HET MES IN DE RIJKSUITGAVEN 1933 Rapport Commissie - W el ter Bezuiniging van 100 millioen Salariskortingen van 13 en 8 pCt. Gemeentebesturen in gebreke ZATERDAG 9 JULI Het belastbaar volksinkomen met 30 a 50 pet. gedaald; de uit gaven onevenwichtig gestegen Nog meer maatregelen te wachten? In het thans verschenen rapport van de Staatscommissie voor de verlaging van de rijksuitgaven (Commissie-Weiter) wordt het bedrag, waarmede de begrooting voor 1933 zou moeten worden verminderd om te komen tot een althans wat den gewonen dienst betreft, sluitende begrooting, be cijferd op rond 100 mlilioen. De eerste schrede? Samenstelling commissie Voornaamste voorstellen Indische Dienst De begrotings hoofdstukken Beheer der gemeenten Geen behoorlijke reser veering in vette jaren Oud-minister Weiter Gesubsidieerd Onderwijs Vermindering leer ar en- salarissen Nijverheidsonderwijs Oprichting scholen Goedkoopere leerkrachten Boventallige onderwijzers Landbouwonderwijs Opheffing Rijksbureau Ontwatering T oelatingsleeftijd lagere school Land- en Zeemacht Hoe besnoeid moet worden OPHEFFING VAN 50 KANTONGERECHTEN Voorstel tot vermindering van den werkloozensteun met 15 pet. Zes rechtbanken zullen verdwijnen Vroegere korting telt mee De steunverlaging Verbetering voor platteland Besparing op Justitie Ingrijpende maatregelen Verdwijnende Kanton gerechten? Suriname en Curacao Kosten militaire bezetting Waarvan de commissie zich onthield Het steeds stijgende uitgavenpeil In een korte beschouwing over den economischen toe stand in Nederland, komt de commissie-Wel ter tot de con clusie, dat het economisch perspectief voor Nederland zéér weinig rooskleurig ge noemd moet worden en dat het dientengevolge zoo ooit, dan thans voor den Staat on afwijsbaar plicht geworden is om het cijfer der begrooting, hetwelk in een periode van welvaart tot ruim f 600 mil lioen is gestegen, tot be scheidener proporties terug te brengen. Daling belastbaar inkomen MISERE MET KERKELIJKE LEENINGEN „St. Trinitatis" Leipzig Examencommissie vrije en orde-oefeningen Examen Fransch L.O. Notarieel examen Stuurlieden-examen Machinisten-examen Gezien het feit, dat in de laatste jaren het uitgavenpeil sterker is gestegen dan het volks inkomen, terwijl het belastbaar inkomen met 30 tot 50 pCt. zal blijken te zijn gedaald, acht de Commissie de mogelijkheid geenszins uitgeslo ten, dat deze besparings-voorstellen nog slechts een eerste schrede zullen vormen op den moei lijken weg der budgetverlaging, die spoedig door een tweeden stap van niet minder verre strek king gevolgd zal moeten worden. Het eerste deel van dit rapport werd aan H. M. de Koningin aangeboden onder dagteekening van 26 April 1932, het tw.eede gedeelte met dagteekening van 28 Mei 1932. In deze commissie werden benoemd: Tot lid én voorzitter: Ch. J. I. M. Weiter, oud-vice-president van den Raad van Indië te 's-Gravenhage; tot leden: Prof. L. A. v. Royen, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool, Wassenaar; prof. ir. J. P. de Vooys, directeur van de Alg. Kunstzijde Unie, Arnhem; E. P. Westerveld, alg. secretaris van het Koloniaal Instituut te Amsterdam; F. H. Fentener v. Vlissingen, in dustrieel te Utrecht; mr. dr. W. M. Westerman, chef van'het Kabinet van den burgemeester van 's-Gravenhage; mr. dr. A. v. Doominck, thesau rier-generaal van financiën; is. M. H. Damme, directeur-generaal der P. T. T.; C. J. Ph. Zaal berg, directeur-generaal van den Arbeid; mr. dr. J. H. R. Sinnnighe Damsté, directeur-gene raal der belastingen; mr. J. Woltman, secreta ris-generaal van het Departement van Defen sie. Bij K. B. van 14 November 1931 werd tot se cretaris der commissie benoemd mr. H. Albarda, te voren secretaris der opgeheven Bezuinigings commissie. Mondeling gehoord werden door de commis sie tachtig personen, onder wie vlag- enopper- officieren van zee- en landmacht, chefs van diensten en administratiën, andere ambtenaren en particulieren. Tal van schriftelijke adviezen werden er bo vendien aan haar uitgebracht. Het rapport, dat 456 bldz. telt, is in 16 hoofd stukken verdeeld, waarvan de meeste onder verdeeld zijn in afdeelingen. De commissie berekent, dat van het totale Rijksbudget ad 587 millioen slechts 395 mil lioen voor bezuiniging in aanmerking komt en Verlofgangers (O.-Indië)Ir. A. L. Verwoerd, ingenieur le kl. bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W„ Brielle; G. E. de Groot, leeraar bij de Prinses Julianaschool te Jogjakarta, Utrecht; J. van Nes, techn.-ambt. 1ste kl. bijn de P.T.T.- dienst, Voorburg; ir. H. van Merkom, tijd. waarn. ingenieur 2de kl. bij de S. S. en tramw., 's-Gravenhage; B. van der Woude, hoofdopzich ter bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W., 's-Gravenhage; mr. W. G. Koster, voorzitter van de landraden te Banjoemas ca., Scheve- ningen; A. J. Ouwe jan, leeraar bij de wis- en natuurkunde afd. der A. M. S. te Djokjakarta, Scheeveningen; L. Veenstra, hoofdcomm. bij den P.T.T.-dienst, 's-Gravenhage; J. van Haarlem, gymnastiek- en scherm-onderwijzer aan de opleidingsschool van het personeel der politie te Soekaboemi, Haarlem; C. A. C. Winia, op zichter 1ste kl. bij den dienst der S. S. en tramw., 's-Gravenhage; N. G. W. Winia, be heerder bij den zoutaanmaak van den dienst van den Zoutaanmaak, 's-Gravenhage; J. B. H. Bruinier, opperhoutvester bij het Boschwe zen, 's-Gravenhage; F. W. Saltzmann, adj.- referendaris bij het Dep. van Binn. Best., 's-Gravenhage; Th. M. de Ruyter, techn.-ambt. lste klasse bij den P. T. T.-dienst, Rotterdam; ir. P. F. Binkhorst, ingenieur 3de kl. bij de S. S. en tramw., Groningen; ir. F. W. K. de Moulin, leeraar bij de Ned.-Ind. Veeartsenij school te Buitenzorg, Bressanone (It.); mevr. de wed. M. Ch. A. Vlaming, geb. Thomas, tijd. schoolhoofd bij de openb. Europ. lagere meis jesschool te Soerabaja, Haarlem; F. Shr. Weber, onderw. aan de 2de openb. m. u. 1. o.-school te Batavia-Centrum, Nunspeet; ir. R. Th. Hees, ingenieur 2de kl. bij de Solovallei-werken te Soerabaja, Arosa (Zw.); P. Q. J. van Leeuwen, schoolhoofd, Katwijk aan Zee; A. Oranje, ass.- res. bij het B. B., Schiedam. dat hiervan de totale jaarlijksche loon- en sala rislast rond 50 pCt. bedraagt. Wil men een zeer groot bedrag op de landsuit- gaven bezuinigen, dan moet men dus noodzake lijk daarbij de salarissen en loonen aantasten. Verder wordt voorgesteld: een vermindering met 15 pCt. van de uitgaven voor materieele en overige behoeften (bezuiniging ongev. ƒ2.850.000) en van de door het Rijk verleende subsidies, niet berustend op wettelijke regeling of contrac- tueele verplichting (bezuiniging rond 1 mil lioen); een vermindering met gemiddeld 25 pCt. van de gratificaties (bezuiniging rond ƒ240.000) een wijziging van het reisbesluit (bezuiniging ƒ855.000); meer doeltreffende toepassing van het Instituut voor Arbeidsovereenkomsten en vervallen van het Instituut der tijdelijke ambte naren. De hier bovengenoemde bezuinigingen (waarbij de algemeene inkrimping van de per- soneel-formaties met 12 pCt. bij alle departe menten zal worden toegepast, na advies van een beperkte commissie van hoofdambtenaren) geven een totaal-bezuiniging van ƒ28.945.000. Voorts worden op verschillende begrootings- hoofdstukken bijzondere bezuinigingsmaatrege len voorgesteld. Hierdoor wordt op Buitenland- sche Zaken ƒ323.000 bezuinigd; op Justitie (o.a. door afschaffing van vijftig kantongerechten en van de rechtbanken te Roermond, Zutphen, Tiel, Dordrecht, Alkmaar en Winschoten) ƒ3.140.000; op Binnenlandsche Zaken en Landbouw (o.a. door een verlaging met 15 pCt. van den werk- loozensteun) ƒ1.697.000; op Onderwijs (o.m. door vermindering van 10 pCt. op de kosten van het Hooger onderwijs, concentratie van open bare lagere scholen, U.L.O.-scholen enz., door voering van de 45-school enz.) 15.404.000; op Financiën ƒ4.882.000; op Defensie (o.a. door besparing van 10 pCt. op de kosten van de ma rine- en legerorganisatie) 7.503.000; op Water staat (o.a. door vervanging van het Wegenfonds door een Rijksverkeersfonds en uitstel van de Noord-Oost inpoldering van de Zuiderzee) ƒ25.335.000; op Arbeid, Handel en Nijverheid ƒ13.297.000; en op Koloniën ƒ1.340.000. Met de feeds genoemde algemeene bezuini ging van 28.945.000 geeft dit een totale bezui niging van 101.866.000. De gemeente-financiën geven, naar het oor deel der commissie, meer nog dan die van het Rijk reden tot bezorgdheid. Gezien de groote risico's, die de Rijksfinanciën bij een onoordeel kundige gemeentelijk beheer loopen behoort de ernstige aandacht der regeering op deze zieke plek gevestigd te worden. Een der voornaamste bedenkingen tegen het door de gemeenten gevoerde financieel beheer is, dat de gemeentebesturen in de gunstige jaren vóór 1930 een behoorlijke reserveering nebben achterwege gelaten, hetgeen blijkt, behalve uit den sterk gestegen schuldenlast van omstreeks 850 millioen in 1919 tot 2100 millioen in 1929, d.w.z. een vermeerdering met meer dan 150 pet. (de Rijksschuld steeg in diezelfde jaren meï 10 pet.), uit het feit, dat bij de gemeenten de telken jare ver boven de raming uitgaande mid delenopbrengsten niet hebben geleid tot batige rekening saldi, die voor buitengewone schuld aflossing zijn aangewend, maar dat de gemeenten de stijging van haar gewone uitgaven met de abnormale stijging van het volksinkomen gelij ken tred hebben doen houden. Behalve de reeds genoemde bezuinigingsvoor stellen op 't Departement van Onderwijs wordt o.m. voorgesteld: Vermindering van de salaris sen der leeraren bij het gesubsidieerde V.H.O. en M.O. tot gemiddeld 9.4 pCt., alsmede toepas sing van de algemeene korting van 15 pCt. op dat gedeelte der materieele posten, waarop be zuiniging mogelijk is. De gezamenlijke bezuini ging óp afdeeling III van hoofdstuk VI der be grooting 1932 zal rond 800.000 kunnen be dragen. Verder wordt o.a. in overweging gegeven, de zelfwerkzaamheid der gemeenten op het gebied van V.H.O. en M.O. voor de toekomst uit te schakelen, de concentratie van dit onderwijs zooveel mogelijk te bevorderen (concentratie zoowel van onderwijsgelegenheid als concentra tie in de studie der leerlingen, bijv. het ge meenschappelijk ontvangen van lessen), te be sluiten tot instelling van een regionale inspectie en ten slotte tot voorloopige algeheele stopzet ting van de uitbreiding van het M.O. en V.H.O. Versobering van de organisatie van het Nij verheidsonderwijs te bereiken door: a. een t.o.v. de verschillende onderdeelen van het N.O. gedifferentieerde vermindering van de personeelskosten b. een korting van 15 pCt. op de materieele uitgaven, voor zoover deze voor bezuiniging in aanmerking komen; c. de personeelssubsidies met 9.4 pCt. (dus een gelijke korting als voor het Rijkspersoneel) te verminderen. In totaal zal op het N.O. 2.6 millioen moeten worden bezuinigd. Opvoering van de minimum-aantallen leer lingen, volgens art. 73 L.O.-wet noodig voor de oprichting van nieuwe bijzondere lagere en U.L.O.-scholen, met 50 pCt. en in aansluiting daaraan opvoering van de minima in art. 19 der L.O.-wet voor het openbaar onderwijs eveneens met 50 pCt. Vervanging van leerkrachten in de laagste twee klassen der lagere school door lager be zoldigde (als regel vrouwelijke) leerkrachten, in het bezit van een speciaal hiervoor te introdu- ceeren onderwijsbevoegdheid. Bezuiniging op den duur ƒ4 millioen. Verbod voor de gemeentebesturen tot aan stelling van z.g. boventallige onderwijzers. De hieruit voortvloeiende bezuiniging, welke op on geveer ƒ9 millioen gesteld kan worden, komt geheel ten goede aan de gemeenten. Stopzetting van de subsidieering van het la ger (dagschool) landbouw onderwijs. Indien de omstandigheden er toe nopen op de uitgaven voor het landbouwonderwijs te bezuinigen, zal dit moeten geschieden op het dagschoolonder- wijs en niet op het cursusonderwijs. Het lijkt de Commissie niet voor tegenspraak vatbaar, dat in het gestelde geval het jongere en duur dere onderwijs, welks resultaten over het alge meen niet beter zijn dan die van het oudere en goedkoopere onderwijs, het veld zal moeten ruimen. Het moge op zichzelf nuttig zijn, de instand houding daarvan naast het zich op hetzelfde terrein 1 ;wegende en bovendien reeds tot een historisch en afgerond geheel gegroeide cursus onderwijs is niet een vitaal belang. Als het moet kan het naar het inzien der Commissie word en opgeheven zonder schade voor den landbouw. De noodzaak daartoe acht zij aanwezig. De te verkrijgen bezuiniging kan gesteld worden op ƒ420.000, waar tegenover staat een vermeerde ring van het aantal cursussen. Schrapping van het op art. 105 uitgetrokken bedrag van 165.300 voor ontwatering, als mede opheffing van het Rijksbureau voor de ontwatering. Bezuiniging rond 214.000. Voorts wordt aanbevolen het denkbeeld om de leeftijdsgrens voor toelating tot de lagere school waarvan een belangrijke bezuiniging het ge volg zou kunnen zijn in studie te doen ne men In verband met de bezuiniging op de begroo ting van het departement van Defensie wordt ten aanzien van de Marine een aantal voorstel len gedaan, waarvan de volgende de voornaam ste zijn: het aantal der onderzeebooten voor Nederland moet geleidelijk beperkt worden tot ten hoogste 7, zijnde dit het aantal moderne vaartuigen thans in Nederland aanwezig. Opheffing van den afzonderlijken marine- vliegdienst in Nederland conform het voorstel Voorgesteld wordt: inkrimping van de personeel- formaties met 12 pCt. (verwachte baten onge veer 7.2 millioen)blijvende salariskorting van 13 pCt. voor de ongehuwden en 8 pCt. voor ge huwden (bezuiniging ongeveer ƒ24 millioen; na aftrek van reeds bestaande kortingen wordt dit per saldo ƒ14.5 millioen). Gelijksoortige verla ging van de loonen en salarissen van personeel in dienst der andere publiekrechtelijke lichamen zal als noodzakelijk complement van dezen maatregel door een wettelijk voorschrift moeten worden afgedwongen, indien zij niet uit eigen beweging wordt opgelegd. Voorts zal het even wicht moeten worden hersteld tusschen de sala rissen en loonen van het Rijkspersoneel en van het personeel in dienst van publiekrechtelijke lichamen. Ter voorkoming van misverstand wordt er op gewezen, dat in het genoemde bedrag van 102.000.000 begrepen zijn de 7 millioen tij delijke korting welke met ingang van 1 Maart j.l. werd ingevoerd, en de 2.5 millioen, welke de bestaande ongehuwden aftrek van 3 pCt. van het salaris oplevert. Het bedrag van 102 millioen kan dus niet zonder meer gesteld worden tegenover het voor 1933 geraamde begrootingstekort van 108 mil lioen, hetwelk verkregen werd nadat het budget de gunstige werking van deze verlaging ad. 7 en 2.5 millioen reeds had ondergaan. Betreffende de op de begrooting van Binnenl. Zaken en Landbouw voorgestelde verlaging met 15% van den werkloozensteun wijst de commis sie erop, dat het voorstel tot salariskorting het onontwijkbaar gevolg heeft, dat ook de uitkee- ring aan hen, die niet arbeiden, wordt ver laagd. Bovendien zijn, sedert het grondtarief van 13.50 in de groote steden werd vastge steld, de prijzen van nagenoeg alle levensbe- noodigdheden belangrijk gedaald, het meest voor de artikelen, die de grootste plaats in nemen in het budget van een arbeidersgezin. Voor het platteland evenwel wordt voorge steld de uitkeeringen aan werkloozen, welke in sommige gevallen bepaald te laag zijn, te ver- hoogen. Verder wordt voorgesteld: Een korting van 10 pCt. op de Rijksvergoe ding van de administratiekosten van werklo zenkassen, waarmede een bezuiniging verkregen wordt van rond 100.000 Behalve de reeds hierboven genoemde maat regelen betreffende de Justitie-begrooting stelt de commissie o.m. nog voor: versobering van de gerechtskosten in strafzaken, samensmelting van de beide krijgsmachten en vermindering "an het aantal militaire leden voor het Hoog Mili tair Gerechtshof, vereenvoudiging in de pro cedure der raden van beroep (O.). In dit hoofd stuk stelt zij ook voor over te gaan tot een re organisatie van de politie. Reorganisatie der politie (met uitzondering van die der groote steden) door in plaats van Rijksveldwacht en gemeentelijke platteiandspo- litie korpsen, gewestelijke politie in te stellen, staande onder het gezag van den Commissaris der Koningin en t.a.v. hun repressieve taak dienstbaar aan de justitieele autoriteiten. Maatregelen tot beperking van het aantal op nemingen in de gevangenis-gestichten, alsmede concentratie van inrichtingen. Onder meer wordt voorgesteld de huizen van bewaring te Roermond, Zutphen, Tiel, Dordrecht, Alkmaar en Winschoten op te heffen. Verder opheffing van de Rijkswerkinrichtingen te Hoorn en Go- rinchem. De hiermede te verkrijgen bezuiniging kan gesteld worden op ƒ225.000. Beperking van het aantal kinderen, op welke de kinderwetten toepassing vinden. Samenvoeging van de dubbele voogdijraden te Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhagen met instelling, voor iederen raad, van twee kamers, opheffing van den voogdijraad te Tilburg. Plaatsing van z.g. Regeeringskinderen in groo- ter getal dan tot dusverre in de met Rijkssub sidie gebouwde, particuliere opvoedingsgestich tenten voor jongens. Bezuiniging 50.000. Verlaging van de kosten, uitgetrokken voor verplegingssubsidie met 100.000, wegens ste reotiep jaarlijksch overschot; korting met onge veer 10 pCt. op verplegingssubsidie en alge meene subsidie. Voorts wordt een verhooging van inkomsten- ad ƒ500.000 verkregen door: a. Beperking van het kosteloos procedeeren en requistreeren ƒ150.000; b. Herstel van de veroordeeling in de kosten va® het geding; c. Invoering van invorderingskosten bij boe tebetaling ƒ50.000; d. Maatregelen waardoor de verplichting wordt opgelegd tot betaling of medebetaling in de kosten van onderhoud bij ontzetting of ont heffing of bij beschikkingselling ƒ100.000. Totaal ƒ500.000. In het rapport wordt voorgesteld over te gaan tot opheffing van vijftig kantongerechten, zoo als deze werden genoemd in het rapport der commissie-Bosch. Aan dat rapport kan ontleend worden, dat de commissie-Bosch meende, dat zonder be zwaar kunnen worden opgeheven 50 kanton gerechten, en wel die der tweede klasse Wa- geningen, Goes en Zaandam en die der derde klasse Oss, Heusden, Veghel, Boxmeer, Oirschot, Oosterhout, Zevenbergen, Gulpen, Weert, Eist, Doesburg, Groenlo, Geldermalsen, Zaltbommel. Druten, Vianen, Kampen, Harderwijk, Ommen, Goor, Alphen, Schoonhoven, Brielle, Sommels- dijk, Oud-Beyerland, Ridderkerk, Sliedrecht, Oostburg, Hulst, Tholen, Schagen, Medemblik, Purmerend, Haarlemmermeer, Breukelen, Wijk bij-Duurstede, Woerden, Dokkum, Harlingen, Bolsward, Beetsterzwaag, Lemmer, Steenwijk, Zuidhorn, Appingedam, Onderdendam en Hoo- geveen. der z.g.n. commissie-Woltman. Bezuiniging ruim 1 millioen. Opheffing van de Rijkswerf te Hellevoetsluis conform de voorstellen der zgn. commissie-Gué- pin, alsmede doelmatiger organisatie van de werf te Willemsoord. Ten aanzien van de Landmacht stelt de com missie voor, evenals bij de marine, 10 pet. of 3.5 millioen te besparen op de kosten van de eigen lijke legerorganisatie, terwijl er bovendien van uitgegaan wordt, dat de bezuiniging op de leger organisatie dienstbaar wordt aan het vrijmaken van gelden voor de oefening en uitrusting van het leger tot een bedrag van 1.5 millioen. De commissie acht het mogelijk deze bezuiniging te bereiken door: a. vermindering van de vredes- en van de oorlogsstrekte met 8 regimenten infanterie, ge paard met verlaging van het contingent met 2150 en van de oorlogssterkte met ruim 23000 man. b. zoodanige uitdunning van de beroepskaders, dat het resteerend te bezuinigen bedrag bereikt wordt. Betreffende de begrooting van Arbeid, Handel en Nijverheid wordt voorgesteld: Tijdelijke onttrekking van de reserve van het Invaliditeitsfonds van 'sjaars 3 millioen. Vereenvoudiging in de toepassing van de Wa renwet o.m. door concentratie in de organisatie der Keuringsdiensten en door beperking van de werkzaamheden. Uiteindelijke besparing 350.000. Concentratie van de opleiding voor vroedvrou wen (opheffing van de Rijkskweekschool te Am sterdam of Rotterdam) alsmede versobering van de organisatie der kweekschool voor vroedvrou wen te Heerlen. Voorgesteld wordt door eene ingrijpende ver sobering van de huishouding van Suriname de Rijksbijdrage terug te brengen tot ten hoogste 2 millioen, en ten hoogste de helft van het daardoor te besparen bedrag beschikbaar te stellen voor welvaartspolitiek. Voorts wordt in aanmerking gegeven de kos ten der militaire bezetting van Suriname terug te brengen tot het niveau van 1918 en in ver band daarmede te ve: lagen met ongeveer 3 ton. Ten aanzien van Curasao wordt voorgesteld de militaire bezetting van 1 compagnie mari niers in 1933 tot de helft te verminderen en haar in 1934 geheel op te heffen. De commissie heeft gemeend zich te moeten onthouden van het voorstellen van bezuinigin gen op de personeelsuitgaven, begrepen in het Ilde Hoofdstuk der Rijksbegrooting, van de Hooge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin, aangezien zij ervan overtuigd is, dat, hetzij van de zijde dier Colleges, hetzij van de zijde der Regeering, het noodige zal worden verricht of voorgesteld om ook op die uitgaven de bezuinigingen aan te brengen, welke door de tijdsomstandigheden worden geboden. Deze bezuinigingen moeten dus in rekening worden gebracht boven het becijferd bedrag van 102.000.000, waarmede de stand der begroo ting bij opvolging der voorstellen zal worden verbeterd. In een slotbeschouwing geeft de commissie zich rekenschap van de vraag, of en in hoe verre een bedrag van ruim 102 millioen, waar mede bij aanvaarding van hare voorstellen de stand van het Rijksbudget verbeterd zou kun nen worden, geacht zou mogen worden in een juiste verhouding te staan tot hetgeen door den nood der tijden wordt voorgeschreven. Teneinde hieromtrent zoo goed mogelijk een inzicht te verkrijgen, legt de commissie over een staat, vermeldende hoofdstuksgewijze de gewone uitgaven volgens de Rijksrekeningen in de twee jaren onmiddellijk aan den oorlog voor afgaande, benevens in de laatste twee jaren waarvan de Rijksrekeningen definitief vastge steld en statistisch bewerkt zijn, zijnde onder scheidenlijk de jaren J.913 en 1914 en 1927 en 1928. Een vergelijking van deze cijfers doet zien, dat in de periode 1927/1928 de Rijksuitgaven voor den gewonen dienst zijn gestegen tot ongeveer 2.8 maal het peil van de periode 1913/1914. In deze stijging hebben de verschillende Hoofdstukken een uiteenloopend aandeel gehad. Het sterkst zijn gestegen de Hoofdstukken On derwijs, Kunsten en Wetenschappen en Arbeid, Handel en Nijverheid, welke in 1927/1928 meer dan het viervoudige bedragen van 1913/1914. Eindelijk spreekt uit dat overzicht de invloed, dien de onderwijswetgeving, de sociale verzeke ring en de toenemende zorg voor werkloozen en volksgezondheid (woningbouw) op het budget hebben uitgeoefend. Ook de lasten van de Staatsschuld zijn aanzienlijk hooger geworden. Intusschen beteekent deze uitgavenstijging geenszins een gelijke drukverzwaring. want ook het volksinkomen is in dezelfde periode toege nomen, zij het niet in dezelfde mate als de uit gaven. Uit de gegevens omtrent de inkomsten belasting en de vermogensbelasting kan worden afgeleid, dat in de periode 19151929 het volks inkomen ongeveer is verdubbeld. Volgens de cijfers der in 1915 ingevoerde Rijksinkomstenbelasting bedroeg het belastbaar inkomen in het jaar 1915/1916 1334494000, welk cijfer in verhouding met latere jaren te laag is, omdat de controle toen nog niet had doorgewerkt. Stellen wij, om een zuiverder vergelijking te verkrijgen, dat cijfer op rond 2 milliard, dan blijkt bij vergelijking met het belastingjaar 1928/1929, in welk jaar het belastbaar inkomen 4.028.615.000 bedroeg, dat in deze periode het inkomen ongeveer verdubbeld is. Dezelfde uit komst geeft een vergelijking der kohieren van de vermogensbelasting, volgens welke het totaal bedrag der vermogens in 1915/1916 beliep 7.379.246.000 tegen 14.884.162.000 in 1928/29. Het staat dus wel vast, dat in bovengemeld tijdvak het uitgavenpeil sterker is gestegen dan het volksinkomen. Vooral indien men in aan merking neemt, dat de uitgavenstijging in de jaren na 1928 geenszins in een verminderd tem po is voortgegaan (volgens de nog niet statis tisch bewerkte rijksrekening over 1929 bedroeg in dat jaar het totaal der gewone uitgaven 598.252.079, dit is 25 millioen hooger dan het jaar tevoren). Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat opvolgende ministers van Finan ciën telkenjare bij de indiening van de begroo ting hebben gewaarschuwd tegen de voortgaan de verzwaring van den belastingdruk, als ge volg van het steeds stijgende uitgavenpeil, welke verzwaring een toenemende bedreiging van de volkswelvaart vormt. Thans is in de regelmatige stijging van heï volksinkomen een keerpunt gekomen. De com missie heeft in haar rapport een uiteraard glo bale schatting gemaakt van de daling van het belastbaar inkomen in de naaste toekomst. Of die daling 30 pet. of 50 pet. zal bedragen, kan op dit oogenblik niemand met eenige zekerheid zeggen, maar een daling met 30 pet. ligt toch wel aan den optimistischen kant. De consequen tie daarvan is dan echter, dat, nu reeds in de voorafgaande jaren het uitgaven-accres, in ver houding tot de toeneming van de draagkracht, te groot is geweest, een vermindering van die draagkracht met 1/3 gedeelte zeker een gelijke vermindering van het uitgavenpeil met zich zal moeten brengen, dat wil zeggen een verla ging der gewone uitgaven met ongeveer 200 in plaats van met 100 millioen. Tenslotte beveelt de commissie de spoedige in voering van de in dit rapport ontwikkelde be sparingsvoorstellen dringend aan; hoe eerder daartoe wordt besloten, hoe grooter de kans is dat verdere stappen zullen kunnen worden ver meden. De commissie meent haar verslag niet te mo gen afsluiten zonder hare groote erkentelijkheid uit te spreken voor den steun en de voorlichting, welke zij zoowel van ambtelijke als van niet- ambtelijke zijde heeft ondervonden. In het bij zonder vermeldt zij hier de ambtenaren van de Generale Thesaurie van het Departement van Financiën, op wier hulp zij zoo vaak en nim mer tevergeefs een beroep heeft moeten doen. De Trustee der 8 pCt. leening „St. Trinita tis" te Leipzig bericht, dat de debitrice zich op het standpunt stelde, dat in het vervolg de rente slechts op een 6 pCt. basis betaald be hoefde te worden en dat men voor de coupon betaling dan ook slechts 3 pCt. heeft overge maakt. De Trustee heeft zich daartegen verzet en de zaak aanhangig gemaakt bij het „Reichs- wirtschaftsgericht" te Berlijn. Volgens bericht van den advocaat der Trustee, dr. Alfred Platz, is de beslissing ten voordeele van de Trust uitgevallen en heeft het Kerk leen „St. Trinitatis" bericht gezonden, dat zij de overmaking der resteerende 1 pCt. heeft aangevraagd. Men kan dan ook wel aannemen, dat de volle coupon binnen enkele dagen be taald kan worden. De commissie, in 1932 belast met het afne men der examens ter verkrijging van de akte van bekwaamheid in de vrije en orde-oefenin gen der gymnastiek, zal zitting houden te Utrecht. In deze commissie zijn benoemd: tot voorzit ter: ir. E. C. L. A. baron van Voorst tot Voorst te 's-Hertogenbosch; tot pl.verv. voorz.: P. van Nes Czn. te Nijkerk; tot leden: C. M. van Hessen te Groningen; mej. A, M. Meilink te Apeldoornmevr. J. H. TimmerTakken te 's-Gravenhage; P. C. van Zuylen te Amster dam; tot pl.verv. leden: W. van Daatselaar re Zeist; mej. J. C. J. M. van Hellenberg Hubar te Oirschot. Het mondeling gedeelte van de examens toi het verkrijgen van eene akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de Fran- sche taal zal voor zoover die in het openbaar zullen worden gehouden, worden afgenomen te Utrecht, in het universiteitsgebouw, Domplein 29, op de werkdagen, gelegen in het tijdvak van 29 Juli tot 17 Aug., telkens van 9 uur tot 1130 uur en van 13.30 uur tot 16 uur. ('s Zaterdags alleen des voorin.) 's-GRAVENHAGE. Gesl. voor deel I: G. v. d. Berg, Den Hulst (O.). 's-GRAVENHAGE. Gesl. voor eerste stuur man groote stoomvaart de heer J. A. Smaal; tweede stuurman groote stoomvaart, geslaagd de heeren G. de Vries en J. Vermeulen. 's-GRAVENHAGE. Gesl. theor. ged. dipl C.: W. H. Lucas, Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9