LEEKEPREEKEN IS HET MENGGEBOD AANVAARDBAAR Meening particuliere zuivelindustrie DE ONTREDDERING LECTUUR EN FILMS ZATERDAG 7 MEI VAN GEND LOOS De loonsverlaging En de Katholieke levenspraktijk Als 't zóó gaan moet Het eenig mogelijke steunmiddel Wie hoort er in de beklaagdenbank HET PINKSTERSPEL VAN DE GRAAL De leidsters van de Graal tijdens een repetitie in het Amsterdamsch Stadion voor de opvoerng van het Graalspel Pinksterzegendie op Tweeden Pinksterdag zal plaats hebben Audiëntie Valt het personeel onder de regeling van de arbeids voorwaarden der Spoorwegen? GEWONDENVERVOER IN HET WESTLAND Onhoudbare toestand I 1 BELANGSTELLING VOOR DE BOLLENSTREEK De drukte te Leiden VERSTANDELIJKE VOORLICHTING Over eenige weken hopen wij onze reeks beschouwingen, waarmee wij ons den laat- #ten tijd hebben bezig gehouden, te vervol gen met het onderwerp: de Kerk en de sociale vrede. Het naderende Pinksterfeest Vraagt vandaag en den volgenden keer een Intermezzo. Er is in onzen tijd een algemeen streven naar kennis en wetenschap, een zoeken naar waarheid, een zucht naar verstande lijke voorlichting merkbaar. Dat is op zich- zelf lofwaardig. Het ligt in den geest van onzen zich noemenden democratischen tijd, om niemand van onderwijs, ook niet van middelbaar en hooger onderwijs uit te slui ten om redenen van stand, van onbemid deldheid. Wie aanleg heeft voor studie moet de gelegenheid krijgen om zijn ver stand ten volle te ontplooien, dat is de vrij wel algemeen aanvaarde leus. Nochtans blijven duizenden van hoogere ontwikkeling Verstooten. De maatschappelijke omstan digheden brengen nu eenmaal mee, dat bet grootste percentage der menschheid met handenarbeid het brood voor het da- gelijksch onderhoud verdient. Maar ook zij worden niet geheel vergeten: volksuniver siteiten, ontwikkelingscursussen, openbare bibliotheken, dagbladpers en radio voldoen dagelijks in de groeiende behoefte aan bennis. Terecht heeft de arbeidersbeweging in alle landen ingezien, dat zonder kennis geen duurzame macht te ontplooien valt. Haar knapste mannen heeft zij daarom den weg der ontwikkeling opgedreven en boe grooter het getal der ontwikkelden on der hen wordt, des te meer wint de bewe ging in aanzien en invloed. Volksontwikkeling staat op het program 'an alle vooruitwillenden en wij, katholie ken, blijven hierbij krachtens roeping en traditie zeker niet ten achter. Het behoort tot den roem der Katholieke Kerk, heel de geschiedenis door, de beschaving te hebben gebracht daar, waar zij den voet op bar- baarschen bodem zette. Met godsdienst en Zedenleer bracht zij onderwijs, kunst en Wetenschap; heel de nog restende gezonde cultuur van deze westersche landen rust °P den beschavingsarbeid van monniken eh priesters uit de middeleeuwen. En hoe z°u het ook anders? Het verstand is het edelste van den mensch; door zijn verstand onderscheidt hij zich van de redelooze we- Zens; door zijn verstand leert hij de schep- &big en uit de schepping zijn Schepper bennen. En die kennis, goed gebruikt, stelt bem weer in de gelegenheid om zijn eind- doel te bereiken. Vrije baan dus aan de ver standelijke ontwikkeling! Hr is echter tusschen ons en de ongeloo- Ige wereld een wezenlijk verschil van meening omtrent de waarde der profane kennis. Voor ons is de verstandelijke ont wikkeling middel om God direct of indirect beter te kunnen dienen. Zoo moet het al thans zijn. Voor den materialist in den ruimsten zin des woords, dat is voor een ieder, die geen verderen horizont kent dan dit aardsche leven, beteekent kennis macht, dat is het fundament van zijn levensdoel. Daaruit vloeit vanzelf voort, dat de ware christen bij zijn verstandelijke ontwikke ling de voorzichtigheid in acht neemt, de leiding van geestelijke leidslieden aan- 'aardt en het vanzelfsprekend vindt, dat ez grenzen worden gesteld aan zijn weet gierigheid, zóó dat zijn zieleheil niet in ge- 'aar komt. De wereldling echter eischt on beperkte vrijheid van onderzoek, onbelem- merenden drang voor zijn zucht naar we ten. En ziehier het oude conflict tusschen de wijze voorzichtigheid der Moederkerk en den libertijnschen vrijgeest. Helaas ligt de grens niet zoo scherp, als Wij ze hier aangaven. Door alle eeuwen been waren ook vele kinderen der Kerk op dit punt weerstrevend. Zij wilden niet in- zien, dat het slechts bezorgdheid der Kerk Was, die paal en perk stelde aan het zooge naamde vrije onderzoek, aan den zucht om rÜP en groen te lezen en te bekijken. En die opstandigheid bracht zeer velen tot verderf Maar wij willen het heden niet zoozeer hebben over de kerkelijke voorschriften 'an den zoogenaamden index of boeken- Wet, doch een anderen kant van het vraag stuk belichten, die voor onzen tijd hoogst actueel is. De lofwaardige zucht naar kennis heeft Ongetwijfeld tot een gevaarlijken ballast 'an zeer veel hersenen geleid. De ondervin ding heeft bewezen en het gezond verstand 2egt het ook, dat geestelijke ontwikkeling geleidelijk aan moet geschieden, wil zij vruchtdragend zijn. Het geheele onderwijs Is op dit beginsel gebouwd. In de eerste klassen der lagere school brengt men het kind de allereerste kennis naar beproefde leermethoden bij en bouwt op dien bodem langzaam verder. En hoevelen kunnen zelfs die systematische ontwikkeling niet Volgen; hoe weinigen zijn maar instaat het tot zelfstandige, wetenschappelijke studie te brengen? Ligt het dan niet voor de band, dat de niet-methodische, algemeene volksontwikkeling, naast veel goeds ook veel gevaren in zich sluit? Wanneer het slechts bleef bij zucht naar kennis, bij zoeken en vragen, dan was het gevaar niet zoo groot. Maar de oude Adamszonde, de hoogmoed, sluimert op den bodem van leder menschenhart. Al te gemakkelijk denkt men zich een eigen oordeel te kun- Pen vormen, een eigen meening te hebben en mee te kunnen zingen in het groote concert van dagelijksche openbare dispu ten. Hardnekkig wordt vastgehouden aan een eenmaal gevormde meening en wan neer men deze eens eerlijk ging ontleden, zou heel dikwijls blijken, dat ze slecht ge fundeerd was en alleen daarom gaarne was ianvaard en hartstochtelijk verdedigd, om dat ze zoo goed met eigen wenschen strookte. In vroeger tijden stonden godsdienstige vraagstukken in het brandpunt der be langstelling. Godsdiensttwisten waren aan de orde van den dag. Hoogmoed en eigen wijsheid meer dan liefde voor de waarheid deden ketterijen ontstaan en verbreiden, waren de oorzaak van den afval van dui zenden van het oude, ware geloof. In onzen tijd zijn het vooral sociale vraag stukken die de geesten bezig houden en die de grootste verwarring stichten. En het is merkwaardig hoeveel gelijkenis de dispu ten met de vroegere godsdiensttwisten heb ben. Eerst wil men dat de Kerk zich uit spreekt; wanneer zij het doet dan heet het niet volledig; en wanneer er vollediger aan vullingen komen, dan zijn deze niet duide lijk of niet genoeg berekend op den tijd geest. Men werkt met citaten uit encyclieken als de oude ketters met bijbelteksten. Wanneer men echter den disputant zou vragen, of hij den geciteerden omzendbrief in zijn geheel heeft gelezen en herlezen, heeft bestudeerd naar vorm en geest, dan zou men meestal bemerken, dat hiervan geen sprake is. Men zoekt naar eenige losse zinnen, die aan de eigen meening omtrent een bepaald punt schijnen tegemoet te ko men en bouwt daarop liefst een geheel sociaal systeem. Waagt iemand het te wij zen op het zinsverband van het pauselijke stuk of op een uitleg van den eigen bis schop dan komt men al dra met een uit spraak van eenige autoriteit van ver over de grenzen of met de bewering, dat het hier een „vrije kwestie" geldt. Maar de eigen meening is in ieder geval onomstootelijk! Zoo gaat het met andere vraagstukken van moraal, van huwelijk, opvoeding, li chaamscultuur, gevaarlijke ontspanningen en dergelijke. Iedere ketter heeft zijn let ter, geldt ook nog voor onzen tijd! Grootere geesten dan de onze zijn aan eigenwijsheid ten gronde gegaan. Een schitterend genie als Tertulianus was een licht in de jonge kerk der tweede eeuw na Christus. Maar volgens hem whs de leer niet streng genoeg. Hij vond in het Evan gelie andere dingen, dan het wettig leerge zag verklaarde. Geestelijke hoogmoed deed hem hardnekkig aan zijn meening vast houden en zijn licht werd tot een droevig dwaallicht voor duizènden. Die geschiede nis heeft zich tallooze malen in de kerk historie herhaald. In onzen tijd dreigen de sociale problemen dezelfde verwarring te stichten en even velen van de kerk los te scheuren als in de eerste en in de middel eeuwen de godsdienstige ketterijen hebben gedaan. Als wij in deze dagen weer den Heiligen Geest, over Gods kerk afbidden, dan mogen wij daarbij vooral het oog hebben op de ga ve der voorzichtigheid. Wanneer wij geloo- ven en belijden, dat het de H. Geest is, die de Kerk leidt en bestuurt dan past ons nederige onderwerping aan haar vertegen woordigers. 't Is niet de vraag of hare uit spraken stroken met wat wij als onze per soonlijke, tijdelijke belangen zien of met onze maatschappelijke inzichten. Even min behoeven wij als Petrus het oor van een dienstknecht af te slaan, dat wil zeg gen, in overijver van gevaarlijke middelen gebruik maken, wanneer de duidelijk uit gesproken leer der Kerk niet dadelijk en niet overal toepassing vindt. Want zulk ge weld spruit gewoonlijk niet voort uit zui vere liefde voor een beginsel, maar is sterk gemengd met eigen belang. Wanneer in dezen heidenschen tijd ne derigheid en voorzichtigheid uit het woor denboek van den modernen mensch zijn geschrapt, dan mogen wij, christenen, in deze dagen van voorbereiding tot het Pin- sterfeest den Heiligen Geest er juist om bidden, getuigend dat zij voor ons nog voor name deugden zijn, getuigend ook, dat er zonder den wil of toelating van dien Geest niets goeds in den mensch kan bestaan noch van hem kan uitgaan: Sine tuo nu- mine nihil est in homine, nihil est innoxium. HOMO SAPIENS Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal de volgende week Maandag, Woensdag en Donder dag geen audiëntie verleenen. Z. H. Exc. de Bisschop van Breda zal Za terdag dezer week en Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donderdag en Vrijdag der volgen de week geen audiëntie verleenen. Z. H. Excellentie de Aartsbisschop van Utrecht zal de volgende week geen audiëntie verleenen. De „Algemeene" en de „R. K. Bond van Han dels- en Kantoorbedienden" hebben het kan toorpersoneel van de firma Van Gend Loos tot een landelijke vergadering bijeen geroepen, in welke vergadering over de aangekondigde salarisverlaging werd gesproken, en waarin de volgende motie werd aangenomen: „De vergadering, kennis genomen hebbende van het verslag van de bespreking van den Directeur met de beide hoofdbesturen inzake zijn voornemen om de salarissen met 10 pCt. te verlagen, stelt vast, dat bij deze gelegenheid geen con crete gegevens zijn voorgelegd, waaruit zou blij ken, dat de 10 pCt. loonsverlaging noodzake lijk is, spreekt hare verwondering uit, dat dit per centage gelijk is aan de loonsverlaging die voor het Spoorwegpersoneel is vastgesteld, con stateert, dat de Directeur steeds heeft ontkend, dat Van Gend Loos tot de Spoorwegen zou behooren, dat daarom het personeel van Van Gend Loos niet onder de regeling van de arbeids voorwaarden van de Spoorwegen kon vallen, is van oordeel, dat slechts rekening kan worden gehouden met de uitkomsten van de N. V. Van Gend Loos zelve, zoowel wat de gunstige als de minder gunstige jaren betreft, besluit den bondsbesturen te verzoeken, zich in verdere verbinding te stellen met de Directie teneinde deze aangelegenheid verder te bespre ken. Zich richtend tot de Katholieke arbeiders schrijft het Kamerlid Kuipers in de Volks krant behartigenswaardige woorden. „Meer dan ooit moeten onze Katholieke arbeiders thans kracht zoeken in een volle Katholieke levenspraktijk. De levensbeproe vingen vragen thans méér zedelijke krach ten dan waarover zij, zonder den steun van onzen heiligen godsdienst, de beschikking hebben. Daarom is het ook begrijpelijk, dat de sociaal-democratische vakbeweging met de zielkundige ontreddering van dezen tijd meer last heeft dan de Katholieke; óók al moet grif worden erkend, dat wij er niet geheel en al van vrij blijven. Ook wij zijn gewone menschen en dus evenmin als anderen vrij van menschelijke zwakheden. In de genademiddelen der Kerk hebben wij echter dagelijks toegankelijke bronnen van zedelijke kracht, en daarvan een goed gebruik te maken is thans aan bevelenswaardiger dan ooit." Ja, waarlijk! Waar de arbeiders in de huidige omstandigheden veel zedelijke kracht behoeven, daar mogen zij die kracht wel meer dan ooit zoeken bij de nimmer falende bron. Dit geldt echter allerminst alleen voor onze arbeiders; ook voor alle andere stan den is het in deze dagen van het hoogste belang, dat zij hun kracht zoeken en vin den in een sterke beleving van de echte, volle Katholieke levenspraktijk. Het ernstig auto-ongeval, dat Maandagavond te Poeldijk heeft plaats gegrepen, en waarbij de 27-jarige Z. uit Ter Heyde zoodanig werd verwond, dat hij is overleden, heeft aangetoond dat in het Westland hoog noodig een betere regeling moet worden getroffen voor het ver voer van gewonden. Tot nu toe wordt in deze streek ni. steeds de hulp ingeroepen van den Gemeentelijken Ge neeskundigen Dienst uit 's Gravenhage. Hei toeval wilde nu juist, dat, toen Maandagmid dag om een auto van den G. G. D. voor ge noemd ongeval werd verzocht, alle beschikbare ziekenauto's van den dienst in Den Haag noo dig waren. Viermaal werd vanuit Poeldijk naar Den Haag om een auto getelefoneerd, en ru dien tusschen tijd lag de zwaar gewonde man, die, in deze omstandigheden en gelukkig, be wusteloos was, op den weg, door twee genees- heeren slechts voorloopig verbonden. De man was zoodanig verwond, dat volgens mededee- ling van de geneesheeren, hij toch vermoedelljK wel zou zijn gestorven. Toch zou een dergelijke toestand in een ander geval voor een gewonae van grooter beteekenis zijn geweest. Helaas werd verzuimd om aan andere zieken- inrichtingen om een auto te verzoeken, zoodai gedurende drie kwartier thans de gewonde op zijn vervoer naar het ziekenhuis heeft moeten wachten. Naar we vernemen bestaan thans plannen, om mogelijk in het Westland in overleg met gemeentebesturen een andere regeling voor het vervoer van gewonden te verkrijgen, door zelf een auto voor gewondenvervoer aan te schaffen. Hetgeen zeker niet overbodig zou zijn. Prikkeldraad De invoer van schoenen is gecontingen- teerd. O zoo! Maar uit de invoercijfers over het eerste kwartaal van 1932 blijkt, dat van een be perking van den invoer niets terecht is ge komen. Terwijl volgens art. 1 van het K. B. van 5 Februari aan lederen schoenwerk over de maanden Januari, Februari en Maart slechts zouden mogen worden ingevoerd 149.000 paar, werden in werkelijkheid bin nengelaten 352.000 paar, derhalve een over schrijding van het contigent me tl36 pCt. Ten aanzien van rubberschoeisel ging het niet beter. Terwijl het contingent 474.000 paar bedroeg, werden ingevoerd 1.107.009 paar of 134 pCt. meer dan het bij K.B. vast gestelde contingent. Nu krijgen we iets dergelijks ook weer te hooren uit het heerenkleedingbedrijf: in het tijdvak December 1931 tot en met Maait 1932 heeft de invoer van confectie on danks de contingenteering alle records geslagen! De consenten zijn, zoo vernemen wij, met een buitengewone vrijgevigheid uitgereikt. Doordat de consenten zijn gegeven op basis van de ingevoerde waarde, is het in verband met de geweldige prijsdaling in deze groep van artikelen, mogelijk geweest, in een tijdsverloop van twee maanden bijna dezelfde hoeveelheden in te voeren als in de basisjaren 1929—1930 in drie maanden werden ingevoerd. Zoo bedroeg het gemiddelde per drie maanden ingevoerde kwantum wollen en halfwollen manufacturen over de jaren 1928 t. en m. 1930 1.193.000 kilogram, terwijl niettegenstaande de contingenteering al leen in de maanden Februari en Maart 1932 831.000 K.G. werd ingevoerd. Het gemiddelde ingevoerde kwantum van damesconfectie bedroeg per drie maanden berekend over de jaren 1928 t. en m. 1930 380.000 K.G., terwijl alleen in Februari en Maart 1932 306.000 K.G. werd ingevoerd. Als het zóó gaan moet met de contingen teering, dan weten we 't wel.... Dan mogen we de werkverruiming, welke hier te lande van de contingenteering het gevolg zou moeten zijn, wel in het museum van vrome wenschen bij-zetten. Laten we toch ook eens goed en geen half werk doen! Als men spreekt met belanghebbenden en deskundigen op zuivel-gebied en als men de adressen, welke van zoovele geïnteresseerde zijden tot de regee ring gericht worden, leest, ontkomt men niet aan den indruk, dat er van het regee- ringsvoorstel tot steun aan de veehouderij (in welk voorstel het margarine-mengge- bod zulk een voorname, ja, integreerende rol speelt) eigenlijk hoegenaamd niets deugt. In een onderhoud, dat wij mochten heb ben met den heer C. Hodes, directeur der „Nutricia"-melkfabrieken te Zoetermeer aan welk onderhoud ook deelnam de heer G. J. Blink, voorzitter der Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne bleek ons echter, dat er ook een categorie van belanghebbenden bestaat, welke, hoezeer ook de groote, aan het menggebod verbon den bezwaren erkennende, toch vermoedt en eigenlijk ook hoopt, dat het regeerings- voorstel, desnoods dan gewijzigd, aanvaard zal worden, omdat er nu eenmaal niets beters voor in de plaats te prakkizeeren zal zijn. Dit was niet zonder meer het persoon lijke standpunt van beide genoemde hee- ren, dit mocht, zoo vernamen wij, gerust het standpunt van de particuliere zuivel industrie genoemd worden; in een tweetal vergaderingen hadden de leden der Ver eeniging voor Zuivelindustrie en Melkhy giëne zich in dezen geest uitgesproken. Niet omdat zij het regeeringsvoorstel zoo fraai vonden, maar enkel en alleen, omdat zij slechts op deze wijze eenigen steun voor de industriemelk-leverende boe ren mogelijk achtten. Het gaat er maar om: hoe helpen wij de boeren? en dat beteekent hetzelfde als de vraag: hoe verhoogen wij den melk prijs. Ook volgens de heeren Hodes en Blink zal 'n melkprijsverhooging met 2 cent (zooals algemeen noodzakelijk geacht wordt) voor den veehouder niet bereikt worden, als de regeering zooals zij blij- minmimi In een onderhoud zetten de heeren C. Hodes en G. Blink uiteen, waarom er i een categorie van belanghebbenden bestaat, welke, hoezeer ook de groote aan het door de regeering voorge- stelde menggebod verbonden bezwa- ren erkennende, tc:h vermoedt cn eigenlijk ook hoopt, dat bedoeld wets- ontwerp, desnoods dan gewijzigd, I aanvaard zal worden. kens de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp wil den „richtprijs" voor de melk zóódanig neemt, dat de boter dien overeenkomstig 1.20 per K.G. (in den groot handel) moet opleveren; er is gesproken van een melkprijs van ongeveer 6 cent, maar dien zal men in geen geval kunnen bereiken; op 't oogenblik is de zuivere prijs voor boter- industriemelk niet hooger dan 3)4 cent en nu moet er nog rekening mee gehouden worden, dat de boterwaarde sterk verband houdt met het vetgehalte der melk. Volgens genoemde heeren zal men om 2 cent melkprijsverhooging te bereiken den boterprijs in doorsnee met minstens 0.50 per K.G. moeten verhoogen; dr. Post- huma van den F. A. N. Z. meent dat deze prijs nog sterker verhoogd zal dienen te worden, wil men het gestelde doel bereiken, maar deze'stelt de verwerkingskosten 100 per 100 K.G.) dan ook wel wat hoog. Over de prijsverhooging zal in ieder geval dus nog wel een hartig woordje gesproken moeten worden. Wordt de boterprijs echter verhoogd, dan moet er rekening mee gehouden worden, dat het Nederlandsche publiek terstond veel minder boter zal gaan consumeeren en de botervoorraad dus nog angstwekkend grooter, nog méér onverkoopbaar zal worden; in de Nutricia-winkels merkt men het terstond, als de prijs gewijzigd wordt. Men kan dus niet zoo maar zonder meer een fonds gaan vormen uit boterprij sver hoogingwil men hier iets bereiken, dan moet men er tevens voor zorgen, dat de boter, die vrij komt door de prijsverhooging, ook werkelijk „weggewerkt" wordt. Sommige belanghebbenden willen nu 'n premie stellen op den export, maar een exportpremie zal hoegenaamd niets uitwerken, daar zij terstond weer ongedaan gemaakt zou worden door nóg sterkere inter nationale prijsverlaging; bovendien blijkt het exporteeren met exportpremies doo- dend voor iederen handel; laten wij ons aldus de heeren Hodes en Blink niet aan „dumping" wagen: het middel zou wel eens erger kunnen blijken dan de kwaal! En tenslotte: het door de boterprijsver- hooging gevormde potje zou opgeteerd wor den niet door de boeren voor wie het eigenlijk bestemd is maar door den ex- porthandel. De particuliere zuivelindustrie stelt zich op het standpunt, dat de boter uit de markt weggewerkt moet worden, maar dan zal men aan een menggebod ook niet kun nen ontkomen. Of een menggebod eenigszins naar wensch zal werken? De door ons geïnterviewde heeren ver onderstelden, dat vele consumenten nu me lange zouden gaan eten, maar de massa der eigenlijke boter-eters zou aan het pro duct wel trouw blijven; de prijs der marga rine gaat (daar zij onvermengd niet meer te krijgen is) praktisch toch ook omhoog, het bestaande verschil tusschen margarine- en boterprijs zal zoodoende niet zoozeer ver groot worden. Gaat men uit van een boterprijs van 1.— en een margarineprijs van ƒ0.40 in den groothandel, dan zullen deze prijzen na inwerkingtreding van het menggebod in den groothandel moeten bedragen voor bo ter ƒ1.50 en voor mélange (50 pCtj: ƒ0.90 (n.l. 50 pCt. margarine is ƒ0.20; 50 pCt. boter is ƒ0.50; 80 pCt. toeslag op A K.G. boter is ƒ0.20). De margarineprijzen kunnen echter be zwaarlijk als maatstaf genomen worden, omdat in margarine zooveel verschillende qualiteiten bestaan. Het is voorloopig natuurlijk nog een raadsel, of het wetsontwerp in de praktijk goed zal kunnen functionneeren: er zal heel wat administratie- en controle-rompslomp bij te pas komen, maar mogelijk achtte men een en ander wel in dien geest, dat er voor den veehouder althans eenige verade ming komt. Waren de heeren dan niet bezorgd voor onzen goeden naam in het bui tenland? Zou men ons in het buiten land nu niet weer boterknoeiers gaan noemen? De heeren vonden, dat dr. Posthuma die als de man van de botercontróle inder daad voortreffelijk werk verricht had dit gevaar wel wat al te ernstig voorstelde; mede dank zij dr. Posthuma's groote praes- taties in dit opzicht heeft Nederland met zijn boter in het buitenland werkelijk een goeden naam, maar die goede naam zou door ons menggebod niet noemenswaardig geschaad kunnen worden: in het buiten land weet men toch ook, dat de gemengde boter niet geëxporteerd mag worden en dat alleen boter onder Rijkscontróle voor ex port in aanmerking komt; gemengde boter zal alleen onder den naam van margarine uitgevoerd mogen worden, tenzij de wet het anders zou gaan bepalen. En in het binnenland? Och! De binnenlandsche verbruiker stoort zich al heel weinig aan de controle; en men heeft toch stééds mélange kunnen koopen! De heeren zagen het kwade van mélange verkoop heel goed in, en de heer Blink zou zelfs wenschen, dat later indien het even tueel komende menggebod eenmaal afge schaft wordt ook tevens een mengverbod wordt ingevoerd, maar op 't oogenblik ver- keeren wij in krisisomstandigheden en moeten wij meerdere op zichzelf onge- wenschte consequenties wel aanvaarden. Dat door het menggebod de armste mar garine-gebruikers naar verhouding het zwaarst belast zullen gaan worden, is voor zeker één van die consequenties, en 't ware te wenschen, dat daar iets op gevonden kon worden; er werd echter op gewezen, dat dierlijke vetten als spek en reuzel onbelast blijven. Voor de margarine-industrie met alles, wat'ekonomisch daarmede ver band houdtzal 't menggebod na tuurlijk nadeelig werken; men zal aan de veeboeren geen steun kunnen verleenen zonder andere groepen der bevolking te treffen; het gevaar dreigt ook, dat in de margarine- (en aanverwante) industrie minder werkgelegenheid zal komen, maar zoo vroeg men ons hoeveel arbeids kracht staat er in den landbouw niet tegen over één margarine-industrie-arbeider! Een betrekkelijk voordeel van het meng gebod werd het ons genoemd, dat wij docr méér boter- en minder margarineverbruik onze handelsbalans gunstig zouden beïn vloeden: vetten voor margarine toch moe ten uit het buitenland worden betrokken en in Nederlandsche guldens betaald. Of een met 50 procent margarine ge mengde boter, op grond van het onderzoek op vluchtige vetzuren onder alle omstan digheden van onvervalschte boter te onder scheiden zoude zijn? Hier raakten wij op wetenschappelijk ge«- bied; de heeren mochten zich daaromtrent niet uitlaten; als het beweerde echter waar was, zoo v rnemen wij, dan zouden slimme knoeiers tot op heden eigenlijk steeds vrij spel gehad hebben! In de prak tijk was ondervonden, dat geknoei met 10 a 15 procert margarine over 't algemeen heel gauw ontdekt werd. Dat met boter vermengde margarine al te spoedig aan bederf onderhevig zou zijn, kon men ons noch bevestigen, noch tegen spreken: wel wees men er ons ook in dit verband op, dat er tot op heden toch ook steeds mélange-boter in den handel ge weest is. Weer zoo'n gruwelijk geval. In een klein Vlaamsch plaatsje Gullegem wordt in koelen bloede een lage roofmoord gepleegd. Spoedig is men den onhandigen dader op het spoor, een jongen van 18 jaar, jongsten zoon uit een fatsoenlijk gezin met 6 kin deren. Hij probeerde aan alles te denken, ver schafte zich zelfs een naïef alibi, verstopte de revolver, die een stiekum kwanselaar hem in handen had gespeeld, en waarmee een arme moeder om lage winzucht alweer aan haar gezin is ontrukt. En dan krijgt dezen jongen boef toch de trots te pakken, dat hij al enkele weken uit handen van de justitie is kunnen blijven; hij bluft tegenover zijn vrienden: „Ze zul len den dader niet gauw te pakken krij gen, want 't is een slimme, die 't gedaan heeft." En hij gooide met de bloedcenten. Och- arm. Nu zit hij zelf voor een verwoest le ven, hij heeft zijn familie onteerd en zijn moeder lijdt onder de voor haar haast on vatbare verschrikkelijkheid zoo, dat men voor haar vreest. De jongen zelf is onbegrijpelijk cynisch. Zou het niet tot hem doordringen, waaraan hij zich heeft schuldig gemaakt? Men onderzoekt. Hoe is het mogelijk, dat zoo'n jongen uit zoo'n gezin tot een der gelijke gruwelijke tot in de puntjes over legde misdaad komt? En dan weet men geen antwoord, dan dat de cinema's, waar hij dol op was, en avonturenromans zijn hoofd op hol hebben gebracht. Ongezonde lectuur en slechte films. Helden van de revolver, gepavoi- seerde dieven, de verlokking van een on gezond en voor de meesten onbereikbaar weeldeleven en de fantasie van een wel licht verwend jongste kind. Aldus een aandoenlijk stukje in de „Limb. Koerier." Wie hoort er nu in de beklaagdenbank? vraagt het blad. De Sleutelstad heeft op Hemelvaartsdag haar aandeel in de groote drukte wel gehad. Als beginpunt van de bloembollenstreek, kwa men per trein en tram duizenden en tiendui zenden bezoekers uit 't Zuiden, terwijl per auto, autobus of rijwiel nog even zoo velen via Leiden de bollenstree kopzochten. Vanuit Duitschland kwamen twee volle extra-treinen. Een ervan ging door naar Haarlem, de andere bleef in Leiden, waarna de Duitschers per tram of auto bus naar de bollenstreek verder gingen. Maar niet alleen uit Duitschland kwamen de bezoekers. De auto's en touringcars uit België en Frankrijk bewezen, welk een centrum van inter nationaal verkeer de bollenstreek thans is. Door de heele bollenstreek naar Wassenaar en Den Haag was de weg als het ware bezaaid met auto's. Ook Wassenaar, waar een vliegdemonstratie werd gehouden, trok tienduizenden belangstel lenden. In lange files stonden de auto's te wachten bij het drukke kruispunt aan den Deyl. Omstreeks half zes zagen we van dit kruispunt tot de nieuwe kerk tweehonderd in de rij staan. Het was voor spoor en tram en vele zaken- menschen een goede dag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5