Het Mirakel van La Salette ^@§11 BÉi RADIO-PROGRAM OP HET NIPPERTJE AAN DEN E VIJANDEN VAN HET BIJENDORP Gabriël cia Moreno I MAANDAG 23 MEI TREURENDE LIEVE VROUWE De boodschap der H. Maagd Dinsdag 24 Mei r m »>Welnu, lieve kinderen, vertelt geheel mijn volk, wat ik jullie heb gezegd ■Hiiaiïfi Onze Lieve Vrouw van la Salette f VERHAAL VAN DEN DAG iimiiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiuiMuiiuiiiUii AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL O (Vervolg) Melanie is het eerst wakker en wordt een °ogenblik ongerust als ze haar koeien niet Met. 2e wekt Maximin en na eenig zoeken vin den ze de dieren, die kalm achter een ter- teinplooi staan te grazen. Melanie herin hert zich nu, dat ze haar broodzak bij de bron heeft achtergelaten en Maximin ver gezelt haar om den zak te halen. Als zij bij de bron komen zien ze plotse- "hg een lichtenden bol, welks vurige schijn die van het zonlicht verre overtreft. De lichtende bol is ongeveer een meter breed, doch verblindt hen niet. „Lieve hemel, zie je dat licht!" roept Me lanie angstig. De vraag is echter overbodig: Maximin ziet het licht eveneens. Op hetzelfde moment wordt de lichtbol êeopend; alsof een gordijn van boven naar oeneden wordt getrokken. Sprakeloos van schrik en angst zien de kinderen nu een hoofd, handen, die het gelaat eener vrouw bedekken en ellebogen, die op de knieën der vrouw rusten. Geen twijfel mogelijk; het is een mensch, een Schoone Dame, zit tende en weenende op de steenen bank. Nauwelijks heeft de kleine maar kordate Maximin haar gezien, of hij zegt tot Me lanie: „Houd je stok vast; ik houd mijn stok Maar; als ze ons kwaad doet, geef ik haar ten slag!" Dat zegt Maximin in zijn eerste opwel ling van angst. Doch als hij ziet, dat de »Schoone Dame" zooveel verdriet heeft, denkt hij, dat het misschien een ongeluk kige moeder is, die door haar ondeugende finderen geslagen werd en naar 't gebergte Js gevlucht. En hij voelt zich gedrongen, haar tegen die slechte kinderen te bescher- teen. Aldus zijn de gevoelens van den goedhar- %en knaap bij het zien van de groote sihart der onbekende; gevoelens, die juist °P hun plaats zijn, daar de „Schoone Dame" hiemand anders is dan Onze Lieve Vrouwe, °hze Moeder, die treurt over het wangedrag ten Haar aardsche kinderen. Het doel Harer komst is echter niet ons af te schrikken door Haar onverwachte ver schijning, doch wel, onze betere gevoelens °P te wekken en onze harten te verteede- ten. Zij laat de beide herderskinderen dan °ok niet den tijd, nog angstiger te worden cn terwijl, zij langzaam opstaat en twee of nrie passen in hun richting doet, zegt ze v*net een bijzonder vriendelijke stem: „Komt dichterbij, lieve kinderen en hebt Seen angst; ik ben hier gekomen om jullie ten groot nieuws mede te deelen". Zij keert zich een weinig naar rechts en doet langzaam eenige passen in zuidelijke Mchting. Denkende, dat de Schoone Dame haar Jteg naar een iets lager gelegen gedeelte van het terrein zal vervolgen en trouwens voe dde, dat hun vrees als bij tooverslag ver dwenen is, loopen de beide kinderen op haar tee. Doch plotseling blijft zij staan, zoodat Melanie en Maximin, die haar reeds voorbij jteren, op hun schreden moeten terug keren. En nu staan zij vlak tegenover de terschijning, op nauwelijks 50 centimeter Mstand; het jongetje rechts van het meisje. De boodschap Toen de Schoone Dame van haar bank «Pstond, was de lichtbol aanmerkelijk groo- ter geworden en had nu een doorsnee van teven tot acht meter. Zonder de minste /tees waren de beide kinderen binnen dit falend, onbeweeglijk licht getreden, dat hen geen moment verblindde. En nu be fte t de verschijning te vertellen wat Haar Moederhart zoozeer met smart vervult. >.Indien Mijn volk zich niet wil onderwer- '•ben, zaï gedwongen zijn, de armen van '•Mijn Zoon te laten dalen. De last, die '•deze armen moeten torsen, is zóó zwaar, '•dat ik ze (de armen) niet meer opwaarts '•kan houden. Ontzettend lang en veel heb >>Ik voor u geleden. Wil Ik, dat Mijn Zoon ••d niet aan uw lot overlaat, dan moet Ik "°nophoudelijk voor u blijven bidden. Gij '•tehter blijft onverschillig. Ge kunt nog Zoveel bidden of goede werken verrichten •fM ge wilt; nooit zult ge Mij kunnen be- '•ïoonen voor het verdriet, dat Ik uwent- lijd. „Zes dagen heb Ik u gegeven om te wer- „ken; den zevenden dag heb Ik voor Mij „gehouden en zelfs dezen gunt men Mij nog „niet. De karrevoerders en vrachtrijders „zweren en lasteren bij den Naam van Mijn „Zoon. Deze beide dingen drukken „loodzwaar op Zijn Armen. Indien de oogst „mislukt, dan is het uw eigen schuld; Ik „heb het u verleden jaar laten zien toen „alle aardappelen bedorven waren, doch gij „hebt er geen aandacht aan geschonken. „Integendeel; als de aardappelen bedorven „zijn, dan vloekt gij en lastert den Naam „van Mijn Zoon. Het zal zoo verder gaan „(het bederven der aardappelen) en tegen „Kerstmis zult gij geen enkele in uw kel ders hebben". Bij dit gedeelte der boodschap kijken de beide kinderen vragend naar de Schoone Dame; zij weten niet wat „aardappelen" en andere vreemde woorden der onbekende beteekenen. Waarop deze zegt: „Aha, lieve kinderen, jullie verstaat niet „goed Fransch; welnu, dan zal ik het op een andere manier vertellen." Zij herhaalt nu den laatsten zin in het dialect van Corps en gaat op dezelfde wijze verder. „Indien ge koren hebt, dan behoeft ge „het niet te zaaien; de velddieren zullen „het vreten. En het koren dat rijpt, vervalt „tot stof voordat ge het kunt dorschen. Er „zal een groote hongersnood komen, doch „voordat deze komt, zullen de kinderen on- „der de zeven jaar door een hevige sidde ring bevangen worden en sterven in de „armen van de personen, die hen dragen; „anderen zullen boete doen door den hon- „ger. De noten zullen geen olie geven en de „druiven zullen verdorren aan de ranken." Na deze woorden spreekt de Heilige Maagd nog verder, doch alhoewel ze de lippen ziet bewegen, verstaat Melanie de woorden niet: Maximin ontvangt zijn ge heim. Weldra ontvangt Melanie het hare en nu hoort Maximin niets van de hemel- sche boodschap. Als de Schoone Dame elk der beide kin deren hun geheim heeft gegeven (in het Fransch) vervolgt zij in het plaatselijk dialect: „Doch als zij zich bekeeren, zullen zelfs „de zandgronden en rotsen in vruchtbare „korenakkers veranderen en de aardappe lenoogst zal rijker zijn dan ooit te voren." „Doet ge iederen avond goed uw gebed, lieve kinderen?" vraagt ze vervolgens. Waarop de beide kleinen antwoorden: „Neen, mevrouw!" „O, lieve kinderen, ge moet het toch „doen; iederen avond en iederen morgen; „indien ge niet beter kunt, dan bidt ge „slechts een „Onze Vader" en een „Wees „Gegroet", doch als ge tijd hebt en het „beter kunt dan moet ge meer bidden. „Slechts een paar oude vrouwen gaan nog „naar de H. Mis; alle anderen (dus ook de „mannen) werken gedurende den zomer „iederen Zondag. En gaan ze al eens een „enkelen keer naar de kerk, dan is het „slechts om over het geloof te spotten; ge durende den vastentijd vreten ze vleesch „als uitgehongerde honden." „Hebt ge nog nooit verdord koren gezien, lieve kinderen?" vraagt ze vervolgens. „Neen, mevrouw, dat hebben we nog nooit gezien", antwoorden beiden. Zich nu in het bijzonder wendend tot Maximin, die trouwens den sterksten na druk legde op zijn ontkenning, zegt de Heilige Maagd: „Jij, beste jongen, je hebt het wel eens „gezien. Herinner je maar toen je met je „vader in het dorp Coin was. Een der boe- „ren zei toen tot je vader: „Kom eens kij- nmsmiiBiuiDiiiHiuiuimrïïTnniniimis Als het koud is, Is de kachel Steeds voor ons het Paradijs! Nu het heet is, Is het logisch, Snakken wij dus Ook naar ijs! Nooit vindt ijs toch Die waardeering Als bij hitte In 't kwadraat. De natuur toch Van de menschen Loopt nooit mede Met den draad! Dus de ijsjes Doen thans opgeld, En de ijsvraag Klinkt in koor: Op veranda's, Op terrassen, In garages, Op kantoor! Wat de winter Niet wou geven.... Ja, het klinkt wel Iets onwijs; Deze zomer Is een zomer, Door zijn hitte.... Met veel ijs! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) r.iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiininiimiinniininiiniMininiiiiiiiniiimiuiin „ken: al mijn koren verdort". Je ging met „je vader naar het veld en je vader nam „drie korenhalmen in zijn hand. Hij wreef „ze tusschen zijn vingers en ze vervielen „direct tot stof. Toen je met je vader naar „Corps terugkeerde en jullie nog een half „uur buiten het dorp waart, gaf je vader „je een stukje brood en zei: „Eet dit, mijn „jongen; dit jaar hebben we nog brood, „maar als het zoo doorgaat met het koren, „weet ik niet of we volgend jaar iets heb- »ben." x Waarop Maximin onmiddellijk zei: „Dat komt uit, mevrouw; zooeven herinnerde ik het mij niet." De Heilige Maagd eindigde haar bood schap met de volgende, in 't Fransch ge sproken woorden: „Welnu, lieve kinderen, vertelt geheel mijn „volk wat ik jullie heb gezegd". Begrijpende, dat de Schoone Dame Haar gesprek geëindigd had en Haar weg wilde vervolgen, trad Maximin een weinig achter uit en plaatste zich rechts van Melanie. De Heilige Maagd kwam inderdaad langzaam vooruit, passeerde de droge bedding, waar in gewoonlijk het water van de bron vloei de en herhaalde op de plaats, waar tegen woordig het tweede kruis der 14 lijdens staties zich bevindt: „Welnu, lieve kinderen, vertelt geheel „mijn volk, wat ik jullie heb gezegd". De Verrijzenis De Schoone Dame vervolgt haar weg on geveer vijftien meter. Ze schijnt over den bodem te zweven en als de beide herders kinderen zien, dat de Schoone Dame hen gaat verlaten, loopen zij Haar achterna. Maximin loopt naast Haar, terwijl Melanie twee of drie passen voor Haar blijft. Zoo vergezellen ze de Moeder Gods tot de plaats, waar heden het beeld der Verrijzenis staat. Daar stijgt ze plotseling ongeveer ander hal ven meter omhoog en blijft aldus enkele seconden boven en tusschen de beide kin deren zweven. Zonder verder schijnbaar eenige notitie van de beide kinderen te nemen, wendt de Schoone Dame den blik hemelwaarts en kijkt dan eenigen tijd in Zuid-Oostelijke richting (Rome). Dan ziet ze even naar de voor Haar staande Melanie en stijgt lang zaam omhoog. De Schoone Dame verdwijnt: eerst het hoofd, vervolgens de schouders enz. Als nog slechts Haar voeten zichtbaar zijn, strekt het jongetje de hand uit om een der rozen te grijpen die haar schoenen tooien. Doch alles versmelt. Slechts een stralend licht blijft over, dat op zijn beurt eveneens in de diepte des hemels verdwijnt. De authenticiteit der ver schijning en gesproken woorden „Het was vast en zeker Onze Lieve Vrouwe", zegt Melanie, die het eerst durft spreken. „Als ik dat had geweten, dan had ik Haar gevraagd, mij mee te nemen naar den hemel", antwoordt Maximin naïef. Dien dag bleven de kinderen nog een paar uur op den berg en 's avonds keerde ieder terug naar zijn eigen dorp. Onderweg vroeg Maximin aan Melanie: „Wat zei de Schoone Dame toen ze sprak en ik het niet hoorde? „Ze heeft me verboden, het geheim aan anderen mede te deelen", antwoordde Me lanie. „Mij heeft ze ook iets verteld, waarover ik met niemand mag spreken", merkte Maximin op". Das was alles. (Slot volgt) HUIZEN 1875 M. Uitsl. KRO-uitzending 8.009.15 en 10.00 Gramofoonpl. 11.30 Gods dienstig halfuurtje. 12.15 Trioconcert. 1.45 Gramofoonp.l 2,00 Vrouwenuurtje. 3.004.00 Modecursus. 4.15 Gramofoonpl. 5.00 Orkest concert. 7.10 De macht van het levende woord door J. Taal. 7.45 Verbondskwartiertje. 8.00 11.00 Orkest en koor-concert door de Kon, Utr. Mannenzangver. 11.0012.00 Gramo foonpl. HILVERSUM 296 M. Uitsluitend AVRO-uit- zending. 8.00 Gramofoonpl. 10.00 Morgenwij ding. 10.15 Gramofoonpl. 10.30 Concert Mevr. G. AnkersmitStrating (piano), Jo Toet (zang), Egb. Veen (begel.) 11.00 Kookpraatje. 11.30 Vervolg concert. 12.002.15 Omroep kleinorkest o.l.v. N. Treep m.m.v. G. Holthaus (zang), 2.152.45 Causerie „Apah-Mati". 3.00 Knipcursus. 4.00 Pianorecital door Greet Wort- man. 4.50 Radiokinderkoorzangles o.l.v. J. v. Hamel. 5.00 Dinermuziek door het ensemble Sarközzi. 6.00 Gramofoonpl. 6.30 Orgelconcert (vanuit het Kurhaus) door Pierre Palla. Zang door Albert de Booy. 7.30 Causerie over een reis naar Griekenland. 8.00 Omroeporkest o. 1. van N. Treep. Egon Petri (piano). Pianocon cert in a kl. t. op. 54, Schumann. 8.30 „Dolores Divine schuldig of onschuldig", radio-drama van Kenneth M. Ellis. 9.15 Omroeporkest o. 1. v. N. Treep, o.a. Ouv. Leichte Cavallerie, Suppé. 10.00 Vaz Dias. 10.1512.00 Kovacs La- jos en zijn orkest. RefreinzangBob Scholte. In de pauzes, gramofoonpl. DAVENTRY 1554 M, 12.20 Orgelconcert Reg. Foort. 1.20 Leonardo Kemp's orkest. 4.50 Grosvenor house orkest o. 1. v. J. Meeus. 5.35 Kinderuur. 6.50 Mozart's pianovariaties. 7.40 BBC-orkest o. 1. van A. Boult, o.a. Suite „E1 Amor Brujo", de Falla. 9.45 „Empire Day programma". Toespraak van Ramsay MacDo- nald. 10.5012.20 Jack Harris' band. PARIS „RADIO-PARIS" 1725 M. 8.05 en 12.50 Gramofoonpl. 8.20 Cabaret. 9.05 Hoor spel. KALUNDBORG 1153 M. 12.20—2.20 Concert 3.205.20 Otto Fessels orkest. 10.05 Pianoreci tal 10.3511.20 Moderne operettemuziek. LANGENBERG 473 M. 7.25—7.50 Gramo foonpl. 7.508.20 Orkestconcert o. 1. v. Lade wig. 11.4012.20 Gramofoonpl. 12.2012.40 Concert uit München. 12.40 Gramofoonpl. 1.20 2.50 Concert door werklooze musici. 5.20 6.35 Namiddagconcert. 8.50 Sted. orkest Mini ster o. 1. v. Wolf. ROME 441 M. 8.25 Gramofoonpl. 9.05 Na tionaal Feest. 9.50 Opera. 2de en 3de acte „L'Arlesiana" van Fr. Cilea. BRUSSEL 508 en 338 M. 508 M. 12.20 Gra mofoonpl. 5.20 Concert o.l.v. Kumps. 6.40 Gra mofoonpl. 8.20 Concert o. 1 v. André, o. a. Le Cygne, St. Saëns; Hong. Rhapsodie, Liszt. 10 30—11.20 Gramofoonpl. (Dansmuziek). 338 M. 12.20 Gramofoonpl. 5.20 Dansmuziek. 650 Accordeon-concert door Fraet en Franc ken. 8.20 Zangkoor „De Sydikale Galm" o.l.v. Wagendorp en Accordeonclub „De Toekomst", o.l.v. J- Camps, o.a. Le Rossignol, Mendels sohn en „Morgenrood", de Nobel. ZEESEN 1635 M. 8.20 „Der Holsdieb", opera comique met muziek van Marschner. 9.35 Concert door het orkest van de Berlijnsehe Staatsopera o. 1. van Erich Kleiber. Hierna tot 12.20 Concert door de Weintraubs. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Reeds sedert langen tijd was Frankrijk in oorlog met Engeland, zijn eeuwigen mededin ger. De Oceaan was het tooneel van onophou delijke gevechten, van roemrijke worstelingen. Op zekeren dag wandelde een man van hooge gestalte, met een open en stoutmoemg uiterlijk, gekleed in de uniform van zee-kapitein, rustig op het strand van Bergen, toenmaals een neu trale haven van het koninkrijk Zweden. De voorbijgangers, die hem kenden, wezen hem aan wie hem niet kenden en de spontane be wondering van deze laatsten uitte zich door een enkel woord: Jean Bart! Het was inderdaad Jean Bart, die op den oever wandelde, terwijl hij de zee beschouwde, die hij voor tweede vaderland had gekozen. Nog een week, bromde hij tusschen de tanden. Dan moet mijn schip zeilen temidden der stormen en der vijanden! Ik heb genoeg van die berookte huizen, van dat groen. Golven, blauw of wit van schuim, wolken meegevoerd door den wind of zich op stapelend, geladen met onweer, dat heb ik noo- dig. Gelukkig, dat we weldra vertrekken. Dan zullen mijn flinke gezellen me de verloren oogenblikken wel helpen inhalen. Die overpeinzingen, welke hij half overluid gehouden had, hadden hem belet een wandel- genoot op te merken, die hem sinds een korten tijd met langzame schreden volgde en die hem met zijn kleine, grijze, onder dikke wenkbrau wen verborgen oogen onderzoekend aanzag, als een gier, die van boven een loodrechte rots, vanwaar hij het omringende land beheerscht, zijn prooi bespiedt. Deze gezel had een ver van gunstig uiterlijk; klein, grof, ineengedrongen, met korte beenen en een smal en laag voor hoofd, boezemde deze persoon op het eerste ge zicht zoo weinig vertrouwen in, dat Jean Bart, toen hij, zich omkeerend, tegenover hem stond, onwillekeurig een beweging van afkeer en bijna van walging maakte. Wat moet je met me? vroeg hij hem op ruwen toon. Een oogenblik met je praten. Ken je me dus? Ben je Jean Bart niet? Ik heb het altijd gedacht. Welnu, ik wil je zeggen, dat ik graag met zoo'n bekenden confrater zou spreken, want, zie je, ik ben ook van het vak. Ze noemen me kortweg „le Traqueur" of Jean le Traqueur. En daarop liet Jean le Traqueur een droog lachje hooren, trok werktuigelijk aan zijn lange, roode bakkebaarden en streelde zijn kin, want ook hij was een beroemdheid. Men vreesde hem in de zeestraten en de zwarte vlag, die hij meestal in plaats van die van Engeland, zijn vaderland, uithing, deed de koopvaardijschepen, die hem in den mist bemerkten, ver weg vluchten. Ik had liever door kanonschoten kennis met je gemarkt, hernam Jean Bart, want je hebt je proeven al afgelegd. En ik zoek je al sinds maanden. Je zoekt niet goed, kameraad, want ik ver berg me niet. O, ik zal je wel vinden, wees daar maar zeker van. Wanneer het je belieft. Wat mij betreft, daar je me er ondanks je stuursch gezicht als een goede kerel uitziet, zal ik, indien ik je ooit ontmoet, je schip doen zinken, opdat je niet de schade zult hebben, net op sleeptouw van het mijne te zien en om je aldus de achting te toonen, die ik voor je heb. Goed, en kom nu ondertusschen bij mij aan boord dejeuneeren. Wij zullen eerst eens met de glazen klinken, voordat we het met ka nonkogels doen. Mijn manschappen zouden ongerust zijn. Je weigert dus? Dat is niet mooi. De ge- FILM- MAURICE VANPE fi Nu ging Jaap voorzichtig verder. Hij kwam aan het gewone l.antoor en hoorde een zacht gehuil. „Meneer de directeur," hoorde Jaap zeggen, „ik zal voortaan beter werken." Maar daar wilde de directeur niets van weten. „Neen, Je zit heel den dag in den spiegel te kijken,'' zei de hommel, „hoepel maar op," en de typiste, een wesp, ging heen. Vlug ging Jaap de kantoorjuffrouw achterop. „Als Je bij mij kor werken, krijg Je nog meer dan bij die hommels hier," zei Jaap e dat vond de Juffrouw natuurlijk fijn. „Ik zal Je bij de honingpor brengen," stelde de Juffrouw voor en Jaap vond dat zóó'n re idee, dat le de wesp direct een week salaris uitbetaalde. !IIIUl(lUl[UII!lllUltlllllillilllUilUlllUlillltUIIIIUII!!l!li!l![!llllllll!l!IUl!llil!lliillll!l!!ll[lilUlllil!Ullllilllllir A II* OP dit blad zijn Ingevolge de verzekerlnssvoorwaarden tegen Ofififï bH levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/1 bij een ongeval met O Cf) bi) verlies van een hand 1 bi) verlies van een f Cfi m WJ een breuk van f AQ 5®* •Alle a bonne S SEgevallen verzekerd voor een dervolgendemtkeertogen oUUU.- verlies vanbilde armen, beide beenen of beideoogen I 'OU,- d6odel«ken afloop &DU.~ een voet of een oog I duim of wijsvinger I OU. been of arm I tU. anderen vinger flnnnro»imniinini« FEUILLETON «2. j Waar haalde Garcia Moreno toch de midde- jte vandaan, om dergelijke werken te onderne- Deze vraag zal wel haast bij een ieder bkotnen, doch deze vraag wordt een compleet jte'dsel als men weet dat hij wel is waar bui- 'dandsche leeningen sloot, echter daarnevens a belastingen verlaagde, de salarissen van de hal naren verhoogde, een groot deel van de Ojonale schuld afloste en tegelijkertijd de Tm van de Publieke spaarkassen verhoogde, jj, goed begrip van de financiën van Ecuador V ehe dat een groot deel van het zwakke bezit q'^°nden werd door de herhaalde revoluties en tanden. De burgerlijke ambtenaren en voor tij*® militairen veel te groot in aantal, vorm- - een ander groot lek, waardoor de nationale teldi ben wegstroomden. Dezen Augiasstal op te Ijg^ben was een kolfje naar Garcia Moreno's vlop- surplus van ambtenaren liet hij af- 'en, onbetrouwbare individuen in Staats- ?ie; ^iln Werden afgezet. En dat waren er legio, Voorgangers gebruikten den Staat en de Staatsmacht om zich te verrijken en hunne steunpilaren de ambtenaren werkten op het zelfde stramien, waardoor onnoemelijke finan- cieele schade aan staat en burgers werd aan gericht. Garcia Moreno bevorderde verder sterk han del en industrie, in het verleden verwaarloosd alsmede den productieven arbeid, bron van wel vaart en rijkdom. De gevolgen van deze wijze politiek bleven niet uit, de staatsfinanciën gingen met spron gen vooruit ondanks de kolossale werken, hier boven geschetst, die hy liet uitvoeren. Voor zich zelf eischte hy niets en toen hy de salaris sen der ambtenaren verhoogde en een vriend van hem zeide, nu ook zyn eigen honorarium te verhoogen, antwoordde hij: „Ik ben presi dent, niet om me te verrijken, maar om het vaderland te dienen." Moge uit bovenstaande lotgevallen van Gar cia Moreno's levensloop ook al zyn karakter en eigenschappen naar voren zyn gekomen, het kan toch nut hebben, om bij de juiste beoor deeling van zyn persoon een nauwkeuriger en gedetailleerder beschryving te geven van dezen mensch en van dezen Christen. De natuur had Garcia Moreno begiftigd met die eigenschappen die den ondernemenden mensch vormen. Zyn zeer groot en diep ver stand vatte met een enkelen oogopslag de meest ingewikkelde zaken, het hoe en waarom der din gen zag hy direct voor zich staan in zijn geest. Deze kostbare gave, gevoegd by de diepgaande kennis van regeeringszaken gaf aan zyn beslui ten een karakter van zekere beslistheid, die meer dan eens zyne omstanders en mederegeer ders verbaasden. Aanstonds voelde men by zijn verschynen een autoriteit voor zich te hebben. Groot van gestalte en sterk van gestel met een nobel en waardig voorkomen en fermen stap, scheen hy gehaast, als iemand die geen tijd te verliezen had. Alles verraadde in hem een impulsieve activiteit en eqn onverwoestbare energie, zyn mooi welgevormd hoofd was reeds vroeg vergrysd, sporen van harden arbeid en nachtbraken; zijn hoog voorhoofd boezemde respect in; zyn groote mooie levendige warme oogen boorden door iemand heen en konden in oogenblikken van verontwaardiging zulke ver- netigende bliksems schieten dat schuldigen er van beefden; zyn zware sonore mannelyke stem sprak met korte afgebeten zinnen, leven dig, met pakkende beeldspraak, impulsief en gedecideerd, met onverbiddeiyke logica en gaf aan zyn redevoeringen en toespraken een ka rakter van onbetwiste autoriteit. Elke trek van zyn expressief gelaat sprak van onverwoestbare wilskracht. Aan zyn geheele levenshouding lag deze diepe overtuiging ten grondslag, n.l. dat de wetten van het Katholicisme, de eenigste wetten ter wereld zyn die zoowel de naties als de indivi dueen redding bieden en dat het bygevolg de eerste taak van een regeerder is de Kerk al hare rechten terug te geven die de revolutie haar had ontroofd. „Alles voor de Kerk en het volk, want wie het koninkrijk Gods zoekt, krygt alles toegeworpen", placht hy te zeggen. Met het gouvernementeele liberalisme, spe ciaal gegrondvest om de teugellooze vryheid ruim baan te laten, de Kerk allen invloed op maatschappij te ontzeggen, was de regeering van het kwaad verzekerd. Daar nu Garcia Moreno tot eiken prijs de heerschappij van het goede wilde, stelde hy te genover de leuze der liberalen deze kinderen der Fransche revolutie de leuze van het Ge zag: „Vryheid voor allen en alles, behalve voor het kwaad en de kwaaddoeners" en een van zyn andere slagzinnen luidde: „Zonder kracht wordt het goede niet gedaan, reden waarom de kracht in dienst van het recht moet staan." Ondanks zyn heftig karakter en zyn buiten gewone talenten wist Garcia Moreno de nede righeid te bewaren. Zijne vyanden plachten hem voor te stellen als barstend van trots en eer zucht, doch de feiten wezen telkens opnieuw uit, dat hy niet zich zelf, doch het Ryk Gods en het volk zocht te dienen* Getuige o.a. zyn twee presidentschappen, die hem als het ware opgedrongen werden. Te midden van de over vloedige scheldpartyen in de periodieken van de revolutionnairen, waarop hy byna dagelijks werd vergast, hoorde men hem dikwyls zeggen: „Wat 'n geluk, behandeld te Worden als Jezus Christus en Zijn H. Kerk." In menigvuldige heftige disputen gewikkeld, voor hy aan de regeering kwam en later ook als president, wist hy in den kamp van geen par don, doch nooit was zyn pogen zyn tegenstan der persoonlyk te krenken of te beleedigen, steeds stond hy op de bres als kampioen om de waarheid te wreken of ze beter in het licht te stellen. De waarheid boven al. Als een of andere liberaal of revolutionnair de liberale leerstellin gen als meer opportuun met ydele drogrede nen wilde verdedigen, was hy op zyn post, rukte het sofisme uit elkaar, drong door het den grond der dingen en zette alles met zulke dui- delyke argumenten uit een dat er geen plaats meer was voor uitvluchten. „Bij wiskunde is er geen sprake van welsprekendheid doch van cy- fers; by wysbegeerte en staatkunde niet van praatjes, doch van redeneeringen." Overigens was hy zeer bescheiden bij zaken die niet den godsdienst of het recht raakten en weerstond hy dan gemakkelyk tegenspraak: „U zult wel gelyk hebben, u kent deze kwestie beter dan ik", zeide hy dan. Zelfs by zyn grootste triomfen verhoovaar- digde hy zich niet, doch bracht slechts dank aan God. By de openthg van het Congres waren zyn eerste woorden aan den Allerhoogsten ge- wyd «n sloot hy met den zegen des Hemels over den gemeenschappelyken arbeid voor het va derland af te vragen. Overtuigd van zijn onmacht uit zich zelf het goede te doen droeg hy zyn arbeid en werken aan God, aan de H. Maagd op, vroeg den zegen van Pius IX en beval zich aan in de gebeden van zyn heilige oude moeder en van een blinde zuster, waarvoor hy groote vereeering gevoelde. Zijn lichaam koesterde hy niet, integendeel hy beschouwde het als een lastdier dat de orders der ziel had uit te voeren. Geen feesten, geen ontspanningen, doch een leven van con stanten arbeid was niet alleen de leus, maar ook de practyk. In de eerste morgenuren op, ging hy ter kerke de H. Mis bywonen en in me- xegenheid doet zich misschien niet meer voor. Komaan! een beetje moed! Goed, aangenomen. Jean Bart, vol edel vertrouwen in zyn vyand, dien hy even loyaal dacht als hy zelf was, nam zelfs niet de moeite, zijn matrozen te waarschuwen, en, in het bootje van den En- gelschen kapitein springend, maakte hy zich gereed om aan het dejeuner deel te nemen, waartoe hij op zoo zonderlinge wyze was uit- genoodigd. De maaltyd was allervroolykst. De twee oude zeerobben ledigden meer dan één boordevol glas wijn van iedere soort en vertelden meer dan een avontuur dat de haren ten berge deed rijzen. By het dessert zeide de gastheer tot Jean Bart: Ken je Plymouth? Of ik het ken! Ik heb in die bekoorlyke plaats gewoond, en je regeering wilde er mU zelfs een verblyf voor mijn leven geven. En je hebt geen zin, om er weer naar tc* te gaan? Niet erg. Dat verblijf is niet aangenaam voor iemand, die gewend is, de buitenlucht in te ademen, en vooral de lucht der vryheid. Maar wat drommel, waarom doe je me al die vragen? Ben je misschien van plan my er heen te brengen by het eerste gevecht, dat wy zullen leveren? voegde onze Franschman er by. Heel wat beters. Zeg op. Ik heb gezworen, je dood of levend te ne men. Ik houd myn belofte. Je bent mijn ge vangene. En zijn fluitje grijpend, liet Jean le Traqueur een scherp en gerekt geluid hooren. Maar hfj had buiten den waard gerekend. Hy had zyn zin nog niet beëindigd, of Jean Bart, begiftigd met een zeldzame kracht, drukte met een krachtigen vuistslag de deur in en wierp de zeelui, die op het appél van hun kapitein geko men waren, tegen den grond. Deze laatste ging na hem de deur uit, maar langzamer en, terwyl hy zich in de handen wreef, zei hy: Laat hem maar begaan, jongens, wy heb ben hem te pak'""* In weerwil va^ zyn zelfvertrouwen, zyn van voldoening getuigend uiterlyk, verbleekte de Engelschman, toen hy op de brug van het schip kwam. Hy, dien hy reeds gekneveld en onder in het ruim geworpen waande, stond bij een vat met kruit, dat men bezig was in de kruitkamer te bergen, kalm en koel, met een brandende lont by de opening van het vat. Jean Bart wachtte geduldig op de komst van „le Traqueur". Ben je daar, lafaard, schreeuwde hij hem toe, zoodra hy hem bemerkte. Je speelt daar een aardig spel. Enfin, je ziet, dat men Jean Bart niet zoo gemakkelyk neemt als je dacht. By dit woord van Jean Bart voer een sidde ring van schrik en van eerbied door de leden der omstanders, die hun meester nooit inlichtin gen vroegen over de vijanden, waarvan hy zich vrij dikwijls op dezelfde wyze meester maakte. En nu, hernam de Franschman, myn vry heid, of we dansen allen tezamen. Neen, riep „le Traquer" schuimbekkend van woede. De kapitein l :gt zich niet goed, mom pelden eenigen. Nu, wat zou dat? riep een stem. Wy willen liever sterven, dan je by dit gemeene bedryf te helpen. De anderen waren klaarbiykelyk van dezelfde meening, want „le Traqueur", die door zijn mannen bedwongen werd en die vreesde, zyn gezag te verliezen, indien hy weerstand aan hen bood, beval knarsetandend, een barak in zee te laten. Zoo ontsnapte Jean Bart door zyn moed en zijn tegenwoordigheid van geest aan een vijand. ditatie zyn groote plichten voor oogen houden, die hü dien dag vervullen moest. Vervolgens ging hy naar het hospitaal om zyn dierbare arme zieken te bezoeken, daarna begon hy zyn eigeniyke dagtaak, de staatszaketf. Zyn recrea tie bestond in de inspectie van een of ander pu bliek werk. Alleen den avond passeerde hy in den familiekring, dikwyls in gezelschap van eenige vrienden. Om 9 uur als de anderen zich ter ruste begaven, beëindigde hy de resteerende correspondentie van den dag, las de bladen en ging 11 uur, dikwyls 12 uur, zyn slaapkamer opzoeken. Althans in normale, kalme dagen. Maar in tyden van onrust en beroering, over- talrijk in zyn fel bewogen leven, werkte hy dag en nacht naar de noodzaak van het oogenblik. Dan waren eenige uren slaap voldoende, vele malen op den harden grond. By onraad steeg hy, ook by het ergste noodweer, te paard en rende door bosschen en besteeg de bergen met ongeloofiyke snelheid. Op een van zijn ontel bare tochten van Quito naar Guayaquil en om gekeerd, belde hy op een nacht, kletsnat, by een eenzame pastorie aan om onderdak. De goede pastoor bood zyn legerstede aan den oververmoeiden reiziger, doch hy bedankte. „Mijn beste pastoor laat ik me nu niet ver wennen. Als ik vannacht in zoo'n heerlyk bed slaap lykt me de grond morgen veel harder. Hy installeerde zich op een stoel en was den volgenden morgen frisch en uitgerust verder getrokken. .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7