomen. Met een flinken zwaai sloeg hij dat ding over het hoofd van zijn tegenstander en wel met zóó'n kracht, dat z'n hoofd er heelemaal door heen vloog. mijn schat, hoor!" Ze stopte de dekentjes lekker warm om hem heen, totdat er nog alleen maar twee bruine oogjes haar droe vig aankeken. „Zoo'n stumperd," zuchtte ze nog- BETSIE BROUWER. De drie cirkels van het taschje knippen we tweemaal van stof, die niet rafelt. We krijgen dus zes cirkels. Je naait drie van de cirkels, die van verschillende kleur en afmeting zijn, met den festonneersteek op elkaar. Je hebt nu twee groote cirkels, die je ook weer aan elkaar naait met den fes tonneersteek. Maar je laat aan den boven- kant van het taschje ongeveer een vierde van de cirkels open, die je dan apart f©S' tonneert. Op de teekening zie je hoe hengsels er aan genaaid moeten worden. W. stuurman.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10