Het M van La. Salette
m
Her
-nelsche
waa.
rschuwing
RADIO-PROGRAM
EEN PRIESTER IN DIENST
ALS VEEHOEDER
de tandenborstel
HEERENBAAI
E. VIJANDEN VAN HET BIJENDORP
Garcia
ZATERDAG 21 MEI
j. jchijning van de H. Maagd
e ver% noodig voor Frankrijk'
Wa katholieke bevolking
Eenvoudigen werden
uitverkoren
Onze Lieve Vrouw van la Salette
in gesprek met Maximim
en Mélanie
Zondag 22 Mei
Maandag 23 Mei
VERHAAL VAN
DEN DAG
Een verzamelaar van
gouden tanden
FE UILLETON
wr
Mijn eerste bedevaart begon met een
tragi-comedie; ik raakte verdwaald in de
«■«ftosche Alpen. Aan wien de schuld?
Aan de vriéndelijke juffrouw van het ver
keersbureau, die mij had gezegd, den
grintweg te volgen van Grenoble tot La
Mure en vandaar langs een gazellen-
Paadje omhoog te klauteren, zonder er
echter bij te voegen, dat ik bij St. Georges
de Commiers links af moest slaan? Of
Was het de schuld van ondergeteekende,
die al te zeer vertrouwde op de topogra
fische kennis van genoemde juffrouw? Ik
heb niet den minsten lust, dit vraagstuk op
te lossen en wil slechts vaststellen, dat
ik, na ruim dertig kilometer in een ver
zengende hitte te hebben geklommen, on
geveer twaalfhonderd meter boven den
zeespiegel sta. De helft van mijn fiets
Voor een glas wijn met water! Ergens
ver weg, aan het andere einde der we
reld, ligt de Bossche raadskelder, waar
men voor weinig geld geweldige potten
bier drinkt. Nog verder, oneindig verder,
in een lachend dorp tusschen Rosmalen
en Schijndel, iigt een groote tuin met
schaduwrijke kastanjeboomen. Dorst,
dorst en nog eens dorst. Wanneer ver
schijnt de Basiliek van Notre Dame de La
Salette?
Op den witgeblakerden weg nadert een
punt, die ten slotte een menschelijk wezen
blijkt te zijn. De inlichting, welke ik ont
vang, is kort en verpletterend.
„Notre Dame de La Salette, s'il vous
plait?"
„Eerst naar St. Georges de Commiers,
dan naar La Mure, vervolgens naar
Corps en dan heb je nog slechts tien kilo
meter."
„Goeie genade, ik kom net van St.
Georges de Commiers!"
„Dan heb je twintig kilometer voor
hiets geklommen. Je moet weer terug!"
Het was heel, heel erg, maar er zat niets
anders op. Tot overmaat van ramp be
gon het vrij plotseling donker te worden
en alhoewel het bergaf gemakkelijker
gaat dan bergop, durfde ik het toch niet
wagen; de straatverlichting in de Fran-
sche Alpen functionneert minder goed dan
die in de Amsterdamsche Kalverstraat en
bovendien heb ik er nog geen enkelen
wit-gegarneerden verkeers-agent ontmoet.
Doch in geen geval kon ik blijven op de
plaats, waar ik nu stond. Ik stapte dus
weer op mijn fiets en reed bergaf.
Na aldus vier of vijf kilometer gegleden
te hebben, zag ik links van den weg een
bouwvallige hW, waarin een of andere
herdersjongen misschien wel eens voor
den regen school. Mijn reisdeken werd op
den grond gespreid, mijn rugzak diende tot
hoofdkussen en na vijf minuten sliep ik, zoo
niet den slaap der rechtvaardigen, dan toch
zeker dien der vermoeiden.
Tegen drie uur 's morgens ging ik weer op
weg en na een zwerftocht, die het uiterste
vergde van de krachten van den ongeoefen-
den bergklimmer, bereikte ik om twee uur
's middags het dorpje La Salette, elfhon
derd meter boven den zeespiegel. Negenhon
derd meter hooger, op den top van den
Mont des Baisses, stond een machtig kruis
en achter het kruis, op een klein plat au,
ongeveer vijftien meter lager, de Basiliek
van Onze Lieve Vrouwe van La Salette.
„Maria nu stond op in die dagen en
ging met spoed naar het gebergte,
naar een stad van Judea".
(Luc. 1—39).
Trotsch en ongenaakbaar zijn de bergreu
zen, die het land van Corps en La Salette
omsluiten; trotsch en ongenaakbaar zijn
de menschen, die in kleine gehuchtjes op
de hellingen wonen. De machtige kruinen
der Alpen moeten de eeuwige sneeuw tor
sen; de bergbewoners hebben dagelijks een
harden strijd te leveren om een karig stukje
brood. Zoo was het nu en zoo was het ook
in den tijd, toen het mirakel van La Salette
geschiedde. Men werkte en zwoegde om in
het leven te kunnen blijven en had geheel
vergeten, dat er een God bestond. En her
innerde zich soms iemand het be
staan van God, dan was het slechts om
Hem te lasteren. Zoo was het in de Alpen,
r vele streken van Frankrijk en in een
groot gedeelte van Europa. Zou niemand
boete doen? Was het lijden Christi geheel
nutteloos gebleven? Het scheen bijna zoo,
want niemand minder dan de Moeder der
Zeven Smarten verscheen op aarde om
„Haar volk te waarschuwen vóór het ge
vaar, dat het bedreigde". En de verschij
ning der Heilige Maagd was zóó imminent,
V
de woorden, die Zij tot de beide herders
kinderen sprak waren zoo onheilspellend en
machtig, dat de eerlijke, ernstige onderzoe
ker zal moeten zeggen: „De verschijning
van de Heilige Maagd was noodzakelijk voor
het wel en wee van Frankrijk's katholieke
bevolking!" Dezelfde onderzoeker zal ech
ter tevens op de knieën vallen en den Al
lerheiligsten Verlosser ootmoedig danken
voor de genade, dat Hij Zijn Moeder naar
de aarde zond voor het heil der menschheid.
De verschijning.
Op Zaterdag 19 September 1846 bevonden
zich een meisje en een jongen, Frangoise
Melanie Calvat en Pierre Maximin Giraud
op den Mont des Baisses, waar ze de koeien
weidden voor hun respectievelijke meesters.
Het meisje, kortweg Melanie genoemd en
vijftien jaar oud, was sinds haar prilste
jeugd herderinnetje, terwijl de elfjarige
Maximin eerst sedert vijf dagen in dienst
was bij boer Selme, die in het dorp Corps
woonde. De beide kinderen hadden elkaar
nooit eerder gezien en daar Melanie een
zeer gesloten karakter had, werd er wei
nig tusschen hen gesproken. Beide kinderen
kenden slechts een paar woorden Fransch;
het plaatselijk dialect was hun moedertaal.
Van lezen of schrijven wisten ze niets en
van den godsdienst slechts zooveel, dat er
een God en een Lieve Vrouwe bestond.
Catechismus hadden ze nooit geleerd.
Dicht bij de plaats, waar hun koeien
graasden, bevond zich een bron, die slechts
bij rijkelijken regenval vloeide. En daar het
juist een week lang droog weer was ge
weest, sieperde er slechts een dun straaltje
uit de bron.
Toen ze hoorden dat beneden in het dal
de middagklok werd geluid, begaven zich
beiden naar de bron om hun brood in het
water te doopen en aldus hun sober maal
te doen. En nu begint het merkwaardige.
Ondanks hun jeugd voelden zich beiden
plotseling slaperig. Ze gingen op een soort
steenen bank zitten, waarvan er eenige om
de bron stonden. Vlak bij de bron, ongeveer
een meter noordelijker, stond eveneens een
bank.
Het is onmogelijk, precies vast te stellen,
hoe lang de beide kinderen geslapen heb
ben, doch na een later ingesteld onderzoek
neemt men aan, dat het ruim een uur was.
(Wordt vervolgd).
„Ik had bijna m'n schoonmoeder
overreden."
„En?"
M'n wagen sprong terug, de
lafaard!"
8.05
1.20
1.30
140
1.55
4.30
6.05
6.20
8.20
8.25
11.10
(1725)
(1725)
Gramofoonpl-
P a r ij s
g a r ij s
Huizen K.R.O.
Brussel (508)
Huizen K.R.O.
Hilversum AV.R.O
P a r ij s (1725)
Brussel (508)
P a r ij s (1725)
Rome (441)
Hilversum A.V.R.O.
7.20 Langenberg (473), Havenconcert.
9.30 Hilversum V.A.R.A. orkest
9.30 Huizen N.C.R.V., orgelspel
11.30 Hilversum V.A.R.A., strijkorkest
12.00 Hilversum A.VJR.O., Omroep
orkest.
12.15 Huizen K.R.O., sextet-concert
12.40 Parijs (1725) K.R.O., Religieusee muziek
12.50 Kalundborg (1153) Omroep
orkest.
12.50 Brussel (508) Orgelconcert
I.20 Langenberg (473) Concert
2.30 Hilversum A.VJR.O. Kamer
muziek
2.30 Huizen, K.R.O. Koor- en orkest
concert.
3.20 Daventry (1554) BBC-theater-
orkest.
3.20 Kalundborg, (1153), Omroeporkest.
4.35 Daventry (1554), B. B. C.-orkest.
4.50 Langenberg (473) Concert
5.20 Brussel (508) Concert
5.50 Daventry (1554) Cembalo-recital
6.30 Hilversum, V.P.R.O., Orgelconcert.
8.00 Hilversum,*A.V.R.O., Concertgebouw
orkest.
8.15 Huizen K.R.O., Orkestconcert.
8.20 Kalundborg (1153) Concert
9.20 Hilversum A.V.R.O., Kovacs La-
jos en orkest
9.15 Daventrf (1554) Militair orkest
9.30 Huizen K.R.O., Zang en piano
9.50 Huizen K.R.O., Orkestconcert
11.20 Kalundborg (1153) Dansmuziek
Tooneel en opera
3.00 Hilversum A.V.R.O., „Salto mor-
tale" hoorspel van George en Kober
8.20 Langenberg (473) Operette „Das
verwunsehene Schlosz" van C. Mollöcker.
8.20 Z e e s e n (1635) „Don Caesar" van
Wallace.
9.05 Rome (441) Operette „De kuische
Suzanna" van J. Gilbert.
10.00 Hilversum „De klapekster", blij
spel van R. Benjamin.
Voordrachten
8.20 Huizen K.R.O,, Morgenwijding
I.30 Huizen K.R.O., Lezing
2.10 Huizen K.R.O., Lezing
4.30 Huizen K.R.O, Ziekenhalfuur
10.40 Huizen K.R.O., Epiloog
Persberichten
4.30 Hilversum Vaz Dias
9.15 H u i z en Vaz Dias
Gramofoonplaten
7.25 Langenberg (473)
8.00 Hilversum, AVRO
8.05 Parijs (1725)
8.15 Huizen, NCRV
II.30 Huizen, NCRV
11.40 Langenberg (473)
12.05 Parijs (1725)
2.00 Huizen, NCRV
2.20 Daventry (1554)
3.10 Kalundborg (1153)
5.00 Huizen, NCRV
6.50 Brussel (508)
10.30 Huizen, NCRV
II.00 Hilversum, AVRO
Concerten
7.50 Langenberg (473) Concert uit Stutt
gart
11.00 Hilversum, AVRO, Orgelconcert
12.00 Hilversum, AVRO, Kamerorkest
12.20 Daventry (1554) Klassiek concert.
12.20 Kalundborg (1153) Concert
12.30 Huizen, NCRV, Orgelconcert
I.05 Daventry (1554) Orkest
1.20 Langenberg (473) Concert
3.30 Hilversum, AVRO, orkest
3.50 Kalundborg (1153) Radio-orkest
4.05 Daventry (1554) Concert
5.20 Langenberg (473) Solistenconcert
5.30 Huizen, NCRV, zang
5.30 Hilversum, AVRO, Kovacs-Lajos en
orkest
7.30 Hilversum, AVRO, Acordeon-muziek.
8.00 Huizen, NCRV, Concert HOV
8.00 Hilversum, AVRO, Operette-muziek
8.20 Brussel (508) vioolrecital
8.20 Daventry (1554) Concert
8.20 Kalundborg (1153) Concert
8.20 Langenberg (473) Concert
8.20 Rome (441) Concert
8.45 Hilversum, AVRO, Mannenkoor
9.50 Brussel (338) Concert
10.10 Hilversum, AVRO, Omroeporkest
10.20 Kalundborg (1153) Deensche muziek
11.20 Daventry (1554) Dansmuziek
II.20 Kalundborg (1153) Dansmuziek
giiniiuin
IIIIIIIIIIIIIIIIIL
Concerten
Zelden is er zomerhitte
Als de zomertijd er is.
Want het is, als hij er zijn moet,
Met den zomer meestal mis.
Dit keer echter heeft hij maling
Aan het wettelijk besluit,
Want de zomer loopt warempel
Reeds den zomertijd vooruit!
Maar dit mag niet, want gelijkheid
Moet er wezen, dus vannacht
Wordt de tijd weer met den zomer
In het evenwicht gebracht!
Voordat u dus dezen avond
Opgaat naar het warme bed,
Dient het, dat u alle klokken
Eerst een uurtje verder zet.
En als Phoebus, Zondagmorgen,
Weer den aardbol fel verlicht,
Staat u op, maar heel, heel langzaam,
Met een slaperig gezicht!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
sülllllllllïï
uiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiË
Voordrachten
2.30 Hilversum, AVRO, Causerie over
Rossini
2.45 NCRV, Gezinsopvoeding
3.15 Huizen, NCRV, Knipcursus
4.30 Hilversum, AVRO, Kinderuur
6.30 Huizen, NCRV, Vragenuur
7.00 Hilversum, AVRO, Boekenhalfuur
Persberichten
10.00 Hilversum, Vaz Dias
10.10 Huizen, Vaz Dias
Een Duitsche professor heeft de geschiedenis
van den tandenborstel geschreven. Hij is uit
gevonden door de Chineezen aan wie de
menschheid meer aanwinsten der beschaving
dankt. Men weet, vertelt Victor Aubertin in
de Duitsche bladen, zelfs den datum, waarop
de tandenborstel werd uitgevonden, 25 Juni
1498. Tot dezen gedenkwaardigen dag heeft de
menschheid het zonder tandenborstel moeten
stellen. De Romeinen poetsten hun tanden
met gedroogde muizenmest, zooals Plinius in
zijn „Natuurgeschiedenis" mededeelt. Later
werd het gewoonte, zich 's morgens den mond
met wyn te spoelen, maar toen gebeurde het
een enkelen keer, dat men den wijn inslikte,
zonder zich daarna te kunnen herinneren, of
men wel gespoeld had. Daarna kwam de tan
denborstel uit China en begon zijn triomftocht
over de wereld. Wanneer overigens, vraagt de
schrijver, zal de vraag beantwoord worden of
de beschaving, de hygiëne en al deze proper
heid een zegen of een dwaling is? De negers
poetsen nooit hun tanden, denken er niet
aan en zij hebben het mooiste gebit der we
reld. De Amerikanen, die dag en nacht de
tanden poetsen, hebben van alle menschen
het meest tandpijn en de meeste tandartsen.
ECHTE FR1ESCHE
SOci.perotn
zachte en geurige rooktabak,?
Een aardige episode uit de Fransche Revo
lutie ten jare 1793.
In de parochie St. Eloi was te dien tijde
tot kapelaan benoemd de abbé Terrion, zoo
van het Seminarie en dat nog wel de jongste,
pas priester gewijd. Zijn kleine gestalte, zijn
bijna kinderlijk gelac* n ietwat verlegen
voorkomen zouden her. en doen doorgaan
voor een jongeling ..oogstens zeventien
jaar. Nietemin had hij juist den vereischten
ouderdom bereikt om priester te kunnen wor
den.
Zooals al de geestelijken in die noodlottige
dagen, was ook hij verplicht zich te verbergen
om aan de vervolging der revolutiemannen te
ontkomen. Hij was dan naar een nabijgelegen
parochie gevlucht en had een onderkomen ge
vonden in een groote boerderij, waar hij zich
als schaapsherder en koeherder verhuurde om
zoo in het geheim toch zijn priesterlijke be
diening te kunnen uitoefenen en ongelukkigen
bij te staan. Alleen de pachter der hoeve wist,
wie de huurling was.
Wees voorzichtig, Eerwaarde, had hij hem
reeds verschillende malen gewaarschuwd, en
laat er aan niemand iets van uitlekken; neem
u vooral voor mijn vrouw in acht. Ze is wel
iswaar een door en door vroom mensch, maar
als ze wist wie ge waart, zou ze u onwillekeurig
verraden door den eerbied, welken ze u zou
willen bewijzen. Ook zou ze zoo trotsch zijn
een priester te mogen huisvesten, dat ze het
weldra aan de groote klok zou hangen en dan
waart gij een verloren man!
De geestelijke, van een vroolijk, opgeruimd
karakter,, zelfs snakerig aangelegd, beloofde,
dat hij de rol van koejongen netjes zou spe
len en, dank zijn kinderlijk voorkomen, zeer
naar het leven den onnoozele zou uitbeelden.
Reeds was hij een paar dagen bewoner der
hoeve, toen op zekeren keer de vrome pach
teres gewetensangsten kreeg, of zij den koe
knaap niet eens moest polsen aangaande zijn
katechismus.
Alex, als ge strakjes thuis komt, zal ik
Er zijn verzamelaars van postzegels, van mun
ten, van schilderijen, maar verzamelaars van
gouden tanden zullen wel zeldzaam zijn.
In Calcutta is er thans echter zoo een gesig
naleerd en, wat lang niet iederen verzamelaar
gebeurt, gearresteerd. Deze heer, een Indiër,
maakte er namelijk een gewoonte van, des
nachts binnen te dringen in de lichtgebouwde
hutten zijner landgenooten en hun gouden tan
den te stelen. Nu moet men niet denken, dat
hij ze hun uit de kaak trok, onder zoo'n be
werking zou zelfs een getrainde Indische fakir
ontwaakt zijn, neen, hij koos als slachtoffers uit
degenen, die bij het ter ruste gaan van hun ge
bit scheidden. Hij was ook precies op de hoogte
van de plaatsen, waar goud kon worden gevon
den, want hij vervulde de betrekking van huis
knecht bij 'n Engelschen tandarts, die 'n groote
inlanderspractijk had. De gouden tanden, die
de baas overdag in.de iniandsche gebitten zette,
haalde de huisknecht er 's nachts weer uit.
Jarenlang bleef hij aan het verzamelen, nooit
nog heèft hij een enkelen tand verkocht. Winst
bejag scheen er dus bij hem niet,vóór te zitten.
Het was zuiver Tart pour Tart. Nu heeft de po
litie aan zijn verzamelwoede paal en perk ge
steld.
je den katechismus eens overhooren. Ver
staan?
Nu, als gij dat verlangt, madame, goed,
antwoordde Alex heel onnoozel.
Bid eens het Onze Vader jongen, zoo be
gon des avonds de eerste godsdienstles.
De jongen begon, maar bleef na eenige woor
den steken, stotterde opnieuw: Onze Vader, die
in de hemelen zijtgeef onskeek dan
verlegen voor zich, om dan verlegen de pach
teres aan te zien, op wier gelaat diep mede
lijden te lezen stond.
Ken jij nog niet eens het Onze Vader?
Hoe oud ben jij dan? Toch al zeker zestien,
dunkt me.
Zieker, madame.
En schaam jij je niet, niet eens het Onze
Vader te kunnen bidden, zeg?
Jawel, madame!
Heeft niemand je dat geleerd?
Jawel, eerwaarde priesters.
Zoo! Dan hoorde je het toch wel wat be
ter te kennen. Nu, ik zal je dan leeren bidden!
Best madame!
En nu begon het goede mensch met engelen
geduld het Onze Vader aan het knechtje voor
te zeggen, deed hem elke zinsnede herhalen;
doch waren ze aan het eind gekomen, dan
scheen hij het begin alweer vergeten, zoodat de
huisvrouw den moed eindelijk verloor en de
kans op slagen verloren waande.
Zoo'n dommen jongen heb ik nog nooit
aangetroffen, dacht ze ten slotte, ongeduldig
opspringend.
Wat 'n ezel. Ga maar naar je vee, dat eer
dan jij zal leeren bidden.
Zooals ge verkiest, madame! sprak de
herder in goedgespeelde onschuld en ging weer
naar de wei.
's Nachts zou een verborgen priester in t
open bosch nabij de hoeve het H. Sacrificatie
der H. Mis opdragen, vertelde de pachter aan
zijn vrouw, opdat deze de andere belangstel
lenden zou waarschuwen.
De pachteres deed de rondte bij alle buur
vrouwen met verzoek van stipte geheimhou
ding. Vooral moesten ze zorgen, dat haar koe-
jongen er niets van te weten kwam, want in
zijn onnoozelheid zou hij alles wel eens kun
nen verraden!
Des nachts was een menigte landlieden te
zamen gekomen op de bepaalde plaats.
Een eenvoudig altaar was onder een boom
opgeslagen, waarachter de priester zich kleed
de voor den H. Dienst.
Aan alle kanten van het bosch stonden
wachten op uitkijk. In de voorste rijen naast
het altaar zat de pachteres in diep gebed ver
zonken. Toen de priester zich naar het altaar
begaf, moest hij vlak voor haar doorgaan,
zoodat ze hem bij het heldere maanlicht goed
in het gelaat kon zien.
Maar wat schrok ze! De priester leek als
twee druppelen water op haar koeknaap
ja ze verwedde alles, dat hij het wasMaar
neen, dat kan toch nietDat zou al te gek
zijnEen stumperd, die nog niet eens het
Onze Vader kendeEn tochals hij het
niet is, is het toch zeker zijn tweelingbroe
der!
Ze luisterde naar zijn stem en zag hem nog
eens aanhet kon niet anders, hij was het!
Maar hoe kon dat nu toch bestaan, hij de
H. Mis lezen? Hij kon nog niet eens bidden!
Toen Zijn Eerwaarde -v" H. Mis uit had en
zich achter het altaar van zijn Misgewaad
ontdeed, kwam de arme pachteres tot hem en
verlegen en beschaamd op haar knieën val
lend, sprak ze stotterend: .Duizendmaal ver
schooning, Eerwaarde heer, dat ik u zoo be-
gromd en gescholden heb, doch waarom ken-
det gij uw gebeden niet beter van buiten?"
iiiniiiiiiinifiiiiniH
Te.V*WMEl£6|
ÊtU
DE HOMMELES
HUElMJ EDUW
DEL hoMMElES>-M/E(ïi0EN
INVOHELVUCHT.
Toch had Jaap gelijk gehad. Toen de bijen verder wandelden kwamen
ze aan de pakhuizen van de hommels. „Kantoren onder den grond,"
stond er op een bord te lezen. Gelukkig dat de portier zat te slapen,
zoodoende konden de bijen stlUetjes den gang in kruipen.
Jaap de Ble en de andere bijen waren zoover gekomen, dat ze door
een raam op het prlvé-kantoor van den Hommelbaas konden kijken.
Deze zat rustig achter zijn lessenaar. Er hingen foto's aan den wand,
die met een vllegmachien genomen waren en het zag er verder
echt deftig uit.
aiiiiiiiii]iiiiiiii|iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiii!iiiiM«iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
A IIO nltnnnó'e °P dlt blad z'3n ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen l Ofjflfl b(j levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/I bij een ongeval met f 2F) 0.- 'S? e,f2ï,h™£ f 125 bü, verlie® f S0.m v2Lf„D f 4 0mm Ir.n6" ïf^rer
jflll€ UOOnne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen tJC/C/C/#4* verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen T i vv» doodeiyken afloop een voet of een oog L£ê%j* duim of wijsvinger been of arm anderen vinger
AANÖIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL
99
21
Hij wees op het verheven teeken van de ver
lossing en den eerbied, welke men daaraan ver
schuldigd was. De processie door de straten
der stad moest een triomf worden voor den
Goddelijken Verlosser. Hij herinnerde er aan,
dat Keizer Heraclius het heilig kruishout van
Calvarie op zijne schouders had gedragen
ik hoop, voegde hij eraan toe, dat gü allen,
zonder menschelijk opzicht, zult verlangen
ftaar dezelfde eer. Nauwelijks had de Pater deze
woorden uitgesproken of Garcia Moreno verliet
zijn zetel, liep naar het kruis toe, nam het op
zijn schouders en droeg het ten aanschouwe
van het geheele volk, met zijn ministers door
de stad.
Met den snellen fabelachtigen groei van het
Christelijk leven en de geestelijke waarden van
het volk, hield de materieele welvaart gelijken
tred. Garcia Moreno was als 't ware het leven
de voorbeeld van het bekende Schriftuurwoord
„Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijne ge
rechtigheid en het overige zal u worden toe
geworpen". Ecuador had voortdurend in ar
moede geleefd. Hier en daar lag vereenzaamd
een enkele welvarende bezitting, doch deze
waren zeer gering in aantal. Een der oorzaken
was zeer zeker de luiheid en onverschilligheid
der bevolking, waaraan de rijke vruchtbare
bodem maar al te gemakkelijk en in overvloed
het noodige om te leven opleverde. Voeg hier
bij nog, dat geen Regeering moeite gedaan had
om de menschen aan het werk te zetten, inte
gendeel, hen dikwijls alleen had gebruikt als
dankbaar object om uit te persen en het laat
zich denken, dat zelfs een matige welvaart ver
te zoeken was. Doch behalve dit alles belette
het gebrek aan verkeersmiddelen den opbloei
van landbouw en industrie.
De natuur was hier het groote obstakel. De
Cordilleras de los Andes, die Ecuador van
Noord tot Zuid in twee helften doorsneed, was
de hoofdschuldige. Een der geweldigste berg
ketenen der wereld, van formidabelen structuur,
een opstopping van reuzen, waartusschen steile
afgronden met bruisefide watervallen en don
derende bergstroomen. Een ontoegankelijk oord.
De Ecuatoriaan reisde te paard en de handels
waren werden op muilezels getransporteerd of
op de ruggen van Indiaansche dragers.
Van Guayaquil naar Quito was, zooals hier
boven reeds vermeld, een krachttoer eerste
klasse. Langs onbegaanbare paden, die voort
durend nog door regens werden weggespoeld,
langs duizelingwekkende afgronden ging de
moeizame tocht omhoog, waarbij men den Ko
lossus Chimborazo passeerde, een knaap van
6300 M., dat is altijd 1500 M. hooger dan onze
Mont Blanc. Bruggen, was een onbekende luxe,
door het water waden, waar dit mogelijk was,
het consigne. Voeg hierbij nog het kolossale
verschil in temperatuur, in een a twee dagen
een overgang van de tropische warme hitte der
kust naar vorst en sneeuw in het hooggebergte
en gij kunt denken dat na alle doorgestane
vermoeienissen en gevaren een goed bed in
Quito een bijzondere weldaad beteekende. Wie
dit ritje van 250 K.M. achter den rug had,
mocht in waarheid zeggen: „Als men verre
reizen doet, dan kan men veel verhalen." Men
had wel eens gehoord van diligences, spoorwe
gen en locomotieven, maar dat waren luxe ar
tikelen, meende men in Ecuador, waaraan niet
te denken viel. Niemand had er ooit aan ge
dacht een weg te maken voor voertuigen. Gar
cia Moreno had dit grootsche plan opgevat om
Quito met den Stillen Oceaan over de Cor
dilleras met Guayaquil te verbinden, reeds ge
durende zijn eerste presidentschap, gelijk hier
boven reeds verhaald.
Garcia Moreno ontwierp den weg in groote
trekken en wilde zoo spoedig mogelijk beginnen,
doch hem trof hetzelfde lot als Columbus, die
de Westelijke landen zocht te ontdekken. Men
vroeg of hij gek geworden was. Schold hem
voor een droomer, een utopist, wiens krank
zinnige ondernemingen de laatste hulpbronnen
van den Staat zouden doen opteren. Hij liet ze
praten en begon de groote heirbaan. Toen
de weg definitief was uitgestippeld kwamen de
gewone moeilijkheden met de eigenaars der
gronden. Bij deze onteigeningen ging hij met
stipte eerlijkheid te werk. Hier en daar stuitte
hij op sterken weerstand, doch hij wist dit in
het belang van den Staat te breken. Maar dit
alles was slechts kinderspel bij het eigenlijke
werk zelf. Vooreerst was het noodzakelijk ab
soluut capabele ingenieurs te vinden om het
werk uit te voeren. Het was een Hercules-
arbeid. Bergen nivelleeren, reusachtige bruggen
en viaducten bouwen. Vervolgens het recru-
teeren van groote groepen arbeiders arbei
der van Ecuador, liever lui dan moe dezen
ten spijt van loomheid en lamlendigheid om
te vormen voor een moeilijke, langdurige taak
en hen continu in het gareel te houden. Maar
met den President viel niet te spotten, dat wist
nu wel zoo ongeveer iedereen in Ecuador. Gauw
en goed en vooral geen gezeur was het motto.
Tien jaren werkten duizenden en duizenden
arbeiders aan dit gigantische project. Meester
lijk had hij weer alles weten ensceneeren. De
arbeiders werden in verschillende groote groe
pen verdeeld. Elke groep was als 't ware een
mobiele kolonie, die een speciaal deel van den
weg kreeg aangewezen. Een dokter was aan
wezig bij elke groep, voor lichamelijke hulp,
evenals een priester voor de zielzorg, 's Zondags
werd In de open lucht de H. Mis gelezen, er
gens hoog, ver weg in de eenzaamheid. In 1862
begonnen, was het belangrijkste deel in 1872
voltooid. Om eenig begrip van dezen Titanen
arbeid te verkrijgen is het voldoende te ver
melden, dat over een lengte van 250 K.M., van
Quito tot Sisambe, het laatste punt der Cor
dillera?, 100 bruggen en 400 viaducten gebouwd
moesten worden. Van Guayaquil tot den voet
van de Cordilleras, de z.g. Kuststreek, werd de
eerste spoorweg gelegd. Eten maatschappij be
gon een vasten dienst met diligences. De on
derneming, 10 jaar geleden als een krankzin
nige dwaasheid gebrandmerkt, was werkelijk
heid geworden en Garcia Moreno gewroken!
Al het materiaal, de palen en de draden, voor
een telegrafische verbinding tusschen Guaya
quil en Quito, lagen gereed, toen hij in 1875
zijn leven beëindigde. Nadien duurde het ech
ter nog 12 jaren, vóór deze verbinding tot
stand kwam. En het begin van den spoorweg,
op hetzelfde traject in 1873 begonnen, onder
vond door zijn dood mede groote vertraging.
Eerst in 1908 kwam de eerste trein uit Guaya
quil In Quito aan!
Reeds om deze onderneming verdiende Gar
cia Moreno naam en faam, doch hierbij bleef
het niet. Nog 4 andere groote wegen werden
aangelegd om het binnenland met de hoofd
stad te verbinden. De havens aan de kust wer
den bevaarbaar gemaakt voor groote stoom
schepen en de kust van vuurtorens voorzien.
Niets moeder dan de rust gaf Garcia Moreno
ook zijn aandacht aan de hoofdstad zelf. Qui
to, gelegen in een kuil, in een van de uitloo-
pers van den Puichincha, den 4500 M. hoogen
vulcaan, was als een adelaarsnest verborgen in
den Andes. Te dien tijde was de oude stad nog
in een deplorabelen toestand, slechts een der
straten was voor wagens bereidbaar. Gedu
rende de zware regenbuien was het zelfs ge
vaarlijk de straten te voet over te stekep, daar
het watèr van den berg door de amphitheaters-
gewijze gebouwde stad in donderende vaart de
steile straten afkwam stroomen. Nauwelijks aan
de Regeering gekomen, bracht hij ook hier ver
betering. „Aux grands maux, les grands re-
mèdes." Zoo ook hier.
Ete was maar één afdoend middel om het
water te keeren. De bovenstad afgraven en de
benedenstad ophoogen. Ook hier werd de ont
werper krankzinnig en stapelgek verklaard.
Moest die man niet opgesloten worden, die bijna
de heele stad onderste boven wilde gooien. Een
lawine van critiek en van verwenschingen stort
te zich over hem uit. Zij, wier huizen afge
broken zouden moeten worden, bliezen natuur
lijk het hardst van den toren. Zijn gewoonte
getrouw, liet Garcia Moreno de schreeuwers
schreeuwen en begon de afbraak en den op
bouw tevens. De smerige, moerassige straten
werden in mooie bestrate wegen veranderd,
met zeer kleine helling, zoodat de wagens zon
der gevaar konden voortgaan. Het water uit de
bergen werd afgeleid en aan het waterballet
in de stad kwam een einde. Toen hij hiermede
gereed was, begon hij de publieke gebouwen,
die totaal verwaarloosd waren, te restaureeren.
Het hoofdplein van Quito de Plaza Mayor,
een groote modderpoel gewoonlijk, herschiep
hij in een plein met prachtige bloemen en boo-
men. Zijn ideaal was van Quito een klein
Parijs te maken en de nieuwe gebouwen, die
hij oprichtte, getuigden van zijn ijver in die
richting. En Quito herkende zich zelf niet meer
enieder eerlijk burger ging trotech op den ge-
nialen man, die zijn hart en zijn liefde aan hen
en aan hunne stad verpand had.
(Wordt vervolgd).