ouv KINDERVERZORGING SMAKELIJK ETEN GENEESKUNDIGE KALENDER VOOR O DAT KWAM ER VAN Een praatje over Vogeleieren DE GESCHIEDENIS VAN MANGELEMOT DEN FILMHELD 1 PRIJSVISSCHEN J Onze goedkoope patronen Jurkje voor meisjes van 3 jaar tfSSSStief&SSieeefSiSi!eS&SS$SGM!SS0Se&fX>!&& Een gezellig gwentetje voor den Zondag Stoomen VAN ALLES WAT Woorden op andere beginletters Verborgen plaatsnamen Oplossingen N OP VERZOEK De letter R De letter L. De letter H. DE B.L.N.S. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN In dezen modernen tijd zijn de kinderen !p eenmaal veel zelfstandiger dan vroeger; ?.at staat als een paal boven water. Maar '0ch hebben ook die zelfstandige kinderen jjog veel verzorging noodig, stellig niet 'under dan in den goeden ouden tijd, toen j*e flesschen levertraan moesten slikken, 'ssenbloed hoorden te drinken bij algeheele J^akte en met staal, melk en eieren wer- aeh opgekweekt als dat maar even noodig 'heen. Ook de meest vrijgevochten kinderen, die ^ch op het derde jaar al zelf wasschen en ?ahkleeden, die op het achtste eigen bo nhammen smeren, vleesch snijden en aan dinertafel geen slecht figuur zouden ?aan, hebben zorg noodig, veel goede en 'Wettende zorg. Voor hun opstaan, eten, 'aar school en naar bed gaan, voor hun ^spanningen en alles. Natuurlijk is het goed als een kind vroeg jWf-standig is en in dezen moeilijken tijd ?°eten ze maar gauw leeren, op eigen '°enen te staan in alle opzichten, maar ?°ede zorgen kunnen ze net zoo min ont ken als die kinderen uit vroeger tijden, een alziend en wakend oog noodig °adden als brood. Veel kinderen gaar - laat naar bed, uapen onrustig, eten ./einig, zijn ner- 'eus en zien er slecht uit en dan is het 'Ubbel noodig, dat er goed op alles wordt sWet. Bij zuigelingenverzorging komt heel rut kijken, dat weten alle jonge moeders, ?War ook voor oudere kinderen is er tact, Seduld, geoefend oog en een „van alles op 'e hoogte zijn" vereischt. Een moeder moet a®n vroolijke kameraad zijn voor de kin ken, maar ook een halve of heele ver- Weegster en als ze een groot gezin heeft, *al ze al doende veel leeren van kinder- ^ekten en verzorging. rt.Ze zal weten, hoe laat de kinderen van Wversen leeftijd rfaar bed hooren te gaan, voldoenden slaap te krijgen, dat een ?hd, dat zenuwachtig blijkt, veel behoefte jjeeft aan buitenlucht, kalme ontspanning C1 gezond voedsel en dat ze ook bij oudere ^'hderen oog en oor open moet hebben om D0 de hoogte te zijn van alles wat hun lichamelijke en geestelijke dingen betreft. Endat is niet gering, want ieder kind is weer anders, dat weten alle moeders, die een kleine of diepgaande studie maken van haar kroost, soms zuchten over al die pro blemen, maar ook vaak lachen en schik hebben om al het lieve, grappige en gezel lige van kinderen, die in het leven hooren om er de zonzijde nog van te kunnen zien, door alles heen. Zorg geven kinderen dik wijls en de opvoeding is tegenwoordig een probleem, nu alles overvoerd is en men tobt over de toekomst van al die kinderen, waarvan de moeders toch wel groote ver wachtingen hebben. Maar behalve al die zorg voor hun wel en wee, is er ook veel winst: veel liefs, dat geen enkele moeder zou willen missen en dat opweegt tegen al haar zorgen, tobben en denken over het vraagstuk „kinderen en de opvoeding". Voor eiken leeftijd is er andere verzor ging, andere voeding in het begin, andere kieeren, andere geestelijke behoefte, maar het is een dankbare taak, die elke ware moeder graag op zich zal nemen, vooral in dezen vervelenden tijd, nu het een soort sport wordt de kinderen niet al te veel te laten merken van die nare „tijdsomstan digheden", maar óók nog door alles heen te doen zien, dat het leven mooi kan zijn en hen op te voeden tot gezonde men- schen, die het leven aan kunnen en er niet vijandig tegenover zijn. Gezonde krachtige menschen heeft men noodig in de toekomst, die nu eenmaal niet rooskleurig is en die krijgt men vooral door de goede zorgen der moeder, die waakt over de jeugd van haar kinders, over hun wel en wee in alle opzichten. Over die ver zorging willen we af en toe praten, wenken geven voor de diverse leeftijden op geeste lijk en lichamelijk gebied, omdat twee nu eenmaal meer weten dan een en men door gedachtenwisseling vaak op andere denk beelden komt. Er wordt veel gesproken en geschreven over kinderen, maar dat een goede verzorging een eerste vereischte is, blijft door alle eeuwen heen een hoogste gebod. KR. y Kunt u 't zich ook nog herinneren? Als ^eine kinderen begonnen we al worteltjes aUw te eten, die we van moeder of van den groentenman konden bemachtigen. Wat footer geworden, werd er goedkeurend ge bikt als je met graagte een wortel ver- vfberde, ,want 't was goed voor de wormen, Neerden alle mogelijke oude tantes. Is dan wonder, dat we, ouder geworden, gegeid worteltjes op tafel brengen? En •Vf - - at zien ze er niet fleurig uit. Misschien J'gt het aan de kleur, dat we er zoo gretig happen. Worteltjes brengt u op verschillende ma nieren op tafel, gekookt, in de soep, als sla C*1 in combinatie met andere groente of peulvruchten. Rauw als sla is het een ge- ?°hd voedsel doch niet populair, wat mede K0tnt door de weinige bekendheid en dc ?°llandsche deugd om steeds aan het oude 'egelijke vast te houden. Ge gewone bereiding van worteltjes is, 'ih ze te schrappen, te wasschen en met jeinig kokend water op te zetten. Ze moe- ongeveer een half uur koken en gere ild worden geschud, anders gaan ze mis- ?chien aanbranden. Als ze gaar zijn, stooft l ze nog eenige minuoen met een stukje °ter en wat fijngehakte peterselie. Worteltjes met doperwtjes Een half boter wordt gesmolten. Daarin worden ï6 geschrapte, gewasschen worteltjes ge doofd met wat zout en eenige takjes peter- ^lie. a Ge doperwtjes worden gedopt en gewas- *chen. Een half ons boter met een weinig f?1t wordt gesmolten en de nog jonge erw- Jes worden daarin gaar gestoofd. Ze wor- eh bestrooid met fijngehakte peterselie. ..Vlochten er nog geen versche erwtjes ï"h, dan neemt u een busje. Het busvocht p°rdt weggegooid en kokend water over de ®fwtjes gegoten. U laat ze uitdruipen en /•ooft ze daarna even met een kluitje bo- Er wordt wat nootmuskaat en fijnge hakte peterselie over gestrooid. Op de platte Foenteschaal komen aan den eenen kant fl' erwtjes te liggen, aan den anderen kant g6 worteltjes. Een gezellig groentetje voor eh Zondag. Worteltjessla. De worteltjes worden ge grapt en gewasschen, daarna op een schaal gelegd. U maakt een slasaus er bij. Drie eetlepels slaolie, twee eetlepels ci troensap, wat zout, een kleine gehakte ui worden goed door elkaar geroerd. Daarbij komt wat gehakte kervel en peterselie, ver volgens nog een stukje boter en het sausje kan over de sla. Warme sla van worteltjes met knolsel derij. De worteltjes en knolselderij worden schoongemaakt en gaar gekookt. De groente wordt in schijfjes gesneden en in de schaal gelegd. Daarover komt een slasaus van drie eetlepels slaolie, twee eetlepels citroensap en wat gehakte peterselie door elkaar ge mengd. Tot slot nog twee worteltjesvreemdighe- den voor huisvrouwen, die graag experi menteeren. Worteltaart. De worteltjes (een bos) worden geschrapt, gewasschen en geraspt. Drie ons suiker en vier eierdooiers worden tot schuim geroerd. Daardoor komen de worteltjes en een ons gemalen amandelen, vervolgens het sap van een citroen, twee eetlepels meel en de vier stijfgeklopte eiwitten. Een blik wordt met boter inge smeerd en met paneermeel bestrooid, het mengsel gaat er in en de taart wordt onge veer een uurtje in een niet te warmen oven gebakken. Wortelmarmelade. Een flinke bos worte len wordt geschrapt, gewasschen en ge raspt. Van het gewicht aan wortelen heeft u driekwart aan suiker noodig. Met een theekopje water, het sap van vijf citroe nen, de heel dunne geraspte schil van drie citroenen en de benoodigde suiker wordt ze aan de kook gebracht in een afgesloten pan. Met open pan wordt de marmelade verder gekookt, tot ze de gewone jamdikte heeft. Het sohuim wordt afgeschept en de marmelade wordt in jampotten gegoten, die vooraf met kokend water zijn schoon gemaakt en afgesloten met perkamentpa pier, dat even in kokend water is gedom peld. Heeft u potten met schroefsluiting, dan wacht u met afsluiten tot de jam niet meer dampt. AN. fc.J^oor uitbreiding van ons Patronenkantoor zijn jJj in staat, nog meer dan tot nu toe, onze leze- t^en, die zelf haar kleeding willen maken, te heven. q Voortaan leveren wy patronen, hetzij volgens C'h onze bladzijde voorkomende modellen, hetzij tn'Sens welke andere, door de lezeressen ingezon- h teekening ook, tegen de volgende prijzen: Costuum 0.60 Mantel 1. Blouse 0.45 Kinderjurken (tot 5 jaar) 0.35 k^lj staan voor het goed passen der modellen ij hiits men ons nauwkeurig de volgende maten ujSeett, die men neemt, nadat men eerst de per- tv°h, voor wie het kleedingstuk bestemd is, een q«lld om het middel heeft gebonden, ten einde Juiste plaats van de taille aan te geven. B o v e n w ij d t e, te meten rondom langs C*1 rug, onder de armen door en boven de langs, niet te strak. B o r s t w ij d t e, op dezelfde wijze te meten 0e bovenwijdte, maar nu o v e r de buste heen. tqj- Borsthoogte, van kuiltje in den hals de taille. WRughoogte, cle taille H e u p w ij d t e, rondom de heupen, 20 c.M. onder de taille. Schouderbreedte, van het midden nekpunt geme- dlt is de lengte den schouder, van den hals tot het begin 0 den arm. Hsk' Mouwlengte, te meten bulten langs t>0a8 armover den gebogen elleboog tot aan den he geheele lengte, uit den halskuil gemeten, is niet noodig dit bij een bestelling steeds W?el ovet te schrijven; voldoende is, als men de letters der betreffende maten schrijft. 6lh.datuuriijk, als het een patroon uit onze pa- ïei betreft, het nummer of de letter daarby aan- «eVen. vertrouwen met deze nieuwe regeling onzen tqjyfissen nog meer en nog beter van dienst te *i0?hen zijn dan tot dusver; het zal ons een ge- Stef,eh zijn indien van deze gelegenheid, om zich dkoop van een goed patroon te verzekeren, on- &cbcbcbcfc<Bcb<fccbckcfecbcbcfc)cfcci>cfccbcfccfecfcicbcbcfc»cbcfe •a 8* Knip dit uit en bewaar het voor 8- -8 voorkomende gelegenheden. •ft O* verschillig van welk kleedingstuk, een ruim ge bruik zal worden gemaakt. Het adres blijft: Het Patronenkantoor, Postbus 1, Haarlem. DE REDACTIE. Opgegeven maten: 54 c.M. lengte, 64 c.M. bovenwijdte. Benoodigd: 175 c.M. stof van 80 c.M. breedte, 4 drukknoopjes. Ge maakt het patroontje op de aangege ven maten, waarna ge het op de vaste lij nen uitknipt en de patroontjes op de stof legt. Hierna knipt ge alles met een c.M. breeden naad uit. De zijnaadjes van rokje en bovenstukje worden gestikt en de schou dernaadjes 3 c.M. vanaf het armsgat. De hebt geknipt. Bij de schouders wordt aan den voorkant een stukje tegen gezet, dat na afwerking een c.M. breed is, waarna ge aan den rugkant een stukje van dezelfde breedte aanstikt. Van de overige stof knipt ge strookjes, welke 5 c.M. breed en zoo lang mogelijk worden geknipt. Hierna stikt ge deze aan elkaar, waarna ge onderaan een heel smal zoompje inmaakt, en hiérna inplooit, steeds op 2 c.M. afstand van el kaar en om de beurt naar links en naar ..yJL. rest tot aan den hals blijf open. Het rokje wordt bovenaan ingeri ld en aan het lijfje gestikt, zijnaden op cixaar, en ruimte goed verdeelen. Van de mouwtjes worden de naden gestikt. De bovenkant van het mouwtje wordt ingerimpeld, waarna ge hierop een biesje stikt, dat ge 22 c.M. lang rechts invouwt. Dit is echter een heel werk. Voor pl.m. 15 ct. per M. kan men het laten plisseeren. Is het strookje klaar, dan wordt dit langs den onderkant van het rokje en het mouwtje gestikt, zóó, dat het 2 J4 cM. uitsteekt. Langs het halsje steekt het 3 c.M. uit, waarbij ge hiermede tegelij kertijd een schuin biesje stikt en dit later aan den verkeerden kant tegenzoomt. Voor sluiting zet ge aan de schoudertjes twee drukknoopjes. DINY, Bijna iedere huismoeder heeft een reeks huismiddeltjes en geneeskundige procédé's op haar repertoire, welke bij voorkomende gelegenheid ten beste worden gegeven en waaronder er zijn, welke werkelijk genees kundige waarde hebben. Als zoodanig wil ik noemen het „stoomen", een populair en geliefd middel bij verkoudheden, bronchi tis en andere aandoeningen van de adem halingswegen. Er is dus alleszins reden eens met elkaar te bespreken of en hoever hier inderdaad een nuttige gezegende in vloed te bespeuren is. Het principieel effect, dat nagestreefd wordt, het verspreiden van waterdamp in het ziekenvertrek, kan inderdaad een nut tigen en aangenamen invloed hebben op verkouden en hoestende patiënten. Vooral waar de centrale verwarming aan de ka merlucht een droogtegraad verleent, ver uitgaand boven dien van de buitenlucht, kan het nuttig zijn, dit tekort aan vocht aan te vullen. Een ieder weet bij ondervinding, dat deze te droge lucht zeer onaangenaam kan werken op de slijmvliezen van onze adem halingswegen en een prikkelenden drogen hoest kan verwekken. Het is ook hier meer de maat, welke over het nuttig effect be slist. Wij weten immers eveneens uit eigen ondervinding, dat een teveel aan water damp benauwend en drukkend werkt. Ik herinner aan de drukkende atmosfeer, welke veelal in veel warmwaterbaden heerscht. Wat voor het gezonde individu geldt, komt bij den zieken mensch in nog sterker mate naar voren. Zonder twijfel schiet men dus het doel voorbij als men deze waterdampversprei ding gaat overdrijven; wij ervaren dit meermalen als wij zien, hoe een ziekenka mer in een soort water-en-vuur-nering wordt herschapen. De goed bedoelde hulp wordt overdreven als de vochtigheidsgraad zoodanig wordt opgevoerd, dat zelfs het behang begint los te laten. Is het principe dus juist, in de toepassing zien wij meermalen fouten maken. In de eerste plaats is het onjuist als de waterke tel of croupketel gestookt wordt op een verbrandingstoestel, dat geen afvoer heeft voor de verbrandingsgassen. Het best is wel de ketel, welke in een kachel past. Absoluut verwerpelijk is wel het petroleum stel om bovengenoemde reden en mede om het gevaar van brand, dat deze stellen op leveren Eenvoudig en doelmatig is om een flinken open bak met water op de verwarming of op de kachel te plaatsen. Op deze wijze wordt toch een nuttige vochtigheidsgraad onderhouden en worden de normale gren zen niet overschreden. Eveneens acht ik het onjuist, als maar klakkeloos zonder dringende aanwijzing tot stoomen wordt overgegaan. Het is toch niet te miskennen en een ervaringsfeit, dat door het stoomen de vatbaarheid van den patiënt verhoogd wordt, hetgeen hij dan bij overgang in an dere lucht weer met nieuwe katarrhen moet bekoopen. Geneeskundig heeft men deze stoombehandeling uitgebreid tot een inhaleeringstherapie door apparaatjes aan te brengen, welke tegelijk geneeskrachtige stoffen opzuigen en in dampvorm in de lucht brengen. Verschillende zoutoplossin gen, menthol en andere medicamenten kun nen op die wijze bij de inademing hun nut tigen invloed uitoefenen. Het zijn de be kende spray-apparaten, welke in meer of minder eenvoudigen vorm hun goede dien sten bewijzen. Voor de dagelijksche praktijk is ook hier de eenvoud meestal het beste en de ver standige huismoeder zal bij zieke kinderen goed doen de ziekenkamer ruim te venti- leeren en het te veel uitdrogen van de lucht tegen te gaan door een bak water op de kachel of op de centrale verwarming te plaatsen. ENKLAAR. 1. met Z vindt ge mij op een afgesloten ruimte met P in een tuin met K overal waar menschen wonen met B ben ik een bepaalde boom met M een zekere aanduiding met W een arbeid. met B ben ik een rustplaats met J een onpleizierig geluid met R bepaald lenig met D betuiging van erkentelijkheid met M hinderlijk voor mezelven. met VI. vliegt het in de lucht met L versiert het iemands hoofd met B ben ik geen kwaad dier met S draagt men het aan den voet 1. Dit geschenk schonk Nel u; ik zal het een goede plaats geven. Metselaar! Haal de kalk maar vrij weg. 3. Hebt u 't recht daarover te spreken? Zit de schelm onder dat hooi? Door de regen was de kleine kapel door nat geworden. Wel, burgemeester, wanneer vertrekt U? Dit zijn te hooge eischen, geloof ik. 2. Ik verkoop u trechters, verlakte da messchoenen, paardenhaar, lemmetten van messen en wassen beeldjes. 3. Hij is een vroolijke guit, geestig en ge zellig als niemand anders. Het mooie damasten tafellaken is een erfstuk. Er waren volksstammen, die dronken uit een schedel. Bij den dood van den geliefden Koning, rouwde het geheele volk. Kom zus, luister nu naar moeders raad. Oplossing volgende keer. WIE BEN IK? 1. 2. 3. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Clarientje ging eens wand'len Met moeder en Cato, Dat vonden Beer en Bobbie, Maar werkelijk zoo, zoo. Het Beertje werd zelfs nijdig, En zei met echten bas: „Zoo'n wand'ling in den ochtend, Komt waarlijk niet van pas. Ik ben nog in pyama, Jij hebt je pon nog aan, Minetje heeft geen eten, En alles liet ze staan." „Je hebt gelijk hoor brompot, 't Is wat je noemt geen doen, Ze heeft ons glad vergeten, Gaf zelfs niet eens een zoen. 't Is lang geen echte moeder, Dat zie ik nu wel in, Want als ze fijn kan wand'len. Dan heeft z' in ons geen zin." Toen gingen Beer en Bobbie Tezamen stiekum weg, Maar bij de deur gekomen, Daar kregen zij al pech. Want juist kwam toen Clarientje Met Tootje en met moe, En bracht zij beide poppen Weer naar hun plaatsje toe. Van dien tijd werd c niais-j*. Heel zorgzaam en heel goed, Zooals een poppenmoeder Nu eenmaal wezen moet. R.K. „Ga je mee kievitseieren zoeken?" had den een paar jongens van zijn klas aan Kees gevraagd. „Neen," had hij geantwoord, „wij laten alle vogels met vree." Daarover was een discussie ontstaan, die afgebroken werd door het luiden van de bel voor het volgende uur. Nu, 's middags, terwijl de club bijeen was, bracht hij het onderwerp weer ter sprake. Allen waren 't er over eens, dat Kees zich flink gehouden had. „Ik heb vroeger wel kievitseieren ge zocht," bekende Jan. „Maar sedert we onze club hebben, ben ik er anders over gaan denken, 't Is leuk die dingen eens te verge lijken (fig. 1) met de omgeving. Een nest maakt de kievit eigenlijk niet. Maar de groene kleur van de eieren lijkt precies op de kleur van gras en de bruine vlekken en stippen lijken precies modderspatjes." „Hebben meer vogels zulke eieren?" vroeg Toos aan Jan. „Ja, de eieren van den tureluur schijnen er veel op te lijken en worden wel als kie vitseieren verhandeld. Maar de tureluur heeft een heel anderen kop dan de kievit, T.,.,' zooals je op het plaatje zien kunt (fig. 2), dat ik in dit boek heb staan." „Zijn daar nog meer vogeleieren in afge beeld?" vroeg Ada belangstellend. „Ja, hier (fig. 3) heb ik nog een nest van een echten bodembroeder, den scholekster. „Dien hebben we op Terschelling heel vaak gezien," riep Kees geestdriftig uit. „En meeuwen ook!" „Ja," ging Jan voort, „van een meeuwen nest heb ik hier ook een afbeelding (fig. 4). Die broeden tusschen de helm in de dui nen. De eieren liggen zooals je ziet zoo maar open en bloot. Die broeden pas in Augustus." „Gelukkig maar, dat de meeuwen zoo weinig vijanden schijnen te hebben," merkte Bram op. „Ja," antwoordde Jan. „Hun vijanden zijn hoofdzakelijk hun soortgenooten, de roof- meeuwen. De menschen laten hen wel met vrede, dat wil zeggen, ze worden er wel toe gedwongen. Want de broedplaatsen worden k;tM i-t bewaakt door wachters, die daartoe door de vereeniging tot bescherming van vo gels zijn aangewezen en in dien broedtijd mag niemand zonder speciale vergunning daar komen." „Ik denk er zoo dikwijls over," begon nu Bram, „hoe of het toch zou komen, dat je zoo zelden eieren en nesten van roofvogels vindt, terwijl we op onze wandelingen zoo vaak de dieren zelf zien." „Dat kan ik je makkelijk verklaren," mengde Toos zich nu in het gesprek. „De meeste roofvogels maken hun nesten op zulke ontoegankelijke plaatsen, dat er geen mensch of dier bij kan, tenzij de boom, waarin het nest gemaakt is, gekapt wordt." „En uilen?" vroeg Bram. „O, uilen, die maken vaak hun nest in een hol, tenminste de velduil. Hun eieren Nta* vnk sckotq.kttcf- zijn rond, wit, glanzig. Het steenuiltje broedt meestal in holle boomen, terwijl hij ook van nestkastjes houdt." „Is dat het vogeltje niet, dat altijd door andere achterna gezeten wordt?" vroeg Tilly. „Ja," zei Ada, „omdat hij het winterko ninkje liet ontsnappen." „Wat is dat voor verhaal?" vroeg Bram. „Laat Toos dat maar eens vertellen," antwoordde Jan. En ofschoon sommigen het verhaal ken den, schikten ze toch bij, toen Toos begon: „De vogels wilden uitmaken, wie van hen koning zou zijn De adelaar, zeker van zijn overwinning, zweefde in breede kringen boven alle vogels uit. Maar toen hij weer omlaag ging, was er een klein vogeltje, het winterkoninkje, dat zich tusschen zijn vee- ren had verborgen. Dat zweefde nu boven den adelaar en riep: „Koning ben ik, ko- De Zebra, waarmee meneer Hendriks een ritje maakte, liep of zijn leven er van afhing. In het begin vond meneer Hendriks dat wel fijn, maar ten laatste leek de Zebra wel een electrische trein, zóó hard vloog het heele zaakje over den weg. De Zebra had het blijkbaar in zijn hoofd gezet alle snelheidsrecords van de geheele wereld te slaan. De menschen op den weg zagen op den weg niets dan een gele streep. Meneer Hendriks, die er anders wel slag van had om paarden te besturen, bleek met Zebra's niet overweg te kun nen. Het karretje hobbelde op en neer als een tobbe op zee. Juist begon meneer Hendriks er aan te wanhopen, dat hij nog ooit tot stil stand zou kunnen kome: toen de Zebra niet uitkeek en tegen eer dikken olifant terecht kwam, die bijr. onderste boven vieL Nest u&n 2U.tr ning ben ik." Woedend waren de vogels, dat ze zich door zoo'n klein ding hadden laten bedriegen. Ze vingen hem en sloten hem op met het steenuiltje als wachter. Het uiltje meende echter wel met een oog open te kunnen waken, dan kon het andere in dien tijd rusten. Maar op zeker oogen- blik vielen zijn beide oogen toe en van dat oogenblik maakte het winterkoninkje ge bruik om te ontsnappen. Maar sedert dien tijd kan het uiltje zich niet vertoonen of het wordt door alle vogels achterna geze ten." „Een mooi verhaal," vond Kees. „Jam mer, dat de menschen het steenuiltje ge bruiken om vogeltjes te vangen. Maar het mag eigenlijk niet." 't Was tijd geworden om naar huis te gaan. Na Toos bedankt te hebben voor haar verhaal, ging de club tot den volgenden Woensdag uiteen. Er stond dan weer een wandeling op het programma. A. L. Calqueer den visch en knip er dan een tiental van. Kleur dan de vinnen en den staart mooi rood en teeken het oog en het kieuwdeksel er op. Maak dan door den neus van iederen visch een ringetje of een haakje van ijzer draad. De achterkant van de visschen moet dan genummerd wor den van 1 tot 10 De hengel bestaat uit een stokje met een touwtje, waaraan een mag neet is vastgemaakt. Nu doe je de visschen in een doos, de cijfers onder, en dan mag ieder op de beurt visschen. Er moeten na tuurlijk zooveel visschen in de doos zijn, dat ieder evenveel malen kan hengelen zonder dat er een overblijft. Wie nu bij elkaar het hoogste getal vischt, heeft de partij gewonnen. W. S.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7