Van de Pers-Tribune
Prikkeldraad
BILLIJKHEID DER WEGENBELASTING
Voortvarendheid bij
den wegenaanleg
De boeteprocessie naar
Hetloo
CONTINGENTEERINGSONTWERPEN
VRIJDAG 22 JULI
In het belang van woon-en industrie
centra in Rijk en Provincie
WERKING DER WET
De noodzakelijke
verbetering
In het belang van woon- en
industrie-centra
Ook een provinciaal
wegenplan
PROPAGANDA VOOR NEDER-
LANDSCH FABRIKAAT
Deelneming der
R.K. Statenfractie in N.H.
EDUARD BROM 70 JAAR
WERKVERSCHAFFING
1
De huldiging van den heer Eduard Brom te Amsterdam ter ge
legenheid van zijn 70sten verjaardag. De heer Frank Luns wenscht
den jubilaris geluk.
OP HET BINNENHOF
DOOR EERSTE KAMER
AANGENOMEN
Bezwaren in verband met het
internationaal deviezen-
verkeer
De kippenhouderij
„Christelijke stormtroepen"
'n Goede truc?
Zaken zijn zaken!
DE KONINGIN
IN ZWITSERLAND
Ter inlichting aan degenen, die nog niet
voldoende overtuigd zijn van de voort
varendheid der - verschillende over
heidsinstanties met betrekking tot onzen
■wegenaanleg en onze wegenverbetering,
komt het ons niet ondienstig voor een be
knopt relaas te geven van de werking der
wet, waarop de geheele wegenverbetering-
politiek steunt.
Dat bij velen nog een verkeerd begrip
bestaat over de werking der genoemde wet,
blijkt uit de nog vele tot de overheid ge
richte klachten en wenschen van weg
gebruikers, in het bijzonder ten aanzien van
den toestand van een bepaalde categorie
van wegen, wenschen, welker vervulling
zou zijn een tegemoetkoming aan vaak per
soonlijke belangen met opoffering van de
algemeene belangen, welke ook hier voor
alles dienen te worden behartigd.
In onzen wegenaanleg en -verbetering,
zooals zij zijn en worden opgezet overeen
komstig de in de wet d.i. de Wegenbe
lastingwet van 30 December 1926, Stbld. 464
gegeven richtsnoeren, zit systeem, dat
gerust het epitheton „behoorlijk" mag dra
gen. Natuurlijk blijven ook hier wenschen
onbevredigd. Het is menschenwerk en dus
als zoodanig niet volmaakt. Dat het systeem
en de wijze, waarop het wordt toegepast,
nochtans en niet in de laatste plaats bij
de weggebruikers zelve zooveel waardee
ring vinden, mag in niet geringe mate wor
den toegeschreven aan zooals gezegd
de prijzenwaardige voortvarendheid der be
trokken overheidsorganen, een voortvarend
heid op haar beurt mogelijk gemaakt door
de opbrengst der inderdaad niet geringe
wegenbelasting, welke de wet aan de wegge
bruikers oplegt.
De considerans nu van de Wegenbelas
tingwet luidt: „Alzoo Wij in overweging
genomen hebben, dat het noodig is om
van Rijkswege eene belasting te heffen en
verdere voorzieningen te treffen ter verze
kering van den aanleg, de verbetering en het
onderhoud van openbare verkeerswegen te
land;
Zoo is het.... enz."
Inderdaad, genoemde noodzaak was in
hooge mate aanwezig. De urgentie tot re
geling dezer materie werd door nagenoeg
iederen weggebruiker ten volle erkend. Voor
elkeen was het duidelijk, dat de ontwikke
ling van het moderne verkeer een gron
dige herziening van den toestand der we
gen, zoowel wat hun lengte- als hun
dwarsprofiel betrof, ten zeerste noodig
maakte.
Eensdeels hadden de wegen, tengevolge
van de naoorlogsche toename van het ver
keer te lijden gehad. De constructie van de
wegen toch was niet bestand tegen de
steeds toenemende verkeersintensiteit en
ook niet tegen den aard van het verkeer.
De zuigende werking der vaak met groote
snelheid voortbewogen autobanden ver
nielden al wat in den weg los en vast zat.
Bij het ontbreken van beperkende bepalin
gen m.b.t. de constructie der motorrijtui
gen, de snelheid waarmede gereden mocht
worden, het toelaatbare laadgewicht, enz.,
was het geen wonder, dat de wegen aan
volkomen vernieling waren prijsgegeven.
Anderdeels ontbraken ten eenenmale de
middelen om het onderhoud en de verbe
tering der wegen te doen aanpassen aan
het zich zoo zeer ontwikkelende verkeer.
De onderhoudplichtigen van de wegen
waren over het algemeen wel van goeden
wil, doch hun vaak lofwaardige pogingen
de wegen in een behoorlijken staat te bren
gen en te houden, leden schipbreuk op de
beperkte geldmiddelen. Deze stonden een
onderhoud en een moderne verbetering in
den weg.
Weliswaar golden de zooeven genoemde
bezwaren niet in zoo erge mate voor het
Rijk den beheerder der meeste groote
verkeerswegen doch het kwam en
zeer terecht niet rationeel voor het volk
in al zijn geledingen te laten betalen voor
een object, dat in de eerste plaats waarde
had voor den gebruiker daarvan.
De Wegenbelastingwet nu heeft den stoot
gegeven tot de moderniseering van ons we
gennet, omdat zij een stelsel in het leven
riep, waarmede het mogelijk is de gelden
te vinden om de aan de moderniseering
der wegen verbonden kosten te bestrijden.
Primaire, secundaire en
tertiaire wegen
Gaan we nu over tot de bespreking van
dat door den wetgever geconcipieerde
systeem, dan dient onderscheid te
worden gemaakt in de soort der wegen en
wel naar de mate van hun verkeersbe-
lang. We spreken daarom van primaire,
secundaire en tertiaire wegen. De wet
maakt alleen onderscheid tusschen beide
eerstgenoemde categorieën, met de kenne
lijke bedoeling, dat het algemeen belang
eischt, dat deze van de trits de meest be
langrijke omvattende de hoofd verkeers
wegen en de voor interlocaal verkeer be
stemde wegen, zoo spoedig mogelijk aan be
hoorlijke eischen voldoen. Daarna kan aan
het tertiaire wegennet (wegen van plaat
selijke be teekenis) de noodige aandacht
worden geschonken.
De wet roept vooreerst een Rijkswegen
plan in het leven, d.i. een staat, bevatten
de bestaande en de aan te leggen wegen,
welke hoofdverbindingen vormen voor
doorgaand verkeer, hoofdzakelijk ten ge-
bruike van motorrijtuigen, welke uit hoofde
van hun verschillende eigenschappen veel
hoogere eischen aan den weg stellen dan
met dierlijke kracht voortbewogen wagens.
In de eerste plaats wordt deze categorie
van wegen gevormd door de meeste Rijks
wegen, doch ook eenige, bij anderen
dan het Rijk in beheer en onderhoud
zijnde, zeer belangrijke verkeerswegen vin
den een plaats op het evengenoemde we
genplan.
Zooals werd opgemerkt, de op het Rijks
wegenplan voorkomende wegen zijn van
primair belang, omdat zij de hoofdverbin
dingen vormen tusschen belangrijke woon-
en industriecentra. Eisch is dus, dat de ver
betering van deze wegen in de eerste plaats
wordt ter hand genomen en wel in een zoo
snel mogelijk tempo. De wijze waarop deze
verbetering en de aanleg moet plaats vin
den is omschreven in het plan.
Naast het Rijkswegenplan wordt inge
volge de wet door de Staten der elf
provinciën voor elk gewest een pro
vinciaal wegenplan vastgesteld, bevattende
de bestaande en de aan te leggen wegen,
welke in de provincie noodig zijn als ver
bindingen voor doorgaand verkeer met mo
torrijtuigen, hoofdzakelijk tusschen de groo-
tere gemeenten, doch ook of tevens tus
schen twee aangrenzende provinciën. Ver
der bevat ook het Provinciaal wegenplan
wegen, die voor het algemeen verkeer eer
lang beteekenis zullen verkrijgen.
De op het Rijkswegenplan en de Pro
vinciale wegenplannen voorkomende wegen
zullen het toekomstige net van openbare,
modern geconstrueerde wegen vormen, we
gen, welke alzoo vooreerst zullen moeten
tegemoetkomen aan de eischen, door het
moderne verkeer aan den weg gesteld en
welke zullen moeten voorzien in de behoef
ten van de verkeerstoekomst en wel van
een afzienbare toekomst, want de wegen
plannen moeten, volgens de wet, ten min
ste eenmaal in de tien jaren worden her
zien. Het is duidelijk, dat door het stellen
van dezen, niet al te langen termijn, eener
zijds rustig een niet aan voortdurende wis
seling onderhevig werkschema voor de we
genverbetering kan worden opgezet en
zooveel mogelijk uitgevoerd, anderzijds na
afloop van dezen termijn rekening kan
worden gehouden met verkeersbelangen op
wegen, welke tot nu geen plaats op de
wegenplannen vonden.
Commissie van advies geinstalleerd
De Minister van Economische Zaken en Ar
beid heeft Woensdagmorgen in een der zalen
van zijn Departement de Commissie geïnstal
leerd, welke hem van advies zal hebben te die
nen, inzake de propaganda voor Nederlandsch
fabrikaat, waarvoor op de begrooting voor het
loopende jaar gelden zijn uitgetrokken.
In zijne installatie-rede wees de Minister er
op dat de aanduiding Nederlandsch fabrikaat
eenigszins onvolledig was. Immers het gaat hier
om de bevordering van het gebruik niet alleen
van industrieele voortbrengselen van Neder-
landschen oorsprong, doch ook van de produc
ten van den Nederlandschen landbouw in zijne
verschillende geledingen.
Hoewel zich in de waardeering van hetgeen
het eigen land kan opleveren eene kentering
merkbaar maakt, is nog niet genoegzaam in
alle kringen der bevolking doorgedrongen, dat
het oneconomisch is van verre te laten komen
wat men ook van dichtbij kan betrekken. Het
is economisch, dat men het fabrikaat gebruikt
zoo dicht mogelijk bij de plaats, waar het ge
produceerd wordt en uit dien hoofde is het nut
tig, dat men aan het eigen fabrikaat aandacht
besteedt. De Minister is overtuigd, dat de Ne-
derlandsche producent alle aandacht zal wijden
aan qualiteit en prijs. Het zal daarbij in vele
gevallen noodzakelijk zijn naar kostprijs-verla
ging te streven, in aanpassing aan het niveau
van de wereldmarkt. Nauwkeurige statistische
gegevens omtrent het aandeel der Nederland-
sche productie in de voorziening der binnen-
landsche markt zijn niet beschikbaar. De sta
tistiek van voortbrenging en verbruik kan niet
op volledigheid bogen. Wel zijn eenige bereke
ningen uitgevoerd omtrent het aandeel, dat
van onze productie voor binnenlandsch ver
bruik is bestemd. Hieruit blijkt, dat, al moge
de uitvoerhandel een levensbelang zijn voor vele
bedrijven van ons land, de afzet op de binnen-
landsche markt daarnaast een factor is, die
geenszins mag worden verwaarloosd. Het stre
ven zal er dus op moeten zijn gericht dien af
zet te behouden en waar mogelijk uit te brei
den. Daarbij denkt de Minister ook aan de
overzeesche deelen van het Rijk.
Het op de begrooting uitgetrokken bedrag
van 100.000 is onvoldoende om eene groote
propaganda-beweging te financieren. Het gaat
hier echter om de richtlijnen en het toegestane
bedrag moet slechts dienen om deze beweging
in gang te zetten, waarna de verdere propagan
da uit het bedrijfsleven zelf zal moeten worden
bekostigd.
De Commissie zal richtlijnen hebben aan te
geven ten aanzien van dit streven waartoe
vooral in deze tijden, nu de export met groote
moeilijkheden heeft te kampen, meer dan an
ders aanleiding bestaat terwille van de instand
houding der werkgelegenheid in ons land. De
Minister meent zich van aanwijzingen omtrent
den aard dier richtlijnen te kunnen onthouden,
waar in deze Commissie vertegenwoordigd zijn
de vier groote industrieele organisaties, bene
vens de tuinbouw- en de zuivelnijverheid, zoo
wel als de Rijkscommissie Werkverruiming en
de Vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat", die
elk op haar terrein reeds belangrijk propagan
dawerk hebben verricht. Het secretariaat der
vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat", dat in
het bijzonder op het terrein der industrieele
propaganda op ervaring kan bogen, is geroe
pen tot de uitvoering van de maatregelen,
waartoe, na advies van deze Commissie, mocht
worden besloten. Bij de uitvoering van hare
taak zal de Commissie wellicht behoefte ge
voelen aan voorlichting van hen. die zich op
reclamegebied gespecialiseerd hebben. In dit
verband wijst de Minister op het op dit terrein
bij uitstek deskundige Genootschap voor Re
clame.
De Minister vertrouwt, dat de samenwerking
in deze Commissie vruchtbaar zal zijn en ziet
hare adviezen met belangstelling tegemoet.
De rede van den Minister werd door den
voorzitter der Commissie, den heer mr. M. P.
L. Steenberghe, beantwoord.
Naar wij vernemen, is door enkele R.K. Sta
tenleden van Noord-Holland, het initiatief ge
nomen tot deelneming aan de boeteprocessie
naar Heiloo op a.s. Zaterdag.
Vertrouwd wordt, dat zooveel katholieke Pro
vinciale Statenleden als mogelijk de processie
zullen vergezellen, om aldus opnieuw van hun
belangstelling voor den nood in den tuinbouw
blijk te geven.
Het programma
Het hoofdbestuur van den L. T. B. publiceert
het volgende programma:
1. De hoogeerw. deken Rengs van Alkmaar
zal om half een het Lof met processie doen;
2. De heer Duyvis, organist en koor-directeur
te Zuid-Scharwoude heeft op verzoek van het
bestuur van den L. T. B. welwillend de leiding
aanvaard voor Hoogmis en Lof;
3. Vóór de Hoogmis worden onze leden, die te
vens leden van zangkoren zijn, verzocht de li
turgische gezangen onder leiding van genoem
den heer Duyvis uit te voeren;
4. In het Lof zingen allen mede. Ieder wordt
daartoe in staat gesteld door een boekje, dat
wordt uitgereikt;
5. De Processie trekt op, na het „Salve Re-
gina" in twee rijen, steeds drie personen naast
elkaar; tusschen de rijen in gaan de geestelijk
adviseurs;
6. Zoodra de Processie een aanvang neemt,
wordt de psalm „Miserere" aangeheven. Rij
om rij worden de verzen gezongen;
7. Zoodra het „Miserere" teneinde is, wordt
begonnen met de aanroepingen. De rechterzijde
zet in, de linkerzijde herhaalt telkens den
zelfden aanroep;
8. Bij het driemaal inzetten, telkens in hoo-
geren toon, van: Adoremus in Aeternum, Par
ee Domine, Monstra te esse matrem, zijn daar
toe de aangewezenen de geestelijk adviseurs;
9. Bij het rustaltaar wordt een luide aanbid
ding gehouden, en de Acte van Eerherstel aan
het H. Hart van Jezus gebeden van Z. H. Paus
Pius XI. Daarna wordt het „Tantum Ergo"
gezongen en de Zegen met het Allerheiligste ge
geven.
10. Bij het terugtrekken van de processie van
het rustaltaar wordt het „Te Deum" aangehe
ven.
11. In de bedevaart-kerk teruggekomen wordt
nogmaals het „Tantum Ergo" gezongen en de
Zegen met het Allerheiligste gegeven.
12. Na het Lof wordt gezongen „Lieve Moeder
van den Heer."
Daarna gaat men onmiddellijk naar de ver
trekkende treinen.
N.B.
Een ieder knippe deze mededeelingen uit, be-
studeere ze nauwkeurig en houde er zich stipt
aan. Al komen er dan ook duizenden, dan nog
zal alles ordelijk en stichtend verloopen.
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft
aan alle inspecties van de werkverschaffing
medegedeeld, dat in overleg met de Ned.
Heidemaatschappij een regeling is getroffen,
waardoor de algemeene controle, welke deze
instelling namens het Rijk op de werkver-f'
schaffingen, welke onder leiding van gemeente-
personeel staan, uitoefent, voortaan beter tot
haar recht komt. Door een nieuwe indeeling der
ambtsgebieden, aanwijzing van bijzonder perso
neel enz., zal het de Ned. Heidemaatschappij
mogelijk zijn, deze algemeene controle geheel
overeenkomstig de wenschen van den minister
uit te oefenen.
Het ontwerp, dat aan de Regeering de be
voegdheid geeft, ook van Nederlandsche zijde
te gaan ingrijpen in het internationaal deviezen-
verkeer, is in de Eerste Kamer op geenerlei
tegenstemming gestooten. Een viertal leden
wijdde er beschouwingen aan en zelfs de liberaal
Koster, die altijd nog met leede oogen ziet, hoe
zelfs de vrijhandelaars wel met den stroom des
tijds meemoeten, legde zich namens de Vrij-
heidsbondsche fractie bij het ontwerp neer. Wèl
trachtte hij nog met cijfers aan te toonen, dat
het percentage van den invoer, dat door uitvoer
gedekt is, sedert 1931 iets is opgeloopen, doch
minister Verschuur gaf hem terecht den raad,
nog wat verder in het verleden terug te blikken.
Dan ziet men, dat werkelijk nog steeds oppassen
de boodschap is. Wij begrijpen trouwens niet
goed, hoe de heer Koster vlak, nadat hij betoogd
heeft, dat Nederland geen beteren toestand zou
hebben geschapen, indien het vroeger een ande
ren weg op handelspolitiek gebied had inge
slagen, zijn steun kan geven aan den maatregel,
die ons thans met recht overstag doet gaan. In
zijn gedachtengang bestaat daartoe dan toch
geenerlei motief. Voor hem moet dan veeleer
gelden: houden, wat we hebben.
De mogelijkheid van deviezenbeperking onzer
zijds doet ons prof. Diepenhorst beklemtoon
de dit nog eens opeens midden in de totnogtoe
afgewezen actieve handelspolitiek belanden.
Gold totnogtoe, zelfs nog bij de contingentee-
ringswet, dat er geen discriminatie zou plaats
hebben, dat alle landen gelijkelijk zouden wor
den behandeld, thans wil men bewust onder
scheid maken. Vooral Duitschland heeft men
daarbij op het oog.
De voorzitter der Katholieke fractie, mr. van
In enkele katholieke bladen is tamelijk
alarmeerend geschreven over zeer duistere
plannen, welke door katholieke kiezers hier
en daar gekoesterd zouden worden om de
katholieke Staatspartij voor 'n deel de
lucht in te laten vliegen, althans een be
hoorlijke opruiming te houden onder de
zittende Kamerleden.
Wij hebben het geval niet al te ernstig
genomen en er daarom ook niet te veel
aandacht voor gevraagd; 't is dan ook
met voldoening, dat wij in het jongste cor
respondentieblad „De R. K. Staatspartij
over die „Christelijke stormtroepen" het
volgende lezen:
„De Partijleiding is sinds eenige maanden
geheel op de hoogte van dezen nieuwen
opzet. Zelfs het eerste ontwerp van actie,
dat later onder meer deskundige hand aan
merkelijk is gewijzigd, kwam te onzer
kennis.
Hieruit blijkt voldoende, welke waarde
aan de „geheimzinnigheid" moet worden
toegekend.
Intusschen moet men er voor waken de
zaak al te tragisch op te vatten, gelijk in
persbeschouwingen is geschied.
Wij zijn geen bewonderaars van „ge
heime organisaties,"x van „cellen" en derge
lijke. Het zit zoo'n beetje in de lucht, die
van onze Oostgrens is komen overwaaien,
om met stormafdeelingen en andere for
maties te werken. En deze met een geheim
zinnige sfeer te omgeven. Die methode
lijkt ons niet gelukkig.
Maar wij zouden de initiatiefnemers toch
in bescherming willen nemen tegen het
verwijt als zouden zij een omwenteling of
scheuring in onze partij voorbereiden.
Dat bedoelen zij zeker niet.
Zij bedoelen een vurig tempo, een voor-
uistrevend enthousiasme, een frissche
daadkracht in onze politieke activiteit te
bevorderen. Geïnspireerd door „Rerum No
varum" en „Quadragesimo Anno."
Dit is alles zoo volkomen reglementair
en volgens de goede vrijheidstraditie onzer
Partij in het openbaar na te streven, dat
wij er geen enkele aanmerking op zouden
willen maken.
Alleen de methode is ondeugdelijk.
Onder ons, Katholieken, is de geheim
zinnigheid nooit populair geweest. Laten
we die aan anderen overlaten."
Een Minister voor de radio. In sleurlijk
Nederland is dat iets bizonders. Dat wordt
lang van te voren aangekondigd, dat wordt
op den dag zelf nog eens met nadruk in de
kranten gezet en dan achteraf komt er een
letterlijk verslag. Heel het volk zal nu wel
weten, wat de Minister had te zeggen over
de beroerdigheid, waarin we allemaal zitten
en waaruit we alleen kunnen geraken door
de oogkleppen af te leggen.
Heel het volk.zou het waar zijn? vraagt
Quaeritur in „De Morgen" en geestig
spot hij
„U moet eens opletten als er ergens een
loudspeaker muziek staat te sproeien en als
er dan ineens een redevoering wordt aan
gekondigdOch, daar begint weer iemand
te kletsen. Zet toch af." Naar het onder
werp luistert men niet eens. Jazz is toch
belangrijker.
Ik geloof, dat een Minister, die het volk
eens op wat harde waarheden wiltracteeren,
de zaak anders moet aanpakken.
Hij kondigt niets aan. Hij dringt in de
studio binnen, als er juist een humorist het
volk aan 't verheffen is of een lawaai-band
aan 't muzikaal opvoeden.
Dan zegt de omroeper opeens: „Mijne
dames en heeren, hier komt een bizondere
attractie. Optreden van Mr. X in een geheel
nieuwe creatie. Slechts zij, die voldoende
intelligentie bezitten, zullen de verborgen
artisticiteit van dit nummer kunnen waar-
deeren. Let vooral op de laatste helft. Daar
in zit de pointe van dit nummer. Slechts als
men het in z'n geheel gehoord heeft, kan
men meedoen aan de prijsvraag: Wie is
Mr. X? De gelukkige winnaar Ipijgt 10 pro
cent reductie op al zijn belastingen."
Ziet U, als het zóó was gegaan, dan had
niet één radio-luisteraar het nummer over
geslagen en dan wisten we het nu allemaal
van de beroerdigheid en van de oogkleppen.
Laat men een volgenden keer dus voor
een beter arrangement zorgen. Dan is het
succes verzekerd en wordt zelfs de „Tribune"
een braaf regeeringsgetrouw orgaan."
Lanschot, was het, die nog eens uitvoerig stil
stond bij de allerschromelijkst onbillijke wijze,
waarop Duitschland ons vooral ten aanzien van
de boter behandelt. Met name tot wegneming
van deze onrechtvaardigheid kan de deviezen-
beperking onzerzijds veel bijdragen. Mr., van
Lanschot bewondert de wet vooral om haar pre
ventieve werking. Kon hij niet op een aantal
uitingen in de Duitsche pers wijzen, die reeds
wonderlijk dicht het Nederlandsche standpunt
benaderen? Toch hebben deze uitlatingen nog
zeer weinig de houding der Duitsche Regeering
beïnvloed. De opvolger van minister Schiele is
nog protectionistischer gezind dan zijn voor
ganger. Tot nu toe zijn we dan ook nog geen
haarbreed opgeschoten. Doch minister Ver
schuur heeft wel fiducie, dat er, als de wet een
maal totstand gekomen is, verandering in de
Duitsche politiek zal komen. Het is althans ty
peerend, dat landen als Italië, Zwitserland,
Tsjecho-Slowakije en Denemarken, die deviezen-
beperkingen invoerden, reeds met Duitschland
bevredigende regelingen op het gebied van het
betalingsverkeer konden treffen.
Voorzichtig
Men is het er overigens algemeen over eens,
dat de wet voorzichtig zal moeten worden ge
hanteerd. Zij moet zuiver en alleen gebruikt
worden, om de traditioneele verhouding tusschen
onzen in- en uitvoer te handhaven. Als, om
onze welvaart te redden, de poorten naar het
buitenland weer open moeten, zooals minister
Ruys de Beerenbrouck het in zijn radio-rede
uitdrukte, dan is deze wet volgens den heer
Dobbelman de sleutel, die deze poorten weder
openen kan. Deze wet is, aldus de heer van Lan
schot, die door de maandenlange debatten te
Genève over verdedigings- en aanvalswapens
deskundig is, een zuiver defensief wapen, daar
over is geen twijfel mogelijk, en minister Ver
schuur zelf drukt het aldus uit, dat de wet voor
zuiver constructieve politiek zal worden ge
bruikt, dat zij bedoelt, indirect onzen export te
stimuleeren, dat zij in laatste instantie aan
stuurt op wederzijds los maken van geblok
keerde rekeningen.
Wat betreft de houding, door Nederland bij
de komende onderhandelingen over het Duitsch-
Nederlandsche douane- en credietverdrag aan
te nemen, waarbij mr. van Lanschot terecht
reusachtige troeven in de handen van Nederland
zag, zeide de bewindsman, te overwegen, hoe
men deze troeven het best zal kunnen uitspelen.
Men vergete echter niet, dat de kracht van een
troef ook gedeeltelijk afhangt van de kaarten,
die de tegenspeler in handen heeft. Eveneens
zal de minister overwegen, of mr. van Lan-
schot's denkbeeld, om maatregelen te nemen
tegen landen, die zich eenvoudig als insolvent
debiteur gedragen, practisch uitvoerbaar is. De
katholieke afgevaardigde had den minister ge
raden, maar de noodige bevoegdheden te vragen
b.v. tegen emissie hier te lande van leeningen
ten behoeve dier onfatsoenlijke debiteurlanden.
Inderdaad is het kras, dat b.v. een land als
Hongarije doodleuk de rentebetaling aan Neder
landsche obligatiehouders stopzet en ze zelfs
niet op een „Sperrkonto" boekt. De Nederland
sche belegger lijdt daardoor groote schade en
met hem de fiscus, die op die wijze flinke be
dragen derft aan inkomstenbelasting.
Zonder hoofdelijke stemming aanvaardde de
Eerste Kamer de wet. Nederland stapt daarmede
af van, gelijk prof. Diepenhorst het uitdrukte,
„het wazige idealisme van het goede voorbeeld".
Evenals bij de contingenteering is het ook hier
de laatste onder de mogendheden, die naar het
wapen van de deviezen-restrictie grijpt. En de
vraag rest alleen, of niet bij veel eerder han-
teeren of althans dreigend voorhanden hebben
van dit wapen veel leed van onze zuivelbedrijven
en onzen land- en tuinbouw zou kunnen zijn
afgewend.
Garantieregeling van de
kippenhouderij
Een ander belangrijk wetsontwerp, eveneens
zonder hoofdelijke stemming aanvaard, was de
garantieregeling ten behoeve van de kippen
houderij, welke voor dit bedrijf de crediet-
moeilijkheden, dit jaar bij het opslaan der
eieren in koelhuizen gerezen, wegnam. Wat de
senatoren hierover te berde brachten, was vrij
wel mosterd na den maaltijd. Immers, het mid
del is, in goed vertrouwen op de aanvaarding
door de Staten-Generaal, reeds toegepast en
het doel, het opvangen van den in het voorjaar
onheilspellend gezakten prijs, bereikt.
Het bezwaar, dat de heeren Gelderman, van
Citters, Westerdijk, Steger en Diepenhorst una
niem opperden, was, dat de regeering deze ga
rantieregeling uitsluitend over de coöperaties
heeft laten loopen met uitschakeling van den
zeer importanten vrijen handel. Oorzaak daar
van is volgens minister Verschuur o.a. geweest,
dat plotseling en snel moest worden ingegrepen.
Mocht een volgend jaar opnieuw een dergelijke
regeling noodig zijn, dan wil hij gaarne met
de opmerkingen der senatoren rekening hou
den. Overigens was het doel van de regeling
redding van den eierprijs en het bereiken van
dit doel, langs welken weg dan ook bereikt, is
mede aan den vrijen handel ten goede gekomen.
Tevens zal minister Verschuur de volgende
maal trachten, aan een wensch tegemoet te
komen van prof. Steger, die de regeling gaarne
alleen op eieren, in Nederlandsche koel
huizen opgeslagen, toepasselijk had gezien.
Thans verdienen sommige buitenlandsche koel
huizen een aardigen duit aan dezen Nederland
schen steunmaatregel, die intusschen en dat
De argelooze liefhebber van letterkundige
schoonheid heeft natuurlijk steeds geleefd
in de nette veronderstelling, dat een litera
tor het als zijn hoogste ideaal beschouwt,
in poëzie of proza schoone kunst te wroch
ten, die óm haar schoonheid door de me-
demenschen wordt genoten, en te vo
ren.... gekocht en betaald, zóó dat de
kunstenaar van tijd tot tijd ook een broodje
of een plat du jour'tje eten kan om in 't
leven te blijven.
Maar dat laatste was voor 'n artist, die
leeft van rozengeur en maneschijn, van
minder belang, zoo is natuurlijk alge
meen verondersteld.
Kinderlijke illusie!
Een kunstenaar eet en drinkt precies
eender als ieder profaan mensch, daartoe
heeft hij geld noodig, soms heel weinig,
soms heel veel, en t is in zijn kunst
productie, welke dit geld opbrengen moet.
Een kunstenaar heeft er vóór alles be
lang bij, dat zijn koopwaar verkocht wordt;
wil dit doel bereikt worden, dan moet t
publiek zijn werk nou ja natuurlijk
mooi vinden, maar vóór alles is noodig, dat
't publiek er van op de hoogte is, dat zijn
werk bestaat....
Ontbreekt deze meest elementaire voor
waarde, dan wordt er geen boek verkocht,
dan geniet de kunstenaar (tenzij de uitge
ver er in gevlogen is) geen honorarium,
dan kan hij geen broodje en geen plat du
jour'tje koopen en dat houdt geen
mènsch op den duur uit, zelfs geen kun
stenaar.
Waarmee we maar zeggen willen, dat
ook voor den kunstenaar reclame alles
is.
Mogen we t dan zoo wonderlijk vinden,
dat vooral door enkele onzer jongere ar-
tisten vóór alles gestreefd wordt naar
reclame? Zijn deze artisten die toch ook
menschen zijn het niet aan zichzelf en
aan hun kunst verplicht, iedere reclame
gelegenheid met beide handen gretig aan
te grijpen, moeten zij niet iedere aanlei
ding om in opspraak te komen zoo rijke
lijk mogelijk benutten?
Niet ieder artist heeft iederen dag na
tuurlijk zoo'n buitenkansje; ook onder ar
tisten heb je geluks- en ongeluksvogels,
maar geboft hebben in ieder geval de hee
ren Menno ter Braak, Albert Helman en
J. Slauderhoff, die om hun letterkundige
verdiensten benoemd werden tot lid van de
Maatschappij voor Nederlandsche Letter
kunde.
Nu moet de argelooze lezer echter weer
niet meenen, dat daarin de bof zat, nee,
de geluksvogeligheid bestond daarin, dat
deze heeren nu fijntjes gelegenheid had
den, door middel van een Bericht of zelfs
een beschouwing in de krant heel demon
stratief, met een hooghartig gebaar voor
deze benoeming tebedanken, aldus 'n
beetje excentriek te doen en in opspraak té
komen.
Een zoo'n opspraakje is oneindig veel
meer waard dan tien benoemingen voor
een eerzame maatschappij.
Waar of niet? Zaken zijn zaken!
stemt prettig, want het gebeurt haast nooit
aan de regeering geen cent gekost heeft. Want
alle opgeslagen eieren zijn reeds boven den ga
rantieprijs verkocht.
Ten onrechte overigens had prof. Steger
aldus minister Verschuur zich bezorgd ge
maakt over de Nederlandsche eieren in den
vreemde. Voor hunne betaling bestaan behoor
lijke garanties en het risico van bederf is door
verzekering gedekt.
Van de maatregelen tot contingenteering van
schoeisel, tricotgoederen, wollen en halfwollen
stoffen, bovenkleeding, leestklaar schoenwerk,
boter, rijwielbanden, porselein, fijn en sanitair
aardewerk en muur- en wandtegels, waarover
het debat niet noemenswaard was, valt alleen te
melden, dat de S. D. A. P. zich tegen hen alle
zonder uitzondering uitsprak.
De vraag rijst en minister Verschuur liet
niet na, haar aan dr. Wibaut te stellen waar
om de roode Eerste Kamer-fractie indertijd vóór
de algemeene crisisinvoerwet uitsprak. Het gaat
er hard op lijken, dat men daar achteraf nog
een principieel bezwaar op het spoor geko
men is.
Restantjes
Tenslotte dient vermeld, dat de geloofsbrieven
van mr. Janssen de Limpens, opvolger van den
heer Haffmans, zijn goedgekeurd en dat bij een
suppletoire justitiebegrooting de nestor der ka
tholieke fractie, jhr. van Sasse van Ysselt, even
het rapport-Weiter aanroerde. Daar zijn name
lijk bezuinigingsmaatregelen ten opzichte van de
uitvoering der Kinderwetten aangeraden, die
voor het heilzame instituut van de ondertoe
zichtstelling van verwaarloosde en misdadige
kinderen funest kunnen zijn. Over het hoofd
van den minister heen gaf de ervaren president
van het Bossche Hof aan zjjn met de kinder
rechtspraak belaste collega's den zachten wenk,
voortaan op wat zuiniger wijze met de Kinder
wetten om te springen. Geregeld worden de
op Hoofdstuk IV hiervoor uitgetrokken posten
overschreden, al wordt het dit jaar beter en
schijnt alleen het arrondissement Amsterdam
nog te royaal.
De onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht maakt het voor den bewindsman niet
gemakkelijk hier iets te bereiken. HU deed al
eens een opwekking, die resultaten opleverde.
Misschien kan hij nog eens op gepaste wijze er
toe bijdragen, dat door de noodige soberheid
het advies-Weiter te dezer zake niet behoeft
te worden opgevolgd.
Heden worden door den Senaat de varkens
houderij en de nationale scheepvaart nog be
dacht. Dan is het ook aan de Hofvijverzijde van
het Binnenhof finis.
Minder gunstig weer
De Koningin houdt thans verblijf te Zinal
alais Zwitserland) in het hotel Des Diablons.
Het weer is minder gunstig, maar toch kan
de Koningin in de omgeving enkele tochten
maken, terwijl Hare Majesteit dikwijls de gele
genheid benut om te schilderen.