Prikkeldraad Van de Pers-tribune steun AAN DE MELKVEEHOUDERIJ nijverheidsraad De kracht van 'n volk. ONDRAGELIJKE BOTERPO LITIEK VAN DUITSCHLAND ONTSTELLEND Nederlandsche invoer ingekrompen WOENSDAG 18 MEI CRITISEERT EMIER FEISAL IN DE RESIDENTIE De oplossing Speciale bevoorrechting van Rusland en de randstaten Profanatie. Zedelijke verwording Oppositie-Kamerlid en verantwoordelijk wethouder BIJZONDERE POSTZEGELS den export te vermeerderen? Wie voeren voor ons de onderhandelingen te Berlijn? want het is vooral Duitschland, dat ons tegenwoordig op het gebied van den export den voet dwars zet. Op welke wijze wordt er ten slotte onderhandeld? Het zijn alle vragen, die wij ons stellen, na lezing van het telegram van het comité en het ver slag van den Nijverheidsraad en waarop de regeering toch zeker aan de Kamer bij de behandeling van de steunwet voor de zui vel een antwoord behoort te geven; het gaat hier toch om heel groote belangen, waarbij het gansche land betrokken is. De commissie onder voorzitterschap van Dr. Colijn, welke met Duitschland onderhan- bijltje er bij neergelegd. Waarom dit is ge schied, werd tot heden niet medegedeeld. Het schijnt (als wij ons, evenals het comité delde over een herziening van het handels voor Economisch Verweer, óók eens mogen beroepen op hetgeen ons van betrouwbare zijde is medegedeeld), dat thans enkele hooge ambtenaren te Berlijn onderhande lingen hebben gevoerd. Het was een drie manschap, en wel bestaande uit een afge vaardigde van het departement van Finan ciën, een van het nieuwe economische de partement en een van Buitenlandsche Za ken. Hetgeen over die onderhandelingen wordt medegedeeld, is echter zoo ontstellend, dat al de bezwaren van het comité er bij in het niet verzinken. Van eenige overeenstemming tusschen de drie onderhandelaars, die daar toch voor Nederlandsche belangen moesten opkomen, was te Berlijn geen sprake. Het is bijna niet te gelooven, maar 't moet waar zijn: iedere onderhandelaar moet een eigen instructie hebben gehad van zijn minis- verdrag, heeft reeds sedert eenigen tijd het ter, waaraan hij wenschte vast te houden, met het gevolg dat de drie heeren het vol maakt onderling oneens waren. Het is natuurlijk volkomen overbodig, hieraan nog toe te voegen, dat er van de onderhandelingen of wil men liever: voorloopige besprekingen? niets is te recht gekomen en dat het geld, aan deze reis besteed, als weggeworpen kan worden aangemerkt. Wat voor indruk moet men daar hebben gekregen van de Nederland sche handelspolitiek, of (waar we tegen woordig toch altijd werken met afkortingen) van de N.H.P.? Een lijn was er niet in te vinden, want drie instructies beteekenden: drie afwijkende standpunten. Men beweert, dat de Duitschers, die ook in sombere da gen nog wel eens geestig kunnen zijn, van de P van politiek een R hebben gemaakt, zoodat zij nu spreken van de Nederlandsche Handels Ratjetoe of de N. H. R. Dat zoo iets in deze dagen van economischen strijd in heel de wereld, hier te lande mogelijk bleek, is zelfs meer dan ontstellend. Onze anders zoo woordenrijke taal heeft zelfs geen woord, waarmede dit naar waarde is uit te drukken. Het baart dan ook geen verwondering, dat men te Berlijn aan het ministerie thans verklaart: van voorstellen is ons niets be kend! het gebod, om melk in brood te verwerken. Een dergelijk voorschrift leidt tot een ver hooging van den prijs der allereerste levens behoeften en zal daardoor weer het proces, om tot een verlaging der kosten van levensonder houd te komen, tegenhouden. De Raad aarzelt dan ook niet, om dezen maatregel, door welken een brood van 800 gram tot pl.m. 3 ct. in prijs zal kunnen stijgen, ontoelaatbaar te noemen, in het bizonder, nu de broodprijs door de Tarwe- wet kunstmatig is verhoogd en men reeds ver neemt, dat door den te verwachten grooteren oogst van binnenlandsche tarwe aan een verdere prijs verhooging op grond van de Tarwewet niet zal kunnen worden ontkomen. Tegen dit laatste wenscht de Raad bij voorbaat verzet aan te teekenen. Eere wien eere toekomt! A. B. K., de man, die nu al 'n jaar of twintig oproerig krabbelt in „Het Volk", weet mooie dingen vaak op 'n mooie ma nier te zeggen. Hij is getroffen geweest door wat hij heeft gelezen over de begrafenis van den arbeidersleider Albert Thomas, „een groot burger der wereld, gelijk alléén onze al- omvademende tijden hebben mogelijk ge maakt." Het oude moedertje gaf hem het laatste uitgeleide en zoo schrijft A. B. K. geen koningsvrouwe was ooit het middel punt van zóóveel eerbiedig ontzag; A. B. K. heeft in den geest daarbij toegeschouwd en hij mediteert: „Toen begreep ik wat het beteekent, het vierde Gebod, dat wie tot in lengte van dagen op zijn geboortegrond blijven wil, moet eeren Zijnen Vader en Zijne MoederDit is de kracht van een volk!" Vader en moeder te eeren, dat is de kracht van een volk. We zijn A. B. K. dankbaar voor zijn me ditatie, maar nog dankbaarder zouden wij hem zijn, als hij de consequentie van zijn overweging niet alleen zélf zou willen aanvaarden, maar ook in den kring zijner geestverwanten zou willen propageeren. „Eert uw vader en moeder!" Dit schoone gebod verdraagt zich niet wel met het streven, den huwelijks- en den gezins-band voortdurend losser te maken, en steeds zeldzamer zullen de kinderen worden, die dit gebod onderhouden, naar mate er meer „huwelijken" worden geslo ten in den geest van Lindsey en naar de vrije opvatting van Wibaut, naarmate de kinderen meer tot het besef komen, dat hun komst het ouderenpaar onwelkom was, naarmate de kinderen klaarder inzien, dat niet hun geluk, maar het zingenot en het egoïsme der intusschen al dan niet ge scheiden ouders drijfveer waren.... „Eert uw vader en moeder!" Schoon gebod. Maar vader en moeder moeten beginnen met die eere te verdienen, zij moeten haar waardig zijn en waardig blijven. Zoo niet, dan kan de eerbied der kin deren voor vader en moeder niet gedijen ondanks de groote natuurlijke groeikracht, zoo niet, dan is het ergste te vreezen voor „de kracht van een volk." Ten bate van de Ned. Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer zullen bijzondere postzegels verkrijgbaar gesteld worden in de fr ankeerwaar den van 2%, 6, 7A en 12Y, cent. Rendorp, chef van het protocol van dit minis terie, die hen naar de groote zaal van het departement geleidde, waarna de minister, Jhr. Beelaerts van Blokland, zich in zijn kabinet met de hooge bezoekers geruimen tijd heeit onderhouden. Bij het bezoek was mede aanwezig de heer van der Meulen, oud-consul van Nederland te Djeddah, die gedurende het verblijf van Emier Feisal aan dezen is toegevoegd. Emier Feisal zal vermoedelijk morgenochtend een bezoek brengen^ aan de Indische tentoon stelling, waarna de prins zich dan onmiddellijk naar Amsterdam zal begeven, waar hem door de maatschappij Nederland een lunch zal wor den aangeboden aan boord van de Johan van Oldenbarnevelt. Naar wij voorts vernemen, zal de prins na het diner dat hem Donderdagavond door den mi nister van Buitenlandsche Zaken zal worden aangeboden, naar Berlijn vertrekken, vermoe delijk per vliegtuig van de K.L.M. De secretaris van Emier Feisal zal bezoeken afleggen bij de Poolsche en Duitsche gezanten. Resumeerende, geeft de Nijverheidsraad als zijn oordeel te kennen, dat alleen in uiterste noodzakelijkheid een steunregeling voor de veehouderij mag worden getroffen, terwijl dan nog een regeling op individueelen grondslag de voorkeur verdient. Komt er een regeling, dan zij deze van tijdelijken aard, terwijl men met de belangen der daarbij betrokken takken van industrie in afdoende mate rekening houde. De oplossing van het zuivelvraagstuk is vol gens den Raad in den export der zuivelproduc ten gelegen en daarom moet de Regeering vóór alles haar aandacht op dat punt gevestigd blijven houden. Elke gelegenheid, die zich voor doet, moet door de Regeering worden aan gegrepen, om dien export niet alleen op peil te houden, doch hem weder tot redelijke ver houdingen op te voeren. Het telegram, inzake den boter-export naar Duitschland, door het comité Econo misch Verweer gericht aan den minister van Buitenlandsche Zaken, onthult in dien hetgeen het comité van betrouwbare zijde vernomen heeft waar is toestan den op het gebied van onze handelspolitiek, die eenvoudig ontstellend zijn. Onze boter-export naar Duitschland wordt volgens het thans geldende systeem vernietigd. Drie maanden geleden doet het comité den minister-president voorstellen toekomen, waardoor mogelijk wijziging in de Duitsche invoerbeperking te brengen zal zijn. Op 12 Maart. 15 April en 6 Mei schrijft het comité daarover nogmaals aan de regeering, maar er gebeurt niets. Ja, toch, de regeering dient bij de Twee de Kamer een wetsontwerp in tot steun aan de melkveehouderij, waarbij een zeer hooge indirecte belasting dienst moet doen om het benoodigde geld te krijgen. Deze steun is volgens den minister noodig, om dat de export sterk verminderd is. De Nijverheidsraad waarschuwt met klem tegen dit wetsontwerp. De oplossing van het zuivelvraagstuk is volgens den Raad alleen gelegen in den export van de zuivelproduc ten en daarom moet de regeering vóór alles hare aandacht op dat punt gevestigd blij ven houden. Elke gelegenheid, die zich voordoet, moet door de regeering worden aangegrepen om dien export niet alleen op peil te houden, doch hem verder tot rede lijke verhoudingen op te voeren. Men schijnt daar eenvoudig niet aan te denken, want men heeft voorstellen, waardoor de expprt tot redelijke verhoudingen kan wor den"opgevoerd, maar na drie maanden weet men er te Berlijn aan het Landwirtschafts- ministerium nog niets van. Nooit van ge hoord, zegt men daar. Wordt er dan werkelijk niets gedaan om In de jaren na den wereldoorlog heeft de boterinvoer in Duitschland een groote vlucht genomen. Men wil ons in Duitsch land nu te verstaan geven, dat dit een abnormale toestand was, op het verdwij nen waarvan dat buitenland zich maar bij tijds had moeten voorbereiden, tegen het tijdstip n.l. dat Duitschland op het gebied der botervoorziening „zichzelf zou worden". Hoe deze dingen nu precies liggen, daar over geeft volgend staatje (ontleend aan de gegevens van de Duitsche invoerstatistiek) een inzicht: De invoer van boter in Duitschland in tonn. 1Qio 1Q9Q ïQ°»1 Totaal 54.000 136.000 100.000 Waarvan uit Nederland 18.000 33.000 16.000 Denemarken 2.000 44.000 31.000 Finland 2.000 5.000 4.000 Balt. Staten en Rusland 30.000 39.000 37.000 Andere landen 2.000 15.000 12.000 Daaruit blijkt dat Nederland en het Kei zerrijk Rusland steeds (trouwens reeds lang voor den oorlog) de grootste boterleveran- ciers van Duitschland zijn geweest en te vens zelfs practisch de eenigste leveran ciers waren (48 van de 54 millioen K.G. kwam uit Nederland en het oude Rusland). Na den oorlog is het anders geworden en er zijn eenige nieuwelingen op de Duitsche botermarkt verschenen, m. n. Denemarken, Finland, Estland, Letland en Litauen. Deze zijn er bij gekomen, want onze boter heeft zich nimmer laten verdringen, integendeel, in vrije concurrentie met de andere boter- leveranciers zijn importquantum weten op tee voeren. Wanneer er intusschen sprake is van abnormale, wat dan in het oor van den Duitschen agrariër klinkt als „ongezonde" uitbouw van den Duitschen boterinvoer, dan is dit een odium, dat in elk geval niet Gisterochtend om 11 uur is Emier Feisal, vergezeld van zijn minister, per auto bij het Departement van Buitenlandsche Zaken aan gekomen. Beide heeren, die gekleed waren in Oostersch gewaad, werden op het bordes van het departement ontvangen door Jhr. Mr. Dr. Dit citaat geeft weer, wat er in roman vorm in toenemende mate in onze maat schappelijke kringen gepredikt wordt, n.l. dat het normaal moet geacht worden, dat in een huwelijk plaats blijft voor coquet- teeren met een derde. En dat mannen, die daar niet tegen kunnen, maar als jaloer- sche, wantrouwende typen beschouwd moe ten worden. „De Standaard" schrijft naar aanleiding van dit boek en deszelfs recensie: Er is toen op gewezen, dat de motie on aanvaardbaar was, omdat de korting niet werd ingevoerd „in de gegeven omstandig heden", doch eerst in een periode, waarvan het op dat oogenblik, gezien de snelle ver anderingen, welke zich voordeden en nog moesten worden verwacht, onmogelijk was te beoordeelen, of die korting dan te bil lijken zou zijn- De „Morgen" wijst nu op het volgende: men met.... Socrates en de hervormings mannen, nog treuriger noemen wij het, als men Christus als mede-stichter van het liberalisme-aller-eeuwen wil laten op treden. Christus is niet gevallen voor de geeste lijke vrijheid, zooals de liberalen zich deze denken en idealiseeren, en nog minder voor „de erkenning en de eerbiediging van het recht der menschelijke persoonlijk heid" naar de liberale opvatting. Christus kwam op aarde brengen de Goddelijke wijsheid en de eeuwige waar heid, welke de menschheid knielend aan vaarden moest.... tot haar heil. Christus predikte géén „vrijheid van ge loof, van geweten, van overtuiging," Christus predikte, Christus was de waar heid, en buiten Hem was de waarheid niet. Tot schrijverij, als welke de „Avond post" zich veroorloofde, komt men, als de vaste normen van geloof en godsdienst zich vervagen in ethische aandoeningen. „Hoe gerechtvaardigd deze reserve was, en hoe onlogisch het moest heeten, ook na het uitstel door de Regeering, toch de motie te handhaven, aldus de afkeuring handha vend ook voor die toekomstige periode, is nu wel door de feiten op de meest afdoende wijze aangetoond. Wat toch is het geval? Kort na het verwerpen dezer motie, is de heer Marchant wethouder geworden van een zeer rijke gemeente, een der rijkste, zoo niet de rijkste van het land: 's-Graven- hage. Welnu, in deze kwaliteit van wethouder van 's-Gravenhage, heeft de heer Marchant zélf, het voorbeeld volgend van den secre taris der partij, waarvan hij voorzitter is, den heer Slingenberg te Haarlem, in den vorm van een verhooging der pensioenbij drage met VA pCt., een verlaging van de inkomsten van het personeel der gemeente 's-Gravenhage voorgesteld en verdedigd en dit niet alleen op 'grond van het feit, dat deze gemeente anders minder Rijkssteun zou krijgen, maar ook met den economi schen toestand als uitgesproken motief. In de rede toch, waarin de heer Marchant deze korting verdedigde, verklaarde hij, dat de economische en financieele toestand, naar zijn wijze van zien geen enkel licht punt biedt, en dat hij daarom met vrees en beven de toekomst tegemoet ziet. Hij voeg de er aan toe, dat het gemeentebestuur geen enkele toezegging kan doen, dat de thans ingevoerde korting niet door verdere zou moeten worden gevolgd, want, zei hij, de financieele toestand is nu slecht, en: „het is de plicht der democratie om te trachten te verhinderen, dat de toestand zoo wordt, als hij thans in Duitschland is." Men versta ons wel: wij maken den heer Marchant geenszins een verwijt van zijn thans blijkbaar veranderd inzicht. Integen deel, het eert den regent in hem, dat hij zoo openlijk voor dit veranderde inzicht is uit gekomen. Wanneer wij echter bedenken, met welk een hoon en spot degenen werden overladen, die nog slechts een half jaar ge leden, weigerden te stemmen voor een mo tie, welke de salariskorting óók afkeurde voor een toekomstige periode, waarvan ge bleken is, nu zij intrad, dat zij den voor steller der motie zelf noopte, salariskorting voor te stellen, dan hebben wij toch wel het recht op deze ironie en deze les der fei ten te wijzen, ook al laten de omstandig heden niet toe dit te doen met de Mephis- topheliaansche opmerking: „Hab' ich doch meine Freud' daran." Zielkundig is het reeds een dwaasheid te beweren, dat naast echte liefde voor een echtgenoot nog zelfstandig plaats is, zon der conflict, voor minnarijen met een an der. Een mensch is een eenheid, ondanks veel schijn van uiterlijke tegenstrijdigheden. En zeker in 't liefhebben is de eenheid der ziel de kracht der liefde, die haar demon stratie heeft in de trouw. Maar daarom te meer spreekt uit een geest, als hierboven geschetst, ook zulk een zedelijke verwording. Wij vestigen daarop nu weer eens de aan dacht, omdat wij op het lezen van "boeken geattenteerd worden door de z.g. boeken week. Wij kunnen niet genoeg aandringen op het bewaren van onze heiligste volksgoe deren ook in de litteratuur. Wij kunnen niet genoeg er op aandringen, dat ouders èn andere opvoeders én de be sturen van onze leeszalen èn tenslotte onze boekhandelaren zich van hun groote ver antwoordelijkheid ten deze bewust blijven. Van de Overheid kan men hier niets ver wachten. Wat in vele boeken tot uiting komt, is kortweg slecht, zonder dat daar om de Overheid nog ingrijpen kan. Effectie ve censuur, tegelijk geoorlofde censuur, kan alleen door gezin en maatschappij beoefend worden. kcü moet worden gelaten, de boter zelf te fioe'?60' om zekerheid te verkrijgen, dat hem <jat waar wordt geleverd. Gevreesd wordt, br„ U di ^-ibutie de minder goede kwaliteiten Het „Alg. Handelsblad" van Zaterdag avond 7 Mei recenseert een boek van Mevr. Annie de Hoog-Nooy, getiteld „Als ouders scheiden". Uit de weergave van den inhoud van dit moderne boek citeeren wij: „Een mooie, levenslustige vrouw is gehuwd met een wantrouwenden, jaloerschen man. Eenige reden van jaloezie heeft hij zonder twijfel, zij het, dat zijn vrouw het hebben van flirtations rekent tot de normale vrij heid van de gehuwde vrouw, zonder er ove rigens aan te denken met een van haar bewonderaars een liaison aan te gaan. De man heeft niet de overtuiging, dat zijn vrouw standvastig zal kunnen blijven en de lezer, die van den aard der vrouw uit den verderen loop van het verhaal een in druk krijgt, moet hem gelijk geven. Deze vrouw behoort tot het type van die, welke een gelukkig huwelijksleven kunnen heb ben en toch nog, daarbuiten om, iets anders, iets bijzonders zoeken bij een anderen man, zonder dat zij daarom minder houden van haar echtgenoot. Soms is het alleen maar het avontuurlijke, romantische, dat haar naar andere mannen trekt, dan weer de behoefde aan adoratie van een kunstenaar of beroemd persoon. Dat gevoel staat in 't hart van dergelijke vrouwen geheel naast en afgescheiden van haar liefde voor den echtgenoot en vader van haar kinderen." Geen beter leerschool, maar ook geen bitterder ironie, dan die der feiten! Men zal zich herinneren, dat bij de al- gemeene beschouwingen over de Staats- begrooting in November 1931 de heer Marchant een motie voorstelde, waarin werd uitgesproken, dat er „in de gege ven omstandigheden" geen reden bestond voor de, door de Regeering voorgestelde salariskorting van gemiddeld 3 pCt. Deze motie werd ook gehandhaafd, toen de Regeering, ten gevolge vooral van den aandrang van de katholieke fractie, besloot de korting op de salarissen uit te stellen, zoodat de verkorte salarissen voor het eerst op 1 April 1.1. zouden worden uitbetaald.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5