EEKEPREEKEN
WAT DE A.V.R.O. DOEN MAG
Prikkeldraad
TOEPASSING DER CRISISINVOERWET
Overmatige import?
ZATERDAG 9 JULI
MOEILIJKHEDEN
MET DUITSCHLAND
Besprekingen
met Minister Verschuur
ECONOMISCHE TOESTAND
VAN INDIË
REGELING INVOER
PENSIOENWET ZEEMACHT
Regeeringsantwoord aan de
Eerste Kamer
Ongelukkige verdediging
van De Radio-Bode
MACHTSMISBRUIK EN
WILLEKEUR
Invloed volksvertegen
woordiging
Gecultiveerde snauw
DE TWENTSCHE BANK
CRISIS-ZUIVELWET
Audiëntie
447
STOFFELIJKE CRISIS
GEESTELIJKE VOORSPOED
Tijden van tegenslag en beproeving
of zooals we het tegenwoordig noemen:
tijden van crisis en malaise zijn voor de
uitverkoren volkeren van God immer
tijden geweest van loutering en terugkeer
tot God en Goddelijke dingen.
Wanneer Israël tot afgoderij vervallen
was, waren het telkens weer tijden van
vaak groote beproevingen, die kentering
ten goede brachten en de Israëlieten van
de stoffelijke en eindige afgoden terugvoer
den tot den onstoffelijken en oneindigen
God.
Wanneer de Kerk in latere middeleeuwen
een al te eenzijdig beeld geeft van Christus'
waarschuwende vergelijking der Kerk met
een vischnet, gevuld met goede en ook met
slechte visschen, dan is daar een storm als
die der Reformatie noodig, om den tuin
der Kerk te wieden en te zuiveren van het
al te vruchtbare onkruid.
Zoo deed God uit het kwade het goede
geboren worden.
En zoo wil God zeker ook nu weer uit de
stoffelijke crisis een geestelijke hernieu
wing verwekken.
Denken wij, Katholieken, wel genoeg aan
dit onloochenbare feit?
De crisis is hard; armoede doet pijn.
werkloosheid is ellendige ledigheid; nijpen
de zorg voor het gezin drukt zwaar en geeft
grijze haren.
Maar het allerergste is toch, dat zooveler.
onder de massa van ongelukkige slacht
offers vergeten:
dat het leven op aarde niets anders is
dan een doorgang tot het echte leven des
hemels,
dat het leven een beproeving is, waar
mede iets verdiend moet worden,
dat daarvoor door iedereen geleden moet
worden,
dat veel erger dan alle stoffelijke crisis
geestelijke malaise is,
omdat nu eenmaal het geestelijk goed
hooger staat dan het stoffelijke,
omdat het geestelijk goed onverganke
lijkheid in zich bergt tegenover de mot
en het roest, die al het stoffelijke verteren.
Ik kan me niet onttrekken aan de ge
dachte, dat in dezen tijd een schromelijk
misbruik gemaakt wordt van een uitspraak
van den grooten Thomas van Aquinen,
waar hij zegt, dat voor een goed geestelijk
leven een zekere welstand noodig is.
De geleerde Heilige bedoelt hier zeker
geen absolute noodzakelijkheid; hebben
niet juist de grootste heiligen in de Kerk
de grootste ontbering geleden; als het ge
brek hun deel nog niet was, dan zochten
zij het zelfs op en ontdeden zich vrijwillig
ook van dingen, die wij noodzakelijk zou
den noemen.
Eèh zekere welstand is voor het geestelijk
leven van den middelmatigen Christen in
dien zin noodig, dat het zonder dien wel
stand wel moeilijker kan worden het gees
telijk leven op peil te houden.
Wel moeilijker, maar niet onmogelijk.
En dat maken er velen in den tegenwoor-
digen tijd van, velen, die zulk een Katho
lieke uitspraak misbruiken en verkrachten
tot een leuze, die alles goed zou praten, tot
een dekmantel van ongodsdienstigheid en
plichtsverzuim, tot een vlag, die een val-
sche lading van onverschilligheid en onte
vredenheid zou kunnen dekken.
Men wil van het aardsche leven een
paradijs makeij en dat is het onmogelijke
willen.
Op aarde zal altijd geleden moeten wor
den; dat is het niet weg te redeneeren ge
volg van de zonde.
De knapste bouwkundigen kunnen het
schoonste paleis bouwen; wanneer revolu-
tionnairen het beschieten en plunderen.
dan is er veel van de schoonheid verloren
De Goddelijke bouwkundige had de
wereld gebouwd vol schoonheid, zonder
lijden, maar toen de revolutionnaire tegen
stander van God den mensch ging besto
ken en tot geestesopstand wist te prikke
len, toen zijn de ruiten ingegooid en zijn
vele kostbaarheden geplunderd uit het
machtige Scheppingswerk van God; toer.
is het lijden begonnen, dat pas eindigen
zal gelijk met het einde der wereld.
Niet door Gods schuld, maar door de
schuld der menschen is het lijden ontstaan,
dat wij hebben te aanvaarden, hoe bitter
het ook kan zijn.
Geen geld, geen techniek, geen weten
schap, geen politiek en ook geen sociale
wetgeverij zal er ooit in kunnen slagen al
het lijden van deze aarde weg te nemen.
Het lijden is nu eenmaal een deel van
ons aardsch bestaan geworden: zonder
lijden geen leven en dus hebben wij, die
het leven zoo minnen en met beide handen
zoo vasthouden, ook het lijden te acceptee
ren.
Denkt men hier genoeg aan in deze
tijden van diepen terugslag?
Tracht men nu daadwerkelijk bij terug
gang in zaken, bij werkloosheid en armoe
deze waarheid te beleven en werkelijkheid
te maken?
Ik leer niet, dat men bij de pakken moet
gaan neerzitten: evenmin als wij het zon
der God afkunnen, evenmin wil God het
De minister van Economische Zaken en Ar
beid heeft Vrijdagochtend te zijnen departe-
mente vertegenwoordigers ontvangen van het
Comité voor Economisch Verweer en van de
organisaties, welke het manifest van dit Comité
mede hadden onderteekend.
Het onderwerp der besprekingen was de hui
dige econonmische situatie ten opzichte van
Duitschland.
zonder ons doen.
Menschelijke middelen moeten worden
aangewend, om aan crisis en malaise een
einde te maken, om aan armoe en werk
loosheid en ander lijden grenzen te stellen
Maar men moet daarbij de werkelijkheid
niet uit het oog verliezen en die werkelijk
heid is:
dat het lijden nooit geheel op aarde wij
ken zal;
dat uit het lijden veel goeds geboren kan
worden;
en dat wij dus manmoedig ons eigen
lijden te dragen hebben;
en dat wij dus in plaats van door het
lijden af te zakken tot ongodsdienstigheid
en onverschilligheid, juist meer dan anders
kracht in den godsdienst hebben te zoe
ken.
En hierbij noem ik twee zaken, die ons
daarin krachtig helpen kunnen:
vooreerst dan dat niemand minder dan
Christus ons is voorgegaan in het man
moedig dragen van het lijden: Christus
armer dan de armste, meer veracht en ver
ongelijkt dan de ergste verschoppeling in
de maatschappij, grooter Lijder dan het
ergste crisisslachtoffer en
vervolgens het gaat om zoo groot een
zaak: het bewaren, het verzorgen van het
geestelijk leven hier op aarde, dat zijn
vollen wasdom bereiken zal in het eeuwig
leven des hemels.
Maar hierover de volgende week.
L. B.
(interim)
Pondenverlies
van de Javasche Bank
In de algemeene vergadering van aandeel
houders van de Javasche Bank heeft de presi
dent het jaarverslag der instelling uitgebracht.
Voor Ned.-Indië werd het jaar 1931 geken
merkt door een voortgaande en in het particulier
bedrijfsleven opmerkelijk snel verloopende aan
passing van de binnenlandsche verhoudingen
aan de verlaagde opbrengst der primaire bronnen
van inkomen. Uit de cijfers blijkt dat de door
Ned.-Indië voor zijn uitvoer verkregen priis
sedert 1925 regelmatig is gedaald, zoodat deze
in 1931 nog slechts 29 bedroeg van die van
1925. Met deze enorme daling hield het goed-
kooper worden der invoergoederen geen gelijken
tred. De index van de invoergoederen daalde
in dezelfde periode slechts tot 67 zoodat
Indië's ruilgoed met het buitenland en daarmede
de welvaart van het land sterk achteruit gingen.
De geringer opbrengst van de voornaamste
producten der Europeesche cultures, ten aanzien
van de suiker, gepaard gaande met een sterk
geslonken afzet en daaruit voortvloeiende accu
mulatie der Java-voorraden, stelde practisch alle
ondernemingen van grootlandbouwbedrijf voor
de noodzakelijkheid drastische bezuinigingen in
te voeren en deed verschillende cultures in
zekere opzichten van intensieve naar extensieve
bedrijfsvoering overgaan.
Voor het eerst in de Historie dezer landen
ontstond in 1931 een werkloosheidsvraagstuk,
welks oplossing in een koloniaal land als Ned.-
Indië op niet te onderschatten moeilijkheden
stuit.
De wijziging van de beteekenis der verschil
lende landen als leverancier van importgoederen
voor Ned.-Indië, zette zich gedurende 1931 in
sterke mate voort. Nederland moest de eerste
plaats, welke het onder de invoerlanden innam,
in 1931 afstaan aan Japan.
De ruilmiddelen-circulatie kromp in 1931/32
verder in.
Het sterk gedaalde prijspeil van de inheem-
sche voedingsgewassen deed behoefte aan geld
van de kleinste coupures ontstaan. Een sterke
terugvloeiing van voorheen door de bevolking
opgepotte teekenmunt vindt plaats, vooral in
Borneo, Zuid-Celebes, Sumatra's Westkust en
Palembang.
Calculatie van het totaal der in omloop zijnde
thans niet langer mogelijk. Heroverweging van
het muntvraagstuk schijnt door de laatstelijk
zeer gewijzigde omstandigheden onvermijdelijk.
De positie van de Javasche Bank werd door
de gememoreerde ontwikkeling van den econo-
mischen toestand krachtig beïnvloed.
De bedrijfsinkomsten over het 104de boekjaar
van de Javasche Bank werden sterk beïnvloed
door de depreciatie van het pondsterling.
Ofschoon het pondsterlingbezit van de
Javasche Bank ten tijde wan het verlaten van
den gouden standaard door Engeland van een
niet meer dan normalen omvang was, vertegen
woordigde dit niettemin in absoluten zin een
belangrijk bedrag als gevolg van de bekende
omstandigheid, dat het sterlingdevies tot dus
verre in de financiering van den Ned.-Indischen
uitvoer een eerste plaats bekleedde.
De val van het pondsterling veroorzaakte
voor de Javasche Bank een verlies van 6.708.540.
Daarnevens deed de koersdaling de waarde van
het effectenbezit der bank met 3.743.900 ver
minderen.
Leestklaar schoenwerk en boter
Aan de Memorie van Antwoord van den Mi
nister van Economische Zaken aan de Eerste
Kamer over de wetsontwerpen tot regeling van
den invoer van leestklaar schoenwerk en inza
ke regeling van den invoer van boter wordt ont
leend de opmerking, dat de door art. 3 der cri-
sisinvoerwet, als gevolg van amendeering door
de Tweede Kamer, voorgeschreven methode
terstond bij de eerste gelegenheid, waarbij van
de in de crisis-invoerwet gegeven bevoegdheid
werd gebruik gemaakt, bezwaren met zich
bracht. Immers, de Minister zag zich geplaatst
voor juridische problemen, waarvan de oplos
sing niet voor de hand lag. Niettemin verliet
het eerste bekrachtigingsontwerp het departe
ment op 4 Februari, vier dagen dus, nadat het
op 30 Januari gewijzigde Koninklijk besluit van
23 Januari in werking was getreden. Op 1 Maart
is het eerste wetsontwerp den Staten-Generaal
aangeboden. De Minister meent te mogen aan
nemen, dat zooveel mogelijk spoed is betracht.
Bij de volgende contingenteeringsmaatregelen
is telkens een vlugger indienen van het be
krachtigingsontwerp te constateeren.
Aan de hand van de desbetreffende data zet
de Minister uiteen, dat hem ook ten aanzien
van de onderhavige wetsontwerpen geen verwijt
treft. De maatregelen moeten niet op zichzelf,
maar in verband met andere maatregelen wor
den beschouwd.
Is eenmaal aanvaard de noodzakelijkheid van
contingenteering van den invoer van schoeisel,
dan sluit zulks in, dat niet geschroomd worde,
ook die maatregelen te nemen, noodig aan den
eersten maatregel het beoogde effect te doen
bereiken.
De regeling ten aanzien van den invoer
van bote: vindt haar grond in de steunmaat
regelen voor de melkveehouderij.
De aanvankelijke contingenteeringstermijn
van dit wetsontwerp is verstreken.
Zoodra dit wetsontwerp is afgehandeld, is de
Minister verplicht, een wijzigingsontwerp aan
hangig te maken. Door de langere termijnen,
thans gebruikelijk, zal zulk een figuur slechts
bij hooge uitzondering voorkomen.
Waardeering der organisaties
In de vergadering der Commissie Georgani
seerd Overleg Zeemacht op Vrijdag 8 Juli werd
aan de orde gesteld een voorgenomen wijzi
ging van de Pensioenwet voor de Zeemacht.
Met groote waardeering namen de organisa
ties kennis van de wijziging, die alsnog in het
concept was aangebracht, in verband met het
dubbeltellen van dien diensttijd, die bij een
reis van uit Ned.-Indië, Curasao en Suriname,
tijdelijk buiten de keerkringen wordt doorge
bracht.
Een enkele opmerking betrffende de pen
sioenwetswijziging werd door den voorzitter be
antwoord, waarna men zich geheel met de wij-
Aan de Memorie van Antwoord aan de Eer
ste Kamer inzake de wetsontwerpen tot: le. re
geling van den invoer van schoeisel; 2e. rege
ling van den invoer der tricotgoederen; 3e. re
geling van den invoer van wollen en halfwol
len stoffen; 4e. regeling van den invoer van bo-
venkleeding; wordt het volgende ontleend:
In de Algemeene Beschouwingen, waarmede
de Minister aanvangt, zegt hij, dat hij zich niet
vereenigingen kan met hen, die de Crisisinvoer-
wet ook zouden willen aangewend zien ten be
hoeve van bedrijfstakken, die evengoed in cri-
sismoeilijkheden verkeeren, ofschoon te hunner
opzichte abnormale invoer niet kan worden aan
getoond. In dergelijke gevallen is óf Overheids
steun niet mogelijk, óf dient deze op andere
wijze te worden verleend.
Bij de beoordeeling, of overmatige invoer
plaats heeft, moeten meer factoren in aanmer
king worden genomen dan het invoercijfer al
leen en dat met name tevens gelet moet wor
den op de veranderingen in de verhouding tus-
schen productievermogen en afzetmogelijkheid.
In dat verband verdient de opmerking be
strijding, dat de Regeering bij de toepassing
der wet naast den oorspronkelijken maatstaf
voor contingenteering, te weten wering van
overmatigen invoer, nog twee andere richtlij
nen heeft aanvaard n.l. de vermindering van
den uitvoer van bepaalde artikelen en de daling
van de koopkracht van het publiek.
Naar de meening van den Minister komt aan
deze factoren geen zelfstandige beteekenis toe;
alleen kunnen zij nooit den grondslag vormen
voor een contingenteering. Maar wel moeten zij
de aanwezigheid van overmatigen invoer kun
nen doen besluiten en zeker moeten zij bij de
vaststelling van de percentages in aanmerking
worden genomen.
H alffabrikaten
Slechts in een tweetal gevallen moest de Mi
nister er toe overgaan aan het aldus geïnter
preteerde beginsel een logische gevolgtrekking
te verkrijgen, die niet van den beginne af voor
oogen heeft gestaan. Ten eerste is het gewenscht
gebleken aan de noodzakelijke contingenteering
van halffabrikaten een op zich zelf niet nood
zakelijke contingenteering van de daaruit ge
fabriceerde producten vast te koppelen, daar
anders het beoogde effect zou zijn uitgebleven
en de buitenlandsche industrie, die deze eind
producten invoert, het voordeel weg zou dragen.
Ten tweede moest voorkomen worden, dat van
twee onderling vervangbare goederen er slechts
één gecontingeerd werd, daar anders een kunst
matige verschuiving van het gebruik ten na-
deele van den te steunen bedrijfstak door de
contingenteering zelf zou worden opgewekt.
In deze gevallen evenwel heeft de Minister er
zorgvuldig voor gewaakt de percentages zoo
hoog mogelijk te stellen, dat de bedrijfstakken,
waardoor dergelijke aanvullende contingentee-
ringen moesten worden vastgesteld, niet on
billijk boven andere industrieën worden bevoor
deeld, die niet langs dezen weg profiteerden van
de toepassing der Crisisinvoerwet. Met name
geldt dat ten aanzien van de bovenkleeding,
waarvan de invoer geregeld moest worden in
aansluiting op de contingenteering der manu
facturen, stoffen en weefsels van wol of half-
wol.
Nu de Minister bü de getroffen maatregelen
zoo duidelijk heeft blijk gegeven met de beper
king van den invoer niet verder te willen gaan
dan strikt noodzakelijk is om aan de scherpst
getroffen bedrijfstakken althans eenig soulaas
te verschaffen, meent hij, dat men er gerust op
kan zijn, dat de nadeelige gevolgen, die mogelijk
voor enkele andere takken van nationaal be
drijf hieruit zouden kunnen voortvloeien, tot een
minimum zijn beperkt.
Minder koopkracht
Dat de contingenteering van sommige goede
ren noodzakelijk ten gevolge heeft, dat aan het
product van andere, niet beschermde bedrij
ven minder koopkracht kan worden besteed, be
hoeft niet te worden erkend. Zooals de contin
genteering wordt toegepast, dat zij een diepe
ren prijsval voorkomt, terwijl zij tevens een
deel van de koopkracht, die anders aan het
buitenland ten goede zou komen, voor den bin-
nenlandschen producent reserveert. Inderdaad
zouden onze export-bedrijven, voorzoover zij in
het buitenland nog een afzetmarkt vinden, daar
door nadeelig kunnen worden getroffen, doch
de beschikbaarheid van deviezen wordt in de
meeste landen door zooveel andere, belangrij
ker factoren beheerscht, dat de geringe beper
king van den invoer, waartoe ons land is over
gegaan, daarbij weinig gewicht in de schaal legt.
Alles komt hieraan op de vraag, hoe ver men
met de beperking gaat en of men de maatrege
len zoo weet te treffen, dat de verstarring wordt
tegengegaan.
Het schijnt na het bovenstaande onnoodig te
zeggen, dat hiervoor wordt gewaakt.
Ook de noodzaak tot rationalisatie en ver
laging van de productiekosten komt door de
contingenteering stellig niet op den achter
grond.
In de schoenindustrie openbaart zich b.v. een
duidelijk streven naar modernisatie, maar de
doorwerking daarvan wordt juist hierdoor be
lemmerd, dat men geen uitweg ziet voor de
vergroote productie.
De Minister verklaart nogmaals, dat de ge-
Onder de rubriek „Van de Perstribune"
hebben wij enkele dagen geleden een
artikel overgenomen uit den Katho
lieke Radiogids, gericht tegen de A.V.R.O.
die weer eens van haar overbekende
machtsgebaren had uitgeoefend inzake het
optreden van een gastdirigent van het
K. R. O.-orkest.
Men herinnert zich het geval? De leider
van het K. R. O.-orkest gaat met vacantie.
In zijn plaats werden gedurende dien tijd
twee beroemde dirigenten uitgenoodigd,
n.l. Schneevoigt en Neumark. Een goed idee
van het K. R. O.-bestuur, zou men zoo zeg
gen. Maar ziet, welk mensch ter wereld
moet zich niet van tijd tot tijd rekenschap
geven van het bestaan van de A. V. R. O.
die als liberale onderneming zich de be
kende traditioneele vrijheden veroorlooft,
welke het liberalisme van oudsher hebben
gekenmerkt? Welnu, deze A. V. R. O. kon
zich niet vereenigen met het toch nogal
sympathieke plan van den K. R. O. Het
mocht niet. En zoo geschiedde, dat de
heer Neumark tot zijn leedwezen den K. R.
O. moest mededeelen, dat hij de uitnoodi-
ging niet mocht aanvaarden wegens „in
terne moeilijkheden". Deze moeilijkheden
werden veroorzaakt door de A. V. R. O., die
dreigde haar contracten inzake de Kur-
haus- en Concertgebouworkesten te zullen
opzeggen, wanneer de beide dirigenten toch
voor den K. R. O. zouden optreden. Tegen
deze houding, die men moeilijk anders dan
machtsmisbruik kan noemen, protesteert 't
artikel, dat wij uit den Katholieken Radio-
gids hebben overgenomen.
Dit artikel heeft een uitvoerige „ver
dediging" uitgelokt in De Radio-
Bode, het orgaan van de A. V. R. O.
Hierin betoogt de heer W(illem) V(ogt) on
geveer, dat zijn omroep het grootste gelijk
van de wereld heeft en dat er „geen sprake
is" van dreigen met opzegging van contrac
ten. Volkomen in strijd met deze verkla
ring kunnen wij openbaren, dat de heer
d'Ablaing, dirigent van 't K. R. O.-orkest,
de telefonische mededeeling van de Kur-
haus-directie ontving, dat de directie den
heer Neumark niet kon laten optreden,
omdat de A. V. R. O. moeilijkhe-
den maakte. En den volgenden dag
ontving de heer d'Ablaing een expresse-
brief van den heer Neumark, die zich ver
ontschuldigde en eveneens wees op de
„interne moeilijkheden". Ziedaar!
zigingen voor een groot deel verbeteringen
kon vereenigen.
Een verzoek van het C. A. M. B. O. om ver
ruiming van het verlof na terugkeer uit West-
Indië zal in gunstige overweging worden ge
nomen.
Een verzoek van de Vereeniging van Toe
zicht van Technici om intrekking van de Ml-
nisterieele Beschikking, waarbij bepaald wordt
dat aan toelating van den herhalingscursus
voor monteurs moet voorafgaan eene verkla
ring, dat betrokkene zich verbindt na afloop
van den cursus nog twee jaren in dienst té
blijven, gaf tot eenige discussie aanleiding.
nomen contingenteeringsbesluiten geen princi-
pieele wijziging beteekenen van de tot dusver
aanvaarde handelspolitiek en dat hij de wet
niet anders heeft toegepast dan in den zelfden
geest, waarin hij het ontwerp heeft verdedigd.
Welke maatregelen in de toekomst nog noo
dig zullen blijken, is thans niet te voorzien,
maar één ding zal zeker zijn, n.l. dat
aan de Crisis-invoerwet geen uitvoering zal
worden gegeven in strijd met de bedoeling,
waarmede indertijd de Staten-Generaal una
niem haar totstandkoming hebben bevorderd.
Hoewel de Regeering aan het sluiten van
bilaterale handelsovereenkomsten tusschen Ne
derland en de bevriende mogendheden zoo
als onlangs is gebleken groote waarde hecht
en ook zelf daaraan de voorkeur zou geven bo
ven een regeling van den import op grond van
de Crisis-invoerwet, acht zij het laatstgenoem
de middel vooralsnog onmisbaar. Voor gebrek
aan practische ervaring bij haar met het voe
ren van onderhandelingen belaste vertegen
woordigers, welke in nauw contact met het be
drijfsleven staan, bestaat geen gevaar.
De Minister komt vervolgens op den invloed
der Volksvertegenwoordiging op de toepassing
der Crisisinvoerwet.
Dat het systeem, volgens hetwelk voor eiken
maatregel, strekkende tot beperking van den
invoer van een bepaald artikel, de toestemming
der Volksvertegenwoordiging is vereischt, niet
zonder bedenking is, dient te worden erkend.
De Minister moge er echter aan herinneren, dat
deze methode in het oorspronkelijk ontwerp
Crisisinvoerwet niet was voorgeschreven, doch
in de wet bij amendement is opgenomen. Nu
dit eenmaal is geschied, moeten de aan het be
staande stelsel noodzakelijkerwijze verbonden
bezwaren ook door alle betrokkenen worden
aanvaard.
Het ligt vooralsnog niet in het voornemen
van den Minister tot het voorstellen van een
wijziging in den door dr. Colijn gewenschten
zin het initiatief te nemen; een wijziging, wel
ke hem, indien voldoende instemming in de
Staten-Generaal bleek, ook uit een oogpunt
van besparing van arbeid aan de beide Kamers
wel zou aanlokken.
Indien handhaving van het bestaande stelsel
van wettelijke bekrachtiging thans werkelijk
nog moet worden bepleit op grond van arg
waan, dat de Regeering de bevoegdheden, haar
bij de Crisisinvoerwet verstrekt, wel eens zou
kunnen aanwenden om een algeheelen omme
keer in onze handelspolitiek te bevorderen, ware
het wellicht beter geweest, wanneer de Minis
ter zich met meer zorg had afgevraagd, of hij
zich tegen aanneming van het amendement-
Oud niet had moeten blijven verzetten.
Juist toch het feit, dat zoovelen zich van deze
van gebrek aan vertrouwen in de Regeering ge
tuigende motiveering hadden losgemaakt, is
voor hem aanleiding geweest, om zijn aanvan
kelijke bezwaren terzijde te stellen, ten behoeve
van het voordeel van gemeen overleg met de
Staten-Generaal, waar het zoo belangrijke on
derwerpen gold.
Ook de Minister kan niet verheien, dat hij
En laat nu de heer Vogt maar eens bewij
zen, dat hij waarheid sprak in De Radio-
Bode. Hij geeft trouwens b ij n a toe, dat de
zaak niet in orde is, wanneer hij beweert,
dat de A.V.R.O. niets te vertellen heeft over
dirigenten „buiten A.V.RO.-verband." Nu
ligt het er maar aan, wat men onder
„A.V.R.O.-verband" moet verstaan en in
ieder geval moet men uit deze verklaring
de gevolgtrekking maken, dat de A.V.R.O.
onder bepaalde omstandigheden, die hij
„A.V.R.O.-verband" noemt, wèl over be
doelde dirigenten te commandeeren heeft!
De Radio-bode gaat nog verder en heeft
alle reden om over den K.R.O. onte
vreden te zijn. Hij brengt in herinne
ring, dat de A.V.R.O. eenigen tijd geleden
het muziek-corps van Goulmy en Baar niet
kon krijgen omdat dit corps een overeen
komst had met de Bossche afdeeling van
den K.R.O. 'n Oppervlakkig lezer zou hier
uit een beschuldiging kunnen putten tegen
de K.R.O. en daar is het den heer W. V.
kennelijk om te doen. Later we echter even
opmerken, dat men het bestuur van den
K.R.O. niet verantwoordelijk kan stellen
voor een bepaalde daad van een der vele
afdeelingen. Het is zelfs nog de vraag, of
het bestuur iets van die overeenkomst af
wist. Neen, de heer W. V. is niet gelukkig
met zijn verdediging. Wellicht is daaraan
te danken de verdacht milde toon en de
gulle complimenten die de K.R.O. tusschen
enkele sarcasmen door in ontvangst heeft
te nemen.
Deze vlieger gaat dus niet op! Verre
van daar! Blijft intusschen van
volle kracht 't verwijt van den Kath.
Radiogids, dat de machtswillekeur van de
A.V.R.O. een optreden van gevierde diri
genten voor een anderen omroep dan de
A.V.R.O., zelfs op oogenblikken, dat deze
niet uitzendt, kan beletten. Dit is niet al
leen onjuist, dit is bovendien belachelijk
en ongeloofwaardig, maar het is de
waarheid!
Maar laten we 't eens over 'n anderen
boeg gooien.Waar blijft de geestes
vrijheid van - in dit geval - kunste
naars, wanneer zij aan één enkelen omroep
hebben te gehoorzamen? Kan de liberale
A.V.R.O., die de leuze der geestesvrijheid
krachtens haar liberaliteit heeft hoog te
houden, zoo maar zonder blikken of blozen
diezelfde vrijheid aan banden leggen? Ant
woord: alles kan, als 't maar in de liberale
kraam te pas komt, want liberalisme be-
teekent eigenlijk „volkomen vrijheid in
denken, doen en laten" met geen ander
motief dan het eigenbelang.
Wie overigens weten wil, of ook andere
omroepen dan de K. R. O. te klagen
hebben over de willekeur van de
A.V.R.O., moet maar eens informeeren bij
de V.A.R.A. Hij zal dan vernemen, dat deze
omroep nooit beslag heeft kunnen leggen
op de groote studio-zaal van „Het Hof van
Holland" te Hilversum. Alweer wegens con
tracten. Doch vraag niets aan de liberale
pers, want die zwijgt over de kwestie K. R.
O.A. V. R. O. als een graf. Alleen het
„Vaderland" besteedt een paar niets zeg
gende regels aan het geval en noemt het
„een kwestie van contracteeren.
Laat het liever een regeeringskwestie
worden! De K. R. O. is terecht op stap naar
den Minister.
Als 'n onvermijdelijk kwaad hebben de
liberalen evenals trouwens de overige
linksche partijen de gelijkstelling van het
bijzonder met het openbaar onderwijs aan
vaard.
Dat is voor de heeren geen pretje ge
weest, maarde ramp was niet langer
te keeren!
De ramp, ja!
Want 't was niet alleen de gelijkstel-
1 i n g, welke den heeren dwars zat, maar
óók en niet zoo'n beetje hetb ij zon
der onderwijs zelf; het eenigst
goede, dat de heeren indertijd in het bij
zonder onderwijs konden ontdekken, was,
dat hetzichzelf betaalde en voor hen
dus een finantieel* voordeelt je beteekende.
Door de gelijkstelling is dit voordeeltje
komen te vervallen.
Nu moeten de heeren niet alleen het bij
zonder onderwijs als volkomen gelijkwaar
dig dulden, maar bovendien nog mee hel
pen bekostigen.
Dat is natuurlijk volmaakt rechtvaardig
en billijk (wij bekostigen toch immers ook
het openbaar onderwijs?), maar, tsja!
als je van oudsher nu eenmaal gewoon
bent, een pleiziertje te genieten en uit dat
pleiziertje nog een voordeeltje te slaan, dan
voel je je toch niet lekker, wanneer tege
lijkertijd èn pleiziertje én voordeeltje ver
dwijnen.
't Is dus menschelijk o! zoo verklaarbaar,
dat er in linksche, en vooral in liberale
kringen nog na-gemokt wordt, en dat men
daar wanneer er maar éven kans toe
bestaat het bijzonder onderwijs graag
een min of meer gecultiveerden snauw
geeft
We krijgen zulke snauwen nog bijna dage
lijks te hooren, maar een snauw, zóó gecul
tiveerd als een Tielsche wethouder 'm dezer
dagen wist te leveren, behoort tot de zeld
zaamheden.
Men oordeele maar eens:
Na 20 jaren burgemeester geweest te zijn
van Zoelen, nam de heer Hasselman af
scheid van zijn gemeente; van verschillen
de zijden werden hem natuurlijk welge
meende afscheidswoorden toegesproken,
maar verreweg de mooiste woorden van af
scheid sprak wethouder Hey, die 's burge
meesters beleid vooral daarin prees, dat hij
Zoelen had weten te bewaren voor de stich
ting van een arrestantenlokaal en schrik
niet een bijzondere school.
Is ie niet fijn?
Voor twee akelige dingen heeft (}eze bur
gemeester de gemeente Zoelen „behoed":
voor een arrestantenlokaal en voor een bij
zondere school!
Boven deze beide verfoeilijke instellingen
heeft hij als burgemeester de bevolking van
Zoelen verheven gehouden.
Hulde aan zoo'n burgemeester!
Maar rijker hulde nog aan zóó'n wethou
der, die liberale waardeering voor het bij
zonder onderwijs zoo fijntjes wist te de-
monstreeren!
zich van de wijze, waarop dit gemeen overleg
in voorkomende gevallen zou worden gevoerd,
een andere voorstelling had gemaakt dan het
geen thans practijk zou kunnen worden. Hij mag
er op wijzen, dat men» bij de totstandkoming van
de Crisisinvoerwet heeft kunnen beluisteren,
hoe er vergelijkingen zijn getroffen tusschen de
toekomstige Contingenteeringswetten en Ont-
eigenings- en Naturalisatiewetten, waaromtrent
men opmerkte dat zij evenmin tot moeilijkhe
den aanleiding plegen te geven. De Kamer
moest daarbij tot uitdrukking brengen, of zij
in het algemeen accoord kon gaan met de wijze,
waarop de Regeering van haar bevoegdheid
gebruik maakt.
Wat de inhoud der wetsontwerpen betreft,
merkt de Minister op, dat, hoewel de toestand
in de schoenindustrie het meest nijpend was,
de situatie in de wollen stoffen- en tricotage
industrie zich zoodanig liet aanzien, dat het
achterwege laten van maatregelen tot ernstige
gevolgen van buiten werking stellen van fabrie
ken en tot werkloosheid zou hebben geleid. Een
beschouwing van de op deze materie betrekking
hebbende gegevens doet zien, dat de invoer
zoowel van wollen stoffen als van tricot-goede
ren zich in de periode, die aan de contingentee
ring voorafging, abnormaal heeft ontwikkeld.
Men zal hebben te bedenken, dat hetgeen
men thans van het effect der contingenteering
waarneemt, nog slechts een onvolledig beeld
vertoont, daar de werking dezer maatregelen
zich in verschillende bedrijfstakken tengevolge
van de groote voorraden, die daar gevormd zijn,
nog niet ten volle doet gevoelen.
Moeilijkheden overwonnen
De technische moeilijkheden, die zich aan
vankelijk bij de uitvoering van de contingentee
ring van bovenkleeding hebben voorgedaan,
kunnen thans als overwonnen worden be
schouwd. De douane-ambtenaren zijn thans vol
doende met de uitvoering vertrouwd geraakt,
terwijl de groote nauwgezetheid en het sterke
plichtsbesef, die van dit korps bekend zijn, èr
waarborg voor bieden, dat ontduikingen tot een
minimum blijven beperkt.
In het geval van schoeisel is de vaststelling
van het percentage beïnvloed door de groote
vcwrraadvorming in de periode, die aan de
contingenteering onmiddellijk voorafging. Bij
de beraadslaging over de onderhavige wetsont
werpen in de Tweede Kamer heeft de Minister
een verhooging van dit percentage reeds in uit
zicht gesteld, zoodra de groote voorraden zou
den zijn weggewerkt.
De vraag, of prijsstijging van een artikel, dat
onder de contingenteering valt, op zich zelf ge
wenscht en toelaatbaar is, is van verschillende
omstandigheden afhankelijk.
In vele gevallen is echter de toestand zoo
danig, dat de rendabiliteit vooral door de ster
ke inkrimping van den afzet is verloren gegaan
en dat zij zander verhooging van prijs eenvou
dig reeds door een grooteren omzet weer kan
worden hersteld. De contingenteering zal dan
zonder prijsverhooging haar doel volkomen
kunnen bereiken.
Gebleken is dan ook, dat het gevaar van
prijsverhooging tot nu toe slechts in theorie
bestond en zich in de practijk nergens heeft
voorgedaan.
Terugtrekking Londensch kapitaal
Naar wij vernemen, heeft De Twentsche Bank
besloten en daartoe reeds de noodige maat
regelen genomen, om een belangrijk gedeelte
van haar gestorte kapitaal-deelname in de firma
B. W. Blijdenstein en Co. te Londen per ultimo
September as. terug te nemen, teneinde verder
koersrisico op de Ponden te ontgaan.
Haar nom. kapitaal-deelname ad £1.000.000-/-
blijft bestaan.
In verband met dezen maatregel zal een deel
van het bedrijf der firma B. W. Blijdenstein en
Co., met name het wisselmakelaarsbedrijf, aan
zienlijk worden ingekrompen; de overige zaken
der firma ondergaan geen verandering.
Uitvoeringsbepalingen
Bij K. B. zijn bekrachtigd de statuten van de
Vereeniging Crisis en Zuivel-Centrale, gevestigd
te 's-Gravenhage.
Benoemd is tot Regeeringscommissaris voor
de hulpverleening aan de melkveehouderij, de
heer L. Bl okmann te Bussum.
Aangewezen als secretaris van de Crisis-Zui-
velcentrale Th. C. Geudeker te 's-Gravenhage.
De Minister van Economische Zaken en Ar
beid, heeft aangewezen als controleurs Crisis-
Zuivelwet 1932 de personen, in dienst van de
Crisis-Zuivel-Centrale, die belast zijn met het
toezicht op de naleving der voorschriften door
of krachtens de Crisis-Zuivelwet 1932, gegeven.
De Minister van Economische Zaken en Ar
beid heeft toegestaan, dat gedurende een perio
de van ten hoogste 30 dagen, ingaande 11 Juli
1932, boter zonder merk uit een koelhuis ver
voerd wordt, mits ze is voorzien van een ge-
leidebiljet, door of krachtens de Crisis-Zuivel-
Centrale afgegeven.
De Minister heeft voorts toegestaan dat tot
1 Augustus 1932 uit de bewaarplaatsen van vee
houders, die zelf melk tot boter verkamen, bo
ter zonder merk wordt vervoerd.
De Minister van Economische Zaken en Ar
beid heeft vastgesteld den prijs van de ver-
voervergunning voor a. boter op 40 cents, b.
me-garine B, bestemd voor enkende margarine
producenten, op 20 cents en c. ritueele onver
mengde plantaardige margarine op 35 cents
per K.G. vervoerde waar.
De Minister van Economische Zaken en Ar
beid heeft aangewezen als buitenlandsche no
teeringen, waarnaar de wereldmarktprijs be
doeld in art. 1 ten vijfde der Crisis-Zuivelwet
1932 berekend wordt, de noteeringen in Duitsch
land, Frankrijk, België, Groot-Brittannië en De
nemarken en heeft den prijs bedoeld in art. 4,
lid der Crisis-Zuivelwet voor het «oor
boter vastgesteld op ƒ0.40 per K.G.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal as.
Dinsdag geen audiëntie verieenea.