Het M van La. Salette m Her -nelsche waa. rschuwing RADIO-PROGRAM EEN PRIESTER IN DIENST ALS VEEHOEDER de tandenborstel HEERENBAAI E. VIJANDEN VAN HET BIJENDORP Garcia ZATERDAG 21 MEI j. jchijning van de H. Maagd e ver% noodig voor Frankrijk' Wa katholieke bevolking Eenvoudigen werden uitverkoren Onze Lieve Vrouw van la Salette in gesprek met Maximim en Mélanie Zondag 22 Mei Maandag 23 Mei VERHAAL VAN DEN DAG Een verzamelaar van gouden tanden FE UILLETON wr Mijn eerste bedevaart begon met een tragi-comedie; ik raakte verdwaald in de «■«ftosche Alpen. Aan wien de schuld? Aan de vriéndelijke juffrouw van het ver keersbureau, die mij had gezegd, den grintweg te volgen van Grenoble tot La Mure en vandaar langs een gazellen- Paadje omhoog te klauteren, zonder er echter bij te voegen, dat ik bij St. Georges de Commiers links af moest slaan? Of Was het de schuld van ondergeteekende, die al te zeer vertrouwde op de topogra fische kennis van genoemde juffrouw? Ik heb niet den minsten lust, dit vraagstuk op te lossen en wil slechts vaststellen, dat ik, na ruim dertig kilometer in een ver zengende hitte te hebben geklommen, on geveer twaalfhonderd meter boven den zeespiegel sta. De helft van mijn fiets Voor een glas wijn met water! Ergens ver weg, aan het andere einde der we reld, ligt de Bossche raadskelder, waar men voor weinig geld geweldige potten bier drinkt. Nog verder, oneindig verder, in een lachend dorp tusschen Rosmalen en Schijndel, iigt een groote tuin met schaduwrijke kastanjeboomen. Dorst, dorst en nog eens dorst. Wanneer ver schijnt de Basiliek van Notre Dame de La Salette? Op den witgeblakerden weg nadert een punt, die ten slotte een menschelijk wezen blijkt te zijn. De inlichting, welke ik ont vang, is kort en verpletterend. „Notre Dame de La Salette, s'il vous plait?" „Eerst naar St. Georges de Commiers, dan naar La Mure, vervolgens naar Corps en dan heb je nog slechts tien kilo meter." „Goeie genade, ik kom net van St. Georges de Commiers!" „Dan heb je twintig kilometer voor hiets geklommen. Je moet weer terug!" Het was heel, heel erg, maar er zat niets anders op. Tot overmaat van ramp be gon het vrij plotseling donker te worden en alhoewel het bergaf gemakkelijker gaat dan bergop, durfde ik het toch niet wagen; de straatverlichting in de Fran- sche Alpen functionneert minder goed dan die in de Amsterdamsche Kalverstraat en bovendien heb ik er nog geen enkelen wit-gegarneerden verkeers-agent ontmoet. Doch in geen geval kon ik blijven op de plaats, waar ik nu stond. Ik stapte dus weer op mijn fiets en reed bergaf. Na aldus vier of vijf kilometer gegleden te hebben, zag ik links van den weg een bouwvallige hW, waarin een of andere herdersjongen misschien wel eens voor den regen school. Mijn reisdeken werd op den grond gespreid, mijn rugzak diende tot hoofdkussen en na vijf minuten sliep ik, zoo niet den slaap der rechtvaardigen, dan toch zeker dien der vermoeiden. Tegen drie uur 's morgens ging ik weer op weg en na een zwerftocht, die het uiterste vergde van de krachten van den ongeoefen- den bergklimmer, bereikte ik om twee uur 's middags het dorpje La Salette, elfhon derd meter boven den zeespiegel. Negenhon derd meter hooger, op den top van den Mont des Baisses, stond een machtig kruis en achter het kruis, op een klein plat au, ongeveer vijftien meter lager, de Basiliek van Onze Lieve Vrouwe van La Salette. „Maria nu stond op in die dagen en ging met spoed naar het gebergte, naar een stad van Judea". (Luc. 1—39). Trotsch en ongenaakbaar zijn de bergreu zen, die het land van Corps en La Salette omsluiten; trotsch en ongenaakbaar zijn de menschen, die in kleine gehuchtjes op de hellingen wonen. De machtige kruinen der Alpen moeten de eeuwige sneeuw tor sen; de bergbewoners hebben dagelijks een harden strijd te leveren om een karig stukje brood. Zoo was het nu en zoo was het ook in den tijd, toen het mirakel van La Salette geschiedde. Men werkte en zwoegde om in het leven te kunnen blijven en had geheel vergeten, dat er een God bestond. En her innerde zich soms iemand het be staan van God, dan was het slechts om Hem te lasteren. Zoo was het in de Alpen, r vele streken van Frankrijk en in een groot gedeelte van Europa. Zou niemand boete doen? Was het lijden Christi geheel nutteloos gebleven? Het scheen bijna zoo, want niemand minder dan de Moeder der Zeven Smarten verscheen op aarde om „Haar volk te waarschuwen vóór het ge vaar, dat het bedreigde". En de verschij ning der Heilige Maagd was zóó imminent, V de woorden, die Zij tot de beide herders kinderen sprak waren zoo onheilspellend en machtig, dat de eerlijke, ernstige onderzoe ker zal moeten zeggen: „De verschijning van de Heilige Maagd was noodzakelijk voor het wel en wee van Frankrijk's katholieke bevolking!" Dezelfde onderzoeker zal ech ter tevens op de knieën vallen en den Al lerheiligsten Verlosser ootmoedig danken voor de genade, dat Hij Zijn Moeder naar de aarde zond voor het heil der menschheid. De verschijning. Op Zaterdag 19 September 1846 bevonden zich een meisje en een jongen, Frangoise Melanie Calvat en Pierre Maximin Giraud op den Mont des Baisses, waar ze de koeien weidden voor hun respectievelijke meesters. Het meisje, kortweg Melanie genoemd en vijftien jaar oud, was sinds haar prilste jeugd herderinnetje, terwijl de elfjarige Maximin eerst sedert vijf dagen in dienst was bij boer Selme, die in het dorp Corps woonde. De beide kinderen hadden elkaar nooit eerder gezien en daar Melanie een zeer gesloten karakter had, werd er wei nig tusschen hen gesproken. Beide kinderen kenden slechts een paar woorden Fransch; het plaatselijk dialect was hun moedertaal. Van lezen of schrijven wisten ze niets en van den godsdienst slechts zooveel, dat er een God en een Lieve Vrouwe bestond. Catechismus hadden ze nooit geleerd. Dicht bij de plaats, waar hun koeien graasden, bevond zich een bron, die slechts bij rijkelijken regenval vloeide. En daar het juist een week lang droog weer was ge weest, sieperde er slechts een dun straaltje uit de bron. Toen ze hoorden dat beneden in het dal de middagklok werd geluid, begaven zich beiden naar de bron om hun brood in het water te doopen en aldus hun sober maal te doen. En nu begint het merkwaardige. Ondanks hun jeugd voelden zich beiden plotseling slaperig. Ze gingen op een soort steenen bank zitten, waarvan er eenige om de bron stonden. Vlak bij de bron, ongeveer een meter noordelijker, stond eveneens een bank. Het is onmogelijk, precies vast te stellen, hoe lang de beide kinderen geslapen heb ben, doch na een later ingesteld onderzoek neemt men aan, dat het ruim een uur was. (Wordt vervolgd). „Ik had bijna m'n schoonmoeder overreden." „En?" M'n wagen sprong terug, de lafaard!" 8.05 1.20 1.30 140 1.55 4.30 6.05 6.20 8.20 8.25 11.10 (1725) (1725) Gramofoonpl- P a r ij s g a r ij s Huizen K.R.O. Brussel (508) Huizen K.R.O. Hilversum AV.R.O P a r ij s (1725) Brussel (508) P a r ij s (1725) Rome (441) Hilversum A.V.R.O. 7.20 Langenberg (473), Havenconcert. 9.30 Hilversum V.A.R.A. orkest 9.30 Huizen N.C.R.V., orgelspel 11.30 Hilversum V.A.R.A., strijkorkest 12.00 Hilversum A.VJR.O., Omroep orkest. 12.15 Huizen K.R.O., sextet-concert 12.40 Parijs (1725) K.R.O., Religieusee muziek 12.50 Kalundborg (1153) Omroep orkest. 12.50 Brussel (508) Orgelconcert I.20 Langenberg (473) Concert 2.30 Hilversum A.VJR.O. Kamer muziek 2.30 Huizen, K.R.O. Koor- en orkest concert. 3.20 Daventry (1554) BBC-theater- orkest. 3.20 Kalundborg, (1153), Omroeporkest. 4.35 Daventry (1554), B. B. C.-orkest. 4.50 Langenberg (473) Concert 5.20 Brussel (508) Concert 5.50 Daventry (1554) Cembalo-recital 6.30 Hilversum, V.P.R.O., Orgelconcert. 8.00 Hilversum,*A.V.R.O., Concertgebouw orkest. 8.15 Huizen K.R.O., Orkestconcert. 8.20 Kalundborg (1153) Concert 9.20 Hilversum A.V.R.O., Kovacs La- jos en orkest 9.15 Daventrf (1554) Militair orkest 9.30 Huizen K.R.O., Zang en piano 9.50 Huizen K.R.O., Orkestconcert 11.20 Kalundborg (1153) Dansmuziek Tooneel en opera 3.00 Hilversum A.V.R.O., „Salto mor- tale" hoorspel van George en Kober 8.20 Langenberg (473) Operette „Das verwunsehene Schlosz" van C. Mollöcker. 8.20 Z e e s e n (1635) „Don Caesar" van Wallace. 9.05 Rome (441) Operette „De kuische Suzanna" van J. Gilbert. 10.00 Hilversum „De klapekster", blij spel van R. Benjamin. Voordrachten 8.20 Huizen K.R.O,, Morgenwijding I.30 Huizen K.R.O., Lezing 2.10 Huizen K.R.O., Lezing 4.30 Huizen K.R.O, Ziekenhalfuur 10.40 Huizen K.R.O., Epiloog Persberichten 4.30 Hilversum Vaz Dias 9.15 H u i z en Vaz Dias Gramofoonplaten 7.25 Langenberg (473) 8.00 Hilversum, AVRO 8.05 Parijs (1725) 8.15 Huizen, NCRV II.30 Huizen, NCRV 11.40 Langenberg (473) 12.05 Parijs (1725) 2.00 Huizen, NCRV 2.20 Daventry (1554) 3.10 Kalundborg (1153) 5.00 Huizen, NCRV 6.50 Brussel (508) 10.30 Huizen, NCRV II.00 Hilversum, AVRO Concerten 7.50 Langenberg (473) Concert uit Stutt gart 11.00 Hilversum, AVRO, Orgelconcert 12.00 Hilversum, AVRO, Kamerorkest 12.20 Daventry (1554) Klassiek concert. 12.20 Kalundborg (1153) Concert 12.30 Huizen, NCRV, Orgelconcert I.05 Daventry (1554) Orkest 1.20 Langenberg (473) Concert 3.30 Hilversum, AVRO, orkest 3.50 Kalundborg (1153) Radio-orkest 4.05 Daventry (1554) Concert 5.20 Langenberg (473) Solistenconcert 5.30 Huizen, NCRV, zang 5.30 Hilversum, AVRO, Kovacs-Lajos en orkest 7.30 Hilversum, AVRO, Acordeon-muziek. 8.00 Huizen, NCRV, Concert HOV 8.00 Hilversum, AVRO, Operette-muziek 8.20 Brussel (508) vioolrecital 8.20 Daventry (1554) Concert 8.20 Kalundborg (1153) Concert 8.20 Langenberg (473) Concert 8.20 Rome (441) Concert 8.45 Hilversum, AVRO, Mannenkoor 9.50 Brussel (338) Concert 10.10 Hilversum, AVRO, Omroeporkest 10.20 Kalundborg (1153) Deensche muziek 11.20 Daventry (1554) Dansmuziek II.20 Kalundborg (1153) Dansmuziek giiniiuin IIIIIIIIIIIIIIIIIL Concerten Zelden is er zomerhitte Als de zomertijd er is. Want het is, als hij er zijn moet, Met den zomer meestal mis. Dit keer echter heeft hij maling Aan het wettelijk besluit, Want de zomer loopt warempel Reeds den zomertijd vooruit! Maar dit mag niet, want gelijkheid Moet er wezen, dus vannacht Wordt de tijd weer met den zomer In het evenwicht gebracht! Voordat u dus dezen avond Opgaat naar het warme bed, Dient het, dat u alle klokken Eerst een uurtje verder zet. En als Phoebus, Zondagmorgen, Weer den aardbol fel verlicht, Staat u op, maar heel, heel langzaam, Met een slaperig gezicht! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) sülllllllllïï uiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiË Voordrachten 2.30 Hilversum, AVRO, Causerie over Rossini 2.45 NCRV, Gezinsopvoeding 3.15 Huizen, NCRV, Knipcursus 4.30 Hilversum, AVRO, Kinderuur 6.30 Huizen, NCRV, Vragenuur 7.00 Hilversum, AVRO, Boekenhalfuur Persberichten 10.00 Hilversum, Vaz Dias 10.10 Huizen, Vaz Dias Een Duitsche professor heeft de geschiedenis van den tandenborstel geschreven. Hij is uit gevonden door de Chineezen aan wie de menschheid meer aanwinsten der beschaving dankt. Men weet, vertelt Victor Aubertin in de Duitsche bladen, zelfs den datum, waarop de tandenborstel werd uitgevonden, 25 Juni 1498. Tot dezen gedenkwaardigen dag heeft de menschheid het zonder tandenborstel moeten stellen. De Romeinen poetsten hun tanden met gedroogde muizenmest, zooals Plinius in zijn „Natuurgeschiedenis" mededeelt. Later werd het gewoonte, zich 's morgens den mond met wyn te spoelen, maar toen gebeurde het een enkelen keer, dat men den wijn inslikte, zonder zich daarna te kunnen herinneren, of men wel gespoeld had. Daarna kwam de tan denborstel uit China en begon zijn triomftocht over de wereld. Wanneer overigens, vraagt de schrijver, zal de vraag beantwoord worden of de beschaving, de hygiëne en al deze proper heid een zegen of een dwaling is? De negers poetsen nooit hun tanden, denken er niet aan en zij hebben het mooiste gebit der we reld. De Amerikanen, die dag en nacht de tanden poetsen, hebben van alle menschen het meest tandpijn en de meeste tandartsen. ECHTE FR1ESCHE SOci.perotn zachte en geurige rooktabak,? Een aardige episode uit de Fransche Revo lutie ten jare 1793. In de parochie St. Eloi was te dien tijde tot kapelaan benoemd de abbé Terrion, zoo van het Seminarie en dat nog wel de jongste, pas priester gewijd. Zijn kleine gestalte, zijn bijna kinderlijk gelac* n ietwat verlegen voorkomen zouden her. en doen doorgaan voor een jongeling ..oogstens zeventien jaar. Nietemin had hij juist den vereischten ouderdom bereikt om priester te kunnen wor den. Zooals al de geestelijken in die noodlottige dagen, was ook hij verplicht zich te verbergen om aan de vervolging der revolutiemannen te ontkomen. Hij was dan naar een nabijgelegen parochie gevlucht en had een onderkomen ge vonden in een groote boerderij, waar hij zich als schaapsherder en koeherder verhuurde om zoo in het geheim toch zijn priesterlijke be diening te kunnen uitoefenen en ongelukkigen bij te staan. Alleen de pachter der hoeve wist, wie de huurling was. Wees voorzichtig, Eerwaarde, had hij hem reeds verschillende malen gewaarschuwd, en laat er aan niemand iets van uitlekken; neem u vooral voor mijn vrouw in acht. Ze is wel iswaar een door en door vroom mensch, maar als ze wist wie ge waart, zou ze u onwillekeurig verraden door den eerbied, welken ze u zou willen bewijzen. Ook zou ze zoo trotsch zijn een priester te mogen huisvesten, dat ze het weldra aan de groote klok zou hangen en dan waart gij een verloren man! De geestelijke, van een vroolijk, opgeruimd karakter,, zelfs snakerig aangelegd, beloofde, dat hij de rol van koejongen netjes zou spe len en, dank zijn kinderlijk voorkomen, zeer naar het leven den onnoozele zou uitbeelden. Reeds was hij een paar dagen bewoner der hoeve, toen op zekeren keer de vrome pach teres gewetensangsten kreeg, of zij den koe knaap niet eens moest polsen aangaande zijn katechismus. Alex, als ge strakjes thuis komt, zal ik Er zijn verzamelaars van postzegels, van mun ten, van schilderijen, maar verzamelaars van gouden tanden zullen wel zeldzaam zijn. In Calcutta is er thans echter zoo een gesig naleerd en, wat lang niet iederen verzamelaar gebeurt, gearresteerd. Deze heer, een Indiër, maakte er namelijk een gewoonte van, des nachts binnen te dringen in de lichtgebouwde hutten zijner landgenooten en hun gouden tan den te stelen. Nu moet men niet denken, dat hij ze hun uit de kaak trok, onder zoo'n be werking zou zelfs een getrainde Indische fakir ontwaakt zijn, neen, hij koos als slachtoffers uit degenen, die bij het ter ruste gaan van hun ge bit scheidden. Hij was ook precies op de hoogte van de plaatsen, waar goud kon worden gevon den, want hij vervulde de betrekking van huis knecht bij 'n Engelschen tandarts, die 'n groote inlanderspractijk had. De gouden tanden, die de baas overdag in.de iniandsche gebitten zette, haalde de huisknecht er 's nachts weer uit. Jarenlang bleef hij aan het verzamelen, nooit nog heèft hij een enkelen tand verkocht. Winst bejag scheen er dus bij hem niet,vóór te zitten. Het was zuiver Tart pour Tart. Nu heeft de po litie aan zijn verzamelwoede paal en perk ge steld. je den katechismus eens overhooren. Ver staan? Nu, als gij dat verlangt, madame, goed, antwoordde Alex heel onnoozel. Bid eens het Onze Vader jongen, zoo be gon des avonds de eerste godsdienstles. De jongen begon, maar bleef na eenige woor den steken, stotterde opnieuw: Onze Vader, die in de hemelen zijtgeef onskeek dan verlegen voor zich, om dan verlegen de pach teres aan te zien, op wier gelaat diep mede lijden te lezen stond. Ken jij nog niet eens het Onze Vader? Hoe oud ben jij dan? Toch al zeker zestien, dunkt me. Zieker, madame. En schaam jij je niet, niet eens het Onze Vader te kunnen bidden, zeg? Jawel, madame! Heeft niemand je dat geleerd? Jawel, eerwaarde priesters. Zoo! Dan hoorde je het toch wel wat be ter te kennen. Nu, ik zal je dan leeren bidden! Best madame! En nu begon het goede mensch met engelen geduld het Onze Vader aan het knechtje voor te zeggen, deed hem elke zinsnede herhalen; doch waren ze aan het eind gekomen, dan scheen hij het begin alweer vergeten, zoodat de huisvrouw den moed eindelijk verloor en de kans op slagen verloren waande. Zoo'n dommen jongen heb ik nog nooit aangetroffen, dacht ze ten slotte, ongeduldig opspringend. Wat 'n ezel. Ga maar naar je vee, dat eer dan jij zal leeren bidden. Zooals ge verkiest, madame! sprak de herder in goedgespeelde onschuld en ging weer naar de wei. 's Nachts zou een verborgen priester in t open bosch nabij de hoeve het H. Sacrificatie der H. Mis opdragen, vertelde de pachter aan zijn vrouw, opdat deze de andere belangstel lenden zou waarschuwen. De pachteres deed de rondte bij alle buur vrouwen met verzoek van stipte geheimhou ding. Vooral moesten ze zorgen, dat haar koe- jongen er niets van te weten kwam, want in zijn onnoozelheid zou hij alles wel eens kun nen verraden! Des nachts was een menigte landlieden te zamen gekomen op de bepaalde plaats. Een eenvoudig altaar was onder een boom opgeslagen, waarachter de priester zich kleed de voor den H. Dienst. Aan alle kanten van het bosch stonden wachten op uitkijk. In de voorste rijen naast het altaar zat de pachteres in diep gebed ver zonken. Toen de priester zich naar het altaar begaf, moest hij vlak voor haar doorgaan, zoodat ze hem bij het heldere maanlicht goed in het gelaat kon zien. Maar wat schrok ze! De priester leek als twee druppelen water op haar koeknaap ja ze verwedde alles, dat hij het wasMaar neen, dat kan toch nietDat zou al te gek zijnEen stumperd, die nog niet eens het Onze Vader kendeEn tochals hij het niet is, is het toch zeker zijn tweelingbroe der! Ze luisterde naar zijn stem en zag hem nog eens aanhet kon niet anders, hij was het! Maar hoe kon dat nu toch bestaan, hij de H. Mis lezen? Hij kon nog niet eens bidden! Toen Zijn Eerwaarde -v" H. Mis uit had en zich achter het altaar van zijn Misgewaad ontdeed, kwam de arme pachteres tot hem en verlegen en beschaamd op haar knieën val lend, sprak ze stotterend: .Duizendmaal ver schooning, Eerwaarde heer, dat ik u zoo be- gromd en gescholden heb, doch waarom ken- det gij uw gebeden niet beter van buiten?" iiiniiiiiiinifiiiiniH Te.V*WMEl£6| ÊtU DE HOMMELES HUElMJ EDUW DEL hoMMElES>-M/E(ïi0EN INVOHELVUCHT. Toch had Jaap gelijk gehad. Toen de bijen verder wandelden kwamen ze aan de pakhuizen van de hommels. „Kantoren onder den grond," stond er op een bord te lezen. Gelukkig dat de portier zat te slapen, zoodoende konden de bijen stlUetjes den gang in kruipen. Jaap de Ble en de andere bijen waren zoover gekomen, dat ze door een raam op het prlvé-kantoor van den Hommelbaas konden kijken. Deze zat rustig achter zijn lessenaar. Er hingen foto's aan den wand, die met een vllegmachien genomen waren en het zag er verder echt deftig uit. aiiiiiiiii]iiiiiiii|iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiii!iiiiM«iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim A IIO nltnnnó'e °P dlt blad z'3n ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen l Ofjflfl b(j levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/I bij een ongeval met f 2F) 0.- 'S? e,f2ï,h™£ f 125 bü, verlie® f S0.m v2Lf„D f 4 0mm Ir.n6" ïf^rer jflll€ UOOnne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen tJC/C/C/#4* verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen T i vv» doodeiyken afloop een voet of een oog L£ê%j* duim of wijsvinger been of arm anderen vinger AANÖIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL 99 21 Hij wees op het verheven teeken van de ver lossing en den eerbied, welke men daaraan ver schuldigd was. De processie door de straten der stad moest een triomf worden voor den Goddelijken Verlosser. Hij herinnerde er aan, dat Keizer Heraclius het heilig kruishout van Calvarie op zijne schouders had gedragen ik hoop, voegde hij eraan toe, dat gü allen, zonder menschelijk opzicht, zult verlangen ftaar dezelfde eer. Nauwelijks had de Pater deze woorden uitgesproken of Garcia Moreno verliet zijn zetel, liep naar het kruis toe, nam het op zijn schouders en droeg het ten aanschouwe van het geheele volk, met zijn ministers door de stad. Met den snellen fabelachtigen groei van het Christelijk leven en de geestelijke waarden van het volk, hield de materieele welvaart gelijken tred. Garcia Moreno was als 't ware het leven de voorbeeld van het bekende Schriftuurwoord „Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijne ge rechtigheid en het overige zal u worden toe geworpen". Ecuador had voortdurend in ar moede geleefd. Hier en daar lag vereenzaamd een enkele welvarende bezitting, doch deze waren zeer gering in aantal. Een der oorzaken was zeer zeker de luiheid en onverschilligheid der bevolking, waaraan de rijke vruchtbare bodem maar al te gemakkelijk en in overvloed het noodige om te leven opleverde. Voeg hier bij nog, dat geen Regeering moeite gedaan had om de menschen aan het werk te zetten, inte gendeel, hen dikwijls alleen had gebruikt als dankbaar object om uit te persen en het laat zich denken, dat zelfs een matige welvaart ver te zoeken was. Doch behalve dit alles belette het gebrek aan verkeersmiddelen den opbloei van landbouw en industrie. De natuur was hier het groote obstakel. De Cordilleras de los Andes, die Ecuador van Noord tot Zuid in twee helften doorsneed, was de hoofdschuldige. Een der geweldigste berg ketenen der wereld, van formidabelen structuur, een opstopping van reuzen, waartusschen steile afgronden met bruisefide watervallen en don derende bergstroomen. Een ontoegankelijk oord. De Ecuatoriaan reisde te paard en de handels waren werden op muilezels getransporteerd of op de ruggen van Indiaansche dragers. Van Guayaquil naar Quito was, zooals hier boven reeds vermeld, een krachttoer eerste klasse. Langs onbegaanbare paden, die voort durend nog door regens werden weggespoeld, langs duizelingwekkende afgronden ging de moeizame tocht omhoog, waarbij men den Ko lossus Chimborazo passeerde, een knaap van 6300 M., dat is altijd 1500 M. hooger dan onze Mont Blanc. Bruggen, was een onbekende luxe, door het water waden, waar dit mogelijk was, het consigne. Voeg hierbij nog het kolossale verschil in temperatuur, in een a twee dagen een overgang van de tropische warme hitte der kust naar vorst en sneeuw in het hooggebergte en gij kunt denken dat na alle doorgestane vermoeienissen en gevaren een goed bed in Quito een bijzondere weldaad beteekende. Wie dit ritje van 250 K.M. achter den rug had, mocht in waarheid zeggen: „Als men verre reizen doet, dan kan men veel verhalen." Men had wel eens gehoord van diligences, spoorwe gen en locomotieven, maar dat waren luxe ar tikelen, meende men in Ecuador, waaraan niet te denken viel. Niemand had er ooit aan ge dacht een weg te maken voor voertuigen. Gar cia Moreno had dit grootsche plan opgevat om Quito met den Stillen Oceaan over de Cor dilleras met Guayaquil te verbinden, reeds ge durende zijn eerste presidentschap, gelijk hier boven reeds verhaald. Garcia Moreno ontwierp den weg in groote trekken en wilde zoo spoedig mogelijk beginnen, doch hem trof hetzelfde lot als Columbus, die de Westelijke landen zocht te ontdekken. Men vroeg of hij gek geworden was. Schold hem voor een droomer, een utopist, wiens krank zinnige ondernemingen de laatste hulpbronnen van den Staat zouden doen opteren. Hij liet ze praten en begon de groote heirbaan. Toen de weg definitief was uitgestippeld kwamen de gewone moeilijkheden met de eigenaars der gronden. Bij deze onteigeningen ging hij met stipte eerlijkheid te werk. Hier en daar stuitte hij op sterken weerstand, doch hij wist dit in het belang van den Staat te breken. Maar dit alles was slechts kinderspel bij het eigenlijke werk zelf. Vooreerst was het noodzakelijk ab soluut capabele ingenieurs te vinden om het werk uit te voeren. Het was een Hercules- arbeid. Bergen nivelleeren, reusachtige bruggen en viaducten bouwen. Vervolgens het recru- teeren van groote groepen arbeiders arbei der van Ecuador, liever lui dan moe dezen ten spijt van loomheid en lamlendigheid om te vormen voor een moeilijke, langdurige taak en hen continu in het gareel te houden. Maar met den President viel niet te spotten, dat wist nu wel zoo ongeveer iedereen in Ecuador. Gauw en goed en vooral geen gezeur was het motto. Tien jaren werkten duizenden en duizenden arbeiders aan dit gigantische project. Meester lijk had hij weer alles weten ensceneeren. De arbeiders werden in verschillende groote groe pen verdeeld. Elke groep was als 't ware een mobiele kolonie, die een speciaal deel van den weg kreeg aangewezen. Een dokter was aan wezig bij elke groep, voor lichamelijke hulp, evenals een priester voor de zielzorg, 's Zondags werd In de open lucht de H. Mis gelezen, er gens hoog, ver weg in de eenzaamheid. In 1862 begonnen, was het belangrijkste deel in 1872 voltooid. Om eenig begrip van dezen Titanen arbeid te verkrijgen is het voldoende te ver melden, dat over een lengte van 250 K.M., van Quito tot Sisambe, het laatste punt der Cor dillera?, 100 bruggen en 400 viaducten gebouwd moesten worden. Van Guayaquil tot den voet van de Cordilleras, de z.g. Kuststreek, werd de eerste spoorweg gelegd. Eten maatschappij be gon een vasten dienst met diligences. De on derneming, 10 jaar geleden als een krankzin nige dwaasheid gebrandmerkt, was werkelijk heid geworden en Garcia Moreno gewroken! Al het materiaal, de palen en de draden, voor een telegrafische verbinding tusschen Guaya quil en Quito, lagen gereed, toen hij in 1875 zijn leven beëindigde. Nadien duurde het ech ter nog 12 jaren, vóór deze verbinding tot stand kwam. En het begin van den spoorweg, op hetzelfde traject in 1873 begonnen, onder vond door zijn dood mede groote vertraging. Eerst in 1908 kwam de eerste trein uit Guaya quil In Quito aan! Reeds om deze onderneming verdiende Gar cia Moreno naam en faam, doch hierbij bleef het niet. Nog 4 andere groote wegen werden aangelegd om het binnenland met de hoofd stad te verbinden. De havens aan de kust wer den bevaarbaar gemaakt voor groote stoom schepen en de kust van vuurtorens voorzien. Niets moeder dan de rust gaf Garcia Moreno ook zijn aandacht aan de hoofdstad zelf. Qui to, gelegen in een kuil, in een van de uitloo- pers van den Puichincha, den 4500 M. hoogen vulcaan, was als een adelaarsnest verborgen in den Andes. Te dien tijde was de oude stad nog in een deplorabelen toestand, slechts een der straten was voor wagens bereidbaar. Gedu rende de zware regenbuien was het zelfs ge vaarlijk de straten te voet over te stekep, daar het watèr van den berg door de amphitheaters- gewijze gebouwde stad in donderende vaart de steile straten afkwam stroomen. Nauwelijks aan de Regeering gekomen, bracht hij ook hier ver betering. „Aux grands maux, les grands re- mèdes." Zoo ook hier. Ete was maar één afdoend middel om het water te keeren. De bovenstad afgraven en de benedenstad ophoogen. Ook hier werd de ont werper krankzinnig en stapelgek verklaard. Moest die man niet opgesloten worden, die bijna de heele stad onderste boven wilde gooien. Een lawine van critiek en van verwenschingen stort te zich over hem uit. Zij, wier huizen afge broken zouden moeten worden, bliezen natuur lijk het hardst van den toren. Zijn gewoonte getrouw, liet Garcia Moreno de schreeuwers schreeuwen en begon de afbraak en den op bouw tevens. De smerige, moerassige straten werden in mooie bestrate wegen veranderd, met zeer kleine helling, zoodat de wagens zon der gevaar konden voortgaan. Het water uit de bergen werd afgeleid en aan het waterballet in de stad kwam een einde. Toen hij hiermede gereed was, begon hij de publieke gebouwen, die totaal verwaarloosd waren, te restaureeren. Het hoofdplein van Quito de Plaza Mayor, een groote modderpoel gewoonlijk, herschiep hij in een plein met prachtige bloemen en boo- men. Zijn ideaal was van Quito een klein Parijs te maken en de nieuwe gebouwen, die hij oprichtte, getuigden van zijn ijver in die richting. En Quito herkende zich zelf niet meer enieder eerlijk burger ging trotech op den ge- nialen man, die zijn hart en zijn liefde aan hen en aan hunne stad verpand had. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5