Voorname gast in Moscou *Lieb' Vaterland,,, DE VIJANDEN VAN HET BIJENDORP RADIO-OMROEP DE NAALD IN HET TAPIJT a S Een avontuur I 1 op zee WOENSDAG 1 JUNI GENERAAL NOBILE Het doel van zijn bezoek Generaal Nobile Toch uit De Gotthart-spoorweg De „Koning der Lappen" li Donderdag 2 Juni Honden als misdadigers VERHAAL VAN DEN DAG Het oudste ziekenhuis ter wereld AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL EFEUILLETON ,(Van onzen Russischen medewerker). De gezelligheid in Moscou is ook niet groot. Als men West-Europeesche gezichten wil zien dan is men uitsluitend aangewezen op een relatie met diplomatieke kringen, en dan zijn het nog altijd dezelfde, met uitzondering van een paar professoren die een reis door Rusland maken, enkele kunstenaars, en nieuw-bakken ingenieurs die komen meehelpen aan het wel slagen van het vijfjaren-plan. De Russen van den ouden stempel, een en kel» uitzondering daargelaten, hebben slechts weinig omgang met buitenlanders. Ook de Sovjet-volgelingen zelf vermijden iedere aan raking met vreemdelingen tenzij dij officieele feestelijkheden. Van beide kanten is men bang dat hun optreden in een verkeerd daglicht zal worden gesteld. Slechts zelden kan men in gezelschap komen van vooraanstaande Russen of hooggeplaatste buitenlanders. Soms kan een toevallige omstan digheid oorzaak worden dat men de Russische leiders te zien krijgt. Met 1 Mei natuurlijk Stalin en Worichilow en bij de ontvangst van den Turkschen minister-president Ismet Pascha had Molotow verschillende uitnoodigingen aan de journalisten gericht om het schitterende gala-banket van het Kremlin te komen bijwo nen. Door een toevallige omstandigheid was ik dezer dagen in de gelegenheid om een zeldzamen avond bij te wonen waar generaal Nobjle de voornaamste gast was. We zaten met enkele vrienden in een mooi meuw huls, waar echter de Russische Iconen (heiligenbeelden) niet ont braken. Het gezelschap bestond uit enkele voor aanstaande geleerden, journalisten, een archi tect en een ingenieur. Ik had het voorrecht om den geheelen avond naast generaal Nobile te zitten, wiens karakter lk slechts kende van hooren zeggen. Voor de ramp met het luchtscmp kende lk den geleerden Italiaan heelemaal niet. De gene raal is een bescheiden persoon: over zijn be kwaamheid als poolonderzoeker wil en kan ik niet oordeelen, maar zijn plannen worden be slist gekenmerkt door een vastberaden emsti- gen wil. Zooals ik dezen avond vernam had de generaal zijn tocht naar de Noordpool reeds jarenlang wetenschappelijk voorbereid. De ge neraal had het zich tot een eeretaak gerekend om zijn plannen ook werkelijk ten uitvoer te leggen. Thans vertoeft generaal Nobile in Rus land om een nader plan uit te werken om de luchtschepen van het half-stijve type voor onderzoekingen In het Poolgebied dienstbaar te maken. Nobile weet heel goed dat de Zeppelin voor hem geen concurrent is en de generaal wil het half-stijve type van middelbaar formaat zoodanig verbeteren dat dit luchschip buien- gewoon geschikt ls voor een onderzoek van de meest noordelijke streken der wereld. Waarom Nobile naar Rusland ging? Deze vraag is heel gemakkelijk te Beantwoorden, omdat Sovjet Rusland evenals vroeger Ameri ka het land is der onbegrensde mogelijkheden. De Russen hebben zelf ook genoeg fouten ge maakt om ook de gebreken van Nobile gerust onder het oog te durven zien. De generaal heeft mij zelf verklaard dat het voor Rusland met zijn duizend kilometer lange poolkust van het allergrootste belang ls om te kunnen beschik- over goed georganiseerde luchtverbmding. De Communisten en de Franschen hebben dit ge meen dat zij beiden beschikken over den em- stigen wil om hun doel te bereiken en dat zij zich ook niet laten weerhouden om hun plan nen te verwezenlijken ondanks alle mogelijke tegenslag. In de poolstreken begint zich een nieuw in dustriegebied te ontwikkelen en voor Rusland f i f M is het van het allergrootste belang om de menschen die daar werken in een klimaat, waar het slechts twee maanden zomer is, regel matig te voorzien van verplegingsartikelen en van alle andere benoodigde materialen. Voor een geregelde dienst is een luchtschip te duur, terwijl de hulp van een vliegmachine ontoe reikend ls. Daarom ziet generaal Nobile zich thans voor een nieuwe taak gesteld. Misschien ls dit de laatste groots kans die het leven hem biedt. In den kring van vroolyke drinkers des avonds in den raadhujskelder zijn fleschje te ledigen, was de lust en de vreugde van Fritz Reuter een gewoonte echter, waarmee Lowising, zijn echtgenoote, niet ten onrechte niet bijzonder was ingenomen. En dat wisten zijn vrienden zeer goed. Wanneer Reuter des avonds op den bepaalden tijd niet verscheen, werd iemand af gezonden om hem mee te brengen. Zoo geschiedde het ook op 'n zekeren avond. De bode klopte omstreeks negen uur aan des dichters woning. Een zeer luid, barsch en kwaadheid verradend „binnen" deed zich hooren en toen de vriend eenigszins bedeesd aan dit bevel voldeed, kwam hem de dichter teegmoet met een kandelaar met brandende kaars in de hand en gekleed in een kamerjapon en niet veel anders meer. Kan je in het geheel niet, Fritz? Domkop, antwoordde de ander, en de ver toornde dichter wees op zijn ongekleeden mensch, kan ik zóó over de straat loopen? Nee, maar kleed je dan ook aan. Aankleeden! Kleed jij je eens aan als je vrouw je pak achter slot en grendel gezet heeft en met de sleutels is uitgegaan. De vriend begreep het, ging weg en kwam terug met een stel kleeren, waarmee Reuter aangekleed werd en in triomf anar den raad- hulskelder gebracht, zoodat Lowisings list werd verijdeld. uinimiiramis Wordt het Deutschland ueber Alles J Vnter Alles in der Welt? - Nu de crisis met een vaartje Daar langs alle wegen snelt? Economisch is het mispoes, Aangebrande rijstebrij, En nu komt de heksenketel Van de politiek er bij! Naast ontslag bij industrieën Komt ontslag van 't Kabinet: Bruening struikelt over voeten, Die hem worden dwqrs gezet! Politieke harrewarren En dat in een tijd van nood Vele honden, zegt het spreekwoord, g Is nog steeds der hazen dood. Zal het lied nog ooit weerklinken Met dat bruisende rejrein: Van Lieb' Vaterland.... u weet wel, 't Eindigt met.... magst ruhig sein! I MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ISmiiiiiioiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiHiiiiiniiiiiiiiiiiiijiiiHiiiiiiiiKiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiHiiiimiïi Het verwekte veel opzien over de geheele wereld, toen in 1882 de tunnel door den St. Gctthard, waarvan de bouw acht en een half jaar had geduurd, voor het eerst in gebruik werd genomen. Op 1 Juni 1882 werd echter de geheele lijn pas voor het verkeer opengesteld en hiermee was de kortste verbinding tus- sehen Noord- en Zuid-Europa tot stand geko men. Dit wonderbaarlijke werk zal men nog meer waardeeren, wanneer men weet, dat toen de technische hulpmiddelen, die den bouwers ten dienste stonden, op lange na niet de perfectie hadden van de tegenwoordige. Pas vijftien jaar later werd een tunnel ge bouwd, die den Gotthardtunnel in lengte overtrof: de Simplontunnel, die 20 K.M.lang is, dus 5 K.M. langer dan de Gotthard. De Gotthard-spoorweg is ook nu nog de be langrijkste bergspoorweg van geheel Europa, misschien van de heele wereld. De eerste plan nen werden al in 1851 gemaakt. Het initiatief tot den bouw ging uit van Zwitserland, dat in 1869 met Italië en Duitschland een verdrag slcot. Duitschland zou 24 millioen Mark stor ten, opdat men een begin zou kunnen maken. Het eigenlijke stuk bergspoorweg ligt tus- schen Erstfeld en Biasca en is 90 K.M. lang. Op dat gedeelte alleen bevinden zich al 90 tunnels en 1243 bruggen en passen. Oorspronkelijk dacht men in acht jaar klaar te zijn, maar de bouw bleek nog zes maan den meer in beslag te nemen, dan men had verwacht zoodat de Gotthard-tunnel pas in 1881 klaar was en het traject Immensee-Cfcia- sic op den lsten Juni 1882 in gebruik kon wor den genomen. De lijn is 14988 M. lang en het hoogste punt ligt 1154 M. boven den zeespiegel. Het begin punt van de baan ligt bijna 680 M. lager dan het hoogste gedeelte. Het hoogteverschil met het zuidelijke eindpunt bedraagt 860 M. In een klein, noordelijk bergmeer in Lapland is in den ouderdom van 74, jaren de Lap Sari verdronken. Van zijn generatie was hij des tijds de eenige die lezen en schrijven geleerd had. Hij genoot daarom algemeene achting en vereering van zijn landgenooten. Men noemde hem algemeen „den ongekroonden koning der Lappen" en zijn oordeel werd bij alle moeilijke kwesties ingeroepen en gerespecteerd. l(l!lllllll!lllllllllllllll| e>ie_ Jaap stond rondom in de was en bleef er staan. Hij kon niet meer vóór- of achteruit. Overal kleefde hij vast. Ten lange laatste staken alleen nog zijn angels boven de was uit. Toen pas begon Jaap te roepen, en zijn vrouw vloog met een vaartje de keuken binnen. Maar verschrikt deinsde ze terug en holde het dorp in. Waar rende mevrouw de Bie heen? Ze liep naar het ziekenhuis, dat door de bijen genoemd werd: Eerste hulp bij ongelukken. Vóór de deur open werd gedaan begon mevrouw de Bie al te kermen en de bijen, die de deur open moesten doen, draalden enkele oogenbllkken. daar ze niet anders verwachten of er zouden honderden bijen een ongeluk hebben gekregen. iiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM HUIZEN, 1875. 8.00 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.00—11.30 NCRV. 8.00—9.15 en 10.00 Gramofoonpl. 10.15 Ziekendienst. 10.45 Gramo- foonpl. 11.30 Godsd. Halfuurtje. 12.15 Orkest concert. 2.00 Handwerkcursus. 3.00 Vrouwen halfuurtje. 4.00 Ziekenuur. 5.00 Cursus Handen arbeid voor de jeugd. 5.45 Piano-recital door Rosine de Cocq. 6.45 Knipcursus. 7.00 Causerie over Zuid-Limburg. 8.00 Apeldoomsch Chr. Mannenkoor o.l.v. L. M. Mentink. M.m.v. J. Ph. Caro (bas) en mevr. M. Mentink—Reyers (piano). 9.00 Causerie over het Tuberculose- vraagstuk door Dr. G. K. Schoep. 9.30—10.40 Vervolg concert. Circa 10.00 Vaz Dias. 10.40— 11.30 Gramofoonpl. HILVERSUM 296 M. 8.00 Gramofoonpl. 10.15 Gramofoonpl. 1030 Concert. 11.00 Knip cursus kinderkleeding. 11.30 Vervolg concert. 12.00 AVRO-Kamer-orkest. 2.15 Causerie. 3.00 Gramofoonpl. 4.00 Ziekenuur. 5.00 Radio-Kin- der-Koorzang. 5.30 AVRO Klein-orkest. 6.30 Sportpraatje door H. Hollander. 7.00 Bob en Berty (pianoduetten en zang). 7.30 Causerie. 8.00 Opvoering van „1-2-3" van Molnar o. 1. v. Kommer Kleyn. 9.00 W. Vogt: Opstaan niet vereischt. 9.15 Concertgebouw-orkest o. 1. van Ed. van Beinum. 10,15 Vaz Dias. 10.30- Kovacs Lajos en zijn orkest. Refreinzang: Bob Schol- te. 12.00 Sluiting. DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Studio-orkest o. 1. van G. Daines. 1.202.20 Schepherd's Bush Paviljoen-orkest o. 1. van H. Fryer. 3.20 Kerkdienst. 4.25 BBC-Dansorkest o.l.v. Henry Hall. 4.50 Midland Studio-orkest o.l.v. F. Can- tell. 6.50 A. Thursfield zingt Qchumann-liede- fen. 10.00 Concert door het Radio-koor met medew. van R. Dolmetsch (cembalo). 11.05 12.20 BBC-Dansorkest o.l.v. H. Hall. PARIJS „RADIO-PARIS", 1725 M. 8.05 en 12.50 Gramofoonpl. 820 Radio-tooneel „La fleur d'oranger" van Birabeau-Dolley. 9.50 Gramofoonpl. KALUNDBORG, 1153 M. 12.20—2.20 Con cert uit Hotel Angleterre. 3.203.50 Zang en Piano. 3.505.20 Concert uit Rest. „Wivex". 7.50 Feestuitzending van het Deensche Solis- tenverbond. Orkest en solisten o.l.v. Reesen. Bel. „Koning voor één dag", opera van Adam 9-20 Vervolg Feestuitzending. Concert, o. a. Polonaise uit „Eugen Onegin", Tschaikowsky. U.0511.50 Cabaret-programma. 11.5012.50 Dansmuziek. LANGENBERG, 473 M. 7.25—8.20 Orkest concert. 12.20 Concert uit München. 1.202.50 Concert. 5.206.35 Concert o.l. van Wolf. 8.20 Johann Strauss-programma. 10.40 Weragorkest o. 1. van Kühn. O.a. La Valse, Ravel en Scherzo, Pfitzner. 11.3512.20 Concert vanuit een café. ROME, 441 M. 8.25 Gramofoonpl. 9.05 Con cert. M. m. van Arrigo Serato (viool). O. a. Vioolconcert in d kl. t. Wieniawski. 10.05 Ra dio-tooneel. 10.50 Vervolg concert. BRUSSEL 508 en 338 M. 508 M.: 12.20 Gra- hiofoonpl. 5.20 Concert o. 1. van Kumps. 6.50 en 7.35 Gramofoonpl. 820 Concert o. 1. van Pr. André met medew. van Vrayenne (bari ton). O.a. Internationale volksdansen en dans muziek. 10.30 Gramcfoonpl. 338 M.. 12.35 Trio-concert (alt-cello-piano). Hierna Gramo foonpl. 1,30 Vervolg Trioconcert. 1.50 Gramo foonpl. 5.20 Delibesconcert o. 1. van Meule- mans (fant. Coppelia, Lakmé, Sylvia-ballet). 8.20 Schubert-concert o 1. van Z. Kumps. O.a. Ouverture in Italiaansche stijl en Onvoltooide Symphonie. 9.20 Vooravond van het H. Hart- feest. 10.30 Gramofoonpl. ZEESEN, 1635 M. 8.20 Eugen d' Albert-Her- denking. Concert o. 1. van Prof. Dr. M. von Schillings. 9.30 „Der Strom - ein Leben." „Die Elbe", hoorspel van H. Leip. 10.40 Berichten. 10.50 Derde acte van „Tannhauser", van R. Wagner. Dirigent: Sir Thomas Beecham. 11.4012.50 Dansmuziek, o. 1. van Horst Pla ten. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Honden spelen bij het opzoeken van mis dadigers in alle landen een groote rol. Minder bekend is echter, dat ook misdadigers zich bij hun „werk" van honden bedienen. Eenige voor beelden: Eens werd te Parijs een oude heer door een grooten hond neergeworpen. De baas van het dier snelde toe, putte zich uit in verontschul digingen en hielp den heer ijverig, weer ter been te komen. Toen deze thuiskwam stelde hij vast, dat de hulpvaardige man zijn gouden uurwerk en zijn portemonnaie had meegeno men. De hond was er op afgericht menschen omver te loopen om aldus zijn baas het stelen te vergemakkelijken. Een juwelier te Brussel liet een klant ju- weelen van groote waarde zien. Onder het be dienen werd hij weggeroepen, maar hield den klant in het oog. Deze ging op straat naar de voorbijgangers staan kijken. Toen de juwelier terugkwem zag hij terstond, dat er drie kostbare edelsteenen ontbraken. De klant hielp zoeken, maar zonder uitslag en daar hij in het geheel niet bij de toonbank was geweest, kon de ver denking onmogelijk op hem vallen. Eerst de meest handige speur-agent van Brussel gelukte het, den truc te doorzien. De klant had een klein hondje bij zich, dat in den winkel had rondgesprongen. Een Röntgen onderzoek bewees, dat de drie ontbrekende steenen zich in de maag van het diertje be vonden, dat als medeplichtige van zijn baas was afgericht. Ik ben geen detective daar zal ik maar eerst mee beginnen. En toch heb ik een dergelijk zaakje bij de hand gehad; ofschoon 't heel ge woon als gevolg van innigen vriendschapsband was van mijn kameraad, die op zoo geheimzin nige wijze aan zijn eind was gekomen. Hij werd n.l. gevonden, liggende op den vloer van zijn slaapkamer, met een voet hoog opge trokken alsof die hem erg pijn had gedaan. Het heel gelaat was vertrokken. Aan den linker voet was een nietige verwonding, blijkbaar toe gebracht door een scherp instrument, van de fijnheid van een naald. Toch moest dit zijn dood veroorzaakt hebben, want de doktoren hadden uitgemaakt, dat hij aan bloedvergiftiging was gestorven. Het treffendste was nog, dat geen twee maanden geleden we hadden nu Januari een dienstbode, die de kamer geveegd had, pre cies op dezelfde plotselinge manier gestorven was; alleen had zij een wonde aan de hand. Nog net had de meid, die met haar aan het werk was, in genoemd vertrek, aan de bewe ging, waarop haar kameraad de hand terug trok, gezien, dat zij zich hoogstwaarschijnlijk aan 'n speld had geprikt; in ieder geval had de dokter als oorzaak van den dood gecon stateerd: vergiftiging door speldeprik. Ofschoon dit geval mij toen al wat vreemd was voorgekomen, had ik er weinig waarde aan gehecht; bovendien was het mijn zaak niet en dus was ik er, die paar maanden ge leden, niet dieper op doorgegaan. Nu vriend Jean er echter ook aan gegaan was op die zelfde geheimzinnige wijze, ging ik toch lont ruiken. Nu ben ik anders niet bepaald de voortva rendheid in persoon, och, dat brengen de om standigheden zoo mee! Ik ben rentenier, heb dus niets om handen en hoefde mij nooit bij zonder in te spannen, of te haasten. Wél heb ik veel gereisd van mijn leven; o.a. in Engelsch- Indië, waar ik zoo juist mijn vriend had leeren kennen. Zooals men weet, komen in de Indien herhaaldelijk vergiftigingsgevallen voor; en dik wijls ook op de vreemdste wijze, zoodat ik da delijk begrepen had, dat hier meer achter zat! Jean had tal van waardevolle curiositeiten van zijn reis meegebracht en dat wist ik heel goed. Toen ik in het sterfhuis aankwam, liet men mij onmiddellijk in de huiskamer, waar juf frouw Gram, de huishoudster, met kleine Dora zat. Het arme kleine ding was nu wees, want haar lieve moeder was kort na haar geboorte gestorven. Nadat ik de kleine een paar troostwoorden had toegesproken, liep ik naar boven, naar Jean's kamer. Hij zelf lag daar niet meer; men had zijn lichaam, na de lijkschouwing, in de bibliotheek gelegd; maar het was nu juist te doen om de slaapkamer zelve eens goed rond te zien. Het allereerste wat mij daar al trof, was het karpet, dat er op den grond lag; zoo iets dergelijks had ik al meer gezien. Maar, zoo- Het is reeds meer dan 800 jaar geleden, dat het St. Bartholomeus-ziekenhuis te Londen ge sticht werd en wel door Rahere, den hofnar van Hendrik I. Hij had gedurende een ernstige ziekte de gelofte afgelegd bij herstel een kloos ter en een ziekenhuis te stichten. Het zieken huis bleef steeds gescheiden van het klooster en stond onder eigen bestuur. Vele vermaarde geneeskundigen hebben aan St. Bartholomew Hospital gewerkt, onder ande ren William Harvey (16091643), de ontdekker van den bloedsomloop. Thans wordt het zieken huis gerekend tot een der best ingerichte en ook de daaraan verbonden geneeskundige school thans ruim 750 bedden (jaarlijks meer dan 8000 heeft een ggpden naam. Het ziekenhuis telt patiënten, bovendien een polikliniek met bijna 75000 gevallen per jaar). Het bezit afdeelingen voor alle specialistische onderdeelen der genees kunde, een goed voorzien museum en een biblio theek van 13.000 deelen. Met dit alles ls het op e'sn na het grootste Londensche ziekenhuis (alléén London Hospital telt meer bedden: n.l. 950). „De drank jaagt een man weg van zijn vrouw." „Ja, de drank doet een heele- boel goeie dingen." als dat gaat, in het eerst kon ik nog niet thuis brengen wéér. Het was een vierkant karpet, van beschei den afmetingen, doch prachtig van kleur- en patroonschildering. Een echt Oostersch kleed; maar toch had dit nog een kleine bijzonder heid: In iederen hoek was een plek vuurrood geborduurd, terwijl diezelfde plekken ook voor kwamen op den rand en in het midden was een hartvormig medaillon, van nog donkerder rood, weer met dat bloedrood middenin..., ja, juist; nu herinnerde ik mij weer heel de his torie van dit karpet. Het was het kleed van „het bloedende hart" en zoo was er maar een, op heel de wereld! Dit ding had ik gezien in een Oosterschen tempel en nu viel mij ook weer heel de geschiedenis te binnen, daaraan ver bonden. In sommige streken van het Oosten bestaat n.l. het volgend eigenaardige Godsoordeel: een aangeklaagde, wiens schuld maar niet bewe zen kan worden, maar waar de rechters in- tusschen toch heilig van overtuigd zijn, moet op dit kleed gaan staan en moet hier veertig maal achtereen op rond loopen. Ergens tus- schen het weefsel zit een veer verborgen, die aan den eenen kant een naald in beweging zet, waardoor een miniem wondje ontstaat in den blooten voet van dengeen die het kleed betreedt, en aan den anderen kant op een tubetje met vergift drukt, dat nu werkt gelijk de giftklier van een slang en dus ©en paar drup peltjes van het vocht in de wonde spuit, dat onmiddellijk doodelijk werkt. Op deze manier was mijn vriend aan zijn einde gekomen en zou ook de meid gedood zijn, ofschoon het slechts een veronderstelling van mij was, die ik nog bewijzen moest, al was ik er zelve ook nóg zoo zeker van overtuigd. Toen ik nog zoo gauw mogelijk weer naar beneden ging, vond ik Doortje alleen in de zit kamer. Waar is juffrouw Gram? vroeg ik haar. Ze is nog eens naar papa gaan kijken, maar ze wou mij niet medenemen! Daar heeft ze groot gelijk in kleintje! zei ik„ nam haar op den arm en wandelde eens een paar keer de kamer met haar op en naer, zooals lk dit mijn vriend wel had zien doen. Want het stond bij mij vast, dat ik eerlang haar vader's plaats in zou nemen. Onmiddellijk ging ik toen weer naar Jean's studeerkamer waar ik juffrouw Gram vond treuren bij het lijk van haar „goeden mijn heer", dien ze waarlijk aangehangen had met alle genegenheid van een oudevrouwe ziel! Juffrouw Garm, vroeg ik. Hoe kwam mijn heer aan dat karpet, dat daar in zijn kamer ligt. O, dat heeft hy van een ouden man ge kregen, antwoordde zij. Zeker een vreemde ling. En mijnheer was ook erg verwonderd, toen hij dat ding gestuurd kreeg, want hij dacht juist, dat die man niet veel met hem op kon hebben! Hoe zag die vreemdeling er dan uit? vroeg ik verder. Ze beschreef hem mij en nu begreep ik zeer goed, wien zij bedoelde. Jean had hem eens aangetroffen, terwijl hij het een vrouw heel lastig maakte, en mijn vriend was toen zoo gloeiend driftig geworden, dat hij hem haast verpletterd had. De Arabier, want dat was hij had nederig om genade moeten smeeken, en sprak daarbij de belofte uit, dat hij hem mooie cadeaux zou zenden, als hij hem nu al thans wilde sparen. Met een blik vol diepe ver achting had hij hem los gelaten en nog hoorde ik het onheilspellend gemompel waarmee de man zijn belofte herhaalde. Dien man had ik juist gezien in den Tempel van het „bloedend hart" en daarom ging mij nu een licht op! Met een eleetrische zaklantaarn gBVfcpend, trad ik nu andermaal de slaapkamer binnen en ging elk draadje van het karpet na; intusschen wel zorg dragende, dat ik het met mijn hand, niet aanraakteMaar alles te vergeefs! Geen spoor van een naald of gifttube mocht ik ontdekken. Ten slotte moest ik mijn onderzoek dus wel opgeven en verliet het huis mijns vriends, ter wijl ik intusschen beloofd had, vóór den avond wel weer terug zijn! Onderweg zag ik net een orgelman met een aap; maar in het eerst had ik nauwelijks acht geslagen op dit kleine gezelschap, toen mij opeens iets te binnenschoot. Bliksemsnel keerde lk mij dus om en de man die een gift ver wachtte, stak al verlangend zijn hand uit. Neen, vriend, zei ik, het is me om je aap te doen! Mijn aap, mijnheer! riep de man, een en al verwondering. Maar die is niet te koop Ik ben veel te veel aan het dier gehecht! Ik zal je er zooveel voor geven, dat je er gerust wel twee a drie andere voor kunt koo- pen! De man bleef in het eerst volharden bij zijn weigering, maar bezweek toch ten slotte voor de macht van het geld. Alweer terug? vroeg juffrouw Gram, toen ik niet lang daarna weer aanschelde. En wat heb u daar nu bij u, mijnheer? Dat aapje is toch hoop ik niet voor jongejuffrouw Dora? Ik stelde haar gerust en ging' onmiddellijk met de „levende waar" weer naar boven naar de slaapkamer van mijn overleden vriend. Daar plantte ik den aap op het karpet en wachtte op, de dingen, die komen zouden. De heldere kleuren trokken het dier zeker aan en het marcheerde al op en neerOp eens, daar gaf het een gil enwas opeens dood! Daar had je nu meteen de naald, want die was tusschen het haar van het dier blijven hangen. In ieder geval was nu de oorzaak be wezen van den dood van mijn vriend, cn bleef mij slechts over, den Arabier te vinden l A JJo fthnrsrtó'e °P dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofifkfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door - 5^ cen ongeval met f bij verlies van een hand f 1 9 C bi) verlies van een f Z(ï bi) een breuk van hij verlies van tl «AtCC CIC/t/#tfCC ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen t/l/l/f/»"' verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen doodelijken afloop XMm" een voet of een oog duim of wijsvinger been of arm anderen vinger i De triestige, regenachtige Novemberdag liep ten einde. In voorname rust lagen de villa's daar langs de Colling-wood-avenue gerijd, en slechts nu en dan klonk de stap van een een. zamen wandelaar door de stilte. Aan het einde van de met lindeboomen be plante laan dook de gestalte van een man in den regen op. Langzaam liep hij de eene zij van de laan af en beschouwde aandachtig' de gevels der huizen. Naar zijn uiterlijk te ordeelen behoorde hij tot den werkmansstand. Een versleten pet bedekte zijn hoofd, en onder een jekker van grove stof droeg hij een blau wen arbeiderskiel. Behalve een tamelijk lange ladder droeg hy een klein bundeltje werktul. gen. Na lang zoeken scheen hij eindelijk het ge- wenschte huls gevonden te hebben. De villa werd door overste Winstone French en zijn familie bewoond. Van de straat uit kon men het grijzende haar van den overste, die in zün gelijkvloers gelegen studeerkamer zat, dui- deiyk zien. Blijbaar zat hy voorovergebogen, in zijn werk verdiept, aan zijn schryftafel. De man, die buiten stond, had dit alles met een snellen blik gezien. Hij streek nog eenmaal zijn kleeren glad en trok aan de bel. Hij hoorde hoe de klank van het metaal in de ruime voorhal weergalmde en hoe lichte schre den de deur naderden. Spoedig daarop werd de grendel voor de deur weggeschoven en een zin delijk gekleedte dienstbode vroeg wat hy ver langde. In een paar woorden deelde hij haar mede dat hy van, de gasfabriek kwam om de leiding na te kijken, en hij werd door het dienstmeisje naar den kelder gebracht, waar de gasmeter stond. Overste Winstone French hield even met zyn arbeid op om de leege straat in te kijken, waar de regen nog altijd in dikke stralen neer. gutste. En zoo triestig als het daarbuiten uit zag, was het ook in het hart van den officier. De week daarop moest hij weer een nieuw troe pentransport naar ZuicLAfrika begeleiden en zou hij afscheid nemen van de zynen, misschien wel voor altijd. Winstone French was soldaat met hart en ziel, maar van zijn beide zoons die bij het begin van den oorlog' mee uitge. trokken waren, was er al een bij Modder.fon. tein gevallen en de gedachte dat misschien ook hem zulk een lot beschoren was en zijn vrouw alleen met onmondige weezen zou achterblij ven, stemde hem droevig. Wezenloos gleden zyn blikken over de veldtochtsplannen, die voor hem op tafel uitgespreid lagen. Plotseling kromp hy verschrikt ineen. Byna onhoorbaar was de dein- geopend en op den drempel stond de werkman met de ladder op den schouder. Hoe durft u binnenkomen zonder te klop. pen, vroeg de overste toornig, terwyl hij haas tig de stukken by elkaar greep en ze in een yzeren kistje duwde. Ik heb tweemaal geklopt en toen ik geen antwoord kreeg, dacht ik, dat er niemand in de kamer was, antwoordde de gasfitter. Zoo, en wat is er van je dienst, vroeg de overste wat kalmer. Ik kom van de gasfabriek om de gas buizen te inspecteeren. Winstone keek den arbeider, die nu juist geen geruststellend uiterlyk had, vluchtig aan; zijn voorhoofd was laag en onder de borstelige zwarte wenkbrauwen fonkelden een paar zwar. te, onrustige oogen. Naar gewoonte sloot de overste de cassette, schoof ze in een lade van zyn schryftafel en deed deze eveneens op slot. De belde sleutels stak hij by zich en verliet de kamer om den fitter zijn gang te laten gaan. Nauwelijks was de man alleen of inplaats van naar het gas te kyken, sloop hij naar de deur en luisterde met aandacht. Toen het geluid der voetstappen verstomde, nam zijn gelaat een listige uitdruk, king aan en hij sloot, zonder gedruisch te ma ken, de deur af.. Nu sloop hij naar de secretaire terug, haalde in groote haast, maar nog steeds luisterend, een klein breekijzer onder zijn werktuigen van daan en begon te werken. Gedurende een kort oogenblik was een kort breken en splinteren waarneembaar, toen week de afsluiting en de inhoud lag voor den dief open. Die ijzeren cassette moet ik hebben, daar zit alles zeker in, anders was hy niet zoo ontsteld geweest, toen ik binnenkwam, mom pelde hy halfluid, greep de cassette en stopte ze onder zijn blouse weg. Onhoorbaar trad hij aan het venster en keek naar buiten. De straat lag nog altijd even eenzaam en verlaten. Voor. zichtig opende hij het raam en schoof de lad der naar buiten. Toen sprong hy met de be hendigheid van een kat over de vensterbank, nam de ladder op den schouder en verwyderde zich met haastige schreden. Spoedig was hy in de vallende duisternis verdwenen. Een kwartier later ongeveer begaf Winstone French zich weer naar zyn studeerkamer om te zien of de fitter nog niet klaar was. Tot zijn verbazing vond hij de deur van binnen gesio. ten. Door een bang voorgevoel gedreven, liet hy terstond een smid komen, die de deur met geweld openbrak. Eén blik op de geforceerde secretaire zei hom genoeg. Bij het pijnigend zelfverwyt, dat hy de buitengewoon kostbare papieren niet goed genoeg had weggesloten, werd hij door een gTenzenlooze woede tegen den listigen dief aangegrepen. Het was hem aan. stonds duidelijk dat hij hier met een verklee- den spion te doen had, daarby kwam nog de ergernis over zijn domheid, dat hij zich op zoo'n manier had laten beetnemen. Onverwijld stelde hij het ministerie van oorlog en de ge heime politie van den diefstal in kennis, maar de dagen verliepen zonder dat er van de pa pieren of van den spion ook maar eenig spoor gevonden werd. Rechtsomkeert! Halt! Scherp en duidelijk klonken de bevelen der officieren door de stille avondlucht. Daar stonden zij nu in lange rijen, zwijgend, in veldtenue, achter hen de lange trein, die hen uit hun gamizen hier had heen. gebracht, vóór hen de groote zeeboot, slechts door een smalle plank met het vaste lano verbonden, die hen over eenige uren naar de verre stranden van Zuid-Afrika voeren zou. Door de militaire kapel begroet, kwam ook de generaal naar de kade toegereden, De leider van transport no. 125, overste Winstone French, las zijn rapport voor en inspecteerde met den generaal de vertrekkende troepen. In een korte, kernachtige toespraak wendde de generaal zich nog eenmaal tot de soldaten, toen begon de inscheping. Met het oog' op het late avonduur werden geen bezoekers meer toegelaten en zoo ging de in schepping tamelyk vlug in haar werk. Een van de laatsten, die de loopplank be traden, was de „mindere" Percy Woodcock. Hij was al op de helft, toen hy plotseling zulk een onverwachten stoot in den rug kreeg, dat het geweer van zyn schouder gleed en bijna in het water gevallen was. Woedend keerde hy zich om, omdat hij in het voorval een ongepaste scherts van een kameraad meende te zien. Maar hij vergiste zich. want zyn aanranderwas een man in zeemanskleeding, die in zyn haast om aan boord te komèn, tegen den soldaat was aangebotst, Kun je dan niet beter uit je oogen kij ken? Je ziet toch wel, dat hier maar plaats is voor één man, bromde Woodcock en hing zyn geweer over den schouder. De ander zag er bleek en ontdaan uit en in zyn oogen glom een onderdrukte vrees. Laat mij eventjes passeeren, smeekte hy met heesche stem, ik hor bij de bemanning en moest al een half uur geleden aan boord zyn, maar bij deze drukte kan ik misschien nog' onbemerkt in de machinekamer komen. Als de kapitein het ziet, word ik van boord gejaagd! Waarom kom je dan ook niet op tijd, bromde Woodcck, die zijn kwade bui nog al- tyd niet overwonnen had. Hij keek d'en vreem de onderzoekend aan; zyn woorden schenen wel waarheid te bevatten, tenminste naar zyn uiterlyk te oordeelen. Hij droeg een stokers. kiel en in de hand een pak, in een doek ge bonden. Eigenlijk had' Woodcock weinig zin hem een pleizier te doen, maar hij kreeg toch eenig' medelijden met den man en zei: Nu, ga dan maar, maar een volgende maal wat voorzichtiger, hoor! De ander mompelde een paar onverstaan bare woorden, liep den soldaat voorby en was weldra In het gewoel der troepenmassa ver dwenen. Zoodra deze allen aan boord waren, werd de loopplank ingetrokken en weldra voer d'e „Tantallon-Castle" met het transport 125 de haven uit. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 6