ouv
KINDERVERZORGING
SMAKELIJK ETEN
GENEESKUNDIGE KALENDER
VOOR O
DAT KWAM ER VAN
Een praatje over Vogeleieren
DE GESCHIEDENIS VAN MANGELEMOT DEN FILMHELD
1
PRIJSVISSCHEN
J
Onze goedkoope patronen
Jurkje voor meisjes van 3 jaar
tfSSSStief&SSieeefSiSi!eS&SS$SGM!SS0Se&fX>!&&
Een gezellig gwentetje voor den Zondag
Stoomen
VAN ALLES WAT
Woorden op andere
beginletters
Verborgen plaatsnamen
Oplossingen
N
OP VERZOEK
De letter R
De letter L.
De letter H.
DE B.L.N.S.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
In dezen modernen tijd zijn de kinderen
!p eenmaal veel zelfstandiger dan vroeger;
?.at staat als een paal boven water. Maar
'0ch hebben ook die zelfstandige kinderen
jjog veel verzorging noodig, stellig niet
'under dan in den goeden ouden tijd, toen
j*e flesschen levertraan moesten slikken,
'ssenbloed hoorden te drinken bij algeheele
J^akte en met staal, melk en eieren wer-
aeh opgekweekt als dat maar even noodig
'heen.
Ook de meest vrijgevochten kinderen, die
^ch op het derde jaar al zelf wasschen en
?ahkleeden, die op het achtste eigen bo
nhammen smeren, vleesch snijden en aan
dinertafel geen slecht figuur zouden
?aan, hebben zorg noodig, veel goede en
'Wettende zorg. Voor hun opstaan, eten,
'aar school en naar bed gaan, voor hun
^spanningen en alles.
Natuurlijk is het goed als een kind vroeg
jWf-standig is en in dezen moeilijken tijd
?°eten ze maar gauw leeren, op eigen
'°enen te staan in alle opzichten, maar
?°ede zorgen kunnen ze net zoo min ont
ken als die kinderen uit vroeger tijden,
een alziend en wakend oog noodig
°adden als brood.
Veel kinderen gaar - laat naar bed,
uapen onrustig, eten ./einig, zijn ner-
'eus en zien er slecht uit en dan is het
'Ubbel noodig, dat er goed op alles wordt
sWet. Bij zuigelingenverzorging komt heel
rut kijken, dat weten alle jonge moeders,
?War ook voor oudere kinderen is er tact,
Seduld, geoefend oog en een „van alles op
'e hoogte zijn" vereischt. Een moeder moet
a®n vroolijke kameraad zijn voor de kin
ken, maar ook een halve of heele ver-
Weegster en als ze een groot gezin heeft,
*al ze al doende veel leeren van kinder-
^ekten en verzorging.
rt.Ze zal weten, hoe laat de kinderen van
Wversen leeftijd rfaar bed hooren te gaan,
voldoenden slaap te krijgen, dat een
?hd, dat zenuwachtig blijkt, veel behoefte
jjeeft aan buitenlucht, kalme ontspanning
C1 gezond voedsel en dat ze ook bij oudere
^'hderen oog en oor open moet hebben om
D0 de hoogte te zijn van alles wat hun
lichamelijke en geestelijke dingen betreft.
Endat is niet gering, want ieder kind
is weer anders, dat weten alle moeders, die
een kleine of diepgaande studie maken van
haar kroost, soms zuchten over al die pro
blemen, maar ook vaak lachen en schik
hebben om al het lieve, grappige en gezel
lige van kinderen, die in het leven hooren
om er de zonzijde nog van te kunnen zien,
door alles heen. Zorg geven kinderen dik
wijls en de opvoeding is tegenwoordig een
probleem, nu alles overvoerd is en men tobt
over de toekomst van al die kinderen,
waarvan de moeders toch wel groote ver
wachtingen hebben.
Maar behalve al die zorg voor hun wel
en wee, is er ook veel winst: veel liefs, dat
geen enkele moeder zou willen missen en
dat opweegt tegen al haar zorgen, tobben
en denken over het vraagstuk „kinderen en
de opvoeding".
Voor eiken leeftijd is er andere verzor
ging, andere voeding in het begin, andere
kieeren, andere geestelijke behoefte, maar
het is een dankbare taak, die elke ware
moeder graag op zich zal nemen, vooral in
dezen vervelenden tijd, nu het een soort
sport wordt de kinderen niet al te veel te
laten merken van die nare „tijdsomstan
digheden", maar óók nog door alles heen
te doen zien, dat het leven mooi kan zijn
en hen op te voeden tot gezonde men-
schen, die het leven aan kunnen en er
niet vijandig tegenover zijn.
Gezonde krachtige menschen heeft men
noodig in de toekomst, die nu eenmaal niet
rooskleurig is en die krijgt men vooral
door de goede zorgen der moeder, die waakt
over de jeugd van haar kinders, over hun
wel en wee in alle opzichten. Over die ver
zorging willen we af en toe praten, wenken
geven voor de diverse leeftijden op geeste
lijk en lichamelijk gebied, omdat twee nu
eenmaal meer weten dan een en men door
gedachtenwisseling vaak op andere denk
beelden komt. Er wordt veel gesproken en
geschreven over kinderen, maar dat een
goede verzorging een eerste vereischte is,
blijft door alle eeuwen heen een hoogste
gebod. KR.
y Kunt u 't zich ook nog herinneren? Als
^eine kinderen begonnen we al worteltjes
aUw te eten, die we van moeder of van den
groentenman konden bemachtigen. Wat
footer geworden, werd er goedkeurend ge
bikt als je met graagte een wortel ver-
vfberde, ,want 't was goed voor de wormen,
Neerden alle mogelijke oude tantes. Is
dan wonder, dat we, ouder geworden,
gegeid worteltjes op tafel brengen? En
•Vf - -
at zien ze er niet fleurig uit. Misschien
J'gt het aan de kleur, dat we er zoo gretig
happen.
Worteltjes brengt u op verschillende ma
nieren op tafel, gekookt, in de soep, als sla
C*1 in combinatie met andere groente of
peulvruchten. Rauw als sla is het een ge-
?°hd voedsel doch niet populair, wat mede
K0tnt door de weinige bekendheid en dc
?°llandsche deugd om steeds aan het oude
'egelijke vast te houden.
Ge gewone bereiding van worteltjes is,
'ih ze te schrappen, te wasschen en met
jeinig kokend water op te zetten. Ze moe-
ongeveer een half uur koken en gere
ild worden geschud, anders gaan ze mis-
?chien aanbranden. Als ze gaar zijn, stooft
l ze nog eenige minuoen met een stukje
°ter en wat fijngehakte peterselie.
Worteltjes met doperwtjes Een half
boter wordt gesmolten. Daarin worden
ï6 geschrapte, gewasschen worteltjes ge
doofd met wat zout en eenige takjes peter-
^lie.
a Ge doperwtjes worden gedopt en gewas-
*chen. Een half ons boter met een weinig
f?1t wordt gesmolten en de nog jonge erw-
Jes worden daarin gaar gestoofd. Ze wor-
eh bestrooid met fijngehakte peterselie.
..Vlochten er nog geen versche erwtjes
ï"h, dan neemt u een busje. Het busvocht
p°rdt weggegooid en kokend water over de
®fwtjes gegoten. U laat ze uitdruipen en
/•ooft ze daarna even met een kluitje bo-
Er wordt wat nootmuskaat en fijnge
hakte peterselie over gestrooid. Op de platte
Foenteschaal komen aan den eenen kant
fl' erwtjes te liggen, aan den anderen kant
g6 worteltjes. Een gezellig groentetje voor
eh Zondag.
Worteltjessla. De worteltjes worden ge
grapt en gewasschen, daarna op een
schaal gelegd. U maakt een slasaus er bij.
Drie eetlepels slaolie, twee eetlepels ci
troensap, wat zout, een kleine gehakte ui
worden goed door elkaar geroerd. Daarbij
komt wat gehakte kervel en peterselie, ver
volgens nog een stukje boter en het sausje
kan over de sla.
Warme sla van worteltjes met knolsel
derij. De worteltjes en knolselderij worden
schoongemaakt en gaar gekookt. De groente
wordt in schijfjes gesneden en in de schaal
gelegd. Daarover komt een slasaus van drie
eetlepels slaolie, twee eetlepels citroensap
en wat gehakte peterselie door elkaar ge
mengd.
Tot slot nog twee worteltjesvreemdighe-
den voor huisvrouwen, die graag experi
menteeren.
Worteltaart. De worteltjes (een bos)
worden geschrapt, gewasschen en geraspt.
Drie ons suiker en vier eierdooiers worden
tot schuim geroerd. Daardoor komen de
worteltjes en een ons gemalen amandelen,
vervolgens het sap van een citroen, twee
eetlepels meel en de vier stijfgeklopte
eiwitten. Een blik wordt met boter inge
smeerd en met paneermeel bestrooid, het
mengsel gaat er in en de taart wordt onge
veer een uurtje in een niet te warmen oven
gebakken.
Wortelmarmelade. Een flinke bos worte
len wordt geschrapt, gewasschen en ge
raspt. Van het gewicht aan wortelen heeft
u driekwart aan suiker noodig. Met een
theekopje water, het sap van vijf citroe
nen, de heel dunne geraspte schil van drie
citroenen en de benoodigde suiker wordt ze
aan de kook gebracht in een afgesloten
pan. Met open pan wordt de marmelade
verder gekookt, tot ze de gewone jamdikte
heeft. Het sohuim wordt afgeschept en de
marmelade wordt in jampotten gegoten,
die vooraf met kokend water zijn schoon
gemaakt en afgesloten met perkamentpa
pier, dat even in kokend water is gedom
peld. Heeft u potten met schroefsluiting,
dan wacht u met afsluiten tot de jam niet
meer dampt.
AN.
fc.J^oor uitbreiding van ons Patronenkantoor zijn
jJj in staat, nog meer dan tot nu toe, onze leze-
t^en, die zelf haar kleeding willen maken, te
heven.
q Voortaan leveren wy patronen, hetzij volgens
C'h onze bladzijde voorkomende modellen, hetzij
tn'Sens welke andere, door de lezeressen ingezon-
h teekening ook, tegen de volgende prijzen:
Costuum 0.60
Mantel 1.
Blouse 0.45
Kinderjurken (tot 5 jaar) 0.35
k^lj staan voor het goed passen der modellen
ij hiits men ons nauwkeurig de volgende maten
ujSeett, die men neemt, nadat men eerst de per-
tv°h, voor wie het kleedingstuk bestemd is, een
q«lld om het middel heeft gebonden, ten einde
Juiste plaats van de taille aan te geven.
B o v e n w ij d t e, te meten rondom langs
C*1 rug, onder de armen door en boven de
langs, niet te strak.
B o r s t w ij d t e, op dezelfde wijze te meten
0e bovenwijdte, maar nu o v e r de buste heen.
tqj- Borsthoogte, van kuiltje in den hals
de taille.
WRughoogte,
cle taille
H e u p w ij d t e, rondom de heupen,
20 c.M. onder de taille.
Schouderbreedte,
van het midden nekpunt
geme-
dlt is de lengte
den schouder, van den hals tot het begin
0 den arm.
Hsk' Mouwlengte, te meten bulten langs
t>0a8 armover den gebogen elleboog tot aan den
he geheele lengte, uit den halskuil gemeten,
is niet noodig dit bij een bestelling steeds
W?el ovet te schrijven; voldoende is, als men
de letters der betreffende maten schrijft.
6lh.datuuriijk, als het een patroon uit onze pa-
ïei betreft, het nummer of de letter daarby aan-
«eVen.
vertrouwen met deze nieuwe regeling onzen
tqjyfissen nog meer en nog beter van dienst te
*i0?hen zijn dan tot dusver; het zal ons een ge-
Stef,eh zijn indien van deze gelegenheid, om zich
dkoop van een goed patroon te verzekeren, on-
&cbcbcbcfc<Bcb<fccbckcfecbcbcfc)cfcci>cfccbcfccfecfcicbcbcfc»cbcfe
•a 8*
Knip dit uit en bewaar het voor 8-
-8 voorkomende gelegenheden.
•ft O*
verschillig van welk kleedingstuk, een ruim ge
bruik zal worden gemaakt.
Het adres blijft: Het Patronenkantoor, Postbus
1, Haarlem. DE REDACTIE.
Opgegeven maten: 54 c.M. lengte, 64 c.M.
bovenwijdte.
Benoodigd: 175 c.M. stof van 80 c.M.
breedte, 4 drukknoopjes.
Ge maakt het patroontje op de aangege
ven maten, waarna ge het op de vaste lij
nen uitknipt en de patroontjes op de stof
legt. Hierna knipt ge alles met een c.M.
breeden naad uit. De zijnaadjes van rokje
en bovenstukje worden gestikt en de schou
dernaadjes 3 c.M. vanaf het armsgat. De
hebt geknipt. Bij de schouders wordt aan
den voorkant een stukje tegen gezet, dat
na afwerking een c.M. breed is, waarna ge
aan den rugkant een stukje van dezelfde
breedte aanstikt. Van de overige stof knipt
ge strookjes, welke 5 c.M. breed en zoo
lang mogelijk worden geknipt. Hierna stikt
ge deze aan elkaar, waarna ge onderaan
een heel smal zoompje inmaakt, en hiérna
inplooit, steeds op 2 c.M. afstand van el
kaar en om de beurt naar links en naar
..yJL.
rest tot aan den hals blijf open. Het rokje
wordt bovenaan ingeri ld en aan het
lijfje gestikt, zijnaden op cixaar, en ruimte
goed verdeelen. Van de mouwtjes worden
de naden gestikt. De bovenkant van het
mouwtje wordt ingerimpeld, waarna ge
hierop een biesje stikt, dat ge 22 c.M. lang
rechts invouwt. Dit is echter een heel werk.
Voor pl.m. 15 ct. per M. kan men het
laten plisseeren. Is het strookje klaar, dan
wordt dit langs den onderkant van het
rokje en het mouwtje gestikt, zóó, dat het
2 J4 cM. uitsteekt. Langs het halsje steekt
het 3 c.M. uit, waarbij ge hiermede tegelij
kertijd een schuin biesje stikt en dit later
aan den verkeerden kant tegenzoomt. Voor
sluiting zet ge aan de schoudertjes twee
drukknoopjes. DINY,
Bijna iedere huismoeder heeft een reeks
huismiddeltjes en geneeskundige procédé's
op haar repertoire, welke bij voorkomende
gelegenheid ten beste worden gegeven en
waaronder er zijn, welke werkelijk genees
kundige waarde hebben. Als zoodanig wil
ik noemen het „stoomen", een populair en
geliefd middel bij verkoudheden, bronchi
tis en andere aandoeningen van de adem
halingswegen. Er is dus alleszins reden
eens met elkaar te bespreken of en hoever
hier inderdaad een nuttige gezegende in
vloed te bespeuren is.
Het principieel effect, dat nagestreefd
wordt, het verspreiden van waterdamp in
het ziekenvertrek, kan inderdaad een nut
tigen en aangenamen invloed hebben op
verkouden en hoestende patiënten. Vooral
waar de centrale verwarming aan de ka
merlucht een droogtegraad verleent, ver
uitgaand boven dien van de buitenlucht, kan
het nuttig zijn, dit tekort aan vocht aan te
vullen. Een ieder weet bij ondervinding, dat
deze te droge lucht zeer onaangenaam kan
werken op de slijmvliezen van onze adem
halingswegen en een prikkelenden drogen
hoest kan verwekken. Het is ook hier meer
de maat, welke over het nuttig effect be
slist. Wij weten immers eveneens uit eigen
ondervinding, dat een teveel aan water
damp benauwend en drukkend werkt. Ik
herinner aan de drukkende atmosfeer,
welke veelal in veel warmwaterbaden
heerscht. Wat voor het gezonde individu
geldt, komt bij den zieken mensch in nog
sterker mate naar voren.
Zonder twijfel schiet men dus het doel
voorbij als men deze waterdampversprei
ding gaat overdrijven; wij ervaren dit
meermalen als wij zien, hoe een ziekenka
mer in een soort water-en-vuur-nering
wordt herschapen. De goed bedoelde hulp
wordt overdreven als de vochtigheidsgraad
zoodanig wordt opgevoerd, dat zelfs het
behang begint los te laten.
Is het principe dus juist, in de toepassing
zien wij meermalen fouten maken. In de
eerste plaats is het onjuist als de waterke
tel of croupketel gestookt wordt op een
verbrandingstoestel, dat geen afvoer heeft
voor de verbrandingsgassen. Het best is
wel de ketel, welke in een kachel past.
Absoluut verwerpelijk is wel het petroleum
stel om bovengenoemde reden en mede om
het gevaar van brand, dat deze stellen op
leveren
Eenvoudig en doelmatig is om een flinken
open bak met water op de verwarming of
op de kachel te plaatsen. Op deze wijze
wordt toch een nuttige vochtigheidsgraad
onderhouden en worden de normale gren
zen niet overschreden. Eveneens acht ik
het onjuist, als maar klakkeloos zonder
dringende aanwijzing tot stoomen wordt
overgegaan. Het is toch niet te miskennen
en een ervaringsfeit, dat door het stoomen
de vatbaarheid van den patiënt verhoogd
wordt, hetgeen hij dan bij overgang in an
dere lucht weer met nieuwe katarrhen
moet bekoopen. Geneeskundig heeft men
deze stoombehandeling uitgebreid tot een
inhaleeringstherapie door apparaatjes aan
te brengen, welke tegelijk geneeskrachtige
stoffen opzuigen en in dampvorm in de
lucht brengen. Verschillende zoutoplossin
gen, menthol en andere medicamenten kun
nen op die wijze bij de inademing hun nut
tigen invloed uitoefenen. Het zijn de be
kende spray-apparaten, welke in meer of
minder eenvoudigen vorm hun goede dien
sten bewijzen.
Voor de dagelijksche praktijk is ook hier
de eenvoud meestal het beste en de ver
standige huismoeder zal bij zieke kinderen
goed doen de ziekenkamer ruim te venti-
leeren en het te veel uitdrogen van de lucht
tegen te gaan door een bak water op de
kachel of op de centrale verwarming te
plaatsen.
ENKLAAR.
1.
met Z vindt ge mij op een afgesloten
ruimte
met P in een tuin
met K overal waar menschen wonen
met B ben ik een bepaalde boom
met M een zekere aanduiding
met W een arbeid.
met B ben ik een rustplaats
met J een onpleizierig geluid
met R bepaald lenig
met D betuiging van erkentelijkheid
met M hinderlijk voor mezelven.
met VI. vliegt het in de lucht
met L versiert het iemands hoofd
met B ben ik geen kwaad dier
met S draagt men het aan den voet
1. Dit geschenk schonk Nel u; ik zal het
een goede plaats geven.
Metselaar! Haal de kalk maar vrij weg.
3.
Hebt u 't recht daarover te spreken?
Zit de schelm onder dat hooi?
Door de regen was de kleine kapel door
nat geworden.
Wel, burgemeester, wanneer vertrekt U?
Dit zijn te hooge eischen, geloof ik.
2. Ik verkoop u trechters, verlakte da
messchoenen, paardenhaar, lemmetten van
messen en wassen beeldjes.
3. Hij is een vroolijke guit, geestig en ge
zellig als niemand anders.
Het mooie damasten tafellaken is een
erfstuk.
Er waren volksstammen, die dronken uit
een schedel.
Bij den dood van den geliefden Koning,
rouwde het geheele volk.
Kom zus, luister nu naar moeders raad.
Oplossing volgende keer.
WIE BEN IK?
1.
2.
3.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
Clarientje ging eens wand'len
Met moeder en Cato,
Dat vonden Beer en Bobbie,
Maar werkelijk zoo, zoo.
Het Beertje werd zelfs nijdig,
En zei met echten bas:
„Zoo'n wand'ling in den ochtend,
Komt waarlijk niet van pas.
Ik ben nog in pyama,
Jij hebt je pon nog aan,
Minetje heeft geen eten,
En alles liet ze staan."
„Je hebt gelijk hoor brompot,
't Is wat je noemt geen doen,
Ze heeft ons glad vergeten,
Gaf zelfs niet eens een zoen.
't Is lang geen echte moeder,
Dat zie ik nu wel in,
Want als ze fijn kan wand'len.
Dan heeft z' in ons geen zin."
Toen gingen Beer en Bobbie
Tezamen stiekum weg,
Maar bij de deur gekomen,
Daar kregen zij al pech.
Want juist kwam toen Clarientje
Met Tootje en met moe,
En bracht zij beide poppen
Weer naar hun plaatsje toe.
Van dien tijd werd c niais-j*.
Heel zorgzaam en heel goed,
Zooals een poppenmoeder
Nu eenmaal wezen moet.
R.K.
„Ga je mee kievitseieren zoeken?" had
den een paar jongens van zijn klas aan
Kees gevraagd.
„Neen," had hij geantwoord, „wij laten
alle vogels met vree."
Daarover was een discussie ontstaan, die
afgebroken werd door het luiden van de bel
voor het volgende uur.
Nu, 's middags, terwijl de club bijeen was,
bracht hij het onderwerp weer ter sprake.
Allen waren 't er over eens, dat Kees zich
flink gehouden had.
„Ik heb vroeger wel kievitseieren ge
zocht," bekende Jan. „Maar sedert we onze
club hebben, ben ik er anders over gaan
denken, 't Is leuk die dingen eens te verge
lijken (fig. 1) met de omgeving. Een nest
maakt de kievit eigenlijk niet. Maar de
groene kleur van de eieren lijkt precies op
de kleur van gras en de bruine vlekken en
stippen lijken precies modderspatjes."
„Hebben meer vogels zulke eieren?" vroeg
Toos aan Jan.
„Ja, de eieren van den tureluur schijnen
er veel op te lijken en worden wel als kie
vitseieren verhandeld. Maar de tureluur
heeft een heel anderen kop dan de kievit,
T.,.,'
zooals je op het plaatje zien kunt (fig. 2),
dat ik in dit boek heb staan."
„Zijn daar nog meer vogeleieren in afge
beeld?" vroeg Ada belangstellend.
„Ja, hier (fig. 3) heb ik nog een nest van
een echten bodembroeder, den scholekster.
„Dien hebben we op Terschelling heel
vaak gezien," riep Kees geestdriftig uit. „En
meeuwen ook!"
„Ja," ging Jan voort, „van een meeuwen
nest heb ik hier ook een afbeelding (fig. 4).
Die broeden tusschen de helm in de dui
nen. De eieren liggen zooals je ziet zoo
maar open en bloot. Die broeden pas in
Augustus."
„Gelukkig maar, dat de meeuwen zoo
weinig vijanden schijnen te hebben,"
merkte Bram op.
„Ja," antwoordde Jan. „Hun vijanden zijn
hoofdzakelijk hun soortgenooten, de roof-
meeuwen. De menschen laten hen wel met
vrede, dat wil zeggen, ze worden er wel toe
gedwongen. Want de broedplaatsen worden
k;tM i-t
bewaakt door wachters, die daartoe door
de vereeniging tot bescherming van vo
gels zijn aangewezen en in dien broedtijd
mag niemand zonder speciale vergunning
daar komen."
„Ik denk er zoo dikwijls over," begon nu
Bram, „hoe of het toch zou komen, dat je
zoo zelden eieren en nesten van roofvogels
vindt, terwijl we op onze wandelingen zoo
vaak de dieren zelf zien."
„Dat kan ik je makkelijk verklaren,"
mengde Toos zich nu in het gesprek. „De
meeste roofvogels maken hun nesten op
zulke ontoegankelijke plaatsen, dat er geen
mensch of dier bij kan, tenzij de boom,
waarin het nest gemaakt is, gekapt wordt."
„En uilen?" vroeg Bram.
„O, uilen, die maken vaak hun nest in
een hol, tenminste de velduil. Hun eieren
Nta* vnk sckotq.kttcf-
zijn rond, wit, glanzig. Het steenuiltje
broedt meestal in holle boomen, terwijl hij
ook van nestkastjes houdt."
„Is dat het vogeltje niet, dat altijd door
andere achterna gezeten wordt?" vroeg
Tilly.
„Ja," zei Ada, „omdat hij het winterko
ninkje liet ontsnappen."
„Wat is dat voor verhaal?" vroeg Bram.
„Laat Toos dat maar eens vertellen,"
antwoordde Jan.
En ofschoon sommigen het verhaal ken
den, schikten ze toch bij, toen Toos begon:
„De vogels wilden uitmaken, wie van hen
koning zou zijn De adelaar, zeker van zijn
overwinning, zweefde in breede kringen
boven alle vogels uit. Maar toen hij weer
omlaag ging, was er een klein vogeltje, het
winterkoninkje, dat zich tusschen zijn vee-
ren had verborgen. Dat zweefde nu boven
den adelaar en riep: „Koning ben ik, ko-
De Zebra, waarmee meneer Hendriks
een ritje maakte, liep of zijn leven er
van afhing. In het begin vond meneer
Hendriks dat wel fijn, maar ten laatste
leek de Zebra wel een electrische trein,
zóó hard vloog het heele zaakje over den
weg.
De Zebra had het blijkbaar in zijn
hoofd gezet alle snelheidsrecords van de
geheele wereld te slaan. De menschen op
den weg zagen op den weg niets dan
een gele streep.
Meneer Hendriks, die er anders wel
slag van had om paarden te besturen,
bleek met Zebra's niet overweg te kun
nen. Het karretje hobbelde op en neer
als een tobbe op zee.
Juist begon meneer Hendriks er aan
te wanhopen, dat hij nog ooit tot stil
stand zou kunnen kome: toen de Zebra
niet uitkeek en tegen eer dikken olifant
terecht kwam, die bijr. onderste boven
vieL
Nest u&n
2U.tr
ning ben ik." Woedend waren de vogels,
dat ze zich door zoo'n klein ding hadden
laten bedriegen. Ze vingen hem en sloten
hem op met het steenuiltje als wachter.
Het uiltje meende echter wel met een oog
open te kunnen waken, dan kon het andere
in dien tijd rusten. Maar op zeker oogen-
blik vielen zijn beide oogen toe en van dat
oogenblik maakte het winterkoninkje ge
bruik om te ontsnappen. Maar sedert dien
tijd kan het uiltje zich niet vertoonen of
het wordt door alle vogels achterna geze
ten."
„Een mooi verhaal," vond Kees. „Jam
mer, dat de menschen het steenuiltje ge
bruiken om vogeltjes te vangen. Maar het
mag eigenlijk niet."
't Was tijd geworden om naar huis te
gaan.
Na Toos bedankt te hebben voor haar
verhaal, ging de club tot den volgenden
Woensdag uiteen. Er stond dan weer een
wandeling op het programma.
A. L.
Calqueer den visch en knip er dan een
tiental van. Kleur dan de vinnen en den
staart mooi rood en teeken het oog en het
kieuwdeksel er op. Maak dan door den neus
van iederen visch een ringetje of een
haakje van ijzer draad. De achterkant van
de visschen moet dan genummerd wor
den van 1 tot 10 De hengel bestaat uit een
stokje met een touwtje, waaraan een mag
neet is vastgemaakt. Nu doe je de visschen
in een doos, de cijfers onder, en dan mag
ieder op de beurt visschen. Er moeten na
tuurlijk zooveel visschen in de doos zijn,
dat ieder evenveel malen kan hengelen
zonder dat er een overblijft. Wie nu bij
elkaar het hoogste getal vischt, heeft de
partij gewonnen. W. S.