ST. JULIANA-CONGREGATIE
Prikkeldraad
Eerste steenlegging
Moederhuis
'n Koude verhouding
VLEES CHCONTINGENTEERING
Socialistisch verzet
Crisisvarkenswet
DONDERDAG 7 JULI
Z. H. Exc. Mgr. Aengenent over
het Liefdewerk der
Juliaantjes
Een woord van dank
UIT KEERING BOUWVAKKEN
Het standpunt van den Minister
Bespreking met minister Ruys
APOTHEKER EN INDUSTRIE
HET LOONCESSIE-GEVAL TE
LEIDEN
Belangen van den arbeider
STUDIEDAGEN TE BERGEN
Mgr. Aengenent houdt ook een
inleiding
VACATURE-HEEMSKERK
De heer H. A. Dambrink benoemd
verklaard
Rondreis
„Nederlandsch fabrikaat"
BISSCHOPSWIJDING
MGR. F. JOOSTEN
Te Sparrendaal op 28 Augustus
PERSONEELRAAD N. S.
Gaat voorzitter Moltmaker heen?
OP HET BINNENHOF
Het ontwerp na een vrij uitvoerig
debat zonder hoofdelijke
stemming aangenomen
ECONOMISCHE RAAD
GOEDGEKEURD
Instelling Economische
Raad
VREEMDE ARBEIDERS
De drie Centrale Landbouworgani
saties bepleiten de aanneming
van het ontwerp door de
Eerste Kamer
VREES DER MESTERS
Bezwaren van den Bond van
Kaasprod ucenten
Moties
De Congregatie van de liefdezusters van de
H. Juliana van Palconieri, in 1915 gesticht
door Mgr. Callier, godvruchtiger gedachtenis,
bezit reeds huizen in Den Haag en Haarlem.
Van het derde huis, dat bestemd is het Moe
derhuis te worden, tevens Noviciaat, is gister
middag door Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aenge
nent de eerste steen gelegd. Het wordt gebouwd
aan den Hoogenweg, ten Zuiden van het be
devaartsterrein van O.L. Vrouw ter Nood te
Heil oo.
Er bestond voor deze gelegenheid veel be
langstelling; doch niet alleen van Roomsch
Heiloo. Pastoer Beysens van de St. Willibror-
dus-parochie te Den Haag was met 500 pa
rochianen naar Runxputte ter beêvaart geko
men en het spreekt vanzelf, dat de Hagenaars,
die het zegenrijk liefdewerk van de Juliaan
tjes reeds ondervonden hebben, van hun be
langstelling blijk gaven. Ook merkten wij ver
schillende Paters Jesuiten uit Den Haag op en
E. en W. van Heiloo.
Mgr. Aengenent was vergezeld van Mgr. Tas-
kin en Plebaan Westerwoudt uit Haarlem;
voorts van Pastoor Jorna uit Den Haag, di
recteur van de Congregatie der Zusters van
de H. Juliana van Falconieri en Pastoor van
Meeuwen van Heiloo.
Van de St. Juliana-Congregatie waren aan
wezig Moeder Agatha, Alg. Overste Moeder
Anna van Haarlem, Zr. Juliana, Vicares, en
twee raadszusters.
Pastoor Jorna dankte, nadat Mgr. de eer-
ste-steenlegging had verricht dezen namens
dc Congregatie voor het feit, dat hij persoon
lijk dezen eersten steen wilde leggen, daardoor
een nieuw bewijs gevend van zijn groote be
langstelling in het wel en wee van deze nog
jonge congregatie. Meerdere malen deed Mgr.
reeds van zijn hooge belangstelling blijken, o.a.
door goed te vinden, dat het bisschoppelijk
Comité voor de Stichting O. L. Vrouw Ter
Nood gratis het terrein voor den bouw van
dit klooster afstond.
Spr. dankte Mgr. daarvoor namens de Alge
meen Overste en de Zusters, die alles zullen
doen om te beantwoorden aan het doel der
Congregatie: hulp bieden in die huisgezinnen,
die daaraan behoefte hebben.
Dank bracht spr. voorts aan B. en W. van
Heiloo voor hunne tegenwoordigheid; aan het
bisschoppelijk Comité voor O. L. Vrouw Ter
Nood voor de schenking van het terrein. Spe
ciaal herdacht spr. wijlen den heer van den
Bosch, wiens liefdewensch heden in vervulling
gaat.
Dank bracht spr. nog aan den Architect, den
heer H. Valk te Den Bosch voor zijn gratis
werk en aan Deken Rengs en Pastoor van
Meeuwen voor hun voortdurende belangstel
ling.
Voor de finantieele medewerking dankte spr.
nog de dekens en pastoors van Den Haag en
Haarlem en de zelateurs en zelatrices van beide
plaatsen. Tenslotte herdacht pastoor Jorna
nog de medewerking van de Katholieke pers,
die altijd haar plaatsruimte beschikbaar
stelde.
Monseigneur
Aengenent nam
vervolgens het
woord en bracht
allereerst dank
aan Pastoor
Jorna voor de
hem geboden
gelegenheid
deze plechtig
heid te verrich
ten, waardoor
hij nog eens
openlijk blijk
kan geven van
zijn warme
sympathie met
deze nog jonge
congregatie.
Van deze sym
pathie heb ik
aldus Mgr.
Mgr. J. D. J. Aengenent al meerma
len doen blijken; deze congregatie is een dio
cesane congregatie van het bisdom Haarlem;
haar oorsprong ligt op den bodem van dit
diocees.
Er zijn dus bijzondere diocesane banden,
die deze congregatie aan mij binden. Meer nog
heb ik sympathie voor deze congregatie, om
het bijzonder sympathieke doel dat zij na
streeft, nJ. de verzorging van die gezinnen die
moederlijke hulp noodig hebben, als de moeder
niet in staat is haar moederlijke plichten te
vervullen.
Als er een taak is, die in onzen tijd in een
Inzake de uitkeeringen uit de werkloozenkas
van den Alg. Ned. Bouwvakarbeidersbond is
tusschen dien Bond en den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken een correspondentie ge
voerd, waaraan wij het volgende ontleenen:
De Minister merkt op, dat de door den A. N.
B. B. voorgestelde wijzigingen in de uitkeering
niet door dé Regeering alleen kunnen worden
uitgevoerd. Door verhooging van de bijdragen
der leden zou de werkloozenkas ook zonder ver
hooging van het subsidie-percentage het geheele
jaar volledig aan de verplichtingen kunnen blij
ven voldoen.
Voorts zou de maatregel kunnen worden ge
nomen dat aan nieuwe leden minder snel dan
thans het geval is, uitkeeringsrecht wordt ge
geven, en dat de uitkeeringsduur voor het
tweede half jaar wordt beperkt tot 15 dagen.
In zijn antwoord verwondert de A.N.B.B. zich
over de voorstellen van den Minister, voorstellen
die niet ten aanzien van andere kassen zijn ge
daan, terwijl de bouwvakarbeiders reeds de
hoogste bijdragen betalen en de laagste uitkee
ringen genieten en den kortsten uitkeeringsduur
hebben.
De A.N.B.B. voelt zich door het standpunt van
den Minister dan ook ten zeerste teleurgesteld.
Naar wij vernemen zijn niet alleen de be
sturen der bouwvakarbeiders heden uitgenoo-
digd tot een bespreking met minister Jhr. mr. dr.
Ch. Ruys de Beerenbrouck op Dinsdag 12 Ju
li a.s., maar de besturen van alle organisaties,
zoowel van patroons als van gezellen, die be
trokken zijn bij het collectief contract in de
bouwvakken. De conferentie zal plaats hebben
Dinsdagmiddag om 2 uur ten departemente.
bijzonderen actueelen tijdnood voorziet, dan is
het wel de taak van deze congregatie.
In dezen tijd, waarin de gezinsbanden uit
eengerukt worden, komen deze vrouwen uit
zuivere naastenliefde die banden voor zoover
noodzakelijk versterken. En dat geheel belan
geloos; dat is een buitengewoon heerlijke taak
welke zich bijzonder aanpast aan de behoeften
van dezen tijd.
Het is mij een vreugde, aldus Mgr.
krachtig te hebben kunnen meewerken, dat dit
terrein aan deze congregatie geschonken werd.
Het spijt mij echter, dat deze congregatie
nog zoo klein is en dat nog niet veel meer
meisjes zich aanmelden, om tot de congregatie
toe te treden.
Dit huis wijst er echter al op,dat er vooruit
gang is. Ik hoop van harte dat veel meer van
onze brave Roomsche meisjes hun aandacht
schenken aan deze congregatie en haar heer
lijk werk, dat zoozeer in dezen tijd past.
Ik hoop en verwacht, dat het beter zal gaan;
juist omdat deze plaats gekozen is, zoo dicht
bij het beêvaartsterrein, waar zoovele beêvaart-
gangers onder leiding van priesters komen
bidden.
Op de tweede plaats verwacht ik zulks, om
dat dit klooster komt in de onmiddellijke nabij
heid van Maria, die hier juist wordt aangeroe
pen onder den titel, die wijst op het doel der
Congregatie. O.L. Vrouw Visitatie herinnert
aan de taak van deze zuster, het huismoeder-
ïyk werk te doen, waar de moeder dit niet kan,
zooals Maria deed by hare nicht Elisabeth.
Met den wensch, dat Gods Zegen op den
bouw moge rusten en dit gebouw mocht strek
ken van de St. Juliana-Congregatie en deze
veel en heeriyk werk moge verrichten in het
belang van de huisgezinnen, besloot Mgr. Aen
genent zijn toespraak.
Zegenend verliet Mgr. hierop het terrein, om
vervolgens de processie van de Haagsche beê
vaart te leiden.
Het klooster, dat gebouwd wordt door den
aannemer W. Thunnissen te Heemstede, zal
in Maart 1933 gereed zijn.
De Nederlandsche Maatschappij ter bevor
dering der Pharmacie, vertegenwoordigende
ca. 96 pCt. van de Nederlandsche apothekers,
heeft op haar jaarvergadering te Amsterdam
een motie aangenomen waarin zy protesteert
tegen de beleedigende wijze, waarop in de
Tweede Kamer en in de Pers over den apothe
ker is gesproken en tegen de miskenning van
zyn werkkring, zy spreekt als haar meening
uit, dat het verzet tegen het wetsonderwerp
niet allereerst betreft een meer of minder be
lang van een bepaalde partij, doch in den
grond is terug te voeren tot den wensch van
de groot-industrie om met voorbijgaan van ge
neesheer en apotheker zich direct te wenden
tot het publiek, of, door beïnvloeding van den
geneesheer en het terugdringen van den
apotheker tot een lager peil, haar afzet te ver-
grooten.
De My. is overtuigd van de noodzakeiykheid
van den apotheker als schakel in een goede
geneesmiddelenvoorziening, ook voor de vei
ligheid van den zieke en ter voorkoming van
nadeel, zoowel voor het leven van den zieke
als voor de volksgezondheid; en besluit, deze
motie ter kennis te brengen van de regeering.
Naar wü vernemen, is de dagvaarding, waar
bij de Leidsche werklooze J. van een .muziek-
instrumentenhandel een schadevergoeding van
150.vordert tej1 zake van het z. i. onrecht
matig gebruik maken van een loon cessie een
dezer dagen uitgebracht.
Deze procedure, waarin de belangen vrn den
arbeider behartigd worden door de heeren De
Ren en Van der Heijden, resp. voorzitter en
le secretaris van het Bureau voor Sociale Ad
viezen te Leiden, dient voor den kantonrechter
te Delft.
Aan de uitgebreide dagvaarding wordt ont
leend, dat eischer van de gedaagde indertijd een
radio-installatie in huurkoop betrok. Dit toe
stel zou, ook volgens deskundigen, niet voldoen
aan normale eischen, hetgeen te wijten zou zyn
aan het daarin tot in verhouding tot den huur-
koopprijs verwerkte minderwaardig materiaal
en onvakkundige montage. Eischer zou gedaag
de meermalen vergeefs hebben verzocht de
radio te verbeteren, doch laatstgenoemde liet
de cessie aan den patroon van den huurkooper
beteekenen met het gevolg, dat J. ontslagen
werd.
De desbetreffende posita luiden ongeveer als
volgt:
„Aangezien gedaagde de cessie, by de huur
koopovereenkomst door eischer gegeven, aan
diens werkgever heeft laten beteekenen, daarbij
wetende, althans kunnende weten, dat naar de
bij dien werkgever geldende stelregels onmid
dellijk ontslag van eischer zou volgen;
aangezien gedaagde in ieder geval tot ver
goeding van door gemeld ontslag voor eischer
ontstane schade verplicht is en wel krachtens
art. 1401 B.W.;
aangezien immers eischer op het oogenblik
van de beteekening der cessie niets aan ge
daagde verschuldigd was vermits gedaagde aan
eischer had geleverd eén ondeugdelijk toestel,
althans naliet het toestel afdoende te herstel
len en in geen geval gerechtigd was betaling te
vorderen of gebruik te maken van een loon-
cessie onder voormelde omstandigheden".
Voor de gevorderde schadeloosstelling wordt
aangevoerd, dat de gevolgen van de beteeke
ning van de cessie voor eischer uiterst bitter
en tragische zijn. Eischer heeft nog steeds geen
werk kunnen vinden en zijn gezin heeft, ook
omdat hij volgens de ten deze geldende steun-
regels geen kasuitkeering ontving, aan armoede
ten prooi gestaan.
In het slot van de dagvaarding wordt in
geval van ontkentenis bewijs door getuigen,
deskundigen, geschrften en rapporten van het
gestelde aangeboden.
Voor den R. K. Volksbond in het Bisdom
Haarlem zullen dit jaar in het retraitehuis te
Bergen (N.-H.) studiedagen worden gehouden
van 811 October.
De encycliek „Quadragesimo Anno" zal wor
den besproken met betrekking tot de vraag
stukken van den dag.
De laatste les zal worden gegeven door Z. H.
Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van
Haarlem.
Inleiders zijn in volgorde der lessen
rector J. F. A. Bots, W. Steinmetz, Ferd. Spit,
mr. M. M. G. Th. de Kort, Henri Hermans, rec
tor L. Brink, J. B. Vesters, prof. W. M. J. Koen-
raadt en pater mr. dr. D. Beaufort O.F.M.
De voorzitter van het Centraal Stembureau
heeft in de vacature-Heemskerk, na het bedan
ken voor zijn benoeming door mr. H. Bijleveld,
thans tot lid van de Tweede Kamer benoemd
verklaard den heer H. A. Dambrink te Utrecht.
De komst van den filmauto te Edam was
goed voorbereid en het resultaat was dan ook,
dat 1500 personen op het Damplein aanwezig
waren.
Ook te Wormerveer, waar vlak aan het water
werd vertoond, werd de film met aandacht ge
volgd.
In Purmerend zal in het najaar, waarschyn-
ïy'n in vervolg op deze tentoonstelling, een
winkelweek worden gehouden van uitsluitend
Nederlandsch Fabrikaat.
Donderdag werden de films vertoond op de
Kaasmarkt te Leiden ter gelegenheid van de
aldaar gehouden algemeene vergadering van
de vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat". Voor
het eerst werd hier ook een filmpje vertoond
om propaganda te maken voor de leus „blijft
met de vacanties in eigen land". Ongeveer 2000
personen waren hier samengestroomd.
Te Hillegom waar Vrydag de films werden
gedraaid, vatte men ook het plan op, een Ne-
derlandsch-Fabrikaat-winkelweek te organi-
seeren.
Te Zandvoort werd als eerste badplaats van
de rondreis een bezoek gebracht. Hier waren
ongeveer 1000 toeschouwers aanwezig. Deze
week wordt vertoond in IJmuiden, Beverwijk,
Bloemendaal, Heemstede, Katwijk en Delft.
Dat men bij een groot bedrijf als de
Spoorwegen zijn geen rekening kan houden
met allerlei particuliere wenschen en ver
langens (hoewel het bij overplaatsing,
naar we meenen, dikwerf gebeurt) begrij
pen we volkomen.
Maar het gaat o.i. al te mechanisch toe,
als men den stationschef te Hoorn precies
een maand voor zijn vijftigjarig ju
bileum ontslaat en als de directie, hoe
dringend het ook gevraagd wordt door in
gezetenen ter plaatse en collega's, er geen
mouw aan weet te passen om dezen man
nog één maand in dienst te houden, ten
einde dat, toch wel ongewone jubileum te
vieren.
Het Kamerlid Duys heeft er den minister
vragen over gesteld en deze heeft gezegd,
dat de directie geen rekening kan houden
met een niet officieel erkend jubileum en
langer in dienst blijven nu de opvolger
klaar staat niet vereenigbaar was met de
thans bij het spoorwegverkeer geboden
uiterste soberheid.
Het verheugt ons, op te merken, dat in
verschillende bladen, dit antwoord van den
minister niet op prijs gesteld wordt, en
met de daarop uitgeoefende kritiek zijn wij
't in allen deele eens.
Men kan mét b.v. de chr. „Rott." respect
hebben voor de soberheid, welke de Spoor
wegen willen betrachten (en de noodzaak
zal ieder verstandig mensch toegeven) doch
het niettemin veel te kras vinden, dat in
zaken het dienstverband betreffende, eenig
en alleen het woord gegeven moet worden
aan het verstand, terwijl aan 't hart alle
invloed ontzegd wordt.
Een onwaardig ambtenaar ontslaat men
zoo noodig daags voor een jubileum; doch
iemand, die bijna vijftig jaar zijn beste
krachten gaf aan de Spoorwegen, den zon-
nigen dag van een merkwaardig jubileum
te onthouden; wij kunnen ons niet voor
stellen, dat een particulier werkgever het
zou doen; waarom dan de directie der
Spoorwegen, die meermalen toonde, dat zij
overleg en samenwerking met het personeel
op hoogen prijs stelt?
Wat een koude verhouding wordt het zoo!
De bisschopswüding van Z. H. Exc. Mgr. F.
Joosten, apostolisch-vicaris van Tatury, die,
naar wij reeds mededeelden, zal geschieden
door Z.Em. W. Kardinaal van Rossum, zal vol
gens de „N.K." plaats hebben te Sparrendaal
op Zondag 28 Augustus a.s.
wachten een nadere verklaring, die de verte
genwoordiger van den B.A.N.S. toezegde zoo
spoedig mogeiyk van zijn hoofdbestuur te zul
len uitlokken.
In afwachting daarvan werd de vergadering
verdaagd.
Wü lezen in „Het Rechte Spoor":
In de vergadering van den Personeelraad
van 1 dezer kwam aan de orde een brief van
den voorzitter van den Raad, Moltmaker,
waarin hij meedeelde als zoodanig te bedanken
en zijn organisatie te willen vragen voor hem
een ander aan te wijzen, ook als lid van den
Personeelraad, zulks op grond van de beschul
digingen door het hoofdbestuur van den
B.A.N.S. in een extra-orgaan aan zijn adres
geuit, als zou hij verraad tegenover den B.A.N.S.
en tegenover het spoorwegpersoneel hebben
gepleegd.
Na uitvoerige besprekingen werd ter zake
den voorzitter gevraagd nog geen definitief
standpunt in te nemen, doch nog even af te
Den Haag, 6 Juli '32.
De eerste contingenteeringsmaatregel, die
krachtens de Crisisinvoerwet getroffen werd, de
beperking van den invoer van versch en be
vroren rund- en kalfsvleesch, heeft ook in ed
Eerste Kamer een vry uitvoerig debat veroor
zaakt.
Juist als de Tweede Kamerleden hebben de
heeren senatoren den Minister eens by deze
eerste proeve van zyn kunst uiteengezet, hoe
zy over zijn kunst in het algemeen denken. Mi
nister Verschuur kan over dat oordeel intus-
schen gerust zyn. Verzet rees er tegen de
vleeschcontingenteering eigenlijk alleen van de
zijde der sociaal-democraten by monde van dr.
Wibaut, die van de contingenteeringspolitiek
maar één gevolg met zekerheid voorspellen kan
n.m. de verslechtering van de verhouding tot
het buitenland. Door echter alleen op deze zy-
de van het vraagstuk te letten, verliest men uit
het vizier, dat het ook een binnenlandschen kant
heeft. Dat is juist de lastige taak, die op de
schouders der Regeering ligt, de beide belan
gen, dat van onze binnenlandsche productie en
dat van onze goede relaties met den vreemde,
zoo zorgvuldig en rechtvaardig mogelijk tegen
over elkaar af te wegen.
Minister Verschuur is er zeer gerust op, dat
die taak tot op heden door de Regeering naar
behooren is verricht. Wèl heeft men op den
maatrëgel, die den vleeschinvoer beperkte, aan
vankelijk veel critiek gehad ei> in zooverre trof
Zijne Excellentie het slecht, dat juist deze maat
regel de eerste was maar die critiek sproot
in hoofdzaak voort uit het feit, dat Denemar
ken zich daarover nogal ontstemd gevoelde.
Later is die ontstemming, welke niet geheel
gemotiveerd was de Denen immers hadden bij
de voorafgegane onderhandelingen absoluut geen
oog gehad voor onze belangen geluwd. Het
oordeel van de Eerste Kamer was dan ook al
heel wat milder dan indertijd dat van de Twee
de Kamer.
Over de vraag, of de maatregel geholpen
heeft, is zeer in den breede uitgeweid in een
cyferij-betoog van den liberalen ir. Koster over
de prijsvorming van het vleesch. Hy trekt het
nut van de vleeschcontingenteering ten zeerste
in twijfel, omdat zij niet tot de verwachte prys-
verhooging geleid heeft. Inderdaad blijkt de
zeer deskundige vrijzinnig-democraat Wester-
dijk merkte het op dat door de boeren het
effect van den maatregel aanvankelijk wel wat
te simpel bezien is. Men vergeet de tegenwer
kende factoren. Zoo is er een sterk gestegen ge
bruik van varkensvleesch en van eieren, terwijl
bovendien het aanbod op de binnenlandsche
rund- en kalfsvleeschmarkt tengevolge van den
noodtoestand der zuivelboeren te groot is. De
heer Westerdijk en ook mr. van Lanschot ston
den dan ook terecht op het standpunt, dat on
danks het uitblijven van de gehoopte prysstij-
ging voortgaan met de contingenteering aan
beveling verdient, omdat zonder haar de pry zen
nog schromelyker zouden zijn gezakt. Zoolang
tengevolge van de huidige crisis Argentinië en
Denemarken ons blyven bedreigen met het ge
weldige vleeschoverschot, dat zij elders niet
kwyt kunnen, noopt de drang naar zelfbehoud
ons tot beveiligingsmaatregelen. In dit verband
herinnerde de heer Westerdijk nog eens aan de
welsprekende invoercyfers. Werd hier te lande
vóór 1930 gemiddeld 160 ton vleesch ingevoerd,
in 1930 bedroeg de invoer 13.203 ton en in 1931
13624 ton.
De leider der katholieke fractie mr. van
Lanschot ziet een bewijs voor 's Ministers uit
nemend contingenteeringsbeleid in het feit, dat
de extremisten aan beide zijden ontevreden
zyn. Zoowel de vrijhandelaars sputteren als
degenen, die op het stuk van wering van in
voer te ver willen gaan.
Dat Denemarken ten onzen opzichte tenge
volge van de vleeschcontingenteering nog steeds
mokt, moet men niet, aldus de katholieke frac
tiepresident, trachten te distilleeren uit de
voorloopige aarzeling der Scandinavische Saten,
om tot de Nederlandsch-Belgische tariefsverla
gingsovereenkomst toe te treden. Want de aar
zeling gaat daar vooral van Zweden uit, dat de
resultaten van de British-Empire-Conferentie
van Ottawa wil afwachten. Daar de Noordelijke
staten door hun ligging alle drie op Engeland
georiënteerd zijn en zy steeds gaarne als een
heid optreden, heeft Zwedens dralen zich ook
t._ Denemarken en Noorwegen uitgebreid.
En ook de sterke Deensche deviezenbeperking
is geen argument. Minister Verschuur herin
nerde aan de interpellatie over deze kwestie in
het Engelsche Parlement. Niet alleen wij ly-
den dus daaronder. En het valt niet te ontken
nen, dat Denemarken nu eenmaal tengevolge
van de ook daar ontzaggelijke ontwrichting van
het bedrijfsleven een nijpend gebrek aan devie
zen heeft. De goede wil is er evenzeer als in
Nederland. Doch Denemarken wordt gedreven
door denzelfden drang der feiten, die Nederland
nooptetot de wering van het Deensch
vleesch.
Zonder hoofdelijke stemming werd het ont
werp aangenomen. Alleen de sociaal-democra
ten vroegen aanteekening dat zy tegen waren.
Over de eveneens zonder hoofdelijke stem
ming aanvaarde instelling van den Economi-
schen Raad werden door de heeren Westerdijk,
Gelderman en Wibaut opmerkingen gemaakt.
Gedrieën het ontwerp met gemengde gevoelens
begroetend, was men het erover eens, dat alles
afhangt van de wijze, waarop de wet wordt
uitgevoerd en de Raad samengesteld. Dat de
deskundigen over de groepsbelangen moeten
heenzien, beklemtoonde Minister Verschuur nog
eens. En dat de landbouwbelangen misschien
niet voldoende tot hun recht zouden women,
wat de heer Westerdijk vreesde, ontkende hy
met nadruk. Trouwens, zoolang de crisis voort
duurt, blijft in ieder geval de commissie-Lovink
bestaan.
Wordt het overigens voor den landbouw geen
tijd, op te houden met klagen over achterstel
ling bij andere bedrijfstakken? Het wil ons
voorkomen, dat de nieuwe bewindsman daartoe
alle aanleiding geeft. In korten tyd hielp hy de
agrarische bedrijven met verschillende wetten.
En in „De R. K. Werkgever" rees al een klacht
van dr. Kortenhorst, dat omgekeerd de Minis
ter anderer belangen teveel negeerde by zyn
haast, om de varkenshouders te hulp te snellen.
Dat juist beoogt de instelling van den Economi-
schen Raad, de verbetering van den economi-
schen voorlichtingsdienst en het onderbrengen
van Landbouw by Handel en Nijverheid; de
verschillende bedryven en hunne belangen in
nauw onderling verband te bezien
Naar de „Volkskr." verneemt, overweegt de
minister van Binnenlandsche Zaken de invoe
ring van e enwettelijke regeling, waa»-by het
in dienst nemen van vreemde arbeiders af
hankelijk wordt gesteld van een vergunning
der overheid.
De drie Centrale Landbouw-Organisaties, te
weten de Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond in Nederland, het Koninklijk Nederlandsch
Landbouw-Comité en de Katholieke Neder
landsche Boeren- en Tuindersbond hebben zich
betreffende het ontwerp-Crisis-varkenswet tot
de Eerste Kamer gewend met een adres, waar
aan wij het volgende ontleenen:
Met groote instemming is in de kringen van
onze organisaties van de aanneming van dit
wetsontwerp door de Tweede Kamer kennis
genomen. Door het aanvaarden toch van be
doelde regeling, welke diep ingrijpt in de be
staande verhoudingen, heeft de Tweede Ka
mer volledig begrip getoond van den noodtoe
stand, welke allengs in de gezinnen van onze
kleine boeren op de zand- en veengronden is
ontstaan. Intusschen zou echter de schijn kun
nen worden gewekt, dat deze noodtoestand niet
meer in zijn vollen omvang bestaat, doordat
sedert begin Juni j.l. een belangrijke stijging
van de varkenspryzen is opgetreden. Deze stij
ging is o.i. echter het gevolg van een mede-
deeling betreffende steun aan de varkenshou
derij van den Minister van Economische Zaken
en Arbeid in de Eerste Kamer bij de behande
ling van de Crisis-Zuivel wet op 9 Juni jj. en
van de indiening van de Crisis-varkenswet by
de Tweede Kamer op 14 Juni 1932 als gevolg
waarvan de boeren hun varkens eenigermate
hebben vastgehouden.
De prijsstijging van Nederlandsche varkens
was niet het gevolg van hoogere baconpryzen
op de Londensche markt.
Zonder twijfel is door het uitzicht op spoe
dige hulp, welke de Crisis-varkenswet biedt, de
hoop in de harten van talloozen der in moeite
en zorg verkeerenden weder levendig geworden.
Allerwege is dan ook ten plattelande by de
genen, die reeds tot moedeloosheid waren ver
vallen, een verbeterde stemming waar te ne
men. Het besef, dat men niet alleen staat,
doch dat de Regeering doet wat zij kan om
hun ondergang te voorkomen, geeft den men-
schen weer nieuwen moed.
Evenwel is het ook onzen organisaties niet
ontgaan, dat door een enkele groep landbouw
belanghebbenden bezwaren tegen het wetsont
werp zijn aangevoerd, bezwaren, welke zelfs als
zóó overwegend worden beschouwd, dat tegen
aanneming van het bedoelde wetsontwerp is
stelling genomen. Het zijn met name de mes
ters van zware varkens, die vreezen door dezen
maatregel in hun bedrijf te zullen worden ge
schaad. Onze organisaties zyn van oordeel, dat
deze vrees niet gemotiveerd is.
Wat toch is het geval! Wanneer men het
aantal zware varkens, dat er op het oogenblik
in ons land is, vergelijkt met het aantal, dat
in normale tijden wordt gehouden, dan kan
men een groote vermeerdering constateeren.
Als gevolg van de lage baconprijzen door de
depreciatie van het pond-sterling, konden onze
varkenshouders hun varkens niet dan tegen
zeer lage prijzen van de hand doen, hetgeen
velen deed overgaan tot het aanhouden en
doormesten van hun varkens.
Dientengevolge is de laatste maanden de
productie van zware varkens hier te lande zeer
sterk toegenomen, hetgeen zich weerspiegelt in
den grooten uitvoer van gezouten varkens
vleesch en spek, welke in verhouding tot den
uitvoer van bacon zeer sterk is toegenomen.
De vrees van diegenen, die zich met het
mesten van zware varkens plegen bezig te hou
den, n.l. dat zy van de Crisis-varkenswet na
deel zullen ondervinden, lijkt ons ongemoti
veerd. Zonder den steun van deze wettelijke
regeling toch zal de voor hen ongunstige toe
stand van de sterk toegenomen productie van
zware varkens blyven voortbestaan, waarvan
juist by de geringe waarde van het spek, zy
in de eerste plaats de dupe zullen worden.
De spekuitvoer is den laatsten tyd abnor
maal groot geweest. Het ligt voor de hand,
dat belanghebbenden bij den export van spek
dezen toestand niet ongaarne zien en dat zij
dan ook een terugkeer tot normale marktver
houdingen niet zullen bevorderen.
De Crisis-varkenswet zal juist tot gevolg
hebben, dat de aanvoer van zware varkens op
de binnenlandsche markt weer normaal wordt,
hetgeen ten voordeele van de mesters van het
zware varken zal zyn. In wezen is dus de
Crisis-varkenswet wel degelijk in het belang
ook van deze groep van belanghebbenden.
De mogelijkheid bestaat, dat er in den eer
sten tijd zooveel zware varkens beschikbaar
zullen zijn, dat de afzet eenige moeilijkheden
zal opleveren. De in het wetsontwerp neerge
legde regeling is echter voldoende elastisch
om er voor zorg te kunnen dragen, dat de
mesters van het zware varken niet zullen wor
den gedupeerd.
Als slechts by de categorie van menschen,
waarom het hier gaat, de bereidheid en goede
wil aanwezig is om zich by de situatie aan te
passen, dan zal het niet moeilijk zijn tot een
oplossing te komen.
De drie Centrale Landbouworganisaties voor
noemd zyn dan ook van oordeel, dat het ont-
werp-Crisisvarkenswet tot wet moet worden
verheven en zy doen een dringend beroep op
Uwe Kamer, haar medewerking daartoe wel
te willen verleenen.
De Bond van Kaasproducenten te Gouda,
wiens leden tot de grootste mesters van zware
varkens behooren, heeft aan de leden der Eerste
Kamer een adres gezonden, waarin hij verklaart
zeer ernstige bezwaren te hebben tegen de Crisis-
varkenswet, zooals deze aan dit College is aan
geboden, welke bezwaren in concreten vorm zijn;
dat het geven van een toeslag op den export
van bacon de zuiverste vorm van dumping is
met de gevaren van dien voor de toekomst van
den baconexport zelf, maar vooral ook voor
den export van veel gr oo tere beteekenis op de
Engelsche markt dan b.v. gecondenseerde melk
enz.
dat de wjjze van het bijeen brengen der
fondsen, om dezen toeslag te kunnen geven,
getuigt van gemis aan inzicht in de totstand
koming van prijsvorming, daar men eenvoudig
aanneemt, dat het heffen van slachtgelden den
De rechtsche partijen zijn in de Kamer
nooit erg happig geweest op moties.
Terecht!
Met moties valt bijna nooit iets reëels te
bereiken; meestal doen ze meer kwaad dan
goed, doordat ze verwachtingen wekken,
die niet ingelost (kunnen) worden en zoo
doende de ontevredenheid onnoodig bevor
deren.
Wellicht juist daarom is de S. D. A. P. op
moties steeds dol geweest.
Ontelbaar zijn de moties, welke in den
loop der jaren van die zijde in de Kamer
gebracht werden.
Weet u:
moties zijn prachtmiddeltjes om over al
les en nog wat, waaruit partij-reclame te
slaan valt, het woord te kunnen voeren en
al worden in een motie ook de onzinnigste
en onmogelijkste eischen gesteld, zóó dat
geen enkele regeering eraan zou kunnen
denken, het in de motie gevraagde in te
willigen, de indieners der motie kunnen
er toch steeds met fierheid op terugwijzen:
zij hebben het wel goed gewild, als zij
hun zin gekregen hadden
Valt er op die manier demagogie te ple
gen of niet?
Het goede voorbeeld der groote leiders is
natuurlijk niet zonder gevolg gebleven:
ook in de S. D. A. P. is door dit voorbeeld
de liefde voor moties natuurlijk zeer sterk
ontwikkeld en prachtig gecultiveerd, en zoo
is het alleszins verklaarbaar, dat afdeeling
Amsterdam V van de S. D. A. P. dezer da
gen een motie aannam, waarin de afdeeling
„constateert een voortdurende absentie
van de leden der soc.-dem. Kamerfractie bij
belangrijke beslissingen in de Kamer, zoo
als bij de motie-Drop in zake subsidie aan
de kerken, toen er veertien partij genooten
afwezig waren, en bij de stemming over
het wetsontwerp menggebod margarine,
waar twaalf partij genooten absent waren;
betreurt ernstig het gebrek aan
principieel optreden van onze
Tweede-Kamer-fractie bij inzonderheid
deze laatste gelegenheid van brutaalsten
klassenstrijd;
moet voorts laken, dat een aantal spre
kers voor onze Partij in de Tweede Kamer
onophoudelijk met elkaar in tegenspraak
zijn geweest;
vraagt het P. B., of dit een uiting is van
de opvatting in de leidende kringen der
Partij, dat de beteekenis van het parlemen
taire werk afneemt;
zoo ja, of het P. B. dan meer leiding wil
geven bij de buiten-parlementaire actie;
indien niet, of het P. B. dan maatregelen
wil nemen, dat voortaan de leden van de
soc.-dem. Kamerfractie volledig hun plicht
doen, door bij alle belangrijke stemmingen
aanwezig te zijn."
Het is werkelijk verblijdend, dat de leden
der S. D. A. P. hun groote leiders ook in
dezelver motie-politiek zoo trouw volgen.
Wie echter mocht meenen, dat deze bra
ve volgelingen deswege een pluimpje zou
den krijgen van bovenaf, heeft 't gloeiend
mis.
Juist het tegenovergestelde is het geval:
in „Het Volk", waarin wij bovenstaande
motie gepubliceerd vonden, krijgen de trou
we volgelingen nota bene een stand
je, omdat ze met een motie voor den dag
gekomen zijn!
De motie had, volgens „Het Volk" ge
voeglijk achterwege kunnen blijven,
„zooals trouwens het aannemen van aller
lei moties door onze partij genooten wel wat
al te grooten omvang aanneemt."
De leden van Amsterdam V zullen zich
ongetwijfeld afvragen, of dat nou de dank-
is voor hun volgzaamheid en hun prakti
sche appreciatie van het illustre voor
beeld
prys in het binnenland hooger maakt di dus,
dat de consument de heffing betaalt zonder dat
eenig machtsmiddel de heffing betaalt, zonder
dat eenig machtmiddel, wat o.a. gelegen is in
het belasten van concurrentie-artikelen hierbij
dwingend optreedt;
dat ten hoogste alleen in zuivere baconstre-
ken door kunstmatige verhooging van den prijs
der baconexport-varkens eenige invloed op den
binnenlandschen prys kan uitgaan, maar dat dit
verder niet geldt voor het overgroot gedeelte
van Nederland met haar centra van groote
steden;
dat zélfs aannemende, de niets dan theorie
zijnde meening, dat de consument de heffing
betaalt, dit voor verminderd verbruik toch
weer ten laste zou komen van de mesters van
voor het binnenland bestemde varkens, omdat
de prijsvorming van heden is gebaseerd op
het aanbod eenerzijds en de waardeering van
het product by het publiek anderzijds, dus
geen toevalligheid, welke men willekeurig
door een papieren maatregel onder dwingende
nevenbepalingen kan beïnvloeden;
dat verder het geheele plan van productie
beperking en baconexportconcentratie een
experiment is, waarvan men de draagwijdte
niet kan overzien en in ieder geval een stap
is in de richting van gewijzigde productievor
men, waarover de Nederlandsche boer in vol
len omvang behoorde gehoord te worden, het
geen niet is geschied, ook niet door de aan de
regeering adviseerende personen;
dat het onmogelijk is, ook maar eenige
raming te doen van produetie-hoeveelheden
ten minste een jaar vooruit, omdat men daar
bij te doen heeft met factoren als: binnen
landsche behoeften, koopkracht, pryzen der
concurreerende artikelen, voederpryzen, ex
portmogelijkheid van bacon, van zware var
kens en van onderdeelen, koopkracht buiten
land, regeeringsmaatregelen aldaar, enz. enz.,
zoodat heel scherpe productiebeperking de
eenige zekere weg is, wat echter dan al bij
voorbaat leidt tot verlies van markten en
kansen in de toekomst;
dat uit alles blijkt, dat men deze zaak veel
te eenvoudig heeft gezien door slechts aan
dacht aan den baconexport met de weinig flo-
reerende baconexport bedryven te schenken,
terwijl de varkensmesterij voor het binnenland
en voor andere landen dan Engeland een veel
grooteren omvang heeft;
dat deze eenzijdige baconbescherming zóó
sterk is doorgevoerd, dat zelfs de reeds aan
gewezen directie en bezetting der Varkens
centrale geheel uit bacon-vertegenwoordigers
is samengesteld aan wie adressant allerminst
een open oog voor de belangen der zware
mestery ontzegt, maar waaruit is te verklaren,
dat een en ander zoo eenzijdig is bezien;
verzoekt daarom de Kamer deze wet aldus
niet aan te nemen, maar terug te wijzen naar
de regeering tot breedere voorbereiding