A
sS ZE'r
Het Serpent
JACHT OP JAVA
Vrees onbekend
m
Boa Constrictor valt
door het doodend
lood
Een slangenjager, die drieduizend
giftige reptielen op een
dag doodde
Angstwekkend bezoek
Deze meneer gaat met de slang
om als met zijn poesje!
3000 slangen gedood
In het zadel omstrengeld
Gered op het laatste
oogenblik
Een aanval op mijn jacht
vriend
De slang als huisdier
Belang voor de Geneeskunst
Griezelig en gevaarlijk
Vergift en serum
Is de beet doodelijk?
Handen omhoog! Een giftige beet
is zeker zoo doodelijk als een
revolverschot
Op mijn pas ontgonnen onderneming in de
Oost, zoo verhaalde ons een slangenjager, die
een avontuurlijk leven achter den rug heeft,
maakte ik bij het begin van den eersten regen,
tijd een invasie mee van allerlei soorten slan
gen, waaronder de meest giftige. Eiken nacht
kwamen zij op het emplacement of liever ge
zegd op de lichten af op zoek naar warme en
droge schuilplaatsen. De warme vuurplaatsen,
de ruimte onder de paalwoningen, de daken
van gevlochten palmbladeren werden door hen
even geregeld opgezocht als allerlei manden en
kisten. Ik loofde een premie uit voor elke gif
tige slang, die mij dood werd ingeleverd en ik
kreeg maandenlang twintig tot dertig exem
plaren per dag. Er waren ook pythons bij, die
's nachts dikwijls door het latwerk der kippen
hokken kropen en den volgenden morgen ge
makkelijk onschadelijk konden worden ge
maakt, omdat zij na het verslinden van hun
buit met hun opgezwollen lijf niet meer naar
buiten konden kranen. In dien tijd heb ik dan
ook een heele verzameling aangelegd van de
mooiste pythonvellen.
Uit het atappen dak van mijn voorgalerij
kwam op zekeren avond een 4 M. lange santja
manoek (een pythonsoort) afzakken langs een
pilaar. Hij was zeker aangetrokken door het
licht van de lamp; ik merkte hem pas op door
het woedend blaffen van mijn foxje, waarvoor
de slang met zijn heen en weer slingerenden
kop een eenigszins culinair aangelegde belang
stelling aan den dag legde. Ik doodde de slang
met een schot hagel uit mijn geweer, dar
steeds voor het gebruik gereed stond. Ik wist
echter, dat slangen nooit alleen komen en
daarom liet ik den volgenden morgen in alle
vroegte het dak nakijken. Daar had ook het
wijfje het zich gemakkelijk gemaakt en als zij
bemerkte, dat het mannetje niet meer thuis
kwam, zou zij hem gaan zoeken. Nu waren wij
haar voor en konden haar gemakkelijk onscha
delijk maken.
Wanneer men volledig alle voorzorgsmaat
regelen in acht nam, moesten eigenlijk eiken
ochtend en avond de kamers en galerijen worden
nagezien. Men kan nooit zeker zijn, dat er niet
op een beschutte, warme plaats, zelfs in bed,
een gevaarlijke indringer zijn kwartier heeft op
geslagen. Om de kans op slangen in huis te
verminderen, liet ik uit de ruwe, stekelige bast
vezels van den arenpalm een touw draaien zoo
dik als een arm. Dit werd rondom mijn huis
met U-haken aan den grond vastgeslagen. Over
deze hindernis konden geen slangen komen,
behalve de grootste pythons. Dat zijn nu ook
wel geen lieve beestjes, maar zij zijn ten
minste niet giftig en doordat zij zoo groot zijn,
vallen zij eerder in het oog.
Toen ik een jaar jaar op die onderneming
was, liet ik eens een groenbemester (stikstof-
vormende plant) aanplanten, om den kalen
bodem van een jongen rubbertuin tegen uitdro
ging door de felle zon te beschutten. Na enkele
weken had zich een dicht aaneengesloten groen
tapijt gevormd van M. hoogte. Op zekeren
dag meldde de opzichter mij, dat de Javanen,
die den betrokken tuin moesten verzorgen,
weigerden om dat langer te doen. Er had zich
n.l. een groot aantal cobra's en andere giftige
slangen verborgen tussohen de lage planten,
's Morgens kropen zij uit het beschermende
groen op de schoongehouden paden, half ver
stijfd van de vochtige nachtkoude, om zich in
de zon te warmen. Om bijna eiken jongen rub
berboom zag men zoo'n vochtig glanzend slan
genlijf gewonden. Als de zon begon te steken,
verscholen zij zich weer in het beschermende
groen en wanneer de arbeiders kwamen, ont
vingen zij die rustverstoorders met woedena
gesis, opgeblazen nekken en giftanden, die
haaksch op de opengesperde kaken stonden.
Nu, als ik wilde, dat de jonge rubberboomen
de noodige verzorging kregen, bleef mij niets
anders over, dan de met moeite geplante
groenbemesters weer te rooien. Dat ging slechts
langzaam, want elke vierkante meter moest
eerst met bamboestokken doorstoken en door-
woeld worden, voordet het werkvolk kon be
ginnen met het omkappen en ingraven van de
planten. Bij die gelegenheid werden in een
tuin van 100 H.A. meer dan 3000 giftige slan
gen gedood en nog oneindig veel meer ver
jaagd.
Ik heb op die onderneming ook een maai-
machine gekocht om al de grasvelden om de
huizen dagelijks te laten behandelen, terwijl ik
'n specialen tcekang geler (slangenopziener) aan
stelde om te zorgen, dat de slangen van het em
placement vandaan bleven. Enkele employé's
hielden ganzen, die door een nijdig gesnater de
aanwezigheid van de gehate slang verraden, en
anderen hadden zich tegen de slangenplaag
moengo's aangeschaft, roofdiertjes, die de ge
zworen vijanden zijn van alle soorten slangen.
Zij zijn dapper, zeer vlug in hun bewegingen
en vallen zonder de minste aarzeling zelfs een
groote cobra aan. De kinderen werden op hun
wandelingen steeds door zoo'n 50 c.M. lang,
zilvergrijs diertje vergezeld en waren dikwijls
in de gelegenheid, de verbitterde en heldhaftige
gevechten te zien, die de dappere kleine moengo
hield om hen te beschermen.
Van mijn ervaringen met pythons kan ik er
mij twee zeer levendig herinneren. Eenmaal
reed ik langs een pad door het oerwoud, dat al
eenigen tijd niet gebruikt was, naar een pas
ontgonnen af deeling van mijn land. Dicht ach
ter mij ging mijn Javaansche opzichter, even
eens te paard. Van tijd tot tijd moest hij met
zijn scherp geslepen „bedoeg" de lianen en
jonge twijgen afkappen, die zich opnieuw ge
vormd hadden en nu den weg versperden. Ik
was in gedachten verzonken en lette niet op
mijn omgeving.
Plotseling werd mijn geheele bovenlichaam
geschokt door een hevigen stoot. Er drukte een
ondragelijke last op mij, mijn beide bovenarmen
waren onbewegelijk tegen mijn lichaam vast
gesnoerd en voor mijn verschrikte oogen, een
meter voor mijn gezicht, zag ik den afschuwe
lijken kop met den ver opengesperden bek van 'n
grooten python heen en weer slingeren. De ach
terwaarts gebogen spitse hoektanden waren zoo
lang als een pink en een heel eind daarvoor
kronkelde zich de hoomige gespleten tong. Dit
alles speelde zich natuurlijk bliksemsnel af. Ik
was volkomen machteloos en kon slechts in de
valsche oogen met de verticale nauwe pupillen
staren, die aan mijn hals een goede plek zoch
ten, waarin de glinsterende tanden, zoo scherp
als een naald, zich het volgende oogenblik zou
den slaan. Mijn bovenlichaam werd samenge
drukt en de lucht week uit mijn longen door
den omtzettenden druk, waardoor mijn bovenarm
en ribben bijna braken. Het zou geen oogenblik
meer duren, of het gewicht van het zware
slangenlichaam zou mij uit het zadel op den
grond doen vallen. Het paard stond sidderend
stil.
Toen zag ik iets flitsen en hoorde een suizen-
den slag. De wreede kop met een meter hais
kronkelde op den grond. Een wilde pijn door
sneed mijn lichaam, toen de mij omknellende
ringen zich in hun laatste stuiptrekkingen ver
nauwden. Ik verloor op dat oogenblik het be
wustzijn en viel op den grond, nog slechts los
omstrengeld door het krampachtig bewegende
slangenlichaam. Na vele minuten kwam ik weer
bij door de kundige massage van mijn reddei
den trouwen mandoer Kartadiredja. Uit zijn
zadeltasch reikte hij mij een veldflesch met
whisky en langzamerhand kon ik weer mijn
pijnlijke, gekneusde bovenlichaam bewegen en
daarna ook mijn armen, die eerst geheel gevoel
loos waren.
De mandoer had op het laatste oogenblik, te
laat om mij te waarschuwen, den python opge
merkt, die aan het puntje van zijn staart van
een boomtak afhing. Het dier was op jacht en
loerde blijkbaar op een prooi. Ik schijn de slang
aangestooten en daardoor verschrikt of geprik
keld te hebben, waarop zij bliksemsnel een paar
kronkels om mijn lichaam liet vallen. Toen werd
de staart verplaatst naar het paardenlijf, dat
het voor de slang onmisbare steunpunt vormde
om die kronkels te kunnen vernauwen, en in
een oogwenk was de slang gereed om mij met
één beet van de vreeselijke tanden in den hals
slagader te dooden. Doordat mijn paard van
angst kreunde, was ook het rijdier van den
mandoer het eerste oogenblik als verlamd. Spoe
dig gehoorzaamde het echter weer zijn berijder,
die met één geweldigen slag van zijn vlijmscher
pe bedoeg den vrij heen en weer wiegelenden
hals van de slang een meter ver van het lichaam
slingerde. Zonder zijn tegenwoordigheid van
geest en de zekerheid van zijn slag had ik deze
gebeurtenis hier niet meer kunnen oververtel
len. Het monster was een veler lanong (mans
slang), een der vele pythonsoorten. Het was 8
M. lang en had in het midden van zijn lijf e?n
diameter van 20 c.M. Nog wekenlang deden mijn
armen en borstkas pijn en nog lang daarna zag
ik in mijn droomen den heen en weer slingeren
den kop voor mij met het vreeselijke gebit en
de valsche oogen en voelde ik mij weer om
klemd in den doodelijken greep der koude, voch
tige kronkels.
Een andere ontmoeting kostte bijna mijn
jachtvriend B. het leven. Op het warmst van
den dag volgden wij midden in het oerwoud het
spoor van een sterken bantengstier, dien ik had
opgejaagd. B. werkte zich eenige passen achter
mij door het kreupelhout en doorns, met vlak
voor zich zijn hond, die het spoor, volgde. Plot
seling liet die hond een jammerlijk gehuil hoo-
ren; ik keek om en zag hoe B. zijn geweer aan
legde, tweemaal schoot en toen luid schreeuw
de. Hij deed nog een poging om in mijn richting
te vluchten, doch na de eerste bewegingen kon
hij niet meer verder en greep wild met zijn han
den naar een steunpunt. Ik was intusschen op
hem toegesneld en zag dat een reusachtige py
thon zijn vreeselijke vangtanden in zijn rechter
kuit had geslagen en met zijn sterke lijf naar
hem toekroop. Ik legde den loop van mijn ge
weer vlak tegen den hals van het reptiel en
schoot tweemaal. De halswervels en het achter
ste deel van den kop waren verpletterd, doch
ondanks dat bleven de kaken vast gesloten en
moest mijn jachtmes er aan te pas komen om
ze open te breken en de diep ingeslagen hoek
tanden te verwijderen.
De oeler lanang ook ditmaal was het er een
van die soort had lang honger geleden, want
de doorsnede van zijn lichaam was bijna drie
hoekig. Hij had eerst den hond aangevallen en
gebeten en na de beide schoten, die geen doel
getroffen hadden, zich op B. geworpen. Deze
ren mogen dooden, zoodat het aantal slachtof
fers van slangenbeten in Engelsch-Indië groot
blijft. Ook in Nederlandsch Indië treft men,
naast vele minder schadelijke, grootere en
kleinere slangensoorten, ook zeer giftige aan.
Een van de meest gevreesde is ook hier de
cobra, die door de Javanen oeler topi (honden
slang) wordt genoemd. Het bijna driekantige
lijf is bij een groot exemplaar wel 2 m. lang,
op den rug geelbruin of staalblauw al naar de va
riëteit en op den buik geelwit of wit. Achter den
smallen kop vertoont de hals de typische bril-
teekening. Wanneer de slang opgehitst wordt,
richt zij zich op de laatste staartringen tot een
meter hoog op. De beweeglijke halsribben sprei
den zich naar weerszijden uit tot driemaal de
breedte van den achterover geworpen kop. De
lange doorboorde gifttanden richten zich op en
zij is gereed tot het toebrengen van den doode
lijken beet. In uiterste woede kan zij zelfs als
een pijl een meter ver weg schieten. Dan be
reikt zij steeds met onfeilbare zekerheid haar
doel. De cobra kan ook een bijtende vloeistof
met groote zekerheid 1 1% meter wegspu-
wen, waarbij zij steeds op de oogen van het
slachtoffer mikt. Haar beet veroorzaakt bijna
altijd den dood binnen Vi tot 2 uur, wanneer
men niet onmiddelijk maatregelen er tegen
neemt.
Het beste wapen tegen slangen is een buig
zame stok, hoogstens 1 c.M. dik, van jonge ro
tan of z.g. Spaansch riet. Wanneer men daar
mee naar een kruipende slang slaat, buigt zoo'n
stok n.l. door tegen den grond aan, waardoor de
zwakke ruggegraat van het dier wordt gebro
ken. Doch als men misslaat, bederft men alles.
Men moet het meest op slangen bedacht zijn
tegen het vallen van den avond, wanneer zij
op jacht gaan, altijd twee aan twee. Overdag
houden zij zich over het algemeen rustig. Ge
woonlijk vallen zij geen menschen aan en bij
ten slechts, wanneer men hen opjaagt of wan
neer zij gevaar vreezen voor hun jongen.
Onder de talrijke pythonsoorten of reuzen
slangen zijn er ook slechts weinige, die den
mensch aanvallen. De Javanen beschouwen hen
daarom dikwijls als een soort goede geesten,
die hun huizen en velden bewaren, al halen zij
ook dikwijls zelf hun offergaven uit kippenhok
of geitenstal. De middelmatig groote soorten
worden dikwijls in de rijstschuren opgesloten
om de muizen te verdelgen en als huisdieren
behandeld. De pythons zijn meestal prachtig
geteekend en de groote exemplaren worden 8
tot 10 m. lang bij een doorsnee van 30 c.M. Als
men buiten de groote steden woont, ontmoet
men dagelijks in huis of tuin, in aanplanting
of oerwoud wel een slang, waardoor soms zeer
tragische situaties ontstaan. De vrees voor
slangen heeft dan ook alle reden van bestaan,
maar toch is het niet juist, de slang te ver
afschuwen. Want ook dit dier heeft zijn nut.
Zooals wij reeds te verstaan gaven, bewijzen
sommige soorten groote diensten aan den land
bouw door het verdelgen van schadelijke knaag
dieren, terwijl slangenvellen een handelsartikel
vormen, dat steeds belangrijker wordt.
Slangen zijn echter ook voor de medische we
tenschap van belang, evenals tal van andere
dieren. Zij geven dikwijls een beter inzicht in
de levensverrichting van den mensch, dan wij
kunnen verkrijgen door uitsluitend menschen te
bestudeeren. In het voedingslaboratorium van
't Carnegie-Instituut te Washington is aan de-
bad den
eersten aanval
nog met zijn
geweer kunnen af
slaan, doch bij den
tweeden drongen de
vreeselijke tanden tot
aan het been in het vleesch
van zijn kuit onder de
knie, waar de onverbiddelijke
kaken zich als een schroef vast
klemden. Als B. alleen was ge
weest, zou hij tot een lange, vormelooze
worst zijn vermalen en had hij, bedekt
met vies speeksel, zijn einde gevonden
in den buik van de slang.
Wij hadden destijds geen medicijnen bij de
hand. Met veel moeite bracht ik den gewonde
naar huis, waar de diepe bijtwonden dadelijk
verwijd en gezuiverd werden. Toch leed de on
gelukkige nog langen tijd aan de gevolgen van
de beet, omdat het beenvlies gekwetst was. De
kuit schrompelde bijna tot op het been in. Want
pythons hebben wel geen giftanden, doch hun
beet blijft toch uiterst gevaarlijk door de daar
aan onvermijdelijk verbonden infectie. De ge
volgen zijn dan ook zeer ernstig, wanneer de
wonden niet dadelijk kunnen worden gezuiverd.
Het langdurige lijden van mijn armen jacht
vriend was mij een les, om voortaan nooit meer
uit te gaan zonder een druppelfleschje met am
moniak en een serumspuitje bij me, want men
kan nooit weten, wat er gebeuren kan bij een
van de dagelijksche ontmoetingen met de hate
lijke reptielen.
De griezeligste en tegelijk de gevaarlijkste
dieren van de tropische gebieden zijn onge
twijfeld de slangen. De weelderige plantengroei
der warme landen biedt hun overal een veilige
schuilplaats, niet alleen in oerwouden of afge
legen dorpen, maar zelfs in de parken en tui
nen der steden. Het aantal personen dat jaar
lijks omkomt ten gevolge van een slangenbeet
is schrikbarend hoog. Alleen in Britsch-Indië
wordt het geschat tusschen 70 en 80.000 per
jaar. Ondanks deze feiten, schijnt het uitroeien
van slangen onmogelijk te zijn; er wordt zelfs
in de .meeste streken geen kans gezien, hun
getal te verminderen. Immers de meeste primi
tieve volkeren beschouwen de slangen als een
heilig dier en staan niet toe, dat iemand
op hun gebied letsel toebrengt aan een slang,
omdat zij daarvan het verschrikkelijkste on
heil verwachten. Zoo is bijvoorbeeld de gevaar
lijke cobra-slang een heilig dier van de Hin
does die trouwens in het algemeen geen die-
ze vergelijkende physiologie dan ook vanaf de
stichting in 1907 veel gedaan, terwijl vanaf 1915
ook verschillende grootere koudbloedige dieren
werden bestudeerd, voor zoover deze in de lucht
leven. Dr. W. T. Hornada, directeur van den
New Yorkschen dierentuin en Dr. R. L. Ditmars,
curator van de afdeeling reptielen, stelden den
directeur van het genoemde voedingslaborato
rium, den heer Dr. P. G. Benedict, in staat om
proeven te nemen op zijn buitengewoon uitge
breide collectie reptielen en zij hebben dan ook
bijna 1000 proeven genoemen op niet minder
dan 36 slangen en 21 andere dieren, voorname
lijk boa constrictors, pythons, ratelslangen, ha
gedissen, alligators en schildpadden.
Om een juist ziektebeeld vast te stellen en de
gepaste behandeling te vinden, moet een arts
allereerst op de hoogte zijn van de normale
verrichtingen van het menschelijk lichaam. De
ze kan men rechtstreeks bestudeeren bij men
schen en er is dan ook geen orgaan, geen onder
deel van het menschelijk lichaam, dat een
medisch student niet heeft ontleed. Men kan de
normale functies van het lichaam echter ook
indirect bestudeeren aan de hand van zieke
lichamen; zoo heeft het onderzoek van zieke
levers veel bijgedragen tot onze kennis van de
functie der gezonde lever. Een andere manier,
om indirect de normale verrichtingen van het
menschelijk lichaam te bestudeeren, is de reeds
genoemde vergelijkende physiologie, waarbij ver
schillende dieren worden onderzocht. Bij som
mige dieren is een bepaald orgaan sterk ontwik
keld, zoo bijv. het spijsverteringsorgaan bij de
herkauwende dieren. Het voedsel blijft dan ook
veel langer in hun lichaam dan bij een mensch
het geval is en het gevolg daarvan zijn gistings
processen en chemische reacties, die ons den
weg wijzen om bepaalde spijsverteringsproces
sen bij den mensch beter te begrijpen.
Zoo worden slangen en andere koudbloedige
dieren gebruikt als vergelijkingsmateriaal bij
de bestudeering van de.... koorts. Door na te
gaan, welken invloed de veranderingen in
de lichaamstemperatuur hebben op het orga
nisme, leert men iets omtrent de oorzaak en
de gevolgen van koortsen. Welnu; de lichaams
temperatuur van koudbloedige dieren wisselt
onmiddellijk met de verandering van lucht.
Zij zijn dus buitengewoon geschikte objecten
voor deze studie.
Merkwaardig is het wel, dat de slangen
dienst doen aan de geneeskunst door zelf het
tegengif te bieden tegen vergiftige slangen
beten. Men heeft tegen het slangengift name
lijk een geneesmiddel gevonden in den vorm
van een serum. In streken, waar een groot
aantal vergiftige slangen voorkomt (Zuid-
Amerika en Britsch-Indië), heeft men slangen
farms, waar de dieren gekweekt worden. Op
gezette tijden wordt hun het gif ontnomen en
in sterk verdunde oplossing wordt dit dan bij
paarden of andere dieren geïnjecteerd. Uit
het bloed van deze reptielen bereidt men dan
later het gewenschte serum. Voor dit doel
worden hoofdzakelijk de gevaarlijke ratelslan
gen gebruikt, die regelmatig „gemolken" wor
den, zooals het aftappen van het gift humo
ristisch genoeg wordt genoemd.
Het houden van een slangenfarm is echter
geen gemakkelijk bedrijf!
De voedering der slangen behoort tot een der
lastigste problemen, die de farm-ondernemers
op te lossen hebben. Des winters weigeren de
slangen te eten en daar vastende slangen wei
nig nut hebben voor de gif-productie, zijn zij
genoodzaakt tot dwangvoedering over te gaan.
Tot dit doel bedienen zij zich van een lange
gummibuis, aan welker einde zich een trechter
bevindt. Gesneden vleesch wordt met water
aangemengd en in den trechter geperst, tot de
buis geheel vol is. De buis wordt dan met vet
bestreken en met het kleinere uiteinde in den
bek van de slangen gestopt, en door den slok
darm geperst, tot het in de maag komt. Dan
wordt met een kolf het voedsel in den trechter
aangeperst, zoodat dit aan de andere zijde lang
zaam in de maag schuift.
Langs dezen weg worden de slangen kunst
matig gevoed, zonder dat deze zich de moeite
geven van te slikken.
Gedurende de zomermaanden echter levert
de voedering der slangen geenerlei moeilijk
heden op. Zij eten dan met groote graagte,
konijntjes, muizen, ratten, kikvorschen en
marmotjes. Maar al deze dieren moeten levend
zijn, want de slangen roeren nooit cadavers
8f8<n<
Per week wint men ongeveer twintig gif
druppels van een ratelslang. Aan het pas ge
wonnen gif worden alle vreemde bestanddee-
len onttrokken, terwijl men nadien den muil
van het dier met een verdunde mangaan-
oplossing wascht. Men acht het noodzakelijk
den bek van de slang te desinfecteeren, om
te verhinderen, dat de kaken zouden gaan
zweren. Een slang met gewonde kaken heeft
voor de gifmelkerij geen waarde.
Het aldus gewonnen gif wordt in een lucht
dichte flesch gesloten, om verontreiniging te
voorkomen. Volgens den heer Woolzey wordt
het gif van de slang na het melken gekookt
en tot poeder verdampt. Dit proces moet met
de grootste zorgvuldigheid worden afgewik
keld, daar geen vreemde bestanddeelen met
het gif in aanraking mogen komen. Alle fles-
schen en apparaten moeten vanzelfsprekend
chemisch gedesinfecteerd worden. Het ge
droogde gif wordt dan naar de laboratoria ver
zonden, waar men het gebruikt voor de sa
menstelling van een paarden-serum.
Wanneer men echter geen serum bij de hand
heeft, en dit is doorgaans het geval met de
arme inlanders, wanneer een slang hen ver
rast, valt men niet gelukkig te prijzen, wan
neer men door een giftslang wordt gebeten.
Het vergif is vaak doodelijk, het is bijna altijd
levensgevaarlijk. Toch worden wel genees
middelen toegepast en dikwijls met .goed ge
volg.
Daar het slangengif de werking der zenuwen
van de ademhaling verlamt, is het in de eerste
plaats zaak te zorgen, dat het venijn niet in
de bloedcirculatie opgenomen wordt. Men be
reikt dit door een flinke bloeding te veroor
zaken en de wond goed uit te drukken. Uit
zuigen is ongevaarlijk, mits men geen wondje
aan tong, tandvleesch of lippen heeft. De
Chineesche en Inlandsche wonderdokters ge
bruiken voor dit doel den z.g. „slangensteen".
Ik heb dit toovermiddel onderzocht; het be
staat hoofdzakelijk uit poreus gebrand been,
dat het geïnfecteerde bloed in zich opzuigt. Ook
neemt men er soms een agaatsteen of rhino-
ceroshoom voor. Tot nog toe heeft onze we
tenschap echter geen dezer middelen als werk
zaam kunnen overnemen. Daarna brandt men
de wond uit met kaliumpermanganaat.
Onze Indische militairen nemen veelal kras
sere maatregelen. Met het zakmes maken zij
een flinke keep tusschen de beide roode
De griezelige slang komt direct in een
vroolijker daglicht te staan (juister nog: te
liggen) wanneer wij haar het serpent noemen.
Het serpent is dezelfde slang, maar bij het ge
bruik van dat eigenaardige woord: serpent,
wordt dadelijk de nadruk gelegd op zekere
eigenschappen, die het verscheurende monster
gemeen heeft met bepaalde vertegenwoordig
sters van het menschelijke geslacht, onze tante
Jaantje bijvoorbeeld. Het is in de familie dan
ook niet ongéwoon, dat wij deze tante Jaantje
een serpent noemen, ofschoon geen slangen
bezweerder haar ooit te machtig geweest is.
Vraagt gij, waarin onze tantje Jaantje met
een slang overeenkomt? Ik zal het u vertellen.
Om te beginnen heeft ze een giftige tóng en
valsche tanden. Het is vanouds bekend, dat de
slang dit ook heeft. De giftige tong dateert al
uit het aardsche Paradijs, toen Eva verleid
werd door de leugenachtige praatjes van de
slang. Welnu: de praatjes van onze tante
Jaantje (die overigens heelemaal niet verleide
lijk is) hebben ook steeds zulk een leugenach
tig karakter. Dat mensch kan de waarheid niet
zeggen. Als ze vertellen wil, hoe de loodgieter
zich juist stond uit te rekken, terwijl zij, die den
loodgieter dan toch maar betaalt!, de kamer
binnenkwam, dan maakt ze daar een drama in
vijf bedrijven van. Het begint met de geboorte
van den loodgieter, wiens vader en moeder door
onze tante Jaantje worden voorgesteld als de
meest wanordelijke schepselen Gods. Niets was,
volgens haar, bij deze menschen in orde, zelfs
hun huwelijk niet. Vervolgens dicht ze den
loodgieter voldoende kwade eigenschappen toe,
om daar een regiment van de zwaarste straf-
gevangenen mee behept te laten zijn. Eindelijk
verhaalt ze, hoe eerzaam en rustig zij zelf leeft
en welke slechte bedoelingen de loodgieter had
met zich uit te rekken.
Een andere eigenschap, die tante Jaantje
met het kruipend ongedierte gemeen heeft, is,
dat ze altijd ergens aan komt langs geheim
zinnige kronkelwegen. Toen ze laatst in Am
sterdam was, liep ze op het Damrak. Ze kwam
van den Dam af. En daar ontmoette ik onze
tante Jaantje. „Lieve neef" zei ze, en dit was
reeds leugentaal, want ik ben heelemaal niet
lief „Lieve neef, kun je mij den koristen
weg naar het Centraal Station wijzen?"
„Daar zult u wel nooit komen," ant
woordde ik.
„Waarom niet?" vroeg onze tante Jaantje
verbluft.
„Dan zoudt u voor één keer den rechten
weg moeten bewandelen en ik vrees, dat u
daaraan sterven zou," was ons antwoord.
Ja, die tante Jaantje van ons is een echt
serpent!
Wij hebben haar eens medegenomen naar
de kermis, waar ze zich al spoedig misdroeg
door hatelijkheden te zeggen over de juffrouw
in de schiettent, die een achternicht schijnt
te zijn van een bekend misdadiger, wat het
kind ook niet helpen kan, temeer niet, omda»
zij een glazen oog heeft, wat op onze tante
Jaantje in het geheel geen gunstigen indruk
maakte, want slangen schijnen wel eenig be
zwaar te hebben tegen starende oogen. Wij
troffen het dus bijzonder, dat er juist een tent
met een slangenbezweerder op deze kermis
stond en wij voerden onze tante daarheen. Ze
zat te kijken, dat mensch, of haar heil er van
af hing! En wat gebeurde? De slangenbe
zweerder speelde op zijn fluit en staar-oogde,
dat het een lust was. De slangen kwamen allen
onder zijn invloed. Je zag ze tam worden!
Daar ontmoette de bezweerder den blik van
tante Jaantje....
De slangenbezweerder viel flauw.
puntjes, waar de giftanden het vleesch raak
ten, dan strooien zij 'n weinig buskruit in de
wond of gieten er wat jenever in en laten het
afbranden. Het middel is rationeel en lang
niet zoo pijnlijk als men meent.
In sommige deelen van Indië past men een
andere methode toe. ©e gebetene of zijn mak
kers zorgen in de eeaste plaats de slang, die
aangevallen heeft, te dooden. Dan «nijden zij
den kop af en druppelen het slangenbloed in
de wond, die te voren opengesneden en uitge
drukt is. Het schijnt, dat het bloed van het
reptiel een antitoxine bevat, dat het vergif on
werkzaam maakt.
Men ziet dus, hoe het gevaarlijkste der die
ren tegelijkertijd het geneesmiddel tegen het
gevaar met zich draagt.