ra
LENTE
De Boschjesmannen sterven uit
RADIO-PROGRAM
EN VAN HET BIJE
Een buitengewoon schuw
volkje
Het
MAANDAG 4 JULI
In het oerwoud ontbreekt het
levenselement der Boschjes
mannen, licht en ruime
steppen
Woeste dansen in het
nachtelijk duister
„Om te oefenen tracht zij alle nauwe gaten te passeeren."
„En hoe vind jij dat?"
„Ik? Ik ben al een paar keer de ruit van de tochtdeur ge
passeerd."
Schep koelteI
Spinnende mannen
Dinsdag S Juli
VERHAAL VAN
DEN DAG
Erg vleiend
Ondeugend
■Hlllllllllllilllllllllllllllllllll
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
Er leeft in Afrika een schuw volkje,
dat elk verkeer met de buitenwereld
angstvallig vermijdt. Langzaam is
het aan 't uitsterven, zooals de be
kende vlieger-missionaris, de direc
teur van de Missie, ons hier verhaalt.
Ruim 500 jaar geleden vond men nog
Boschjesmannen aan Kaap de Goede Hoop, tot
zij door de Bantoe- en Hottentotten-verhuizing
en later door de Boeren gedwongen werden de
wijk te nemen. Thans nu de moderne techniek
water schept uit reusachtige diepten, nu de
millioenen waterkrachten der Victoria Zambesi-
sn der Kambeli-Koenene-watervallen aan het
nenschelijk vernuft onderworpen zijn en nu een
spinneweb van spoorwegen ook de wildste
(treken productief gaat maken, loopt de
Boschjesman gevaar ook uit zijn huidige
woongebied te worden verdreven. Het kan nog
100, het kan nog 500 jaar duren, eer het ras
vernietigd is, maar gebeuren zal het. De laatste
eesten, steeds verder noordwaarts gedreven,
sullen ten slotte het oerwoud van den Congo
nis toevluchtsoord nemen en er hun graf vinden,
fn de diepe duisternis van het oerwoud, waar
nauwelijks een zonnestraal doordringt, zal en
moet de Boschjesman zijn ondergang tegemoet
gaan, omdat hem daar zijn levenselement, licht
m de ruime steppe, ontbreekt.
De Boschjesmannen beschouwt men algemeen
als de oerbewoners van geheel Zuid-Afrlka;
van de Kaap en van Natal tot Koenene en
Okawango, overal hebben ze sporen van hun
primitieve cultuur nagelaten: eenvoudige, onbe
holpen teekeningen, in rots en steen gebeiteld
Maar zij zijn in den loop der eeuwen steeds
meer in de digpste wildernis van Zuid-Afrika
teruggedrongen, het laatst door de blanke
kolonisten, die zich van de rivieren en de
betere landstreken meester maakten en aan de
Boschjesmannen slechts de doodsche wildernis
overlieten. Thans vinden we nog slechts een
gedeelte van de Boschjesmannen de z.g.
boomslapers tusschen de andere zwarten of
ook wel als arbeiders bij de blanken.
De eigenlijke Boschjesman, Kung-Boschjesman
genaamd, kent geen arbeid en geen dienstbaar
heid; hij heeft zijn onafhankelijkheid bewaard.
Maar heeft hij ze duur moeten koopen, daar
hij de beste watergebieden en de schoonste
landstreken aan de kolonisten moest afstaan,
terwijl hij zichzelf moest terugtrekken in de
onherbergzame woestenij, waar nooit een blanke
een voet heeft gezet.
Deze Boschjesman leidt een zuiver nomaden
leven, ver van iedere nederzetting, 's Nachts is
hij meestal op jacht, en dan legt hij zich te
slapen, waar hij zich toevallig bevindt.
Het resultaat van de jacht is zeer wisselvallig.
Vandaag bemachtigt de Boschjesman misschien
een stuk wild of hij vindt een struisvogelnest
met 12 a 16 eieren, en morgen gaat hij zonder
iets naar huis. Als hij succes heeft gehad, kan
de Boschjesman ontzettende hoeveelheden naar
binnen slaan, maar heeft hij geen geluk, dan
kan hij ook weer dagenlang vasten. Wanneer
een „boomslaper" twee of drie dagreizen ver
met een boodschap wordt weggezonden, dan
neemt hij geen proviand mee, maar dan eet hij,
alvorens op stap te gaan, den geheelen voorraad
op en blijft dan twee, drie dagen lang zonder
eenig voedsel; hij zal dan nog zijn doel vlug
ger bereiken dan een goed rijpaard.
De Boschjesman vermijdt zoo zorgvuldig
mogelijk den omgang met blanken. Vandaar
dat de blanken zijn taal nauwelijks kennen.
Men weet slechts, dat ze nog eenige tongletters
meer heeft dan de taal der Hottentotten en
dat een Europeaan ze bijna onmogelijk vloeiend
kan spreken.
Wanneer een blanke, die met zijn ossen
wagen door het gebied der Boschjesmannen
rijdt, bij een pleisterplaats heeft halt gehouden,
verschijnt de Boschjesman met pijl en boog:
hij moet weten waar de blanke heen trekt, of
hij met vriendschappelijke bedoelingen komt
en vooral of hij tabak bij zich heeft voor den
ruilhandel. langzamerhand komen meerderen
uit het bosch te voorschijn, brengen wilden
honing, struisvogeleieren, dierenhuiden enz. en
vragen daarvoor niets dan tabak. Wanneer ze
bovendien nog iets anders te pakken kunnen
krijgen, eten ze het op met den honger van
een wolf.
Het kamp van den Boschjesman is nooit in
de nabijheid van een rivier, welke aan de blan
ken bekend is; hij houdt zijn verblijf verborgen,
hij alleen kent er de schuilhoeken van en zoo
kan hij de vervolgingen der blanken gemakke
lijker ontloopen.
De voornaamste liefhebberijen van den Bosch
jesman zijn eten en dansen. Ik was eens op een
missiereis bij een bron afgestapt. Het was al
donker geworden: de hemel zag met myriarden
fonkelende sterren op mjj neer. Juist maakte ik
aanstalten om mijn avondgebed te bidden, toen
doffe slagen rolden door den zoelen tropennacht
Zij kwamen van een open plaats, midden in het
bosch, waar de Boschjesmannen zich bevonden.
Ik begaf me daarheen. Bij het naderkomen on
derscheidde ik steeds meer een ratelenden onder
toon.
Terzijde van de eenvoudig uit gras en takken
opgerichte „windschermen" vlamde op de open,
zandige vlakte een machtig vuur, waarbij een
oude, leelijke Boschjesman schrijlings op een
uitgeholden boomstam zat waarvan de eene zijde
met een dierenhuid was bespannen, welke hij af
wisselend met de vuist der eene en met de ge
spreide vingers der andere hand betrommelde.
Hij was de toovenaar van het kamp.
De muziek klonk eentonig, maar toch zat er
rhythme in en een ongelooflijk boeiende kracht.
Toen kwamen ze aan in lange rijen: mannen,
vrouwen, kinderen en vooral de opgroeiende
jeugd. Huppelend en. met gracieuze bewegingen
van lichaam en armen zweefden ze in den bloed-
rooden vlammenschijn als schaduwen naderbij
en vormden reien. Klik, klak, klik, klak, klapten
de handen der vrouwen op de maat der trom,
terwijl ze het eenstemmig nunka nunka, tus
schen de blinkende tanden uitstieten. Den grond
toon voor deze wilde, eigenaardige dansmuziek
vormden de dreunende stappen, het brommen en
sissen der mannen. En opdat ook de natuur in
dit koor niet zou ontbreken, liet ze thans de
stemmen der wildernis opklinken.
Bijna gelijktijdig uit alle windstreken begon
nen de jakhalzen te huilen, cikaden en gekko's
sisten om het hardst en daar tusschendoor
klonk af en toe het schaterend lachen van een
eenzaam zwervenden hyena.
De toovenaar veranderde daarop het rhythme
van zijn getrommel en terstond vielen de dan
sers en danseressen met de daarbij behoorende
begeleiding en bewegingen In, zoodat men bij
langere beschouwing een heele serie dansen te
zien kreeg.
Het uithoudingsvermogen der Boschjesman
nen is bij deze plechtigheid ongelooflijk; dat
van den toovenaar is nog minder te begrijpen.
Dit wandelende geraamte hield al dien tijd de
plompe, zware trom tusschen zijn beenen.
De vermoeide dansers rustten dan een weinig
uit. De in magisch licht gehulde wildernis rond
om zweeg. Men hoorde slechts het hijgen der
menschen, het knetteren der vlammen en zoo
nu en dan het huilen van een jakhals. Doch dit
alles duurde slechts korten tijd.
Zachtjes sidderend, sterk meesleepend lokte
alweer het duivelsinstrument. De armen der
jongeren begonnen te bewegen, de beenen gin
gen rhythmisch op en neer. De heele troep was
spoedig een razende werveling. Het leken wel
tierende duivelss, deze silhouetten, welke zich
Nu de hooimaand ingezet heeft,
Niet maar zoo te hooi en gras,
Maar met glazenblazers-hitte,
Als een hooimaand zelden was,
Nu gébruikt u graag sorbetjes,
Limonade, bier of ijs,
En de schaduwrijke plekjes
Zijn voor u een paradijs!
Want u reikhalst naar de koelte,
Naar verkoeling en bekoelt,
Als u frischheid of een tochtje
Door de open ramen voelt!
Daarom: praat ook niet van hitte,
Maar blijf liever consequent
En vermijdt het woordje zweeten,
Dat u reeds voldoende kent.
Houdt u overal Siberisch,
Dweep met Noordpool en vertel
Slechts de ijselijkste dingen
W En u dwingt tot kippenvel!
Praat van ijs en kou en vriezen,
Koude kleeren en zoo meer;
Dit, te saam met koude drukte,
Schept een koele atmosfeer!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
liiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiil
scherp tegen den maanverlichten hemel aftee-
kenden. De knokelhanden van den toovenaar
schenen zich te vermenigvuldigen; steeds wil
der bewerkte hij zijn instrument; het heele
lichaam was in beweging; hij trommelde, tot ook
hij door de danswoede werd aangetast Als dol
danste hij met zijn instrument in den kring
rond. Daarna liet hy plotseling zijn eigenaar
dig stokpaardje vallen, sloeg wild met de ar
men in het rond, doofde het vuur en verdween
in het donkere bosch. Van daar klonken gelui
den, welke nauwelijks van een menscheltjke
keel afkomstig schenen. Anderen haastten zich
in deze richting en spoedig daarop sleepten ze
een halfdood lichaam bij het opnieuw ontsto
ken vuur: het was de bewustelooze medicijn
man. Het schuim stond hem op de lippen, zijn
heele lichaam sidderde onder de krampen. On
der geschreeuw en gekrijsch wreven en kneed
den ze het lichaam van hun toovenaar tot hij
krachtiger ademde en weer bij kwam. Door
knokige armen ondersteund, wankelde hij ten
sl >tte weer naar zijn hut.
Tot deze Boschjesmannen is nog nooit een
Evangelie-verkondiger doorgedrongen; zooals ze
eiken omgang met de blanken vermijden, zoo
willen ze ook met de missionarissen niets te
maken hebben. Toen ik indertijd de leiding
had over de missie te Grootfontein en reeds
vele heidenen had bekeerd had ik ook mijn
oog op dit volk laten vallen; herhaalde pogin
gen, om met hen in nauwere aanraking te
komen mislukten. Dit volk is aan het uitster
ven. Zal het volkomen verdwijnen zonder den
waren God te hebben leeren kennen?
P JOS. SCHULTE O.M.I.
Een katoenen blouse is de gewone koopprijs
voor een vrouw in het land der Jevaros, een
wilde Indianenstam in het gebied der Amarorie-
rivier en berucht om zijn koppensnellen. De
voornaamste voorwaarden voor het verkrijgen
der vrouw echter is, dat de pretendent de ka
toen der blouse zelf gesponnen en geweven
heeft. Dit spinnen en weven van het katoen
eischt bij het primitieve handwerktuig der
wilden echter een zoo moeilijke en zorgzame ar
beid, dat het dikwijls maanden duurt eer het
kleedingstuk klaar is. De vrouwen der Jevaros
dragen blouse en rok, terwijl de mannen zich
met een katoenen rokje tevreden stellen, dat
zij evensens zelf weven en iederen dag één
keer wasschen.
Dr. Sterling, de leider van den Amerikaan
schen dienst van het Smeithsonian-lnstituut,
die met acht andere geleerden vier maanden
onder de Jevaros leefde, beschrijft de wi'den
als 'n primitieven volksstam, waarvan de man
nen zich bezig houden met spinnen en weven,
terwijl de vrouwen veldarbeid en alle overige
huiselijke bezigheden verrichten. Wanneer de
mannen niet aan het spinnewiel of den weef
stoel bezig zijn, doorkruisen zij de jungle, doo
den dieren met hun vergiftigde pijlen of over.
vallen met speren en oude vuurwapens de dor
pen van hun vijanden. Zij zijn bijzonder bedre
ven in de kunst om de tropheeën, bestaande
uit de hoofden der vermoorde vijanden, te
mummificeeren en de schedels door behande
ling met warmte tot de grootte van een vuist
te doen ineenkrimpen.
Op zekeren keer hadden dr. Sterling en zijn
kameraden alle reden zich zeer onbehaaglijk
te gevoelen bij de onbeschaafde gewoonten hun
ner gastheeren. Toen de Amerikanen in hun
gemeenschappelijke tent omstreeks midder
nacht in diepen slaap gedompeld waren, wer.
den zij door het opperhoofd van den stam
onzacht gewekt, terwijl hij met dreigende ge
baren zijn speer zwaaide. Het bleek dat er een
vrouw van den stam ziek geworden was en
een der dragers van de expeditie, een medicijn
man der Jevaros, verdacht werd van schuld
aan hare ziekte. Indien de vrouw stierf zou hij
gedood worden en in zijn vertwijfeling had hij
de blanke mannen beschuldigd de vrouw be
hekst te hebben. Gelukkig voor hem en de
verdachte Amerikanen, herstelde de vrouw
HUIZEN 296 M. K.R.O. 8.00 Morgenconcert;
9.00 Opening van het ziekentriduum te Bloe-
mendaal; 10.30 Gramofoonmuziek; 11.30 Gods
dienstig half uurtje door L. H. Perquin O.P.;
12.00 Politieberichten; 12.15 KRO-trio o.l.v. Piet
Lustenhouwer; 1.45 Gramofoonmuziek; 2.00
Vrouwenuurtje; 2.30 Jaarvergadering van de
Chr. Boeren en Tuindersbond te Alkmaar; 3.30
Vervolg vrouwenuurtje; 4.00 Verzorging zender;
4.15 Gramofoonmuziek; 5.30 KRO-Kunstensem-
ble o. 1. v. Piet Lustenhouwer; 6.30 Onderwijs
fonds voor de binnenvaart; 7.30 KRO-Kunst-
ensemble; 7.10 J. Hazewinkel: „De edele metalen
in het cultureele leven"; 7.30 Politieberichten;
8.00 Gedeeltelijke uitzending van den volks
zangavond in het park van Sonsbeek te
Arnhem; 9.00 Vaz Dias; 9.15 Het KRO-orkest
0. 1. v. Johan Gerritsen; solist Paul Eggert,
piano; 11.00 Gramofoonmuziek; 12.00 Sluiting.
HILVERSUM 1875 M. A.V.R.O. 8.00 Tijdsein;
8.01 Gramofoonmuziek; 9.00 Het Avro-kamer-
orkest o. 1. v. Louis Schmidt; 10.00 Morgenwij
ding; 10.15 Gramofoonmuziek; 10.30 Solisten
concert door mej. A. Oostdam, piano en Henk
Salters, tenor; 11.00 Radio Volks Universiteit;
11.30 Voortzetting solistenconcert; 12.00 Tijd
sein; 12.01 De Groot (The Celebrated Violinist)
met David Bor, piano Reginald Kilbey, viool;
2.45 Solistenconcert door Herman v. d. Vegt,
viool en Nel Wagenaar, piano; 2.45 Verzorging
zender; 3.00 Gramofoonmuziek; 3.30 Juan Llos-
sas en zijn orkest in het Kurhaus te Schevenin-
gen; 4.30 Radio-kinderkoorzang o. 1. v. Jacob
Hamel; 5.00 Orgelconcert door Pierre Palla, op
het Standaardorgel in het Kurhaus te Scheve-
ningen, Boris Lensky, viool en Eddy Carelsen,
saxofoon; 6.30 Radio Volksuniversiteit; 7.00
Cyclus „Moderne Fransche kamermuziek o. 1. v.
Casper Höweler; 7.30 P. E. Peaux: „Wandel en
rijwieltochten in ons land; 8.00 Tijdsein; 8.01
Gramofoonmuziek „Non-Stop"; Internationaal
Cabaret-programma: Ray Noble and his New
Mayfair Orchestra (Zang Al Bowlly), Renate
Müller, Max Hansen, Hermann Thimig, Marta
Eggerth, Comedian Harmonists, Eddie Dunsted-
ter; 9.00 Het Kinderkoor der R. Vf O. I. K., di
rigent Bernard Diamant; 9.30 Omroeporkest o.
1. v. Nico Treep; 10.00 Vaz Dias; 10.15 Omroep
orkest; 11.30 Gramofoonmuziek; 12.00 Tijdsein
en sluiting.
BRUSSEL 509 12.20 Gramofoonmuziek.
5.20 Concert door het Radio-orkest o.l.v. Frans
André. 9.20 Concert o.l.v. Francois Rasse m.
m. v. Mej. Floriaval. 11.00 Gramofoonmuziek.
KALUNDBORG 1153 12.20 Strijkorkest
o.l.v. Herald Andersen. 9.35 Marimba-soli door
Richard Stangerup. 10.30 Concert door het
Radiosymphonieorkest o.l.v. Launy Gröndahl.
11.25 Moderne dansmuziek o.l.v. Heinz Jaath.
BERLIJN, 419 M. 7.30 Vocaal concert. 8.20
Concert. Emanuel Fouermann, cello en Richard
Laugs, piano. 9.40 Concert door het omroep
orkest o.l.v. Dr. Hermann Scherchen.
HAMBURG, 372 M. 2.30 Gramofoonmuziek
4.50 Concert uit Leipzig. 7.40 Populair concert
door het Norag-Orkest o.l.v. Adolf Seeker, 10.40
Concert door het Norag-orkest o.l.v. Gerard
Maasz.
KONIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 12.20
Gramofoonmuziek. 2.20 Gramofoonmuziek. 4.50
Concert uit Leipzig. 9.35 Concert uit München.
LANGENBERG, 472 M. 1.20 Concert O-l.v.
Wolf. 12.20 Gramofoonmuziek. 5.20 Vespercon
cert. 8.20 Concert door het Kur-orkest o. 1. v.
Gustav Ladewig.
DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Orgelconcert
door Reginald Foort. 1.20 Concert door Leonard
Kemp en zijn orkest. 7.40 Concert door het
B. B. C. Theaterorkest o.l.v. Arthur Wood. 11.45
Jack Harris' Grosvenor House Band.
PARIJS (Eiffel), 1446 M. 8.50 „Le jeu de
Gerda ontwaakte! Ze had een heerlijken
droom gehad en met nog gesloten oogleden
dacht ze daaraan even glimlachend terug. Toen
sprong ze uit bed, kleedde zich en zette zich
aan haar schrijftafel. Ze schreef een brief aan
Erwineen liefdesbrief
's Avonds kwam Erwin. Het was juist als
toen, achttien jaar geleden. Nu was zij acht en
dertig, leek jonger en gaf zich uit voor negen
en twintig.
Mijn blonde meisje, zei Erwin teeder.
Erwin, in den tuin staat nog altijd de
bank, waar jij me voor het eerst gevraagd
hebt....
Ze spraken verder niet, gingen zwijgend naast
elkander door het park.
Je bent nog even mooi en teer als toen, zei
hij vol bewondering.
Bedoel je, dat je dat eigenlijk niet ver
wachtte, dat ik al te oud ben? stoof zij op.
Zoo méénde ik het, kalmeerde hij.
Nu, je bent er niet beleefder op geworden!
Erwin trachtte haar te verzoenen, maar de
teere lente-avond stemming was verstoord. Ger
da bleef uit haar humeur. Ik laat me niet
behandelen als een soort schaduw van herin
nering, verklaarde ze.
Zoo was ze altijd geweest, eigenzinnig, las
tig, ook vroeger had men vaak veel verzoe
nende woorden noodig om haar weer goed te
stemmen. En achttien jaar lagen tusschen toen
en nu. Hij was nu bij de veertig en misschien
niet meer zoo goed ingesteld op zulke dingen.
Hoe kwam het eigenlijk, dat je weer aan
me hebt gedacht* Gerda?
Ik heb van je gedroomd.
Hoe zag ik eruit in je droom?
Precies als vroeger.
En zie ik er nog zoo uit?
Hm.
Ben ik wat dikker geworden? vroeg hij
aarzelend.
Dat óók.
En wat nog meer?
Och, wat doet het ertoe?
Maar het dééd ertoe. Binnen enkele seconden
ontbrandde een vrij heftige discussie. Hij be
weerde, dat zij nooit oprecht haar meening had
geuit. Tenslotte zei hij:
Robin et Marion", Operacomique van Adam de
la Halle. 9.25 Het Fermin Touche Kwartet
speelt.
PARIJS (Radio), 1725 M. 8.05 Gramofoon
muziek. 12.20 Gramofoonmuziek. 8.20 „Samson
en Dalila" van Saint Saëns.
MILAAN, 331 M. 8.20 Gramofoonmuziek.
8.50 „Ideale" Operette van P. Tosti.
ROME, 441 M. 9.05 „La Rondine". Opera
in drie acten van H. Pucceni.
WEENEN, 517 M. 8.20 Franz Schrker-
concert door het symphonie-orkest o.l.v. den
componist. 9.35 Concert uit München. 10.55 po
pulair concert door de Robert Hügel kapel.
WARSCHAU 1412 M. 5.20 Concert door t
Philharmonieorkest o.l.v. W. Bierdiajew. 6.40
Dansmuziek. 8.20 Populair concert door het
Philharmonie-orkest o.l.v. Vas. Wikomirski.
10.20 Dansmuziek.
BEROMUNSTER 460 M. 8.20 Symphonie-
concert door het Stedelijk orkest van Bern oi.
v. Dr. Albert Nef m. m. v. Hans Leonhardt
cembalo. 10.05 Concert door het stedelijk or
kest van Bern o.l.v. Dr. Albert Nef, (populair*
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Ik dacht, dat het leven de kleine blonde
Gerda wat zachter zou hebben gemaakt en dan
zou ik het erop gewaagd hebben, haar te trou
wen! Waarop zij antwoordde:
Erg vriendelijk van jq! Je wou wel graag
zoo'n murw geslagen wezentje, om te tyran-
niseeren?
Is dat een blauwtje?
Natuurlijk!
Jammer. Toen vandaag je brief kwam,
dacht ik: Gerda gaat 't net als mij, ze is de een
zaamheid moe, we kennen elkaar nu al zoolang,
we zouden heusch kunnen trouwen; als ze maar
wat toegevender en gemakkelijker is geworden,
vraag ik haar.
Ik denk er niet aan toegevend te zijn, ik
'was het nooit en zal het nooit zijn. Ik ben geen
gedresseerd aapje.
Ik vind het eigenlijk koel worden, zei hij,
zulke lenteavonden zijn alleen geschikt voor
jonge menschen, die niet aan rheumatische
aandoeningen lijden.
Ik vind het heelemaal niet koel, loog zij.
Jok toch niet, zei hij gemoedelijk je
tanden klapperen. We zijn per slot van reke
ning geen twintig meer en dat is geen schan
de. Laten we naar binnen gaan.
Zie je, nu kom je bij. Nu voel je je al
veel beter. Waarom zouden we het ons niet
behagelijk maken? Ik zal het jou doen. Wil je
met me trouwen, ja of neen? Je hoeft maar
te knikken, makkelijker kan het niet.
Maar ik ben nog net zoo lastig als vroe
ger, zei ze met stokkende stem.
Dat doet er niet toe, misschien zou ik je
anders ook niet zoo lief en mooi hebben ge
vonden.
Maar ik ben zoo lastigZe had nu tra
nen in de oogen.
Jawelnet als vroeger! Maar zie je,
de lente is ook net als vroeger en al heb je
rheumatische aandoeningen, je ontkomt niet
aan het verlangen om dwaasheden te doen en
daarom
Wat! Een dwaasheid noem je het, dat je
me vraagt. Zoo'n onbeschaamdheid. Maak dat
je wegkomt! Ik.... ik hoop, dat ik nooit meer
van je droom. Het't was een nachtmerrie!
Maar toen zijn voetstappen zich verwijder
den over het grint van den tuin barstte ze .in
snikken los. De lentewind woei door het raam
en geurde naar bloesems en groen. Ergens zong
een vogel. Ze dacht: als hij terugkeertzoo
als hij vroeger zou hebben gedaandan vlieg
ik hem om den hals, zooals vroeger bij onze
verzoeningendandan
Maar hij keerde niet terug. De lente was
hetzelfde, de harten worden oud.
(Nadruk verboden).
Vriend (tot schilder): Je moest den burge
meester het portret aanbieden.
Schilder: Och, wat begrijpt deze parvenu van
kunst.
Vriend: Juist daarom zal hij 't misschien van
je koopen.
Dokter (die wegens zijn hooge visitekosten
bekend is)Ja, beste man, de ziekte van uw
vrouw zal zeer langdurig zijn.
Echtgenoot; Gelooft u, dookter, dat ik het
zal kunnen uithouden?
Maar ze waren zoo gauw niet tevreden. Een oud bijenmeneer.je.
dat rustig zijn ochtendwandelingetje maakte, had het al -ven hard
te ontgelden. Zoodra Pietje hem zag aankomen bleven de anderen
op een afstand stilstaan en ging Pietje alleen naar het oude man
netje toe. „Laat me," riep meneer,.Byowltz verschrikt uit en vluchtte
haastig weg.
En terwijl de arme meneer Byowltz vluchtte en zijn noogen noe-
liet liggen, daar le viel. stonden de bengels hem uit te lachen. -*aar
dat duurde niet lang, want de politie was met de streken op de
hoogte gebracht en nam al de Jongens gevangen. Zoo moesten ze
voor het verdere gedeelte van den dag moeilijke rekensommen ms'-en
en werd er naar de ouders een brief gestuurd.
t ij l -t op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Qflfïfï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7C/1 bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 O C Dij verlies van een Cf) bij een breuk van Af) bij
AllC QDOUUC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen O UUUm" verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen I doodeiyken afloop een voet of een oog# 1 £t t#. duim of wijsvinger «Jl/.~been of arm T Tl/." an
verlies van *n
anderen vinger
21
Dat is een edele taak, het streven en zelfs
het lijden van gansch een leven waard, zei
Marie-Claire met volle overtuiging.
Juffrouw d'Albrègue voelde dat ze begrepen
was, en haar vriendinnetje in Elzéar nooit
een pretendent zou zien.
De nu volgende drie weken kwam Elzéar
bijna dagelijks, daar de Redoutable wegens re
paratie in het dok lag. In een leven zoo ont
daan van alle verstrooiing en gezelschap, als
het Rozen-Kasteel bood, veroorzaakte dit een
zeer welkome afleiding, en het huis onderging
onmerkbaar menige verandering.
De gastvrouw zelf week ongemerkt van haar
spaarzame gewoonten af; de maaltijden ge
leken minder op die van een kluizenaar, en zij
begon zelfs belang te stellen in al de kleine
eleganties, die Marie-Claire bij het tafeldienen
invoerde. Niet alleen was er steeds een keur
van bloemen, maar ook de oude, met wapens
versierde schotels, die op een étagère prijkten,
moesten nu eiken dag dienst doen. Het meisje
had in de kasten ouderwetsche kopjes, glazen
en snuisterijen gevonden, die thans weer in
de mode waren en den disch een allerprettigst
aanzien gaven.
Elzéar genoot zoo zichtbaar van zijn ver
blijf op het Rozen-kasteel en van al die kleine,
maar lieve attenties, dat Marie-Claire zich aan
gemoedigd gevoelde, daarmee voort te gaan.
Trouwens, hij geleek in 't geheel niet op de
jongelui, met wie ze ooit kennis gemaakt had.
Hij kon niet van die nietigheden zeggen, zou
er waarschijnlijk niet eens den moed toe gehad
hebben. Hij was evenmin vroolijk als spraak
zaam, maar zeer intelligent, en wanneer hij
sprak, had alles, wat hij zei, waarde en wekte
belangstelling, 't Zij er sprake was van poli
tieke of economische kwesties, 't zij hy een
geneeskundige uitlegging gaf, of dat hy Marie-
Claire zijn geliefd Provence beschreef met de
legenden en overleveringen er van, die hy alle
kende, steeds lag er in zijn woorden een ge
dachte, een beeld, een nieuw gezichtspunt, iets
persoonlijks, dat van innerlijke beschaving ge
tuigde. Soms trilde een dichterlijke snaar in
hem, den poëtenzoon, en menigmaal verwon
derde het meisje zich er over, hoe deze over
geërfde neiging hem tot een loopbaan had
kunnen voeren, zoo streng en in haar byzonder.
heden zoo realistisch. Toch koesterde hy een
groote liefde voor zijn „bediening", want hy
had de menschheid lief, gelijk hy de natuur
beminde, met teederen eerbied voor het heer.
bjke werk van den Schepper, en de wensch de
levens te bewaren; te beschermen, te redden,
stemde hem ingetogen en geestdriftig te geiyk.
Immers hy was diep godsdienstig, en al wat
er goeds in Marie-Claire sluimerde, ontwaakte,
wanneer zij hem zoo eenvoudig hoorde spreken
over de menscheiyke zending en plichten,
waarvan de vonn in het oneindige kan ver
schillen, doch die altyd een gehoorde oproep,
een begrepen taak zyn, waarvan rekenschap
zal gegeven worden.
Den leermeester spelen deed hy echter nooit.
Er moest zich bepaald een gelegenheid voor
doen, of men moest hem tot spreken uitlok
ken, eer hy een vertrouwelyk onderwerp zou
aanroeren. Het meisje gevoelde, dat deze beide
zielen elkander ten volle verstonden, dat juf
frouw d'Albrègue hem gaarne deed praten, zoo
iets als een moeder, die haar zoon in het hart
grijpt en trotsch is op hetgeen zy weet te
voorschyn te roepen, 't Scheen wel, of tusschen
hen geen misverstand kon heerschen, doch
evenmin vroolijkheid. Marie.Claire echter was
te jong, te vrouweiyk, om niet een anderen
toon in deze bijna dagelijksche samenkomsten te
brengen. Dikwijls had ze gedacht, 'hoe goed het
zou zyn de oude vrouw uit haar innerlijke af
zondering te trekken, en, vrouw van de wereld
als ze was, kon ze daarby niet onverschillig
of stom blyven.
Ook Elzéar voelde belangstelling. Hy had
weinig in de wereld verkeerd, nog minder om
gang met jonge meisjes gehad en zeker niet
de vertrouwelykheid gekend, die het buiten
leven en een zweem van familiebetrekking
meebrengen. Zyn tante was veel te zwygend
en teruggetrokken om hem een denkbeeld van
vrouweiyk gezelschap te geven. Uiteraard een
weinig menschenschuw was hij geneigd de vrou
wen in het algemeen als poppen te beschou
wen, en het type, dat hy nu voor de eer
ste maal bestudeerde, veroorzaakte in hem
verwondering, gemengd met sympathie.
Zelfs by de meest alledaagsche, geringe be
zigheden bezat Marie-Claire een aangeboren
bevalligheid, die zich ook in de uitdrukking
van haar gedachten openbaarde. Gaarne sprak
hij met haar over kunst en boeken, en vond
dan niet alleen genoegen in haar frischheid
van geest, maar moest ook dikwyls zyn al te
starre meeningen wijzigen, als zij de hare uit
gesproken had. In de groote lynen was zy het
volkomen met hem eens, doch ze toonde een
buigzaamheid, een zachtheid, waarvan hy voor
het eerst de bekoorlijkheid smaakte. Menig
maal tooverde zy door haar opgewektheid den
somberen man een glimlach om de lippen.
Juffrouw d'Albrègue voelde zich aanvankelijk
wel wat angstig, toen zy bespeurde, hoe El-
zéars belangstelling voor het meisje dagelyks
aangroeide. Spoedig evenwel stelde zy zich
weer gerust: h{j was nog steeds vervuld van
zijn levenstaak, sprak over zyn plannen voor
de toekomst, waarin biykbaar voor een vrouw
of ander droombeeld geen plaats was. Daar
by kwam, dat in al die gesprekken over kunst
of literatuur nooit iets sentlmeneels klonk, en
zij begon zich reeds te verheugen over de
nieuwe aantrekkelykheid, die het Rozen-Kasteel
voor Elzéar had.
Zoo was ze weer geheel tot kalmte gekomen,
toen hy onverschillig, neen vroolyk zelfs aan
kondigde, dat het eskader naar Nizza zou ver
trekken.
Wat zullen we u missen! zei Marie-Claire
oprecht maar zoo eenvoudig, dat juffrouw
d'Albrègue er niets verontrustends in zag.
Ik zal 's Zondags nu en dan eens over
waaien. Maar ik heb behoefte aan beweging en
ik houd niet van Toulon. Hoe jammer, dat u de
Cóte.d'Azur niet kent. Zoudt u ze niet eens
aan juffrouw de Solliès kunnen laten zien,
tante? Dat zou ook u wat afleiding geven.
De hotels zyn te duur, zei ze kortaf.
Snel keek hij naar haar op. Zy was bezig
een ouden, gazen handschoen te stoppen. Hij
werd getroffen door de moeite, die zy zich gaf
om zulk een vry waardeloos voorwerp nog wat
langer te kunnen gebruiken, en evenzeer viel
hem de erbarmelijke staat van haar japon op,
dood versleten en kaai op de naden.
U moogt uw oogen zoo niet vermoeien,
zei Marie-Claire thans, en nam haar het werk
uit de handen. Dat is net wat voor my; u
moet zoo iets niet meer doen.
Ik kan bijna niet meer naaien, ik weet
zelf niet, hoe ik er toe kwam nogmaals myn
gezicht te beproeven.
Kort daarna was Elzéar met haar alleen.
Lieve tante, sprak hy ongewoon levendig,
ik vrees, dat uw leven wat al te sober is; u
legt u zelf veel te veel ontberingen op.
Waariyk? Och. er zijn geen ontberingen,
waar de begeerte niet meer bestaat. Ik heb
byna geen behoeften, myn jongen!
Mag ik eens tot uw spreken, of ik uw
zoon was?
Haar gelaat toonde op eens ongewone ont.
roering.
Myn zoon? Maar dat ben je al een beetje.
Je moogt dus de voorrechten er van opeischen.
Welnu, weet u nog, hoe u my eens ge
zegd heb, dat u geen erfgenamen bezat, en
't Rozen-kasteel my eenmaal zou toebehooren?
Ja, ik weet het nog heel goed, en ook wat
er volgde. Hoewel je reeds een man waart,
weende je van boosheid, en je zei me, dat ik
je daardoor je genegenheid vergalde. Doch ik
voegde erby: 't zou een mager erfdeel zyn, daar
het goed zwaar verhypotheekt was.
Maar ik ben juist bang, dat u tracht het
te ontlastenten koste van veel ontbering
om mijnentwilen dat zou me on
draaglijk zijn.
Heb je dat wezeniyk gedacht? zei ze met
een schijntje van een glimlach. Als ik zoo iets
deed, zou het om me zelf zyn. t Valt me
zwaar onder een dak te wonen, dat niet geheel
en al het mijne is. Ik zou lang genoeg willen
leven om de schulden van je vader betaald te
zien, om dan u beiden het Rozen-kasteel als
toevluchtsoord aan te bieden, als hy dan nog
leeft.
Spreek toch niet van uw dood, tante! Ik
heb slechts u, en hy is zoo ver weg. En nog
eens, uit liefde voor mij, maak u het leven
toch niet moeilyk, ontzeg u toch niets om
mynentwil,
(Wordt vervolgd.)