Springprocessie Echtemach
De Katholieke Kerk
in Rusland
Vervolging van priesters
Mei*regen
RADIO-PROGRAM
De bewoner
den „Gon denmolen"
E VIJANDEN VAN HET BIJENDORP
Gabriël
Garcia Moreno
fa
VRIJDAG 27 MEI
EEUWENOUD
GEBRUIK
Uiting van dank of vreugde voor
verkregen gunsten
Vereering graf
H. Willibrord
Geblinddoekt
autorijden
Reliekschrijn van den
H. Willibrord
Zaterdag 28 Mei
VERHAAL VAN
DEN DAG
Inderdaad
Een wonder
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VEELIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
In de week na Pinksteren vindt jaarlijks te
Echternach in het Groothertogdom Luxemburg
een merkwaardige processie plaats naar het
graf van den H. Willibrordus in de Basiliek
aldaar, waarbij de deelnemers zich dansend
voortbewegen or de maat van de muziek, welke
aan den stoet voorafgaat. De H, Willibrordus, de
apostel der Friezen, overleed In November 739;
zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in een
marmeren zerk in de crypte van de door hem
gestichte abdij van Echtemach. Reeds spoedig
na zijn dood werd het graf van den heilige het
middelpunt van vereering en volgens den ge
schiedschrijver Abt Thiofried van Echternach
werden er in het laatst der 8e eeuw de eerste
bedevaarten naar Echtemach gehouden.
De springprocessie, zooals deze jaarlijks nog
wordt gehouden en duizenden deelnemers trekt,
blijkt volgens denzelfden schrijver reeds in de
11e eeuw bekend te zijn geweest. Van heinde
en ver komen op den dag der springprocessie
de pelgrims naar Echternach, om deel te nemen
aan deze wel eigenaardige heiligenvereering.
Tegen acht uur des morgens verzamelen zich
de deelnemers op de Echternachbrug, waar een
der begeleidende priesters een korte toespraak
houdt; hierna zet de stoet zich in beweging.
Steeds springende, drie passen vooruit en twee
passen achteruit, begeleid door de steeds terug-
keerende melodie der muziek. Eerst tegen twee
uur in den middag wordt de basiliek bereikt,
waar de processie wordt ontbonden. Omtrent
het ontstaan en de reden dezer processie tast
men in het duister. Eenigen meenen den oor
sprong te vinden bij een heerschende veeziekte,
waarbij het vee in den stal stond te springen en
dood neerviel, terwijl anderen het ontstaan toe
schrijven aan het eertijds zoo veelvuldig voor
komen van den Vitusdans. In den laatsten tijd
is men evenwel geneigd aan te nemen, dat men
hier te doen heeft met den oud-heidenschen
driesprong bij uiting van dank of vreugde voor
verkregen gunsten bij het Graf van den H.
Willibrordus. Thans wordt de H. Willibrordus
te Echtemach vereerd tegen den Vitusdans en
de vallende ziekten. In de basiliek te Echtemach,
waar het gebeente van den heilige rust, vindt
men in de crypte onder het Maria-altaar een
bron, welke door den H. Willibrordus is gesla
gen. Op 18 October 1031 werd de nieuwe Basiliek,
welke in 1018 door brand werd verwoest, door
den Aartsbisschop van Trier ingezegend, bij
welke gelegenheid ook de zerk met relieken van
den heilige, welke uit vrees voor de Noormannen
was begrf ven, wederom te voorschijn werd ge
bracht. Bij het openen der grafzerk vond men
daarin het ongeschonden lichaam van den H.
Willibrordus in het bo Hekleed, bedekt met een
zijden mantel. Bij deze gelegenheid werd een
Monnik, die bij de plechtigheid aanwezig was,
van een ongeneeslijke ziekte genezen. De zerk
met het gebeente van den H. Willibrordus werd
geplaatst onder het Hoofdaltaar der Basiliek. In
1498 werd de zerk wederom geopend. In 1794
werd de begraafplaats van den heilige door de
Franschen vernield. Het gebeente, dat door de
Basiliek werd verspreid gevonden tusschen hout
en glasscherven, werd wederom verzameld door
priester Willibrord Meyers en in 1826 aan den
Deken te Echtemach afgestaan. Onder byvoe-
Een merkwaardig en hoogst gevaarlijk expe
riment werd uitgevoerd in Warschau. Een
zekere dr. Landsner bood aan, geblinddoekt een
auto te besturen. Hij stond in Warschau bekend
als helderziende en telepaath. In de auto namen
twee doktoren en twee journalisten plaats. Dr.
Landsner gaf zijn metgezelle eenige postzegels,
een prop watten, de twee helften van een door
midden gesneden gummibal en drie zakdoeken
Eerst werden zijn oogen met postzegels dichtge
plakt; toen werden op de oogen de helften van
den bal, die met watten opgevuld waren, gelegd
en met drie zakdoeken vastgebonden. De zak
doeken werden zóó om zijn hoofd gebonden, dat
hy ze niet alleen kon losmaken.
Voordat hy wegging, verklaarde de helder
ziende: „Ik neem de verantwoording op me, dat
ik geen mensch of dier overrijd en geen schade
aan: liht." Deze verantwoording gold echter
niet voor het geval dat iemand zich expres voor
den wagen wierp.
Dr. Landsner stuurde den auto met bewon
derenswaardige zekerheid door de stratendrukte
en bracht het zonder het kleinste incident tot
een goed einde. By de aankomst vroeg hij
direct de doeken enz. van zijn oogen te nemen,
omdat die hem ontzettende pijn veroorzaakten.
Eén van de doktoren voelde hem den pols en
te'de 135 slagen per minuut, terwijl 7080
slagen normaal is.
ging van de noodige documenten werden de re
lieken toen in een houten kist onder het Hoofd
altaar van de Parochiekerk geplaatst. De oor-
spronkeiyke wit-marmeren zerk werd in 1832
teruggevonden, zoodat de relieken hierin weder
om werden opgeborgen. In 1906 werd de zerk
met groote plechtigheid van de parochiekerk
overgebracht naar de Basiliek en geplaatst in
de wit-marmeren Sarcophaag op het Priester
koor. Verder is in de Basiliek aanwezig het haren
boetekleed van den H. Willibrordus. In meer
dere kerken zoowel in Duitschland als België
en Nederland, worden relieken van den H. Willi
brordus vereerd. De H. Willibrorduskerk in Den
Haag ontving in 1839 een partikel van den sche
del van den H. Willibrordus ten geschenke van
den toenmaligen Deken van Echtemach.
De betrekkeiyk weinige katholieke priesters,
die nog in Rusland verblyven, zijn voor het
grootste gedeelte beroofd van hun vrijheid. Zy
werden verbannen naar afgelegen streken, ver
oordeeld tot dwangarbeid en tot gevangenis
straf.
Zy die nog vrij zyn, worden in hun priester
lijken arbeid gehinderd door de tyrannieke wet
ten tegen de zoogenaamde „contra revolution-
nairen". Want de menschen in de Christeiyke
waarheden te onderrichten en door de sacramen
ten bij te staan in den stryd voor hun geloof is
een actieve aanval op de goddeloosheid; en, zoo
schreef de Bezboznik (N. 46, 10 Nov. 1929) „een
actieve aanval op de goddeloosheid, het Mar
xisme en materialisme, dat beteekent een strijd
tegen de bolsjewieken en de sovjet-autoritei
ten". De menschen te bewaren voor Christus
en Zijn Ryk is contra-revolutie; en contra-re
volutie wordt streng gestraft.
Zoo zijn er reeds velen van de onzen gevallen
in Rusland en hebben met hun bloed en lyden
getuigenis afgelegd voor het geloof. De getuige
nis van hen, die zijn voorgegaan, wordt voortge
zet en volgehouden door de helden, die om
Christus' wil koude, honger en dorst ondergaan,
door hen, die dagelijks worden opgejaagd naar
zwaren dwangarbeid in een moordend klimaat,
zonder voldoende voedsel, zonder genoegzame
lichaamsverzorging, totdat zy niet verder kun
nen en neervallen, om te sterven, verlaten door
allen, alléén, zonder sacramenten.
De voorbeelden zyn talloos; slechts enkele
noemen wy op:
Dominicus Iwanow, 46 Jaar, vroeger
priester van de Sinte Catharinaparochie in Pe
tersburg, verbannen naar Solovky, veroordeeld
tot dwangarbeid, gestorven in het ys, Decem
ber 1928;
Kanunnik Ant Wassilewsky, 60 jaar,
reeds langen tyd ziek, na een langdurig licha-
melyk en geestelyk lyden verbannen naar het
Zuiden van den Kaukasus, waar hy stierf in
algeheele verlatenheid, October 1929;
Joseph Bielogowy, 46 jaar, vroeger pro
fessor in de Theologie in Petersburg, over wien
de Ordo van het bisdom Mohilev, gepubliceerd
in Warschau, schrijft: „ad trahendam fidem a
Bolchevikis coactus, cum obedire noluisset, ab
eis occisus, coronam martyrii anno 1928 adep-
tus est": d.w.z.: „De bolsjewieken wilden hem
dwingen van het geloof af te vallen, doch daar
hij niet gehoorzamen wilde, werd hij in het
jaar 1928 door hen gedood, getooid met de
kroon van het martelaarschap."
Er zijn er te veel, om opgenoemd te worden.
Behalve de velen, wier getuigenis voor Christus
bekend werd, zyn er nog meer anderen, wier
lijden door ons hier op aarde nooit gekend zal
worden. Slechts willen wy er nog aan toe voe-
nimmiiminnniinniinmi
De natuur is
Naar wij weten
In haar doen en
Laten bij.
En zoo staat op
Haar agenda
Nu de regen
Van den Mei!
Ieder dacht al:
Reeds vergeten.
Want de hitte
Kwam. zoo ras.
Juist alsof het
Reeds Augustus
En bestendig
Zomer was!
Maar de buitjes
I Blijven nimmer
Achterwege,
Zoo ook nu.
En men ziet geen
Parasol meer
Maar de natte
Paraplu!
En de goten j
En de putten
Met de kelders
Nog er bij
Doen ons spreken
Van de groeikracht
Van den regen
In den Mei!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
iiininmnrainnmnnmnmiiiiinTinmKniniiiiiiiiiiiniiamnnmmniiiiiminiminmnmHininiiiinmninmiiiiTn
gen: Mgr. Boleslav Sloskan, in Mei 1926
door Mgr. d'Her'oigny tijdens diens reis door
Rusland tot bisschop gewyd, gevangen genomen
in Augustus 1927, na de vreeselykste mishande
lingen gedeporteerd naar de strafkolonie van
het Solovetsky-monastyr. Aan zyn zuster schreef
hy op een vodje papier, dat hy in dat oord van
verschrikking in 2 weken innerlyk rijper ge
worden was, dan in de 10 jaren van zyn pries
terschap. Hy bleef de hoop bewaren, na het
einde van zyn straf (10 jaar) naar zyn geloo-
vigen te kunnen terugkeeren.
Goddelijk optimisme! doch tevergeefs! Het
gehoor en het gezicht werden hem gedeeltelyk
ontnomen. Zijn lyden is verschrikkelyk geweest.
Volgens de laatste berichten is hy waarschynlyk
reeds gestorven. De omstandigheden werden
niet bekend.
Men vermydt het over het algemeen de
priesters direct te dooden; gedurende maanden
en jaren laat men hen dikwyls lyden in een
pyn en een lichamelyke onmacht erger dan de
dood.
Men wil geen martelaren, doch slechts afval
ligen. En wy kunnen niet streng oordeelen over
hen, die na een volharding van 10 of meer jaren,
lichameiyk uitgeput, hun moreel evenwicht ver
loren en in de zwakheid van hun menschelyk
hart de Kerk verlieten. Wy kunnen slechts bid
den, dat God zich in Zyn rijke barmhartigheid
ontferme over al die moegestreden priesters in
Sovjet-Rusland.
In 1930 berichtte de Sovjetpers, dat een ka
tholiek priester zich openlyk in de kerk tot
vyand van den godsdienst had verklaard. Zyn
wy echter voorzichtig in ons oordeel. De onge
lukkige stierf den volgenden dag in een aanval
van krankzinnigheid, veroorzaakt door de li
chamelyke en geestelyke kwellingen, die hy de
laatste maanden had moeten doorstaan, en
waarschynlyk reeds begonnen, toen hy op het
oogenblik van de Zondagsmis zyn godslasterin
gen verkondigde.
Maar al waren misschien enkelen zwak, velen
stierven als martelaren.
De geschiedenis herhaalt zich; en onder ge-
ïyke omstandigheden blyft ook Gods genade
dezelfde wonderen werken in de zielen van zyn
uitverkorenen. Zooals nu in Rusland de som
bere echo weerklinkt van het oude Romeinsche
decreet: „Het is niet geoorloofd Christen te
zijn," zoo ook is het antwoord der Russische
Christenheid, wat het antwoord was der eerste
Christenen in Rome: de belydenis van het hei
lig geloof in bloed en lyden.
Zooals steeds het bloed der martelaren het
zaad was voor nieuwe Christenen, zoo ook hopen
wy met vast vertrouwen, dat Christus' rijk en
Christus ééne Kerk, die Hy geheel aan Petrus'
hoede toevertrouwde, glorievol zal herryzen uit
het graf, dat nu in Rusland voor haar gegra
ven wordt. Rusland heeft dan ten opzichte van
de wereld nog een grootsche taak te vervullen.
Zooals het is voorgegaan in lyden, zoo zal het
ook voorgaan in de overwinning.
Christus immers overwint altyd. Staten, re
voluties, koninkrijken, republieken gaan voorbij;
maar in de wisseling der eeuwen biyft Christus
staan, onwankelbaar, tot aan Zyn oordeel over
levenden en dooden. Waar men Hem kruisigde,
daar verryst Hij; waar men Hem doodde,
daar verlost Hij.
Het kan dan zyn, dat in de tyden, die komen,
in het Oosten weer de ster verschynt, die de
waanwyze menschen leidt naar het „Huis",
waar zy vinden het „Kind" en Maria, Zyn
moeder.
Dan is misschien ook de tijd daar, dat Azië,
dat tot nu toe nog byna geheel blind bleef
voor het licht der waarheid, zijn schreden ein
delijk zal richten naar het Westen, niet naar
het Europa van de machine, maar naar het
Rome der Pausen: zooals eertijds de Wyzen uit
het Oosten kwamen naar Jerusalem en zy zei
den: „Waar is de nieuwgeboren Koning der
Joden? Want wij hebben zyn ster in het Oosten
gezien en zyn gekomen om Hem te aanbidden."
J. DE SWART.
HUIZEN, 1875 M. Uitsi. KRO-Uitzending
8.009.15 Gramofoonpl. 10.00 Trioconcert
11.30 Godsd. Halfuurtje 12.15—1.45 Sextet
concert 2.00 Gramofoonpl. 2.30 Kinderuur.
4.00 Cursus 4.30 Gramofoonpl. 5.15
Causerie 5.30 Gramofoonpl. 6.00 Lezing
6.20 Gramofoonpl. 7.10 Causerie 7.45
Gramofoonpl. 8.00 Orkest- en solistenconcert
ca. 9.15 Vaz Dias 9.30 Vervolg concert
11.0012.00 Gramofoonpl.
HILVERSUM, 296 M. VARA-Uitzending, 10.00
v.m. VPRO. 6.457.00 en 7.307.45 Gymna
stiekles 8.00 Gramofoonpl. 9.00 Schram-
melkwintet o.l.v. W. Drukker en Gramofoonpl.
10.15 Schrammelkwintet o.l.v. Drukker 12.00
1.45 VARA-septet o.l.v. Is. Eyl en Gramo
foonpl. 2.15 Cello-duetten door Fr. Belinfante
en A. Verschuyl en Gramofoonpl. 3.00 Orgel
spel door Joh. Jong 3.15 Amsterd. Klein-
kunst-Eensemble o.l.v. Is. Romeyn 3.55 M.
Sluyser: Joden in nood 4.15 Vervolg Klein-
kunstensemble 4.30 Vervolg orgelspel 4.45
Sportpraatje 5 00 Gramofoonpl. 5.45
S.D.A.P.-kwartiertje door J. Oudegeest 6.00
Groningsch uurtje 7.00 Gramofoonpl.
7.15 Bestuursnieuws door A. de Vries 7.30
Bonte Avond. VARA-orkest o.l.v. H. de Groot
11.00 Vaz Dias 11 3012.00 Gramofoonpl.
DAVENTRY, 1554 M. 10.35 Morgenwijding
12.20 Northern Studio-orkest o.l.v. J. Bridge
1.05 Orgelconcert Reg. New. 1.50 Commo
dore Grand-orkest o.l.v. J. Muscant 2.50
Welsh Programma voor de jeugd 4.05 Het
Sharpe-sextet m.m.v. D. Smith (bariton)
5.0-5 Orgelconcert Reg. Foort 5.35 Kinderuur
7.50 Rheinland-liederen door Studenten 8.20
BBC-orkest o.l.v. Pitt. O.a. Hong. rhapsodie
in d kit. Liszt 10.10 „General Post", revue
van Dunn en Slater 10.55 Viola Tree zingt
liedjes 11.1512.20 Ambrose en zyn Band.
(Evtl. Nachtegalenzang)
PARIJS „RADIO-PARIS", 1725 M. 8.05
en 12.50 Gramofoonpl. 9.05 „Beaumarchais",
operette met muziek van G. Rossini.
KALUNDBORG, 1153 M. 12.20—2.20 Concert
uit Rest. „Wivex" 2.503.20 Gramofoonpl.
3.505.50 Omroeporkest o.l.v. Reesen. M.m,v
solisten. O.a. werken van Purcell 10.20
1105 Concert o.l.v. Gröndahl 11.0512.35
Dansmuziek o.l.v. Julian.
LANGENBERG, 473 M. 7.25—7.50 Gramo
foonpl. 7 508.20 Concert uit Bad Nauheim
1.202.50 Concert uit Mühlacker 2.553 45
Gramofoonpl. 5.20—6.35 Concert o.l.v. Wolf
8 20 Vroolyke Avond m.m.v. de kapel Eysoldt
10.45 Concert o.l.v. Wolf 12.20—1.20 Dans
muziek (Gramofoonpl.)
ROME, 441 M. 8.20 Gramofoonpl. 9.05
„II barbiere di Siviglia", lyrische comedie met
muziek van Pasiello.
BRUSSEL, 508 en 338 M. 508 M. 12.20 Gra
mofoonpl. 5.20 Concert o.l.v. André 6.20
en 6.50 Gramofoonpl. 8.20 Concert o.l.v.
André. Oa. Chopinata, Doucet en „Jeux
d'enfants", Bizet 9.35 Declamatie 9.50
Vervolg concert 10.30—11.20 Dansmuziek
338 M. 12.20 Max Alexys' orkest 5.20 Oude
Muziek o.l.v. L. Devocht 6.50 Gramofoonpl.
8.20 „Pinksternacht", opera van O. Roels
(Koor, orkest en solisten o.l.v. Meulemans). Na
afloop Gramofoonpl.
ZEESEN, 1635 M. 8.20 Operetteconcert uit
Weenen o l.v. J. Holzer. Hierna berichten en tot
12 20 Dansmuziek door Oscar Joost en zyn
orkest.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Ruim honderd jaar geleden woonde te Mont-
martre een molenaar. Zijn molen, de gouden
molen geheeten, was gelegen aan den noord
kant van de Butte, te midden van die mooie
tuintjes en liefelijke huisjes, welke plaats thans
wordt aangeduid met den naam van Klein-
Californië.
Op zekeren dag bemerkte Frans Raulin
aldus was hy geheeten van uit het venster
heel in de verte, te midden van de groenende
weiden, kleine rookwolkjes, die voorafgegaan
werden als van gerommel van den donder.
Hé, buurman, wat is dat?
Maar, vader Raulin, weet ge dat niet,
dat is de vijand.
De molenaar haalde de schouders op.
De vijand? Welke vyand?
De Oostenrijkers, de Russen, de Pruisen,
de Engelschen!Heel Europa!
Kom loop heen.
Het is de zuivere waarheid!
Maar Raulin geloofde het niet. Met een
harden slag wierp hij het venster dicht.
In 1792 als vrijwilliger dienst nemend in de
Fransche gelederen, had Raulin de verschrik
kelijke gebeurtenissen meegemaakt van de re
volutie in het keizerrijk. Hij had den vuurdoop
ondergaan te Valmy, Holland en België hel
pen veroveren onder Pichegru en Jourdain,
onder Napoleon had hy de gevechten mee
gemaakt van Lody en Arcole. Hy was getuige
geweest van den stryd bij de pyramiden en
teruggekomen in Frankryk, was hy een van de
vier grenadiers., die met hem de zaal der Vyf-
honderd binnendrongen.
Als soldaat van de garde had hy geweend
by de kroning van zyn keizer. Hy had over
wonnen bij Jena. In den rang van sergeant
was hij te Friedland gewond, het kruis der
dapperen op de borst. Napoleon had hem zelf
gedecoreerd met de woorden: „Raulin, myn
jongen, je hebt hard gewerkt. Je zult me een
genoegen doen, je uit dit bewogen leven terug
te trekken. Ik zal je in een invalidenhuis la
ten plaatsen."
Sire, had de gewonde geantwoord, ik dank
u, maar excuseer me majesteit, myn vader is
drie jaar geleden gestorven en heeft my zyn
molen achtergelaten. Hiermee zal ik in mijn
onderhoud kunnen worden voorzien.
Napoleon had een oogenblik nagedacht en
hem, in naam van het keizerrijk, een rente
van duizend francs per jaar geschonken.
Zoodoende was Raulin op zyn molen terug
gekeerd, met het kruis op de borst. Zorgvul
dig had hij zijn grenadiersjas weggeborgen,
met kamfer in de zakken om de mot te we
ren. In een hoek had hy zyn oud geweer neer
gezet enwas molenaar geworden. Zes jaar
maalde hij het graan en het koren van zyn
cliënteele, zes jaren lang draaiden de wieken
van den gouden molen lustig in het rond
Somwijlen wanneer de overwinningskreten
van uit Parys tot Montmartre doordrohgen,
zond hy zyn knecht er op uit om de „Moni-
„En wat zei de dokter
„Geen bier, geen jenever,
geen koffie
„En je hield zoo van whisky."
„Over whisky hebben we niet
gesproken."
teur Universel" te koopen endan kwamen
tranen van vreugde op zyn gerimpeld gelaat.
En ziehier opeens die verschrikkelyke tijding,
dat de geallieerden tot vlak by Parijs waren
doorgedrongen
Hoe was dat mogelyk?
Het scheen hem toe. dat hy slechts °P
de toekomst mocht vertrouwen. Ginds zag hy
den vijand, de stellingen veroverend. Kreten,
commando's, geknetter en gebulder meer en
meer naderend. Lieve Hemel, zou de vyand
overwinnen?
De molenaar van den gouden molen begreep
wel, dat het nu geen tyd was om zich met
dergelijke vragen bezig te houden. Een woord,
slechts een enkel woord ontvlood aan zijne UP"
pen: „Dat zal nooit gebeuren!" En meteen vloog
hij naar de kast, trok zyn oude grenadiersjas
aan, nam zijn verroest geweer onder den arm.
en begaf zich naar de eerste de beste compag"
nie, welke hy ontmoette.
De vyand rukte steeds voorwaarts. Twintig
duizend man tegen twaalf honderd Franschen.
die Montmartre moesten verdedigen! Den Be'
heelen dag duurde het gevecht voort met af
wisselend geluk van zyn compagnie. Nu eens
vooruit, dan weer achteruit, totdat, by het val
len van den avond zij gedwongen waren terug
te trekken op de stellingen van Batignolles en
Clichy. Hier was men veilig, drie honderd man
waren gesneuveld, drie honderd hadden den
dood gevonden op het slagveld.
Ook Frans Raulin werd vermist. Was hy ge
sneuveld? Niemand kon hier op antwoorden.
Toen de oude molenaar merkte, dat het byna
gedaan was met Montmartre, raapte hy ylings
de wapenen van de dooden bijeen en droeg ze
naar den molen, stelde ze daarin op, vernielde
met enkele slagen de trap, die toegang verleen
de tot de eerste verdieping, en wachtte de
komst van den vyand af.
Het was het achtste legercorps der Russen,
dat het eerst Montmartre binnentrok. Het stond
onder bevel van generaal Gorkoff, die order gaf
zich te verzekeren van de huizen en hun bewo
ners.
Maar bij den ouden molen aangekomen, ëe~
beurde er iets, wat zij totaal niet verwacht had
den. Kalm draaiden de wieken, geen enkele
menschelijke stem werd gehoord. Zachtjes heel
zachtjes kladderde de wind tegen het zeildoek
gespannen over de dwarshouten der vleugelen.
Dof kreunden de raderen daarbinnen, knerpte
het in den koepel daarboven, toenopeens..
heel onverwachts.... geweerschoten uit de mo
len knalden en kleine, verraderlijke rookwolk
jes opstegen.
Op het eerste moment geloofde men, dat 'n
troep wanhopigen den molen bezet hield, en
Gorkoff zond een fficier m hen te sommeeren
zich over te geven. Deze kwam niet meer te
rug.
Toen werd het kanon geladen, afgevuurd, een
gekraak volgde, maar het vuren hield niet op-
Nog een schot en nog een, toen werd het stil,
akelig stil, daarbinnen; de dood was er binnen
gegaan, om den vermetele weg te rukken uit het
aardsche leven.
En toen de Russen waren binnengedrongen,
vonden zy het doorzeefde lyk van Frans Rau
lin, den ouden molenaar.
Ambtenaar (tot de menschen aan 't loket)!
Wie heeft het langst gewacht?
Oude bruid: Ik, mynheer!
Visscher: Agent als ik visch vang in dezen
vijver is dat dan een strafbare handeling?
Agent: Neen meneer, een wonder.
Als de hommel alles aan zijn burgemeester zou vertellen, zou er
zeker opnieuw strijd losbreken. „Grijp hem vast," beval de koningin
en hoe moeilijk dat ook was, de schildwachten hadden eindelijk de
dikke hommel gevangen genomen en met touwen aan een paal
gebonden.
„We zullen je weer vrijlaten als je aan niemand Iets vertelt," zet
de koningin, die ln eigen persoon naar de vastgebonden hommel
toeging. Maar de hommel schudde met z'n hoofd en zei met een
zware bromstem: „Hou me maar gerust gevangen. Ik zal ook nog
wel eens loskomen en dan zullen Jullie er spijt van hebben." Toen
ging de koningin heen en Jaap en de anderen bleven achter.
A lip nhnnnp'c °P dlt bla<J z^n ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 9/ï/J/l bl] levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7CV3 by een ongeval met f by verlies van een hand f 1 QC by verlies van een f bij een breuk van f AQ m bU,J®5'tes If"
/1UC U(/(/#(/2c O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkceringen OUlrU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop een voet of een oog l&O* duim of wijsvinger been of arm* anderen vinge
uuuumiuiiuiuiiiiuiumuiiiiuiiiuiuiiuiuuiiiiuuu
26
Begin 1875 was de groote welvaart van
Ecuador duidelyk voor ieder zichtbaar. In de
kleinste dorpen waren scholen opgericht, in de
steden colleges en gestichten van weldadigheid.
Quite beroemde zich op haar Universiteit met
vier faculteiten, de Polytechnische school, het
Conservatorium der Schoone Kunsten en de
nieuwe beroemde Sterrewacht. Het koude
egoïsme had plaats gemaakt voor de liefde:
de armen en zieken ontvingen hulp en "verple
ging, de weezen huisvesting. De Jonge werk
lieden werden in de ambachtscholen, de
Indianen in hunne hutten tot mannen ge
vormd om in het onderhoud van een gezin te
kunnen voorzien. De gevangenen ondergingen
den verbeterenden invloed van den godsdienst
en den arbeid en de afgedwaalden werden door
de Missionarissen tot het geloof bekeerd en
teruggebracht. Aa nde groote wegen van Quito
naar Guayaquil, naar Marnabé, naar Ehmeraldas
en naar Cuenqa werkten duizenden arbeiders
om de hoogvlakten van den Cordilleras met den
Oceaan te verbinden. Landbouw, industrie en
handel bloeiden en verrijkten het land, dat vele
emigranten tot zich trok. Overal heeerschte
recht en gerechtigheid, orde en rust. De
Republiek onderhield de beste betrekkingen met
de andere landen, die vol bewondering den
snellen opbloei van Ecuador gadesloegen, dat
een schitterende toekomst tegemoet ging.
In Augustus 1875 eindigde het mandaat van
den man aan wien de Republiek alles te danken
had en met angst en vrees zag de bevolking
den dag tegemoet waarop wellicht een and«=T
den Presidentieelen zetel zou innemen en de
oude ellende opnieuw over Ecuador zou komen.
De revolutionairen, liberalen en radicalen had
den al hun hoop op de verkiezingen gesteld om
Garcia Moreno van zijn zetel te stooten
Wel begrijpende, dat de overgroote meerderheid
van het volk Garcia Moreno op handen droeg
stelden zy tegenover hem geen partyganger van
Urvina, gelyk zij gaarne gewild hadden doch
oen katholiek liberaal Antonio Borrero.
Een felle campagne werd tegen Garcia
Moreno begonnen van leugen en laster. Hy
wierp zich op als diclator en wilde zich nu voor
zijn leven als zoodanig opdringen, enz enz.
Het resultaat der verkiezing in Mei liet echter
aan duidelijkheid niets te wenschen over. Met
overgroote meerderheid werd hy herkozen tot
spyt en woede zyner felle tegenstanders.
Met de herkiezing van Garcia Moreno gaan
wy zyn laatste levensperiode tegemoet. In hun
wilde razerny dachten de vrijmetselaars
niet meer aan verderen stryd, doch laadden
hunne revolvers en slepen hunne dolken, om
hem te vermoorden. Nauwelijks was zijn
verkiezing bekend of de vrijmetselary sprak
het doodvonnis over hem uit en dezen keer
nam men dusdanige maatregelen, dat de aan
slag moest slagen. Immers volgens getuigenis
welke de moordenaars later aflegden, zouden
zij zelf vermoord worden, indien de toeleg
mislukte. De bladen der vrymetselarij van
Amerika niet alleen, doch zelfs van Europa
vereenigden zich om een vloedgolf van laster
en verdachtmaking over hem uit te storten.
Het monster moest verdwynen. Alleen de ge
dachte aan hem bracht hen tot razerny. Een
Staatshoofd die in de XïXe eeuw, hun eeuw,
den Standaard der Revolutie dorst neerhalen en
dien van Christus planten tegen alles in; die de
hem toevertrouwde Staat daarna tot hoogen
bloei bracht! Weg met hem! Het was te veel!
Een ware zondvloed van vlugschriften, die allen
zonder ophouden tot moord ophitsten, dwar
relde over Ecuador. Een secretaris van den
Chileensche legatie te Lima in Peru schreef
een afschuwelyk pamflet, waarvan elke alinea
"•indigde met een: dood aan Garcia Moreno!
Verschillende aanslagen waren in den loop
der jaren reeds tegen hem gepleegd, maar dank
zy de Voorzienigheid Gods werd hij steeds ge
spaard. In October 1873 zou hy reeds zeker ge
vallen zyn, ware hij van een voorgenomen reis
niet toevallig verplicht te Quito te blijven. De
vrymetselarij was, toen reeds zoo zeker van
haar zaak dat zy reeds in het buitenland het
bericht van zyn dood verspreidden. Een blad
in Bogota (Nieuw Granada) eindigde zijn ar
tikel met de woorden: „Nu ze hem niet hebben
kunnen overwinnen, hebben ze hem gedood.
Geve God dat het heengaan van dezen grooten
man niet de ruïne brenge over Ecuador." De „La
Verdad de Lima" berichtte 19 October 1873 uit
Guayaquil het volgende:
„Een bloedig drama heeft Quito, de hoofd
stad van Ecuador in opschudding gebracht: De
President is bezweken aan de talrijke wonden
hem door zijn adjudant en een talrijke den
Jezuïeten vijandige menigte toegebracht. 23
Jezuïeten zijn met den President omgekomen."
Andere bladen wenschten zich geluk dat hun
doodsvijand bezweken was en betreurden alleen
dat hij door moordenaarshanden en niet op het
schavot den dood had gevonden. Garcia More
no die deze bladen ook las ,wist dus wel welk
lot hem te wachten stond.
Tijdens de verkiezing drukte namen de ge
ruchten van een nabyzynden aanslag zoo toe
dat verschillende personen zich geroepen voel
den hem persoonlijk te waarschuwen en hem
te verzoeken meer veiligheidsmaatregelen te
nemen. Hy dankte hun voor hunne zorgen
doch antwoordde gewoonlijk dat hij zich in
Gods hand voelde. Een ander zeide hij: „Ik
zou al eenige malen gek kunnen zijn als ik
toegaf aan al dat soort berichten, die ik zoo
dikwyls ontvang." Hij vertrouwde op de God
delijke Voorzienigheid en werkte verder, zon
der zich te bekommeren over den storm die zoo
woedend boven zijn hoofd opstak.
Nauweiyks herkozen, was hy weer nieuwe
plannen aan het maken om het derde presi
dentschap, dat de vervolmaking van den vorigen
moest worden, nuttig te besteden. In een intiem
gesprek liet hy zich a.v. uit over zyn Regee-
ringsideeën:
„Toen ik in 1861 besloot deel te nemen aan
de politiek van het land, kwam ik tot de over
tuiging dat de Republiek, om tot voorspoed
en geluk te geraken, drie periodes ieder van 4
tot 6 jaar, noodig had nu rechtvaardigheid en
zorgzaam bestuur. De eerste periode moest er
een zijn van Reactie, de tweede van Organi
satie, de derde van Consolidatie. Daarom had
myn eerste periode toen ik aan de Regeering
kwam, zooals het zyn moe:t, een karakter van
Reactie tegen de kwade invloeden die het va
derland verscheurdenen daar dit kwaad zeer
diep ingeworteld zat legde het mij de moeilijke
taak op geweld te gebruiken om het uit te
rukken. De tweede periode, die binnenkort ein
digt is myn Organisatie Regeeringsperiode,
waar natuurlyk geen geweld van my gevraagd
werd. Als bewijs diene dat zelfs mijn tegenstan
ders nu erkennen dat ik het land met gema
tigd- en bezadigdheid geregeerd heb. Als de
goddelijke Voorzienigheid niet anders beslist
zal de volgende periode er een zijn van Consoli
datie en in deze periode zal het volk, reeds aan
orde en vrede gewend, onder een werkeiyk va-
derlyk en rustig bestuur nog meer genieten van
zijne vrijheid. Als aldus de toekomst van ons
geliefd vaderland verzekerd zal zyn, zal ik my
in het privéleven terugtrekken me de voldoe
ning het land te hebben gered door het defi
nitief op den weg van vooruitgang en groei t®
hebben geplaatst."
Maar, de Heer wiens raadsbesluiten ondoor'
grondelijk zijn had anders, beslist.
Men wist al spoedig, niet door vage geruch'
ten, maar door concrete feiten dat de vrijme1'
selary binnenkort het bevel der Hoogere L°£
zou uitvoeren.
In Lima werd de aanslag voorbereid. De
werd niet zoo geheim gehouden of zü kw&
ter kennis van Garcia Moreno zelf door
diplomatieke mededeeling. Korten tyd 1»^
bemerkte men dat bij den Peruaanschen BeZ^ n
's nachts geheime byeenkomsten gehoude
werden door jonge lieden, alle vyanden va
Garcia Moreno.
Aan het hoofd van deze beweging stond e®®
advocaat Blanco, van goede familie,
een vriend van Garcia Moreno, die door sle<sjirl
zaken of meer nog door zijn slecht gedrag
lager wal gekomen was. Van de overige saITieIj1>
zwaarders zullen wy alleen nog noemen he
die aangewezen was den aanslag te volbreng®
Faustino Rayo, geboortig uit Nieuw Grana
zoon van nederige familie, die gedwongen ^Jg.
vaderland te verlaten en naar Ecuador was 8
emigreerd. Zyn eigenlyke naam, de Rosar,
hij veranderd in Rayo. Het was een vantónd
wonderiyke huichelaars die de kunst verst»
heden O. L. Heer in de kerk van het krula -
bidden en morgen iemand koelbloedig te
moorden.
(Wordt vervolgd'