ST. JULIANA-CONGREGATIE Prikkeldraad Eerste steenlegging Moederhuis 'n Koude verhouding VLEES CHCONTINGENTEERING Socialistisch verzet Crisisvarkenswet DONDERDAG 7 JULI Z. H. Exc. Mgr. Aengenent over het Liefdewerk der Juliaantjes Een woord van dank UIT KEERING BOUWVAKKEN Het standpunt van den Minister Bespreking met minister Ruys APOTHEKER EN INDUSTRIE HET LOONCESSIE-GEVAL TE LEIDEN Belangen van den arbeider STUDIEDAGEN TE BERGEN Mgr. Aengenent houdt ook een inleiding VACATURE-HEEMSKERK De heer H. A. Dambrink benoemd verklaard Rondreis „Nederlandsch fabrikaat" BISSCHOPSWIJDING MGR. F. JOOSTEN Te Sparrendaal op 28 Augustus PERSONEELRAAD N. S. Gaat voorzitter Moltmaker heen? OP HET BINNENHOF Het ontwerp na een vrij uitvoerig debat zonder hoofdelijke stemming aangenomen ECONOMISCHE RAAD GOEDGEKEURD Instelling Economische Raad VREEMDE ARBEIDERS De drie Centrale Landbouworgani saties bepleiten de aanneming van het ontwerp door de Eerste Kamer VREES DER MESTERS Bezwaren van den Bond van Kaasprod ucenten Moties De Congregatie van de liefdezusters van de H. Juliana van Palconieri, in 1915 gesticht door Mgr. Callier, godvruchtiger gedachtenis, bezit reeds huizen in Den Haag en Haarlem. Van het derde huis, dat bestemd is het Moe derhuis te worden, tevens Noviciaat, is gister middag door Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aenge nent de eerste steen gelegd. Het wordt gebouwd aan den Hoogenweg, ten Zuiden van het be devaartsterrein van O.L. Vrouw ter Nood te Heil oo. Er bestond voor deze gelegenheid veel be langstelling; doch niet alleen van Roomsch Heiloo. Pastoer Beysens van de St. Willibror- dus-parochie te Den Haag was met 500 pa rochianen naar Runxputte ter beêvaart geko men en het spreekt vanzelf, dat de Hagenaars, die het zegenrijk liefdewerk van de Juliaan tjes reeds ondervonden hebben, van hun be langstelling blijk gaven. Ook merkten wij ver schillende Paters Jesuiten uit Den Haag op en E. en W. van Heiloo. Mgr. Aengenent was vergezeld van Mgr. Tas- kin en Plebaan Westerwoudt uit Haarlem; voorts van Pastoor Jorna uit Den Haag, di recteur van de Congregatie der Zusters van de H. Juliana van Falconieri en Pastoor van Meeuwen van Heiloo. Van de St. Juliana-Congregatie waren aan wezig Moeder Agatha, Alg. Overste Moeder Anna van Haarlem, Zr. Juliana, Vicares, en twee raadszusters. Pastoor Jorna dankte, nadat Mgr. de eer- ste-steenlegging had verricht dezen namens dc Congregatie voor het feit, dat hij persoon lijk dezen eersten steen wilde leggen, daardoor een nieuw bewijs gevend van zijn groote be langstelling in het wel en wee van deze nog jonge congregatie. Meerdere malen deed Mgr. reeds van zijn hooge belangstelling blijken, o.a. door goed te vinden, dat het bisschoppelijk Comité voor de Stichting O. L. Vrouw Ter Nood gratis het terrein voor den bouw van dit klooster afstond. Spr. dankte Mgr. daarvoor namens de Alge meen Overste en de Zusters, die alles zullen doen om te beantwoorden aan het doel der Congregatie: hulp bieden in die huisgezinnen, die daaraan behoefte hebben. Dank bracht spr. voorts aan B. en W. van Heiloo voor hunne tegenwoordigheid; aan het bisschoppelijk Comité voor O. L. Vrouw Ter Nood voor de schenking van het terrein. Spe ciaal herdacht spr. wijlen den heer van den Bosch, wiens liefdewensch heden in vervulling gaat. Dank bracht spr. nog aan den Architect, den heer H. Valk te Den Bosch voor zijn gratis werk en aan Deken Rengs en Pastoor van Meeuwen voor hun voortdurende belangstel ling. Voor de finantieele medewerking dankte spr. nog de dekens en pastoors van Den Haag en Haarlem en de zelateurs en zelatrices van beide plaatsen. Tenslotte herdacht pastoor Jorna nog de medewerking van de Katholieke pers, die altijd haar plaatsruimte beschikbaar stelde. Monseigneur Aengenent nam vervolgens het woord en bracht allereerst dank aan Pastoor Jorna voor de hem geboden gelegenheid deze plechtig heid te verrich ten, waardoor hij nog eens openlijk blijk kan geven van zijn warme sympathie met deze nog jonge congregatie. Van deze sym pathie heb ik aldus Mgr. Mgr. J. D. J. Aengenent al meerma len doen blijken; deze congregatie is een dio cesane congregatie van het bisdom Haarlem; haar oorsprong ligt op den bodem van dit diocees. Er zijn dus bijzondere diocesane banden, die deze congregatie aan mij binden. Meer nog heb ik sympathie voor deze congregatie, om het bijzonder sympathieke doel dat zij na streeft, nJ. de verzorging van die gezinnen die moederlijke hulp noodig hebben, als de moeder niet in staat is haar moederlijke plichten te vervullen. Als er een taak is, die in onzen tijd in een Inzake de uitkeeringen uit de werkloozenkas van den Alg. Ned. Bouwvakarbeidersbond is tusschen dien Bond en den Minister van Bin- nenlandsche Zaken een correspondentie ge voerd, waaraan wij het volgende ontleenen: De Minister merkt op, dat de door den A. N. B. B. voorgestelde wijzigingen in de uitkeering niet door dé Regeering alleen kunnen worden uitgevoerd. Door verhooging van de bijdragen der leden zou de werkloozenkas ook zonder ver hooging van het subsidie-percentage het geheele jaar volledig aan de verplichtingen kunnen blij ven voldoen. Voorts zou de maatregel kunnen worden ge nomen dat aan nieuwe leden minder snel dan thans het geval is, uitkeeringsrecht wordt ge geven, en dat de uitkeeringsduur voor het tweede half jaar wordt beperkt tot 15 dagen. In zijn antwoord verwondert de A.N.B.B. zich over de voorstellen van den Minister, voorstellen die niet ten aanzien van andere kassen zijn ge daan, terwijl de bouwvakarbeiders reeds de hoogste bijdragen betalen en de laagste uitkee ringen genieten en den kortsten uitkeeringsduur hebben. De A.N.B.B. voelt zich door het standpunt van den Minister dan ook ten zeerste teleurgesteld. Naar wij vernemen zijn niet alleen de be sturen der bouwvakarbeiders heden uitgenoo- digd tot een bespreking met minister Jhr. mr. dr. Ch. Ruys de Beerenbrouck op Dinsdag 12 Ju li a.s., maar de besturen van alle organisaties, zoowel van patroons als van gezellen, die be trokken zijn bij het collectief contract in de bouwvakken. De conferentie zal plaats hebben Dinsdagmiddag om 2 uur ten departemente. bijzonderen actueelen tijdnood voorziet, dan is het wel de taak van deze congregatie. In dezen tijd, waarin de gezinsbanden uit eengerukt worden, komen deze vrouwen uit zuivere naastenliefde die banden voor zoover noodzakelijk versterken. En dat geheel belan geloos; dat is een buitengewoon heerlijke taak welke zich bijzonder aanpast aan de behoeften van dezen tijd. Het is mij een vreugde, aldus Mgr. krachtig te hebben kunnen meewerken, dat dit terrein aan deze congregatie geschonken werd. Het spijt mij echter, dat deze congregatie nog zoo klein is en dat nog niet veel meer meisjes zich aanmelden, om tot de congregatie toe te treden. Dit huis wijst er echter al op,dat er vooruit gang is. Ik hoop van harte dat veel meer van onze brave Roomsche meisjes hun aandacht schenken aan deze congregatie en haar heer lijk werk, dat zoozeer in dezen tijd past. Ik hoop en verwacht, dat het beter zal gaan; juist omdat deze plaats gekozen is, zoo dicht bij het beêvaartsterrein, waar zoovele beêvaart- gangers onder leiding van priesters komen bidden. Op de tweede plaats verwacht ik zulks, om dat dit klooster komt in de onmiddellijke nabij heid van Maria, die hier juist wordt aangeroe pen onder den titel, die wijst op het doel der Congregatie. O.L. Vrouw Visitatie herinnert aan de taak van deze zuster, het huismoeder- ïyk werk te doen, waar de moeder dit niet kan, zooals Maria deed by hare nicht Elisabeth. Met den wensch, dat Gods Zegen op den bouw moge rusten en dit gebouw mocht strek ken van de St. Juliana-Congregatie en deze veel en heeriyk werk moge verrichten in het belang van de huisgezinnen, besloot Mgr. Aen genent zijn toespraak. Zegenend verliet Mgr. hierop het terrein, om vervolgens de processie van de Haagsche beê vaart te leiden. Het klooster, dat gebouwd wordt door den aannemer W. Thunnissen te Heemstede, zal in Maart 1933 gereed zijn. De Nederlandsche Maatschappij ter bevor dering der Pharmacie, vertegenwoordigende ca. 96 pCt. van de Nederlandsche apothekers, heeft op haar jaarvergadering te Amsterdam een motie aangenomen waarin zy protesteert tegen de beleedigende wijze, waarop in de Tweede Kamer en in de Pers over den apothe ker is gesproken en tegen de miskenning van zyn werkkring, zy spreekt als haar meening uit, dat het verzet tegen het wetsonderwerp niet allereerst betreft een meer of minder be lang van een bepaalde partij, doch in den grond is terug te voeren tot den wensch van de groot-industrie om met voorbijgaan van ge neesheer en apotheker zich direct te wenden tot het publiek, of, door beïnvloeding van den geneesheer en het terugdringen van den apotheker tot een lager peil, haar afzet te ver- grooten. De My. is overtuigd van de noodzakeiykheid van den apotheker als schakel in een goede geneesmiddelenvoorziening, ook voor de vei ligheid van den zieke en ter voorkoming van nadeel, zoowel voor het leven van den zieke als voor de volksgezondheid; en besluit, deze motie ter kennis te brengen van de regeering. Naar wü vernemen, is de dagvaarding, waar bij de Leidsche werklooze J. van een .muziek- instrumentenhandel een schadevergoeding van 150.vordert tej1 zake van het z. i. onrecht matig gebruik maken van een loon cessie een dezer dagen uitgebracht. Deze procedure, waarin de belangen vrn den arbeider behartigd worden door de heeren De Ren en Van der Heijden, resp. voorzitter en le secretaris van het Bureau voor Sociale Ad viezen te Leiden, dient voor den kantonrechter te Delft. Aan de uitgebreide dagvaarding wordt ont leend, dat eischer van de gedaagde indertijd een radio-installatie in huurkoop betrok. Dit toe stel zou, ook volgens deskundigen, niet voldoen aan normale eischen, hetgeen te wijten zou zyn aan het daarin tot in verhouding tot den huur- koopprijs verwerkte minderwaardig materiaal en onvakkundige montage. Eischer zou gedaag de meermalen vergeefs hebben verzocht de radio te verbeteren, doch laatstgenoemde liet de cessie aan den patroon van den huurkooper beteekenen met het gevolg, dat J. ontslagen werd. De desbetreffende posita luiden ongeveer als volgt: „Aangezien gedaagde de cessie, by de huur koopovereenkomst door eischer gegeven, aan diens werkgever heeft laten beteekenen, daarbij wetende, althans kunnende weten, dat naar de bij dien werkgever geldende stelregels onmid dellijk ontslag van eischer zou volgen; aangezien gedaagde in ieder geval tot ver goeding van door gemeld ontslag voor eischer ontstane schade verplicht is en wel krachtens art. 1401 B.W.; aangezien immers eischer op het oogenblik van de beteekening der cessie niets aan ge daagde verschuldigd was vermits gedaagde aan eischer had geleverd eén ondeugdelijk toestel, althans naliet het toestel afdoende te herstel len en in geen geval gerechtigd was betaling te vorderen of gebruik te maken van een loon- cessie onder voormelde omstandigheden". Voor de gevorderde schadeloosstelling wordt aangevoerd, dat de gevolgen van de beteeke ning van de cessie voor eischer uiterst bitter en tragische zijn. Eischer heeft nog steeds geen werk kunnen vinden en zijn gezin heeft, ook omdat hij volgens de ten deze geldende steun- regels geen kasuitkeering ontving, aan armoede ten prooi gestaan. In het slot van de dagvaarding wordt in geval van ontkentenis bewijs door getuigen, deskundigen, geschrften en rapporten van het gestelde aangeboden. Voor den R. K. Volksbond in het Bisdom Haarlem zullen dit jaar in het retraitehuis te Bergen (N.-H.) studiedagen worden gehouden van 811 October. De encycliek „Quadragesimo Anno" zal wor den besproken met betrekking tot de vraag stukken van den dag. De laatste les zal worden gegeven door Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van Haarlem. Inleiders zijn in volgorde der lessen rector J. F. A. Bots, W. Steinmetz, Ferd. Spit, mr. M. M. G. Th. de Kort, Henri Hermans, rec tor L. Brink, J. B. Vesters, prof. W. M. J. Koen- raadt en pater mr. dr. D. Beaufort O.F.M. De voorzitter van het Centraal Stembureau heeft in de vacature-Heemskerk, na het bedan ken voor zijn benoeming door mr. H. Bijleveld, thans tot lid van de Tweede Kamer benoemd verklaard den heer H. A. Dambrink te Utrecht. De komst van den filmauto te Edam was goed voorbereid en het resultaat was dan ook, dat 1500 personen op het Damplein aanwezig waren. Ook te Wormerveer, waar vlak aan het water werd vertoond, werd de film met aandacht ge volgd. In Purmerend zal in het najaar, waarschyn- ïy'n in vervolg op deze tentoonstelling, een winkelweek worden gehouden van uitsluitend Nederlandsch Fabrikaat. Donderdag werden de films vertoond op de Kaasmarkt te Leiden ter gelegenheid van de aldaar gehouden algemeene vergadering van de vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat". Voor het eerst werd hier ook een filmpje vertoond om propaganda te maken voor de leus „blijft met de vacanties in eigen land". Ongeveer 2000 personen waren hier samengestroomd. Te Hillegom waar Vrydag de films werden gedraaid, vatte men ook het plan op, een Ne- derlandsch-Fabrikaat-winkelweek te organi- seeren. Te Zandvoort werd als eerste badplaats van de rondreis een bezoek gebracht. Hier waren ongeveer 1000 toeschouwers aanwezig. Deze week wordt vertoond in IJmuiden, Beverwijk, Bloemendaal, Heemstede, Katwijk en Delft. Dat men bij een groot bedrijf als de Spoorwegen zijn geen rekening kan houden met allerlei particuliere wenschen en ver langens (hoewel het bij overplaatsing, naar we meenen, dikwerf gebeurt) begrij pen we volkomen. Maar het gaat o.i. al te mechanisch toe, als men den stationschef te Hoorn precies een maand voor zijn vijftigjarig ju bileum ontslaat en als de directie, hoe dringend het ook gevraagd wordt door in gezetenen ter plaatse en collega's, er geen mouw aan weet te passen om dezen man nog één maand in dienst te houden, ten einde dat, toch wel ongewone jubileum te vieren. Het Kamerlid Duys heeft er den minister vragen over gesteld en deze heeft gezegd, dat de directie geen rekening kan houden met een niet officieel erkend jubileum en langer in dienst blijven nu de opvolger klaar staat niet vereenigbaar was met de thans bij het spoorwegverkeer geboden uiterste soberheid. Het verheugt ons, op te merken, dat in verschillende bladen, dit antwoord van den minister niet op prijs gesteld wordt, en met de daarop uitgeoefende kritiek zijn wij 't in allen deele eens. Men kan mét b.v. de chr. „Rott." respect hebben voor de soberheid, welke de Spoor wegen willen betrachten (en de noodzaak zal ieder verstandig mensch toegeven) doch het niettemin veel te kras vinden, dat in zaken het dienstverband betreffende, eenig en alleen het woord gegeven moet worden aan het verstand, terwijl aan 't hart alle invloed ontzegd wordt. Een onwaardig ambtenaar ontslaat men zoo noodig daags voor een jubileum; doch iemand, die bijna vijftig jaar zijn beste krachten gaf aan de Spoorwegen, den zon- nigen dag van een merkwaardig jubileum te onthouden; wij kunnen ons niet voor stellen, dat een particulier werkgever het zou doen; waarom dan de directie der Spoorwegen, die meermalen toonde, dat zij overleg en samenwerking met het personeel op hoogen prijs stelt? Wat een koude verhouding wordt het zoo! De bisschopswüding van Z. H. Exc. Mgr. F. Joosten, apostolisch-vicaris van Tatury, die, naar wij reeds mededeelden, zal geschieden door Z.Em. W. Kardinaal van Rossum, zal vol gens de „N.K." plaats hebben te Sparrendaal op Zondag 28 Augustus a.s. wachten een nadere verklaring, die de verte genwoordiger van den B.A.N.S. toezegde zoo spoedig mogeiyk van zijn hoofdbestuur te zul len uitlokken. In afwachting daarvan werd de vergadering verdaagd. Wü lezen in „Het Rechte Spoor": In de vergadering van den Personeelraad van 1 dezer kwam aan de orde een brief van den voorzitter van den Raad, Moltmaker, waarin hij meedeelde als zoodanig te bedanken en zijn organisatie te willen vragen voor hem een ander aan te wijzen, ook als lid van den Personeelraad, zulks op grond van de beschul digingen door het hoofdbestuur van den B.A.N.S. in een extra-orgaan aan zijn adres geuit, als zou hij verraad tegenover den B.A.N.S. en tegenover het spoorwegpersoneel hebben gepleegd. Na uitvoerige besprekingen werd ter zake den voorzitter gevraagd nog geen definitief standpunt in te nemen, doch nog even af te Den Haag, 6 Juli '32. De eerste contingenteeringsmaatregel, die krachtens de Crisisinvoerwet getroffen werd, de beperking van den invoer van versch en be vroren rund- en kalfsvleesch, heeft ook in ed Eerste Kamer een vry uitvoerig debat veroor zaakt. Juist als de Tweede Kamerleden hebben de heeren senatoren den Minister eens by deze eerste proeve van zyn kunst uiteengezet, hoe zy over zijn kunst in het algemeen denken. Mi nister Verschuur kan over dat oordeel intus- schen gerust zyn. Verzet rees er tegen de vleeschcontingenteering eigenlijk alleen van de zijde der sociaal-democraten by monde van dr. Wibaut, die van de contingenteeringspolitiek maar één gevolg met zekerheid voorspellen kan n.m. de verslechtering van de verhouding tot het buitenland. Door echter alleen op deze zy- de van het vraagstuk te letten, verliest men uit het vizier, dat het ook een binnenlandschen kant heeft. Dat is juist de lastige taak, die op de schouders der Regeering ligt, de beide belan gen, dat van onze binnenlandsche productie en dat van onze goede relaties met den vreemde, zoo zorgvuldig en rechtvaardig mogelijk tegen over elkaar af te wegen. Minister Verschuur is er zeer gerust op, dat die taak tot op heden door de Regeering naar behooren is verricht. Wèl heeft men op den maatrëgel, die den vleeschinvoer beperkte, aan vankelijk veel critiek gehad ei> in zooverre trof Zijne Excellentie het slecht, dat juist deze maat regel de eerste was maar die critiek sproot in hoofdzaak voort uit het feit, dat Denemar ken zich daarover nogal ontstemd gevoelde. Later is die ontstemming, welke niet geheel gemotiveerd was de Denen immers hadden bij de voorafgegane onderhandelingen absoluut geen oog gehad voor onze belangen geluwd. Het oordeel van de Eerste Kamer was dan ook al heel wat milder dan indertijd dat van de Twee de Kamer. Over de vraag, of de maatregel geholpen heeft, is zeer in den breede uitgeweid in een cyferij-betoog van den liberalen ir. Koster over de prijsvorming van het vleesch. Hy trekt het nut van de vleeschcontingenteering ten zeerste in twijfel, omdat zij niet tot de verwachte prys- verhooging geleid heeft. Inderdaad blijkt de zeer deskundige vrijzinnig-democraat Wester- dijk merkte het op dat door de boeren het effect van den maatregel aanvankelijk wel wat te simpel bezien is. Men vergeet de tegenwer kende factoren. Zoo is er een sterk gestegen ge bruik van varkensvleesch en van eieren, terwijl bovendien het aanbod op de binnenlandsche rund- en kalfsvleeschmarkt tengevolge van den noodtoestand der zuivelboeren te groot is. De heer Westerdijk en ook mr. van Lanschot ston den dan ook terecht op het standpunt, dat on danks het uitblijven van de gehoopte prysstij- ging voortgaan met de contingenteering aan beveling verdient, omdat zonder haar de pry zen nog schromelyker zouden zijn gezakt. Zoolang tengevolge van de huidige crisis Argentinië en Denemarken ons blyven bedreigen met het ge weldige vleeschoverschot, dat zij elders niet kwyt kunnen, noopt de drang naar zelfbehoud ons tot beveiligingsmaatregelen. In dit verband herinnerde de heer Westerdijk nog eens aan de welsprekende invoercyfers. Werd hier te lande vóór 1930 gemiddeld 160 ton vleesch ingevoerd, in 1930 bedroeg de invoer 13.203 ton en in 1931 13624 ton. De leider der katholieke fractie mr. van Lanschot ziet een bewijs voor 's Ministers uit nemend contingenteeringsbeleid in het feit, dat de extremisten aan beide zijden ontevreden zyn. Zoowel de vrijhandelaars sputteren als degenen, die op het stuk van wering van in voer te ver willen gaan. Dat Denemarken ten onzen opzichte tenge volge van de vleeschcontingenteering nog steeds mokt, moet men niet, aldus de katholieke frac tiepresident, trachten te distilleeren uit de voorloopige aarzeling der Scandinavische Saten, om tot de Nederlandsch-Belgische tariefsverla gingsovereenkomst toe te treden. Want de aar zeling gaat daar vooral van Zweden uit, dat de resultaten van de British-Empire-Conferentie van Ottawa wil afwachten. Daar de Noordelijke staten door hun ligging alle drie op Engeland georiënteerd zijn en zy steeds gaarne als een heid optreden, heeft Zwedens dralen zich ook t._ Denemarken en Noorwegen uitgebreid. En ook de sterke Deensche deviezenbeperking is geen argument. Minister Verschuur herin nerde aan de interpellatie over deze kwestie in het Engelsche Parlement. Niet alleen wij ly- den dus daaronder. En het valt niet te ontken nen, dat Denemarken nu eenmaal tengevolge van de ook daar ontzaggelijke ontwrichting van het bedrijfsleven een nijpend gebrek aan devie zen heeft. De goede wil is er evenzeer als in Nederland. Doch Denemarken wordt gedreven door denzelfden drang der feiten, die Nederland nooptetot de wering van het Deensch vleesch. Zonder hoofdelijke stemming werd het ont werp aangenomen. Alleen de sociaal-democra ten vroegen aanteekening dat zy tegen waren. Over de eveneens zonder hoofdelijke stem ming aanvaarde instelling van den Economi- schen Raad werden door de heeren Westerdijk, Gelderman en Wibaut opmerkingen gemaakt. Gedrieën het ontwerp met gemengde gevoelens begroetend, was men het erover eens, dat alles afhangt van de wijze, waarop de wet wordt uitgevoerd en de Raad samengesteld. Dat de deskundigen over de groepsbelangen moeten heenzien, beklemtoonde Minister Verschuur nog eens. En dat de landbouwbelangen misschien niet voldoende tot hun recht zouden women, wat de heer Westerdijk vreesde, ontkende hy met nadruk. Trouwens, zoolang de crisis voort duurt, blijft in ieder geval de commissie-Lovink bestaan. Wordt het overigens voor den landbouw geen tijd, op te houden met klagen over achterstel ling bij andere bedrijfstakken? Het wil ons voorkomen, dat de nieuwe bewindsman daartoe alle aanleiding geeft. In korten tyd hielp hy de agrarische bedrijven met verschillende wetten. En in „De R. K. Werkgever" rees al een klacht van dr. Kortenhorst, dat omgekeerd de Minis ter anderer belangen teveel negeerde by zyn haast, om de varkenshouders te hulp te snellen. Dat juist beoogt de instelling van den Economi- schen Raad, de verbetering van den economi- schen voorlichtingsdienst en het onderbrengen van Landbouw by Handel en Nijverheid; de verschillende bedryven en hunne belangen in nauw onderling verband te bezien Naar de „Volkskr." verneemt, overweegt de minister van Binnenlandsche Zaken de invoe ring van e enwettelijke regeling, waa»-by het in dienst nemen van vreemde arbeiders af hankelijk wordt gesteld van een vergunning der overheid. De drie Centrale Landbouw-Organisaties, te weten de Christelijke Boeren- en Tuinders- bond in Nederland, het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité en de Katholieke Neder landsche Boeren- en Tuindersbond hebben zich betreffende het ontwerp-Crisis-varkenswet tot de Eerste Kamer gewend met een adres, waar aan wij het volgende ontleenen: Met groote instemming is in de kringen van onze organisaties van de aanneming van dit wetsontwerp door de Tweede Kamer kennis genomen. Door het aanvaarden toch van be doelde regeling, welke diep ingrijpt in de be staande verhoudingen, heeft de Tweede Ka mer volledig begrip getoond van den noodtoe stand, welke allengs in de gezinnen van onze kleine boeren op de zand- en veengronden is ontstaan. Intusschen zou echter de schijn kun nen worden gewekt, dat deze noodtoestand niet meer in zijn vollen omvang bestaat, doordat sedert begin Juni j.l. een belangrijke stijging van de varkenspryzen is opgetreden. Deze stij ging is o.i. echter het gevolg van een mede- deeling betreffende steun aan de varkenshou derij van den Minister van Economische Zaken en Arbeid in de Eerste Kamer bij de behande ling van de Crisis-Zuivel wet op 9 Juni jj. en van de indiening van de Crisis-varkenswet by de Tweede Kamer op 14 Juni 1932 als gevolg waarvan de boeren hun varkens eenigermate hebben vastgehouden. De prijsstijging van Nederlandsche varkens was niet het gevolg van hoogere baconpryzen op de Londensche markt. Zonder twijfel is door het uitzicht op spoe dige hulp, welke de Crisis-varkenswet biedt, de hoop in de harten van talloozen der in moeite en zorg verkeerenden weder levendig geworden. Allerwege is dan ook ten plattelande by de genen, die reeds tot moedeloosheid waren ver vallen, een verbeterde stemming waar te ne men. Het besef, dat men niet alleen staat, doch dat de Regeering doet wat zij kan om hun ondergang te voorkomen, geeft den men- schen weer nieuwen moed. Evenwel is het ook onzen organisaties niet ontgaan, dat door een enkele groep landbouw belanghebbenden bezwaren tegen het wetsont werp zijn aangevoerd, bezwaren, welke zelfs als zóó overwegend worden beschouwd, dat tegen aanneming van het bedoelde wetsontwerp is stelling genomen. Het zijn met name de mes ters van zware varkens, die vreezen door dezen maatregel in hun bedrijf te zullen worden ge schaad. Onze organisaties zyn van oordeel, dat deze vrees niet gemotiveerd is. Wat toch is het geval! Wanneer men het aantal zware varkens, dat er op het oogenblik in ons land is, vergelijkt met het aantal, dat in normale tijden wordt gehouden, dan kan men een groote vermeerdering constateeren. Als gevolg van de lage baconprijzen door de depreciatie van het pond-sterling, konden onze varkenshouders hun varkens niet dan tegen zeer lage prijzen van de hand doen, hetgeen velen deed overgaan tot het aanhouden en doormesten van hun varkens. Dientengevolge is de laatste maanden de productie van zware varkens hier te lande zeer sterk toegenomen, hetgeen zich weerspiegelt in den grooten uitvoer van gezouten varkens vleesch en spek, welke in verhouding tot den uitvoer van bacon zeer sterk is toegenomen. De vrees van diegenen, die zich met het mesten van zware varkens plegen bezig te hou den, n.l. dat zy van de Crisis-varkenswet na deel zullen ondervinden, lijkt ons ongemoti veerd. Zonder den steun van deze wettelijke regeling toch zal de voor hen ongunstige toe stand van de sterk toegenomen productie van zware varkens blyven voortbestaan, waarvan juist by de geringe waarde van het spek, zy in de eerste plaats de dupe zullen worden. De spekuitvoer is den laatsten tyd abnor maal groot geweest. Het ligt voor de hand, dat belanghebbenden bij den export van spek dezen toestand niet ongaarne zien en dat zij dan ook een terugkeer tot normale marktver houdingen niet zullen bevorderen. De Crisis-varkenswet zal juist tot gevolg hebben, dat de aanvoer van zware varkens op de binnenlandsche markt weer normaal wordt, hetgeen ten voordeele van de mesters van het zware varken zal zyn. In wezen is dus de Crisis-varkenswet wel degelijk in het belang ook van deze groep van belanghebbenden. De mogelijkheid bestaat, dat er in den eer sten tijd zooveel zware varkens beschikbaar zullen zijn, dat de afzet eenige moeilijkheden zal opleveren. De in het wetsontwerp neerge legde regeling is echter voldoende elastisch om er voor zorg te kunnen dragen, dat de mesters van het zware varken niet zullen wor den gedupeerd. Als slechts by de categorie van menschen, waarom het hier gaat, de bereidheid en goede wil aanwezig is om zich by de situatie aan te passen, dan zal het niet moeilijk zijn tot een oplossing te komen. De drie Centrale Landbouworganisaties voor noemd zyn dan ook van oordeel, dat het ont- werp-Crisisvarkenswet tot wet moet worden verheven en zy doen een dringend beroep op Uwe Kamer, haar medewerking daartoe wel te willen verleenen. De Bond van Kaasproducenten te Gouda, wiens leden tot de grootste mesters van zware varkens behooren, heeft aan de leden der Eerste Kamer een adres gezonden, waarin hij verklaart zeer ernstige bezwaren te hebben tegen de Crisis- varkenswet, zooals deze aan dit College is aan geboden, welke bezwaren in concreten vorm zijn; dat het geven van een toeslag op den export van bacon de zuiverste vorm van dumping is met de gevaren van dien voor de toekomst van den baconexport zelf, maar vooral ook voor den export van veel gr oo tere beteekenis op de Engelsche markt dan b.v. gecondenseerde melk enz. dat de wjjze van het bijeen brengen der fondsen, om dezen toeslag te kunnen geven, getuigt van gemis aan inzicht in de totstand koming van prijsvorming, daar men eenvoudig aanneemt, dat het heffen van slachtgelden den De rechtsche partijen zijn in de Kamer nooit erg happig geweest op moties. Terecht! Met moties valt bijna nooit iets reëels te bereiken; meestal doen ze meer kwaad dan goed, doordat ze verwachtingen wekken, die niet ingelost (kunnen) worden en zoo doende de ontevredenheid onnoodig bevor deren. Wellicht juist daarom is de S. D. A. P. op moties steeds dol geweest. Ontelbaar zijn de moties, welke in den loop der jaren van die zijde in de Kamer gebracht werden. Weet u: moties zijn prachtmiddeltjes om over al les en nog wat, waaruit partij-reclame te slaan valt, het woord te kunnen voeren en al worden in een motie ook de onzinnigste en onmogelijkste eischen gesteld, zóó dat geen enkele regeering eraan zou kunnen denken, het in de motie gevraagde in te willigen, de indieners der motie kunnen er toch steeds met fierheid op terugwijzen: zij hebben het wel goed gewild, als zij hun zin gekregen hadden Valt er op die manier demagogie te ple gen of niet? Het goede voorbeeld der groote leiders is natuurlijk niet zonder gevolg gebleven: ook in de S. D. A. P. is door dit voorbeeld de liefde voor moties natuurlijk zeer sterk ontwikkeld en prachtig gecultiveerd, en zoo is het alleszins verklaarbaar, dat afdeeling Amsterdam V van de S. D. A. P. dezer da gen een motie aannam, waarin de afdeeling „constateert een voortdurende absentie van de leden der soc.-dem. Kamerfractie bij belangrijke beslissingen in de Kamer, zoo als bij de motie-Drop in zake subsidie aan de kerken, toen er veertien partij genooten afwezig waren, en bij de stemming over het wetsontwerp menggebod margarine, waar twaalf partij genooten absent waren; betreurt ernstig het gebrek aan principieel optreden van onze Tweede-Kamer-fractie bij inzonderheid deze laatste gelegenheid van brutaalsten klassenstrijd; moet voorts laken, dat een aantal spre kers voor onze Partij in de Tweede Kamer onophoudelijk met elkaar in tegenspraak zijn geweest; vraagt het P. B., of dit een uiting is van de opvatting in de leidende kringen der Partij, dat de beteekenis van het parlemen taire werk afneemt; zoo ja, of het P. B. dan meer leiding wil geven bij de buiten-parlementaire actie; indien niet, of het P. B. dan maatregelen wil nemen, dat voortaan de leden van de soc.-dem. Kamerfractie volledig hun plicht doen, door bij alle belangrijke stemmingen aanwezig te zijn." Het is werkelijk verblijdend, dat de leden der S. D. A. P. hun groote leiders ook in dezelver motie-politiek zoo trouw volgen. Wie echter mocht meenen, dat deze bra ve volgelingen deswege een pluimpje zou den krijgen van bovenaf, heeft 't gloeiend mis. Juist het tegenovergestelde is het geval: in „Het Volk", waarin wij bovenstaande motie gepubliceerd vonden, krijgen de trou we volgelingen nota bene een stand je, omdat ze met een motie voor den dag gekomen zijn! De motie had, volgens „Het Volk" ge voeglijk achterwege kunnen blijven, „zooals trouwens het aannemen van aller lei moties door onze partij genooten wel wat al te grooten omvang aanneemt." De leden van Amsterdam V zullen zich ongetwijfeld afvragen, of dat nou de dank- is voor hun volgzaamheid en hun prakti sche appreciatie van het illustre voor beeld prys in het binnenland hooger maakt di dus, dat de consument de heffing betaalt zonder dat eenig machtsmiddel de heffing betaalt, zonder dat eenig machtmiddel, wat o.a. gelegen is in het belasten van concurrentie-artikelen hierbij dwingend optreedt; dat ten hoogste alleen in zuivere baconstre- ken door kunstmatige verhooging van den prijs der baconexport-varkens eenige invloed op den binnenlandschen prys kan uitgaan, maar dat dit verder niet geldt voor het overgroot gedeelte van Nederland met haar centra van groote steden; dat zélfs aannemende, de niets dan theorie zijnde meening, dat de consument de heffing betaalt, dit voor verminderd verbruik toch weer ten laste zou komen van de mesters van voor het binnenland bestemde varkens, omdat de prijsvorming van heden is gebaseerd op het aanbod eenerzijds en de waardeering van het product by het publiek anderzijds, dus geen toevalligheid, welke men willekeurig door een papieren maatregel onder dwingende nevenbepalingen kan beïnvloeden; dat verder het geheele plan van productie beperking en baconexportconcentratie een experiment is, waarvan men de draagwijdte niet kan overzien en in ieder geval een stap is in de richting van gewijzigde productievor men, waarover de Nederlandsche boer in vol len omvang behoorde gehoord te worden, het geen niet is geschied, ook niet door de aan de regeering adviseerende personen; dat het onmogelijk is, ook maar eenige raming te doen van produetie-hoeveelheden ten minste een jaar vooruit, omdat men daar bij te doen heeft met factoren als: binnen landsche behoeften, koopkracht, pryzen der concurreerende artikelen, voederpryzen, ex portmogelijkheid van bacon, van zware var kens en van onderdeelen, koopkracht buiten land, regeeringsmaatregelen aldaar, enz. enz., zoodat heel scherpe productiebeperking de eenige zekere weg is, wat echter dan al bij voorbaat leidt tot verlies van markten en kansen in de toekomst; dat uit alles blijkt, dat men deze zaak veel te eenvoudig heeft gezien door slechts aan dacht aan den baconexport met de weinig flo- reerende baconexport bedryven te schenken, terwijl de varkensmesterij voor het binnenland en voor andere landen dan Engeland een veel grooteren omvang heeft; dat deze eenzijdige baconbescherming zóó sterk is doorgevoerd, dat zelfs de reeds aan gewezen directie en bezetting der Varkens centrale geheel uit bacon-vertegenwoordigers is samengesteld aan wie adressant allerminst een open oog voor de belangen der zware mestery ontzegt, maar waaruit is te verklaren, dat een en ander zoo eenzijdig is bezien; verzoekt daarom de Kamer deze wet aldus niet aan te nemen, maar terug te wijzen naar de regeering tot breedere voorbereiding

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5