oow
US
CMIEDEMI
L
5
ALS DE KOEKOEK
Geluksvoorspeller en orakel
BREIPATRONEN
TOILETJES VOOR DE MORGENUREN
WAT ZULLEN WE KOKEN?
VGOR. O
STUMPERD
TASCHJE
HIJ WILDE NIET MINDER
GOED ZIJN
I 0
0
Op verzoek.
Kleine hartigheidjes voor een gezellig avondje
ÜS
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VE RBODEN
De koekoek wordt gewoonlijk in de
tweede helft van April verwacht. Het mooie
lenteweer wil hem wel eens eerder doen
verschijnen en als het eenmaal zoover is,
hoor je hem ineens overal. En als hij er is,
dan blijft hij, zooals in een Engelsch liedje
ls vastgelegd:
In April
Come he will.
In May
He sings all day.
In June
He alters his tune.
In July
He prepares to fly.
Come August
Go he must.
Wij hebben er ook een eigen liedje van:
Op Sint Jan
Je hem nog hooren kan.
Sinte Margriet,
Hoor je hem zelden of niet.
Op Sint Japik
Zwijgt hij als een havik.
De koekoek is een vogel, die veel bijge
loof in de wereld heeft gebracht. Wie het
eerst in het jaar in den lentetijd den koe
koek hoort, moet zorgen, dat hij het noo-
dige geld op zak heeft. Het bijgeloof wil
namelijk, dat de vraag of degene, die voor
het eerst een koekoek in de lente hoort,
wel geld bij zich heeft, beslissend is voor
het verdere geldelijke levensgeluk, tot een
volgende lente- Van den tijd, dat men deze
koekoeks-eigenschap kende, hebben dwaze
wandelaars en liefhebbers van het buiten
leven tegen dat de koekoek kon worden
verwacht, nooit vergeten geld bij zich te
steken. Je kon nooit weten, redeneerden de
stakkerds, en waarom zou men het fatum
niet een handje helpen, niet waar? Maar
het wordt al anders, wanneer de wande
laar er eenzaam op is uitgetrokken. Als hij
dan den eersten koekoek ontwaart, brengt
dat ongeluk. Zoo denkt er ook de bijgeloo-
vige landbouwer over, die daarom meent
goed te doen zich maar weg te houden,
zooals de struisvogels doen. Ook wordt ge
zegd, dat de koekoek een booze vogel is, die
de kinderen wegneemt en groote menschen
blind maakt. De verstandige landman
daarentegen heeft niets tegen dezen trek
vogel. Als hij er weer verschijnt, dan weet
hij ook, dat het mooie weer in aantocht is
en de zomer kan beginnen, bij tijd en leven.
Als verkondiger van huwelijkszegen en
huwelijksgeluk staat de koekoek hoog aan
geschreven, zoodat jongelieden, die zullen
trouwen, den koekoek in het voorjaar niet
aan zich voorbij dienen te laten gaan. In
Noorwegen en Saksen verkondigt het aan
tal koekoekroepen het aantal levensjaren.
Zoo vragen de kinderen in Zwitserland als
zij het geroep hooren:
„Guger, Guger,
Wie lange lebe ich nog."
Het aantal roepen geeft het aantal jaren.
Ieder jaar kan men dus verlenging krijgen,
als men maar op zijn tellen past!
Elders wordt gevraagd:
„Seg kukuk vom Haeven,
Wie lange sail ick leven?"
Dat de koekoek ook als een voorspeller of
teeken van minder aangename dingen
doorgaat, blijkt uit het: „De koekoek zal
je halen." Of „Dat mag de koekoek weten."
En een oude legende verhaalt, dat de koe
koek arme menschen bestal. Dat zat zoo.
De koekoek zou oorspronkelijk een bakkers
knecht of molenaarsmaat zijn geweest. Aan
zijn vale kleur zou dat trouwens nog te
zien zijn. De vogel heeft er tenminste zijn
pluimage aan te danken! Hij lijkt met meel
bestoven te zijn! Eens, dat het leven erg
duur was en er ook aan meel gebrek was,
zou de knecht deeg aan de arme men
schen hebben onthouden. Toen nu God het
deeg in den oven zegende, trok de booze
knecht het er uit en riep telkens weer:
„Gu-kuk", wat toen zooveel als „Kijk, kijk!"
beteekende. De knecht ontliep zijn straf
niet. Hij werd veranderd in een vo"°l met
vaal baatje en nu nog roept hij zonder op
houden: Koekoek! Zonder twijfel is daar
aan ook niet vreemd, dat de koekoek zijn
eieren in eens anders nest legt. Vele ver
halen worden hierover gedaan. Zoo wordt
gezegd, dat de koekoek, die schadelijke
rupsen verslindt, geen tijd heeft om zelf te
broeden. De vogel moet zorgen, dat hij zijn
werk kan verrichten en laat het daarom
aan anderen over voor het uitbroeden van
de eieren te zorgen. Meneer en mevrouw
hebben geen tijd en moeten op de rupsen-
jacht, waarvoor de menschen ze dankbaar
mogen zijn.
den koekoek en den boozen
molenaarsknecht bestaat «en
Maar van
bakkers- of
versje:
Koekoek,
Bakkersknecht,
Zeg recht,
Zeg waar,
Hoeveel jaar
Zal ik nog dit kransje dragen?
Koekoek, zeg, hoe lang zal ik leven.
Een vroolijk bedrijf houden de schoone
vrijsters in Zweden er op na in verband
met den koekoek. Zij vragen hem hoeveel
jaar zij nog ongehuwd zullen blijven. Zij
beschouwen hem dus liefst heelemaal niet
als een onheilstichter zoo mogen wij het.
tenminste opnemen. Maar in Gelderland
kan duurte worden verwacht, wanneer de
koekoek ook nog na Sint Jan roept! Hou
den wij het er maar -bij, dat de koekoek
met mooien tijd komt. De rest laten we
voor wat het wezen mag!
A. K. W.
GEBREIDE HEEREN-PULLOVER MET
OF ZONDER TREKSLUITING
Men begint te breien aan den onderkant
met aluminium-naalden no. 3H.
Er worden 108 st. opgezet en eerst "n
boord gebreid van 20 naalden 1 r. en 1 aver.
Dan kan men verder het patroon kiezen.
Men breit, bijv. aldaar r. aan den rechter
kant en aver, aan den linkerkant, ofwel 1
r. en 1 aver., bij eiken toer verspringend,
zoodat er korreltjes gevormd worden. Heel
mooi is het blokkenpatroon van driehoek
jes, dat ik hieronder zal opgeven:
lste naald: aver. 2de naald: 5 r. 1 aver.
3de naald: 2 r. 4 aver. 4de naald: 3
r. 3 aver. 5de naald: 4 r. 2 aver. 6de
naald: 1 r. 5 aver. 7de naald: 2. 8ste
naald: r. 9de naald: 1 r. 5 aver. 10de
naald: 4 r. 2 aver. 11de naald: 3 r. 3
aver. 12de naald: 2 r. 4 aver. 13de
naald: 5 r. 1 aver. 14de naald: aver.
Hiermee is het patroon klaar- Met deze
14 naalden of toeren heeft men 2 blokken
gebreid. In het geheel breit men 22 blokken
boven elkaar. Dan worden de middelste 6
blokken afgekant voor den hals, terwijl
men voor lederen schouder nog 1 blok breit.
Ik zal trachten het nog duidelijker te
zeggen: Zoodra men 22 blokken hoog ge
breid heeft, breit men, in den eerstvolgen-
den toer: 6 blokken of 36 st., kant dan 36
steken af en breit nog een blok op de over
gebleven 30 st. Dan kant men dien schou
der af en breit nog een blok op de 36 st.,
die op de naald waren blijven staan voor
den tweeden schouder.
Hiermee is de helft van den pullover
klaar. De tweede helft kan precies eender
worden gebreid. Wil men van voren een
treksluiting hebben, dan verdeelt men, te
beginnen bij het 16de blok, het werk in
tweeën, zoodat men een split in het mid
den krijgt.
Voor de mouwen zet men 90 st. op voor
den bovenkant. Men breit hetzelfde pa
troon als voor den pullover, in het geheel
16 blokken, op 96 toeren. Na het lste blok
begint men te minderen aan weerszijden
van de naald en wel zoo, dat er op de eer
ste 3 blokken in 't geheel 12 st. worden
geminderd, op de volgende 3 blokken weer
12 st. geminderd en op de volgende 4 blok
ken in het geheel 6 st. Dan wordt er niet
meer geminderd en breit men verder recht
door tot aan de manchet. Hiervoor breit
men 24 naalden 1 r. 1 aver.
Voor het boord neemt men de afgaande
steken aan den hals op en de lussen van
de schouders, in het geheel 96 st. Heeft
men den pullover van voren met 'n split
gebreid, dan kan men het boord op 2 naal
den breien, anders breit men met 4 naalden
in de rondte. Men rekent voor het boord 30
toeren 1 r. 1 aver.
Het breiwerk wordt gestreken onder een
vochtigen doek, waarna men de naden
dichtnaait en de mouwen inzet, naad bo
ven naad.
GEBREIDE WANTJES MET DUIMPJES
VOOR KINDEREN VAN 2 TOT 3 JAAR
Men begint bij de manchet, waarvoor
men 34 st. opzet en 20 toeren breit 1 r, 1
aver.
Nu breit men 'n gaatjestoer voor het
doorhalen van een elastiekje of lint als
volgt: 1 st. breien, draad omslaan, 2 st.
samenbreien en verder telkens draad om
slaan, 2 st. samenbreien tot aan 't einde
van de naald, waar men 1 st. breit.
Volgende toer alle steken en tusschen-
draden aver, breien; vervolgens breit men
nog 6 toeren r. aan den rechterkant en
•ver. aan den linkerknat in tricotsteek dus,
waarin verder het heele wantje wordt ge
breid.
Nu begint men te meerderen voor het
duimpje. Men breit 16 st. van de naald,
breit 2 st. in eiken van de 2 volgende st. en
vervolgens de overblijvende 16 st. Den vol
genden toer aver, breien. Zoo meerdert
men om den anderen toer, in den 17den
st. van het begin tot aan het einde der
naald, tot men 48 st. op de naald heeft.
Is men zoover, dan breit men in den
eerstvolgenden rechtschen toer 17 st. en
breit dan op de middelste 14 st. 10 toeren
voor het duimpje, dat men daarna begint
af te ronden als volgt:
lste toer telkens 2 st. samenbreien; 2de
toer: 3 keer 2 st. samenbreien, 1 st. breien.
Den draad afbreken en door de overblij
vende 4 st. halen, waarna men met het
overschot van den draad het duimpje dicht
naait-
Nu breit men verder op de eerste 17 st.,
waarbij men 2 st. breit in 't midden, bij t
begin van het duimpje en dan verder breit
op de overige 17 st. van de naald. Op deze
36 st. breit men nog 11 toeren, waarna het
wantje wordt afgerond als volgt:
lste toer: telkens 4 st. breien, 2 st. sa
menbreien; 1 toer overbreien.
3de toer: telkens 3 st. breien, 2 st. samen
breien; 1 toer overbreien.
5de toer: telkens 2 st. breien, 2 st. sa-
menbr.; 1 toer overbr.
7de toer: telkens 1 st. breien, 2 st. samen-
br.; 1 toer overbr.
9de toer: telkens 2 st. samenbr.
Dan breekt men den draad af, haalt hem
door de overgebleven 6 st., die men stevig
aanhaalt en naait den zijnaad dicht.
Het tweede wantje wordt eender ge
breid. Men haalt 'n elastiek of smal lintje
door den gaatjestoer en slaat de manchet
halverwege om.
Bemerkt men, dat het wantje, bij de hier
opgegeven steken te klein uitvalt dikte
van wol en breipennen en ook de wijze van
breien kan groot verschil maken dan zet
men 'n even aantal steken meer op en
breit evenveel toeren meer.
DORA.
Bovenstaande teekening vertoont drie
aardige practische japonnetjes voor de
morgenuren. Soepele wollen stoffen zullen
het meest gedragen worden; de katoentjes
zullen dezen zomer ook een ruw, wat wollig
aspect hebben. Waarschijnlijk omdat de
laatste zomers bewezen hebben, dat onze
zephir en voile japonnen bijna het heele
seizoen in de kast bleven hangen.
Fig. 6364 is van marine-blauwe wollen
crêpe met een witte blouse met roode
moesjes. Het heupstuk is afgewerkt door
een bies-van dezelfde stof. Ook langs de
voorzijde van de bolero zien we een biesje,
dat heel coquet eindigt in een paar omge
krulde puntjes. Een roode lakceintuur zal
hierbij aardig staan en geeft het fleurige,
vroolijke cachet, dat de mode dezen zomer
eischt.
Fig. 6420 heeft een geestig effect in de
schuine, uitgetande sluiting, voorzien van
groote knoopen. Deze lijn herhaalt zich in
den rug. De rok heeft, zooals bijna alle
rokken van dit seizoen, 'n enkele platte
plooi en 'n weinig ruimte. De mode-combi
natie: loodgrijs met geranium-rood, kun
nen we hiervoor aanbevelen.
Heel modern is ook fig. 6425, waar het
corsage van gestreepte stof is gemaakt met
een punt onder het ceintuurtje, zoodat we
het idee krijgen van een gestreept vest. De
rok en de mouwen zijn van effen zwarte
marocain.
POLA.
Als er in den loop van 'n gezellig avondje
achtereenvolgens koekjes, bonbons en ge
bakjes zijn gepresenteerd, dan snakken de
heeren en meestal ook de dames ten
slotte naar iets anders en daar iedere huis
vrouw natuurlijk gaarne tegemoet komt
aan de wenschen van haar gasten, volgen
hieronder een paar eenvoudige gegevens
voor het klaar maken van kleine hartige
hapjes.
Kaasbroodjes vallen, in allerlei variaties,
gewoonlijk zeer in den smaak. De eenvou
digste manier is wel, crackers te smeren en
met kaas te beleggen, ofwel om pikante
kaas gewoon in kleine blokjes te snijden.
Warme kaasbroodjes vormen een zeer
bijzondere attractie. Ik neem daarvoor oud
casinobrood en 'n stuk pikante Holland-
sche kaas in den vorm van 'n broodje. Dit
vergemakkelijkt het klaarmaken van de
broodjes zeer. Van het casinobrood worden
rondom de korsten afgesneden en dan
snijdt men er dunne, mooi gelijke sneedjes
van. Ook de kaas wordt van de korsten
ontdaan en verdeeld in sneedjes van de
zelfde dikte als die van het brood. De
sneedjes brood worden gesmeerd, waarna
men tusschen twee sneedjes 'n plakje kaas
legt. Dan worden de broodjes rondom mooi
gelijk gesneden indien dit nog noodig is en
ten slotte schuin doorgesneden, zoodat er
driehoekjes gevormd worden. Deze drie
hoekjes kan men tevoren klaar maken en
vlak vóór het opdienen bakt men ze in ruim
boter aan beide kanten lichtbruin in 'n
koekepan. De kaas, die onder het bakken
geheel zacht wordt, vormt met het croquant
gebakken brood 'n verrukkelijk geheel. Zoo
men wil kan men de kaas tevoren ook nog
besmeren met 'n weinig'mosterd.
Zebra's van roggebrood met kaas maakt
men ook het vlugste klaar, als men de kaas
neemt in den vorm van het brood. Men
legt afwisselend 'n gesmeerd sneedje rog
gebrood en 'n even dik plakje kaas op el
kaar, tot men 4 sneedjes roggebrood heeft
en 3 sneedjes kaas daartusschen. De mid
delste broodsneedjes moeten aan beide kan
ten gesmeerd worden. Heeft men zoo'n sta
peltje klaar, dan snijdt men de kanten
mooi gelijk en verdeelt het geheel in blok
jes. Wil men kleinere blokjes, dan neemt
men 3 sneedjes brood en 2 sneedjes kaas.
Haringbroodjes. Ook hiervoor neemt
men oud brood, liefst Casino-brood. Men
snijdt er dunne sneedjes van en verdeelt
die in vierkantjes 2 vierkantjes van 'n
sneetje of wel men steekt er met 'n glas,
rondjes uit. Dit brood wordt lichtbruin ge
roosterd. Verder heeft men dan noodig rol-
mops, mayonnaise en 'n paar hard gekookte
eieren. Aan 2 a 3 rolmopsen en evenveel
harde eieren heeft men al genoeg om 'n
flinken schotel vol broodjes te beleggen. De
haring wordt van het vel ontdaan en fijn
gehakt met de bijbehoorende uien en de
algurken, waarvan men 'n mooi stukje
apart houdt voor de versiering. De eieren
worden gepeld en in schijven gesneden. Dit
alles kan men vooruit doen, doch het be
leggen van de broodjes moet men liever
uitstellen tot op 't laatst, daar anders het
geroosterde brood week wordt. Men legt
dan eerst op ieder sneedje 'n laagje van
het haringsmengsel, daarop mayonnaise en
daarop 'n paar plakjes ei met 'n klein
beetje mayonnaise en 'n paar driehoekjes
augurk, 'n blaadje peterselie en voor de
kleur nog 'n paar snippertjes biet of wor
tel erbij. Zulke broodjes zien er heerlijk uit
en ze smaken ook heerlijk.
Sandwiches kan men ook het beste klaar
maken van casinobrood, maar hiervoor
neemt men het brood versch. Men snijdt er
de korsten af en verdeelt de belegde boter
hammetjes in driehoekjes, vierkantjes of
langwerpige reepen.
Chips en gezouten amandelen. Chips
noemt men de met het komkommerschaaf-
je in zeer dunne plakjes gesneden rauwe
aardappelen, die na zeer goed te zijn ge
droogd tusschen schoone doeken, in heet
frituurvet lichtbruin gebakken worden.
Men laat ze uitlekken en bestrooit ze, nog
warm zijnde, met fijn tafelzout.
Amandelen worden met heet water over
goten, waarna men ze gemakkelijk kan
pellen, gedroogd en in heete slaolie lang
zaam bruin geroosterd bij kleine hoeveel
heden. Ze moeten op grauw papier even
uitlekken en worden warm met fijn zout
bestrooid.
Adriana Knuist-Pollepel.
Het gebeurde in Schotland want bij ons
zou zooiets niet mogelijk zijn, daar zijn we
bij ons veel te verstandig voor.
De trein stond op het punt van te vertrek
ken. De hoofdconducteur had nog even wat
aan den machinist gezegd, keek nog eens
voor het laatst langs den trein en gaf het
teeken tot vertrek.
Reeds was de trein in beweging, toen er
nog iemand het perron op kwam en hijgend
op den rijdenden trein toeliep en daar pro
beerde een der portieren open te krijgen.
De hoofdconducteur greep den man bij
den arm en trok hem van den trein weg,
zeggende: „U mag wel blij zijn, dat ik net
hier stond, om uw leven te redden."
Onmiddellijk daarop kwam de goederen
wagen voorbij en met de gewone sierlijkheid
die den conducteurs door langdurige oefe
ning eigen is geworden, wilde hij daarin
springen.
De late reiziger greep echter den man
bij den arm en trok hem op het perron te
rug, zeggende: „U hebt mijn leven gered,
het is dus een plicht van dankbaarheid, dat
ik ook het uwe red."
En de trein stoomde 't station uit zonder
hoofdconducteur.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
Heel bedroefd zat Wiesje op een voeten
bankje midden tusschen haar poppenkin-
deren.
Treurig keek ze naar Tom, haar deftigen
bruinen beer, waar ze altijd zoo trotsch op
was. Nu was hij niet te herkennen, zoo zag
die arme Tom er uit!
„Je zal zien, dat hij weer heelemaal beter
is als ik hem behandeld heb," zei Joop en
ging naast Wies en Tom op den grond zit
ten.
Hij rommelde even in de doos en haalde
er een stopnaald uit en een paar kaartjes
wol.
Heel bedroefd zat Wiesje tusschen haar poppenkinderen
Vanmorgen had ze met Nettie Brans
voor de deur touwtje gesprongen. Tom
moest natuurlijk mee! Ze had hem maar
eventjes op de stoep gezet, heel eventjes
maar! Toen ze naar binnen wilde gaan,
wilde ze hem weer pakken. Maar hij was
verdwenen. Verschrikt keek ze overal rond
en zag nog net, hoe Mop van de melkjuf-
frouw met haar Tom om den hoek ver
dween. Ze holde zoo hard als ze maar kon
Mop na. Maar ze kon hem niet inhalen.
Misschien had ze. Tom wel nooit meer te
ruggezien, als Mop niet den melkwinkel was
ingeloopen. Natuurlijk had ze Tom toch
weer gauw terug.
Maar wat was ze geschrokken! En wat
had ze gehuild, toen ze weer met Tom in
haar armen naar huis liep! Van alle kan
ten hing zijn bruin fluweelachtig velletje
gescheurd naar beneden. Een oor was half
afgerukt en zijn mooi donkerbruin oogje
stond scheef!
Ze paste de stukken aan elkaar, trok aan
het oog en hield het oortje weer tegen zijn
hoofd aan. Maar 't, hielp allemaal niets.
Droevig keek Wiesje Tom aan en keek
Tom Wiesje aan.
Ze kon het niet langer meer zien. Daar
om legde ze hem maar weer in zijn bedje
bij Negro het nikkertje bn Elly de badpop.
Daar ging de deur open en kwam Joop
binnen.
„Laat dat beest eens zien, Wies," zei hij,
„ik ben vreeselijk benieuwd!"
Een voor een werd de wol tegen Tom zijn
huid gehouden en vergeleken; de keus viel
op rood-bruin. Toen peuterde hij even met
zijn wijsvinger in de strooien ingewanden
van Tom en haalde er iets uit.
„Kijk, dat is nou Tom zijn stem, Wies,
druk er maar eens op!"
Wiesje deed het even, héél voorzichtig en
werkelijk piepte het ding:
„Papaaaaaaaa! Mamaaaaaaaa!"
Ze dacht, dat Tommie nog veel droeviger
keek, toen hij zag, dat ze zoo met zijn stem
spotte.
„Doe het er maar gauw weer in, Joop,
anders kan Tom me nooit meer roepen, als
hij me noodig heeft."
Toen begon Joop te naaien! Hij prikte en
lapte en stak de stukken maar voor de
hand weg weer aan elkaar vast en Wiesje
zag met schrik, dat er een groot stuk, dat
op zijn rug hoorde te zitten, op zijn buikje
werd genaaid.
De arme beer moest pijn lijden, totdat
alles weer aan elkaar was gemaakt. Zijn
oogje werd ook nog recht gezet en toen
hield Joop hem trotsch in de hoogte.
„Kan ik 't of kan ik 't niet?" riep hij uit.
„Ja, een beetje wql," knikte Wiesje, kij
kend naar het mismaakte lijfje. Met d'r
tong likte ze gauw de traan af, die over J
haar wang kwam rollen.
Toen legde ze Tom in zijn bedje en
zoende z'n bruin snuitje.
„Al ben je niet meer mooi, je bent toch
Toen begon Joop te naaien
„Beest!" riep Wiesje verontwaardigd uit,
„Tom is de liefste pop die ik heb."
„Mij goed!" bromde Joop en trok meteen
Tom onder de dekentjes uit, terwijl Wiesje
angstig toekeek of hij Tom niet pijn zou
doen.
„Zeg, wat jovel, nou kijkt ie scheel!'
meende Joop te moeten opmerken. Maar
hij kreeg toch wel wat medelijden met
Wies, toen hij zag, dat ze bijna weer ging
huilen.
„Als je nou niet zoo grient, zal ik kijken
wat ik er aan kan doen," zei Joop, „haal de
naaidoos maar eens."
Wies, met Tom stijf tegen zich aange
drukt, want ze wilde hem niet alleen bij
Joop laten, holde weg om de naaidoos te
halen.
'OIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOICIOIOIOIO'
OBOBOBOBOBOBOBOtOBOBOBOBOBOBOBOBOBCDBa.OBOBOBOVOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBO
Het gevolg van de botsing was, dat de
koetsiers elkaar geweldig begonnen uit
te schelden, net zooals hier de taxi
chauffeurs doen als ze elkaar onderste
boven hebben gereden.
Meneer Hendriks en Mangelemot von
den het wel fijn. Het was weer een
nieuwe gebeurtenis voor de groote film,
die ze later moesten vertoonen als ze
weer thuis waren.
En alsof de koetsiers wisten, dat ze ge
filmd werden, begonnen ze hoe langer
hoe grappiger te doen. In plaats van met
hun handen, gingen ze elkaar met een
wiel en de kap van een der rijtuigjes te
lijf.
Die met het zwarte jasje aan had de
kap genomen. Met een flinken zwaai
sloeg hij dat ding over het hoofd van
zijn tegenstander en wel met zóó'n
kracht, dat z'n hoofd er heelemaal door
heen vloog.
mijn schat, hoor!" Ze stopte de dekentjes
lekker warm om hem heen, totdat er nog
alleen maar twee bruine oogjes haar droe
vig aankeken.
„Zoo'n stumperd," zuchtte ze nog-
BETSIE BROUWER.
De drie cirkels van het taschje knippen
we tweemaal van stof, die niet rafelt. We
krijgen dus zes cirkels. Je naait drie van
de cirkels, die van verschillende kleur en
afmeting zijn, met den festonneersteek op
elkaar. Je hebt nu twee groote cirkels, die
je ook weer aan elkaar naait met den fes
tonneersteek. Maar je laat aan den boven-
kant van het taschje ongeveer een vierde
van de cirkels open, die je dan apart f©S'
tonneert. Op de teekening zie je hoe
hengsels er aan genaaid moeten worden.
W. stuurman.