Van de Pers-Tribune
Prikkeldraad
EEN TIENJARENPLAN VOOR ROME
EDUARD BROM
WOENSDAG 20 JULI
GROOTE PAROCHIES
Een rij van verordeningen, die voor
het kerkelijk leven van in
grijpend belang zijn
Bouw van vele nieuwe kerken
NATIONAAL
PADVINDERSKAMP
Kan-Verschuur
Op zijn zeventigsten verjaardag
,,'N DAAD VAN EENVOUDIGE
RECHTVAARDIGHEID
Eduard Brom
Theorie en practijk
Bedrijfsorganisatie
Vele buitenlanders
Het geheim
KOLONEL K. OUDENDIJK
Directeur in het luchtvaartbedrijf
te Soesterberg
DE TARWE-VEILINGEN
(Van onzen Romeinschen correspondent).
Rome, 4 Juli.
Toen kardinaal Marchettl-Selvaggiani
door den Paus tot zijn vicaris voor het dio
cees Rome werd benoemd, begreep een
ieder, dat er voor de zielzorg in Rome een
tijd van levendige activiteit en hervorming
aanbrak. Kardinaal Marchetti had zich
reeds in zijn vroegere functies, met name
als secretaris der Propaganda, de faam van
een ijzeren hand en doortastende energie
verworven. Volgens sommigen was die
energie zelfs te groot voor een kardinaal-
vicaris en dezen achtten zijn benoeming
onwaarschijnlijk. Maar de Paus was blijk
baar van meening, dat men voor het groote
werk van de reorganisatie van het diocees
Rome niet gauw energie te veel had.
Rome, dat in 1870 200.000 inwoners telde,
is sindsdien sterker gegroeid dan eenige
andere Italiaansche stad. Het tempo van
dien groei werd voortdurend sneller en in
de laatste tien jaren steeg het inwoneraan
tal van ongeveer 700.000 tot over een
millioen.
De fascistische regeering, die er, trots
haar Milaneeschen oorsprong de eerste
vergadering van den eersten „fascio" werd
in Maart 1919 in Milaan gehouden sterk
op bedacht is, Rome tot het effectieve mid
delpunt van Italië te maken, rekent er bij
den opzet van het nieuwe verkeersplan op,
dat de stad binnen afzienbaren tijd twee
millioen inwoners zal tellen.... zooals ten
tijde van de keizers.
De uitbreiding van de stad, waarbij bui
ten de poorten onafzienbare woonkwar-
tieren ontstonden, terwijl de binnenstad
meer en meer door kantoren en bureaux en
winkels ingenomen wordt, leidde vanzelf
ook tot onbevredigende toestanden op het
gebied der zielzorg. Terwijl de binnenstad
vol is met kerken één straat als de Corso
Umberto telt er al zeven of acht die, al
zijn het niet alle parochiekerken, toch in
de behoeften van het godsdienstig leven
overvloedig voorzien, zijn vaak geheele bui
tenwijken op een enkele parochie aange
wezen, die dan zestig of zeventigduizend
parochianen telt. Het aantal bedienende
geestelijken staat echter tot dat aantal in
geen verhouding, zoodat het niet zoo heel
erg overdreven is, wat een geestelijke zeide,
dat n.l. de pastoor en zijn kapelaan nét
werk hebben om 't doopboek bij te houden.
Een andere factor, die hier meespreekt, is
de betrekkelijke schaarschte aan priesters.
Betrekkelijk, want het schijnt vreemd van
schaarschte te spreken, waar blijkbare
overvloed is en waar de drommen van
priesterstudenten op sommige uren de
heele stad met hun zwarte, blauwe, paarse
of roode togen vullen. Maar het is een feit,
dat de administratie der geheele .Kerk, die
hier haar zetel heeft, veel priesters aan de
zielzorg onttrekt. En vaak zijn dit de be-
kwaamsten, niet enkel wijl dezen met voor
keur gezocht worden, maar ook, omdat in
deze ambtenarenstad wat Rome zoowel
op kerkelijk als op wereldlijk gebied is
velen door een bureau meer worden aan
getrokken dan door een pastorie.
In de genoemde groote parochies liggen
weliswaar vaak meerdere kloosterkerken,
wier bedienaren voor een deel in de ziel
zorg helpen voorzien. Maar dit alles is
uiteraard onsystematisch en onvoldoende
voor een goed-georganiseerde geestelijke
verzorging der bevolking met regelmatig
huisbezoek, degelijk godsdienstonderricht
en persoonlijke bekendheid van den pas
toor met zijn parochianen.
Eén van de groote werken, die de kardi
naal-vicaris begonnen is uit te voeren, is
dan ook de bouw van eenige tientallen
ordeningen, die ten doel hebben, sommige
meer algemeene misbruiken te bestrijden
en tot de strenge inachtneming der kerke
lijke voorschriften terug te keer en.
De eerste verordening, die reeds van
Maart dateert, verbiedt het gebruik op de
altaren van andere verlichtingsmiddelen
dan goede waskaarsen. Electrische lampen
en electrische kaarsen zijn verboden, niet
alleen op of bij de altaren, maar ook vóór
of rondom het Allerheiligste, wanneer dit
niet op het altaar is uitgesteld. Wat de ver
lichting der kerk betreft, is aan indirecte
verlichting de voorkeur te geven; bij fees
telijke plechtigheden zijn zichtbare lampen
toelaatbaar, maar slechts met mate en om
zichtigheid. Illuminatie met rijen van
lampjes, die de lijnen van zuilen e.d. vol
gen, is verboden, evenals „kransen, kroon
tjes, opschriften, monogrammen, harten,
zinnebeelden, stralen, sterren, rozenkran
sen, leliën, bloemen en welke andere om
lijsting ook" van lampen of lampjes rond
om beelden of schilderijen in de kerk. Met
name worden verder nog automatische
lampen verboden, die de geloovigen door
inwerpen van een geldstuk of op derge
lijke wijze kunnen ontsteken.
De naleving van deze verordening is in-
tusschen reeds door de technische commis
sie van het vicariaat gecontroleerd en me
nige electrische draad, die een stuiver-in
de gleuf-lampje voor een heiligenbeeld van
stroom voorzag, is door de tangen dier
commissie door geknepen, terwijl menige
met moeite getimmerde feestilluminatie
haar weg naar den zolder vond.
Zoo dit al den een of ander speet, was
het nog niet te vergelijken met het effect
van de tweede verordening, die den 23sten
Juni 1.1. gepubliceerd werd en eveneens den
eersten Juli moest zijn doorgevoerd. Daar
in wordt n.l. het gebruik veroordeeld, dat
in vele kerken heerscht, om aan de geloo
vigen kaarsen ter beschikking te stellen, die
zij voor heiligenbeelden kunnen ontsteken
op daartoe dienende kandelaars of kaarsen
houders „van de meest verscheidene en
bizarre vormen."
Deze kaarsenhouders, ook al zouden zij
artistieke waarde hebben, moeten verdwij
nen.
Verder richtte de verordening zich tegen
kunstbloemen van welke soort dan ook, die
in de kerk ontoelaatbaar zijn en tegen het
fotografeeren gedurende trouwceremonies,
enz.
De geestelijkheid wordt opgeroepen, tot
de doorvoering van deze maatregelen ijve
rig mede te werken. Van den anderen kant
zullen bij niet-naleving de kanonieke straf
fen, en ook evenredige geldboeten worden
toegepast.
In tal van kerken heeft deze verordening
nu groote veranderingen teweeggebracht,
waarbij er zijn, die menigeen, uit een ge-
voelsmotief, een oogenblik betreurt. Er wa
ren schilderachtige en devote kapellen,
stille en schemerige hoekjes in sommige
groote kerken, die men niet zonder lichten
weemoed ziet verdwijnen.
Niemand zal de blikken of porceleinen
kunstbloemen betreuren of de magnesium-
bliksems van de fotografen of de menigte
van bonte heiligenbeelden, die, wijl zij niet
uit edel materiaal bestaan, naar de gangen
of de zolders verhuisd zijn. Maar het ver
dwijnen van sommige devotiekapellen voelt
menigeen als een verlies.
Het is echter een offer, dat gebracht moet
worden. Want het doel van deze verorde
ningen is positief en zij putten zich niet
uit in enkel verboden.
Hun doel is, aan de ongetwijfeld leven
dige en groote devotie der Roméinsche ka
tholieken leiding te geven en haar van bij
komstigheden af te richten op het essen-
tieele. Tegelijk met al deze verboden bevat
ten zij dan ook aanwijzingen omtrent de
inrichting en de versiering van het sacra
mentsaltaar, dat de mooiste paramenten
moet hebben, die de kerk bezit en waar een
voldoende aantal bidstoelen den geloovi
gen gelegenheid tot ongestoord gebed moet
geven. En wat de verboden betreft, zegt de
verordening: „De clerus en de religieuzen
zullen den geloovigen de beweegredenen
van dit verbod begrijpelijk maken, en hen
aansporen, talrijk en zoo dikwijls mogelijk
de H. Mis te komen bijwonen, en de H.
Communie te ontvangen, hen er op wijzend,
dat een goed gehoorde Mis en een in de
juist gesteldheid ontvangene Communie
meer genaden en hemelsche gunsten
helpen verwerven dan duizenden kaarsen,
die vele dagen lang worden ontstoken."
Iedereen, die Rome bezocht heeft, heeft
zich wel eens gesticht aan de devotie van
het volk, dat geen van de tallooze kerken
geheel verlaten laat en sommige den ge-
heelen dag door tot een brandpunt van ge
bedsleven maakt. Hij heeft zich gesticht
aan het mystieke leven van vele dier ge
loovigen, die dagelijks hun contemplatief
bezoek aan het Allerheiligste brengen, maar
ook aan de oprechte devotie van eenvoudi
ge menschen, die hun zorgen en verlan
gens tot vlak bij het tabernakel brengen
en met God of hun beschermheilige spre
ken als met hun vader of hun broer. Maar
hij heeft zich ook verwonderd over de zon
derlinge lacunen of het gebrekkige funda
ment van die devotie, als hij degenen, die
talrijk de Mis bijwoonde, na de consecratie
achteloos zag wegwandelen of zich voor
alles méér interesseeren dan voor het H.
Offer.
Hier ligt de beteekenis van de verorde
ningen van den kardinaal-vicaris, die naar
verdieping, dat is naar vastere en diepere
fundeering van het godsdienstig leven stre
ven. Het wereldsche leven in Italië is on
der een straffe discipline gesteld, die
wat men ook van haar recht en beginsel
denken moge niet weinig tot een verso
bering van de openbare zeden en een ver
steviging van de karakters bijdraagt. Ook
voor het godsdienstig leven is daaraan in
menig opzicht behoefte. De landen met de
schilderachtigste devoties zijn niet altijd de
strijdbaarste gebleken, als de kerk in ge
vaar was. En men weet ook in Italië niet
wat de toekomst nog kan bergen.
Mgr. Aengenent
bij de Katholieke Verkenners
De eerste haring is geslagen, de eerste tent
gespannen voor het Nationale Padvinderskamp
te Wassenaar.
Op 2 Augustus zullen duizenden Padvinders
uit alle deelen van ons land en bovendien uit:
Engeland, Denemarken, Noorwegen, Frank
rijk. Hongarije, Amerika en Schotland (met pi-
per band) binnenstroomen. Zoo kan dan op
Woensdag 3 Aug. om 14 uur het kamp offici
eel geopend worden door Prins Hendrik, gaan
de vlaggen in top en wordt een groot défilé ge
houden der deelnemers, Dan beginnen de de
monstraties op het demonstratieterrein, welke
voor het publiek van de tribunes te volgen zijn.
Drie uur lang zal men geboeid worden door
een vlotte opeenvolging van spelen en vaardig
heden w.o. Niels Bukh oef., figuur loopen, tenten
opzetten, vuur maken op Indiaansche wijze,
boogschieten en lassowerpen in cow boy-cos-
tuum en Indianenkleeding, torens- en bruggen
bouw, troepkarrace, wielrijden met lassowerpen,
volksdansen in o.a. morriscostuum, vendel-
zwaaien (25 vendels) in dracht der oude gilden,
springen, duikelen, vlaggemast bouwen, enz.
Deze enorme demonstratie wordt herhaald
op 4, 6 en 11 Augustus.
Een fastistischen blik zullen de kampvuren
opleveren, waaraan duizenden plaats zullen
nemen. Op een verlicht podium naast de
vlammen, voeren de jongens hun recreaties uit.
Op 11 Augustus den dag, dat de Chief Scout
Lord Baden Powell komt, wordt om 9.30 uur
door den Bisschop van Haarlem een pontifi
cale H. Mis opgedragen in sub kamp J, waar de
„Kath. Verkenners" kampeeren. Dien dag zul
len ook de Padvindsters van het Ned. Meisjes
Gilde hun massabezoek aan het kamp brengen.
In verband met het te verwachten druk be
zoek zal er gedurende het kamp een faculta
tieve tramhalte zijn tegenover het hek, aan den
Benoordenhoutschen weg. Ten gerieve van het
publiek zal er tevens een groote cantine zijn,
een winkelstraat, een postkantoor terwijl er
ruime kampstraten zijn, waardoor men gele
genheid heeft het kamp te bezien. Het kamp
is 3-4-6-7-10 en 11 Aug. na 12 uur open voor
het publiek, op 5 en 9 Aug. nog van 1922 uur.
nieuwe kerken, resp. de verheffing van be
staande kerken tot parochies. In verschil
ler le gevallen zijn het kloosterkerken, die
tot parochies verheven worden; deze heb
ben het voordeel, dat zij meestal genoeg
priesters ter beschikking hebben, waarte
genover staat, dat dezen de drukke bezig
heden van de parochiezielzorg moeten doen
samengaan met de eischen van hun ordes
regel.
De Paus, zegt men, zou het voornemen
te kennen gegeven hebben, de reorganisatie
van zijn diocees in tien jaren tot voltooiing
te brengen. Een voornemen, dat (het zij
terloops opgemerkt!) van de ongebroken
regeerkracht en de goede gezondheid van
den H. Vader getuigt.
Maar dit „tienjarenplan" schept slechts
een uitwendig deel van het herzienings-
werk, dat de kardinaal-vicaris heeft onder
nomen. Inwendige vraagstukken hebben
evenzeer zijn aandacht. En onlangs, den
eersten Juli, zijn een rij van verordeningen
in werking getreden, die voor het kerkelijk
leven in Rome van ingrijpend belang zijn.
Het zijn verordeningen, die vooral de in
richting en versiering der kerken betref
fen, maar indirect ook betrekking hebben
op de geheele richting van het godsdienstig
leven. En daar Rome hier wellicht een voor
beeld zal zijn voor de andere Italiaansche
en ook niet-Italiaansche diocesen, is het
de moeite waard over deze „draconische
maatregelen", zooals men ze hier en daar
hoort noemen, iets naders mee te deelen.
In Maart van dit jaar dan heeft de kar
dinaal-vicaris een visitatie gehouden in alle
kerken, kapellen, bedehuizen enz. van het
diocees Rome. Gevolg van die visitatie wa
ren niet alleen voorzieningen in indivi-
dueele gevallen, maar ook een tweetal ver»
Er was een tijd, dat het Nederlandsche
volk een zijner ministers toezong:
O, o, o, Posthuma!
Ga maar naar Amerika!
Het was in den tijd, zoo schrijft
Quaeritur in „De Morgen" dat we alle
maal couponnetjesknippers waren, doch
niet om een arbeidsloos inkomen uit effec
ten te halen, wel om twee-en-een-half ons
brood en een homp eenheidsworst deelach
tig te worden.
I
„Nu is dezelfde Posthuma de man, die
een Minister met booze telegrammen be
stookt en in socialistische bladen wordt
geprezen, omdat in één haar van zijn snor
meer regeerkracht zit dan in de schedel
pannen van al onze Ministers bij elkaar.
Het publiek gnuift om zoo'n relletje tus-
schen groote mannen, omdat het weer eens
wat anders is dan de dagelijksche verkeers
ongevallen en de ontwapeningsconferentie.
Alleen jammer, dat de heeren het daarbij
gelaten hebben.
Een ander oud-minister heeft echter voor
het tweede oploopje gezorgd. Het is de wel
bekende Minister ter Bevordering van het
Blootshoofdsch Reizen Mr. J. B. Kah. Hij had
onderzocht wat er te doen zou zijn tegen de
malaise in de IJmuider visscherij en zonder
Lausanne, het Japansch-Chineesche conflict
en de goudbeweging van Amerika naar
Frankrijk erbij te halen, had hij een paar
dingen gevonden, die misschien konden hel
pen. Minister Verschuur gaf er geen asem
op. Toen werd er een briefje geschreven,
dat per ongeluk ook in de krant terecht
kwam waarin stond, dat de heer Kan het
niet langer deed vanwege de passiviteit der
Regeering.
Onmiddellijk stond er bij Zijne Excellentie
Verschuur een Journalist in de werkkamer.
die mocht vernemen, dat de Regeering niets
had aan zoo'n Kannelijk rapportje en dat
ze d'r al veel meer .van wist.
Nu moesten die twee maar eens doorzetten
en ons tot aan de Troonrede vergasten op "n
serie Open Brieven met parlementaire
krachttermen.
Dan kunnen de kranten den menschen
weer eens wat anders voorzetten dan het
eeuwige ge-Welter."
Tot zoover Quaeritur.
Wij constateeren echter in vollen ernst
mét „De Nederlander";
„In dezen zwaren tijd moet men aan ons
volk het schouwspel sparen van hoog- en
hoogst-geplaatsten, die kibbelen; die deni-
greerend over elkanders werk spreken; die
misschien vliegen afvangen.
Ons volk moet klaar weten, dat men thans
in „den Haag" waarachtig wel wat beters
te doen heeft. En op dat betere zich ook
verstaat."
Terecht schrijft ook „Ons Noorden" over
het geval:
„Zelfs al zou de heer Kan werkelijk mee-
nen, dat dit zoo was, dan nog paste het
hem niet op zoo openlijke wijze tegen een
minister der Kroon te velde te trekken en
diens prestige, in deze moeilijke tijden, op
die wijze te ondermijnen. Een oud-Minister,
lid van den Raad van State, heeft wel an
dere wegen om een dergelijke meening aan
een minister bekend te maken en zijn ambt
geeft hem veel minder vrijheid voor open
lijke critiek, dan van ieder ander wille-
ke"rig persoon. Dit had zeker iemand als
de heer Kan hooren te begrijpen. Trouwens,
de felle persoonlijke aanval, welke de socia
listische pers onmiddellijk uit het gerucht
makend optreden van den oud-Minister
smeedt en daarmee een nieuw wapen
schenkt ter motiveering van de zoo anti
nationale socialistische agitatie-politiek
Eduard Brom, onze katholieke dichter
van de laatste halve eeuw, wordt van
daag zeventig jaar, en van mensch
tot mensch wenschen wij hem natuurlijk
van harte geluk met het bereiken van een
zoo gezegenden leeftijd na een zoo schoon
leven.
Eduard Brom behoort echter tot de uit
verkoren stervelingen, die vandaag niet
ouder zijn dan gisteren, 'die het geheim der
eeuwige jeugd schijnen te bezitten en voor
wie een verjaardag ook een zeventigste
slechts betrekkelijke beteekenis heeft.
Na den dag van heden zal de mensch en
dichter Eduard Brom voortleven, als ware
er niets gebeurd, als bestonden er geen tij dj
perken in het aardsch bestaan; iederen
dag opnieuw zal zijn ziel weer in bloei
gaantot in lengte van jaren, om iederen
avond zich te sluiten, immer schooner, im
mer rijker....
Eduard Brom's jeugd duurt voort, en
't is dan ook niet zoozeer om een zeventig
jarige te bejubelen dan wel om „een daad
van eenvoudige rechtvaardigheid" te stel
len, dat wij hier een oogenblik aandacht,
eerbiedige aandacht vragen voor den mensch
en dichter Eduard Brom.
De dag van heden is ons een welkome en
jarenlang verbeide gelegenheid om ervan te
getuigen, wat Eduard Brom voor onze
katholieke Nederlandsche letterkunde in de
jaren van zijn „Opgang" beteekend heeft
en nadien is b 1 ij v e n beteekenen.
Onze jongeren kunnen het zich niet meer
herinneren, maar er is een tijd geweest, dat
een jonge, levenlustige bende van „Tachtig"
stormenderhand een eind maakte aan het
„kunsf'-monopolie van enkele zwaarwich-
tig-doende predikanten en enkele deftig-
liberale dichters:
De nieuwe beweging had veel goeds, maar
heidensch was zij tot in den grond; mét de
oude vormen versmaadde zij tevens den
godsdienstig-cultureelen inhoud
De Katholieken bleven verre van zulk een
beweging, mét het verwerpelijke ook het
goede èn schoone daarin negeerend en af
wijzend; verstandige katholieke ouders
en opvoeders waarschuwden de jeugd voor
het heidensche bederf, dat de nieuwe kunst
dreigde te brengen; een enkel gedichtje van
Jacques Perk mocht steelsgewijze afgeschre
ven worden, maar over 't algemeen was heel
tegen de maatregelen van deze Regeering,
zal de heer Kan wel reeds overtuigd hebben,
wel een gevaarlijk spel hij hier heeft ge
speeld.'*
Bern. Shaw is in Rusland geweest en is
danig uitgelachen om zijn relaas, waaruit
bleek, hoe hij door de Russen is beetge
nomen a la Potemkin. Thans heeft de
socialistische geestigaard een nieuw inci
dent beloopen. Hij gaf, naar „De Tijd" mee
deelt, n.l. in een radio-rede tot de Engél-
sche jeugd, den volgenden raad aan de
padvinders:
„Dom is het in tenten te slapen, wanneer
men eenvoudig eenige huizen kan binnen
dringen om het zich daar comfortabel in
te richten. En het loont evenmin, allerlei
levensmiddelen mede te nemen of te koo-
pen, wanneer men deze eenvoudig bij de
daar levende inwoners afdwingen kan."
De boyscouts hebben den theoretischen
raad van Shaw woordelijk opgevat. Toen
hij een dezer dagen van een uitstapje thuis
terug kwam, vond hij in alle kamers van
zijn huis boyscouts, die er zich zoo goed en
zoo kwaad als het ging, hadden genesteld
en er zich thuis gevoelden. De huishoudkast
hadden zij aangesproken.
De Engelsche bladen berichten, dat Shaw
een gezicht opzette als iemand, die „bonne
mine a mauvais jeu" maakte, maar dat hij
■erg tevreden was, toen de jongens later op
den dag het huis Ontruimd hadden. Hij zal
nooit meer door de radio der gelijken raad
geven.
De Moscouer „Roode Courant" bericht
inmiddels:
„Eene keurlezing uit de geschriften van
Bernhard Shaw zal binnenkort in de afdee-
ling buitenlandsche literatuur der G. I. X. L.
staatsuitgeverij van kunst-literatuur)
het licht zien.
Waarschijnlijk de dank voor de goede
reclame die hij voor de Sovjets maakte.
Het mag in twijfel getrokken, of er één
man bestaat, die meer gedaan heeft om de
traditioneele orde der dingen te ontwrichten
dan hij. Als een beeldstormer werpt hij alles
om, maar hij is niet in staat iets beter
daarvoor ia de plaats te geven."
de nieuwe literaire beweging „taboe" voor
de katholieke jeugd.
In die dagen: terecht!
Toen is het Eduard Brom geweest, die
den moed had
Huldigde hij in zijn eerste dichtersiaren
nog den ouden vorm (wat geen wonder be
hoeft te heeten, als we nagaan, dat zijn
eerste bundel „Gedichten", ingeleid door J.
A. Alberdingk Thym, verscheen in het jaar
1886!), in „Opgang" en in „Felice en an
dere Gedichten" vond hij zichzelf en heeft
hij de pioniersdaad gesteld: den nieuwen
vorm en den nieuwen geest der Tachtigers
voor den katholiek te accapareeren;
Brom heeft den moed gehad, in zekeren
zin een katholieke laat-Tachtiger te dur
ven zijn, en de katholieke jongeren van
toen en later kunnen hem daarvoor niet
genoeg erkentelijkheid betoonen.
't Lijkt thans zoo eenvoudig en zoo van
zelfsprekend, dat de katholieken de hei
densche beweging van Tachtig zooveel
mogelijk ten goede hebben helpen keeren
en voor de katholieke kunst zoo rijkelijk
mogelijk hebben benut, maar in Brom's
jonge jaren was dit een durf en een
praestatie, waarvan thans de beteekenis
nog maar moeilijk genoegzaam gewaar
deerd kan worden.
De dichter Brom is nooit een zielen -
bestormer, nooit een zielen-veroveraar ge
weest, maar met zachten drang, met veel
goeds en veel waars en veel schopns, heeft
hij zich een plaats verzekerd in het
artistieke hart van allen, die eerlijke dicht
kunst weten te waardeeren.
En niet alleen door zijn eigen nobele
dichterschap, ook door de cultiveering
en de bevordering van het dichterschap in
anderen heeft hij zich voor onze letter
kunde groote verdiensten vergaard; hij
was steeds een edelmoedig Maecenas in
belangeloosheid zonder grens, in opperste
goedheid en opheffende hartelijkheid.
Dat zóó'n dichter een goed mensch was,
iederen dag opnieuw, dat kón niet
anders.
Héél zijn leven is tot op den schoonen
dag van heden één mooi, gaaf, harmonisch
gedicht geweest!
En dit gedicht duurt voort....
L. S.
Deelnemers uit vele landen be
volken het Koloniaal Insti-
tuut te Amsterdam
Zijne Excellentie Minister Verschuur heeft
gezorgd dat de plechtige openingszitting van
het vijfde Internationaal Congres voor Weten
schappelijke Bedrijfsorganisatie in het Koloniaal
Instituut Maandagnamiddag te Amsterdam een
buitengewoon karakter droeg. Zoowel door het
wetenschappelijk gehalte van zijn rede als door
den katholieken geest die uit deze rede straalde,
waardoor het volle licht bij alle poging naar
rationalisatie van het bedrijf werd gewor
pen op de waardigheid van den mensch als
schepsel Gods. Hijriep niet alleen de werk
gevers maar óók de werknemers op om alle
aandacht en medewerking te betoonen bij de
behandeling en bestudeering der bedrijfsorga
nisatie.
Minister Verschuur heeft zijn rede in het
Fransch gehoudeneen Fransch dat door
de talrijke buitenlandsche afgevaardigden en
door de Nederlandsche congressisten, die de
groote aula vulden, met de grootste belangstel
ling werd gevolgd. De rede wekte een langdurig
applaus en werd blijkens de vele uitingen der
buitenlandsche deelnemers zeer gewaardeerd.
Na hem heeft wethouder Abrahams nog in
vier talen namens het gemeentebestuur met
enkele vriendelijke woorden allen mnnen de
hoofdstad het welkom toegeroepen.
De algemeene voorzitter professor Limperg
heeft mede in verschillende talen de congres
sisten bij aanvang en einde der openingsbijeen
komst toegesproken. Aanwezig waren o. a. de
waarn. Commissaris der Koningin in Noord-
Holland, de heer Gerhard. Minister de Geer,
een der twee eere-voorzitters, was verhinderd.
Zoowel uit Nederland als uit het buitenland
bleek de deelneming groot, zij het niet zoo
groot als bij de laatste congressen.
Uit de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
waren 10 afgevaardigden ingeschreven, uit
België 48, uit Bulgarije 1, uit Duitschland 22,
uit Engeland 15, uit Frankrijk 102, uit Hon
garije 19, uit Italië 33, uit Nederland een kleine
500, uit Ned.-Indië 2, uit Noorwegen 4, uit Oos
tenrijk 7, uit Polen 17, uit Roemenië 3, uit
Spanje 18, uit Tsjecho-Slowakije 9, uit Zweden
4, en uit Zwitserland 17. Behalve Nederland
komt dus Frankryk vooraan. Niet alle inge
schrevenen waren intusschen op het congres
ook aanwezig.
Verschillende zittingen
Gisteren zijn vier zittingen van 't congres
gehouden, deels in de groote, deels in de kleine
aula. Een zitting was gewijd aan de „standaard
methode voor de kostprijsberekening" onder lei
ding van den heer G. J. P. Hoogeweg. Deze
heette in het bijzonder welkom de heeren hof
raad dr. Edmond Palla en J. H. Hazutea, eere
voorzitters voor deze zitting. Hoewel deze zit
ting niet het vraagstuk der kostprijsberekening
zelf behandelt, maar de standaardmethoden
voor de verschillende economische groepen, con
stateerde de voorzitter met genoegen, dat deze
eerste zitting van het congres zooveel belang
stelling ondervond. De heer James Polak
opende de discussies met een uiteenzetting der
ingekomen praeadviezen. De moreele waarde
der overeenstemming tot normaliseering van de
kostprijsmethoden is deze, dat het een eerste
stap is tot samenwerking. De heer Williamson
was zeer sceptisch gestemd over de mogelijk
heid der invoering in Engeland.
„Rationalisatie en het onderwijs" werd be
handeld in een tweede zitting, waar verschil
lende sprekers het woord voerden over de
vraag: Op welke wijze de programma's voor het
onderwijs moeten worden ingericht, opdat de
beginselen der rationalisatie door het onder
wijs worden verbreid; en hoe zal daarmede de
opleiding van het onderwijzend personeel moe
ten worden?" Tien praeadviezen waren hier
over uitgebracht, o. a. ook door het speciaal
comité het Belgisch comité voor wetensehapp.
bedrijfsorganisatie en door ir. R. Drucker (Ne
derland) en ir. F. van Rij (Ned.-Indië).
In den middag werd onder leiding van dr. H.
J. Lovink door den rijkslandbouwconsulent ir.
P. A. van der Ban uit Leeuwarden een over
zicht gegeven der referaten betreffende voorbe
reiding, verdeeling en controle van den arbeid
in den landbouw. Daarbij waren referaten van
prof. Minderhoud uit Wageningen en den heer
Dijkhuis uit Groningen. Een tweede middag
zitting was gewijd aan de opleiding van toe
zichthoudend personeel. Ir. W. Maas Geestera-
nus van Werkspoor was hier voorzitter. Dr. ir.
J. Borren uit Hengelo leidde de rapporten in
van een achttal buitenlanders.
Herhaaldelijk is erop gewezen, dat „Het
Volk" en andere socialistische bladen
wellicht om blijk te geven van een mooi
ruim standpunt er geen been in zien,
aan hun lezers telkens weer godsdienst-
kwetsende en zedelij k-schunnige lectuur
voor te zetten.
Telkens weer dachten we: zouden die
roode lezers met dat alles nu principieel
instemmen of zouden ze het met goedmoe
dige onverschilligheid zoo maar slikken?
Onweerstaanbaar drong deze vraag zich
aan ons op, toen wij kennis namen van een
roman, welke eenigen tijd liep in „De Radio-
gids", het wekelijksch program-orgaan van
de V.A.R.A.
Zooiets gedurfds, zooiets zwoel-sensueels,
zooiets welhaast pornographisch was ons in
voor een ieder bereikbare bladen of perio
dieken nog maar zelden of nooit onder
't oog gekomen.
Klachten van lezers bleven voorzoover
wij konden nagaan uit, en we moesten
dus wel veronderstellen, dat de roode lezers
enlezeressen tegen zulke zedenbeder
vende lectuur geen bezwaar hadden: aldus
zal in die kringen de mentaliteit zijn, aldus
het gedachtenleven, aldus de smaak, aldus
de opvatting, zoo philosopheerden wij; die
dingen worden daarginds zeker niet erg ge
vonden, integendeel, graag genoten....
En we philosopheerden verder:
wie dergelijke lectuur savoureert, wie haar
in zijn huis toelaat, wie het niet erg vindt,
dat deze lectuur verspreid wordt en natuur
lijk een daaraan beantwoordende geestesge
steldheid bevordert, die zal 't ook wel niet
erg vinden, als zijrr omgeving in daden van
die geestesgesteldheid blijk geeft
Wij moeten een deel van de V.AjR.A.-Gids
lezers ons beleefd en eerlijk gemeend excuus
aanbieden: wij hebben ons in hen vergist,
wij hebben hen onbilijlk beoordeeld:
een deel van die lezers is wél in opstand
gekomen tegen dat schunnige geschrijf!
In enkele stedelijke buurtblaadjes im
mers komt een ingezonden artikel voor van
een lid der V.A.R.A. en lezer van den roo-
den radiogids, waarin o.a. als volgt gepro
testeerd wordt tegen dit soort van volksbe-
derf
„Sinds eenigen tijd ergeren ik en vele
andere Vara-leden zich over een deel van
den inhoud van den RadiogidsIk be
grijp niet, dat de redactie van den Gids
dergelijke lectuur kan toelaten in een or
gaan, dat door ieder gelezen wordt en dat
in meer dan honderdduizend gezinnen in
ons land komt. Het is eenvoudig schande
lijk en getuigt van een schromelijk tekort
aan besef van hetgeen wel en niet toelaat
baar isHet is lectuur, die als voorbeeld
van realistische en naturalistische litera
tuur kan dienen, en die naar mijn meening
gevaarlijk dicht de pornografie bena
dertWie het leest en onbevooroordeeld
oor deelen kan, zal het met mij eens zijn,
dat zooiets thuis hoort in Schundbladen als
de Zwarte Kat en Pan, die terecht verbo
den zijn, om hun schunnigheid en lage
speculatie op de ongëbonden hartstoch
tenHet is gewoonweg onbegrijpelijk,
dat uit de kringen van de beschaafde lei
ders der Arbeiderspers nog geen zoodanig
protest tegen deze prikkellectuur gekomen
isHet is mij bekend, dat tal van Vara-
leden zich schamen voor den inhoud van
dit laag-bij-de-grondsche verhaal en er
schande van spreken. Het is zelfs zoo, dat
ouders, die niet gaarne zouden willen, dat
hun kinderen dit mooie verhaal in handen
krijgen, de bladzijden waarop het gedrukt
is er haastig uitscheuren als de Gids in
huis komt of de Gids zelf angstvallig ver
borgen houdenHet wordt hoog tijd, dat
de leiders van de Arbeiderspers aan de Re
dactie van den Gids duidelijk maken, dat
zij met zulke lectuur de zaak niet die
nenAls Vara-lid schaam ik mij er voor.
En ik kan de Vara-leiding wel zeggen, dat,
wanneer men voortgaat deze lectuur te
plaatsen, waardoor het peil der Arbeiders
pers naar beneden wordt gehaald, er heel
wat bedankjes zullen komen...."
Citaten genoeg om te doen zien, dat niet
alle roode lezers onze philosophische ver
onderstellingen verdienden!
Gelukkig!
Maar hoe komt 't dan, dat wij na zoo
veel jaren van opmerkzaamheid den
rooden lezer zoo onbillijk beoordeelden?
De schrijver van bovenstaand stuk heeft
ons een licht doen opagan:
Hij heeft zoo schrijft hij té bevoeg-
der plaatse geprotesteerd, maar zijn protest
haalde niets uit, en zoo moet hij nu tot
stedelijke buurtblaadjes zijn toevlucht ne
men om zijn protest te doen klinken.
Protesten van lezers, die niet accoord
gaan met het schunnigs, dat de roode pers
hun voorzet, worden door de redacties dier
pers dus genegeerd en weggewerkt, en
zóó komt het, dat wij van denx rooden lezer,
een zoo ongunstigen indruk hebben gekre
gen.
Het geheim is opgelost.
Wij zijn daar blij om, maar hoe lang
zullen de roode lezers het nog dulden, dat
him journalistieke leiders zoo'n slechten
dunk van hen geven?
Naar wij vernemen, heeft de kolonel K. E.
Oudendijk tegen half Augustus ontslag uit den
militairen dienst gevraagd. Hij zal het departe
ment van defensie 13 Augustus verlaten en
op 15 Augustus zijn nieuwe functie van direc
teur van het Luchtvaartbedrijf te Soester
berg aanvaarden.
Deze functie houdt nauw verband met de
plannen tot reorganisatie van de Luchtvaart-
afdeeling.
Naar het „Handelsblad" verneemt zal de
overtollige tarwe vanwege de Tarwecentrale
worden geveild te Rotterdam door de heeren
Hagenbeek Van der Schalk en Broedelet
Bosman, makelaar in buitenlandsche tarwe te
Rotterdam. De eerste veiling zal, zooals men
weet, reeds qq Maandag 1 Augustus plaats heb
ben.
1
t
v