Van de Pers-Tribune Prikkeldraad EEN TIENJARENPLAN VOOR ROME EDUARD BROM WOENSDAG 20 JULI GROOTE PAROCHIES Een rij van verordeningen, die voor het kerkelijk leven van in grijpend belang zijn Bouw van vele nieuwe kerken NATIONAAL PADVINDERSKAMP Kan-Verschuur Op zijn zeventigsten verjaardag ,,'N DAAD VAN EENVOUDIGE RECHTVAARDIGHEID Eduard Brom Theorie en practijk Bedrijfsorganisatie Vele buitenlanders Het geheim KOLONEL K. OUDENDIJK Directeur in het luchtvaartbedrijf te Soesterberg DE TARWE-VEILINGEN (Van onzen Romeinschen correspondent). Rome, 4 Juli. Toen kardinaal Marchettl-Selvaggiani door den Paus tot zijn vicaris voor het dio cees Rome werd benoemd, begreep een ieder, dat er voor de zielzorg in Rome een tijd van levendige activiteit en hervorming aanbrak. Kardinaal Marchetti had zich reeds in zijn vroegere functies, met name als secretaris der Propaganda, de faam van een ijzeren hand en doortastende energie verworven. Volgens sommigen was die energie zelfs te groot voor een kardinaal- vicaris en dezen achtten zijn benoeming onwaarschijnlijk. Maar de Paus was blijk baar van meening, dat men voor het groote werk van de reorganisatie van het diocees Rome niet gauw energie te veel had. Rome, dat in 1870 200.000 inwoners telde, is sindsdien sterker gegroeid dan eenige andere Italiaansche stad. Het tempo van dien groei werd voortdurend sneller en in de laatste tien jaren steeg het inwoneraan tal van ongeveer 700.000 tot over een millioen. De fascistische regeering, die er, trots haar Milaneeschen oorsprong de eerste vergadering van den eersten „fascio" werd in Maart 1919 in Milaan gehouden sterk op bedacht is, Rome tot het effectieve mid delpunt van Italië te maken, rekent er bij den opzet van het nieuwe verkeersplan op, dat de stad binnen afzienbaren tijd twee millioen inwoners zal tellen.... zooals ten tijde van de keizers. De uitbreiding van de stad, waarbij bui ten de poorten onafzienbare woonkwar- tieren ontstonden, terwijl de binnenstad meer en meer door kantoren en bureaux en winkels ingenomen wordt, leidde vanzelf ook tot onbevredigende toestanden op het gebied der zielzorg. Terwijl de binnenstad vol is met kerken één straat als de Corso Umberto telt er al zeven of acht die, al zijn het niet alle parochiekerken, toch in de behoeften van het godsdienstig leven overvloedig voorzien, zijn vaak geheele bui tenwijken op een enkele parochie aange wezen, die dan zestig of zeventigduizend parochianen telt. Het aantal bedienende geestelijken staat echter tot dat aantal in geen verhouding, zoodat het niet zoo heel erg overdreven is, wat een geestelijke zeide, dat n.l. de pastoor en zijn kapelaan nét werk hebben om 't doopboek bij te houden. Een andere factor, die hier meespreekt, is de betrekkelijke schaarschte aan priesters. Betrekkelijk, want het schijnt vreemd van schaarschte te spreken, waar blijkbare overvloed is en waar de drommen van priesterstudenten op sommige uren de heele stad met hun zwarte, blauwe, paarse of roode togen vullen. Maar het is een feit, dat de administratie der geheele .Kerk, die hier haar zetel heeft, veel priesters aan de zielzorg onttrekt. En vaak zijn dit de be- kwaamsten, niet enkel wijl dezen met voor keur gezocht worden, maar ook, omdat in deze ambtenarenstad wat Rome zoowel op kerkelijk als op wereldlijk gebied is velen door een bureau meer worden aan getrokken dan door een pastorie. In de genoemde groote parochies liggen weliswaar vaak meerdere kloosterkerken, wier bedienaren voor een deel in de ziel zorg helpen voorzien. Maar dit alles is uiteraard onsystematisch en onvoldoende voor een goed-georganiseerde geestelijke verzorging der bevolking met regelmatig huisbezoek, degelijk godsdienstonderricht en persoonlijke bekendheid van den pas toor met zijn parochianen. Eén van de groote werken, die de kardi naal-vicaris begonnen is uit te voeren, is dan ook de bouw van eenige tientallen ordeningen, die ten doel hebben, sommige meer algemeene misbruiken te bestrijden en tot de strenge inachtneming der kerke lijke voorschriften terug te keer en. De eerste verordening, die reeds van Maart dateert, verbiedt het gebruik op de altaren van andere verlichtingsmiddelen dan goede waskaarsen. Electrische lampen en electrische kaarsen zijn verboden, niet alleen op of bij de altaren, maar ook vóór of rondom het Allerheiligste, wanneer dit niet op het altaar is uitgesteld. Wat de ver lichting der kerk betreft, is aan indirecte verlichting de voorkeur te geven; bij fees telijke plechtigheden zijn zichtbare lampen toelaatbaar, maar slechts met mate en om zichtigheid. Illuminatie met rijen van lampjes, die de lijnen van zuilen e.d. vol gen, is verboden, evenals „kransen, kroon tjes, opschriften, monogrammen, harten, zinnebeelden, stralen, sterren, rozenkran sen, leliën, bloemen en welke andere om lijsting ook" van lampen of lampjes rond om beelden of schilderijen in de kerk. Met name worden verder nog automatische lampen verboden, die de geloovigen door inwerpen van een geldstuk of op derge lijke wijze kunnen ontsteken. De naleving van deze verordening is in- tusschen reeds door de technische commis sie van het vicariaat gecontroleerd en me nige electrische draad, die een stuiver-in de gleuf-lampje voor een heiligenbeeld van stroom voorzag, is door de tangen dier commissie door geknepen, terwijl menige met moeite getimmerde feestilluminatie haar weg naar den zolder vond. Zoo dit al den een of ander speet, was het nog niet te vergelijken met het effect van de tweede verordening, die den 23sten Juni 1.1. gepubliceerd werd en eveneens den eersten Juli moest zijn doorgevoerd. Daar in wordt n.l. het gebruik veroordeeld, dat in vele kerken heerscht, om aan de geloo vigen kaarsen ter beschikking te stellen, die zij voor heiligenbeelden kunnen ontsteken op daartoe dienende kandelaars of kaarsen houders „van de meest verscheidene en bizarre vormen." Deze kaarsenhouders, ook al zouden zij artistieke waarde hebben, moeten verdwij nen. Verder richtte de verordening zich tegen kunstbloemen van welke soort dan ook, die in de kerk ontoelaatbaar zijn en tegen het fotografeeren gedurende trouwceremonies, enz. De geestelijkheid wordt opgeroepen, tot de doorvoering van deze maatregelen ijve rig mede te werken. Van den anderen kant zullen bij niet-naleving de kanonieke straf fen, en ook evenredige geldboeten worden toegepast. In tal van kerken heeft deze verordening nu groote veranderingen teweeggebracht, waarbij er zijn, die menigeen, uit een ge- voelsmotief, een oogenblik betreurt. Er wa ren schilderachtige en devote kapellen, stille en schemerige hoekjes in sommige groote kerken, die men niet zonder lichten weemoed ziet verdwijnen. Niemand zal de blikken of porceleinen kunstbloemen betreuren of de magnesium- bliksems van de fotografen of de menigte van bonte heiligenbeelden, die, wijl zij niet uit edel materiaal bestaan, naar de gangen of de zolders verhuisd zijn. Maar het ver dwijnen van sommige devotiekapellen voelt menigeen als een verlies. Het is echter een offer, dat gebracht moet worden. Want het doel van deze verorde ningen is positief en zij putten zich niet uit in enkel verboden. Hun doel is, aan de ongetwijfeld leven dige en groote devotie der Roméinsche ka tholieken leiding te geven en haar van bij komstigheden af te richten op het essen- tieele. Tegelijk met al deze verboden bevat ten zij dan ook aanwijzingen omtrent de inrichting en de versiering van het sacra mentsaltaar, dat de mooiste paramenten moet hebben, die de kerk bezit en waar een voldoende aantal bidstoelen den geloovi gen gelegenheid tot ongestoord gebed moet geven. En wat de verboden betreft, zegt de verordening: „De clerus en de religieuzen zullen den geloovigen de beweegredenen van dit verbod begrijpelijk maken, en hen aansporen, talrijk en zoo dikwijls mogelijk de H. Mis te komen bijwonen, en de H. Communie te ontvangen, hen er op wijzend, dat een goed gehoorde Mis en een in de juist gesteldheid ontvangene Communie meer genaden en hemelsche gunsten helpen verwerven dan duizenden kaarsen, die vele dagen lang worden ontstoken." Iedereen, die Rome bezocht heeft, heeft zich wel eens gesticht aan de devotie van het volk, dat geen van de tallooze kerken geheel verlaten laat en sommige den ge- heelen dag door tot een brandpunt van ge bedsleven maakt. Hij heeft zich gesticht aan het mystieke leven van vele dier ge loovigen, die dagelijks hun contemplatief bezoek aan het Allerheiligste brengen, maar ook aan de oprechte devotie van eenvoudi ge menschen, die hun zorgen en verlan gens tot vlak bij het tabernakel brengen en met God of hun beschermheilige spre ken als met hun vader of hun broer. Maar hij heeft zich ook verwonderd over de zon derlinge lacunen of het gebrekkige funda ment van die devotie, als hij degenen, die talrijk de Mis bijwoonde, na de consecratie achteloos zag wegwandelen of zich voor alles méér interesseeren dan voor het H. Offer. Hier ligt de beteekenis van de verorde ningen van den kardinaal-vicaris, die naar verdieping, dat is naar vastere en diepere fundeering van het godsdienstig leven stre ven. Het wereldsche leven in Italië is on der een straffe discipline gesteld, die wat men ook van haar recht en beginsel denken moge niet weinig tot een verso bering van de openbare zeden en een ver steviging van de karakters bijdraagt. Ook voor het godsdienstig leven is daaraan in menig opzicht behoefte. De landen met de schilderachtigste devoties zijn niet altijd de strijdbaarste gebleken, als de kerk in ge vaar was. En men weet ook in Italië niet wat de toekomst nog kan bergen. Mgr. Aengenent bij de Katholieke Verkenners De eerste haring is geslagen, de eerste tent gespannen voor het Nationale Padvinderskamp te Wassenaar. Op 2 Augustus zullen duizenden Padvinders uit alle deelen van ons land en bovendien uit: Engeland, Denemarken, Noorwegen, Frank rijk. Hongarije, Amerika en Schotland (met pi- per band) binnenstroomen. Zoo kan dan op Woensdag 3 Aug. om 14 uur het kamp offici eel geopend worden door Prins Hendrik, gaan de vlaggen in top en wordt een groot défilé ge houden der deelnemers, Dan beginnen de de monstraties op het demonstratieterrein, welke voor het publiek van de tribunes te volgen zijn. Drie uur lang zal men geboeid worden door een vlotte opeenvolging van spelen en vaardig heden w.o. Niels Bukh oef., figuur loopen, tenten opzetten, vuur maken op Indiaansche wijze, boogschieten en lassowerpen in cow boy-cos- tuum en Indianenkleeding, torens- en bruggen bouw, troepkarrace, wielrijden met lassowerpen, volksdansen in o.a. morriscostuum, vendel- zwaaien (25 vendels) in dracht der oude gilden, springen, duikelen, vlaggemast bouwen, enz. Deze enorme demonstratie wordt herhaald op 4, 6 en 11 Augustus. Een fastistischen blik zullen de kampvuren opleveren, waaraan duizenden plaats zullen nemen. Op een verlicht podium naast de vlammen, voeren de jongens hun recreaties uit. Op 11 Augustus den dag, dat de Chief Scout Lord Baden Powell komt, wordt om 9.30 uur door den Bisschop van Haarlem een pontifi cale H. Mis opgedragen in sub kamp J, waar de „Kath. Verkenners" kampeeren. Dien dag zul len ook de Padvindsters van het Ned. Meisjes Gilde hun massabezoek aan het kamp brengen. In verband met het te verwachten druk be zoek zal er gedurende het kamp een faculta tieve tramhalte zijn tegenover het hek, aan den Benoordenhoutschen weg. Ten gerieve van het publiek zal er tevens een groote cantine zijn, een winkelstraat, een postkantoor terwijl er ruime kampstraten zijn, waardoor men gele genheid heeft het kamp te bezien. Het kamp is 3-4-6-7-10 en 11 Aug. na 12 uur open voor het publiek, op 5 en 9 Aug. nog van 1922 uur. nieuwe kerken, resp. de verheffing van be staande kerken tot parochies. In verschil ler le gevallen zijn het kloosterkerken, die tot parochies verheven worden; deze heb ben het voordeel, dat zij meestal genoeg priesters ter beschikking hebben, waarte genover staat, dat dezen de drukke bezig heden van de parochiezielzorg moeten doen samengaan met de eischen van hun ordes regel. De Paus, zegt men, zou het voornemen te kennen gegeven hebben, de reorganisatie van zijn diocees in tien jaren tot voltooiing te brengen. Een voornemen, dat (het zij terloops opgemerkt!) van de ongebroken regeerkracht en de goede gezondheid van den H. Vader getuigt. Maar dit „tienjarenplan" schept slechts een uitwendig deel van het herzienings- werk, dat de kardinaal-vicaris heeft onder nomen. Inwendige vraagstukken hebben evenzeer zijn aandacht. En onlangs, den eersten Juli, zijn een rij van verordeningen in werking getreden, die voor het kerkelijk leven in Rome van ingrijpend belang zijn. Het zijn verordeningen, die vooral de in richting en versiering der kerken betref fen, maar indirect ook betrekking hebben op de geheele richting van het godsdienstig leven. En daar Rome hier wellicht een voor beeld zal zijn voor de andere Italiaansche en ook niet-Italiaansche diocesen, is het de moeite waard over deze „draconische maatregelen", zooals men ze hier en daar hoort noemen, iets naders mee te deelen. In Maart van dit jaar dan heeft de kar dinaal-vicaris een visitatie gehouden in alle kerken, kapellen, bedehuizen enz. van het diocees Rome. Gevolg van die visitatie wa ren niet alleen voorzieningen in indivi- dueele gevallen, maar ook een tweetal ver» Er was een tijd, dat het Nederlandsche volk een zijner ministers toezong: O, o, o, Posthuma! Ga maar naar Amerika! Het was in den tijd, zoo schrijft Quaeritur in „De Morgen" dat we alle maal couponnetjesknippers waren, doch niet om een arbeidsloos inkomen uit effec ten te halen, wel om twee-en-een-half ons brood en een homp eenheidsworst deelach tig te worden. I „Nu is dezelfde Posthuma de man, die een Minister met booze telegrammen be stookt en in socialistische bladen wordt geprezen, omdat in één haar van zijn snor meer regeerkracht zit dan in de schedel pannen van al onze Ministers bij elkaar. Het publiek gnuift om zoo'n relletje tus- schen groote mannen, omdat het weer eens wat anders is dan de dagelijksche verkeers ongevallen en de ontwapeningsconferentie. Alleen jammer, dat de heeren het daarbij gelaten hebben. Een ander oud-minister heeft echter voor het tweede oploopje gezorgd. Het is de wel bekende Minister ter Bevordering van het Blootshoofdsch Reizen Mr. J. B. Kah. Hij had onderzocht wat er te doen zou zijn tegen de malaise in de IJmuider visscherij en zonder Lausanne, het Japansch-Chineesche conflict en de goudbeweging van Amerika naar Frankrijk erbij te halen, had hij een paar dingen gevonden, die misschien konden hel pen. Minister Verschuur gaf er geen asem op. Toen werd er een briefje geschreven, dat per ongeluk ook in de krant terecht kwam waarin stond, dat de heer Kan het niet langer deed vanwege de passiviteit der Regeering. Onmiddellijk stond er bij Zijne Excellentie Verschuur een Journalist in de werkkamer. die mocht vernemen, dat de Regeering niets had aan zoo'n Kannelijk rapportje en dat ze d'r al veel meer .van wist. Nu moesten die twee maar eens doorzetten en ons tot aan de Troonrede vergasten op "n serie Open Brieven met parlementaire krachttermen. Dan kunnen de kranten den menschen weer eens wat anders voorzetten dan het eeuwige ge-Welter." Tot zoover Quaeritur. Wij constateeren echter in vollen ernst mét „De Nederlander"; „In dezen zwaren tijd moet men aan ons volk het schouwspel sparen van hoog- en hoogst-geplaatsten, die kibbelen; die deni- greerend over elkanders werk spreken; die misschien vliegen afvangen. Ons volk moet klaar weten, dat men thans in „den Haag" waarachtig wel wat beters te doen heeft. En op dat betere zich ook verstaat." Terecht schrijft ook „Ons Noorden" over het geval: „Zelfs al zou de heer Kan werkelijk mee- nen, dat dit zoo was, dan nog paste het hem niet op zoo openlijke wijze tegen een minister der Kroon te velde te trekken en diens prestige, in deze moeilijke tijden, op die wijze te ondermijnen. Een oud-Minister, lid van den Raad van State, heeft wel an dere wegen om een dergelijke meening aan een minister bekend te maken en zijn ambt geeft hem veel minder vrijheid voor open lijke critiek, dan van ieder ander wille- ke"rig persoon. Dit had zeker iemand als de heer Kan hooren te begrijpen. Trouwens, de felle persoonlijke aanval, welke de socia listische pers onmiddellijk uit het gerucht makend optreden van den oud-Minister smeedt en daarmee een nieuw wapen schenkt ter motiveering van de zoo anti nationale socialistische agitatie-politiek Eduard Brom, onze katholieke dichter van de laatste halve eeuw, wordt van daag zeventig jaar, en van mensch tot mensch wenschen wij hem natuurlijk van harte geluk met het bereiken van een zoo gezegenden leeftijd na een zoo schoon leven. Eduard Brom behoort echter tot de uit verkoren stervelingen, die vandaag niet ouder zijn dan gisteren, 'die het geheim der eeuwige jeugd schijnen te bezitten en voor wie een verjaardag ook een zeventigste slechts betrekkelijke beteekenis heeft. Na den dag van heden zal de mensch en dichter Eduard Brom voortleven, als ware er niets gebeurd, als bestonden er geen tij dj perken in het aardsch bestaan; iederen dag opnieuw zal zijn ziel weer in bloei gaantot in lengte van jaren, om iederen avond zich te sluiten, immer schooner, im mer rijker.... Eduard Brom's jeugd duurt voort, en 't is dan ook niet zoozeer om een zeventig jarige te bejubelen dan wel om „een daad van eenvoudige rechtvaardigheid" te stel len, dat wij hier een oogenblik aandacht, eerbiedige aandacht vragen voor den mensch en dichter Eduard Brom. De dag van heden is ons een welkome en jarenlang verbeide gelegenheid om ervan te getuigen, wat Eduard Brom voor onze katholieke Nederlandsche letterkunde in de jaren van zijn „Opgang" beteekend heeft en nadien is b 1 ij v e n beteekenen. Onze jongeren kunnen het zich niet meer herinneren, maar er is een tijd geweest, dat een jonge, levenlustige bende van „Tachtig" stormenderhand een eind maakte aan het „kunsf'-monopolie van enkele zwaarwich- tig-doende predikanten en enkele deftig- liberale dichters: De nieuwe beweging had veel goeds, maar heidensch was zij tot in den grond; mét de oude vormen versmaadde zij tevens den godsdienstig-cultureelen inhoud De Katholieken bleven verre van zulk een beweging, mét het verwerpelijke ook het goede èn schoone daarin negeerend en af wijzend; verstandige katholieke ouders en opvoeders waarschuwden de jeugd voor het heidensche bederf, dat de nieuwe kunst dreigde te brengen; een enkel gedichtje van Jacques Perk mocht steelsgewijze afgeschre ven worden, maar over 't algemeen was heel tegen de maatregelen van deze Regeering, zal de heer Kan wel reeds overtuigd hebben, wel een gevaarlijk spel hij hier heeft ge speeld.'* Bern. Shaw is in Rusland geweest en is danig uitgelachen om zijn relaas, waaruit bleek, hoe hij door de Russen is beetge nomen a la Potemkin. Thans heeft de socialistische geestigaard een nieuw inci dent beloopen. Hij gaf, naar „De Tijd" mee deelt, n.l. in een radio-rede tot de Engél- sche jeugd, den volgenden raad aan de padvinders: „Dom is het in tenten te slapen, wanneer men eenvoudig eenige huizen kan binnen dringen om het zich daar comfortabel in te richten. En het loont evenmin, allerlei levensmiddelen mede te nemen of te koo- pen, wanneer men deze eenvoudig bij de daar levende inwoners afdwingen kan." De boyscouts hebben den theoretischen raad van Shaw woordelijk opgevat. Toen hij een dezer dagen van een uitstapje thuis terug kwam, vond hij in alle kamers van zijn huis boyscouts, die er zich zoo goed en zoo kwaad als het ging, hadden genesteld en er zich thuis gevoelden. De huishoudkast hadden zij aangesproken. De Engelsche bladen berichten, dat Shaw een gezicht opzette als iemand, die „bonne mine a mauvais jeu" maakte, maar dat hij ■erg tevreden was, toen de jongens later op den dag het huis Ontruimd hadden. Hij zal nooit meer door de radio der gelijken raad geven. De Moscouer „Roode Courant" bericht inmiddels: „Eene keurlezing uit de geschriften van Bernhard Shaw zal binnenkort in de afdee- ling buitenlandsche literatuur der G. I. X. L. staatsuitgeverij van kunst-literatuur) het licht zien. Waarschijnlijk de dank voor de goede reclame die hij voor de Sovjets maakte. Het mag in twijfel getrokken, of er één man bestaat, die meer gedaan heeft om de traditioneele orde der dingen te ontwrichten dan hij. Als een beeldstormer werpt hij alles om, maar hij is niet in staat iets beter daarvoor ia de plaats te geven." de nieuwe literaire beweging „taboe" voor de katholieke jeugd. In die dagen: terecht! Toen is het Eduard Brom geweest, die den moed had Huldigde hij in zijn eerste dichtersiaren nog den ouden vorm (wat geen wonder be hoeft te heeten, als we nagaan, dat zijn eerste bundel „Gedichten", ingeleid door J. A. Alberdingk Thym, verscheen in het jaar 1886!), in „Opgang" en in „Felice en an dere Gedichten" vond hij zichzelf en heeft hij de pioniersdaad gesteld: den nieuwen vorm en den nieuwen geest der Tachtigers voor den katholiek te accapareeren; Brom heeft den moed gehad, in zekeren zin een katholieke laat-Tachtiger te dur ven zijn, en de katholieke jongeren van toen en later kunnen hem daarvoor niet genoeg erkentelijkheid betoonen. 't Lijkt thans zoo eenvoudig en zoo van zelfsprekend, dat de katholieken de hei densche beweging van Tachtig zooveel mogelijk ten goede hebben helpen keeren en voor de katholieke kunst zoo rijkelijk mogelijk hebben benut, maar in Brom's jonge jaren was dit een durf en een praestatie, waarvan thans de beteekenis nog maar moeilijk genoegzaam gewaar deerd kan worden. De dichter Brom is nooit een zielen - bestormer, nooit een zielen-veroveraar ge weest, maar met zachten drang, met veel goeds en veel waars en veel schopns, heeft hij zich een plaats verzekerd in het artistieke hart van allen, die eerlijke dicht kunst weten te waardeeren. En niet alleen door zijn eigen nobele dichterschap, ook door de cultiveering en de bevordering van het dichterschap in anderen heeft hij zich voor onze letter kunde groote verdiensten vergaard; hij was steeds een edelmoedig Maecenas in belangeloosheid zonder grens, in opperste goedheid en opheffende hartelijkheid. Dat zóó'n dichter een goed mensch was, iederen dag opnieuw, dat kón niet anders. Héél zijn leven is tot op den schoonen dag van heden één mooi, gaaf, harmonisch gedicht geweest! En dit gedicht duurt voort.... L. S. Deelnemers uit vele landen be volken het Koloniaal Insti- tuut te Amsterdam Zijne Excellentie Minister Verschuur heeft gezorgd dat de plechtige openingszitting van het vijfde Internationaal Congres voor Weten schappelijke Bedrijfsorganisatie in het Koloniaal Instituut Maandagnamiddag te Amsterdam een buitengewoon karakter droeg. Zoowel door het wetenschappelijk gehalte van zijn rede als door den katholieken geest die uit deze rede straalde, waardoor het volle licht bij alle poging naar rationalisatie van het bedrijf werd gewor pen op de waardigheid van den mensch als schepsel Gods. Hijriep niet alleen de werk gevers maar óók de werknemers op om alle aandacht en medewerking te betoonen bij de behandeling en bestudeering der bedrijfsorga nisatie. Minister Verschuur heeft zijn rede in het Fransch gehoudeneen Fransch dat door de talrijke buitenlandsche afgevaardigden en door de Nederlandsche congressisten, die de groote aula vulden, met de grootste belangstel ling werd gevolgd. De rede wekte een langdurig applaus en werd blijkens de vele uitingen der buitenlandsche deelnemers zeer gewaardeerd. Na hem heeft wethouder Abrahams nog in vier talen namens het gemeentebestuur met enkele vriendelijke woorden allen mnnen de hoofdstad het welkom toegeroepen. De algemeene voorzitter professor Limperg heeft mede in verschillende talen de congres sisten bij aanvang en einde der openingsbijeen komst toegesproken. Aanwezig waren o. a. de waarn. Commissaris der Koningin in Noord- Holland, de heer Gerhard. Minister de Geer, een der twee eere-voorzitters, was verhinderd. Zoowel uit Nederland als uit het buitenland bleek de deelneming groot, zij het niet zoo groot als bij de laatste congressen. Uit de Vereenigde Staten van Noord-Amerika waren 10 afgevaardigden ingeschreven, uit België 48, uit Bulgarije 1, uit Duitschland 22, uit Engeland 15, uit Frankrijk 102, uit Hon garije 19, uit Italië 33, uit Nederland een kleine 500, uit Ned.-Indië 2, uit Noorwegen 4, uit Oos tenrijk 7, uit Polen 17, uit Roemenië 3, uit Spanje 18, uit Tsjecho-Slowakije 9, uit Zweden 4, en uit Zwitserland 17. Behalve Nederland komt dus Frankryk vooraan. Niet alle inge schrevenen waren intusschen op het congres ook aanwezig. Verschillende zittingen Gisteren zijn vier zittingen van 't congres gehouden, deels in de groote, deels in de kleine aula. Een zitting was gewijd aan de „standaard methode voor de kostprijsberekening" onder lei ding van den heer G. J. P. Hoogeweg. Deze heette in het bijzonder welkom de heeren hof raad dr. Edmond Palla en J. H. Hazutea, eere voorzitters voor deze zitting. Hoewel deze zit ting niet het vraagstuk der kostprijsberekening zelf behandelt, maar de standaardmethoden voor de verschillende economische groepen, con stateerde de voorzitter met genoegen, dat deze eerste zitting van het congres zooveel belang stelling ondervond. De heer James Polak opende de discussies met een uiteenzetting der ingekomen praeadviezen. De moreele waarde der overeenstemming tot normaliseering van de kostprijsmethoden is deze, dat het een eerste stap is tot samenwerking. De heer Williamson was zeer sceptisch gestemd over de mogelijk heid der invoering in Engeland. „Rationalisatie en het onderwijs" werd be handeld in een tweede zitting, waar verschil lende sprekers het woord voerden over de vraag: Op welke wijze de programma's voor het onderwijs moeten worden ingericht, opdat de beginselen der rationalisatie door het onder wijs worden verbreid; en hoe zal daarmede de opleiding van het onderwijzend personeel moe ten worden?" Tien praeadviezen waren hier over uitgebracht, o. a. ook door het speciaal comité het Belgisch comité voor wetensehapp. bedrijfsorganisatie en door ir. R. Drucker (Ne derland) en ir. F. van Rij (Ned.-Indië). In den middag werd onder leiding van dr. H. J. Lovink door den rijkslandbouwconsulent ir. P. A. van der Ban uit Leeuwarden een over zicht gegeven der referaten betreffende voorbe reiding, verdeeling en controle van den arbeid in den landbouw. Daarbij waren referaten van prof. Minderhoud uit Wageningen en den heer Dijkhuis uit Groningen. Een tweede middag zitting was gewijd aan de opleiding van toe zichthoudend personeel. Ir. W. Maas Geestera- nus van Werkspoor was hier voorzitter. Dr. ir. J. Borren uit Hengelo leidde de rapporten in van een achttal buitenlanders. Herhaaldelijk is erop gewezen, dat „Het Volk" en andere socialistische bladen wellicht om blijk te geven van een mooi ruim standpunt er geen been in zien, aan hun lezers telkens weer godsdienst- kwetsende en zedelij k-schunnige lectuur voor te zetten. Telkens weer dachten we: zouden die roode lezers met dat alles nu principieel instemmen of zouden ze het met goedmoe dige onverschilligheid zoo maar slikken? Onweerstaanbaar drong deze vraag zich aan ons op, toen wij kennis namen van een roman, welke eenigen tijd liep in „De Radio- gids", het wekelijksch program-orgaan van de V.A.R.A. Zooiets gedurfds, zooiets zwoel-sensueels, zooiets welhaast pornographisch was ons in voor een ieder bereikbare bladen of perio dieken nog maar zelden of nooit onder 't oog gekomen. Klachten van lezers bleven voorzoover wij konden nagaan uit, en we moesten dus wel veronderstellen, dat de roode lezers enlezeressen tegen zulke zedenbeder vende lectuur geen bezwaar hadden: aldus zal in die kringen de mentaliteit zijn, aldus het gedachtenleven, aldus de smaak, aldus de opvatting, zoo philosopheerden wij; die dingen worden daarginds zeker niet erg ge vonden, integendeel, graag genoten.... En we philosopheerden verder: wie dergelijke lectuur savoureert, wie haar in zijn huis toelaat, wie het niet erg vindt, dat deze lectuur verspreid wordt en natuur lijk een daaraan beantwoordende geestesge steldheid bevordert, die zal 't ook wel niet erg vinden, als zijrr omgeving in daden van die geestesgesteldheid blijk geeft Wij moeten een deel van de V.AjR.A.-Gids lezers ons beleefd en eerlijk gemeend excuus aanbieden: wij hebben ons in hen vergist, wij hebben hen onbilijlk beoordeeld: een deel van die lezers is wél in opstand gekomen tegen dat schunnige geschrijf! In enkele stedelijke buurtblaadjes im mers komt een ingezonden artikel voor van een lid der V.A.R.A. en lezer van den roo- den radiogids, waarin o.a. als volgt gepro testeerd wordt tegen dit soort van volksbe- derf „Sinds eenigen tijd ergeren ik en vele andere Vara-leden zich over een deel van den inhoud van den RadiogidsIk be grijp niet, dat de redactie van den Gids dergelijke lectuur kan toelaten in een or gaan, dat door ieder gelezen wordt en dat in meer dan honderdduizend gezinnen in ons land komt. Het is eenvoudig schande lijk en getuigt van een schromelijk tekort aan besef van hetgeen wel en niet toelaat baar isHet is lectuur, die als voorbeeld van realistische en naturalistische litera tuur kan dienen, en die naar mijn meening gevaarlijk dicht de pornografie bena dertWie het leest en onbevooroordeeld oor deelen kan, zal het met mij eens zijn, dat zooiets thuis hoort in Schundbladen als de Zwarte Kat en Pan, die terecht verbo den zijn, om hun schunnigheid en lage speculatie op de ongëbonden hartstoch tenHet is gewoonweg onbegrijpelijk, dat uit de kringen van de beschaafde lei ders der Arbeiderspers nog geen zoodanig protest tegen deze prikkellectuur gekomen isHet is mij bekend, dat tal van Vara- leden zich schamen voor den inhoud van dit laag-bij-de-grondsche verhaal en er schande van spreken. Het is zelfs zoo, dat ouders, die niet gaarne zouden willen, dat hun kinderen dit mooie verhaal in handen krijgen, de bladzijden waarop het gedrukt is er haastig uitscheuren als de Gids in huis komt of de Gids zelf angstvallig ver borgen houdenHet wordt hoog tijd, dat de leiders van de Arbeiderspers aan de Re dactie van den Gids duidelijk maken, dat zij met zulke lectuur de zaak niet die nenAls Vara-lid schaam ik mij er voor. En ik kan de Vara-leiding wel zeggen, dat, wanneer men voortgaat deze lectuur te plaatsen, waardoor het peil der Arbeiders pers naar beneden wordt gehaald, er heel wat bedankjes zullen komen...." Citaten genoeg om te doen zien, dat niet alle roode lezers onze philosophische ver onderstellingen verdienden! Gelukkig! Maar hoe komt 't dan, dat wij na zoo veel jaren van opmerkzaamheid den rooden lezer zoo onbillijk beoordeelden? De schrijver van bovenstaand stuk heeft ons een licht doen opagan: Hij heeft zoo schrijft hij té bevoeg- der plaatse geprotesteerd, maar zijn protest haalde niets uit, en zoo moet hij nu tot stedelijke buurtblaadjes zijn toevlucht ne men om zijn protest te doen klinken. Protesten van lezers, die niet accoord gaan met het schunnigs, dat de roode pers hun voorzet, worden door de redacties dier pers dus genegeerd en weggewerkt, en zóó komt het, dat wij van denx rooden lezer, een zoo ongunstigen indruk hebben gekre gen. Het geheim is opgelost. Wij zijn daar blij om, maar hoe lang zullen de roode lezers het nog dulden, dat him journalistieke leiders zoo'n slechten dunk van hen geven? Naar wij vernemen, heeft de kolonel K. E. Oudendijk tegen half Augustus ontslag uit den militairen dienst gevraagd. Hij zal het departe ment van defensie 13 Augustus verlaten en op 15 Augustus zijn nieuwe functie van direc teur van het Luchtvaartbedrijf te Soester berg aanvaarden. Deze functie houdt nauw verband met de plannen tot reorganisatie van de Luchtvaart- afdeeling. Naar het „Handelsblad" verneemt zal de overtollige tarwe vanwege de Tarwecentrale worden geveild te Rotterdam door de heeren Hagenbeek Van der Schalk en Broedelet Bosman, makelaar in buitenlandsche tarwe te Rotterdam. De eerste veiling zal, zooals men weet, reeds qq Maandag 1 Augustus plaats heb ben. 1 t v

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5