A sS ZE'r Het Serpent JACHT OP JAVA Vrees onbekend m Boa Constrictor valt door het doodend lood Een slangenjager, die drieduizend giftige reptielen op een dag doodde Angstwekkend bezoek Deze meneer gaat met de slang om als met zijn poesje! 3000 slangen gedood In het zadel omstrengeld Gered op het laatste oogenblik Een aanval op mijn jacht vriend De slang als huisdier Belang voor de Geneeskunst Griezelig en gevaarlijk Vergift en serum Is de beet doodelijk? Handen omhoog! Een giftige beet is zeker zoo doodelijk als een revolverschot Op mijn pas ontgonnen onderneming in de Oost, zoo verhaalde ons een slangenjager, die een avontuurlijk leven achter den rug heeft, maakte ik bij het begin van den eersten regen, tijd een invasie mee van allerlei soorten slan gen, waaronder de meest giftige. Eiken nacht kwamen zij op het emplacement of liever ge zegd op de lichten af op zoek naar warme en droge schuilplaatsen. De warme vuurplaatsen, de ruimte onder de paalwoningen, de daken van gevlochten palmbladeren werden door hen even geregeld opgezocht als allerlei manden en kisten. Ik loofde een premie uit voor elke gif tige slang, die mij dood werd ingeleverd en ik kreeg maandenlang twintig tot dertig exem plaren per dag. Er waren ook pythons bij, die 's nachts dikwijls door het latwerk der kippen hokken kropen en den volgenden morgen ge makkelijk onschadelijk konden worden ge maakt, omdat zij na het verslinden van hun buit met hun opgezwollen lijf niet meer naar buiten konden kranen. In dien tijd heb ik dan ook een heele verzameling aangelegd van de mooiste pythonvellen. Uit het atappen dak van mijn voorgalerij kwam op zekeren avond een 4 M. lange santja manoek (een pythonsoort) afzakken langs een pilaar. Hij was zeker aangetrokken door het licht van de lamp; ik merkte hem pas op door het woedend blaffen van mijn foxje, waarvoor de slang met zijn heen en weer slingerenden kop een eenigszins culinair aangelegde belang stelling aan den dag legde. Ik doodde de slang met een schot hagel uit mijn geweer, dar steeds voor het gebruik gereed stond. Ik wist echter, dat slangen nooit alleen komen en daarom liet ik den volgenden morgen in alle vroegte het dak nakijken. Daar had ook het wijfje het zich gemakkelijk gemaakt en als zij bemerkte, dat het mannetje niet meer thuis kwam, zou zij hem gaan zoeken. Nu waren wij haar voor en konden haar gemakkelijk onscha delijk maken. Wanneer men volledig alle voorzorgsmaat regelen in acht nam, moesten eigenlijk eiken ochtend en avond de kamers en galerijen worden nagezien. Men kan nooit zeker zijn, dat er niet op een beschutte, warme plaats, zelfs in bed, een gevaarlijke indringer zijn kwartier heeft op geslagen. Om de kans op slangen in huis te verminderen, liet ik uit de ruwe, stekelige bast vezels van den arenpalm een touw draaien zoo dik als een arm. Dit werd rondom mijn huis met U-haken aan den grond vastgeslagen. Over deze hindernis konden geen slangen komen, behalve de grootste pythons. Dat zijn nu ook wel geen lieve beestjes, maar zij zijn ten minste niet giftig en doordat zij zoo groot zijn, vallen zij eerder in het oog. Toen ik een jaar jaar op die onderneming was, liet ik eens een groenbemester (stikstof- vormende plant) aanplanten, om den kalen bodem van een jongen rubbertuin tegen uitdro ging door de felle zon te beschutten. Na enkele weken had zich een dicht aaneengesloten groen tapijt gevormd van M. hoogte. Op zekeren dag meldde de opzichter mij, dat de Javanen, die den betrokken tuin moesten verzorgen, weigerden om dat langer te doen. Er had zich n.l. een groot aantal cobra's en andere giftige slangen verborgen tussohen de lage planten, 's Morgens kropen zij uit het beschermende groen op de schoongehouden paden, half ver stijfd van de vochtige nachtkoude, om zich in de zon te warmen. Om bijna eiken jongen rub berboom zag men zoo'n vochtig glanzend slan genlijf gewonden. Als de zon begon te steken, verscholen zij zich weer in het beschermende groen en wanneer de arbeiders kwamen, ont vingen zij die rustverstoorders met woedena gesis, opgeblazen nekken en giftanden, die haaksch op de opengesperde kaken stonden. Nu, als ik wilde, dat de jonge rubberboomen de noodige verzorging kregen, bleef mij niets anders over, dan de met moeite geplante groenbemesters weer te rooien. Dat ging slechts langzaam, want elke vierkante meter moest eerst met bamboestokken doorstoken en door- woeld worden, voordet het werkvolk kon be ginnen met het omkappen en ingraven van de planten. Bij die gelegenheid werden in een tuin van 100 H.A. meer dan 3000 giftige slan gen gedood en nog oneindig veel meer ver jaagd. Ik heb op die onderneming ook een maai- machine gekocht om al de grasvelden om de huizen dagelijks te laten behandelen, terwijl ik 'n specialen tcekang geler (slangenopziener) aan stelde om te zorgen, dat de slangen van het em placement vandaan bleven. Enkele employé's hielden ganzen, die door een nijdig gesnater de aanwezigheid van de gehate slang verraden, en anderen hadden zich tegen de slangenplaag moengo's aangeschaft, roofdiertjes, die de ge zworen vijanden zijn van alle soorten slangen. Zij zijn dapper, zeer vlug in hun bewegingen en vallen zonder de minste aarzeling zelfs een groote cobra aan. De kinderen werden op hun wandelingen steeds door zoo'n 50 c.M. lang, zilvergrijs diertje vergezeld en waren dikwijls in de gelegenheid, de verbitterde en heldhaftige gevechten te zien, die de dappere kleine moengo hield om hen te beschermen. Van mijn ervaringen met pythons kan ik er mij twee zeer levendig herinneren. Eenmaal reed ik langs een pad door het oerwoud, dat al eenigen tijd niet gebruikt was, naar een pas ontgonnen af deeling van mijn land. Dicht ach ter mij ging mijn Javaansche opzichter, even eens te paard. Van tijd tot tijd moest hij met zijn scherp geslepen „bedoeg" de lianen en jonge twijgen afkappen, die zich opnieuw ge vormd hadden en nu den weg versperden. Ik was in gedachten verzonken en lette niet op mijn omgeving. Plotseling werd mijn geheele bovenlichaam geschokt door een hevigen stoot. Er drukte een ondragelijke last op mij, mijn beide bovenarmen waren onbewegelijk tegen mijn lichaam vast gesnoerd en voor mijn verschrikte oogen, een meter voor mijn gezicht, zag ik den afschuwe lijken kop met den ver opengesperden bek van 'n grooten python heen en weer slingeren. De ach terwaarts gebogen spitse hoektanden waren zoo lang als een pink en een heel eind daarvoor kronkelde zich de hoomige gespleten tong. Dit alles speelde zich natuurlijk bliksemsnel af. Ik was volkomen machteloos en kon slechts in de valsche oogen met de verticale nauwe pupillen staren, die aan mijn hals een goede plek zoch ten, waarin de glinsterende tanden, zoo scherp als een naald, zich het volgende oogenblik zou den slaan. Mijn bovenlichaam werd samenge drukt en de lucht week uit mijn longen door den omtzettenden druk, waardoor mijn bovenarm en ribben bijna braken. Het zou geen oogenblik meer duren, of het gewicht van het zware slangenlichaam zou mij uit het zadel op den grond doen vallen. Het paard stond sidderend stil. Toen zag ik iets flitsen en hoorde een suizen- den slag. De wreede kop met een meter hais kronkelde op den grond. Een wilde pijn door sneed mijn lichaam, toen de mij omknellende ringen zich in hun laatste stuiptrekkingen ver nauwden. Ik verloor op dat oogenblik het be wustzijn en viel op den grond, nog slechts los omstrengeld door het krampachtig bewegende slangenlichaam. Na vele minuten kwam ik weer bij door de kundige massage van mijn reddei den trouwen mandoer Kartadiredja. Uit zijn zadeltasch reikte hij mij een veldflesch met whisky en langzamerhand kon ik weer mijn pijnlijke, gekneusde bovenlichaam bewegen en daarna ook mijn armen, die eerst geheel gevoel loos waren. De mandoer had op het laatste oogenblik, te laat om mij te waarschuwen, den python opge merkt, die aan het puntje van zijn staart van een boomtak afhing. Het dier was op jacht en loerde blijkbaar op een prooi. Ik schijn de slang aangestooten en daardoor verschrikt of geprik keld te hebben, waarop zij bliksemsnel een paar kronkels om mijn lichaam liet vallen. Toen werd de staart verplaatst naar het paardenlijf, dat het voor de slang onmisbare steunpunt vormde om die kronkels te kunnen vernauwen, en in een oogwenk was de slang gereed om mij met één beet van de vreeselijke tanden in den hals slagader te dooden. Doordat mijn paard van angst kreunde, was ook het rijdier van den mandoer het eerste oogenblik als verlamd. Spoe dig gehoorzaamde het echter weer zijn berijder, die met één geweldigen slag van zijn vlijmscher pe bedoeg den vrij heen en weer wiegelenden hals van de slang een meter ver van het lichaam slingerde. Zonder zijn tegenwoordigheid van geest en de zekerheid van zijn slag had ik deze gebeurtenis hier niet meer kunnen oververtel len. Het monster was een veler lanong (mans slang), een der vele pythonsoorten. Het was 8 M. lang en had in het midden van zijn lijf e?n diameter van 20 c.M. Nog wekenlang deden mijn armen en borstkas pijn en nog lang daarna zag ik in mijn droomen den heen en weer slingeren den kop voor mij met het vreeselijke gebit en de valsche oogen en voelde ik mij weer om klemd in den doodelijken greep der koude, voch tige kronkels. Een andere ontmoeting kostte bijna mijn jachtvriend B. het leven. Op het warmst van den dag volgden wij midden in het oerwoud het spoor van een sterken bantengstier, dien ik had opgejaagd. B. werkte zich eenige passen achter mij door het kreupelhout en doorns, met vlak voor zich zijn hond, die het spoor, volgde. Plot seling liet die hond een jammerlijk gehuil hoo- ren; ik keek om en zag hoe B. zijn geweer aan legde, tweemaal schoot en toen luid schreeuw de. Hij deed nog een poging om in mijn richting te vluchten, doch na de eerste bewegingen kon hij niet meer verder en greep wild met zijn han den naar een steunpunt. Ik was intusschen op hem toegesneld en zag dat een reusachtige py thon zijn vreeselijke vangtanden in zijn rechter kuit had geslagen en met zijn sterke lijf naar hem toekroop. Ik legde den loop van mijn ge weer vlak tegen den hals van het reptiel en schoot tweemaal. De halswervels en het achter ste deel van den kop waren verpletterd, doch ondanks dat bleven de kaken vast gesloten en moest mijn jachtmes er aan te pas komen om ze open te breken en de diep ingeslagen hoek tanden te verwijderen. De oeler lanang ook ditmaal was het er een van die soort had lang honger geleden, want de doorsnede van zijn lichaam was bijna drie hoekig. Hij had eerst den hond aangevallen en gebeten en na de beide schoten, die geen doel getroffen hadden, zich op B. geworpen. Deze ren mogen dooden, zoodat het aantal slachtof fers van slangenbeten in Engelsch-Indië groot blijft. Ook in Nederlandsch Indië treft men, naast vele minder schadelijke, grootere en kleinere slangensoorten, ook zeer giftige aan. Een van de meest gevreesde is ook hier de cobra, die door de Javanen oeler topi (honden slang) wordt genoemd. Het bijna driekantige lijf is bij een groot exemplaar wel 2 m. lang, op den rug geelbruin of staalblauw al naar de va riëteit en op den buik geelwit of wit. Achter den smallen kop vertoont de hals de typische bril- teekening. Wanneer de slang opgehitst wordt, richt zij zich op de laatste staartringen tot een meter hoog op. De beweeglijke halsribben sprei den zich naar weerszijden uit tot driemaal de breedte van den achterover geworpen kop. De lange doorboorde gifttanden richten zich op en zij is gereed tot het toebrengen van den doode lijken beet. In uiterste woede kan zij zelfs als een pijl een meter ver weg schieten. Dan be reikt zij steeds met onfeilbare zekerheid haar doel. De cobra kan ook een bijtende vloeistof met groote zekerheid 1 1% meter wegspu- wen, waarbij zij steeds op de oogen van het slachtoffer mikt. Haar beet veroorzaakt bijna altijd den dood binnen Vi tot 2 uur, wanneer men niet onmiddelijk maatregelen er tegen neemt. Het beste wapen tegen slangen is een buig zame stok, hoogstens 1 c.M. dik, van jonge ro tan of z.g. Spaansch riet. Wanneer men daar mee naar een kruipende slang slaat, buigt zoo'n stok n.l. door tegen den grond aan, waardoor de zwakke ruggegraat van het dier wordt gebro ken. Doch als men misslaat, bederft men alles. Men moet het meest op slangen bedacht zijn tegen het vallen van den avond, wanneer zij op jacht gaan, altijd twee aan twee. Overdag houden zij zich over het algemeen rustig. Ge woonlijk vallen zij geen menschen aan en bij ten slechts, wanneer men hen opjaagt of wan neer zij gevaar vreezen voor hun jongen. Onder de talrijke pythonsoorten of reuzen slangen zijn er ook slechts weinige, die den mensch aanvallen. De Javanen beschouwen hen daarom dikwijls als een soort goede geesten, die hun huizen en velden bewaren, al halen zij ook dikwijls zelf hun offergaven uit kippenhok of geitenstal. De middelmatig groote soorten worden dikwijls in de rijstschuren opgesloten om de muizen te verdelgen en als huisdieren behandeld. De pythons zijn meestal prachtig geteekend en de groote exemplaren worden 8 tot 10 m. lang bij een doorsnee van 30 c.M. Als men buiten de groote steden woont, ontmoet men dagelijks in huis of tuin, in aanplanting of oerwoud wel een slang, waardoor soms zeer tragische situaties ontstaan. De vrees voor slangen heeft dan ook alle reden van bestaan, maar toch is het niet juist, de slang te ver afschuwen. Want ook dit dier heeft zijn nut. Zooals wij reeds te verstaan gaven, bewijzen sommige soorten groote diensten aan den land bouw door het verdelgen van schadelijke knaag dieren, terwijl slangenvellen een handelsartikel vormen, dat steeds belangrijker wordt. Slangen zijn echter ook voor de medische we tenschap van belang, evenals tal van andere dieren. Zij geven dikwijls een beter inzicht in de levensverrichting van den mensch, dan wij kunnen verkrijgen door uitsluitend menschen te bestudeeren. In het voedingslaboratorium van 't Carnegie-Instituut te Washington is aan de- bad den eersten aanval nog met zijn geweer kunnen af slaan, doch bij den tweeden drongen de vreeselijke tanden tot aan het been in het vleesch van zijn kuit onder de knie, waar de onverbiddelijke kaken zich als een schroef vast klemden. Als B. alleen was ge weest, zou hij tot een lange, vormelooze worst zijn vermalen en had hij, bedekt met vies speeksel, zijn einde gevonden in den buik van de slang. Wij hadden destijds geen medicijnen bij de hand. Met veel moeite bracht ik den gewonde naar huis, waar de diepe bijtwonden dadelijk verwijd en gezuiverd werden. Toch leed de on gelukkige nog langen tijd aan de gevolgen van de beet, omdat het beenvlies gekwetst was. De kuit schrompelde bijna tot op het been in. Want pythons hebben wel geen giftanden, doch hun beet blijft toch uiterst gevaarlijk door de daar aan onvermijdelijk verbonden infectie. De ge volgen zijn dan ook zeer ernstig, wanneer de wonden niet dadelijk kunnen worden gezuiverd. Het langdurige lijden van mijn armen jacht vriend was mij een les, om voortaan nooit meer uit te gaan zonder een druppelfleschje met am moniak en een serumspuitje bij me, want men kan nooit weten, wat er gebeuren kan bij een van de dagelijksche ontmoetingen met de hate lijke reptielen. De griezeligste en tegelijk de gevaarlijkste dieren van de tropische gebieden zijn onge twijfeld de slangen. De weelderige plantengroei der warme landen biedt hun overal een veilige schuilplaats, niet alleen in oerwouden of afge legen dorpen, maar zelfs in de parken en tui nen der steden. Het aantal personen dat jaar lijks omkomt ten gevolge van een slangenbeet is schrikbarend hoog. Alleen in Britsch-Indië wordt het geschat tusschen 70 en 80.000 per jaar. Ondanks deze feiten, schijnt het uitroeien van slangen onmogelijk te zijn; er wordt zelfs in de .meeste streken geen kans gezien, hun getal te verminderen. Immers de meeste primi tieve volkeren beschouwen de slangen als een heilig dier en staan niet toe, dat iemand op hun gebied letsel toebrengt aan een slang, omdat zij daarvan het verschrikkelijkste on heil verwachten. Zoo is bijvoorbeeld de gevaar lijke cobra-slang een heilig dier van de Hin does die trouwens in het algemeen geen die- ze vergelijkende physiologie dan ook vanaf de stichting in 1907 veel gedaan, terwijl vanaf 1915 ook verschillende grootere koudbloedige dieren werden bestudeerd, voor zoover deze in de lucht leven. Dr. W. T. Hornada, directeur van den New Yorkschen dierentuin en Dr. R. L. Ditmars, curator van de afdeeling reptielen, stelden den directeur van het genoemde voedingslaborato rium, den heer Dr. P. G. Benedict, in staat om proeven te nemen op zijn buitengewoon uitge breide collectie reptielen en zij hebben dan ook bijna 1000 proeven genoemen op niet minder dan 36 slangen en 21 andere dieren, voorname lijk boa constrictors, pythons, ratelslangen, ha gedissen, alligators en schildpadden. Om een juist ziektebeeld vast te stellen en de gepaste behandeling te vinden, moet een arts allereerst op de hoogte zijn van de normale verrichtingen van het menschelijk lichaam. De ze kan men rechtstreeks bestudeeren bij men schen en er is dan ook geen orgaan, geen onder deel van het menschelijk lichaam, dat een medisch student niet heeft ontleed. Men kan de normale functies van het lichaam echter ook indirect bestudeeren aan de hand van zieke lichamen; zoo heeft het onderzoek van zieke levers veel bijgedragen tot onze kennis van de functie der gezonde lever. Een andere manier, om indirect de normale verrichtingen van het menschelijk lichaam te bestudeeren, is de reeds genoemde vergelijkende physiologie, waarbij ver schillende dieren worden onderzocht. Bij som mige dieren is een bepaald orgaan sterk ontwik keld, zoo bijv. het spijsverteringsorgaan bij de herkauwende dieren. Het voedsel blijft dan ook veel langer in hun lichaam dan bij een mensch het geval is en het gevolg daarvan zijn gistings processen en chemische reacties, die ons den weg wijzen om bepaalde spijsverteringsproces sen bij den mensch beter te begrijpen. Zoo worden slangen en andere koudbloedige dieren gebruikt als vergelijkingsmateriaal bij de bestudeering van de.... koorts. Door na te gaan, welken invloed de veranderingen in de lichaamstemperatuur hebben op het orga nisme, leert men iets omtrent de oorzaak en de gevolgen van koortsen. Welnu; de lichaams temperatuur van koudbloedige dieren wisselt onmiddellijk met de verandering van lucht. Zij zijn dus buitengewoon geschikte objecten voor deze studie. Merkwaardig is het wel, dat de slangen dienst doen aan de geneeskunst door zelf het tegengif te bieden tegen vergiftige slangen beten. Men heeft tegen het slangengift name lijk een geneesmiddel gevonden in den vorm van een serum. In streken, waar een groot aantal vergiftige slangen voorkomt (Zuid- Amerika en Britsch-Indië), heeft men slangen farms, waar de dieren gekweekt worden. Op gezette tijden wordt hun het gif ontnomen en in sterk verdunde oplossing wordt dit dan bij paarden of andere dieren geïnjecteerd. Uit het bloed van deze reptielen bereidt men dan later het gewenschte serum. Voor dit doel worden hoofdzakelijk de gevaarlijke ratelslan gen gebruikt, die regelmatig „gemolken" wor den, zooals het aftappen van het gift humo ristisch genoeg wordt genoemd. Het houden van een slangenfarm is echter geen gemakkelijk bedrijf! De voedering der slangen behoort tot een der lastigste problemen, die de farm-ondernemers op te lossen hebben. Des winters weigeren de slangen te eten en daar vastende slangen wei nig nut hebben voor de gif-productie, zijn zij genoodzaakt tot dwangvoedering over te gaan. Tot dit doel bedienen zij zich van een lange gummibuis, aan welker einde zich een trechter bevindt. Gesneden vleesch wordt met water aangemengd en in den trechter geperst, tot de buis geheel vol is. De buis wordt dan met vet bestreken en met het kleinere uiteinde in den bek van de slangen gestopt, en door den slok darm geperst, tot het in de maag komt. Dan wordt met een kolf het voedsel in den trechter aangeperst, zoodat dit aan de andere zijde lang zaam in de maag schuift. Langs dezen weg worden de slangen kunst matig gevoed, zonder dat deze zich de moeite geven van te slikken. Gedurende de zomermaanden echter levert de voedering der slangen geenerlei moeilijk heden op. Zij eten dan met groote graagte, konijntjes, muizen, ratten, kikvorschen en marmotjes. Maar al deze dieren moeten levend zijn, want de slangen roeren nooit cadavers 8f8<n< Per week wint men ongeveer twintig gif druppels van een ratelslang. Aan het pas ge wonnen gif worden alle vreemde bestanddee- len onttrokken, terwijl men nadien den muil van het dier met een verdunde mangaan- oplossing wascht. Men acht het noodzakelijk den bek van de slang te desinfecteeren, om te verhinderen, dat de kaken zouden gaan zweren. Een slang met gewonde kaken heeft voor de gifmelkerij geen waarde. Het aldus gewonnen gif wordt in een lucht dichte flesch gesloten, om verontreiniging te voorkomen. Volgens den heer Woolzey wordt het gif van de slang na het melken gekookt en tot poeder verdampt. Dit proces moet met de grootste zorgvuldigheid worden afgewik keld, daar geen vreemde bestanddeelen met het gif in aanraking mogen komen. Alle fles- schen en apparaten moeten vanzelfsprekend chemisch gedesinfecteerd worden. Het ge droogde gif wordt dan naar de laboratoria ver zonden, waar men het gebruikt voor de sa menstelling van een paarden-serum. Wanneer men echter geen serum bij de hand heeft, en dit is doorgaans het geval met de arme inlanders, wanneer een slang hen ver rast, valt men niet gelukkig te prijzen, wan neer men door een giftslang wordt gebeten. Het vergif is vaak doodelijk, het is bijna altijd levensgevaarlijk. Toch worden wel genees middelen toegepast en dikwijls met .goed ge volg. Daar het slangengif de werking der zenuwen van de ademhaling verlamt, is het in de eerste plaats zaak te zorgen, dat het venijn niet in de bloedcirculatie opgenomen wordt. Men be reikt dit door een flinke bloeding te veroor zaken en de wond goed uit te drukken. Uit zuigen is ongevaarlijk, mits men geen wondje aan tong, tandvleesch of lippen heeft. De Chineesche en Inlandsche wonderdokters ge bruiken voor dit doel den z.g. „slangensteen". Ik heb dit toovermiddel onderzocht; het be staat hoofdzakelijk uit poreus gebrand been, dat het geïnfecteerde bloed in zich opzuigt. Ook neemt men er soms een agaatsteen of rhino- ceroshoom voor. Tot nog toe heeft onze we tenschap echter geen dezer middelen als werk zaam kunnen overnemen. Daarna brandt men de wond uit met kaliumpermanganaat. Onze Indische militairen nemen veelal kras sere maatregelen. Met het zakmes maken zij een flinke keep tusschen de beide roode De griezelige slang komt direct in een vroolijker daglicht te staan (juister nog: te liggen) wanneer wij haar het serpent noemen. Het serpent is dezelfde slang, maar bij het ge bruik van dat eigenaardige woord: serpent, wordt dadelijk de nadruk gelegd op zekere eigenschappen, die het verscheurende monster gemeen heeft met bepaalde vertegenwoordig sters van het menschelijke geslacht, onze tante Jaantje bijvoorbeeld. Het is in de familie dan ook niet ongéwoon, dat wij deze tante Jaantje een serpent noemen, ofschoon geen slangen bezweerder haar ooit te machtig geweest is. Vraagt gij, waarin onze tantje Jaantje met een slang overeenkomt? Ik zal het u vertellen. Om te beginnen heeft ze een giftige tóng en valsche tanden. Het is vanouds bekend, dat de slang dit ook heeft. De giftige tong dateert al uit het aardsche Paradijs, toen Eva verleid werd door de leugenachtige praatjes van de slang. Welnu: de praatjes van onze tante Jaantje (die overigens heelemaal niet verleide lijk is) hebben ook steeds zulk een leugenach tig karakter. Dat mensch kan de waarheid niet zeggen. Als ze vertellen wil, hoe de loodgieter zich juist stond uit te rekken, terwijl zij, die den loodgieter dan toch maar betaalt!, de kamer binnenkwam, dan maakt ze daar een drama in vijf bedrijven van. Het begint met de geboorte van den loodgieter, wiens vader en moeder door onze tante Jaantje worden voorgesteld als de meest wanordelijke schepselen Gods. Niets was, volgens haar, bij deze menschen in orde, zelfs hun huwelijk niet. Vervolgens dicht ze den loodgieter voldoende kwade eigenschappen toe, om daar een regiment van de zwaarste straf- gevangenen mee behept te laten zijn. Eindelijk verhaalt ze, hoe eerzaam en rustig zij zelf leeft en welke slechte bedoelingen de loodgieter had met zich uit te rekken. Een andere eigenschap, die tante Jaantje met het kruipend ongedierte gemeen heeft, is, dat ze altijd ergens aan komt langs geheim zinnige kronkelwegen. Toen ze laatst in Am sterdam was, liep ze op het Damrak. Ze kwam van den Dam af. En daar ontmoette ik onze tante Jaantje. „Lieve neef" zei ze, en dit was reeds leugentaal, want ik ben heelemaal niet lief „Lieve neef, kun je mij den koristen weg naar het Centraal Station wijzen?" „Daar zult u wel nooit komen," ant woordde ik. „Waarom niet?" vroeg onze tante Jaantje verbluft. „Dan zoudt u voor één keer den rechten weg moeten bewandelen en ik vrees, dat u daaraan sterven zou," was ons antwoord. Ja, die tante Jaantje van ons is een echt serpent! Wij hebben haar eens medegenomen naar de kermis, waar ze zich al spoedig misdroeg door hatelijkheden te zeggen over de juffrouw in de schiettent, die een achternicht schijnt te zijn van een bekend misdadiger, wat het kind ook niet helpen kan, temeer niet, omda» zij een glazen oog heeft, wat op onze tante Jaantje in het geheel geen gunstigen indruk maakte, want slangen schijnen wel eenig be zwaar te hebben tegen starende oogen. Wij troffen het dus bijzonder, dat er juist een tent met een slangenbezweerder op deze kermis stond en wij voerden onze tante daarheen. Ze zat te kijken, dat mensch, of haar heil er van af hing! En wat gebeurde? De slangenbe zweerder speelde op zijn fluit en staar-oogde, dat het een lust was. De slangen kwamen allen onder zijn invloed. Je zag ze tam worden! Daar ontmoette de bezweerder den blik van tante Jaantje.... De slangenbezweerder viel flauw. puntjes, waar de giftanden het vleesch raak ten, dan strooien zij 'n weinig buskruit in de wond of gieten er wat jenever in en laten het afbranden. Het middel is rationeel en lang niet zoo pijnlijk als men meent. In sommige deelen van Indië past men een andere methode toe. ©e gebetene of zijn mak kers zorgen in de eeaste plaats de slang, die aangevallen heeft, te dooden. Dan «nijden zij den kop af en druppelen het slangenbloed in de wond, die te voren opengesneden en uitge drukt is. Het schijnt, dat het bloed van het reptiel een antitoxine bevat, dat het vergif on werkzaam maakt. Men ziet dus, hoe het gevaarlijkste der die ren tegelijkertijd het geneesmiddel tegen het gevaar met zich draagt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10