VERZAMELEN VAN POSTZEGELS a Kostbaar bezit Na de schoonmaak *[cent LACONIEK RADIO-PROGRAM DE VIJANDEN VAN HET BIJENDORP DE INBREKER, DIE BANG WAS VOOR EEN HOND Gabriël Garcia Moreno WOENSDAG 11 MEI Dure exemplaren NIEUWE DIEVENVAL Donderdag 12 Mei M Waar zijn millionnairs te vinden? De dubbele Boord Een vierkantig gesneden stuk papier de waardevolste zegel ter wereld 's Werelds duurste postzegel VERHAAL VAN DEN DAG AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL van kon overtuigen, dat zijn kostbaarheid niets zou overkomen, als hij haar eens ter bezichtiging van het publiek afstond voor een Londensche expositie. Tijdens de geheele tentoonstelling werd de zegel door twee mannen bewaakt. Bovendien verzekerde mr. Hind de zegel voor een zeer Het aantal dergenen, die zich een post- «egelverzameling „aanschaffen" en deze bij voortduring door aankoop of ruil met nieuwe d.w.z. in hun collectie nog niet voorko mende exemplaren trachten uit te breiden te verrijken, neemt van dag tot dag toe. Een ieder heeft in zijn familie- of kennis senkring wel iemand, die geen gelegenheid onbenut laat voorbijgaan, om te informee- *en, of men misschien in het bezit van vreemde postzegels en zoo ja of men vallicht genegen is, hem of haar deze af te staan. Al dan niet tegen een (geldelijke) ver goeding. Deze postzegel-verzamelwoede als we Aet laatste deel van deze woord-combinatie tenminste gebruiken mogen heeft een öei'gelijken omvang genomen, dat we een Beregelden postzegelhandel kunnen consta teren en er postzegel-veilingen georgani seerd worden, waar het, als op een echte Deurs, tamelijk warm toe kan gaan. Kinderen bewaren angstvallig hun snoep- tenten, om daarmee „snoepies" van vreemde Postzegels te kunnen aankoopen. Daarmede jegint het gewoonlijk. Trouwens, zooals Pveral bij, is ook hier het begin niet zoo moeilijk. Voor de eerste exemplaren behoeft men gewoonlijk zelfs geen cent uit te kee- maar naarmate de verzameling toe neemt, het aantal postzegels, dat nog niet m het album vertegenwoordigd is, inkrimpt, r~ worden de kosten van aankoop hooger en Kbrinen deze zelfs tot kapitaaltjes uitdrijven. De Vorst van Liechtenstein b.v. is in het oezit van een enveloppe, waarop zich twee exemplaren van de Mauritius „Post Office"- Postzegels bevinden, welker waarde op min stens 12.000 Pond Sterling geschat wordt. De meeste waarde schijnt de kleine kar- mijnroode 1 centspostzegel van Britsch- PjUyana te hebben en toch is deze zegel B'genlijk maar een klein vies-rood stukje Papier, welks opdruk en schrift slechts nog Sjet zeer goede oogen te onderscheiden zijn. ~estijds was het de gewoonte in Britsch- yOyana de postzegels te voorzien van de Pandteekening van den postdirecteur en P®ze handteekening nu maakt het bijna on mogelijk, het beeld te herkennen of het op- schrift te lezen. Interessant is, dat de meest waardevolle Postzegel van de geheele wereld eigenlijk ?.en beschadigde zegel is. Het is een vierkan- f'8 gesneden stuk papier, waarvan de hoe- *en door den postdirecteur nog verder afge beden werden. En deze beschadigde post fel is niettemin minstens 15.000 Pond aterling waard. Deze merkwaardige postzegel is ongeveer ®en jaar geleden uit de wereldberoemde yei'zameling-Ferrari in vreemde handen ge komen. De verzameling werd n.l. in het jaar b?2 door den Franschen staat te Parijs ge bild op rekening van de Duitsche herstel betalingen. Graaf Ferrari, die uit Duitsch- JPbd afkomstig is, bleef bij het uitbreken mti den oorlog in 1914 te Parijs. Op deze jftjze legde de Fransche staat beslag op de Inzameling en bracht ze in het jaar 1922 ®Pder den hamer. De postzegel werd toen jmpgekocht door den Amerikaanschen land bezitter, Mr. Arthur Hind uit Utica. Mr. Hind Pptaalde 7343 Pond Sterling voor de zegel en B'ftg, gelukkig met zijn schat, naar huis. mpdsdien liet hij de zegel aan niemand meer zien. Lang duurde het, eer men er hem jpigimuijm Ililiillliiililiiii hoog bedrag. lederen avond, na sluiting der tentoonstelling, werd ze in de safe van een der grootste Londensche banken gebracht en daar tot den volgenden morgen bewaard. Dan werd ze weer onder bewaking afgehaald en te kijk gesteld tot 's avonds De geschiedenis van de postzegel is niet minder interessant. Dit postzegelwonder werd in het jaar 1856 in de stad George town gedrukt, op de primitieve drukpers van den stedelijken aankondiger. Indertijd heb ben ongeveer vijftien stuks van deze zegel soort bestaaik Hoewel de zegel gelijktijdig met de veelvuldig voorkomende 4-cents- zegels gedrukt werd, slaagde men er pas na tientallen jaren in, zoo'n zegel te ontdek ken, i— een feit, dat met het kleine aantal de zegel onvergelijkelijk waardevoller maakte dan haar zusje van vier cent. De eerste postzegelhandelaar, die de zegel ter hand kreeg, was Thomas Reidpots uit Liverpool, die ze verkocht aan een Londen- schen postzegelverzamelaar tegen den toen ongelooflijk hoogen prijs van 100 Pond Ster ling. Thans weet men nog niet, op welke wijze en tegen welken prijs de zegel verzeild raakte in de verzameling van graaf Ferrari. Graaf Ferrari bereisde, in gezelschap van zijn twee bedienden, de geheele wereld en kocht overal postzegels. Op deze manier schafte hij zich de grootste zeldzaamheden aan en hij heeft zelfs zijn beste vrienden niet medegedeeld, hoeveel hij voor de Guy- ana-zegel betaald heeft. Wel wist ieder, dat de nieuwe eigenaar van de zegel goede zaken deed, toen de graaf afstand van zijn schat moest doen. Ferrari bewaakte deze postzegel, zooals slechts Indische vorsten hun staatsschatten en onmetenlijke rijkdommen bewaken kun nen. De zegel lag in een speciaal tot dit doel geconstrueerde gepantserde kast, die tegen brand, diefstal en ongelukken verzekerd was. Zooals gezegd, is de postzegel thans on leesbaar, vervaagd en het opschrift haast niet meer te herkennen. Haar waarde wordt dan ook alleen bepaald door het feit, dat iedere kenner weet, dat zij het eenige exem plaar is van een bepaalde postzegelsoort op de geheele wereld. Mr. Arthur Hind heeft talrijke aanbiedin gen voor de postzegel gekregen, waaronder vele, die het bedrag van de door de verzeke ring geschatte waarde verre te boven gingen. Maar hij wil er geen afstand van doen op speculatieve overwegingen of uit verzamel woede. Als bij ons de'groote schoonmaak Heel het huis heeft frisch gemaakt, Dan bespeurt men hoe daar buiten Ook het leven weer ontwaakt. Want de Mei preekt ons vernieuwing, g En doordat dit ons bekoort Gaan wij, door een handje helpen, Daar ook gaarne mee accoord. Op de badplaats staan de deuren Der hotels weer wagen-wijd, Wachtend op royale gasten Met een reuze-zee aan tijd. En de stoelen der terrassen, Naar de prijzen voor den chic, Wachten, netjes opgeschilderd, Op een uitgezocht publiek. En de Pier, met Vim gewasschen, Steekt haar langen neus in zee, Biedend daar een promenade Voor een dubbeltje entree. Nü de zon nog en wat hitte Want de zon i$ hier de spil, Maar de zonkan men niet poet sen, Want zij schijnt slechts als ze wil! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) SiinmiininniiiniMMMmnmiiim^ De gouverneur Dival van Florida was de zoon van een armen Virginiër, een streng norsch, stil man. Toen hij een jongen van 15 jaar was, zei zijn vader op een zekeren avond tusschen twee halen aan zijn pijp door: „Tab, haal dat groote blok eens binnen en leg het op het vuur. Tab ging naar bui ten en bekeek het blok eens. Hij wist, dat het hem niet zou baten, of hij al zei, dat hij het te zwaar vond, en dat het niet geraden was zonder het blok op zijn schouders naar binnen te komen. Hij vroeg zijn zusje, dat voorbij kwam, hem zijn geweer en kruit te brengen. Het meisje denkend, dat haar broer het spoor van een beer gevonden had, of een roofvogel, bracht hem het verlangde. Tab liep weg en kwam terecht in Kentucky. Dat was in 1791. Vijftien jaar later was hij lid van het Congres en reisde naar Washington, zijn weg nemend langs zijn vaderhuis, waar men hem reeds lang dood waande. Nu was hij sterk genoeg, nam het blok op zijn schouders, en stapte naar binnen. De oude man zat nog als steeds onbeweeglijk naast het vuur. „Hier is het blok, vader," zei hij. „Je hebt lang werk gehad," antwoordde de oude laconiek. „Leg het maar op het vuur en ga naar bed." Wie kennis wil nemen van het nienwste op modegebied moet, voor zoover het japon nen en avondmantels betreft, zijn licht op steken bij de Parijsche modekoningen; wat tatoeëering aangaat, kan Australië hem het best op de hoogte brengen en wil hij wat van banditisme weten, dan moet hij (ver momd als arm man) naar Chicago gaan. De politie aldaar beweert een nieuwe methode te hebben gevonden om autodieven te vangen. Daar de onderwereld in haar ge heel toch niet meer is te bestrijken, heeft de H. Hermandad zich toegelegd op het détail. En de verschillende manieren, die hij gebruikt om uiteenloopende boevenstreken te keer te gaan, dóen aan als zoovele van smaak getuigende modes. Thans laat men autodieven op elegante wijze hun eigen die- venwagen sluiten. Men zet, hetzij in een drukke buurt of op een stille plek, een prachtige limousine^.neer. Na eenigen tijd 6.25 7.05 8.00 8.00 10.00 10.15 10.45 11.20 11.50 1.50 2.45 3.45 5.50 7.25 11.00 11.30 Gramofoonplaten Langenberg (473), Parijs (1725). Huizen, KRO. Hilversum, AVRO. Huizen, NCRV. Hilversum, AVRO. Huizen, NCRV. t Brussel (508). Parijs (1725). Langenberg (473). Hilversum, AVRO. Hilversum, AVRO. Brussel (508). Rome (441). Huizen, NCRV. Hilversum, AVRO. Concerten 10.30 Hilversum, AVRO. Concert. 11.20 Daventry (1554). Concert. 11.20 Kalundborg (1153), Concert uit Palace Hotel. 12.00 Hilversum, AVRO. Omroep Kamer orkest. 12.15 Huizen, KRO. Orkestconcert. 12.20 Daventry (1554). Orkest. 12.20 Langenberg (473). Concert. 2.20 Kalundborg (1153). Omroeporkest. 3.25 Daventry (1554). BBC-orkest. 4.20 Langenberg (473)Middagconcert. 4.20 Brussel (508). Concert. 4.20 Brussel (338). Trio-concert. 5.00 Hilversum, AVRO. Omroep Klein- orkest. 5.45 Huizen, NCRV. Concert. 7.00 Hilversum, AVRO. Vioolrecital. 7.20 Daventry (1554). Kamermuziek. 7.20 Langenberg (473). Dansmuziek. 7.20 Brussel (508). Maria-avond. 8.00 Hilversum, AVRO. Concertgebouw orkest. 8.00 Huizen, NCRV. A'damsch Vrouwen koor, 8.05 Rome (441). Gevarieerd concert. 8,10 Kalundborg (1153). Jazz-muziek. 8.20 B r u s s el (338)Concert. 9.30 Kalundborg (1153). Orkestconcert. 9,30 Huizen, NCRV. Carillon-bespeling. 10.05 Langenberg (473). Kamermuziek. 10.05 Daventry (1554)Dansmuziek. 10.30 Hilversum, AVRO. Kovacs Lajos. Voordrachten enz. 11.00 Hilversum, AVRO. Cursus Kinder- kleeding. 11.30 Huizen, KRO. Godsd. halfuurtje. 2.00 Huizen, NCRV. Handwerkcursus. 3.00 Hilversum, AVRO. Knipcursus. 3.00 Huizen, NCRV. Vrouwenhalfuurtje. 4.00 Hilversum, AVRO. Ziekenuurtje. 5.00 Huizen, NCRV. Cursus Handenarbeid. 6.30 Hilversum, AVRO. Sportpraatje. 6.45 Huizen, NCRV. Knipcursus. 9.00 Huizen, NCRV. Causerie. Persberichten. 10.00 Huizen, Vaz Dias. 10.15 Hilversum, Vaz Dias. 113. Jaap ging het dorp in en huurde den grootsten wagen, die maar te vinden was. HIJ duwde hem naar het veld en schudde de zakken honing er ln leeg. De wapen liep over. Jaap wist er geen raad mee en het ergste was nog, dat de wagen niet meer voor- of achteruit te krijgen was. „Ik heb bij de menschen altijd van die geheimzinnige wagentjes gezien, die vanzelf loopen," dacht Jaap, ,.en die zitten met bulzen en draden ln elkaar. Ik maak er ook een. Ik ben wijs genoeg," en hij ging op zolder al den ouden rommel nakijken en begon te timmeren. «■iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiniiniiiiiiiinii (althans dit verwacht men), verschijnt de dief, opent één der portiers, zet zich achter het stuur en sluit de deur. Vervolgens slaat hij de motor aan en deze begint te snorren. Tot zoover gaat alles prachtig. Dan echter blijkt het, dat de limousin- niet van haar plaats is te krijgen. De wielen zijn n.l. ge blokkeerd. „Niets aan te doen," denkt de dief, „dan ga ik weer weg." Maar jawel, de mooie auto is wel van buiten af, maar niet aan den binnenkant te openen. „Ik sla een ruit in en verdwijn," overlegt de bandiet. Maar de ruiten zijn van onvernielbaar glas. De wanhopige pogingen van den gevangen roover om te ontsnappen, trekken tenslotte de aandacht van de voorbijgangers, die de politie gaan waarschuwen (als het tenminste zelf geen bandieten zijn) en na deze waar schuwing komt de sterke arm, die den man arresteert en die (wanneer tenminste niet vermomde bandieten de rol der agenten hebben overgenomen) den betrapten „han- digen jongen" naar de cel brengt. Het is alleen jammer, dat men dit trucje hoogstens twee keer kan toepassen, zoodat men zich afvraagt, of het misschien niet voordeeliger is om de echte auto's maar te laten stelen. Toen Bart Kerkhoven den tweeden dag van zijn huwelijksreis driftig een nieuwen schoen veter stuk trok, welk feit alleen voor de slechte kwaliteit des veters kan getuigen, beschouwde zijn vrouwtje hem als een krachtmensch en bleef dat steeds in hem zien. Liefde is nu een maal blind. Heel hun verder huwelijksleven, dat zeer ge lukkig was, bleef zij hem eeren als „haar held.' 't Feit, dat Bart een zielig, stumperig man netje was, vermocht niets aan haar gevoelens te veranderen. Tot vervelens toe hadden hun kennissen al moeten hooren: „Ja, ja, je zou het niet zeggen, maar Bart is geweldigsterk. Als je hem zou zien als hij driftig washier zweeg zij dan verder, doch trok een gezicht, of ze zeggen wou: berg je dan maar! Als haar dienstboden iets verkeerd deden, klonk het strijk en zet: „Kind, stel je nu eens voor, dat mijnheer zooiets zag, ik beloof je; dat hij driftig zou worden en dan was je nog niet gelukkig." Zij kon niet weten, dat, toen zij voor een maand op reis was, er niets op tijd klaar was en haar gedienstigen 't beschouwden als een extra vacantie. De heer des huizes had den eersten dag schuchter gevraagd of 't eten nog niet klaar was, doch toen hij bits ten antwoord kreeg, dat zij beter bekend waren met de huis houding dan hij, had hij een verontschuldiging gestameld en nadien geen woord meer durven zeggen. Gelukkig maar, dat zijn vrouw dit niet wist. Na twintig jaar deed zich echter iets voor, dat zelfs oorzaak werd, dat hun kennissen Bart gingen beschouwen als een held. Hij had heelemaal geen heldenrol vervuld, doch het feit dat hij alleen was geweest en de omstandigheden hem gunstig gezind waren, bezorgde hem een aureool van heldhaftig heid. „Gladde Jaap" was een reus van 'n kerel met een onguur uiterlijk, die het afkeurens waardige ambt van „inbreker" uitoefende. In tegenstelling met zijn afschrikwekkend uiterlijk was Jaap wat men noemt een lafaard. Zijn grootste angst was: honden: en dit alleen door het feit, dat hij eens door een klein hondje in zijn been gebeten was. Voordat we nu het scherm ophalen om u getuige te doen zijn van het drama en tevens blijspel, dat zich ten huize der Kerkhovens afspeelde, moet ik u eerst even meedeelen, dat men daar ook onderdak verleende aan een grooten hond, die geweldig te keer kon gaan als er onraad was, doch. nooit dorst te bijten. Op een kwaden avond dan, toen alles in huis reeds in rust verkeerde, stapte gladde Jaap, na een venster gelijkvloersch geopend te hebben de eetkamer der familie Kerkhoven binnen om zijn slag te slaan. Toevallig viel zijn oog op de whisky-flesch. Even later gleed de whisky in Jaap's keelgat en nog iets later gleed Jaap in een stoel, waar hij in slaap viel. Bart was nauwelijks in bed, of er schoot hem iets te binnen dat hij vergeten had op te schrijven. Vlug besloot hij naar zijn werkkamer te gaan, die aan de eetkamer grensde, om zijn fout te herstellen. Op 'n vraag van zijn vrouw wat hij ging doen, draaide hij er wat om heen, daar hij niet wou laten blijken, dat hij iets vergeten had. Beneden gekomen zag hij licht onder de deur van de eetkamer schijnen en be sloot dat even uit te draaien. Nauwelijks had hij de deur geopend, of zijn oog ontwaarde een reuzen gestalte in zijn stoel aan tafel zit tendVan schrik had hij haast een schreeuw gegeven, als hij nog niét juist bijtijds bedacht, dat dan de inbreker zou ontwaken en hem zeker te lijf zou gaan. Vlug besloot hij op zijn schre den terug te keeren, de deur van buiten te sluiten en om een agent te gaan, liefst als het kon twee. Helaas, juist ontwaakte de onver wachte gast en stond direct, nog half wagge lend, op zijn beenen. Ik zei u immers al, ciat Jaap een lafaard was, dus begon hij eerst om z(jn vrijheid te smeeken, doch toen hij eens goed zijn tegenstander op nam, die ook op zijn beenen stond te waggelen, al was het dan niet van whisky maar van angst, veranderde hij van tactiek. „Jou kleine wurm, moet jij me komen storen bij mijn bezigheden, ik zal eens naar je toe komen en je nek omdraaien." „Neen, neen, doe dat alsjeblieft niet, ik zal je geld geven, alles wat ik heb," smeekte Bart, „maar doe me toch niets," en het angstzweet stond hem op 't voorhoofd. „Voor dezen keer dan," sprak de reus, „maar kom dan gauw op met je centen, als je niet wilt dat ik je tot pulver wrijf." Hier kwam fortuna Bart te hulp. Nauwelijks had Jaap een paar passen gedaan, of hij gleed onderuit, kwam met een smak tegen de tafel aan en rolde lang uit op den grond, na eerst de whisky met blad en glazen in zijn val mee gesleurd te hebben, die rinkelend op den vloer aan stukken vielen. Doordat hij niet onzacht met zijn hoofd tegen den tafelpoot sloeg, kwam hij in het bezit van een schedelverhooging en bleef eenigszins versuft liggen. Door al dat ge raas kwam Barts vrouw naar beneden geloopen, voorafgegaan door een woedend blaffenden hond. Nauwelijks had Bart echter bemerkt, dat zijn tegenstander bleef liggen, of hij greep naar den pook en wilde hiermee gaan lostimmeren op de gevallen grootheid. 'Zoover zou het ech ter niet komen. Een passeerende politieagent, reeds opmerkzaam geworden door het geopende raam, stak juist zijn hoofd boven het venster kozijn en kwam na enkele seconden binnen gestapt. „Zoo, êx>, mijnheer, ik geloof dat u hem er flink van langs gegeven hebt," en verge noegd keek hij naar den bult op 't hoofd van den inmiddels overeind gekrabbelden inbreker. Deze, hopend vermindering van straf te krij gen, omdat hij al een aframmeling gehad had, liet het zoo en sprak bovendien nog jammerend: „Hij zou me vast doodgeslagen hebben." „Hou je mond, als je niets gevraagd wordt," snauwde de agent en mompelend liet hij er op volgen: „Er zou trouwens niet veel aan je verloren zijn gegaan". Bart stond met den pook in zijn hand als een veldheer, die den grooten slag ge wonnen heeft. „Gladde Jaap", die inmiddels heelemaal ont nuchterd was, kreeg plotseling den hond in 't vizier en begon te jammeren„Ach, agent, neem me toch alsjeblieft gauw mee.... Barts vrouw, alsook de agent, dachten niet anders of hij was bang, dat hij nog een pak slaag van den heer des huizes zou krijgen en keken dan ook met bewonderende blikken naar Bart, die van trots moeite deed zijn borst onder zijn nachthemd nog meer naar voren te plaat sen. De agent deed zijn plicht en nam den nachtelijken bezoeker mee. Barts vrouw kuste haar man en lispelde maar steeds: „Mijn dappere held!" Bart zelf legde kalm zijn wapen neer, gaf zijn vrouw 'n arm en zoo toog ons tweetal naar hun kamer, gevolgd door een kwispel- staartenden hond. Den anderen dag stond alles uitvoerig in de couranten en was Bart overal het onderwerp van de gesprekken. Nu beschouwden zelfs hun kennissen en de meiden hem als een die dorst. Zijn vrouw vertelde steeds aan ieder die het hooren wilde: „Ja, en 't mooiste ft nog dat ik wakker werd toen hij naar beneden ging na dat hij gerucht gehoord had, en, om mij niet te verontrusten, verzon hij een of ander smoes je". Amerika is het land, dat nog altijd de mees te millionnairs heeft, doch het valt sterk te betwijfelen of hun bezit wel in de schaduw kan staan van dat van zekere Indische vorsten, die over reusachtige schatkamers kunnen be schikken. Engeland is ook niet arm aan millionnairs. Op een warmen zomerdag in het jaar 1825 deed de goede Mrs. Montagu te Troy in den staat New-York de wekelijksche wasch. De wakkere huisvrouw merkte toen op, dat de boorden van de hemden van haar man veel vlugger sleten dan de rest. Plotseling kwam zij daardoor op het idee afzonderlijke boor den te maken, die naar believen aan- en afgedaan konden worden. Aldus zette zij zich aan het naaien en maakte dubbele boorden voor haar man; spoedig opende zij een winkeltje, waar de buren haar product kochten; de cliëntèle breidde zich gestadig uit en na niet al te langen tijd kwam ook het fortuin binnen. Om kort te gaan, in 1840 werkten er meer dere boordenfabrieken in Troy en tegen woordig is het nog de stad, waar de meeste boorden gefabriceerd worden. „Bruut, die je bent, iedereen weet, dat je je vrouw een oor hebt afgebeten." „Onzin, ik ben vegetariër." Daar is het vooral de hertog van Westminster, die zich er op mag beroemen niet te weten hoeveel hij eigenlijk bezit. Avontuurlijk is de groei van het vermogen van den te Parijs wonenden millionnair Simon J. Patino, die in zijn jeugd een kleine geëm ployeerde in Bolivia was. Van een in gebreke gebleven schuldenaar nam hij eens een stuk bergland over, waar hij niettegenstaande ongelooflijke moeilijkheden een tinontginning vestigde. Tegenwoordig staat Patino aan het hoofd van de grootste tinwinning der wereld. In Parijs heeft hij zich onlangs een prachtige villa doen bouwen in den trant van een slot. Zijn dochter werd een half jg,ar geleden de ga ie van een Bourbon- schen prins. Baron Rotschild, eens om zijn rijkdommen wereldbekend is allang niet meer de rijkste in zijn vaderland. Tegenwoordig staan in Frankrijk de automobielkoningen Louis Re nault en André Citroën aan de spits. Het al lerrijkst is echter in Frankrijk de parfumerie- fabrikant Coty, die met zijn reukwerken een slordige 50 millioen dollars heeft verdiend, en wien tegenwoordig eenige voorname dagbla den toebehooren. De geldkoning van Polen is graaf Potocky. In Hongarije heeft vorst Paul Esterhazy bijna het zestigste gedeelte van het geheele land in eigendom en in Yoego-Slavië geeft Arthur Drach met 200 millioen dollar den toon aan. In Litauen geldt Richard Tillmann, een ge ïmmigreerde Duitscher als de rijkste man, ter wijl het in Tsjechoslowakije Petsjek en Bata zijn. Zooals men ziet, zijn er niettegenstaande de wereldmalaise, nog genoeg millionnairs. A Ho °P dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/1 bi] een ongeval met C2ÜÖ - vef,lle! VBF Pen hand f 12Ü U1Jverlies van een CQI bi) een breuk van verlies van "a aOOilTlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T C/»"* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen tJl/« doodelijken afloop een voet of een oog L&xJ* duim of wijsvinger been of arm anderen vinger ["'""nuiiiiiiiiiiiiiiinüiiuii UILLETON vii»i 1 ^3"l"uiuuuui]uuuiu,um||1|j|ulujl||11|]]|lj||ml]lmuuuuuluull|lmmiljuilul],||u,|mjuml|luumumm||||lu3 ba*n den nacht van 31 Mei dreef de boot, schijn- jjg,1" toevallig, langzaam af naar de „Guayas", ®enigste oorlogsschip van Ecuador. De com- ih<nda;nt van schip meende dat de „Wash- bah?n" door een verkeerde manoeuvre in zijn was geraakt, gaf order assistentie te ge eehen, toen plotseling naderbij gekomen de Vaöapende bandieten met tientallen op het dek Ver "Guayas" oversprongen en de ongewapende, ^/aste bemanning overmeesterden. Daarop baarft de ..Washington" en de „Cuayas" koers 2ee, waar zich nog een derde schip, de rhardino". bij hen voegde. Den volgenden ijvj wist Guayaquil dat deze 3 schepen op 40 afstand op de reede van Jambeli voor ttoh]r la°en ter beschikking van Urvina en 6ezees. en de stad zouden bombardeeren als 6che Zicl1 niet voor Urvina verklaarde. Intus- U,,,n was dan ook in de kazerne de opstand gbroken. t,v6t;n sPeciale koerier bracht deze Jobstijdingen a.an Garcia Moreno die, herstellende van Vojj^tekte, zich in de omgeving van Quito be- We behoeven niet lang te raden wat er ge beurde. Beter of niet beter, aanstonds zat hij te paard, in een razend tempo zakte hij de Cor dilleras af en reeds 3 dagen na zijn vertrek, terwijl de oproerlingen meenden dat nu het bericht wel in Quito zou zijn, was hij te Guaya quil. Zonder een oogenblik te verliezen ging hij naar de kazerne. De schildwacht die hem aan riep, stormde hij voorbij met een „Ik ben je chef". De deur van de groote zaal openrukkend waar de officieren juist de kansen der revolutie bespraken, weerklonk zijn gebiedende stentor stem: „Wat heeft dat hier te be teekenen". Een oogenblik van ijzige stilte. Daar stonden de officieren als aan den grond genageld, de blikken gericht op die gebiedende hooge ge stalte die met bliksemende oogen hen fixeerde. Geïmponeerde overdonderd door zijn plotseling verschijnen, zwaaide in een moment hun ge heele stemming om! Wat 'n kerel, wat 'n reuze kerel! „Leve Garcia Moreno!" klonk het als uit één mond. Het pleit was hier tenminste ge wonnen. Den volgenden morgen vernam heel Guaya quil dat Garcia Moreno in hun midden was door twee proclamaties die op de hoeken der straten waren aangeplakt. Een die de mobili satie van het lager beval waarvan de president het bevel op zich zou nemen (generaal Flores, de ex-president was inmiddels overleden). Een andere die de roovers van de „Guayas" tot pi raten brandmerkte die voor den krijgsraad zou den gedaagd worjjpn evenals als allen die hun op een of andere wijze bijstand hadden verleend. De bevolking was evenwel verre van gerust. Garcia Moreno kon nu wel proclamaties uit vaardigen, maar hoe zou hij de zeeroovers de baas worden. Met een proclamatie ging dat niet. Precies zoo dacht Garcia Moreno er zelf over. De komst van de Engelsche stoomboot „Talca" bracht hem de oplossing. Met deze boot wilde hij de verraders met hun schepen te lijf die op de reede van Jambeli geankerd lagen. Was het hem in het hoofd geslagen?? Toen de „Talca" gemeerd lag begaf Garcia Moréno zich naar den Engelschen consul met verzoek hem de „Talca" af te staan, om deze te bewapenen en daarmede de piraten aan te vallen. De consul stemde toe onder storting van een borgtocht. Toen echter Garcia Moreno in allerijl de boot wilde bewapenen en in ge reedheid brengen, kwam een nieuwe kink in de kabel. D econsul meende dat hij de boot alleen kon afstaan als deze gekocht werd, daar het schip vrij zeker verloren zou gaan in het ge vecht. De prijs bedroeg 1.250.000 peseta's. Ook dit werd bewilligd, maar nu kwam de kapitein van het schip zelf in verzet. Hij streek de in middels geheschen vlag van Ecuador, beval allen werklieden en soldaten het schip oogenblikkelijk te verlaten, zich beroepende op de Engelsche vlag. Nu, Garcia Moreno lustte desnoods ook nog wel een Engelschman en zeide op onvriende- lijken toon tot den zoon van Albion, dat hij zijn mond had te houden. Zoo niet, dan zou hij hem laten fusilleeren, dan mocht hij zijn vlag als lijkkleed meenemen. Maar hij was nog niet aan het einde van zijn moeilijkheden. Bij het nazien der machines be merkte men dat verschillende onderdeden ver dwenen waren op order van denzelfden kapitein. Den machinisten werd toen op straffe des doods bevolen deze oogenblikkelijk weer aan te bren gen. Ondertusschen werd de boot zoo goed mogelijk in staat van verdediging gebracht. Garcia Moreno liet 5 groote kanonnen aan boord brengen. Vriend en vijand beijverden zich hem te helpen. Zijn vrienden uit sympathie, zijn vijanden om van hem af te komen door dit allerdwaast avontuur. Inderdaad, hier leek het wel een weinig op. Het kostte Garcia Moreno buitengewone hooge sommen om de bemanning over te halen deze onderneming mede te maken die op een débacle en ondergang moest uit- loopen. Hij koos zich 250 soldaten uit van de dapper sten die zich aanboden en stelde absoluut be trouwbare officieren aan. Een priester en dok toren vergezelden de expeditie. Na een gloeiende toespraak verliet de „Talca" met de „Smyrk", een klein stoombootje als ge zelschap, in den laten namiddag van den 25en Juni de haven, nagestaard door de menigte die zich afvroeg wat voor goeds er uit deze dwaas heid kon komen. Den volgenden morgen verscheen de „Talca" en de „Smyrk" voor de reede van Jambeli. Be halve de 3 met kanonnen bewapende schepen hadden de piraten nog een klein schip dat als loods en gids dienst deed. De „Guayas" en de „Bernardino" met de loodsboot lagen midden op de reede .terwijl de „Washington" op eenige Meters van de kust geankerd lag. Nauwelijks hadden de oproerlingen het gevaar ontdekt dat hen bedreigde, of een salvo uit al hun stukken deed de dapperen van de „Talca" niet weinig schrikken. Garcia Moreno hield echter zijn zin nen bij elkaar en commandeerde met zijn zware stem „Niet terug schieten, recht op de „Guayas" aanhouden". Te midden van de kogels van de vijandelijke schepen die echter slecht gericht waren en weinig schade aanrichten, op schotsafstand ge komen, kreeg op commando van Garcia Moreno de „Guayas" de volle laag. Een schot was een voltreffer midscheeps op de waterlijn, dat ge weldige verwarring onder de bemanning bracht. Steeds nader kwam de „Talca" en de opzet van Garcia Moreno werd duidelijk. Voor men het verhinderen kon ramde de „Talca" de „Guayas" ter plaatse van den treffer. Na dezen opdoffer werd de „Guayas" geënterd en spronges de soldaten als katten op het dek; het werd een gruwelijk handgemeen, dat spoedig ten gunste vfen Garcia Moreno was beslist. Wat niet ge sneuveld of over boord gesprongen was, werd gevangen genomen. Alles was zóó spoedig in zijn werk gegaan, dat weldra de „Bernardino" en de loodsboot hetzelfde lot ondergingen. In- tusschen was de „Smyrk" klein maar dapper op de „Washington" afgestevend die, volkomen verrast door de eb, niet kon manoeuvreeren. Urvina en Robles aan boord van de „Washing' ton", die het weinig opwekkend tafereel van de „Guayas" hadden aanschouwd en begrepen dat Garcia Moreno niet van half werk hield, wisten bij de nadering van de „Smyrk" niet beter te doen dan het hazenpad te kiezen. Bij tientallen sprongen de schurken overboord om al wadende het land te bereiken en in de bosschen te ver dwijnen. Toen de „Smyrk" gevolgd door de „Talca" de „Washington" bereikten, waren de vogels gevlogen. Als buit werd echter de buiten gewoon interessante correspondentie van Urvina met zijn handlangers te Guayaquil gevonden. Garcia Moreno moest van een achtervolging van Urvina en de zijnen afzien daar hij over te weinig troepen beschikte en de grens dichtbij was en de achtervolgers te laat zouden komen. Intusschen, de ongedachte en onverwachte overwinning was volkomen. Het wonder van moed en doortastendheid volbracht. Vóór den triumphalen intocht in Guayaquil werd eerst krijgsraad over de oproerlingen ge houden. Velen waren gevlucht, velen gesneuveld. Van de 45 die voor den krijgsraad terecht stonden werden 17 wegens dwang vrijgesproken, 28 anderen ter dood veroordeeld. Na gebiecht te hebben werd het vonnis onmiddellijk vol trokken. De flotille stoomde naar Guayaquil op en de „Smyrk" was het eerste vaartuig dat den havenmond instoomde. Een dichte menigte ver zamelde zich langs de kaden. Wie zou overwon nen hebben? Was het nog een redelijke vraag? .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9