ouv PER LANDMAIL wSW sê as ZOMERTOILETTEN SMAKELIJK ETEN GENEESKUNDIGE kalender i (Sr Jte, DE DROOM VAN DEN SLAAF u DE GESCHIEDENIS VAN MANGELEMOT DEN FILMHELD HASR toXïr ftJïïïr ""'to" H OOR. O sSc«ci„aLmen S3. fSbfifïïï ffWLÏÏ-LSS. A <4/^ de lamp voorover staat en een van de kinderen is jarig wan oedarmoede ?"«V°°£rato to *S"„eto1r »S- SSiSS2i" l¥''i m door Annie Sluyters Spr&toeï1 to „8S lUfl'NNV OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN een "steen zond eer? brief6 m8n elkaar hoeft geen maanden meer en het men antwoord heeft v? duren, eer en vrienden in het familieleden zelfs in drie weken nfuf? dië' Het kan ach, met de mail meer' maar- alles: bezuinigen al net als met trouw per vliegma?i veursoberen- Zij, die vaak niet meP? hlig f-hreven> kunnen dat graadje minder gen, doen het een zich dat dit tJ? -e? e landmail, troosten dig en vinden kL-00, vlug gaat tegenwoor- Eeregeld her?v?la- e®n voorrecht als men vreemde warm? 1 ?g stuurt naar het altijd aansmï! al ls dat bericht niet Wantni^.111 en geruststellend. de crisis ifur' ln het Goudland, woedt ^ekeliiksche -ier v slachtoffers en de verminderd inkomen. Vroeger waren herlei particulit achtei^rfnJ nu is dit beslist wat op'den e,,"„.rArond geraakt en is er maar si? ver- nare K„-i iTr a men Dang is lof verminderH°^ef ontslag' uitgesteld verminderd inkomen. alleiieignrn,Tai'ev 'l meer de gezondheid en ven werde^ e belangen, die beschre- achtererrf A' nu is difc beslist wat op den ovSê°nnd ge5aakt en is er maar één nog een IS er nog een werkkring strijd voet ~7 Er is veel verzwegen warro'o yerbeten leed daar in het mooie ;n er i lar de at men Want, "als --8?®n. leed. wil doen. WarmVu J üeten ieea aaar lr toe Dvpr on eVoms Saat men er pas laat Wam l of geen leed wil doen. let als we met met een gerust v, kunnen denken aan hen. die har* z«n, dan doet-daTpijn'e^ie 25** kern"® 2007661 grooter en onovertomJikt ker we zouden zoo graag eens J Praten, alles wat ons en die an dl Wlllen zwaart en elke week weer hnto 6ren be~ de mail beter bericht zal brengPn We' dat VrM8ï ergst is natuurlijk als mo' ?f*jgt over het verliezen vat, bericht king, als men weet dat Pr een betrek geen oplossing weet geen h,fi°r^en ziin en nen en geen afdoende? ?o P kan verlee- Maar er zijn nog andpi?? schaffen, zwaar wegen, mpt i; dinS6n, die ook tusschen ons en Indië ah onn?etelijke zee We ons misschien verh?, Arenlang hebben zien, allerlei planner, g op een weer loost met het fe£ rf£e?aakt, en ons ge~ scheiding bijna nm a^ vele jaren van komt er een brief dan opeens van het verlof uitstel meldt: uitstel nu er zóóvelen' ïTi men niet durft nemen, sen te bezetten ar staan om leege plaat- en bezetten mT. rklust n een wanhopige energie betrekking wa, ®dat ze al zoo lang buiten te toonen dat ,o _,en nu vastbesloten zijn feilloos waannemo tijdelijken werkkring W5 waarnemen. beter dan de voor ganger, die een kouden neus is gaan halen in z'n vaderland, na vele Indische jaren. Ja, er zijn velen die niet met verlof dur ven komen; ook niet kunnen soms, om dat hun inkomen deerlijk is verminderd en verlof nu eenmaal altijd kostbaar is. Oh, het is verstandig in dezen ontwrichten tijd, en de familieleden en vrienden in Holland zullen dat terstond beamen, schrijven dat het natuurlijk beter is, dat men niets mag riskeeren. Maarde teleurstelling is er niet min der hevig om; de leegte lijkt grooter en de ouderen denken soms angstig, dat ouder dom een kwaal is die eiken dag erger wordt. Zulke gedachten komen vanzelfsprekend in een moedelooze bui, als de mail juist een sneu bericht over uitgesteld verlof heeft gebracht en toch mag en moet er feitelijk maar één hoofdgedachte zijn: „Wat een zegen, dat ze nog een baan hebben, want hoe deprimeerend is het, werkloos rond te loopen en bang te moeten zijn voor de toe komst." En die andere gedachten? Over teleurstelling en uitgesteld weerzien? Ach, dring die maar manmoedig terug en schrijf zoo opgewekt mogelijk naar het warme tropenland, omdat het daar per slot nog erger wordt gevoeld. Indische jaren, die volgens oud gezegde dubbel tellen, zijn zwaar en men heeft het nöödig er ge regeld uit te gaan, naar Europa te komen en wat te genieten, dus voor de teleurge- stelden zélf is het nog veel en veel erger. Is deze moeilijke tijd er niet om mekaar te steunen, te helpen enwat op te wek ken? En kunnen we liefst per snelle luchtpost en anders per landmail, geen prettige aardige brieven verzenden naar al die mensehen daar in de verte, die zonder uitzondering zoo blij zijn met de mail en 'n Hollandsch hart onder den riem zoo noodig hebben? Kunnen brieven geen troost en opwekking brengen en een sterke band zijn tusschen alle windstreken en voelen we ons niet voldaan, als we eigen teleurstel ling dapper opzij weten te zetten en de juiste woorden weten te vinden om hen daar in het mooie Insulinde ervan te over tuigen, dat het zoo goéd is, dat ze beter deden nog wa, te wachten en dat het ln het leven altijd maar het beste is, je te leurstellingen blijmoedig te dragen, omdat er zooveel ergere zijn? Heeft iedereen niet wat regen noodig om volkomen „mensch" te worden en moeten we niet dankbaar zijn, als een stortbui en onweer ons bespaard worden? In Indië is 'n regen- of onweers bui wel tienmaal erger dan hier en het is heerlijk als de Hollandsche mail nog een beetje meer zon brengt in het land, waar men over de échte zon geen klagen heeft. K. op 10 en UUMli°ta'hnie??onstrati6. welke Haarlem werd geh?ud?n Concertgebouw te gen stand van de P k u, een keuri- V°Prachtlalige eetdhfgen. Sh0UdSch001 aa*. te zien, met uP|^t wef schotels waren er ™dd6n en daaTverheén6" bobbeltie in t ver^holennoo^nkon welen, wafdaaronde'r pat eten tenm1n J!nAakiiken wit je op 00- e dat veronderstel ik z°o, dat°je gel?™ekvAel heel erg prettig zooveel duurder u?Ua?t5"- en tuinpotle er bijvoorbeeld alleen Zlen' al voeg ie er ei aan toe of wnt aaf een hardgekookt Zoo zae tomaten. huishoudschool aA op den stand van onze gehakt, gevuld mof A scpaal "iet gesneden frouw ïr m6t hardgekookt ei. De juf- dat eerst het P7 hen?eliik> mÜ te vertellen, daarna eenpiS hardgekookt moet worden, ^ngemaaktp omheen wentelt u het aKyf_rauwe gehakt tot een bal en deze bal wordt gebraden. Dit bracht me op een idee. Stel u voor, dat een van uw kleintjes jarig is en net op 't laatst van de week of maand, op z'n Hollandsch gezegd, de lamp staat voorover en u heeft gehakt. Geen nood. U snijdt het gehakt netjes aan plakjes en legt deze op een platte schaal. Op elk plakje legt u een schijfje hardge kookt ei. De schaal wordt gegarneerd met slablaadjes, waarop een schijfje tomaat en u heeft een verjaringsschotel, waar Jantje of Miesje verrukt over is. Zoo zag ik nog wat eenvoudigs voor een meisjesverjaar dag, namelijk jamsandwiches. Sneetjes ca sinobrood ontdoet u van de korst. U snijdt ze doormidden, botert ze en besmeert ze afwisselend met frambozenjam en oranje marmelade. Dan drukt u twee frambozen- sneetjes op elkaar, vervolgens twee mar meladesneetjes. Van deze dubbele sneetjes maakt u twee hoopjes op een plat schaal tje. U laat jarige zus uit haar eigen ser viesje theeschenken en zelf de sandwiches presenteeren en de verjaarsvisite wordt een heele gebeurtenis voor het jarige meiske. AN. ziet, kind er slecht en bleek uit dien slecht po?0!* en lustelo°s is en boven hallen bil hp an staat in de meeste ge- vast da?1lastte, omseving wel de mee- P*de- In zfi„ A klnd hjdt aan bloedar- bhdersteiiin yn algemeenheid is deze ver- lwzemeï iaist. Er z LZfTeel gem66nPlaat- slecht im A al van m°ede, luste- no^pteihng vtzi„ende bleekneuzen, wier ??aal is en n het bloed volkomen «tnri» ,Wu is dp" 11C0 "men aan bloed- if gelukkig d0Aaam zelf niet zoo bij- t ZO° zeer arm Want het üchaam ?^fr PpPrm aan d^ aaA bloed' maar het 7tAr 661\ normale ?°odlge stoffen, welke zijn. Onder deze stotf e onontbeerlijk g obme de bloedk&d sp6elt het hoemo- bl°edcellen wel een van de roode omdat het verzorgt A b6langrijke rol, de zuurstof in het lichc, stofwisseling van is het groote transp0rt aÏÏHet bloed toch dende elementen voorA 1 van de voe- stoornis in deze circulatiAu llchaam. Een dig ernstige gevolgen. rA ,?6eft dus spoe- nayn bedoeling, om te spreken hler nlet in v,i? de soorten van blopA-°yer de ver- al Va duideliik dat er verS(?hm en' want daarmate het eene of het bestaan standdeei van het bloed ziek ,AVere be- te komp idelijk is dat> om tot hit v kort ppyf ,1 dat een kind bloedarm? besluit WanarVnimdiger onderzoek noodi?^, h66ft, selen hw? V?n bovengenoemde verschi?et op doktpVs ?an ook wel nuttig om aV die ge?po S -advies gebruik te maken en bet blSfri8?1 delen' welke bij ziek zij? piakkeloos sl?kkUttige werking hebben Ret welke lnnJan.aUe mogeliJke Prae- van overmaücV^p^"61"6" dat door waardonbeesniiddelen Jn gdurig gebruik heeft men hit stoornissen optreden len van hwaten zal vV? LVan,pbepaalde worripn ^epaalde geval- menten ia0?1» geb?ui?V bedo!ven magen by zyn leest blijven. Het onnoodig en overmatig gebruik van verschillende specialité's, waartoe men met goede bedoeling zoo gemakkelijk komt, moet dus ontraden worden. Afgezien nog van de groote kosten, heeft dit het groote nadeel dat menigmaal het meest voor de hand liggende geneesmiddel voorbijgezien wordt. Als de winter voorbij is, zijn de genees kundige nadeelen voor velen, door te kort aan licht, lucht en zon ontstaan, niet m eent geweken. Wij zien in dien tijd dan ook veel kinderen, die er slecht en bleek uit zien. Merkwaardigerwijs zijn dit lang niet altijd de stadskinderen, die deze ver schijnselen het sterkst vertoonen. Vooral bij zeer jonge kinderen kan men deze waarneming herhaaldelijk bij de platte- i De moezen verheugen zich ook dit seizoen nog in de gunst van madame mode. Als ze dezen zomer 'n beetje spaarzamer worden verwerkt dan het vorig jaar, kun nen wij er opnieuw pleizier van beleven, want ze hebben eenige sympathieke eigen schappen. Ze brengen b.v. wat leven in een effen donker toiletje en breken het groote witte vlak van een witte japon. We ver werken de gepointilleerde stof dit seizoen ook veel met effen materiaal zooals aan het eerste figuurtje op de teekening te zien is. Het bolerootje en het gladde mid denstuk zijn van donkerblauwe wollen crêpe marocaln, terwijl het schouderstuk, de rok en de opslagen van de driekwart mouwen van dezelfde stof zijn met 'n wit moesje De bloempatronen zijn er nog wel, maar niet meer in zulke sprekende kleuren als 'n paar jaar geleden. We zien nu veel 'n com binatie van slechts wit en zwart, wit en bruin, wit en blauw, etc. We zien hier een aardige zomerjapon van crêpe de chine im- primé, waarbij het schouderstuk met de aangeknipte volants van wit crêpe is geno men. Ons derde model, dat 'n leuke combina tie vormt van bolero en pelerientje, doet het noppendessin goed tot haar recht ko men. Zooals we zien, hebben we hier 'n raglan-vorm, waarbij de voorstukken wor den gestrikt en we dus die aardige mo derne oploopende lijn krijgen. De taille wordt nog geaccentueerd door een donkere lakceintuur of 'n breed bandfluweel. POLA. Met den komenden zomer, het langer worden van de. dagen en het krachtiger worden van de zon groeit gelukkig tevens de gelegenheid om gebruik te maken van de genezende kracht van licht en lucht. Daarom naar buiten met de bleekneuzen, waar de genezende kracht van het zonlicht voor een ieder bereikbaar is. Dat deze innerlijke drang bij het mensch- dom bestaat, daarvan kan men zich bij mooie dagen overtuigen als de steden leeg- stroomen naar strand, bosch en hel. Dat zoo'n zonnebad heilzaam is, is buiten kijf. Jammer ls ook hier, dat men de goede middelmaat vaak overschrijdt. Ons lichaam is niet in eens bestand tegen de overmaat. Welke daar geboden wordt en degene dié zonder overgang zich den heelen dag laat bakken in de zon, onderwerpt zijn lichaam aan een te forschen ingreep en komt maar al te vaak ziek en koortsig thuis. Het is niet overbodig hier nog eens op te wijzen, zoowel voor den volwassene als voor het kind. ENKLAAR Lang, zeer lang geleden leefde er een machtig vorst, Arranius genaamd. Hij was bezitter van verschillende indrukwekkende kasteelen en tempels, gebouwd door de honderden slaven, die hem toebehoorden, 't Was hem een bijzonder genoegen om bij elk kasteel een lusthof aan te leggen, ge vuld met allerlei bloemen van éénzelfde kleur. De mooiste vogels, die er maar te vinden zijn, hadden bij Arranius een onbe zorgd leven en van heinde en verre kwa men vorsten en koningen deze .weelde be zichtigen. Zoo wandelde Arranius op zekeren mor gen vol welbehagen door den donkerrooden tuin. Hoewel 't nog vroeg was, waren reeds verschillende slaven aan den arbeid. Ze sjouwden zwijgend groote kruiken water aan en goten die over de bloemenperken uit. Weer een eind verder verzorgden zijn bedienden de jonge teere plantjes. En hun bleeke, magere gezichten bestudeerend, viel 't den vorst op, dat een zijner slaven er erg bedrukt uitzag. „Plinius, volg mij!" riep de koning hem toe en oogenblikkelijk liep deze op zijn door de zon gebruinde voeten achter zijn mees ter aan. „Treurt ge nog altijd om uw ouderen broer?" begon de vorst, toen ze alleen wa ren en hij keek van terzijde naar zijn slaaf. Deze, eensklaps met de hoop be zield, dat hij misschien iets voor zijn broe der doen kon, veranderde van houding en viel voor zijn meester op den grond. „Heer, als ge mijn broeder de vrijheid te ruggeeft, dan zal ik u mijn droom vertel len, die meer waard is dan de vrijheid van één slaaf," riep Plinius uit. „Laat hooren dien droom. Als hij me be- va.lt, schenk ik je bloedverwant niet alleen kwijtschelding, maar ik zal hem weer net als vroeger met het bouwen van mijn tem- pels belasten," beloofde de koning. En op een bank gezeten, beschut door de eeuwenoude boomen, luisterde Arranius naar zijn slaaf. „Hedennacht," zoo begon deze, „bevond ik mij evenals nu tusschen de roode bloe men. Eensklaps zag ik, dat elke bloem in een menschelijk wezen veranderde. Ik keek rond en zag me omringd door een ontel bare menigte soldaten. Ze waren voorzien van schilden, waarop het wapen van ko ning Aesopus prijkte. Als overwinnaars kwamen ze bezit nemen van alles wat u toebehoorde. Toen klonk er plotseling een stem.maar verder kwam de slaaf niet, want zijn meester was met een forschen ruk overeind gesprongen. „Gij durft mijn besten vriend verdacht te maken, alleen om uw broeder te redden," riep hij woest uit en niet lettende op de smeekbede van den slaaf en de bewering, dat 't voornaamste van den droom nog komen moest, liet hij hem in den kerker werpen. Zóó zaten daar, diep onder den grond, in een enge, koude ruimte, de twee arme sla ven. De eene had zich den toorn van zijn meester op den hals gehaald, toen door zijn onvoorzichtigheid het kostbare beeld, voor stellende godin Astarte, naar beneden was getuimeld. Twee volle jaren had men aan dit meesterwerk gearbeid en toen 't vol tooid was en op een der pilaren van den nieuwen tempel zou worden gezet, was 't ln duizend stukken gevallen. Daarvoor zou de slaaf zijn heele leven lang moeten boe ten OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN opening zakken en heel voorzichtig trok- '-en ze de plaat met 3t aan den onderkant hangende stuk ketting weer op zijn plaats. Alleen de maan, die volop haar stralen over den akker liet vallen, was getuige van dit nachtelijk voorval. Hoe oplettend de twee slaven echter te werk gingen, ze kon den niet verhinderen. op een bank geze ten, beschut door de eeuwenoude boomen Vijf jaren waren in eenzaamheid voorbij gegaan. Hij was niet meer de flinke krach tige man, die zijn verstand pijnigde om de mooiste tempels en gebouwen voor zijn meester te maken. Nee, 't was nu een droe vige, stille figuur geworden. En zijn broer, die thans hetzelfde lot onderging, omdat hij den vriend van zijn meester verdacht durfde maken, kreeg reeds dezelfde wezen- looze uitdrukking. 't Zal ongeveer drie jaar later zijn ge weest, toen een afgezant van koning Aeso pus zich bij vorst Arranius liet aandienen. Hij overhandigde den laatsten een rol per kament en bleef in afwachtende houding voor hem staan. Naarmate de vorst Arra nius het stuk doorlas, sperden zijn oogen zich verder en verder open. Was 't dan toch waar? Zou Aesopus, die naijverig was geworden op zijn vele bezit tingen, den strijd tegen hem aanbinden? En voor het eerst na al dien tijd begon Arranius te vreezen, dat de slaaf, die in den kerker vertoefde, de waarheid had gespro ken. Nadat hij den afgezant de boodschap had meegegeven op alles voorbereid te zijn, liet hij zich bij Plinius brengen. Deze, zijn vorst ziende, begreep, dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn, vooral toen vorst Arranius naast hem kwam zitten en hem minzaam bij den naam noemde. „Ik kom om je de vrijheid te schenken, jou en je broeder," begon de vorst, doch geen spier op het gezicht van den slaaf vertrok zich. Even suf als al die jaren staarde hij voor zich uit. „Weet je nog wat je toen droomde?" fluisterde Arranius. Maar ook nu verroerde de slaaf zich niet. 't Leed geen twijfel: de eenzaamheid had het denkvermogen van Plinius verzwakt. Teleurgesteld vertrok de vorst weer. Hij beval, dat men Plinius uit den kerker zou halen en gedurende enkele dagen besteedde men de uiterste zorgen aan hem. Niemand vermoedde, dat deze in stilte om al die din gen lachte. Hij wist nu héél zeker, dat zijn meester er belang bij had hem aan 't spre ken te krijgen, maar thans was z ij n beurt gekomen Juist zooals de slaaf verwacht had, stelde de vorst een laatste poging in het werk om hem tot de werkelijkheid terug te brengen. Hij schonk ook den anderen broer zijn vrijheid terug en liet hen vrij rondwande len. En tot zijn vreugde ontdekte Arranius dat Plinius van dien dag af aan het voor uitgaan was. Hij herkende zijn meester weer en uit verschillende opmerkingen was na te gaan, dat het verstand terug kwam. Als de vorst echter eens had kunnen hooren, wat er tusschen de twee broeders verhandeld werd, dan zou hij zooveel ge duld niet hebben gehad. De onzekerheid kwelde hem dag en nacht. Nergens kon hij rust vindenOm voorbereid te zijn op de komst van den vijand verzamelde hij zijn leger en hoopte, dat de slaaf nog vóór den strijd zou spreken. En intusschen na derde de vijand. 't Was den vorst den laatsten nacht on mogelijk om te slapen. Onrustig woelde hij op zijn legerstede heen en weer en tegen drie uur besloot hij in den tuin te gaan wandelen. Indien hij slechts een klein poosje eerder was gekomen, dan zou hij gezien hebben hoe twee gestalten voorzich tig het kasteel uit slopen. Precies als eiken nacht begaven ze zich naar het ruwe, met onkruid begroeide gedeelte, een eind van den tuin vandaan. Bij den put gekomen, die met struikgewas was overgroeid, lieten ze zich op den grond glijden. Voorzichtig schoven ze de ijzeren plaat terzijde, die met kunstig nagebootst onkruid was ver sierd. 't Had er den schijn van alsof tien tallen jaren geleden die bak met nage maakte planten als sieraad had dienst ge daan. Maar Plinius en zijn broer wisten beter. Een voor een lieten ze zich nu door de landsbevolking maken. Deze bracht hen bij den opperbewaar- De stalknecht liet het beest uit en met der van de hof-giraffe, een buitenge- enkele zweepslagen ln de lucht liet hij Na tallooze gevaren waren Mfm^ele- ??nwknmnidrwaar ze Uiterst woon schrander dier, dat door een der het allerlei kunstjes maken. Toen kwa- vriendelijk werden ontvangen door den vroegere koningen ergens in Oost-Afrika men er een paar soldaten aan met een schen. Als de soldaten nu schoten, ble De pijlen hadden echter geen punt, maar waren- aan den voorkant voorzien van gummi-zuigertjes van melkfles- Münister van Buitenlandsche Zaken. gevangen was. pijl en boog bij zich. ven de pijlen aan de giraffe vastkleven. Weldra zag het dier er uit als een ste kelvarken. dat het gekras van den ketting even de aoodsche stilte stoorde. Arranius voelde bij het hooren van dat geheimzinnige geluid zijn hart sneller kloppen. Hij vond het beter om maar weer naar binnen te gaan en voorbij het vertrek komend waar Plinius en zijn broer sliepen, kon hij zijn nieuws gierigheid niet bedwingen en sloop op zijn teenen het vertrek binnen. Hoe verrast was hij te zien, dat ze zich geen van beiden in bed bevonden. „Wellicht dolen ze samen door den tuin," dacht de vorst en maakte zich verder geen zorgen over de verdwenen broeders. Tegen den ochtend echter wilde hij voor de zooveelste maal probeeren den droom van Plinius te achterhalen. Hij beval, dat men den slaaf bij hem zou brengen, doch hoe de bedienden ook zochten, Plinius noch zijn broer waren ergens te vinden. Aan stonds kreeg de vorst nu achterdocht en deze bleek inderdaad gegrond te zijn, want niet alleen de twee slaven, maar ook ver schillende kostbare edelsteenen waren ver dwenen. Alle nasporingen waren echter vruchteloos. Daar er evenwel geen rijdieren gestolen waren, konden de vluchtelingen nog niet zoo heel ver verwijderd zijn. De achtervolging, die nu op touw werd gezet, was slechts van korten duur, want enkele uren later kwam men Arranius waarschu wen, dat de vijand in 't zicht was. Die me- dedeeling was voor den vorst genoeg om de achtervolging op de twee broeders op te geven Voorzichtig schoven ze de ijzeren plaat De strijd tusschen Arranius en Aesopus was kort maar krachtig, 't Was Aesopus met veel moeite gelukt de overwinning te behalen. Alle slaven van Arranius zouden voortaan onder bevel van Aesopus staan. De mooie tempels en gebouwen waren een welkom eigendom voor den nieuwen heer- scher. Hij liet Arranius verbannen naar een klein Aziatisch eiland, waar deze, streng bewaakt, zijn levensdagen zou slij ten. Hoe ging 't intusschen met de twee sla ven? Dezen waren na 'n zwaren, doch suc cesvollen tocht aan het eind der onder- grondsche gang gekomen. Slechts met de grootste omzichtigheid hadden ze het ge waagd de ijzeren deur te openen, die zich aan hét uiteinde bevond. Evenals aan den ingang konden ze ook nu door middel van een natuurgetrouwen bak planten op het bewoonde gedeelte komen. Spoedig hadden ze de eerstvolgende stad bereikt. Daar kochten ze zich voor de edelsteenen een klein rustig huis en leefden er onbezorgd en overgelukkig met hun beiden. Niemand was er, die hen lastig vielen, niemand, die vroeg vanwaar ze kwamen, want hier wa ren ze in het land waar het slavendom reeds lang had afgedaan. Vaak, heel vaak dacht de verbannen vorst aan Plinius en zijn broer, 't Was hem langzamerhand duidelijk geworden, dat het geluid, dat hij dien laatsten nacht in den rooden tuin gehoord had, afkomstig moest zijn geweest van de twee ontvluchte sla ven. Een plan kwam bij den verbannen vorst op. Hij zou Aesopus de geheimzinnige geschiedenis vertellen. Misschien was er in den tuin een geheime uitgang en zou die mededeeling hem zijn vrijheid weer terug kunnen geven. Aesopus was bereid den banneling aan te hooren. Toen deze de geschiedenis echter had verteld, klonk er uit den mond van Aesopus een onbedaarlijk gelach. „Toen ik het bestuur in handen kreeg," begon Aesopus, „liet ik alles wat onbebouwd was vruchtbaar maken. Zoo ook het stuk grond, liggende achter den rooden tuin. Bij de verdelging van het onkruid ontdekten mijn bedienden bij een put een vernuftig aangelegde gang, die ettelijke kilometers onder den grond liep. Ik heb me zelf over tuigd waar het uiteinde was en kwam tot de conclusie, dat het voerde naar het eenig- ste land, waar thans geen slaven meer zijn. Misschien hebben vroegere vorsten er een dankbaar gebruik van gemaakt, maar ik vond dat, gezien mijn tegenwoordige macht, niet meer noodig. Ik heb de gang dicht la ten metselen, opdat ook mijn slaven me niet te slim af zouden zijn En Arranius dankend voor zijn mededee ling, liet hij hem weer veilig en wel naar het eiland terug brengen Had hij indertijd Plinius aangehoord, dan zou deze hem ook het bestaan van de gang verteld hebben, waardoor hij, als Aesopus hem overwon, had kunnen vluch ten en hij zou nu geen gevangene zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 11