EEN GROOT MISVERSTAND Tweespalt in de bouwvakken 1 gulden is 1 gulden UIT DEN GEMEENTERAAD DONDERDAG 28 APRIL Wat statistieken uitwijzen STEENINDUSTRIE Verdere beperking on vermi j deli jk EEN UITEENZETTING Naar nieuwe conflicten? Uit vredelievendheid £oo Koopkaact v/am .OEM GULOltJ igiS ^loo !5o Joo $o Koopkracht VAN DE.H (jULOfthi (majwz klêiHH-P») <H BOYCOT TEGEN DUITSCHE WAREN Manifest aan het Ned. Volk Het landelijk collectief contract in het stukadoorsbedrijf Het bestaande contract nieuwe contract beoordeeling der loonen ALARMPISTOLEN Dat zullen we nooit afleeren:' we worden er mee geboren, we staan er mee op, we gaan er mee naar bed en we zakken er eenmaal het graf mee in: 1— f—, Voor 1.— krijg je 10 dubbeltjes en 100 centen, zoo vast als wat! En het Nederlandsche geld is goed; je kunt er op vertrouwen; heeft onze Hol- landsche gulden de inflatie-tijden niet schitterend doorstaan? heeft Colijn onzen gulden niet gered? heeft men in het bui tenland niet overal den grootsten eerbied voor het Nederlandsche betaalmiddel? is onze gulden niet meer dan rijkelijk door goud gedekt? Wie zal het den Nederlander kwalijk ne men, dat hij in blanke guldens denkt en in de praktijk des dagelijkschen levens een gulden als.... een gulden blijft beschou wen? De gulden is en blijft het symbool van zijn welvaart: heeft hij veel guldens, dan voelt hij zich rijk, heeft hij er weinig, dan voelt hij zich arm. Doodgewoon. D^t is altijd zoo geweest, en dat zal Veronderstelt hij ook wel altijd zoo blij ven. Wel ervaart men in een of ander tijdge wricht met min of meer genoegen of te leurstelling, dat het leven nogal goedkoop of nogal duur is, maar.... 'n gulden blijft 'n gulden met tien dubbeltjes en honderd centen, en we blijven denken in blinkende zilveren schijven als onaantastbare waar- de-eenheden. We zullen het nooit afleeren, en toch zullen wij er ons op moeten toeleggen, de huldiging van het gulden-ideaal binnen de grenzen der reali teit in te perken. Het is een groot misverstand ('t spijt ons, Veler onbewuste illusie moeten versto ren), dat 'n gulden steeds 'n gulden zou Zijn: een gulden is een voortdurend wisselend begrip; een zich voortdurend uitzettende of inkrimpende maat. Het is niet de vraag, hoeveel guldens wij bezitten, maar wat wij voor die guldens kunnen koopen. Niet de gulden zelf bepaalt onzen rijk dom of onze armoede maar de koop kracht van dien gulden. Ondanks alle getheoretiseer over dit on derwerp en ondanks héél wat ondervin ding ook op dit punt, is het publiek daar van nog maar zeer weinig of niet door drongen: het denkt in guldens en niet in koop kracht.. Ofschoon het verleden toch wel heel leer zaam geweest is in dit opzicht en de schommeling van de gulden-koopkracht tot over 't algemeen heel pijnlijke ervarin gen geleid heeft. Onze gulden is eigenlijk nooit een vaste Waardemeter: hij verkeert in voortdurende schommeling ten opzichte van buitenland- sche waarden, hij is steeds onderhevig aan fluctuaties van goederen- en diensten-prij zen in binnen- en buitenland, maar dit alles geldt des te heviger, naarmate de we reld in onzekerder krisis-omstandigheden Verkeert. Welk een onzeker bezit een gulden wel is? Wij willen dit eens aantoonen met enkele visueele voorstellingen. Een zeer suggestieve voorstelling vonden Wij in een stel vlakdiagrammen, opgeno men in 't Statistisch Zakboek 1931 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze diagrammen stellen de waarde voor Van den gulden tegenover de goederen: de koopkracht van den gulden dus. Er van uit gaand, dat de koopkracht in 1913 „vol" Was, zien wij deze sterk afgenomen in 1920, terwijl een stijging optreedt, welke inmid dels (1931) nog is geaccentueerd. Doordat de koopkracht van den gulden in den groot handel is weergegeven èn de koopkracht in den kleinhandel (voor den consument dus) blijkt tevens, dat de schommelingen in den kleinhandel véél minder sterk zijn. 'ftOOPKRACHT VAN DEN GULDEN Volgens de Indexcijfers der Groolhandelsprijzen 0 c 1013 «100 1020 34,2 1021 64,0 1 41 1923 62,5 1924 64,1 1928 67,1 (929 70,4 1930 85.5 dus naar 1913 gerekend weer volko men volwaardig was; sinds dien steeg de groothandels-koopkracht weer tot 112.3 in November 1931 en tot 122 in Maart 1932. KOOPKRACHT VAN DEN GULDEN volgens de indexcijfers der kosten van het levens* onderhoud te Amsterdam. 19111913 - 1U0 Wat de voorstelling der gulden-koop kracht in den groothandel (met als hasis 1913 100) betreft: deze is volgens later verschenen statistieken nog aan te vullen rnet de vermelding, dat volgens c'eze t-asif de koopkracht van den gul- iii we?r precies op 100 stond, 1930 62.9 De schommeling van de gulden-koop kracht is in den kleinhandel, zooals wij reeds zeiden, veel geringer dan in den groothandel; ter aanvulling van boven staande visueele voorstelling der gulden koopkracht in den kleinhandel dus voor den consument, voor het gezin diene, dat volgens latere statistische gegevens de hier bedoelde koopkracht (op de basis 1913 100) inmiddels gestegen is tot 65.2 in Juni '31 en tot 73 in Maart '32. Nog interessanter, nog teekenender voor de ongedurigheid van de gulden koopkracht lijkt ons een schemati sche, visueele voorstelling daarvan, als wij de koopkracht van den gulden voor den groothandel stellen op 1918 100, en voor den kleinhandel op September 1920 100. In genoemde jaren toch was de koop kracht van den gulden respectievelijk voor den groot- en den kleinhandel tot het al lerlaagste niveau gezonken. Fabelachtig groot blijkt uit onderstaande grafiek de stijging van de gulden-koop- kracht in den groothandel geweest te zijn. (MAZKB qROCRH.P»-) De stijging van die koopkracht blijkt in onderstaande grafiek voor den kleinhandel sinds 1918 veel minder groot geweest te zijn (ter aanvulling diene, dat de koop kracht van den gulden in den kleinhandel met als basis 1920 100 volgens de nieuwste statistische gegevens betreffende levenskosten voor arbeidersgezinnen Am sterdam over Maart van dit jaar 162 moet hebben bedragen).. Zoo «W3Z fl- B" o I - 8? "O Wij vragen natuurlijk nederig excuus voor de vele onjuistheden, welke onze visueele voorstellingen moeten inhou den: wil men de levende ekonomie in sta tistieken en grafieken vastleggen, dan moet men tot op zekere hoogte wel falen (hoe bezwaarlijk is het b.v. indexcijfers voor le venskosten vast te stellen!), maar wél blijkt uit het bovenstaande meer dan dui delijk, dat een gulden lang niet altijd een gulden is en te méér constante waarde mist naarmate de krisis sterkere schomme lingen veroorzaakt. Een gulden is bijna nooit een gulden en daarom is het zoo onjuist om maar steeds in guldens te denken. Wij moesten leeren denken in koopkracht Dan zouden wij een veel zuiverder kijk krijgen op het steeds wisselend ekonomisch gebeuren, dan zouden wij méér dan thans het geval is verbaasd staan over het ongelooflijk dwaze van den huidigen toestand, waarin de deflatie voortgaat haar alles ontbindende werking uit te oefenen. In de Woensdag te Arnhem gehouden ver gadering van de commissie van Nederlandsche Steenfabrikanten, onder leiding van dr. A. R. Zimmerman, werd geconstateerd, dat de ont wikkeling der toestanden in de steen-industrie van zoo'n ernstigen aard is, dat steeds vér gaande maatregelen tot beperking onvermijde lijk zijn, zoowel wat metselsteenen als wat straatklinkers betreft. In de verschillende groe pen, waarin het bedrijf in Nederland is geor ganiseerd, zal over den omvang en de me thode der beperking worden overlegd. Morgen zal de heer G. H. Weustink gehuldigd worden naar aanleiding van zijn aftreden als inspecteur van het lager onderwijs te Haarlem. Boven staande foto is genomen van een een dezer dagen door den heer B. van Vlij men geteekend portret van den demis- sionneerenden onderwijsman. Woensdagmorgen zijn afgevaardigden van 't Comité van Economisch Verweer uit de land- bouw-organisaties te zamen met vertegenwoor digers van de Algemeene R. K. Werkgeversver- eeniging, het Ned. Verbond van Werkgevers, de Christ. Werkgeversvereeniging en de Mij. voor Nijverheid en Handel, bij den Minister-president op audiëntie geweest, teneinde een manifest te overhandigen, hetwelk aan het Nederlandsche volk zal worden gericht en waarin een boycot van de geheele Nederlandsche nijverheid en landbouw tegen Duitsche waren zal worden af gekondigd, indien niet zeer spoedig door de Nederlandsche Regeering bericht wordt, dat de landbouw en deviezenpolitiek van de Duitsche Regeering tegen den Nederlandschen export in gunstigen zin wordt gewijzigd. Haarlem heeft niet veel standbeelden fonteinen en andere versieringen van open bare pleinen. En toch behooren die bij de stoffeering van een fraaie woonstad als de onze. Maar zoo'n luxe kost veel geld en wanneer ingezetenen zoo'n cadeau aan de gemeente willen geven, moeten onze stads bestuurders hun welwillend tegemoet tre den. Zij behoeven niet alles te accepteeren wat en zooals het aangeboden wordt, maar verkeerd is het al zij te veel noten op hun zang nemen. Dat gevaar dreigde bij de keuze van een plaats voor het Hildebrand- gedenkteeken, dat door een comité aan Haarlem is aangeboden en een verfraaiing belooft te worden voor onze stad. Op tacti sche wijze heeft de Haarlemsche Raad gis terenmiddag de dreigende moeilijkheden voorloopig afgewend. Gemakkelijk was dit niet. In 1913 is voor het Hildebrand-monument een plek bestemd aan het einde van De Dreef tegenover „hotel Roozen", dicht bij „Hildebrand", waar vroeger „Het Wapen van Amsterdam" was gevestigd en zich de bekende scène „Nurks in den Haarlemmerhout", zoo mees terlijk door Beets beschreven, afspeelde. Maar de heer Bronner, wien als winnaar van de uitgeschreven prijsvraag de ver vaardiging van het Beets-monument was opgedragen, liet vele jaren niets van zich hooren en toen het toenemend verkeer dat wenschelijk maakte, hebben B. en W. de aanvankelijk aangeduide plaats niet meer gehandhaafd, omdat de Fonteinlaan moest worden gereorganiseerd. Als plaats is toen door B. en W. aan het comté genoemd het gedeelte aan de oostzijde van De Dreef, ten westen van den Hertenkamp, dicht bij de muziektent. Het comité achtte voor het op richten van het monument alleen geschikt het gedeelte van den Hout, gelegen ten zui den van den Hertenkamp. Maar tegen déze plek hadden B. en W. bezwaren. Zij vonden, dat bij plaatsing aldaar het vrije rustige doorzicht door den Hout van de Span jaardslaan naar het Paviljoen zou worden verbroken. Daardoor zou een belangrijk deel van den aanleg van den Hout worden geschaad. Bovendien achtten zij de plaats ongeschikt, omdat het door vreemde be zoekers moeilijk zal zijn te vinden. De plaats is, volgens hen, zoo achteraf gelegen, dat het monument zeer licht aan verontreini ging zou zijn blootgesteld. In den laatsten tijd heeft ook professor Bronner zich in het debat gemengd en in onze courant duidelij'. zijn voorkeur voor de zuidzijde van den Hertenkamp uitgespro ken. Het grasveld vóór het Paviljoen, dat mede als een geschikte plaats was genoemd, wenschte hij niet, omdat zijn werk door de nabijheid van het groote gebouw zou wor den doodgedrukt, daar het te klein van af metingen is. Dr. Adrian, het lid van den Raad, heeft het plan geopperd het monu ment in het Florapark te zetten. Op het eerste gezicht geen kwaad denkbeeld, maar ook dit werd door Bronner afgewezen. Hij wenscht het intieme plekje in den Hout, en het schijnt wel zeker te zijn, dat hij zijn werk voor geen andere plaats zal afstaan. Haarlem zou als hij dat niet krijgt het Hilderbrand-monument moeten nissen en het comité zal zich dan misschien met een andere gemeente in verbinding stellen voor een rustiek plekje. Wij denken hierbij aan Heemstede, waar Beets predikant is geweest. In een te 'sGravenhage gehouden bestuurs vergadering van den Nederlandschen Stuka doors-Patroonsbond en den Ned. R. K. Bond van Stukadoorspatroons „St. Antonius" werd van de zijde van genoemde besturen een uit eenzetting gegeven van de situatie, ontstaan door het niet-aanvaarden van het nieuwe col lectief contract door den Alg. Ned. Stukadoors- bond en de Landelijke Federatie van Bouwvak arbeiders, met welk contract alleen de beide patroonsbonden en de R. K. Bouwvakarbeiders bond „St. Joseph" en de Ned. Chr. Bouwvak arbeidersbond accoord zijn gegaan. werd in 1930 voor den tijd van twee jaren aan gegaan en loopt ultimo April a.s. af. De pa troonsbonden achtten in den laatsten tijd de in het contract opgenomen tarieven voor z.g. vlakwerk en enkele andere onderdeelen van dat contract te zeer bezwarend en zij oordeelden die tarieven vooral te hoog in verhouding tot de uurloonen, welke door de tarieven met ge middeld 40 pCt. worden overschreden. Zoowel in het oude als in het nieuwe contract bedragen de uurloonen voor de gemeenten der le klasse, zooals Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Leiden, Haarlem en omgeving, Zaan dam, Gooi- en Eemland, 88 cent; voor die der 2e klasse 82 cent en voor die der 3e klasse 74 cent. (Te Rotterdam is het uurloon 86 cent). De werkweek varieert van 4548 uur. De tariefloonen voor vlakwerk bedragen vol gens het thans afloopende contract per M2: 30 cent, met dien verstande, dat te Amsterdam 36 cent, te Utrecht 32 cent, te Alkmaar 28 cent wordt betaald, terwijl er nog een aantal andere afwijkingen in den lande zijn. In het zooals dat door de beide werkgeversbonden en de confessioneele organisaties van werknemers is aanvaard, is het tariefloon met 2 cent per M2 verlaagd, een verlaging, welke neerkomt op een loonsvermindering van 6.6 pCt. Voorts zijn in het nieuwe contract eenige wijzigingen aan gebracht ten aanzien van de tarieven voor z.g. cement- en zandwerk, de vacantiedagen, de ar bitrage, en de carenzdagen in geval van verzuim wegens ziekte. In het oude contract nu is het cementwerk te vaag omschreven, zoodat reeds wanneer een minimaal percentage cement werd gebruikt de werknemers aanspraak deden gelden op de hoo- gere belooning voor cement; in het nieuwe contract wordt die aanspraak eerst erkend, wan neer het maatdeel cement dat van de kalk overtreft. De vacantie met behoud van loon is van 3 dagen gebracht op 4 dagen; hiervoor is destijds een vacantiefonds ingesteld. De betaling der carenzdagen is afgeschaft, terwijl tot nu toe twee carenzdagen werden be taald, wanneer de ziekte meer dan zes dagen had geduurd; daartegenover staat dat volgens de nieuwe regeling, die thans in overeenstem ming met de ziektewet is gebracht, de uitkee- ring geschiedt naar verhouding tot de werke lijke loonen in plaats van tot de (lagere) uur loonen. Voorts zijn een commissie voor de herziening van de overige tarieven en een voor de bedrijfs belangen in den ruimsten zin ingesteld, welke commissies zullen worden gekozen uit vertegen woordigers van werkgevers en werknemers, ieder voor 50 pCt. Bij de dient, zoo werd ons van werkgeverszijde ver zekerd, in aanmerking te worden genomen, dat deze bijna steeds op den grondslag van het ta- riefwerk moeten worden betaald, waarbij loonen van 45-/65 per week regel zijn, terwijl ook hoogere weekloonen voorkomen. Ongeveer 40 pCt. van de werknemers is op het oogenblik werkloos. In den Alg. Ned. Stukadoorsbond zijn ruim 2000 werknemers georganiseerd, in den R. K. Bond 1300 (waarvan 80 pCt. in Brabant en Limburg, waar andere verhoudingen gelden), in den Chr. Bond ruim 700 en in de Federatie een paar honderd (in hoofdzaak Amsterdam- sche) werknemers. De besturen der patroonsbonden hebben een zevental conferenties met de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties gehouden, ten einde te komen tot een overeenkomst, die zich zoo veel mogelijk aanpast aan de nieuwe tijdsom standigheden en die ook in verhouding tot de andere bouwvakken evenals ten opzichte van de belangen van de verbruikers de meest ge- wenschte en meest billijke moest worden geacht. De R. K. en de Prot. Christelijke werkne mersorganisaties hebben zich daarbij aangeslo ten door aanvaarding van het nieuwe collectief contract dat 1 Mei a.s. wordt ingevoerd; de beide andere werknemersorganisaties hebben zich op het standpunt gesteld dat geen enkele tariefsverlaging kan worden aanvaard, een standpunt dat naar de meening van de onder teekenaars van het contract getuigt van be- drijfsegoïsme, met miskenning: van het alge meen belang, terwijl aldus een situatie wordt geschapen, die tot conflicten moet leiden welke voor beide partijen schadelijk zijn. In deze netelige kwestie nu moest de Raad zich gisteren uitspreken. De heer Bijvoet, eerste spreker in dit de bat, gaf in overweging den raadsleden ge legenheid te geven ter plaatse een beslis sing te nemen en de maquette van het mo nument op te stellen op de verschillende plekjes, die voor plaatsing in aanmerking komen. Hij hoopte blijkbaar op deze wijze beide partijen tot elkaar te kunnen bren gen. Het idee vond gretig ingang bij de vol gende sprekers, de heeren Boes, Adrian en Visser, die ook nog als rustig hoekje het Wilhelminapark aanwees. Maar krachtiger en frisscher was het ge luid, dat de heer Reinalda deed hooren. „Hoe kan de Raad, een college van 39 men- schen, in deze kwestie als arbiter optre den? Zooveel hoofden, zooveel zinnen zal het zijn en moet de kunstenaar, die zelf het best beoordeelen kan en mag, waar zijn geesteskind kan gedijen, zich straks mis schien neerleggen bij een stemming, waar de kleinste mogelijke meerderheid heeft beslist?" Dat is een terrein, waar de Raad niet op moet komen. Ook B. en W. ver klaarde hij ten dezen incompetent. De plaats, waar het staat, is voor een monu ment van allergrootste waarde, zeide hij, en hij verwachtte, dat prof. Bronner na tuurlijk een open oor zou hebben voor de bezwaren van B. en W., maar als die bij hem geen genade vinden, dan dient zijn meening den doorslag te geven. De heer Bijvoet viel den heer Reinalda volkomen bij en spoorde hem aan z'n denk beeld in een voorstel om te zetten. Hij wilde er graag zijn eigen idee voor prijs geven, want het was slechts geboren, naar hij er- zekerde, uit de vrees, dat de Raad dezen middag een beslissing zou nemen zonder kennis van zaken en hij had niet durven hopen, dat een kloek geluid als dat van den heer Reinalda hier zou worden gehoord. Het gezonde betoog van den heer Rei nalda bleek veel voorstanders te krijgen, maar algemeen was de instemming toch niet. De heer Van Kessel vreesde, dat het na tuurschoon ten zuiden van den Herten kamp door het monument volkomen zou worden bedorven en wenschte in alle geval de maquette eerst ter plaatse te zien en wel in den zomer. Dr. Adrian wenschte niet evenals de heer Reinalda de beslissing voor honderd procent in handen van den heer Bronner te leggen. Deze bekijkt zijn werk, zeide hij, alleen uit een artistiek oogpunt, maar de Raad dient ook rekening te hou den met andere dingen en zoo voorspelde hij, dat het monument op de door prof. Bronner ge wenschte plek na eenige jaren een ruïne zal zijn. Doch de heer Joosten had een beter idee van de Haarlemsche jeugd, die volgens hem beter opgevoed is dan die van veertig jaar geleden. Hij acht te het mogelijk zooveel voorzorgen te ne men, dat de jeugd niet denkt aan vernie ling. De heer Weustink zag het groote ge vaar niet van de zijde der schooljeugd maar in het vandalisme van de opgescho ten jongens van 16, 18 en 20 jaar. De heer Van Liemt riep de waardeering op voor een overleden Haarlemschen kun stenaar in zijn vak, den heer Zocher, die den Haarlemmerhout zoo sierlijk heeft aangelegd en wiens prachtige schepping bedorven zal worden door het monument van Bronner. Voor wethouder Gerritsz was het geen pretje tegen het felle betoog van zijn par- tijgenooten Reinalda en Joosten op te tor nen. Vooral omdat wel gebleken was, dat het overgroote deel van den Raad het be leid van B. en W. in deze zaak afkeurde. Maar de eervolle terugtocht was hem ge makkelijk gemaakt. Hij had maar te ver klaren, dat B. en W. zich nog eens in ver binding zouden stellen met prof. Bronner en daarmede zou de voor hem onaange name discussie kalm zijn afgeloopen. Maar hij liet zich verleiden tot het wel wat on gemotiveerde verwijt aan het adres van Jan Bronner, dat deze nimmer met B. en W. in contact was getreden, doch altijd via net comité had onderhandeld. Ongemoti veerd. Prof. Bronner toch had niets met B. en W. te maken; hij was slechts de uit voerder van de opdrachten van het comité en zou hij zich persoonlijk tot B. en W. hebben gewend, dan hadden deze hem ze ker niet als onderhandelaar behoeven te erkennen. De heer Joosten interrumpeerde zijn partijgenoot vrij heftig en verweet hem, dat het overleg, dat nu werd toege zegd reeds veel eerder moest hebben plaats gehad. De wethouder maakte zich over deze interruptie zeer boos. De heer Reinalda vroeg nog of B. en W. zich zullen neerleg gen bij het inzicht van den heer Bronner als deze bij zijn keuze zou blijven. De heer Gerritsz weigerde met deze opdracht naar huis te gaan. In dit geval is de beslissing nu al gevallen, zeide hij. Voor iedereen was het duidelijk, dat dit inderdaad het geval was, maar de heer Gerritsz mist de handig heid om te maken „bonne mine a mauvais gré", een vroolijk gezicht te zetten in te genspoed. En ook met dezen partijgenoot kon de heer Gerritsz het niet eens worden. Het was een pijnlijk moment, vooral toen de heer Gerritsz op niet erg delicate wijze de waarde van het kunstwerk van den heer Bron er in het geding bracht. Hij veroor deelde het als picturaal beeldhouwwerk, dat niet in het Hout thuisbehoort. De heer Bij voet gaf de formule, die de verlossing uit de pijnlijke situatie bracht. B. en W. kre gen de opdracht nog eens te gaan praten met Bronner; de Rad kan zich niet voor stellen, zoo zeide hij, dat er dan geen overeenstemming zal komen en mocht dit onverhoopt toch het geval zijn, dan kome de keuze van de plaats wederom in den Raad en zal worden voorgesteld de ma quette op de verschillende plaatsen op te stellen. De heer Joosten waarschuwde den wethouder nog zich vooral niet op het standpunt te stéllen, dat de door B. en W. gedachte plaats de eenig juiste is. Wij zou den er aan toe willen voegen, dat 't Iiilde- Prifcfceïtfraadf Wil men „De Tribune" gelooven, dan zijn de bolsjewieken de gepatenteerde vrede stichters en doet heel de overige menschheM dag en nacht niets anders danden oor log voorbereiden tegen Rusland. Zoo trof ons thans weer een onderschrift bij een plaatje op de steeds vermakelijke fotopagina der bolsjewieksche pers in Am sterdam. Onder een foto, waarop we Litwinov voor de ontwapeningsconferentie het woord zien voeren, heet het: Alleen de Sowjet-Unie strijdt voor den vrede! P.g. Litwinov rukt de oorlogs voorbereiders het masker af en stelt de eischen der arbeidersklasse voor de wer kelijke ontwapening. Een foto van de „ontwapening", terwijl Litwinov nog hét woord voert." Hoe Rusland voor den vrede strijdt? Daarvan krijgen we éénig idee, als we de volgende feiten op prijs weten te stellen: Nergens ter wereld bestaat een zóó lange (verplichte) diensttijd als in Rusland, nJ. maar eventjes883 dagen! Het vredeseffectief van het roode leger bedraagt 1.478.000 manschappen. Bij alge meene mobilisatie kunnen 3.600.000 man onder de wapenen geroepen worden. Ieder infanterie-regiment beschikt over 2867 geweren van het nieuwste model, 25 mitrailleur-geweren, 54 lichte mitrailleurs, 6 infanterie-kanonnen en 6 stukken snel- vuurgeschut. Groote voorraden oorlogsmateriaal* zijn in de laatste jaren ingevoerd. Engeland heeft 120 tanks geleverd en Italië 300. Bo vendien hebben de Italianen ook honderd tallen watervliegtuigen gezonden en moto ren ter waarde van 90.000.000 lire. Nederland heeft prachtige Fokkers gele verd; Tsjecho-Slowakije 120 jachtvliegtui gen met Jupiter-motoren van 450 P.K. De Sovjets hebben hun eigen vliegma chine-industrie belangrijk uitgebreid. Zij kunnen thans honderdtallen vliegtuigen in korten tijd afleveren. Het luchtvaartprogramma voor dit jaar omvat den bouw van 80 bombardements vliegtuigen, 80 verkenningsmachines, 342 jachtvliegtuigen, 80 schoolvliegtuigen, 120 toestellen, die gebruikt zullen worden ter beveiliging van de infanterie, twaalf vlieg tuigen voorzien van lanceerbuizen voor luchttorpedo's en twee eskaders afweer- vliegtuigen. Ook zullen dit jaar nog 167 watervlieg tuigen gebouwd worden, waaronder 63 ja gers. Bovendien zijn gelden uitgetrokken voor de constructie van 18 waamemings- ballons van het type Zodiak. De republiek beschikt thans over 2000 vliegtuigen van allerlei aard. Allemaal uit vredelievendheid. Alleen de Sovjet-Unie strijdt voor den vrede. Een vrede, welken zij blijkbaar echter al leen denkt te kunnen vestigen, als zij met haar oorlogs-apparaat heel de overige menschheid uitgeroeid heeft. Dat is óók 'n manier om naar vrede te streven! brand-gedenkteeken voor Haarlem ln geen geval verloren mag gaan. In den aanvang der raadszitting was het rapport der commissie ad hoe ter herzie ning van het reglement van orde bespro ken. Een heerlijke kluif voor den Raad, waarin zes meesters in de rechten, twee schoolopzieners, een notaris, een accoun tant en een leeraar M. O. zitting hebben, maar hier bleek, dat het meesterschap zich uit in de zelfbeheersching. De behandeling had een vlot verloop. Bij het voorstel tot wijziging van de verordening regelende de openstelling van de kostelooze afdee'ing van de zwem- en badinrichting aan de Houtvaart, deed de heer Klein Schiphorst een ondeugende vrag met een ernstigen on dergrond. „Uit welken post is de daar ge plaatste nieuwe pompinstallatie betaald?" vroeg hij. „Uit den post onderhoudskosten", meende wethouder Roodenburg, maar de heer Gerritsz verklapte, dat zij betaald was uit het overschot van een crediet, dat door den Raad is toegestaan voor de verbetering van de bassins. De heer Klein Schiphorst grijnsde van pret om deze openhartigheid. Jarenlang heeft hij er reeds op gewezen, dat de raming van Openbare Werken voor ver schillende werken veel te hoog is en steeds stelde men hem gerust met de mededeeling, dat dit in geen geval erg is, want dat de overschotten terugvloeien in de gemeente kas. Hier kreeg het vermoeden, van den heer Schiphorst, dat uit de overschotten werkzaamheden betaald worden, waarvoor de Raad geen crediet heeft verleend, een sterken steun. De wethouder beloofde den heer Klein Schiphorst een nadere verkla ring in de commissie van Openbare Wer ken. Na een geheime zitting werd besloten 50.000 beschikbaar te stellen voor „uitge trokken werkloozen". Deze som zal bezui nigd worden op het herstel van straten. Een somber tijdsbeeld. Verschillende voor stellen werden aangehouden, waaronder t voorstel van den heer Van Kessel om eeni ge ontslagen losse werklieden een vergoe ding te geven. Hij drong nog op behande ling aan, maar het mocht niet baten, Voorts het voorstel van B. en W. tot ver lenging van de concessie aan de Haarlem sche Brockway-Maatschappij. Om half zeven ging de Raad uiteen. De Commissie van Rapporteurs der Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de Vuurwapen wet 1919 stelt het volgende amendement voor op art. 1: In het voorgestelde sub lo van het eerste lid te lezen achter .zoomede alarmpistolen": „be houdens wanneer deze voldoen aan bij alge- meenen maatregel van bestuur te stellen eischen."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5