VERZAMELEN VAN POSTZEGELS
a
Kostbaar bezit
Na de schoonmaak
*[cent
LACONIEK
RADIO-PROGRAM
DE VIJANDEN VAN HET BIJENDORP
DE INBREKER, DIE BANG WAS
VOOR EEN HOND
Gabriël
Garcia Moreno
WOENSDAG 11 MEI
Dure exemplaren
NIEUWE DIEVENVAL
Donderdag 12 Mei
M
Waar zijn millionnairs
te vinden?
De dubbele Boord
Een vierkantig gesneden stuk
papier de waardevolste
zegel ter wereld
's Werelds duurste postzegel
VERHAAL VAN
DEN DAG
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL
van kon overtuigen, dat zijn kostbaarheid
niets zou overkomen, als hij haar eens ter
bezichtiging van het publiek afstond voor
een Londensche expositie.
Tijdens de geheele tentoonstelling werd de
zegel door twee mannen bewaakt. Bovendien
verzekerde mr. Hind de zegel voor een zeer
Het aantal dergenen, die zich een post-
«egelverzameling „aanschaffen" en deze bij
voortduring door aankoop of ruil met nieuwe
d.w.z. in hun collectie nog niet voorko
mende exemplaren trachten uit te breiden
te verrijken, neemt van dag tot dag toe.
Een ieder heeft in zijn familie- of kennis
senkring wel iemand, die geen gelegenheid
onbenut laat voorbijgaan, om te informee-
*en, of men misschien in het bezit van
vreemde postzegels en zoo ja of men
vallicht genegen is, hem of haar deze af te
staan.
Al dan niet tegen een (geldelijke) ver
goeding.
Deze postzegel-verzamelwoede als we
Aet laatste deel van deze woord-combinatie
tenminste gebruiken mogen heeft een
öei'gelijken omvang genomen, dat we een
Beregelden postzegelhandel kunnen consta
teren en er postzegel-veilingen georgani
seerd worden, waar het, als op een echte
Deurs, tamelijk warm toe kan gaan.
Kinderen bewaren angstvallig hun snoep-
tenten, om daarmee „snoepies" van vreemde
Postzegels te kunnen aankoopen. Daarmede
jegint het gewoonlijk. Trouwens, zooals
Pveral bij, is ook hier het begin niet zoo
moeilijk. Voor de eerste exemplaren behoeft
men gewoonlijk zelfs geen cent uit te kee-
maar naarmate de verzameling toe
neemt, het aantal postzegels, dat nog niet
m het album vertegenwoordigd is, inkrimpt,
r~ worden de kosten van aankoop hooger en
Kbrinen deze zelfs tot kapitaaltjes uitdrijven.
De Vorst van Liechtenstein b.v. is in het
oezit van een enveloppe, waarop zich twee
exemplaren van de Mauritius „Post Office"-
Postzegels bevinden, welker waarde op min
stens 12.000 Pond Sterling geschat wordt.
De meeste waarde schijnt de kleine kar-
mijnroode 1 centspostzegel van Britsch-
PjUyana te hebben en toch is deze zegel
B'genlijk maar een klein vies-rood stukje
Papier, welks opdruk en schrift slechts nog
Sjet zeer goede oogen te onderscheiden zijn.
~estijds was het de gewoonte in Britsch-
yOyana de postzegels te voorzien van de
Pandteekening van den postdirecteur en
P®ze handteekening nu maakt het bijna on
mogelijk, het beeld te herkennen of het op-
schrift te lezen.
Interessant is, dat de meest waardevolle
Postzegel van de geheele wereld eigenlijk
?.en beschadigde zegel is. Het is een vierkan-
f'8 gesneden stuk papier, waarvan de hoe-
*en door den postdirecteur nog verder afge
beden werden. En deze beschadigde post
fel is niettemin minstens 15.000 Pond
aterling waard.
Deze merkwaardige postzegel is ongeveer
®en jaar geleden uit de wereldberoemde
yei'zameling-Ferrari in vreemde handen ge
komen. De verzameling werd n.l. in het jaar
b?2 door den Franschen staat te Parijs ge
bild op rekening van de Duitsche herstel
betalingen. Graaf Ferrari, die uit Duitsch-
JPbd afkomstig is, bleef bij het uitbreken
mti den oorlog in 1914 te Parijs. Op deze
jftjze legde de Fransche staat beslag op de
Inzameling en bracht ze in het jaar 1922
®Pder den hamer. De postzegel werd toen
jmpgekocht door den Amerikaanschen land
bezitter, Mr. Arthur Hind uit Utica. Mr. Hind
Pptaalde 7343 Pond Sterling voor de zegel en
B'ftg, gelukkig met zijn schat, naar huis.
mpdsdien liet hij de zegel aan niemand
meer zien. Lang duurde het, eer men er hem
jpigimuijm
Ililiillliiililiiii
hoog bedrag. lederen avond, na sluiting der
tentoonstelling, werd ze in de safe van een
der grootste Londensche banken gebracht
en daar tot den volgenden morgen bewaard.
Dan werd ze weer onder bewaking afgehaald
en te kijk gesteld tot 's avonds
De geschiedenis van de postzegel is niet
minder interessant. Dit postzegelwonder
werd in het jaar 1856 in de stad George
town gedrukt, op de primitieve drukpers van
den stedelijken aankondiger. Indertijd heb
ben ongeveer vijftien stuks van deze zegel
soort bestaaik Hoewel de zegel gelijktijdig
met de veelvuldig voorkomende 4-cents-
zegels gedrukt werd, slaagde men er pas na
tientallen jaren in, zoo'n zegel te ontdek
ken, i— een feit, dat met het kleine aantal
de zegel onvergelijkelijk waardevoller
maakte dan haar zusje van vier cent.
De eerste postzegelhandelaar, die de zegel
ter hand kreeg, was Thomas Reidpots uit
Liverpool, die ze verkocht aan een Londen-
schen postzegelverzamelaar tegen den toen
ongelooflijk hoogen prijs van 100 Pond Ster
ling. Thans weet men nog niet, op welke
wijze en tegen welken prijs de zegel verzeild
raakte in de verzameling van graaf Ferrari.
Graaf Ferrari bereisde, in gezelschap van
zijn twee bedienden, de geheele wereld en
kocht overal postzegels. Op deze manier
schafte hij zich de grootste zeldzaamheden
aan en hij heeft zelfs zijn beste vrienden
niet medegedeeld, hoeveel hij voor de Guy-
ana-zegel betaald heeft. Wel wist ieder, dat
de nieuwe eigenaar van de zegel goede zaken
deed, toen de graaf afstand van zijn schat
moest doen.
Ferrari bewaakte deze postzegel, zooals
slechts Indische vorsten hun staatsschatten
en onmetenlijke rijkdommen bewaken kun
nen. De zegel lag in een speciaal tot dit doel
geconstrueerde gepantserde kast, die tegen
brand, diefstal en ongelukken verzekerd
was.
Zooals gezegd, is de postzegel thans on
leesbaar, vervaagd en het opschrift haast
niet meer te herkennen. Haar waarde wordt
dan ook alleen bepaald door het feit, dat
iedere kenner weet, dat zij het eenige exem
plaar is van een bepaalde postzegelsoort op
de geheele wereld.
Mr. Arthur Hind heeft talrijke aanbiedin
gen voor de postzegel gekregen, waaronder
vele, die het bedrag van de door de verzeke
ring geschatte waarde verre te boven gingen.
Maar hij wil er geen afstand van doen op
speculatieve overwegingen of uit verzamel
woede.
Als bij ons de'groote schoonmaak
Heel het huis heeft frisch gemaakt,
Dan bespeurt men hoe daar buiten
Ook het leven weer ontwaakt.
Want de Mei preekt ons vernieuwing, g
En doordat dit ons bekoort
Gaan wij, door een handje helpen,
Daar ook gaarne mee accoord.
Op de badplaats staan de deuren
Der hotels weer wagen-wijd,
Wachtend op royale gasten
Met een reuze-zee aan tijd.
En de stoelen der terrassen,
Naar de prijzen voor den chic,
Wachten, netjes opgeschilderd,
Op een uitgezocht publiek.
En de Pier, met Vim gewasschen,
Steekt haar langen neus in zee,
Biedend daar een promenade
Voor een dubbeltje entree.
Nü de zon nog en wat hitte
Want de zon i$ hier de spil,
Maar de zonkan men niet poet
sen,
Want zij schijnt slechts als ze wil!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
SiinmiininniiiniMMMmnmiiim^
De gouverneur Dival van Florida was de
zoon van een armen Virginiër, een streng
norsch, stil man.
Toen hij een jongen van 15 jaar was, zei
zijn vader op een zekeren avond tusschen
twee halen aan zijn pijp door:
„Tab, haal dat groote blok eens binnen
en leg het op het vuur. Tab ging naar bui
ten en bekeek het blok eens. Hij wist, dat
het hem niet zou baten, of hij al zei, dat hij
het te zwaar vond, en dat het niet geraden
was zonder het blok op zijn schouders naar
binnen te komen. Hij vroeg zijn zusje, dat
voorbij kwam, hem zijn geweer en kruit te
brengen. Het meisje denkend, dat haar broer
het spoor van een beer gevonden had, of een
roofvogel, bracht hem het verlangde. Tab
liep weg en kwam terecht in Kentucky. Dat
was in 1791. Vijftien jaar later was hij lid
van het Congres en reisde naar Washington,
zijn weg nemend langs zijn vaderhuis, waar
men hem reeds lang dood waande.
Nu was hij sterk genoeg, nam het blok op
zijn schouders, en stapte naar binnen. De
oude man zat nog als steeds onbeweeglijk
naast het vuur.
„Hier is het blok, vader," zei hij.
„Je hebt lang werk gehad," antwoordde
de oude laconiek. „Leg het maar op het
vuur en ga naar bed."
Wie kennis wil nemen van het nienwste
op modegebied moet, voor zoover het japon
nen en avondmantels betreft, zijn licht op
steken bij de Parijsche modekoningen; wat
tatoeëering aangaat, kan Australië hem het
best op de hoogte brengen en wil hij wat
van banditisme weten, dan moet hij (ver
momd als arm man) naar Chicago gaan.
De politie aldaar beweert een nieuwe
methode te hebben gevonden om autodieven
te vangen. Daar de onderwereld in haar ge
heel toch niet meer is te bestrijken, heeft
de H. Hermandad zich toegelegd op het
détail. En de verschillende manieren, die hij
gebruikt om uiteenloopende boevenstreken
te keer te gaan, dóen aan als zoovele van
smaak getuigende modes. Thans laat men
autodieven op elegante wijze hun eigen die-
venwagen sluiten. Men zet, hetzij in een
drukke buurt of op een stille plek, een
prachtige limousine^.neer. Na eenigen tijd
6.25
7.05
8.00
8.00
10.00
10.15
10.45
11.20
11.50
1.50
2.45
3.45
5.50
7.25
11.00
11.30
Gramofoonplaten
Langenberg (473),
Parijs (1725).
Huizen, KRO.
Hilversum, AVRO.
Huizen, NCRV.
Hilversum, AVRO.
Huizen, NCRV. t
Brussel (508).
Parijs (1725).
Langenberg (473).
Hilversum, AVRO.
Hilversum, AVRO.
Brussel (508).
Rome (441).
Huizen, NCRV.
Hilversum, AVRO.
Concerten
10.30 Hilversum, AVRO. Concert.
11.20 Daventry (1554). Concert.
11.20 Kalundborg (1153), Concert uit
Palace Hotel.
12.00 Hilversum, AVRO. Omroep Kamer
orkest.
12.15 Huizen, KRO. Orkestconcert.
12.20 Daventry (1554). Orkest.
12.20 Langenberg (473). Concert.
2.20 Kalundborg (1153). Omroeporkest.
3.25 Daventry (1554). BBC-orkest.
4.20 Langenberg (473)Middagconcert.
4.20 Brussel (508). Concert.
4.20 Brussel (338). Trio-concert.
5.00 Hilversum, AVRO. Omroep Klein-
orkest.
5.45 Huizen, NCRV. Concert.
7.00 Hilversum, AVRO. Vioolrecital.
7.20 Daventry (1554). Kamermuziek.
7.20 Langenberg (473). Dansmuziek.
7.20 Brussel (508). Maria-avond.
8.00 Hilversum, AVRO. Concertgebouw
orkest.
8.00 Huizen, NCRV. A'damsch Vrouwen
koor,
8.05 Rome (441). Gevarieerd concert.
8,10 Kalundborg (1153). Jazz-muziek.
8.20 B r u s s el (338)Concert.
9.30 Kalundborg (1153). Orkestconcert.
9,30 Huizen, NCRV. Carillon-bespeling.
10.05 Langenberg (473). Kamermuziek.
10.05 Daventry (1554)Dansmuziek.
10.30 Hilversum, AVRO. Kovacs Lajos.
Voordrachten enz.
11.00 Hilversum, AVRO. Cursus Kinder-
kleeding.
11.30 Huizen, KRO. Godsd. halfuurtje.
2.00 Huizen, NCRV. Handwerkcursus.
3.00 Hilversum, AVRO. Knipcursus.
3.00 Huizen, NCRV. Vrouwenhalfuurtje.
4.00 Hilversum, AVRO. Ziekenuurtje.
5.00 Huizen, NCRV. Cursus Handenarbeid.
6.30 Hilversum, AVRO. Sportpraatje.
6.45 Huizen, NCRV. Knipcursus.
9.00 Huizen, NCRV. Causerie.
Persberichten.
10.00 Huizen, Vaz Dias.
10.15 Hilversum, Vaz Dias.
113. Jaap ging het dorp in en huurde den grootsten wagen, die
maar te vinden was. HIJ duwde hem naar het veld en schudde
de zakken honing er ln leeg. De wapen liep over. Jaap wist er
geen raad mee en het ergste was nog, dat de wagen niet meer
voor- of achteruit te krijgen was.
„Ik heb bij de menschen altijd van die geheimzinnige wagentjes
gezien, die vanzelf loopen," dacht Jaap, ,.en die zitten met bulzen
en draden ln elkaar. Ik maak er ook een. Ik ben wijs genoeg," en
hij ging op zolder al den ouden rommel nakijken en begon te
timmeren.
«■iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiniiniiiiiiiinii
(althans dit verwacht men), verschijnt de
dief, opent één der portiers, zet zich achter
het stuur en sluit de deur. Vervolgens slaat
hij de motor aan en deze begint te snorren.
Tot zoover gaat alles prachtig. Dan echter
blijkt het, dat de limousin- niet van haar
plaats is te krijgen. De wielen zijn n.l. ge
blokkeerd. „Niets aan te doen," denkt de
dief, „dan ga ik weer weg." Maar jawel, de
mooie auto is wel van buiten af, maar niet
aan den binnenkant te openen. „Ik sla een
ruit in en verdwijn," overlegt de bandiet.
Maar de ruiten zijn van onvernielbaar glas.
De wanhopige pogingen van den gevangen
roover om te ontsnappen, trekken tenslotte
de aandacht van de voorbijgangers, die de
politie gaan waarschuwen (als het tenminste
zelf geen bandieten zijn) en na deze waar
schuwing komt de sterke arm, die den man
arresteert en die (wanneer tenminste niet
vermomde bandieten de rol der agenten
hebben overgenomen) den betrapten „han-
digen jongen" naar de cel brengt. Het is
alleen jammer, dat men dit trucje hoogstens
twee keer kan toepassen, zoodat men zich
afvraagt, of het misschien niet voordeeliger
is om de echte auto's maar te laten stelen.
Toen Bart Kerkhoven den tweeden dag van
zijn huwelijksreis driftig een nieuwen schoen
veter stuk trok, welk feit alleen voor de slechte
kwaliteit des veters kan getuigen, beschouwde
zijn vrouwtje hem als een krachtmensch en
bleef dat steeds in hem zien. Liefde is nu een
maal blind.
Heel hun verder huwelijksleven, dat zeer ge
lukkig was, bleef zij hem eeren als „haar held.'
't Feit, dat Bart een zielig, stumperig man
netje was, vermocht niets aan haar gevoelens
te veranderen.
Tot vervelens toe hadden hun kennissen al
moeten hooren: „Ja, ja, je zou het niet zeggen,
maar Bart is geweldigsterk. Als je hem zou
zien als hij driftig washier zweeg zij dan
verder, doch trok een gezicht, of ze zeggen wou:
berg je dan maar!
Als haar dienstboden iets verkeerd deden,
klonk het strijk en zet: „Kind, stel je nu eens
voor, dat mijnheer zooiets zag, ik beloof je;
dat hij driftig zou worden en dan was je nog
niet gelukkig."
Zij kon niet weten, dat, toen zij voor een
maand op reis was, er niets op tijd klaar was en
haar gedienstigen 't beschouwden als een extra
vacantie. De heer des huizes had den eersten
dag schuchter gevraagd of 't eten nog niet
klaar was, doch toen hij bits ten antwoord
kreeg, dat zij beter bekend waren met de huis
houding dan hij, had hij een verontschuldiging
gestameld en nadien geen woord meer durven
zeggen. Gelukkig maar, dat zijn vrouw dit niet
wist.
Na twintig jaar deed zich echter iets voor,
dat zelfs oorzaak werd, dat hun kennissen Bart
gingen beschouwen als een held.
Hij had heelemaal geen heldenrol vervuld,
doch het feit dat hij alleen was geweest en de
omstandigheden hem gunstig gezind waren,
bezorgde hem een aureool van heldhaftig
heid.
„Gladde Jaap" was een reus van 'n kerel
met een onguur uiterlijk, die het afkeurens
waardige ambt van „inbreker" uitoefende.
In tegenstelling met zijn afschrikwekkend
uiterlijk was Jaap wat men noemt een lafaard.
Zijn grootste angst was: honden: en dit alleen
door het feit, dat hij eens door een klein
hondje in zijn been gebeten was. Voordat we
nu het scherm ophalen om u getuige te doen
zijn van het drama en tevens blijspel, dat zich
ten huize der Kerkhovens afspeelde, moet ik u
eerst even meedeelen, dat men daar ook onderdak
verleende aan een grooten hond, die geweldig
te keer kon gaan als er onraad was, doch.
nooit dorst te bijten.
Op een kwaden avond dan, toen alles in huis
reeds in rust verkeerde, stapte gladde Jaap,
na een venster gelijkvloersch geopend te hebben
de eetkamer der familie Kerkhoven binnen om
zijn slag te slaan. Toevallig viel zijn oog op de
whisky-flesch. Even later gleed de whisky in
Jaap's keelgat en nog iets later gleed Jaap in
een stoel, waar hij in slaap viel.
Bart was nauwelijks in bed, of er schoot hem
iets te binnen dat hij vergeten had op te
schrijven. Vlug besloot hij naar zijn werkkamer
te gaan, die aan de eetkamer grensde, om zijn
fout te herstellen. Op 'n vraag van zijn vrouw
wat hij ging doen, draaide hij er wat om heen,
daar hij niet wou laten blijken, dat hij iets
vergeten had. Beneden gekomen zag hij licht
onder de deur van de eetkamer schijnen en be
sloot dat even uit te draaien. Nauwelijks had
hij de deur geopend, of zijn oog ontwaarde
een reuzen gestalte in zijn stoel aan tafel zit
tendVan schrik had hij haast een schreeuw
gegeven, als hij nog niét juist bijtijds bedacht,
dat dan de inbreker zou ontwaken en hem zeker
te lijf zou gaan. Vlug besloot hij op zijn schre
den terug te keeren, de deur van buiten te
sluiten en om een agent te gaan, liefst als het
kon twee. Helaas, juist ontwaakte de onver
wachte gast en stond direct, nog half wagge
lend, op zijn beenen. Ik zei u immers al, ciat
Jaap een lafaard was, dus begon hij eerst om
z(jn vrijheid te smeeken, doch toen hij eens goed
zijn tegenstander op nam, die ook op zijn beenen
stond te waggelen, al was het dan niet van
whisky maar van angst, veranderde hij van
tactiek.
„Jou kleine wurm, moet jij me komen storen
bij mijn bezigheden, ik zal eens naar je toe
komen en je nek omdraaien."
„Neen, neen, doe dat alsjeblieft niet, ik zal
je geld geven, alles wat ik heb," smeekte Bart,
„maar doe me toch niets," en het angstzweet
stond hem op 't voorhoofd.
„Voor dezen keer dan," sprak de reus, „maar
kom dan gauw op met je centen, als je niet
wilt dat ik je tot pulver wrijf."
Hier kwam fortuna Bart te hulp. Nauwelijks
had Jaap een paar passen gedaan, of hij gleed
onderuit, kwam met een smak tegen de tafel
aan en rolde lang uit op den grond, na eerst
de whisky met blad en glazen in zijn val mee
gesleurd te hebben, die rinkelend op den vloer
aan stukken vielen. Doordat hij niet onzacht
met zijn hoofd tegen den tafelpoot sloeg, kwam
hij in het bezit van een schedelverhooging en
bleef eenigszins versuft liggen. Door al dat ge
raas kwam Barts vrouw naar beneden geloopen,
voorafgegaan door een woedend blaffenden
hond. Nauwelijks had Bart echter bemerkt, dat
zijn tegenstander bleef liggen, of hij greep naar
den pook en wilde hiermee gaan lostimmeren
op de gevallen grootheid. 'Zoover zou het ech
ter niet komen. Een passeerende politieagent,
reeds opmerkzaam geworden door het geopende
raam, stak juist zijn hoofd boven het venster
kozijn en kwam na enkele seconden binnen
gestapt.
„Zoo, êx>, mijnheer, ik geloof dat u hem
er flink van langs gegeven hebt," en verge
noegd keek hij naar den bult op 't hoofd van
den inmiddels overeind gekrabbelden inbreker.
Deze, hopend vermindering van straf te krij
gen, omdat hij al een aframmeling gehad had,
liet het zoo en sprak bovendien nog jammerend:
„Hij zou me vast doodgeslagen hebben."
„Hou je mond, als je niets gevraagd wordt,"
snauwde de agent en mompelend liet hij er
op volgen:
„Er zou trouwens niet veel aan je verloren
zijn gegaan". Bart stond met den pook in zijn
hand als een veldheer, die den grooten slag ge
wonnen heeft.
„Gladde Jaap", die inmiddels heelemaal ont
nuchterd was, kreeg plotseling den hond in 't
vizier en begon te jammeren„Ach, agent, neem
me toch alsjeblieft gauw mee....
Barts vrouw, alsook de agent, dachten niet
anders of hij was bang, dat hij nog een pak
slaag van den heer des huizes zou krijgen en
keken dan ook met bewonderende blikken naar
Bart, die van trots moeite deed zijn borst onder
zijn nachthemd nog meer naar voren te plaat
sen. De agent deed zijn plicht en nam den
nachtelijken bezoeker mee. Barts vrouw kuste
haar man en lispelde maar steeds:
„Mijn dappere held!"
Bart zelf legde kalm zijn wapen neer, gaf
zijn vrouw 'n arm en zoo toog ons tweetal
naar hun kamer, gevolgd door een kwispel-
staartenden hond. Den anderen dag stond alles
uitvoerig in de couranten en was Bart overal
het onderwerp van de gesprekken.
Nu beschouwden zelfs hun kennissen en de
meiden hem als een die dorst.
Zijn vrouw vertelde steeds aan ieder die het
hooren wilde: „Ja, en 't mooiste ft nog dat
ik wakker werd toen hij naar beneden ging na
dat hij gerucht gehoord had, en, om mij niet
te verontrusten, verzon hij een of ander smoes
je".
Amerika is het land, dat nog altijd de mees
te millionnairs heeft, doch het valt sterk te
betwijfelen of hun bezit wel in de schaduw kan
staan van dat van zekere Indische vorsten, die
over reusachtige schatkamers kunnen be
schikken.
Engeland is ook niet arm aan millionnairs.
Op een warmen zomerdag in het jaar 1825
deed de goede Mrs. Montagu te Troy in den
staat New-York de wekelijksche wasch. De
wakkere huisvrouw merkte toen op, dat de
boorden van de hemden van haar man veel
vlugger sleten dan de rest. Plotseling kwam
zij daardoor op het idee afzonderlijke boor
den te maken, die naar believen aan- en
afgedaan konden worden.
Aldus zette zij zich aan het naaien en
maakte dubbele boorden voor haar man;
spoedig opende zij een winkeltje, waar de
buren haar product kochten; de cliëntèle
breidde zich gestadig uit en na niet al te
langen tijd kwam ook het fortuin binnen.
Om kort te gaan, in 1840 werkten er meer
dere boordenfabrieken in Troy en tegen
woordig is het nog de stad, waar de meeste
boorden gefabriceerd worden.
„Bruut, die je bent, iedereen
weet, dat je je vrouw een oor hebt
afgebeten."
„Onzin, ik ben vegetariër."
Daar is het vooral de hertog van Westminster,
die zich er op mag beroemen niet te weten
hoeveel hij eigenlijk bezit.
Avontuurlijk is de groei van het vermogen
van den te Parijs wonenden millionnair Simon
J. Patino, die in zijn jeugd een kleine geëm
ployeerde in Bolivia was.
Van een in gebreke gebleven schuldenaar
nam hij eens een stuk bergland over, waar hij
niettegenstaande ongelooflijke moeilijkheden
een tinontginning vestigde. Tegenwoordig
staat Patino aan het hoofd van de grootste
tinwinning der wereld. In Parijs heeft hij zich
onlangs een prachtige villa doen bouwen in
den trant van een slot. Zijn dochter werd een
half jg,ar geleden de ga ie van een Bourbon-
schen prins.
Baron Rotschild, eens om zijn rijkdommen
wereldbekend is allang niet meer de rijkste
in zijn vaderland. Tegenwoordig staan in
Frankrijk de automobielkoningen Louis Re
nault en André Citroën aan de spits. Het al
lerrijkst is echter in Frankrijk de parfumerie-
fabrikant Coty, die met zijn reukwerken een
slordige 50 millioen dollars heeft verdiend, en
wien tegenwoordig eenige voorname dagbla
den toebehooren.
De geldkoning van Polen is graaf Potocky.
In Hongarije heeft vorst Paul Esterhazy
bijna het zestigste gedeelte van het geheele
land in eigendom en in Yoego-Slavië geeft
Arthur Drach met 200 millioen dollar den toon
aan.
In Litauen geldt Richard Tillmann, een ge
ïmmigreerde Duitscher als de rijkste man, ter
wijl het in Tsjechoslowakije Petsjek en Bata
zijn.
Zooals men ziet, zijn er niettegenstaande de
wereldmalaise, nog genoeg millionnairs.
A Ho °P dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/1 bi] een ongeval met C2ÜÖ - vef,lle! VBF Pen hand f 12Ü U1Jverlies van een CQI bi) een breuk van verlies van "a
aOOilTlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T C/»"* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen tJl/« doodelijken afloop een voet of een oog L&xJ* duim of wijsvinger been of arm anderen vinger
["'""nuiiiiiiiiiiiiiiinüiiuii UILLETON vii»i
1
^3"l"uiuuuui]uuuiu,um||1|j|ulujl||11|]]|lj||ml]lmuuuuuluull|lmmiljuilul],||u,|mjuml|luumumm||||lu3
ba*n den nacht van 31 Mei dreef de boot, schijn-
jjg,1" toevallig, langzaam af naar de „Guayas",
®enigste oorlogsschip van Ecuador. De com-
ih<nda;nt van schip meende dat de „Wash-
bah?n" door een verkeerde manoeuvre in zijn
was geraakt, gaf order assistentie te
ge eehen, toen plotseling naderbij gekomen de
Vaöapende bandieten met tientallen op het dek
Ver "Guayas" oversprongen en de ongewapende,
^/aste bemanning overmeesterden. Daarop
baarft de ..Washington" en de „Cuayas" koers
2ee, waar zich nog een derde schip, de
rhardino". bij hen voegde. Den volgenden
ijvj wist Guayaquil dat deze 3 schepen op 40
afstand op de reede van Jambeli voor
ttoh]r la°en ter beschikking van Urvina en
6ezees. en de stad zouden bombardeeren als
6che Zicl1 niet voor Urvina verklaarde. Intus-
U,,,n was dan ook in de kazerne de opstand
gbroken.
t,v6t;n sPeciale koerier bracht deze Jobstijdingen
a.an Garcia Moreno die, herstellende van
Vojj^tekte, zich in de omgeving van Quito be-
We behoeven niet lang te raden wat er ge
beurde. Beter of niet beter, aanstonds zat hij te
paard, in een razend tempo zakte hij de Cor
dilleras af en reeds 3 dagen na zijn vertrek,
terwijl de oproerlingen meenden dat nu het
bericht wel in Quito zou zijn, was hij te Guaya
quil. Zonder een oogenblik te verliezen ging hij
naar de kazerne. De schildwacht die hem aan
riep, stormde hij voorbij met een „Ik ben je
chef". De deur van de groote zaal openrukkend
waar de officieren juist de kansen der revolutie
bespraken, weerklonk zijn gebiedende stentor
stem: „Wat heeft dat hier te be teekenen".
Een oogenblik van ijzige stilte. Daar stonden
de officieren als aan den grond genageld, de
blikken gericht op die gebiedende hooge ge
stalte die met bliksemende oogen hen fixeerde.
Geïmponeerde overdonderd door zijn plotseling
verschijnen, zwaaide in een moment hun ge
heele stemming om! Wat 'n kerel, wat 'n reuze
kerel! „Leve Garcia Moreno!" klonk het als uit
één mond. Het pleit was hier tenminste ge
wonnen.
Den volgenden morgen vernam heel Guaya
quil dat Garcia Moreno in hun midden was
door twee proclamaties die op de hoeken der
straten waren aangeplakt. Een die de mobili
satie van het lager beval waarvan de president
het bevel op zich zou nemen (generaal Flores,
de ex-president was inmiddels overleden). Een
andere die de roovers van de „Guayas" tot pi
raten brandmerkte die voor den krijgsraad zou
den gedaagd worjjpn evenals als allen die hun
op een of andere wijze bijstand hadden verleend.
De bevolking was evenwel verre van gerust.
Garcia Moreno kon nu wel proclamaties uit
vaardigen, maar hoe zou hij de zeeroovers de
baas worden. Met een proclamatie ging dat
niet.
Precies zoo dacht Garcia Moreno er zelf over.
De komst van de Engelsche stoomboot „Talca"
bracht hem de oplossing. Met deze boot wilde
hij de verraders met hun schepen te lijf die
op de reede van Jambeli geankerd lagen.
Was het hem in het hoofd geslagen??
Toen de „Talca" gemeerd lag begaf Garcia
Moréno zich naar den Engelschen consul met
verzoek hem de „Talca" af te staan, om deze
te bewapenen en daarmede de piraten aan te
vallen. De consul stemde toe onder storting
van een borgtocht. Toen echter Garcia Moreno
in allerijl de boot wilde bewapenen en in ge
reedheid brengen, kwam een nieuwe kink in de
kabel. D econsul meende dat hij de boot alleen
kon afstaan als deze gekocht werd, daar het
schip vrij zeker verloren zou gaan in het ge
vecht. De prijs bedroeg 1.250.000 peseta's. Ook
dit werd bewilligd, maar nu kwam de kapitein
van het schip zelf in verzet. Hij streek de in
middels geheschen vlag van Ecuador, beval allen
werklieden en soldaten het schip oogenblikkelijk
te verlaten, zich beroepende op de Engelsche
vlag.
Nu, Garcia Moreno lustte desnoods ook nog
wel een Engelschman en zeide op onvriende-
lijken toon tot den zoon van Albion, dat hij zijn
mond had te houden. Zoo niet, dan zou hij
hem laten fusilleeren, dan mocht hij zijn vlag
als lijkkleed meenemen.
Maar hij was nog niet aan het einde van zijn
moeilijkheden. Bij het nazien der machines be
merkte men dat verschillende onderdeden ver
dwenen waren op order van denzelfden kapitein.
Den machinisten werd toen op straffe des doods
bevolen deze oogenblikkelijk weer aan te bren
gen. Ondertusschen werd de boot zoo goed
mogelijk in staat van verdediging gebracht.
Garcia Moreno liet 5 groote kanonnen aan boord
brengen. Vriend en vijand beijverden zich hem
te helpen. Zijn vrienden uit sympathie, zijn
vijanden om van hem af te komen door dit
allerdwaast avontuur. Inderdaad, hier leek het
wel een weinig op. Het kostte Garcia Moreno
buitengewone hooge sommen om de bemanning
over te halen deze onderneming mede te maken
die op een débacle en ondergang moest uit-
loopen.
Hij koos zich 250 soldaten uit van de dapper
sten die zich aanboden en stelde absoluut be
trouwbare officieren aan. Een priester en dok
toren vergezelden de expeditie.
Na een gloeiende toespraak verliet de „Talca"
met de „Smyrk", een klein stoombootje als ge
zelschap, in den laten namiddag van den 25en
Juni de haven, nagestaard door de menigte die
zich afvroeg wat voor goeds er uit deze dwaas
heid kon komen.
Den volgenden morgen verscheen de „Talca"
en de „Smyrk" voor de reede van Jambeli. Be
halve de 3 met kanonnen bewapende schepen
hadden de piraten nog een klein schip dat als
loods en gids dienst deed. De „Guayas" en de
„Bernardino" met de loodsboot lagen midden
op de reede .terwijl de „Washington" op eenige
Meters van de kust geankerd lag. Nauwelijks
hadden de oproerlingen het gevaar ontdekt dat
hen bedreigde, of een salvo uit al hun stukken
deed de dapperen van de „Talca" niet weinig
schrikken. Garcia Moreno hield echter zijn zin
nen bij elkaar en commandeerde met zijn zware
stem „Niet terug schieten, recht op de „Guayas"
aanhouden".
Te midden van de kogels van de vijandelijke
schepen die echter slecht gericht waren en
weinig schade aanrichten, op schotsafstand ge
komen, kreeg op commando van Garcia Moreno
de „Guayas" de volle laag. Een schot was een
voltreffer midscheeps op de waterlijn, dat ge
weldige verwarring onder de bemanning bracht.
Steeds nader kwam de „Talca" en de opzet van
Garcia Moreno werd duidelijk. Voor men het
verhinderen kon ramde de „Talca" de „Guayas"
ter plaatse van den treffer. Na dezen opdoffer
werd de „Guayas" geënterd en spronges de
soldaten als katten op het dek; het werd een
gruwelijk handgemeen, dat spoedig ten gunste
vfen Garcia Moreno was beslist. Wat niet ge
sneuveld of over boord gesprongen was, werd
gevangen genomen. Alles was zóó spoedig in
zijn werk gegaan, dat weldra de „Bernardino"
en de loodsboot hetzelfde lot ondergingen. In-
tusschen was de „Smyrk" klein maar dapper op
de „Washington" afgestevend die, volkomen
verrast door de eb, niet kon manoeuvreeren.
Urvina en Robles aan boord van de „Washing'
ton", die het weinig opwekkend tafereel van de
„Guayas" hadden aanschouwd en begrepen dat
Garcia Moreno niet van half werk hield, wisten
bij de nadering van de „Smyrk" niet beter te
doen dan het hazenpad te kiezen. Bij tientallen
sprongen de schurken overboord om al wadende
het land te bereiken en in de bosschen te ver
dwijnen. Toen de „Smyrk" gevolgd door de
„Talca" de „Washington" bereikten, waren de
vogels gevlogen. Als buit werd echter de buiten
gewoon interessante correspondentie van Urvina
met zijn handlangers te Guayaquil gevonden.
Garcia Moreno moest van een achtervolging van
Urvina en de zijnen afzien daar hij over te
weinig troepen beschikte en de grens dichtbij
was en de achtervolgers te laat zouden komen.
Intusschen, de ongedachte en onverwachte
overwinning was volkomen. Het wonder van
moed en doortastendheid volbracht.
Vóór den triumphalen intocht in Guayaquil
werd eerst krijgsraad over de oproerlingen ge
houden. Velen waren gevlucht, velen gesneuveld.
Van de 45 die voor den krijgsraad terecht
stonden werden 17 wegens dwang vrijgesproken,
28 anderen ter dood veroordeeld. Na gebiecht
te hebben werd het vonnis onmiddellijk vol
trokken. De flotille stoomde naar Guayaquil op
en de „Smyrk" was het eerste vaartuig dat den
havenmond instoomde. Een dichte menigte ver
zamelde zich langs de kaden. Wie zou overwon
nen hebben? Was het nog een redelijke vraag?
.(Wordt vervolgd).