Het Mirakel van La Salette
^@§11
BÉi
RADIO-PROGRAM
OP HET NIPPERTJE AAN DEN
E VIJANDEN VAN HET BIJENDORP
Gabriël
cia Moreno I
MAANDAG 23 MEI
TREURENDE LIEVE
VROUWE
De boodschap der
H. Maagd
Dinsdag 24 Mei
r m
»>Welnu, lieve kinderen, vertelt
geheel mijn volk, wat ik
jullie heb gezegd
■Hiiaiïfi
Onze Lieve Vrouw van la Salette
f
VERHAAL VAN
DEN DAG
iimiiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiuiMuiiuiiiUii
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL
O
(Vervolg)
Melanie is het eerst wakker en wordt een
°ogenblik ongerust als ze haar koeien niet
Met.
2e wekt Maximin en na eenig zoeken vin
den ze de dieren, die kalm achter een ter-
teinplooi staan te grazen. Melanie herin
hert zich nu, dat ze haar broodzak bij de
bron heeft achtergelaten en Maximin ver
gezelt haar om den zak te halen.
Als zij bij de bron komen zien ze plotse-
"hg een lichtenden bol, welks vurige schijn
die van het zonlicht verre overtreft. De
lichtende bol is ongeveer een meter breed,
doch verblindt hen niet.
„Lieve hemel, zie je dat licht!" roept Me
lanie angstig. De vraag is echter overbodig:
Maximin ziet het licht eveneens.
Op hetzelfde moment wordt de lichtbol
êeopend; alsof een gordijn van boven naar
oeneden wordt getrokken. Sprakeloos van
schrik en angst zien de kinderen nu een
hoofd, handen, die het gelaat eener vrouw
bedekken en ellebogen, die op de knieën
der vrouw rusten. Geen twijfel mogelijk;
het is een mensch, een Schoone Dame, zit
tende en weenende op de steenen bank.
Nauwelijks heeft de kleine maar kordate
Maximin haar gezien, of hij zegt tot Me
lanie:
„Houd je stok vast; ik houd mijn stok
Maar; als ze ons kwaad doet, geef ik haar
ten slag!"
Dat zegt Maximin in zijn eerste opwel
ling van angst. Doch als hij ziet, dat de
»Schoone Dame" zooveel verdriet heeft,
denkt hij, dat het misschien een ongeluk
kige moeder is, die door haar ondeugende
finderen geslagen werd en naar 't gebergte
Js gevlucht. En hij voelt zich gedrongen,
haar tegen die slechte kinderen te bescher-
teen.
Aldus zijn de gevoelens van den goedhar-
%en knaap bij het zien van de groote
sihart der onbekende; gevoelens, die juist
°P hun plaats zijn, daar de „Schoone Dame"
hiemand anders is dan Onze Lieve Vrouwe,
°hze Moeder, die treurt over het wangedrag
ten Haar aardsche kinderen.
Het doel Harer komst is echter niet ons af
te schrikken door Haar onverwachte ver
schijning, doch wel, onze betere gevoelens
°P te wekken en onze harten te verteede-
ten. Zij laat de beide herderskinderen dan
°ok niet den tijd, nog angstiger te worden
cn terwijl, zij langzaam opstaat en twee of
nrie passen in hun richting doet, zegt ze
v*net een bijzonder vriendelijke stem:
„Komt dichterbij, lieve kinderen en hebt
Seen angst; ik ben hier gekomen om jullie
ten groot nieuws mede te deelen".
Zij keert zich een weinig naar rechts en
doet langzaam eenige passen in zuidelijke
Mchting.
Denkende, dat de Schoone Dame haar
Jteg naar een iets lager gelegen gedeelte van
het terrein zal vervolgen en trouwens voe
dde, dat hun vrees als bij tooverslag ver
dwenen is, loopen de beide kinderen op haar
tee. Doch plotseling blijft zij staan, zoodat
Melanie en Maximin, die haar reeds voorbij
jteren, op hun schreden moeten terug
keren. En nu staan zij vlak tegenover de
terschijning, op nauwelijks 50 centimeter
Mstand; het jongetje rechts van het
meisje.
De boodschap
Toen de Schoone Dame van haar bank
«Pstond, was de lichtbol aanmerkelijk groo-
ter geworden en had nu een doorsnee van
teven tot acht meter. Zonder de minste
/tees waren de beide kinderen binnen dit
falend, onbeweeglijk licht getreden, dat
hen geen moment verblindde. En nu be
fte t de verschijning te vertellen wat Haar
Moederhart zoozeer met smart vervult.
>.Indien Mijn volk zich niet wil onderwer-
'•ben, zaï gedwongen zijn, de armen van
'•Mijn Zoon te laten dalen. De last, die
'•deze armen moeten torsen, is zóó zwaar,
'•dat ik ze (de armen) niet meer opwaarts
'•kan houden. Ontzettend lang en veel heb
>>Ik voor u geleden. Wil Ik, dat Mijn Zoon
••d niet aan uw lot overlaat, dan moet Ik
"°nophoudelijk voor u blijven bidden. Gij
'•tehter blijft onverschillig. Ge kunt nog
Zoveel bidden of goede werken verrichten
•fM ge wilt; nooit zult ge Mij kunnen be-
'•ïoonen voor het verdriet, dat Ik uwent-
lijd.
„Zes dagen heb Ik u gegeven om te wer-
„ken; den zevenden dag heb Ik voor Mij
„gehouden en zelfs dezen gunt men Mij nog
„niet. De karrevoerders en vrachtrijders
„zweren en lasteren bij den Naam van Mijn
„Zoon. Deze beide dingen drukken
„loodzwaar op Zijn Armen. Indien de oogst
„mislukt, dan is het uw eigen schuld; Ik
„heb het u verleden jaar laten zien toen
„alle aardappelen bedorven waren, doch gij
„hebt er geen aandacht aan geschonken.
„Integendeel; als de aardappelen bedorven
„zijn, dan vloekt gij en lastert den Naam
„van Mijn Zoon. Het zal zoo verder gaan
„(het bederven der aardappelen) en tegen
„Kerstmis zult gij geen enkele in uw kel
ders hebben".
Bij dit gedeelte der boodschap kijken de
beide kinderen vragend naar de Schoone
Dame; zij weten niet wat „aardappelen" en
andere vreemde woorden der onbekende
beteekenen. Waarop deze zegt:
„Aha, lieve kinderen, jullie verstaat niet
„goed Fransch; welnu, dan zal ik het op
een andere manier vertellen."
Zij herhaalt nu den laatsten zin in het
dialect van Corps en gaat op dezelfde wijze
verder.
„Indien ge koren hebt, dan behoeft ge
„het niet te zaaien; de velddieren zullen
„het vreten. En het koren dat rijpt, vervalt
„tot stof voordat ge het kunt dorschen. Er
„zal een groote hongersnood komen, doch
„voordat deze komt, zullen de kinderen on-
„der de zeven jaar door een hevige sidde
ring bevangen worden en sterven in de
„armen van de personen, die hen dragen;
„anderen zullen boete doen door den hon-
„ger. De noten zullen geen olie geven en de
„druiven zullen verdorren aan de ranken."
Na deze woorden spreekt de Heilige
Maagd nog verder, doch alhoewel ze de
lippen ziet bewegen, verstaat Melanie de
woorden niet: Maximin ontvangt zijn ge
heim. Weldra ontvangt Melanie het hare
en nu hoort Maximin niets van de hemel-
sche boodschap.
Als de Schoone Dame elk der beide kin
deren hun geheim heeft gegeven (in het
Fransch) vervolgt zij in het plaatselijk
dialect:
„Doch als zij zich bekeeren, zullen zelfs
„de zandgronden en rotsen in vruchtbare
„korenakkers veranderen en de aardappe
lenoogst zal rijker zijn dan ooit te voren."
„Doet ge iederen avond goed uw gebed,
lieve kinderen?" vraagt ze vervolgens.
Waarop de beide kleinen antwoorden:
„Neen, mevrouw!"
„O, lieve kinderen, ge moet het toch
„doen; iederen avond en iederen morgen;
„indien ge niet beter kunt, dan bidt ge
„slechts een „Onze Vader" en een „Wees
„Gegroet", doch als ge tijd hebt en het
„beter kunt dan moet ge meer bidden.
„Slechts een paar oude vrouwen gaan nog
„naar de H. Mis; alle anderen (dus ook de
„mannen) werken gedurende den zomer
„iederen Zondag. En gaan ze al eens een
„enkelen keer naar de kerk, dan is het
„slechts om over het geloof te spotten; ge
durende den vastentijd vreten ze vleesch
„als uitgehongerde honden."
„Hebt ge nog nooit verdord koren gezien,
lieve kinderen?" vraagt ze vervolgens.
„Neen, mevrouw, dat hebben we nog nooit
gezien", antwoorden beiden.
Zich nu in het bijzonder wendend tot
Maximin, die trouwens den sterksten na
druk legde op zijn ontkenning, zegt de
Heilige Maagd:
„Jij, beste jongen, je hebt het wel eens
„gezien. Herinner je maar toen je met je
„vader in het dorp Coin was. Een der boe-
„ren zei toen tot je vader: „Kom eens kij-
nmsmiiBiuiDiiiHiuiuimrïïTnniniimis
Als het koud is,
Is de kachel
Steeds voor ons het
Paradijs!
Nu het heet is,
Is het logisch,
Snakken wij dus
Ook naar ijs!
Nooit vindt ijs toch
Die waardeering
Als bij hitte
In 't kwadraat.
De natuur toch
Van de menschen
Loopt nooit mede
Met den draad!
Dus de ijsjes
Doen thans opgeld,
En de ijsvraag
Klinkt in koor:
Op veranda's,
Op terrassen,
In garages,
Op kantoor!
Wat de winter
Niet wou geven....
Ja, het klinkt wel
Iets onwijs;
Deze zomer
Is een zomer,
Door zijn hitte....
Met veel ijs!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
r.iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiininiimiinniininiiniMininiiiiiiiniiimiuiin
„ken: al mijn koren verdort". Je ging met
„je vader naar het veld en je vader nam
„drie korenhalmen in zijn hand. Hij wreef
„ze tusschen zijn vingers en ze vervielen
„direct tot stof. Toen je met je vader naar
„Corps terugkeerde en jullie nog een half
„uur buiten het dorp waart, gaf je vader
„je een stukje brood en zei: „Eet dit, mijn
„jongen; dit jaar hebben we nog brood,
„maar als het zoo doorgaat met het koren,
„weet ik niet of we volgend jaar iets heb-
»ben." x
Waarop Maximin onmiddellijk zei: „Dat
komt uit, mevrouw; zooeven herinnerde ik
het mij niet."
De Heilige Maagd eindigde haar bood
schap met de volgende, in 't Fransch ge
sproken woorden:
„Welnu, lieve kinderen, vertelt geheel mijn
„volk wat ik jullie heb gezegd".
Begrijpende, dat de Schoone Dame Haar
gesprek geëindigd had en Haar weg wilde
vervolgen, trad Maximin een weinig achter
uit en plaatste zich rechts van Melanie. De
Heilige Maagd kwam inderdaad langzaam
vooruit, passeerde de droge bedding, waar
in gewoonlijk het water van de bron vloei
de en herhaalde op de plaats, waar tegen
woordig het tweede kruis der 14 lijdens
staties zich bevindt:
„Welnu, lieve kinderen, vertelt geheel
„mijn volk, wat ik jullie heb gezegd".
De Verrijzenis
De Schoone Dame vervolgt haar weg on
geveer vijftien meter. Ze schijnt over den
bodem te zweven en als de beide herders
kinderen zien, dat de Schoone Dame hen
gaat verlaten, loopen zij Haar achterna.
Maximin loopt naast Haar, terwijl Melanie
twee of drie passen voor Haar blijft. Zoo
vergezellen ze de Moeder Gods tot de plaats,
waar heden het beeld der Verrijzenis staat.
Daar stijgt ze plotseling ongeveer ander
hal ven meter omhoog en blijft aldus enkele
seconden boven en tusschen de beide kin
deren zweven.
Zonder verder schijnbaar eenige notitie
van de beide kinderen te nemen, wendt de
Schoone Dame den blik hemelwaarts en
kijkt dan eenigen tijd in Zuid-Oostelijke
richting (Rome). Dan ziet ze even naar de
voor Haar staande Melanie en stijgt lang
zaam omhoog.
De Schoone Dame verdwijnt: eerst het
hoofd, vervolgens de schouders enz. Als nog
slechts Haar voeten zichtbaar zijn, strekt
het jongetje de hand uit om een der rozen
te grijpen die haar schoenen tooien. Doch
alles versmelt. Slechts een stralend licht
blijft over, dat op zijn beurt eveneens in
de diepte des hemels verdwijnt.
De authenticiteit der ver
schijning en gesproken
woorden
„Het was vast en zeker Onze Lieve
Vrouwe", zegt Melanie, die het eerst durft
spreken.
„Als ik dat had geweten, dan had ik
Haar gevraagd, mij mee te nemen naar den
hemel", antwoordt Maximin naïef.
Dien dag bleven de kinderen nog een
paar uur op den berg en 's avonds keerde
ieder terug naar zijn eigen dorp.
Onderweg vroeg Maximin aan Melanie:
„Wat zei de Schoone Dame toen ze sprak
en ik het niet hoorde?
„Ze heeft me verboden, het geheim aan
anderen mede te deelen", antwoordde Me
lanie.
„Mij heeft ze ook iets verteld, waarover
ik met niemand mag spreken", merkte
Maximin op".
Das was alles.
(Slot volgt)
HUIZEN 1875 M. Uitsl. KRO-uitzending
8.009.15 en 10.00 Gramofoonpl. 11.30 Gods
dienstig halfuurtje. 12.15 Trioconcert. 1.45
Gramofoonp.l 2,00 Vrouwenuurtje. 3.004.00
Modecursus. 4.15 Gramofoonpl. 5.00 Orkest
concert. 7.10 De macht van het levende woord
door J. Taal. 7.45 Verbondskwartiertje. 8.00
11.00 Orkest en koor-concert door de Kon,
Utr. Mannenzangver. 11.0012.00 Gramo
foonpl.
HILVERSUM 296 M. Uitsluitend AVRO-uit-
zending. 8.00 Gramofoonpl. 10.00 Morgenwij
ding. 10.15 Gramofoonpl. 10.30 Concert Mevr.
G. AnkersmitStrating (piano), Jo Toet
(zang), Egb. Veen (begel.) 11.00 Kookpraatje.
11.30 Vervolg concert. 12.002.15 Omroep
kleinorkest o.l.v. N. Treep m.m.v. G. Holthaus
(zang), 2.152.45 Causerie „Apah-Mati". 3.00
Knipcursus. 4.00 Pianorecital door Greet Wort-
man. 4.50 Radiokinderkoorzangles o.l.v. J. v.
Hamel. 5.00 Dinermuziek door het ensemble
Sarközzi. 6.00 Gramofoonpl. 6.30 Orgelconcert
(vanuit het Kurhaus) door Pierre Palla. Zang
door Albert de Booy. 7.30 Causerie over een
reis naar Griekenland. 8.00 Omroeporkest o. 1.
van N. Treep. Egon Petri (piano). Pianocon
cert in a kl. t. op. 54, Schumann. 8.30 „Dolores
Divine schuldig of onschuldig", radio-drama
van Kenneth M. Ellis. 9.15 Omroeporkest o.
1. v. N. Treep, o.a. Ouv. Leichte Cavallerie,
Suppé. 10.00 Vaz Dias. 10.1512.00 Kovacs La-
jos en zijn orkest. RefreinzangBob Scholte.
In de pauzes, gramofoonpl.
DAVENTRY 1554 M, 12.20 Orgelconcert
Reg. Foort. 1.20 Leonardo Kemp's orkest. 4.50
Grosvenor house orkest o. 1. v. J. Meeus. 5.35
Kinderuur. 6.50 Mozart's pianovariaties. 7.40
BBC-orkest o. 1. van A. Boult, o.a. Suite „E1
Amor Brujo", de Falla. 9.45 „Empire Day
programma". Toespraak van Ramsay MacDo-
nald. 10.5012.20 Jack Harris' band.
PARIS „RADIO-PARIS" 1725 M. 8.05 en
12.50 Gramofoonpl. 8.20 Cabaret. 9.05 Hoor
spel.
KALUNDBORG 1153 M. 12.20—2.20 Concert
3.205.20 Otto Fessels orkest. 10.05 Pianoreci
tal 10.3511.20 Moderne operettemuziek.
LANGENBERG 473 M. 7.25—7.50 Gramo
foonpl. 7.508.20 Orkestconcert o. 1. v. Lade
wig. 11.4012.20 Gramofoonpl. 12.2012.40
Concert uit München. 12.40 Gramofoonpl. 1.20
2.50 Concert door werklooze musici. 5.20
6.35 Namiddagconcert. 8.50 Sted. orkest Mini
ster o. 1. v. Wolf.
ROME 441 M. 8.25 Gramofoonpl. 9.05 Na
tionaal Feest. 9.50 Opera. 2de en 3de acte
„L'Arlesiana" van Fr. Cilea.
BRUSSEL 508 en 338 M. 508 M. 12.20 Gra
mofoonpl. 5.20 Concert o.l.v. Kumps. 6.40 Gra
mofoonpl. 8.20 Concert o. 1 v. André, o. a. Le
Cygne, St. Saëns; Hong. Rhapsodie, Liszt.
10 30—11.20 Gramofoonpl. (Dansmuziek).
338 M. 12.20 Gramofoonpl. 5.20 Dansmuziek.
650 Accordeon-concert door Fraet en Franc
ken. 8.20 Zangkoor „De Sydikale Galm" o.l.v.
Wagendorp en Accordeonclub „De Toekomst",
o.l.v. J- Camps, o.a. Le Rossignol, Mendels
sohn en „Morgenrood", de Nobel.
ZEESEN 1635 M. 8.20 „Der Holsdieb", opera
comique met muziek van Marschner. 9.35
Concert door het orkest van de Berlijnsehe
Staatsopera o. 1. van Erich Kleiber. Hierna tot
12.20 Concert door de Weintraubs.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Reeds sedert langen tijd was Frankrijk in
oorlog met Engeland, zijn eeuwigen mededin
ger. De Oceaan was het tooneel van onophou
delijke gevechten, van roemrijke worstelingen.
Op zekeren dag wandelde een man van hooge
gestalte, met een open en stoutmoemg uiterlijk,
gekleed in de uniform van zee-kapitein, rustig
op het strand van Bergen, toenmaals een neu
trale haven van het koninkrijk Zweden. De
voorbijgangers, die hem kenden, wezen hem
aan wie hem niet kenden en de spontane be
wondering van deze laatsten uitte zich door
een enkel woord: Jean Bart!
Het was inderdaad Jean Bart, die op den
oever wandelde, terwijl hij de zee beschouwde,
die hij voor tweede vaderland had gekozen.
Nog een week, bromde hij tusschen de
tanden. Dan moet mijn schip zeilen temidden
der stormen en der vijanden!
Ik heb genoeg van die berookte huizen, van
dat groen. Golven, blauw of wit van schuim,
wolken meegevoerd door den wind of zich op
stapelend, geladen met onweer, dat heb ik noo-
dig. Gelukkig, dat we weldra vertrekken. Dan
zullen mijn flinke gezellen me de verloren
oogenblikken wel helpen inhalen.
Die overpeinzingen, welke hij half overluid
gehouden had, hadden hem belet een wandel-
genoot op te merken, die hem sinds een korten
tijd met langzame schreden volgde en die hem
met zijn kleine, grijze, onder dikke wenkbrau
wen verborgen oogen onderzoekend aanzag, als
een gier, die van boven een loodrechte rots,
vanwaar hij het omringende land beheerscht,
zijn prooi bespiedt. Deze gezel had een ver van
gunstig uiterlijk; klein, grof, ineengedrongen,
met korte beenen en een smal en laag voor
hoofd, boezemde deze persoon op het eerste ge
zicht zoo weinig vertrouwen in, dat Jean Bart,
toen hij, zich omkeerend, tegenover hem stond,
onwillekeurig een beweging van afkeer en bijna
van walging maakte.
Wat moet je met me? vroeg hij hem op
ruwen toon.
Een oogenblik met je praten.
Ken je me dus?
Ben je Jean Bart niet?
Ik heb het altijd gedacht.
Welnu, ik wil je zeggen, dat ik graag met
zoo'n bekenden confrater zou spreken, want,
zie je, ik ben ook van het vak. Ze noemen me
kortweg „le Traqueur" of Jean le Traqueur.
En daarop liet Jean le Traqueur een droog
lachje hooren, trok werktuigelijk aan zijn lange,
roode bakkebaarden en streelde zijn kin, want
ook hij was een beroemdheid. Men vreesde hem
in de zeestraten en de zwarte vlag, die hij
meestal in plaats van die van Engeland, zijn
vaderland, uithing, deed de koopvaardijschepen,
die hem in den mist bemerkten, ver weg
vluchten.
Ik had liever door kanonschoten kennis
met je gemarkt, hernam Jean Bart, want je
hebt je proeven al afgelegd.
En ik zoek je al sinds maanden.
Je zoekt niet goed, kameraad, want ik ver
berg me niet.
O, ik zal je wel vinden, wees daar maar
zeker van.
Wanneer het je belieft. Wat mij betreft,
daar je me er ondanks je stuursch gezicht als
een goede kerel uitziet, zal ik, indien ik je ooit
ontmoet, je schip doen zinken, opdat je niet
de schade zult hebben, net op sleeptouw van
het mijne te zien en om je aldus de achting
te toonen, die ik voor je heb.
Goed, en kom nu ondertusschen bij mij
aan boord dejeuneeren. Wij zullen eerst eens
met de glazen klinken, voordat we het met ka
nonkogels doen.
Mijn manschappen zouden ongerust zijn.
Je weigert dus? Dat is niet mooi. De ge-
FILM-
MAURICE
VANPE fi
Nu ging Jaap voorzichtig verder. Hij kwam aan het gewone l.antoor
en hoorde een zacht gehuil. „Meneer de directeur," hoorde Jaap
zeggen, „ik zal voortaan beter werken." Maar daar wilde de directeur
niets van weten. „Neen, Je zit heel den dag in den spiegel te kijken,''
zei de hommel, „hoepel maar op," en de typiste, een wesp, ging heen.
Vlug ging Jaap de kantoorjuffrouw achterop. „Als Je bij mij kor
werken, krijg Je nog meer dan bij die hommels hier," zei Jaap e
dat vond de Juffrouw natuurlijk fijn. „Ik zal Je bij de honingpor
brengen," stelde de Juffrouw voor en Jaap vond dat zóó'n re
idee, dat le de wesp direct een week salaris uitbetaalde.
!IIIUl(lUl[UII!lllUltlllllillilllUilUlllUlillltUIIIIUII!!l!li!l![!llllllll!l!IUl!llil!lliillll!l!!ll[lilUlllil!Ullllilllllir
A II* OP dit blad zijn Ingevolge de verzekerlnssvoorwaarden tegen Ofififï bH levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/1 bij een ongeval met O Cf) bi) verlies van een hand 1 bi) verlies van een f Cfi m WJ een breuk van f AQ 5®*
•Alle a bonne S SEgevallen verzekerd voor een dervolgendemtkeertogen oUUU.- verlies vanbilde armen, beide beenen of beideoogen I 'OU,- d6odel«ken afloop &DU.~ een voet of een oog I duim of wijsvinger I OU. been of arm I tU. anderen vinger
flnnnro»imniinini« FEUILLETON
«2.
j Waar haalde Garcia Moreno toch de midde-
jte vandaan, om dergelijke werken te onderne-
Deze vraag zal wel haast bij een ieder
bkotnen, doch deze vraag wordt een compleet
jte'dsel als men weet dat hij wel is waar bui-
'dandsche leeningen sloot, echter daarnevens
a belastingen verlaagde, de salarissen van de
hal naren verhoogde, een groot deel van de
Ojonale schuld afloste en tegelijkertijd de
Tm van de Publieke spaarkassen verhoogde,
jj, goed begrip van de financiën van Ecuador
V ehe dat een groot deel van het zwakke bezit
q'^°nden werd door de herhaalde revoluties en
tanden. De burgerlijke ambtenaren en voor
tij*® militairen veel te groot in aantal, vorm-
- een ander groot lek, waardoor de nationale
teldi
ben wegstroomden. Dezen Augiasstal op te
Ijg^ben was een kolfje naar Garcia Moreno's
vlop- surplus van ambtenaren liet hij af-
'en, onbetrouwbare individuen in Staats-
?ie;
^iln Werden afgezet. En dat waren er legio,
Voorgangers gebruikten den Staat en de
Staatsmacht om zich te verrijken en hunne
steunpilaren de ambtenaren werkten op het
zelfde stramien, waardoor onnoemelijke finan-
cieele schade aan staat en burgers werd aan
gericht.
Garcia Moreno bevorderde verder sterk han
del en industrie, in het verleden verwaarloosd
alsmede den productieven arbeid, bron van wel
vaart en rijkdom.
De gevolgen van deze wijze politiek bleven
niet uit, de staatsfinanciën gingen met spron
gen vooruit ondanks de kolossale werken, hier
boven geschetst, die hy liet uitvoeren. Voor
zich zelf eischte hy niets en toen hy de salaris
sen der ambtenaren verhoogde en een vriend
van hem zeide, nu ook zyn eigen honorarium
te verhoogen, antwoordde hij: „Ik ben presi
dent, niet om me te verrijken, maar om het
vaderland te dienen."
Moge uit bovenstaande lotgevallen van Gar
cia Moreno's levensloop ook al zyn karakter en
eigenschappen naar voren zyn gekomen, het
kan toch nut hebben, om bij de juiste beoor
deeling van zyn persoon een nauwkeuriger en
gedetailleerder beschryving te geven van dezen
mensch en van dezen Christen.
De natuur had Garcia Moreno begiftigd met
die eigenschappen die den ondernemenden
mensch vormen. Zyn zeer groot en diep ver
stand vatte met een enkelen oogopslag de meest
ingewikkelde zaken, het hoe en waarom der din
gen zag hy direct voor zich staan in zijn geest.
Deze kostbare gave, gevoegd by de diepgaande
kennis van regeeringszaken gaf aan zyn beslui
ten een karakter van zekere beslistheid, die
meer dan eens zyne omstanders en mederegeer
ders verbaasden. Aanstonds voelde men by zijn
verschynen een autoriteit voor zich te hebben.
Groot van gestalte en sterk van gestel met
een nobel en waardig voorkomen en fermen
stap, scheen hy gehaast, als iemand die geen
tijd te verliezen had. Alles verraadde in hem een
impulsieve activiteit en eqn onverwoestbare
energie, zyn mooi welgevormd hoofd was reeds
vroeg vergrysd, sporen van harden arbeid en
nachtbraken; zijn hoog voorhoofd boezemde
respect in; zyn groote mooie levendige warme
oogen boorden door iemand heen en konden in
oogenblikken van verontwaardiging zulke ver-
netigende bliksems schieten dat schuldigen er
van beefden; zyn zware sonore mannelyke
stem sprak met korte afgebeten zinnen, leven
dig, met pakkende beeldspraak, impulsief en
gedecideerd, met onverbiddeiyke logica en gaf
aan zyn redevoeringen en toespraken een ka
rakter van onbetwiste autoriteit. Elke trek van
zyn expressief gelaat sprak van onverwoestbare
wilskracht.
Aan zyn geheele levenshouding lag deze diepe
overtuiging ten grondslag, n.l. dat de wetten
van het Katholicisme, de eenigste wetten ter
wereld zyn die zoowel de naties als de indivi
dueen redding bieden en dat het bygevolg de
eerste taak van een regeerder is de Kerk al
hare rechten terug te geven die de revolutie
haar had ontroofd. „Alles voor de Kerk en het
volk, want wie het koninkrijk Gods zoekt, krygt
alles toegeworpen", placht hy te zeggen.
Met het gouvernementeele liberalisme, spe
ciaal gegrondvest om de teugellooze vryheid
ruim baan te laten, de Kerk allen invloed op
maatschappij te ontzeggen, was de regeering
van het kwaad verzekerd.
Daar nu Garcia Moreno tot eiken prijs de
heerschappij van het goede wilde, stelde hy te
genover de leuze der liberalen deze kinderen
der Fransche revolutie de leuze van het Ge
zag: „Vryheid voor allen en alles, behalve voor
het kwaad en de kwaaddoeners" en een van zyn
andere slagzinnen luidde: „Zonder kracht wordt
het goede niet gedaan, reden waarom de kracht
in dienst van het recht moet staan."
Ondanks zyn heftig karakter en zyn buiten
gewone talenten wist Garcia Moreno de nede
righeid te bewaren. Zijne vyanden plachten hem
voor te stellen als barstend van trots en eer
zucht, doch de feiten wezen telkens opnieuw
uit, dat hy niet zich zelf, doch het Ryk Gods
en het volk zocht te dienen* Getuige o.a. zyn
twee presidentschappen, die hem als het ware
opgedrongen werden. Te midden van de over
vloedige scheldpartyen in de periodieken van de
revolutionnairen, waarop hy byna dagelijks
werd vergast, hoorde men hem dikwyls zeggen:
„Wat 'n geluk, behandeld te Worden als Jezus
Christus en Zijn H. Kerk."
In menigvuldige heftige disputen gewikkeld,
voor hy aan de regeering kwam en later ook als
president, wist hy in den kamp van geen par
don, doch nooit was zyn pogen zyn tegenstan
der persoonlyk te krenken of te beleedigen,
steeds stond hy op de bres als kampioen om de
waarheid te wreken of ze beter in het licht te
stellen. De waarheid boven al. Als een of andere
liberaal of revolutionnair de liberale leerstellin
gen als meer opportuun met ydele drogrede
nen wilde verdedigen, was hy op zyn post, rukte
het sofisme uit elkaar, drong door het den
grond der dingen en zette alles met zulke dui-
delyke argumenten uit een dat er geen plaats
meer was voor uitvluchten. „Bij wiskunde is er
geen sprake van welsprekendheid doch van cy-
fers; by wysbegeerte en staatkunde niet van
praatjes, doch van redeneeringen." Overigens
was hy zeer bescheiden bij zaken die niet den
godsdienst of het recht raakten en weerstond
hy dan gemakkelyk tegenspraak: „U zult wel
gelyk hebben, u kent deze kwestie beter dan
ik", zeide hy dan.
Zelfs by zyn grootste triomfen verhoovaar-
digde hy zich niet, doch bracht slechts dank
aan God. By de openthg van het Congres waren
zyn eerste woorden aan den Allerhoogsten ge-
wyd «n sloot hy met den zegen des Hemels over
den gemeenschappelyken arbeid voor het va
derland af te vragen.
Overtuigd van zijn onmacht uit zich zelf het
goede te doen droeg hy zyn arbeid en werken
aan God, aan de H. Maagd op, vroeg den zegen
van Pius IX en beval zich aan in de gebeden
van zyn heilige oude moeder en van een blinde
zuster, waarvoor hy groote vereeering gevoelde.
Zijn lichaam koesterde hy niet, integendeel
hy beschouwde het als een lastdier dat de
orders der ziel had uit te voeren. Geen feesten,
geen ontspanningen, doch een leven van con
stanten arbeid was niet alleen de leus, maar
ook de practyk. In de eerste morgenuren op,
ging hy ter kerke de H. Mis bywonen en in me-
xegenheid doet zich misschien niet meer voor.
Komaan! een beetje moed!
Goed, aangenomen.
Jean Bart, vol edel vertrouwen in zyn
vyand, dien hy even loyaal dacht als hy zelf
was, nam zelfs niet de moeite, zijn matrozen
te waarschuwen, en, in het bootje van den En-
gelschen kapitein springend, maakte hy zich
gereed om aan het dejeuner deel te nemen,
waartoe hij op zoo zonderlinge wyze was uit-
genoodigd.
De maaltyd was allervroolykst. De twee oude
zeerobben ledigden meer dan één boordevol glas
wijn van iedere soort en vertelden meer dan een
avontuur dat de haren ten berge deed rijzen. By
het dessert zeide de gastheer tot Jean Bart:
Ken je Plymouth?
Of ik het ken! Ik heb in die bekoorlyke
plaats gewoond, en je regeering wilde er mU
zelfs een verblyf voor mijn leven geven.
En je hebt geen zin, om er weer naar tc*
te gaan?
Niet erg.
Dat verblijf is niet aangenaam voor
iemand, die gewend is, de buitenlucht in te
ademen, en vooral de lucht der vryheid.
Maar wat drommel, waarom doe je me al
die vragen? Ben je misschien van plan my er
heen te brengen by het eerste gevecht, dat wy
zullen leveren? voegde onze Franschman er by.
Heel wat beters.
Zeg op.
Ik heb gezworen, je dood of levend te ne
men. Ik houd myn belofte. Je bent mijn ge
vangene.
En zijn fluitje grijpend, liet Jean le Traqueur
een scherp en gerekt geluid hooren.
Maar hfj had buiten den waard gerekend. Hy
had zyn zin nog niet beëindigd, of Jean Bart,
begiftigd met een zeldzame kracht, drukte met
een krachtigen vuistslag de deur in en wierp de
zeelui, die op het appél van hun kapitein geko
men waren, tegen den grond. Deze laatste ging
na hem de deur uit, maar langzamer en, terwyl
hy zich in de handen wreef, zei hy:
Laat hem maar begaan, jongens, wy heb
ben hem te pak'""*
In weerwil va^ zyn zelfvertrouwen, zyn van
voldoening getuigend uiterlyk, verbleekte de
Engelschman, toen hy op de brug van het schip
kwam. Hy, dien hy reeds gekneveld en onder in
het ruim geworpen waande, stond bij een vat
met kruit, dat men bezig was in de kruitkamer
te bergen, kalm en koel, met een brandende
lont by de opening van het vat. Jean Bart
wachtte geduldig op de komst van „le Traqueur".
Ben je daar, lafaard, schreeuwde hij hem
toe, zoodra hy hem bemerkte. Je speelt daar
een aardig spel. Enfin, je ziet, dat men Jean
Bart niet zoo gemakkelyk neemt als je dacht.
By dit woord van Jean Bart voer een sidde
ring van schrik en van eerbied door de leden
der omstanders, die hun meester nooit inlichtin
gen vroegen over de vijanden, waarvan hy zich
vrij dikwijls op dezelfde wyze meester maakte.
En nu, hernam de Franschman, myn vry
heid, of we dansen allen tezamen.
Neen, riep „le Traquer" schuimbekkend
van woede.
De kapitein l :gt zich niet goed, mom
pelden eenigen.
Nu, wat zou dat? riep een stem.
Wy willen liever sterven, dan je by dit
gemeene bedryf te helpen.
De anderen waren klaarbiykelyk van dezelfde
meening, want „le Traqueur", die door zijn
mannen bedwongen werd en die vreesde, zyn
gezag te verliezen, indien hy weerstand aan hen
bood, beval knarsetandend, een barak in zee
te laten.
Zoo ontsnapte Jean Bart door zyn moed en
zijn tegenwoordigheid van geest aan een vijand.
ditatie zyn groote plichten voor oogen houden,
die hü dien dag vervullen moest. Vervolgens
ging hy naar het hospitaal om zyn dierbare
arme zieken te bezoeken, daarna begon hy zyn
eigeniyke dagtaak, de staatszaketf. Zyn recrea
tie bestond in de inspectie van een of ander pu
bliek werk. Alleen den avond passeerde hy in
den familiekring, dikwyls in gezelschap van
eenige vrienden. Om 9 uur als de anderen zich
ter ruste begaven, beëindigde hy de resteerende
correspondentie van den dag, las de bladen en
ging 11 uur, dikwyls 12 uur, zyn slaapkamer
opzoeken. Althans in normale, kalme dagen.
Maar in tyden van onrust en beroering, over-
talrijk in zyn fel bewogen leven, werkte hy dag
en nacht naar de noodzaak van het oogenblik.
Dan waren eenige uren slaap voldoende, vele
malen op den harden grond. By onraad steeg
hy, ook by het ergste noodweer, te paard en
rende door bosschen en besteeg de bergen met
ongeloofiyke snelheid. Op een van zijn ontel
bare tochten van Quito naar Guayaquil en om
gekeerd, belde hy op een nacht, kletsnat, by
een eenzame pastorie aan om onderdak. De
goede pastoor bood zyn legerstede aan den
oververmoeiden reiziger, doch hy bedankte.
„Mijn beste pastoor laat ik me nu niet ver
wennen. Als ik vannacht in zoo'n heerlyk bed
slaap lykt me de grond morgen veel harder.
Hy installeerde zich op een stoel en was den
volgenden morgen frisch en uitgerust verder
getrokken.
.(Wordt vervolgd).