ouv
PER LANDMAIL
wSW sê as
ZOMERTOILETTEN
SMAKELIJK ETEN
GENEESKUNDIGE kalender
i
(Sr
Jte,
DE DROOM VAN DEN SLAAF
u
DE GESCHIEDENIS VAN MANGELEMOT DEN FILMHELD
HASR
toXïr ftJïïïr ""'to"
H
OOR. O
sSc«ci„aLmen
S3. fSbfifïïï ffWLÏÏ-LSS. A
<4/^ de lamp voorover staat en een van de kinderen is jarig
wan oedarmoede
?"«V°°£rato to *S"„eto1r »S-
SSiSS2i"
l¥''i
m
door Annie Sluyters
Spr&toeï1 to „8S
lUfl'NNV
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
een "steen zond eer? brief6 m8n elkaar
hoeft geen maanden meer en het
men antwoord heeft v? duren, eer
en vrienden in het familieleden
zelfs in drie weken nfuf? dië' Het kan
ach, met de mail meer' maar-
alles: bezuinigen al net als met
trouw per vliegma?i veursoberen- Zij, die
vaak niet meP? hlig f-hreven> kunnen dat
graadje minder gen, doen het een
zich dat dit tJ? -e? e landmail, troosten
dig en vinden kL-00, vlug gaat tegenwoor-
Eeregeld her?v?la- e®n voorrecht als men
vreemde warm? 1 ?g stuurt naar het
altijd aansmï! al ls dat bericht niet
Wantni^.111 en geruststellend.
de crisis ifur' ln het Goudland, woedt
^ekeliiksche -ier v slachtoffers en de
verminderd inkomen.
Vroeger waren
herlei particulit
achtei^rfnJ nu is dit beslist wat op'den
e,,"„.rArond geraakt en is er maar si?
ver-
nare K„-i iTr a men Dang is
lof verminderH°^ef ontslag' uitgesteld
verminderd inkomen.
alleiieignrn,Tai'ev 'l meer de gezondheid en
ven werde^ e belangen, die beschre-
achtererrf A' nu is difc beslist wat op den
ovSê°nnd ge5aakt en is er maar één
nog een IS er nog een werkkring
strijd voet ~7 Er is veel verzwegen
warro'o yerbeten leed daar in het mooie
;n er i
lar de
at men
Want, "als --8?®n. leed. wil doen.
WarmVu J üeten ieea aaar lr
toe Dvpr on eVoms Saat men er pas laat
Wam l of geen leed wil doen. let
als we met met een gerust v,
kunnen denken aan hen. die har*
z«n, dan doet-daTpijn'e^ie 25**
kern"® 2007661 grooter en onovertomJikt
ker we zouden zoo graag eens J
Praten, alles wat ons en die an dl Wlllen
zwaart en elke week weer hnto 6ren be~
de mail beter bericht zal brengPn We' dat
VrM8ï ergst is natuurlijk als mo'
?f*jgt over het verliezen vat, bericht
king, als men weet dat Pr een betrek
geen oplossing weet geen h,fi°r^en ziin en
nen en geen afdoende? ?o P kan verlee-
Maar er zijn nog andpi?? schaffen,
zwaar wegen, mpt i; dinS6n, die ook
tusschen ons en Indië ah onn?etelijke zee
We ons misschien verh?, Arenlang hebben
zien, allerlei planner, g op een weer
loost met het fe£ rf£e?aakt, en ons ge~
scheiding bijna nm a^ vele jaren van
komt er een brief dan opeens
van het verlof uitstel meldt: uitstel
nu er zóóvelen' ïTi men niet durft nemen,
sen te bezetten ar staan om leege plaat-
en
bezetten mT.
rklust n een wanhopige energie
betrekking wa, ®dat ze al zoo lang buiten
te toonen dat ,o _,en nu vastbesloten zijn
feilloos waannemo tijdelijken werkkring
W5 waarnemen. beter dan de voor
ganger, die een kouden neus is gaan halen
in z'n vaderland, na vele Indische jaren.
Ja, er zijn velen die niet met verlof dur
ven komen; ook niet kunnen soms, om
dat hun inkomen deerlijk is verminderd en
verlof nu eenmaal altijd kostbaar is. Oh,
het is verstandig in dezen ontwrichten tijd,
en de familieleden en vrienden in Holland
zullen dat terstond beamen, schrijven
dat het natuurlijk beter is, dat men niets
mag riskeeren.
Maarde teleurstelling is er niet min
der hevig om; de leegte lijkt grooter en de
ouderen denken soms angstig, dat ouder
dom een kwaal is die eiken dag erger wordt.
Zulke gedachten komen vanzelfsprekend
in een moedelooze bui, als de mail juist een
sneu bericht over uitgesteld verlof heeft
gebracht en toch mag en moet er feitelijk
maar één hoofdgedachte zijn: „Wat een
zegen, dat ze nog een baan hebben, want
hoe deprimeerend is het, werkloos rond te
loopen en bang te moeten zijn voor de toe
komst." En die andere gedachten? Over
teleurstelling en uitgesteld weerzien?
Ach, dring die maar manmoedig terug
en schrijf zoo opgewekt mogelijk naar het
warme tropenland, omdat het daar per slot
nog erger wordt gevoeld. Indische jaren, die
volgens oud gezegde dubbel tellen,
zijn zwaar en men heeft het nöödig er ge
regeld uit te gaan, naar Europa te komen
en wat te genieten, dus voor de teleurge-
stelden zélf is het nog veel en veel erger.
Is deze moeilijke tijd er niet om mekaar te
steunen, te helpen enwat op te wek
ken? En kunnen we liefst per snelle
luchtpost en anders per landmail, geen
prettige aardige brieven verzenden naar al
die mensehen daar in de verte, die zonder
uitzondering zoo blij zijn met de mail en 'n
Hollandsch hart onder den riem zoo noodig
hebben? Kunnen brieven geen troost en
opwekking brengen en een sterke band zijn
tusschen alle windstreken en voelen we
ons niet voldaan, als we eigen teleurstel
ling dapper opzij weten te zetten en de
juiste woorden weten te vinden om hen
daar in het mooie Insulinde ervan te over
tuigen, dat het zoo goéd is, dat ze beter
deden nog wa, te wachten en dat het ln
het leven altijd maar het beste is, je te
leurstellingen blijmoedig te dragen, omdat
er zooveel ergere zijn? Heeft iedereen niet
wat regen noodig om volkomen „mensch"
te worden en moeten we niet dankbaar zijn,
als een stortbui en onweer ons bespaard
worden? In Indië is 'n regen- of onweers
bui wel tienmaal erger dan hier en het is
heerlijk als de Hollandsche mail nog een
beetje meer zon brengt in het land, waar
men over de échte zon geen klagen heeft.
K.
op 10 en UUMli°ta'hnie??onstrati6. welke
Haarlem werd geh?ud?n Concertgebouw te
gen stand van de P k u, een keuri-
V°Prachtlalige eetdhfgen. Sh0UdSch001 aa*.
te zien, met uP|^t wef schotels waren er
™dd6n en daaTverheén6" bobbeltie in t
ver^holennoo^nkon welen, wafdaaronde'r
pat eten tenm1n J!nAakiiken wit je op
00- e dat veronderstel ik
z°o, dat°je gel?™ekvAel heel erg prettig
zooveel duurder u?Ua?t5"- en tuinpotle er
bijvoorbeeld alleen Zlen' al voeg ie er
ei aan toe of wnt aaf een hardgekookt
Zoo zae tomaten.
huishoudschool aA op den stand van onze
gehakt, gevuld mof A scpaal "iet gesneden
frouw ïr m6t hardgekookt ei. De juf-
dat eerst het P7 hen?eliik> mÜ te vertellen,
daarna eenpiS hardgekookt moet worden,
^ngemaaktp omheen wentelt u het
aKyf_rauwe gehakt tot een bal en
deze bal wordt gebraden. Dit bracht me op
een idee. Stel u voor, dat een van uw
kleintjes jarig is en net op 't laatst van de
week of maand, op z'n Hollandsch gezegd,
de lamp staat voorover en u heeft gehakt.
Geen nood. U snijdt het gehakt netjes aan
plakjes en legt deze op een platte schaal.
Op elk plakje legt u een schijfje hardge
kookt ei. De schaal wordt gegarneerd met
slablaadjes, waarop een schijfje tomaat en
u heeft een verjaringsschotel, waar Jantje
of Miesje verrukt over is. Zoo zag ik nog
wat eenvoudigs voor een meisjesverjaar
dag, namelijk jamsandwiches. Sneetjes ca
sinobrood ontdoet u van de korst. U snijdt
ze doormidden, botert ze en besmeert ze
afwisselend met frambozenjam en oranje
marmelade. Dan drukt u twee frambozen-
sneetjes op elkaar, vervolgens twee mar
meladesneetjes. Van deze dubbele sneetjes
maakt u twee hoopjes op een plat schaal
tje. U laat jarige zus uit haar eigen ser
viesje theeschenken en zelf de sandwiches
presenteeren en de verjaarsvisite wordt een
heele gebeurtenis voor het jarige meiske.
AN.
ziet, kind er slecht en bleek uit
dien slecht po?0!* en lustelo°s is en boven
hallen bil hp an staat in de meeste ge-
vast da?1lastte, omseving wel de mee-
P*de- In zfi„ A klnd hjdt aan bloedar-
bhdersteiiin yn algemeenheid is deze ver-
lwzemeï iaist. Er z LZfTeel gem66nPlaat-
slecht im A al van m°ede, luste-
no^pteihng vtzi„ende bleekneuzen, wier
??aal is en n het bloed volkomen
«tnri» ,Wu is dp" 11C0 "men aan bloed-
if gelukkig d0Aaam zelf niet zoo bij-
t ZO° zeer arm Want het üchaam
?^fr PpPrm aan d^ aaA bloed' maar het
7tAr 661\ normale ?°odlge stoffen, welke
zijn. Onder deze stotf e onontbeerlijk
g obme de bloedk&d sp6elt het hoemo-
bl°edcellen wel een van de roode
omdat het verzorgt A b6langrijke rol,
de zuurstof in het lichc, stofwisseling van
is het groote transp0rt aÏÏHet bloed toch
dende elementen voorA 1 van de voe-
stoornis in deze circulatiAu llchaam. Een
dig ernstige gevolgen. rA ,?6eft dus spoe-
nayn bedoeling, om te spreken hler nlet in
v,i? de soorten van blopA-°yer de ver-
al Va duideliik dat er verS(?hm en' want
daarmate het eene of het bestaan
standdeei van het bloed ziek ,AVere be-
te komp idelijk is dat> om tot hit v kort
ppyf ,1 dat een kind bloedarm? besluit
WanarVnimdiger onderzoek noodi?^, h66ft,
selen hw? V?n bovengenoemde verschi?et
op doktpVs ?an ook wel nuttig om aV
die ge?po S -advies gebruik te maken en
bet blSfri8?1 delen' welke bij ziek zij?
piakkeloos sl?kkUttige werking hebben Ret
welke lnnJan.aUe mogeliJke Prae-
van overmaücV^p^"61"6" dat door
waardonbeesniiddelen Jn gdurig gebruik
heeft men hit stoornissen optreden
len van hwaten zal vV? LVan,pbepaalde
worripn ^epaalde geval-
menten ia0?1» geb?ui?V bedo!ven magen
by zyn leest blijven.
Het onnoodig en overmatig gebruik van
verschillende specialité's, waartoe men met
goede bedoeling zoo gemakkelijk komt,
moet dus ontraden worden. Afgezien nog
van de groote kosten, heeft dit het groote
nadeel dat menigmaal het meest voor de
hand liggende geneesmiddel voorbijgezien
wordt.
Als de winter voorbij is, zijn de genees
kundige nadeelen voor velen, door te kort
aan licht, lucht en zon ontstaan, niet m
eent geweken. Wij zien in dien tijd dan ook
veel kinderen, die er slecht en bleek uit
zien. Merkwaardigerwijs zijn dit lang niet
altijd de stadskinderen, die deze ver
schijnselen het sterkst vertoonen. Vooral
bij zeer jonge kinderen kan men deze
waarneming herhaaldelijk bij de platte-
i
De moezen verheugen zich ook dit seizoen
nog in de gunst van madame mode.
Als ze dezen zomer 'n beetje spaarzamer
worden verwerkt dan het vorig jaar, kun
nen wij er opnieuw pleizier van beleven,
want ze hebben eenige sympathieke eigen
schappen. Ze brengen b.v. wat leven in een
effen donker toiletje en breken het groote
witte vlak van een witte japon. We ver
werken de gepointilleerde stof dit seizoen
ook veel met effen materiaal zooals aan
het eerste figuurtje op de teekening te
zien is. Het bolerootje en het gladde mid
denstuk zijn van donkerblauwe wollen crêpe
marocaln, terwijl het schouderstuk, de rok
en de opslagen van de driekwart mouwen
van dezelfde stof zijn met 'n wit moesje
De bloempatronen zijn er nog wel, maar
niet meer in zulke sprekende kleuren als 'n
paar jaar geleden. We zien nu veel 'n com
binatie van slechts wit en zwart, wit en
bruin, wit en blauw, etc. We zien hier een
aardige zomerjapon van crêpe de chine im-
primé, waarbij het schouderstuk met de
aangeknipte volants van wit crêpe is geno
men.
Ons derde model, dat 'n leuke combina
tie vormt van bolero en pelerientje, doet
het noppendessin goed tot haar recht ko
men. Zooals we zien, hebben we hier 'n
raglan-vorm, waarbij de voorstukken wor
den gestrikt en we dus die aardige mo
derne oploopende lijn krijgen. De taille
wordt nog geaccentueerd door een donkere
lakceintuur of 'n breed bandfluweel.
POLA.
Met den komenden zomer, het langer
worden van de. dagen en het krachtiger
worden van de zon groeit gelukkig tevens
de gelegenheid om gebruik te maken van
de genezende kracht van licht en lucht.
Daarom naar buiten met de bleekneuzen,
waar de genezende kracht van het zonlicht
voor een ieder bereikbaar is.
Dat deze innerlijke drang bij het mensch-
dom bestaat, daarvan kan men zich bij
mooie dagen overtuigen als de steden leeg-
stroomen naar strand, bosch en hel. Dat
zoo'n zonnebad heilzaam is, is buiten kijf.
Jammer ls ook hier, dat men de goede
middelmaat vaak overschrijdt. Ons lichaam
is niet in eens bestand tegen de overmaat.
Welke daar geboden wordt en degene dié
zonder overgang zich den heelen dag laat
bakken in de zon, onderwerpt zijn lichaam
aan een te forschen ingreep en komt maar
al te vaak ziek en koortsig thuis. Het is
niet overbodig hier nog eens op te wijzen,
zoowel voor den volwassene als voor het
kind. ENKLAAR
Lang, zeer lang geleden leefde er een
machtig vorst, Arranius genaamd. Hij was
bezitter van verschillende indrukwekkende
kasteelen en tempels, gebouwd door de
honderden slaven, die hem toebehoorden,
't Was hem een bijzonder genoegen om bij
elk kasteel een lusthof aan te leggen, ge
vuld met allerlei bloemen van éénzelfde
kleur. De mooiste vogels, die er maar te
vinden zijn, hadden bij Arranius een onbe
zorgd leven en van heinde en verre kwa
men vorsten en koningen deze .weelde be
zichtigen.
Zoo wandelde Arranius op zekeren mor
gen vol welbehagen door den donkerrooden
tuin. Hoewel 't nog vroeg was, waren reeds
verschillende slaven aan den arbeid. Ze
sjouwden zwijgend groote kruiken water
aan en goten die over de bloemenperken
uit. Weer een eind verder verzorgden zijn
bedienden de jonge teere plantjes. En hun
bleeke, magere gezichten bestudeerend, viel
't den vorst op, dat een zijner slaven er erg
bedrukt uitzag.
„Plinius, volg mij!" riep de koning hem
toe en oogenblikkelijk liep deze op zijn door
de zon gebruinde voeten achter zijn mees
ter aan.
„Treurt ge nog altijd om uw ouderen
broer?" begon de vorst, toen ze alleen wa
ren en hij keek van terzijde naar zijn
slaaf. Deze, eensklaps met de hoop be
zield, dat hij misschien iets voor zijn broe
der doen kon, veranderde van houding
en viel voor zijn meester op den grond.
„Heer, als ge mijn broeder de vrijheid te
ruggeeft, dan zal ik u mijn droom vertel
len, die meer waard is dan de vrijheid van
één slaaf," riep Plinius uit.
„Laat hooren dien droom. Als hij me be-
va.lt, schenk ik je bloedverwant niet alleen
kwijtschelding, maar ik zal hem weer net
als vroeger met het bouwen van mijn tem-
pels belasten," beloofde de koning.
En op een bank gezeten, beschut door
de eeuwenoude boomen, luisterde Arranius
naar zijn slaaf.
„Hedennacht," zoo begon deze, „bevond
ik mij evenals nu tusschen de roode bloe
men. Eensklaps zag ik, dat elke bloem in
een menschelijk wezen veranderde. Ik keek
rond en zag me omringd door een ontel
bare menigte soldaten. Ze waren voorzien
van schilden, waarop het wapen van ko
ning Aesopus prijkte. Als overwinnaars
kwamen ze bezit nemen van alles wat u
toebehoorde. Toen klonk er plotseling een
stem.maar verder kwam de slaaf niet,
want zijn meester was met een forschen ruk
overeind gesprongen.
„Gij durft mijn besten vriend verdacht
te maken, alleen om uw broeder te redden,"
riep hij woest uit en niet lettende op de
smeekbede van den slaaf en de bewering,
dat 't voornaamste van den droom nog
komen moest, liet hij hem in den kerker
werpen.
Zóó zaten daar, diep onder den grond, in
een enge, koude ruimte, de twee arme sla
ven. De eene had zich den toorn van zijn
meester op den hals gehaald, toen door zijn
onvoorzichtigheid het kostbare beeld, voor
stellende godin Astarte, naar beneden was
getuimeld. Twee volle jaren had men aan
dit meesterwerk gearbeid en toen 't vol
tooid was en op een der pilaren van den
nieuwen tempel zou worden gezet, was 't ln
duizend stukken gevallen. Daarvoor zou de
slaaf zijn heele leven lang moeten boe
ten
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
opening zakken en
heel voorzichtig trok-
'-en ze de plaat met
3t aan den onderkant
hangende stuk ketting
weer op zijn plaats.
Alleen de maan, die
volop haar stralen
over den akker liet
vallen, was getuige
van dit nachtelijk
voorval.
Hoe oplettend de
twee slaven echter te
werk gingen, ze kon
den niet verhinderen.
op een bank geze
ten, beschut door de
eeuwenoude boomen
Vijf jaren waren in eenzaamheid voorbij
gegaan. Hij was niet meer de flinke krach
tige man, die zijn verstand pijnigde om de
mooiste tempels en gebouwen voor zijn
meester te maken. Nee, 't was nu een droe
vige, stille figuur geworden. En zijn broer,
die thans hetzelfde lot onderging, omdat
hij den vriend van zijn meester verdacht
durfde maken, kreeg reeds dezelfde wezen-
looze uitdrukking.
't Zal ongeveer drie jaar later zijn ge
weest, toen een afgezant van koning Aeso
pus zich bij vorst Arranius liet aandienen.
Hij overhandigde den laatsten een rol per
kament en bleef in afwachtende houding
voor hem staan. Naarmate de vorst Arra
nius het stuk doorlas, sperden zijn oogen
zich verder en verder open.
Was 't dan toch waar? Zou Aesopus, die
naijverig was geworden op zijn vele bezit
tingen, den strijd tegen hem aanbinden?
En voor het eerst na al dien tijd begon
Arranius te vreezen, dat de slaaf, die in den
kerker vertoefde, de waarheid had gespro
ken. Nadat hij den afgezant de boodschap
had meegegeven op alles voorbereid te zijn,
liet hij zich bij Plinius brengen.
Deze, zijn vorst ziende, begreep, dat er
iets bijzonders aan de hand moest zijn,
vooral toen vorst Arranius naast hem
kwam zitten en hem minzaam bij den
naam noemde.
„Ik kom om je de vrijheid te schenken,
jou en je broeder," begon de vorst, doch
geen spier op het gezicht van den slaaf
vertrok zich. Even suf als al die jaren
staarde hij voor zich uit. „Weet je nog wat
je toen droomde?" fluisterde Arranius.
Maar ook nu verroerde de slaaf zich niet.
't Leed geen twijfel: de eenzaamheid had
het denkvermogen van Plinius verzwakt.
Teleurgesteld vertrok de vorst weer. Hij
beval, dat men Plinius uit den kerker zou
halen en gedurende enkele dagen besteedde
men de uiterste zorgen aan hem. Niemand
vermoedde, dat deze in stilte om al die din
gen lachte. Hij wist nu héél zeker, dat zijn
meester er belang bij had hem aan 't spre
ken te krijgen, maar thans was z ij n beurt
gekomen
Juist zooals de slaaf verwacht had, stelde
de vorst een laatste poging in het werk om
hem tot de werkelijkheid terug te brengen.
Hij schonk ook den anderen broer zijn
vrijheid terug en liet hen vrij rondwande
len. En tot zijn vreugde ontdekte Arranius
dat Plinius van dien dag af aan het voor
uitgaan was. Hij herkende zijn meester
weer en uit verschillende opmerkingen was
na te gaan, dat het verstand terug kwam.
Als de vorst echter eens had kunnen
hooren, wat er tusschen de twee broeders
verhandeld werd, dan zou hij zooveel ge
duld niet hebben gehad. De onzekerheid
kwelde hem dag en nacht. Nergens kon hij
rust vindenOm voorbereid te zijn op
de komst van den vijand verzamelde hij
zijn leger en hoopte, dat de slaaf nog vóór
den strijd zou spreken. En intusschen na
derde de vijand.
't Was den vorst den laatsten nacht on
mogelijk om te slapen. Onrustig woelde hij
op zijn legerstede heen en weer en tegen
drie uur besloot hij in den tuin te gaan
wandelen. Indien hij slechts een klein
poosje eerder was gekomen, dan zou hij
gezien hebben hoe twee gestalten voorzich
tig het kasteel uit slopen. Precies als eiken
nacht begaven ze zich naar het ruwe, met
onkruid begroeide gedeelte, een eind van
den tuin vandaan. Bij den put gekomen,
die met struikgewas was overgroeid, lieten
ze zich op den grond glijden. Voorzichtig
schoven ze de ijzeren plaat terzijde, die
met kunstig nagebootst onkruid was ver
sierd. 't Had er den schijn van alsof tien
tallen jaren geleden die bak met nage
maakte planten als sieraad had dienst ge
daan. Maar Plinius en zijn broer wisten
beter.
Een voor een lieten ze zich nu door de
landsbevolking maken.
Deze bracht hen bij den opperbewaar- De stalknecht liet het beest uit en met
der van de hof-giraffe, een buitenge- enkele zweepslagen ln de lucht liet hij
Na tallooze gevaren waren Mfm^ele-
??nwknmnidrwaar ze Uiterst woon schrander dier, dat door een der het allerlei kunstjes maken. Toen kwa-
vriendelijk werden ontvangen door den vroegere koningen ergens in Oost-Afrika men er een paar soldaten aan met een schen. Als de soldaten nu schoten, ble
De pijlen hadden echter geen punt,
maar waren- aan den voorkant voorzien
van gummi-zuigertjes van melkfles-
Münister van Buitenlandsche Zaken.
gevangen was.
pijl en boog bij zich.
ven de pijlen aan de giraffe vastkleven.
Weldra zag het dier er uit als een ste
kelvarken.
dat het gekras van den ketting even de
aoodsche stilte stoorde. Arranius voelde bij
het hooren van dat geheimzinnige geluid
zijn hart sneller kloppen. Hij vond het
beter om maar weer naar binnen te gaan
en voorbij het vertrek komend waar Plinius
en zijn broer sliepen, kon hij zijn nieuws
gierigheid niet bedwingen en sloop op zijn
teenen het vertrek binnen. Hoe verrast was
hij te zien, dat ze zich geen van beiden in
bed bevonden. „Wellicht dolen ze samen
door den tuin," dacht de vorst en maakte
zich verder geen zorgen over de verdwenen
broeders.
Tegen den ochtend echter wilde hij voor
de zooveelste maal probeeren den droom
van Plinius te achterhalen. Hij beval, dat
men den slaaf bij hem zou brengen, doch
hoe de bedienden ook zochten, Plinius noch
zijn broer waren ergens te vinden. Aan
stonds kreeg de vorst nu achterdocht en
deze bleek inderdaad gegrond te zijn, want
niet alleen de twee slaven, maar ook ver
schillende kostbare edelsteenen waren ver
dwenen. Alle nasporingen waren echter
vruchteloos. Daar er evenwel geen rijdieren
gestolen waren, konden de vluchtelingen
nog niet zoo heel ver verwijderd zijn. De
achtervolging, die nu op touw werd gezet,
was slechts van korten duur, want enkele
uren later kwam men Arranius waarschu
wen, dat de vijand in 't zicht was. Die me-
dedeeling was voor den vorst genoeg om de
achtervolging op de twee broeders op te
geven
Voorzichtig schoven ze de ijzeren plaat
De strijd tusschen Arranius en Aesopus
was kort maar krachtig, 't Was Aesopus
met veel moeite gelukt de overwinning te
behalen. Alle slaven van Arranius zouden
voortaan onder bevel van Aesopus staan.
De mooie tempels en gebouwen waren een
welkom eigendom voor den nieuwen heer-
scher. Hij liet Arranius verbannen naar
een klein Aziatisch eiland, waar deze,
streng bewaakt, zijn levensdagen zou slij
ten.
Hoe ging 't intusschen met de twee sla
ven? Dezen waren na 'n zwaren, doch suc
cesvollen tocht aan het eind der onder-
grondsche gang gekomen. Slechts met de
grootste omzichtigheid hadden ze het ge
waagd de ijzeren deur te openen, die zich
aan hét uiteinde bevond. Evenals aan den
ingang konden ze ook nu door middel van
een natuurgetrouwen bak planten op het
bewoonde gedeelte komen. Spoedig hadden
ze de eerstvolgende stad bereikt. Daar
kochten ze zich voor de edelsteenen een
klein rustig huis en leefden er onbezorgd
en overgelukkig met hun beiden. Niemand
was er, die hen lastig vielen, niemand, die
vroeg vanwaar ze kwamen, want hier wa
ren ze in het land waar het slavendom
reeds lang had afgedaan.
Vaak, heel vaak dacht de verbannen
vorst aan Plinius en zijn broer, 't Was hem
langzamerhand duidelijk geworden, dat het
geluid, dat hij dien laatsten nacht in den
rooden tuin gehoord had, afkomstig moest
zijn geweest van de twee ontvluchte sla
ven. Een plan kwam bij den verbannen
vorst op. Hij zou Aesopus de geheimzinnige
geschiedenis vertellen. Misschien was er in
den tuin een geheime uitgang en zou die
mededeeling hem zijn vrijheid weer terug
kunnen geven.
Aesopus was bereid den banneling aan te
hooren. Toen deze de geschiedenis echter
had verteld, klonk er uit den mond van
Aesopus een onbedaarlijk gelach.
„Toen ik het bestuur in handen kreeg,"
begon Aesopus, „liet ik alles wat onbebouwd
was vruchtbaar maken. Zoo ook het stuk
grond, liggende achter den rooden tuin. Bij
de verdelging van het onkruid ontdekten
mijn bedienden bij een put een vernuftig
aangelegde gang, die ettelijke kilometers
onder den grond liep. Ik heb me zelf over
tuigd waar het uiteinde was en kwam tot
de conclusie, dat het voerde naar het eenig-
ste land, waar thans geen slaven meer zijn.
Misschien hebben vroegere vorsten er een
dankbaar gebruik van gemaakt, maar ik
vond dat, gezien mijn tegenwoordige macht,
niet meer noodig. Ik heb de gang dicht la
ten metselen, opdat ook mijn slaven me
niet te slim af zouden zijn
En Arranius dankend voor zijn mededee
ling, liet hij hem weer veilig en wel naar
het eiland terug brengen
Had hij indertijd Plinius aangehoord,
dan zou deze hem ook het bestaan van de
gang verteld hebben, waardoor hij, als
Aesopus hem overwon, had kunnen vluch
ten en hij zou nu geen gevangene zijn.