VRIENDSCHAP MET WILDE DIERENVOLK Luilak en Pinksterblom I m leren voelen hun vriend Door ervaring wantrouwend het titel-lahyrint In het voorjaar brachten onze goede vrienden, Mr. en Mrs. Vos hun babies naar het restaurant om ze te voeden en om ons te toonen hoe mooi, zacht en mollig ze wa ren. En hoe ze konden klimmen en ravot ten en hun moeder plagen. Zij waren niet bang als moeder en papa er waren, maar nauwelijks wipten die in de rotsen, of het jonge volkje hipte ze vliegensvlug achterna. Er is ook een zekere vriendschap in de dierenwereld. Een vos vertelt aan zijn vrienden, waar een lekker hapie te vinden is enop een avond zitten er negen troote vossen in het restaurant te oupeeren. Zoo verscheen ook Moeder opossum wel aens met haar kroost ten tooneele! Opossums ziji. neven van de Australische kangeroe en zijn de eenige buidel-dieren in deze streek. Een zeldzame gast. Onze interessantste bezoeker was een mooie prairiewolf, glad en voorzichtig, elke beweging deftig uitgerekend. Alles was nieuw en vreemd voor hem. Hij was ge spitst op alle geluiden Wij sloegen hem avond aan avond gade, verrukt door zijn bijzonderheid. Niet het minste geluid kon den wij maken als hij onze gast was; onze ademhaling was zelfs te luid. Geen enkel dier kwam, als hij er was; zij waren be vreesd voor dezen sterken V-urman, en zij wisten, dat een Prairiewolf speciaal aast op klein dieren-vleesch. Geen foto kon van hem genomen worden. Wij wilden ..em eerst beter leeren kennen, alvorens zijn nachtelijke bezoeken te be ëindigen door een blitz-licht-explosie. Maar hij is nooit meer ter gekomen, toen we het plan opvatten hem te kieken De andere beesten schrckken van het olitz-licht, namen de vhrht, maar waren reeds na een naar minuten weer terug, om bun souDer rustig te vervolgen. In den zomer, toen de avonden te warm varen om binnen te dineeren, gebruikten wij onzen maaltijd op het terras ouiten Dikwijls zagen wij dan onze vrienden de bunzings. Wij wierpen ze -tukjes vleesch toe, ze kwamen het voedsel bijna uit onze handen hakn. Al onze dieren werden met het jaar tam mer. Zóó is de dierenwereld! Dit is nog maar het begin van onze xperimenten, al zijn wij er ook reeds vijf ar mee bezig. A. AKIN ATKINSON BIJ DE ILLUSTRATIES a den kop: Een acht weken oude loornuil. Een bloeddorstig dier, I lat vogels noch pluimvee spaart j Links onder: Het raam waarui le dieren werden geobserveerd In 't midden: Jonge vossen klim men over den tuinmuur op zoek naar hun souper. Rechts boven: De opossum, die zich met behulp van zijn staart even handig door de boomen be weegt als een aap. STADSSCHOON Tegenover alle dingen, die de stedeling mist in vergelijking met den meer bevoor rechten buiten-woner, staat een belangrijke vergbeding. Hij vindt die in de schoonheid van menig, soms wel verscholen, maar voor den goeden waarnemer nog best op te merken oud-Hollandsch stadshoekje; een natuurschoon van even groote waarde als er buiten in het wijde land te genieten valt. Het komt er maar op aan, dit schoone te zien met een gevoeligen en waardeeren den blik. Heel veel menschen laten mooie dingen onverschillig langs zich gaan of gaan er ongevoelig voorbij, omdat zij den smaak voor het schoone ten eenenmale missen, of eigenlijk: dien smaak nooit ontwikkeld hebben. Zij hebben en hoe vaak behooren tot hen ook wij, die beter weten en onder scheiden meestal geen tijd om zich even op te houden met de dingen, die niet on middellijk in verband staan met de daag- sche bezigheden, en verarmen onvermijde lijk daardoor méér dan zij denken. Want hoeveel grauwheid doezelt er al niet om ons heen, grauwheid van de sleur der ko mende en gaande dagen! Hoeveel werk doen we ook dikwijls al zonder eenige ambitie, zonder eenige vreugd voor onzen geest, omdat we het doen móeten, omdat er de drang der noodzakelijkheid achter gespan nen staat als eer veer! Hoezeer laten we ons somber maken door den nooo der tijden, die wel zwaar en kommervol zijn, maar nog niet onherstelbaar, en dat, terwijl er rond om vaak zooveel teekenen van kracht en expressie-vermogen uit een verleden te zien zijn, dat toch zeker ook zijn depressies en rampen gekend heeft! Op zichzelf is het gemis van waardeering hiervoor al een heel bedenkelij! verschijn sel. Wie in deze dagen van druk achter de coulissen van het leven in de groote en niet-groote stad een blik kan werpen, ziet een opgroeiend geslacht, dat feitelijk is ge- desillusionneerd, dat gekortwiekt is in zijn voornemens en zich niet meer interesseert voor iets waar het meer dan oppervlakkige aandacht aan wijden moet. En toch, wanneer men, na een afmatten- den dag van bureau of werkplaats terug keert naar huis, kan soms door een enkelen blik op een mooi stukje grac'.. of straat plotseling een gevoel van ontroering in de gedachten doorbreken, alsof men voor zich zelf iets moois heeft ontdekt, of verkregen. Nogmaals, men moet zich niet afsluiten voor de mogelijkheid om dit gevoel te on dergaan en niet zeggen, dat er in de steden van deze eeuw geen schoonheid in haar voorkomen meer te bespeuren is. In elke oude stad (en de steden van dit land zijn alle oud!) bewegen we ons temidden der schatten van vorige geslachten, schatten die wel geleden hebben of verminkt zijn door den voortbouw indertijd of kortelings, maar die er toch nog staan als grootsche getuigen van een bloeitijdperk, waarin de primitieve stedeling zich wist te scheppen met zijn eenvoudige middelen: een schoon huis, een prachtige straat. Amsterdam zoogoed als Rotterdam, de stadjes langs de Maas zoogoed als de Zuid- Hollandsche industriesteden, de provinciale hoofdsteden zoogoed als de vergeten ves tingplaatsen in provincie-achterhoeken, ze zitten nog vol met antieke schoonheid, die niet na te bootsen valt en waar ieder die ze eenmaal ontdekte, herhaaldelijk weer door getroffen wordt. Het is overal om ons heen zoo mooi, dat we stellig niet naar elders behoeven te trekken, omdat deze streken gebrek aan stedeschoon zouden hebben. Natuurlijk: we moeten soms veel leelijks uit later tijd buiten onze critiek laten al komt het in ons gezichtsveld. Er is veel bedorven, noodzakelijk n moedwillig. Eigenlijk is toch onze stede-cultuur ontstaan in de Middeleeuwen en onder eer volop katholieke bevolking De wortel van een nieuwe stad lag in de kerk. Thans zien wij in prachtige oude kathedralen (er zijn kleine steden, die er twéé bezitten!) somr geheel dicht gemetselde ramen, die vroeger aan rijen met glas-in-lood bezet moeten zijn geweest, tot men het er uit sloeg. En tegen een oude kapel, waarvan men de beeldnissen reeds vroeger met planken blindeerde, staat ergens thans ook een hooge telefoondraden- mast. Zulke verschijnselen geven er getui genis van hoe weinig er noodig is om stads- schoon te bederven, en hoezeer de waar deering ervan samenhangt met den geest v-.n den tijd die er overstrijkt. Op al ons bezit zijn wij zuinig, en vooral op dat. waar niet bij komt naar de mate waarin er aan ontnomen wordt. Laat daarom ieder die daartoe in staat of gelegenheid is, ont waken, meezorgen, en meeherstellen voor en aan de schoonheid der kostbare oud- Hollandsche steden. Maar vooral: er mee van genieten! A. J. D. VAN OOSTEN. iEN EXPERIMENT IN CALIFORNIË Dit Van ju,? rietvelden en bergen aan den voet tijden Unt Wilson, slechts een paar minuten öieretl Van Pasadena, leven vele wilde °Qivant>~~ kleine dieren, verschillend van W* gestalte, gewoonten en aard. Zij Zelfs vervolgd door menschen, beesten. be r groote vogels, bikken scilen vanger, ze met stalen val- Pelb0Sp?' vvelke zij plaatsen in dicht kreu- borgen onder bergen bladeren en op ver te VfJkB.kies. waar de kleine dieren plegen Üaarn Ven' 5eltie/ hebben deze achtervolgde schep- jüles S^teerd achterdochtig te zijn voor Keurig 5 ongewoon is, totdat zij nauw- hebbfL e vreemde plaatsen en voorwerpen Zij °Pgenomen. ivaardo itten een buitengewoon instinct, een ze kunnen voelen of een persoon DeVriend °f eer vijand is. °tider aeeste diertjes slapen op den dag gaten sen, in kuiler, en in alle verholen dekke'j. w.aar ZÜ maar zeer slecht te ont- deii Zjj Z!in' Als de avond gevallen is, schud- taa f zichzelf eens flink uit en gaan op Voedsel t zelfs °P verafgelegen plaatsen öfoet I zoeken voor hen zelf en als het v°°r de geheele familie. Het diner voor het wilde volkje ^ordt klaar gemaakt. u6fisten wisten, dat sommige van deze fouvvri - tftoht bij ons huis leven, dat ge- 'd ls bij Eaton Canyon, boven Pasadena Mi J gouden staat Californië, probeerden fel-af vrienden te krijgen, door wat een en rauw vleesch neer te zetten dat Plaats bij onze woning, in de hoop, ^'ken dieren het voedsel zouden vinden. ea borgen gingen we kijken, of zij P1 on vüjheid hadden leeren waardeeren. '•et Vneen goeden dag bemerkten wij, dat !t verdwenen was en dat sporen Wh ,Zand waren achtergelaten. *°edden deze wilde gaster verschil- e tip» hten; steeds kwamen zij en aten ïoenrs:e-zettP spijze" op Jtti Wij zóóver gevorderd waren, beslo- k^htp een 3taPie verder te gaan en te dit- ze eens te zien Masr r.oe moesten tyn .kunststuk uitvoeren? 0n? en verschillende avonden door ze ruime zitkamer, waarin een groot Vry u<pas aangebracht, van waaruit we een rSen kt hadden op de rietvelden en de a viatar voet van dit raam vandaan, was M| oq rt e rots- Vanuit onraam konden Mj (U den dag rots volop zien. Zouden %t .dieren door een lekker hapje zóó "Oen ons kunnen krijgen? Misschien 1 %'e later, op de een of andere manier Jonge hoornuil de rots kunnen verlichten, om de etende beesten te kunnen gadeslaan. Wij strooiden zand rondom de rots, om de dieren te no.dzaken hun speren achter te laten. Voordat het donker werd, plaats sten we wat eten op het dieren-restaurant. Toen alles rondom het huis stil en ver laten was, draaiden wij de lichten uit en gingen voorzichtig op den grond zitten, vanwaar we het terrein goed konden over zien. Wij wachten in spanning, maar ontdek ten niets. Het was buiten te donker. Wij wilden de dieren liever eerst goed laten wennen aan het „restaurant", alvorens ze misschien door licht voor goed vrees aan te jagen. Ofschoon we niets zagen, waren we op onze hoede; den volgenden morgen was er niets meer van het eten over! Er zat niets anders op dan te wachten op lichte maan-nachten. en toen de volle maan gluurde over de bergen, klommen ze stuk voor stuk over de rotsen: de bunzing, de vos, het waschbeertje, het opossum en vele andere. Wij keken nauwlettend toe, maar het was moeilijk onze vrienden nauwkeurig te observeeren in het gedempte maanlicht. Onze gasten schuwen de ver lichte rotsen. Wij waren verrukt over de wazige vormen die wij zagen, maar wij waren niet voldaan. Wij wilden hen echter dichterbij bekijken en onze viervoetige vrienden regelmatig begroeten. De volgende stap leidde naar de ver lichting van de rots. Wij moesten er echter voor zorgen, dat de verlichting zóó was opgesteld, dat wij niet te zien waren, ter wijl wij de dieren volop zouden kunnen observeeren. Een kleine bespikkelde bunzing kwam voorzichtig te voorschijn. Hij ontdekte ons Wij bewogen ons niet, om hem geen schrik aan te jagen. Hij nam een stukje vleesch in zijn bek, kwispelde met zijn staart en verdween achter de rots om in alle stilte, ongezien te genieten. Dan kwam een dik, zwart opossum, met twee witte strepen op zijn rug, bij zijn nek in één witte lijn samenkomend, langzaam te voorschijn. Hij AAN DEN VOET VAN DEN MT. WILSON was niet zoo vlug als zijn neefje, de kleine, gespikkelde bunzing, dat rustig zijn souper verorberde. Wij draaiden het licht uit en plaatsten een kleine bureau-lamp met een zware groene kap buiten het raam, waar door geen licht in de kamer kon komen. Verschillende nachten zaten wij op tot 2 of 3 uur, niets zagen we, maar als we over dag gingen kijken, was al het voedsel ver dwenen. Wij wisten daardoor, dat onze kleine vrienden rustig wachtten tot het licht ver dwenen was. Maar het licht bleef iederen nacht aan. Mr. er Mrs. Zwarte Bunzing overwonnen het eerst de vrees van het vreemde licht in den nacht. Zij bezorgden ons een vroolijken avond, daar zij voor zichtig te voorschijn kwamen, zoo nu en dan stil bleven staan, de neuzen hoog in de lucht staken en snoven en de neuzen tegen elkaar wreven om elkaar t<9 voor zichtigheid aan te manen. Niets gebeurde Zij konden ons nu niet zien en wij maakten geen geluid. De dieren deden zich zóó te goed aan het voedsel, dat zij spoedig alle vrees vergaten. Op een avond zag een vos, dat een opossum al het eten opeischte. Voorzichtig sloop hij naderbij en juist toen hij een sprong op het opossum wilde wagen, maakte zijn tegenstander zich gevechtsklaar Een hevige worsteling ontstond, waarbij de vos nogal rare en veelzijdige tuimelingen maakte. Dan ging hij er van door. Plotse ling drong een scherpe, onbehagelijke lucht tot ons door, een bunzinglucht. die nu niet bepaald met 4711 vergeleken mocht wor den. De dieren raken vertrouwd met de voederplaats. Dit experiment begon E jaar geleden De lichten grandden iederen nacht, of wij toe keken of niet. De dieren moesten gewoon worden aan de omgeving Ais wij een paar dagen of weken niet thuis waren, zorgde onze tuinman voor verlichting en voeding Elk dier heeft zijn natuurlijken vijand. Het licht van de maan maakte het voor een dier moeilijker zich te verbergen. Het geluid van den wind neemt voor hem de zekerheid weg, dat er geen voetstappen naderen. Daar om zagen we onze vrienden niet, onder deze omstandigheden. De lichten werden verscherpt en verschil lende gasten konden mede onze vrienden bespionneeren. Langzamerhand leerden zij onze familie kennen, wij konden zelfs 's avonds praten en lachen in de kamer. Op een avond zagen we tot onze ver wondering Mr. en Mrs. Zwarte Bunzing met vijf babies naar het restaurant gaan. Vader Bunzing at zijn voedsel aan de eene zijde van de tafel, de vijf babies stonden in het midden, terwijl Moeder Bunzing zich aan den anderen kant te goed deed allen inéén lijn, net de snuit naar het groote raam. Wij hadden onze camera niet gereed, zoodat dit tooneeltje, dat zich niet her haalde, niet op de gevoelige plaat vastge legd kon worden. Mrs. Californische Gevlekte Bunzing civetkat een kleinere editie van den zwar ten bunzing, haa; neef, onthaald ons op een keer op ongewone wijze. Zij kwam uit de rotsen, gevolgd door drie kleine nakome- lingetjes, met de staarten hoog over den rug. Zij zagen er uit als drie kleine poeder kwastjes, zacht en wollig. De moeder wan delde met een air rond het restaurant, met het hoofd omhoog; dan legde zij naar jongen voorzichtig in het dicht bij zijnde struikge was en stapte het restaurant binnen, kwam er met een lekker hapje uit, gaf het aan de jongen en ging weer terug, heen en weer tot het jonge volkje verzadigd was. Waarom deed de moeder dit? Onze bezoekers moeten steeds op hun hoede zijn. Als de jongen in de vrije lucht zouden gaan eten en Mijnheer de Hoornuil (een van de weinige vogels, die op bunzing- vleesch azen) zou hen zien, dan zou er weinig overblijven wan aet restje van drie Een baby-bunzing kan zijn wapens ge bruiken, maar ze zijn van geen beteekenis voor Mr. Uil. Met zijn groote klauwen pakt hij zijn slachtoffer in den rug vast en vliegt rustig weg om op een eenzaam plekje van zijn maaltijd te genieten. Hij verzwelgt de baby met huid en haar, later braakt hij de beentjes, het haar en de onverteer bare resten weer uit. Moeder Bunzing is er steeds op uit haar kinderen voorzichtigheid te leeren Zij mogen niet eerder in het volle licht komen, dan wanneer zij even groot zijn als moeder Op een nacht zagen we de familie Wasch- beer ten tooneele komen Vader Beer stak het eerst zij - grappigen snuit boven de rots uit. Hij war uiterst voorzichtig en liet alleen de punten van zijn ooren zien. terwijl hij er voor zorgde dat zijn ooger juist in de s haduw bleven Wij durfden bijna geen adem te halen. Ziende, dat de kust vri' was, kwam Mi- Beer voorzichtig te voorschijn even behoed zaam gevolerd door zijn vvw De twee babies bleken geen gevaar te kennen want zij tuimelden hals over kop naar beneden Soms wevdpn ze door mooier terugge stuurd er als het verdachte geluid was verdwenen, kregen ze weer verlof te voorschijn ue komen. Wat at dat itelletje ongegeneerd! Zij zochten niet de ekkerste stukjes op, zooals de vossen- en -nzingfamlie neen. zij vraten alles o. wat ze vinden konden Meestal zaten ze rechtop treken rond en vraten intusschen rustig door met de oooten die voor deze gelegenheid meer als handen gebruikt werden Mr en Mrs Kat met gestreepten staart, verwaten van den waschceer zijn o< k dik wijls te gast in ons restaurant. Zij zijn tamelijk tam en hebben een prachtigen geringden staart. 56tte^kjke onderscheidingen zullen, als D Valien»iederen achteenswaardigen bur- u®rk ^igeische regeering maakt er speciaal Ni^beth deze woorden van Duncan in tt> uWiao na te komen, daar zij iederen Vp11 reet da§ een eerelijst uitgeeft, die trt b^eirtt verheffir.gen in den adelstand de ^ie n-et grondig het Engelsch «t» Praeiïl-bestudeerd heeft. begrijpt van gk. "tige nieuwjaars-eerelijst geen |je{ is^F^fdeeling van den Engelschen kkiaw^Sht, Baronet, Baron, Viscount, hNe^ies en Duke. (k. Ma.n-jhet Engelsche woord voor hertog. Vrp?ëgrav en> Earls (graven), Viscounts We0 stei?* en Barons moeten zich te- W Zooai n met den gemeenschapsnaam lw agj-,ais ze ook allen met Mvlorc' wor- j\ °geo ihr°ken, terwijl men tegen de kiih® "Y°ur Grace" (uw genade) zegt. -.Sieren ets en Knights behooren bij den haa> ais en krijgen de aanspreking bjk ®h£rpi vóór den voornaam. Het is iw Vans®jsch gebruik volkomen onmoge- 6ek„ Chamberlain te spreken. Men eeh? \uctin Chamberlain, of af- ^hoi^ts r,^oudiS Sir Austin. Tusschen de bil A' dat ,de Knights bestaat het onder- Wde titel bij de eersten erfelijk. b eder persoonlijk is. Ser6liet wier vermogen niet overeen ^sm^aai-rH .l^t^ven, verbonden aan hoo- h Ln bt d* Terwijl men bij een Sir baah,rb lb voornaam moet weten, heeft Qiis a f.orn ®r"and met zijn titel geen voor- b)et bueep r"°v-den of Lo^d Cecil "eekenen te Vri^Uip <riet hun achternaam en niet Sip„fker u n.°wden of Robert Cecil, zooais Vevchts dbe';end waren. v,°op fpaan, rds hebben het recht, zon- 5i.f teekenen, terwijl een ge- Vr, chrJ? n Engeland zelfs niet de been ótpaabh6 krUgt uitbetaald, als hij di^aa.re-v°egd Diet z^n handteekening Vett^|elap1rtPb dan niet Lord Robert Cecil. bivoo-rt?0 dikwijls in den Volkenbond Q1Sd heeft, zal men vragen. Daarbij kan allereerst opgemerkt worden, dat er sinds 1923 geen Lord Robert Cecil meer bestaat, maar alleen een Lord Cecil, die precies uitgedrukt Viscount Cecil of Chelwood heet. Tot dan toe «as de huidige Lord Cecil zeer :eker Lord Robert Cecil. Iedere Lord, die met zijn voornaam wordt aangesproken, is een Lord by courtesy (uit beleefdheid) d.w.z. deze titel is slechts een beleefdheidsonderscheiding, waaruit geen enkel recht voortspruit. Daarom zat Lord Robert Cecil tot 1923 in het Lagerhuis en niet in het Hoogerhuis, dat reeds door zijn titel als „Huis der Lords" is aangeduid. Eerst nadat de regeering Baldwin, Lord Robert Ceei1 tot Lord Cecil benoemde, hem alzoo een rechten gevende waardigheid gaf, werd hij lid van het Hoogerhuis. De zonen van Viscounts en Barons heeten The honourable Mr. X, waarbij X de oor spronkelijke burgernaam der familie is. Zoo heet de vroegere gezantsch„psrat.d van de Britsche legatie in Berlijn en bekende schrijver Arthur Nicolson: The honourable Mr. Arthur Nicolson, terwijl de titel Lord Earnock op zijn oudsten broeder is overge gaan. Bij Earlr behoudt de oudste zoon „uit beleefdheid" den tweeden titel van den vader. Zoo heet de zoon van den Earl of Harewood, de schoonzoon van den koning, Viscount Lascelles, terwijl zijn broers een voudig The Honourable Mr. Lascelles heeten. Bij de hertogen en markiezen krijgen de oudste zonen evenzoo den tweeden titel van den vader. Daarentegen mag men de andere zoons en de dochters als Lord en Lady met den voornaam aanspreken. Zulk een Lord was b.v Lord Randolph Churchill, de vader van den bekenden poli ticus Winston Churchill en zoon van den hertog van Marlborough. Niemand, die niet precies met den Engelschen adel bekend is, kan weten, dat Mr. Winsten Churchill de kleinzoon van een hertog van Marl borough is. Daar de dochters van hoogere adeldra- gers d.w.z. dit der hertogen, markiezen en graven, zich -llen Lady mogen noemen, ontstaat er nogal verwarring wanneer zulk een Lady met een gewonen burger trouwt. De namen van de Lords zijn bij de minder gegradueerden gewoonlijk raar dorpen en steden, bij de b oogeren naar graafschap pen gekozen. De promotie van een rijken burger tot Lord is voor den Staat een ge wilde bron van inkomsten, want de uitr reiking van het adel-praedicaat kost dik- wjjls ƒ30.000.—, soms meer. De Zaterdag voor Pinksteren EEN OUDE FEESTELIJKHEID Langen tijd ge'eden, een paar honderd laar, werd op zeer veel plaatsen in ons land op den Zaterdag vóór Pinksteren een eigen aardige feestelijkheid gehouden. Luilak ge- heeten. Deze gewoonte heeft hier en daar nog een spoor achtergelaten Vroeger kwam dien morgen bij het aanbreken van den dag uit een dorp of stadsbuurt de jeugd joelend bijeen. Nee de slaapmuts, die het laatst aan kwam hollen! Hij werd tot „de Luilak" uitgeroepen, en kreeg een kroon van brandnetels op het hoofd. Met dit tee- ken zijner (minder-)waardigheid werd hij door de vroolijke, jeugdige bende dorp of buurt rondgeleid, onder het geschreeuw: „de leuielak! de leuielak!" Op enkele plaat sen maakte men er een versje bij: Luilak! Slaapzak! Hij is te laat opgestaan, Hij mag wel weer naar bed toe gaan! Wat langer geleden was het feest nog iets uitgebreider Het ving reeds Vrijdags in de vroegte aan. Op dezen morgen amu seerde men zich met het brandnetel-pluk ken; voorwaar, een eigenaai Jig amusement! Heel vroeg ging het jonge volkje er reeds op uit om de onvriendelijke planten te verzamelen. Bij het terugkomen werden de netels vrcolijk gezwaaid, bij welk netelig bedrijf gezongen werd: „Dc leuyelak! De groot5 slaapzak! Hij is opgestaan, Hij mag weer naar bed toe gaan! Aluyn, aluyn! Een dief in den tuin! Allarm. allarm! Een dief in je arm! Al schoon, al schoon, De rozeboom! De eglantier!" Den volgenden mor gen, Zaterdag, werden alweer heel vroeg en onder het luidkeels zingen van hetzelfde lied, de deuren der sluimerende burgers toegebonden met tou wen gevlochten uit wilgetakken. Dikwijls werd aan dit touw een of andere flinke viezigheid ge knoopt. Daarna werden de slapers opgepord door steenworpen en stompen op de deur. Zij waren verplicht uit het venster te klimmen, of een welwillenden voorbijganger te smee- ken hen uit hun ge vangenschap te ver lossen. Had men in de stad zijn streken uit gehaald, dan ging het naar buiten, om alle mogelijke dwaasheden te plegen aan molens, schuren enz. Het is bijna vanzelfsprekend, dat zulke gebruiken mmm ,De Pinksterblom" naar een schilderij van Dusart op den duur ont aardden in moedwil en zeer ruwe baldadig heid. In Amsterdam werd het zóó erg, dat men tenslotte op Luilakdag 's morgens de grendels op de poorten hield, om het ver nielen en schenden van gebouwen tegen te gaan. En zoo werd langzamerhand het gebruik gereduceerd tot de meer onschuldige gewoonte van „de Luilak" te kronen. Zelfs dit gebruik is thans zoo goed als uitge storven. Bij mijn vetep wordt het op af gelegen plaatsen nog gehandhaafd. In Haarlem wordt op den avond en in den nacht voorafgaande aan <_en Luilak-dag langs een der grachten in de binnenstad een groote en drukke bloemenmarkt ge houden, waar ieder rechtgeaard Haarlem mer een keuze doet uit Flora's rijkdommen De verlichte schuiten met bloemen langs den wal leveren een allerbekoorlijkst beeld 's Morgens vindt men op vele deuren en hekken, veelal met krijt, de onvriendelijke aantijging „luilak" geschreven. Een ander, zachter, veel lieflijker gebruik s dat van de Pinksterblom of Pinksterbruid, etwelk vroeger in denzelfden tijd in eere vas. Het is zeer jammer, dat deze gewoonte, en herinnering aan de oiid-heidensche leesten ter eere van Flora, gelijk bekend te godin der bloemen, waarop in het wit gekleede meisjes, met bloem n gesmukt verden rondgedragen, verdwenen is. Het katholicisme veranderde met veel wijsheid bet heidensche florafeest in een christelijk Pinksterfeest, waarbij plechtige en opge wekte liederen werden gei ongeil. Helaas, de meest dichterlijke „paapsche" gewoonten hebben in ons land een triesten vijand.... Haagsche clementie In Noord-Holland, met name te Scher- merhorn, was de Pinksterblon een jong meisje, dat staande op 'n berrie (draagbaar), door vier andere jonge meisjes gedragen werd. Het aantal der draagsters levert een voldoenden waarborg voor de slankheid der schoone bloem! Het meisje was opgetooid het staat u vrij het te gelooven of niet met: twintig zilveren tuigen, tien zilveren bellen, drie oeugeltasschen, benevens en daarbij en daarenboven zegge vijf en twintig kettingen van barnsteen en van edel bloed koraal; het gewicht dezer smukkende rijk dommen belette 'iet rlanke kind niet in de rechterhand een zilveren kommetje te hou den, waarin zij een niet mir.der aantrek- kelijken last van giften ontving, en in de linker een zilveren bel waarmee zij een ge luid maakte, waarvan het twijfelachtig mag heeten, dat het boven dat der voor noemde bellen, tuigen, kettingen, beugel- tasschen uitklonk! In Den Haag was de gewoonte clementer ten opzichte van de Pinksterbloem. In deze stad viel het vermoedelijk eenigszins zwaar een keus te maken onder de voor koningin- in-aanmerking-komenden. Want hier toch gingen vier met kransen getooide meisjes rond. Twee droegen samen een duif op een schaal; de derde ging om giften -ond; de vierde droeg aan een lint een penning op de borst en in de hand een degen met een oranjeappel op de spits. Zij scheen den omgang te beschermen. D^ch de overheid zal wel zoo wijs geweest zijn op haar schermkunst in het geheel niet te ver trouwen. X. B. illii•!iiii:iiiiiiiiiiuiimiiiiHmiiiiiinrnnrniiiunrniiumiiiiim»iiutiinmninmiiitraniiinnnmimrii!immiitj a uwro—■ww«a—iiaiiiiiiiiiiii«iii"iiiiinmiwaaiBiiwwuiiaiMiiiiiBnuipnaannnpiairopnmnni>ïi inniinnininiiiuiniiiniiniiuiiomii(nnniim|| umimimmmuronmi irnniunnninniin«

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7