VRIENDSCHAP MET WILDE DIERENVOLK
Luilak en Pinksterblom
I
m
leren voelen hun vriend
Door ervaring wantrouwend
het titel-lahyrint
In het voorjaar brachten onze goede
vrienden, Mr. en Mrs. Vos hun babies naar
het restaurant om ze te voeden en om ons
te toonen hoe mooi, zacht en mollig ze wa
ren. En hoe ze konden klimmen en ravot
ten en hun moeder plagen. Zij waren niet
bang als moeder en papa er waren, maar
nauwelijks wipten die in de rotsen, of het
jonge volkje hipte ze vliegensvlug achterna.
Er is ook een zekere vriendschap in de
dierenwereld. Een vos vertelt aan zijn
vrienden, waar een lekker hapie te vinden
is enop een avond zitten er negen
troote vossen in het restaurant te
oupeeren.
Zoo verscheen ook Moeder opossum wel
aens met haar kroost ten tooneele!
Opossums ziji. neven van de Australische
kangeroe en zijn de eenige buidel-dieren
in deze streek.
Een zeldzame gast.
Onze interessantste bezoeker was een
mooie prairiewolf, glad en voorzichtig, elke
beweging deftig uitgerekend. Alles was
nieuw en vreemd voor hem. Hij was ge
spitst op alle geluiden Wij sloegen hem
avond aan avond gade, verrukt door zijn
bijzonderheid. Niet het minste geluid kon
den wij maken als hij onze gast was; onze
ademhaling was zelfs te luid. Geen enkel
dier kwam, als hij er was; zij waren be
vreesd voor dezen sterken V-urman, en zij
wisten, dat een Prairiewolf speciaal aast
op klein dieren-vleesch.
Geen foto kon van hem genomen worden.
Wij wilden ..em eerst beter leeren kennen,
alvorens zijn nachtelijke bezoeken te be
ëindigen door een blitz-licht-explosie.
Maar hij is nooit meer ter gekomen,
toen we het plan opvatten hem te kieken
De andere beesten schrckken van het
olitz-licht, namen de vhrht, maar waren
reeds na een naar minuten weer terug, om
bun souDer rustig te vervolgen.
In den zomer, toen de avonden te warm
varen om binnen te dineeren, gebruikten
wij onzen maaltijd op het terras ouiten
Dikwijls zagen wij dan onze vrienden de
bunzings. Wij wierpen ze -tukjes vleesch
toe, ze kwamen het voedsel bijna uit onze
handen hakn.
Al onze dieren werden met het jaar tam
mer.
Zóó is de dierenwereld!
Dit is nog maar het begin van onze
xperimenten, al zijn wij er ook reeds vijf
ar mee bezig.
A. AKIN ATKINSON
BIJ DE ILLUSTRATIES
a den kop: Een acht weken oude
loornuil. Een bloeddorstig dier, I
lat vogels noch pluimvee spaart j
Links onder: Het raam waarui
le dieren werden geobserveerd
In 't midden: Jonge vossen klim
men over den tuinmuur op zoek
naar hun souper.
Rechts boven: De opossum, die
zich met behulp van zijn staart
even handig door de boomen be
weegt als een aap.
STADSSCHOON
Tegenover alle dingen, die de stedeling
mist in vergelijking met den meer bevoor
rechten buiten-woner, staat een belangrijke
vergbeding. Hij vindt die in de schoonheid
van menig, soms wel verscholen, maar voor
den goeden waarnemer nog best op te
merken oud-Hollandsch stadshoekje; een
natuurschoon van even groote waarde als
er buiten in het wijde land te genieten
valt. Het komt er maar op aan, dit schoone
te zien met een gevoeligen en waardeeren
den blik.
Heel veel menschen laten mooie dingen
onverschillig langs zich gaan of gaan er
ongevoelig voorbij, omdat zij den smaak
voor het schoone ten eenenmale missen, of
eigenlijk: dien smaak nooit ontwikkeld
hebben.
Zij hebben en hoe vaak behooren tot
hen ook wij, die beter weten en onder
scheiden meestal geen tijd om zich even
op te houden met de dingen, die niet on
middellijk in verband staan met de daag-
sche bezigheden, en verarmen onvermijde
lijk daardoor méér dan zij denken. Want
hoeveel grauwheid doezelt er al niet om
ons heen, grauwheid van de sleur der ko
mende en gaande dagen! Hoeveel werk doen
we ook dikwijls al zonder eenige ambitie,
zonder eenige vreugd voor onzen geest,
omdat we het doen móeten, omdat er de
drang der noodzakelijkheid achter gespan
nen staat als eer veer! Hoezeer laten we
ons somber maken door den nooo der tijden,
die wel zwaar en kommervol zijn, maar nog
niet onherstelbaar, en dat, terwijl er rond
om vaak zooveel teekenen van kracht en
expressie-vermogen uit een verleden te
zien zijn, dat toch zeker ook zijn depressies
en rampen gekend heeft!
Op zichzelf is het gemis van waardeering
hiervoor al een heel bedenkelij! verschijn
sel. Wie in deze dagen van druk achter de
coulissen van het leven in de groote en
niet-groote stad een blik kan werpen, ziet
een opgroeiend geslacht, dat feitelijk is ge-
desillusionneerd, dat gekortwiekt is in zijn
voornemens en zich niet meer interesseert
voor iets waar het meer dan oppervlakkige
aandacht aan wijden moet.
En toch, wanneer men, na een afmatten-
den dag van bureau of werkplaats terug
keert naar huis, kan soms door een enkelen
blik op een mooi stukje grac'.. of straat
plotseling een gevoel van ontroering in de
gedachten doorbreken, alsof men voor zich
zelf iets moois heeft ontdekt, of verkregen.
Nogmaals, men moet zich niet afsluiten
voor de mogelijkheid om dit gevoel te on
dergaan en niet zeggen, dat er in de steden
van deze eeuw geen schoonheid in haar
voorkomen meer te bespeuren is. In elke
oude stad (en de steden van dit land zijn
alle oud!) bewegen we ons temidden der
schatten van vorige geslachten, schatten
die wel geleden hebben of verminkt zijn
door den voortbouw indertijd of kortelings,
maar die er toch nog staan als grootsche
getuigen van een bloeitijdperk, waarin de
primitieve stedeling zich wist te scheppen
met zijn eenvoudige middelen: een schoon
huis, een prachtige straat.
Amsterdam zoogoed als Rotterdam, de
stadjes langs de Maas zoogoed als de Zuid-
Hollandsche industriesteden, de provinciale
hoofdsteden zoogoed als de vergeten ves
tingplaatsen in provincie-achterhoeken,
ze zitten nog vol met antieke schoonheid,
die niet na te bootsen valt en waar ieder
die ze eenmaal ontdekte, herhaaldelijk
weer door getroffen wordt.
Het is overal om ons heen zoo mooi, dat
we stellig niet naar elders behoeven te
trekken, omdat deze streken gebrek aan
stedeschoon zouden hebben. Natuurlijk:
we moeten soms veel leelijks uit later tijd
buiten onze critiek laten al komt het in
ons gezichtsveld. Er is veel bedorven,
noodzakelijk n moedwillig. Eigenlijk is
toch onze stede-cultuur ontstaan in de
Middeleeuwen en onder eer volop katholieke
bevolking De wortel van een nieuwe stad
lag in de kerk. Thans zien wij in prachtige
oude kathedralen (er zijn kleine steden,
die er twéé bezitten!) somr geheel dicht
gemetselde ramen, die vroeger aan rijen
met glas-in-lood bezet moeten zijn geweest,
tot men het er uit sloeg. En tegen een
oude kapel, waarvan men de beeldnissen
reeds vroeger met planken blindeerde, staat
ergens thans ook een hooge telefoondraden-
mast. Zulke verschijnselen geven er getui
genis van hoe weinig er noodig is om stads-
schoon te bederven, en hoezeer de waar
deering ervan samenhangt met den geest
v-.n den tijd die er overstrijkt. Op al ons
bezit zijn wij zuinig, en vooral op dat. waar
niet bij komt naar de mate waarin er aan
ontnomen wordt. Laat daarom ieder die
daartoe in staat of gelegenheid is, ont
waken, meezorgen, en meeherstellen voor
en aan de schoonheid der kostbare oud-
Hollandsche steden.
Maar vooral: er mee van genieten!
A. J. D. VAN OOSTEN.
iEN EXPERIMENT
IN CALIFORNIË
Dit
Van ju,? rietvelden en bergen aan den voet
tijden Unt Wilson, slechts een paar minuten
öieretl Van Pasadena, leven vele wilde
°Qivant>~~ kleine dieren, verschillend van
W* gestalte, gewoonten en aard. Zij
Zelfs vervolgd door menschen, beesten.
be r groote vogels,
bikken scilen vanger, ze met stalen val-
Pelb0Sp?' vvelke zij plaatsen in dicht kreu-
borgen onder bergen bladeren en op ver
te VfJkB.kies. waar de kleine dieren plegen
Üaarn Ven'
5eltie/ hebben deze achtervolgde schep-
jüles S^teerd achterdochtig te zijn voor
Keurig 5 ongewoon is, totdat zij nauw-
hebbfL e vreemde plaatsen en voorwerpen
Zij °Pgenomen.
ivaardo itten een buitengewoon instinct,
een
ze kunnen voelen of een persoon
DeVriend °f eer vijand is.
°tider aeeste diertjes slapen op den dag
gaten sen, in kuiler, en in alle verholen
dekke'j. w.aar ZÜ maar zeer slecht te ont-
deii Zjj Z!in' Als de avond gevallen is, schud-
taa f zichzelf eens flink uit en gaan op
Voedsel t zelfs °P verafgelegen plaatsen
öfoet I zoeken voor hen zelf en als het
v°°r de geheele familie.
Het diner voor het wilde volkje
^ordt klaar gemaakt.
u6fisten wisten, dat sommige van deze
fouvvri - tftoht bij ons huis leven, dat ge-
'd ls bij Eaton Canyon, boven Pasadena
Mi J gouden staat Californië, probeerden
fel-af vrienden te krijgen, door wat
een en rauw vleesch neer te zetten
dat Plaats bij onze woning, in de hoop,
^'ken dieren het voedsel zouden vinden.
ea borgen gingen we kijken, of zij
P1 on vüjheid hadden leeren waardeeren.
'•et Vneen goeden dag bemerkten wij, dat
!t verdwenen was en dat sporen
Wh ,Zand waren achtergelaten.
*°edden deze wilde gaster verschil-
e tip» hten; steeds kwamen zij en aten
ïoenrs:e-zettP spijze" op
Jtti Wij zóóver gevorderd waren, beslo-
k^htp een 3taPie verder te gaan en te
dit- ze eens te zien Masr r.oe moesten
tyn .kunststuk uitvoeren?
0n? en verschillende avonden door
ze ruime zitkamer, waarin een groot
Vry u<pas aangebracht, van waaruit we een
rSen kt hadden op de rietvelden en de
a viatar voet van dit raam vandaan, was
M| oq rt e rots- Vanuit onraam konden
Mj (U den dag rots volop zien. Zouden
%t .dieren door een lekker hapje zóó
"Oen ons kunnen krijgen? Misschien
1 %'e later, op de een of andere manier
Jonge hoornuil
de rots kunnen verlichten, om de etende
beesten te kunnen gadeslaan.
Wij strooiden zand rondom de rots, om
de dieren te no.dzaken hun speren achter
te laten. Voordat het donker werd, plaats
sten we wat eten op het dieren-restaurant.
Toen alles rondom het huis stil en ver
laten was, draaiden wij de lichten uit en
gingen voorzichtig op den grond zitten,
vanwaar we het terrein goed konden over
zien.
Wij wachten in spanning, maar ontdek
ten niets. Het was buiten te donker. Wij
wilden de dieren liever eerst goed laten
wennen aan het „restaurant", alvorens ze
misschien door licht voor goed vrees aan
te jagen. Ofschoon we niets zagen, waren
we op onze hoede; den volgenden morgen
was er niets meer van het eten over!
Er zat niets anders op dan te wachten op
lichte maan-nachten. en toen de volle maan
gluurde over de bergen, klommen ze stuk
voor stuk over de rotsen: de bunzing, de
vos, het waschbeertje, het opossum en vele
andere. Wij keken nauwlettend toe, maar
het was moeilijk onze vrienden nauwkeurig
te observeeren in het gedempte maanlicht.
Onze gasten schuwen de ver
lichte rotsen.
Wij waren verrukt over de wazige vormen
die wij zagen, maar wij waren niet voldaan.
Wij wilden hen echter dichterbij bekijken
en onze viervoetige vrienden regelmatig
begroeten.
De volgende stap leidde naar de ver
lichting van de rots. Wij moesten er echter
voor zorgen, dat de verlichting zóó was
opgesteld, dat wij niet te zien waren, ter
wijl wij de dieren volop zouden kunnen
observeeren.
Een kleine bespikkelde bunzing kwam
voorzichtig te voorschijn. Hij ontdekte ons
Wij bewogen ons niet, om hem geen schrik
aan te jagen. Hij nam een stukje vleesch
in zijn bek, kwispelde met zijn staart en
verdween achter de rots om in alle stilte,
ongezien te genieten. Dan kwam een dik,
zwart opossum, met twee witte strepen
op zijn rug, bij zijn nek in één witte lijn
samenkomend, langzaam te voorschijn. Hij
AAN DEN VOET
VAN DEN MT. WILSON
was niet zoo vlug als zijn neefje, de kleine,
gespikkelde bunzing, dat rustig zijn souper
verorberde. Wij draaiden het licht uit en
plaatsten een kleine bureau-lamp met een
zware groene kap buiten het raam, waar
door geen licht in de kamer kon komen.
Verschillende nachten zaten wij op tot 2
of 3 uur, niets zagen we, maar als we over
dag gingen kijken, was al het voedsel ver
dwenen.
Wij wisten daardoor, dat onze kleine
vrienden rustig wachtten tot het licht ver
dwenen was. Maar het licht bleef iederen
nacht aan. Mr. er Mrs. Zwarte Bunzing
overwonnen het eerst de vrees van het
vreemde licht in den nacht. Zij bezorgden
ons een vroolijken avond, daar zij voor
zichtig te voorschijn kwamen, zoo nu en dan
stil bleven staan, de neuzen hoog in de
lucht staken en snoven en de neuzen
tegen elkaar wreven om elkaar t<9 voor
zichtigheid aan te manen. Niets gebeurde
Zij konden ons nu niet zien en wij maakten
geen geluid.
De dieren deden zich zóó te goed aan het
voedsel, dat zij spoedig alle vrees vergaten.
Op een avond zag een vos, dat een
opossum al het eten opeischte. Voorzichtig
sloop hij naderbij en juist toen hij een
sprong op het opossum wilde wagen, maakte
zijn tegenstander zich gevechtsklaar Een
hevige worsteling ontstond, waarbij de vos
nogal rare en veelzijdige tuimelingen
maakte. Dan ging hij er van door. Plotse
ling drong een scherpe, onbehagelijke lucht
tot ons door, een bunzinglucht. die nu niet
bepaald met 4711 vergeleken mocht wor
den.
De dieren raken vertrouwd
met de voederplaats.
Dit experiment begon E jaar geleden De
lichten grandden iederen nacht, of wij toe
keken of niet. De dieren moesten gewoon
worden aan de omgeving Ais wij een paar
dagen of weken niet thuis waren, zorgde
onze tuinman voor verlichting en voeding
Elk dier heeft zijn natuurlijken vijand. Het
licht van de maan maakte het voor een
dier moeilijker zich te verbergen. Het geluid
van den wind neemt voor hem de zekerheid
weg, dat er geen voetstappen naderen. Daar
om zagen we onze vrienden niet, onder deze
omstandigheden.
De lichten werden verscherpt en verschil
lende gasten konden mede onze vrienden
bespionneeren.
Langzamerhand leerden zij onze familie
kennen, wij konden zelfs 's avonds praten
en lachen in de kamer.
Op een avond zagen we tot onze ver
wondering Mr. en Mrs. Zwarte Bunzing
met vijf babies naar het restaurant gaan.
Vader Bunzing at zijn voedsel aan de eene
zijde van de tafel, de vijf babies stonden
in het midden, terwijl Moeder Bunzing
zich aan den anderen kant te goed deed
allen inéén lijn, net de snuit naar het
groote raam.
Wij hadden onze camera niet gereed,
zoodat dit tooneeltje, dat zich niet her
haalde, niet op de gevoelige plaat vastge
legd kon worden.
Mrs. Californische Gevlekte Bunzing
civetkat een kleinere editie van den zwar
ten bunzing, haa; neef, onthaald ons op
een keer op ongewone wijze. Zij kwam uit de
rotsen, gevolgd door drie kleine nakome-
lingetjes, met de staarten hoog over den rug.
Zij zagen er uit als drie kleine poeder
kwastjes, zacht en wollig. De moeder wan
delde met een air rond het restaurant, met
het hoofd omhoog; dan legde zij naar jongen
voorzichtig in het dicht bij zijnde struikge
was en stapte het restaurant binnen, kwam
er met een lekker hapje uit, gaf het aan
de jongen en ging weer terug, heen en weer
tot het jonge volkje verzadigd was.
Waarom deed de moeder dit?
Onze bezoekers moeten steeds
op hun hoede zijn.
Als de jongen in de vrije lucht zouden
gaan eten en Mijnheer de Hoornuil (een
van de weinige vogels, die op bunzing-
vleesch azen) zou hen zien, dan zou er
weinig overblijven wan aet restje van drie
Een baby-bunzing kan zijn wapens ge
bruiken, maar ze zijn van geen beteekenis
voor Mr. Uil. Met zijn groote klauwen pakt
hij zijn slachtoffer in den rug vast en
vliegt rustig weg om op een eenzaam plekje
van zijn maaltijd te genieten. Hij verzwelgt
de baby met huid en haar, later braakt
hij de beentjes, het haar en de onverteer
bare resten weer uit.
Moeder Bunzing is er steeds op uit haar
kinderen voorzichtigheid te leeren Zij
mogen niet eerder in het volle licht komen,
dan wanneer zij even groot zijn als moeder
Op een nacht zagen we de familie Wasch-
beer ten tooneele komen Vader Beer stak
het eerst zij - grappigen snuit boven de rots
uit. Hij war uiterst voorzichtig en liet alleen
de punten van zijn ooren zien. terwijl hij
er voor zorgde dat zijn ooger juist in de
s haduw bleven Wij durfden bijna geen
adem te halen.
Ziende, dat de kust vri' was, kwam Mi-
Beer voorzichtig te voorschijn even behoed
zaam gevolerd door zijn vvw De twee
babies bleken geen gevaar te kennen want
zij tuimelden hals over kop naar beneden
Soms wevdpn ze door mooier terugge
stuurd er als het verdachte geluid
was verdwenen, kregen ze weer verlof te
voorschijn ue komen.
Wat at dat itelletje ongegeneerd! Zij
zochten niet de ekkerste stukjes op, zooals
de vossen- en -nzingfamlie neen. zij
vraten alles o. wat ze vinden konden
Meestal zaten ze rechtop treken rond en
vraten intusschen rustig door met de
oooten die voor deze gelegenheid meer als
handen gebruikt werden
Mr en Mrs Kat met gestreepten staart,
verwaten van den waschceer zijn o< k dik
wijls te gast in ons restaurant. Zij zijn
tamelijk tam en hebben een prachtigen
geringden staart.
56tte^kjke onderscheidingen zullen, als
D Valien»iederen achteenswaardigen bur-
u®rk ^igeische regeering maakt er speciaal
Ni^beth deze woorden van Duncan in
tt> uWiao na te komen, daar zij iederen
Vp11 reet da§ een eerelijst uitgeeft, die
trt b^eirtt verheffir.gen in den adelstand
de ^ie n-et grondig het Engelsch
«t» Praeiïl-bestudeerd heeft. begrijpt van
gk. "tige nieuwjaars-eerelijst geen
|je{ is^F^fdeeling van den Engelschen
kkiaw^Sht, Baronet, Baron, Viscount,
hNe^ies en Duke.
(k. Ma.n-jhet Engelsche woord voor hertog.
Vrp?ëgrav en> Earls (graven), Viscounts
We0 stei?* en Barons moeten zich te-
W Zooai n met den gemeenschapsnaam
lw agj-,ais ze ook allen met Mvlorc' wor-
j\ °geo ihr°ken, terwijl men tegen de
kiih® "Y°ur Grace" (uw genade) zegt.
-.Sieren ets en Knights behooren bij den
haa> ais en krijgen de aanspreking
bjk ®h£rpi vóór den voornaam. Het is
iw Vans®jsch gebruik volkomen onmoge-
6ek„ Chamberlain te spreken. Men
eeh? \uctin Chamberlain, of af-
^hoi^ts r,^oudiS Sir Austin. Tusschen de
bil A' dat ,de Knights bestaat het onder-
Wde titel bij de eersten erfelijk.
b eder persoonlijk is.
Ser6liet wier vermogen niet overeen
^sm^aai-rH .l^t^ven, verbonden aan hoo-
h Ln bt d* Terwijl men bij een Sir
baah,rb lb voornaam moet weten, heeft
Qiis a f.orn ®r"and met zijn titel geen voor-
b)et bueep r"°v-den of Lo^d Cecil "eekenen
te Vri^Uip <riet hun achternaam en niet
Sip„fker u n.°wden of Robert Cecil, zooais
Vevchts dbe';end waren.
v,°op fpaan, rds hebben het recht, zon-
5i.f teekenen, terwijl een ge-
Vr, chrJ? n Engeland zelfs niet de
been ótpaabh6 krUgt uitbetaald, als hij
di^aa.re-v°egd Diet z^n handteekening
Vett^|elap1rtPb dan niet Lord Robert Cecil.
bivoo-rt?0 dikwijls in den Volkenbond
Q1Sd heeft, zal men vragen.
Daarbij kan allereerst opgemerkt worden,
dat er sinds 1923 geen Lord Robert Cecil
meer bestaat, maar alleen een Lord Cecil,
die precies uitgedrukt Viscount Cecil of
Chelwood heet. Tot dan toe «as de huidige
Lord Cecil zeer :eker Lord Robert Cecil.
Iedere Lord, die met zijn voornaam wordt
aangesproken, is een Lord by courtesy (uit
beleefdheid) d.w.z. deze titel is slechts een
beleefdheidsonderscheiding, waaruit geen
enkel recht voortspruit. Daarom zat Lord
Robert Cecil tot 1923 in het Lagerhuis en
niet in het Hoogerhuis, dat reeds door zijn
titel als „Huis der Lords" is aangeduid. Eerst
nadat de regeering Baldwin, Lord Robert
Ceei1 tot Lord Cecil benoemde, hem alzoo
een rechten gevende waardigheid gaf, werd
hij lid van het Hoogerhuis.
De zonen van Viscounts en Barons heeten
The honourable Mr. X, waarbij X de oor
spronkelijke burgernaam der familie is. Zoo
heet de vroegere gezantsch„psrat.d van de
Britsche legatie in Berlijn en bekende
schrijver Arthur Nicolson: The honourable
Mr. Arthur Nicolson, terwijl de titel Lord
Earnock op zijn oudsten broeder is overge
gaan. Bij Earlr behoudt de oudste zoon
„uit beleefdheid" den tweeden titel van den
vader. Zoo heet de zoon van den Earl of
Harewood, de schoonzoon van den koning,
Viscount Lascelles, terwijl zijn broers een
voudig The Honourable Mr. Lascelles heeten.
Bij de hertogen en markiezen krijgen de
oudste zonen evenzoo den tweeden titel
van den vader. Daarentegen mag men de
andere zoons en de dochters als Lord en
Lady met den voornaam aanspreken.
Zulk een Lord was b.v Lord Randolph
Churchill, de vader van den bekenden poli
ticus Winston Churchill en zoon van den
hertog van Marlborough. Niemand, die niet
precies met den Engelschen adel bekend
is, kan weten, dat Mr. Winsten Churchill
de kleinzoon van een hertog van Marl
borough is.
Daar de dochters van hoogere adeldra-
gers d.w.z. dit der hertogen, markiezen en
graven, zich -llen Lady mogen noemen,
ontstaat er nogal verwarring wanneer zulk
een Lady met een gewonen burger trouwt.
De namen van de Lords zijn bij de minder
gegradueerden gewoonlijk raar dorpen en
steden, bij de b oogeren naar graafschap
pen gekozen. De promotie van een rijken
burger tot Lord is voor den Staat een ge
wilde bron van inkomsten, want de uitr
reiking van het adel-praedicaat kost dik-
wjjls ƒ30.000.—, soms meer.
De Zaterdag voor
Pinksteren
EEN OUDE FEESTELIJKHEID
Langen tijd ge'eden, een paar honderd
laar, werd op zeer veel plaatsen in ons land
op den Zaterdag vóór Pinksteren een eigen
aardige feestelijkheid gehouden. Luilak ge-
heeten. Deze gewoonte heeft hier en daar
nog een spoor achtergelaten Vroeger kwam
dien morgen bij het aanbreken van den
dag uit een dorp of stadsbuurt de jeugd
joelend bijeen. Nee de slaapmuts, die het
laatst aan kwam hollen! Hij werd tot „de
Luilak" uitgeroepen, en kreeg een kroon
van brandnetels op het hoofd. Met dit tee-
ken zijner (minder-)waardigheid werd hij
door de vroolijke, jeugdige bende dorp of
buurt rondgeleid, onder het geschreeuw:
„de leuielak! de leuielak!" Op enkele plaat
sen maakte men er een versje bij:
Luilak!
Slaapzak!
Hij is te laat opgestaan,
Hij mag wel weer naar bed toe gaan!
Wat langer geleden was het feest nog
iets uitgebreider Het ving reeds Vrijdags
in de vroegte aan. Op dezen morgen amu
seerde men zich met het brandnetel-pluk
ken; voorwaar, een eigenaai Jig amusement!
Heel vroeg ging het jonge volkje er reeds
op uit om de onvriendelijke planten te
verzamelen. Bij het terugkomen werden de
netels vrcolijk gezwaaid, bij welk netelig
bedrijf gezongen werd:
„Dc leuyelak!
De groot5 slaapzak!
Hij is opgestaan,
Hij mag weer naar bed toe gaan!
Aluyn, aluyn!
Een dief in den tuin!
Allarm. allarm!
Een dief in je arm!
Al schoon, al schoon,
De rozeboom!
De eglantier!"
Den volgenden mor
gen, Zaterdag, werden
alweer heel vroeg en
onder het luidkeels
zingen van hetzelfde
lied, de deuren der
sluimerende burgers
toegebonden met tou
wen gevlochten uit
wilgetakken.
Dikwijls werd aan
dit touw een of andere
flinke viezigheid ge
knoopt. Daarna werden
de slapers opgepord
door steenworpen en
stompen op de deur.
Zij waren verplicht uit
het venster te klimmen,
of een welwillenden
voorbijganger te smee-
ken hen uit hun ge
vangenschap te ver
lossen.
Had men in de
stad zijn streken uit
gehaald, dan ging het
naar buiten, om alle
mogelijke dwaasheden
te plegen aan molens,
schuren enz. Het is
bijna vanzelfsprekend,
dat zulke gebruiken
mmm
,De Pinksterblom" naar een schilderij van Dusart
op den duur ont
aardden in moedwil en zeer ruwe baldadig
heid. In Amsterdam werd het zóó erg, dat
men tenslotte op Luilakdag 's morgens de
grendels op de poorten hield, om het ver
nielen en schenden van gebouwen tegen
te gaan. En zoo werd langzamerhand het
gebruik gereduceerd tot de meer onschuldige
gewoonte van „de Luilak" te kronen. Zelfs
dit gebruik is thans zoo goed als uitge
storven. Bij mijn vetep wordt het op af
gelegen plaatsen nog gehandhaafd.
In Haarlem wordt op den avond en in
den nacht voorafgaande aan <_en Luilak-dag
langs een der grachten in de binnenstad
een groote en drukke bloemenmarkt ge
houden, waar ieder rechtgeaard Haarlem
mer een keuze doet uit Flora's rijkdommen
De verlichte schuiten met bloemen langs
den wal leveren een allerbekoorlijkst beeld
's Morgens vindt men op vele deuren en
hekken, veelal met krijt, de onvriendelijke
aantijging „luilak" geschreven.
Een ander, zachter, veel lieflijker gebruik
s dat van de Pinksterblom of Pinksterbruid,
etwelk vroeger in denzelfden tijd in eere
vas. Het is zeer jammer, dat deze gewoonte,
en herinnering aan de oiid-heidensche
leesten ter eere van Flora, gelijk bekend
te godin der bloemen, waarop in het wit
gekleede meisjes, met bloem n gesmukt
verden rondgedragen, verdwenen is. Het
katholicisme veranderde met veel wijsheid
bet heidensche florafeest in een christelijk
Pinksterfeest, waarbij plechtige en opge
wekte liederen werden gei ongeil. Helaas,
de meest dichterlijke „paapsche" gewoonten
hebben in ons land een triesten vijand....
Haagsche clementie
In Noord-Holland, met name te Scher-
merhorn, was de Pinksterblon een jong
meisje, dat staande op 'n berrie (draagbaar),
door vier andere jonge meisjes gedragen
werd. Het aantal der draagsters levert een
voldoenden waarborg voor de slankheid der
schoone bloem! Het meisje was opgetooid
het staat u vrij het te gelooven of niet
met: twintig zilveren tuigen, tien zilveren
bellen, drie oeugeltasschen, benevens en
daarbij en daarenboven zegge vijf en twintig
kettingen van barnsteen en van edel bloed
koraal; het gewicht dezer smukkende rijk
dommen belette 'iet rlanke kind niet in de
rechterhand een zilveren kommetje te hou
den, waarin zij een niet mir.der aantrek-
kelijken last van giften ontving, en in de
linker een zilveren bel waarmee zij een ge
luid maakte, waarvan het twijfelachtig
mag heeten, dat het boven dat der voor
noemde bellen, tuigen, kettingen, beugel-
tasschen uitklonk!
In Den Haag was de gewoonte clementer
ten opzichte van de Pinksterbloem. In deze
stad viel het vermoedelijk eenigszins zwaar
een keus te maken onder de voor koningin-
in-aanmerking-komenden. Want hier toch
gingen vier met kransen getooide meisjes
rond. Twee droegen samen een duif op een
schaal; de derde ging om giften -ond; de
vierde droeg aan een lint een penning op
de borst en in de hand een degen met een
oranjeappel op de spits. Zij scheen den
omgang te beschermen. D^ch de overheid
zal wel zoo wijs geweest zijn op haar
schermkunst in het geheel niet te ver
trouwen.
X. B.
illii•!iiii:iiiiiiiiiiuiimiiiiHmiiiiiinrnnrniiiunrniiumiiiiim»iiutiinmninmiiitraniiinnnmimrii!immiitj
a
uwro—■ww«a—iiaiiiiiiiiiiii«iii"iiiiinmiwaaiBiiwwuiiaiMiiiiiBnuipnaannnpiairopnmnni>ïi
inniinnininiiiuiniiiniiniiuiiomii(nnniim||
umimimmmuronmi irnniunnninniin«