n ten onzent
VOOR BRIDGERS
im+m
pPf- i i
m flafl
L
l
I
m&m
'n Ovlvd trekskeover d'n jongen Zomer
EEN KAMPBUREAU
Klein en groot slem
ZATERDAG 23 JULI
Een Hollandsche sport
et Schaakspel
Wfc Hi A 4 Wi
mb. mm. R *#R1
JÊ
BRABANTSCHE BRIEVEN
De oorsprong der organisatie
en haar verdere
ontwikkeling
Landelijke organisatie
Het kamp te Egmond
De zweefvliegsport in 't beginstadium. Een foto tijdens de
oefeningen te Noordwijk
PAARDENSPORT
Hetgeen gebeurde
VOETBAL
Seriewedstrijden bij H. F. C.
te Heemstede
HONKBAL
Programma-overzicht
DAMMEN
Jubileum „Haarlemsche Damclub"
mm WM WM
Niks zoo gezellig
as d'n oogst
'n Feest vur
oew zielement
1
Ruim twee jaar geleden deed de zweefvliegerij
haar intrede in Nederland. Het eerste zweef
vliegtuig werd gebouwd door de firma Pander te
's-Gravenhage. Vooral de heeren von Hemert en
Slot zijn degenen geweest, die de zweefvliegsport
tot een Hollandsche sport hebben weten te ma
ken.
Met meerdere heeren werd de Eerste Neder-
landsche Zweefclub opgericht. Voor oefenterrein
werd een geschikt duin- en strandgedeelte bij
Noordwijkerhout gevonden. Hier werd de E.N.Z.-
C.-hangar opgetrokken, die aan de Zöglings en
later aan de Meyer een voor toestellen zoo ge-
wenscht goed onderdak bood. Het transport van
af den hangar naar de kust viel wel niet mee,
maar dit werd gering geacht bij het genot, dat
de zoo animeerende zweefvliegsport bood.
Uit de E.N.Z.C. werd een junioresvereeniging,
de Zweefclub voor Jongeren geboren, een club,
die op hetzelfde terrein vrij geregeld weekend
oefeningen organiseerde. De Z. v. J. is feitelijk
de eenigc club, waarvan gezegd kan worden, dat
zij in het afgeloopen jaar geregeld wekelijks ge
oefend heeft.
Buiten deze feitelijk eenigermate locale clubs
om, was er bij velen een streven een landelijke
vereeniging op te richten. Men kwam te Haar
lem samen en aldaar kwam de Algemeene Ne-
derlandsche Zweefvereeniging tot stand. Het
ijverige bestuur maakte een intense propaganda
door geheel ons vaderland, en het populair wor
den van de zweefvliegsport is hieraan voor een
groot deel te danken. Oo khet kamp te Egmond
a/Zee in den zomer 1931 en het latere kamp te
Teriet bij Arnhem, beide door de A.N.Z.V. ge
organiseerd, droegen niet weinig hiertoe bij.
Vooral het naar Holland laten komen van den
Duitschen instructeur Röhm bevorderde sterk de
goede resultaten, door de kampbezoekers be
haald.
Het belang van de zweefvliegerij werd zooveel
mogelijk behartigd door de Commissie voor het
Zweefvliegen van de Koninklijke Nederlandsche
Vereeniging voor Luchtvaart, waarbij de drie
genoemde zweefvliegvereenigingen waren aange
sloten. Deze commissie was samengesteld uit de
heeren: Kol, H. Walaardt Sacré, voorzitter, dr.
ir. H. J. van der Maas, secretaris, ir. A. G. von
3aumhauer namens den Rijksstudiedienst voor de
Luchtvaart, dr. H. G. Cannegieter namens het
Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Insti
tuut, J. E. van Tijen, Th. E. Slot, ir. W. E. von
Hemert namens de E.N.Z.C., ir .H. J. Meewis en
L. A. de Lange namens de A.N.Z.V., R. J. Snel
len later vervangen door ir. H. Koekebakker na
mens de Z. v. J.
Daar men van meening was, dat er een meer
systematische regeling van de zweefvliegerij noo-
dig zou zijn om deze in ons land in goede banen
te leiden, werd aan den heer Strootman ge
vraagd hierover zijn gedachte te laten gaan.
Deze stelde een ontwerp-reglement op, dat op de
vergadering van de C. Z., gehouden te Den Haag
op 19 April 1933, behandeld werd. Met eenige wij
zigingen werd dit reglement goedgekeurd en
aangenomen, en aan het Hoofdbestuur ter sanc
tie toegezonden.
Sindsdien arbeidt de Commissie voor het
Zweefvliegen naar dit reglement. Zooals uit het
reglement blijkt, is de Commissie van meening,
dat de zweefvliegerij het meest gebaat is bij
flinke plaatselijke groepen, die landelijk ver-
eenigd zijn in de Commissie voor het Zweefvlie
gen en wel in het bijzonder in haar Subcommis
sie voor het Groepsverband (S.C.G.). Om zoo
veel mogelijk de zoo noodzakelijke eenheid te be
waren, stelde de Commissie voor het Zweefvlie
gen een voor de plaatselijke groepen bestemd
reglement op, dat door iedere groep met eigen
contributie- en zoo noodig andere bepalingen
kan worden aangevuld. Lijkt het een of meer
groepen wenschelijk bepalingen te wijzigen, zoo
wordt dezen groepen verzocht dit kenbaar te ma
ken, opdat op de eerstvolgende vergadering van
de Subcommissie voor het Groepsverband dit
Vader: „Om welke reden wil
je dat meisje trouwen?"
Zoon: „Omdat ik van haar
houd."
Vader: „Dat is hoogstens een
excuus, maar geen reden."
een punt van de agenda uit kan maken, en al-
zoo getracht wordt een algemeen reglement te
verkrijgen, waar alle plaatselijke groepen zoo
veel mogelijk mee kunnen instemmen. In den
laatsten tijd vormden zich verscheidene nieuwe
plaatselijke groepen, waarvan in de eerste plaats
dienen genoemd te worden die te Groningen,
Leeuwarden, Apeldoorn, Amsterdam Haarlem
Leiden, Noordwijkerhout, 's-Gravenhage. Zoeter-
meer, Nijmegen en Eindhoven.
Op 19 Mei 1932 heeft kol. Walaardt Sacré te
Utrecht de Subcommissie voor het Groepsver
band geïnstalleerd. Het bestuur bestaat uit de
heeren W. van Hulst, voorzitter, W. M. van
Neyenhoff, penningmeester en den secretaris van
de Commissie voor het Zweefvliegen. Op deze
vergadering werd besloten dat, zoo het voor het
dezen zomer te houden kamp noodzakelijk is, de
jlaatselijke clubs hun toestellen beschikbaar stel
len. Natuurlijk zal zooveel mogelijk getracht
worden dit niet noodig te doen zijn. Het zwaar
tepunt moet voor dit jaar in het kamp gelegd
worden. Dit besluit verzekert den goeden gang
van zaken in het kamp, wanneer dit door onge-
lukkigen samenloop van omstandigheden dreigt
vast te loopen.
De voorbereiding van het kamp werd speciaal
"opgedragen aan een kampcommissie, bestaande
uit de heeren van Neyenhoff, voorzitter en fi
nancieel beheerder, Hollants, de Lange en Stroot
man. De heer Wendling uit Stuttgart zal de lei
ding van de instructie op zich nemen. De heer
Wendling is behalve instructeur ook motorvlie
ger en zeer goed op de hoogte met het bouwen
en repareeren van zweefvliegtoestellen. In het
kamp zal gelegenheid bestaan tot het ontvangen
van onderricht in het zweefvliegen, het reparee
ren van toestellen en in theorie hierop betrek
king hebbende.
Zooals bekend werd dit kamp Zaterdag 2 Juli
des namiddags om 3.30 uur te Egmond geopend.
Wat den algemeenen gang van zaken betreft
zij in de eerste plaats vermeld, dat de vertegen
woordigers van de A.N.Z.V. in de Commissie
voor het Zweefvliegen geheel instemden met de
meening van genoemde Commissie. Zij hebben
in vergadering uiteengezet hoe de A.N.Z.V. fei
telijk dezelfde plannen had. Zij vonden echter,
dat de leiding van de zweverij in Nederland be
ter van de K. N. V. v. L. kon uitgaan. Zoo wilden
zij dan ook medewerken, dat de A.N.Z.V. zou
liquideeren en in de C. Z. zou worden opgelost.
Het besluit daartoe werd op 30 April j.l. op een
daartoe belegde ledenvergadering van de A.N.Z.
V. te Haarlem genomen. Ieder, die op de hoogte
is met hoeveel geestdrift het bestuur de toekomst
voorbereid had, kan gevoelen wat deze stap het
bestuur der A.N.Z.V. heeft gekost. Des te meer
eerbied moeten wij daarvoor hebben, dat zij het
algemeen belang van de zweefvliegerij boven alles
uit hebben weten te heffen.
De'Subcommissie voor Instructie, ingesteld op
de vergadering van 13 Mei 1932 ds samengesteld
uit de heeren dr. ir. van der Maas, van Tijen,
van Goor den Oosterlingh en van Hulst. Deze
Commissie heeft het Algemeen Vliegreglement
voor het Zweefvliegen samengesteld, alsmede de
eischen waaraan instructeurs moeten voldoen.
Genoemde Commissie stelde eveneens het regis
ter van instructeurs samen.
In deze Commissie voor het Groepsverband
hebben o.m. zitting de heeren D. J. P. Legro
voor Groningen, J. R. Huizinga voor Leeuwar
den, mr. R. A. James voor Apeldoorn, W. M. van
Neyenhoff voor Amsterdam, W van Hulst voor
Haarlem, L. A. de Lange voor Leiden, L. P. J.
M. Hollants voor Den Haag, ir. H. Koekebakker
voor de Zweefclub voor Jongeren, J. Hudig voor
de Delftsche Studenten Aëro Club, ir. R. J. Cas-
tendijk voor Eindhoven.
In de Subcommissie voor wedstrijden hebben
zitting de heeren W. van Hulst, W. M. van
Neyenhoff en J. E. van Tijen.
De Technische Subcommissie, waarin de hee
ren ir. A. G. von Baumhauer, ir. H. Koekebakker
en ir. H. J. Meewis zitting hebben, heeft het Al
gemeen Technisch Reglement voor het Zweef
vliegen samengesteld alsmede de registers van
technici le, 2e en 3e klas.
In de Wetenschappelijke Subcommissie heb
ben de heeren ir. A. G. von Baumhauer, dr. W.
Bleeker en dr. ir. H. J. van der Maas zitting.
In de Propaganda Subcommissie hebben de
heeren de Lange en Strootman zitting.
De nieuwe samenstelling van de Commissie
voor het Zweefvliegen is thans als volgt: voor
zitter: kol. H.Walaardt Sacré; secretaris: dr. ir.
H. J. van der Maas, bijgestaan door den adj.-
secr. M. M. Strootman; J. van der Heyden, van
wege den Luchtvaartdienst van het Ministerie
van Waterstaat; ir. A. G. von Baumhauer van
wege den Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart;
dr. W. Bleeker vanwege het Koninklijk Neder
landsch Meteorologisch Instituut; J. E. v. Tijen;
Th. E. Slit en vanwege de Subcommissie voor het
Groepsverband drie leden, n.l. W. van Hulst, L.
A. de Lange en R. Huizinga.
Alle hoop is nu op het kamp gevestigd. Van
het welslagen daarvan hangt ontzettend veel af
voor de plaatselijke groepen. Gaat het met het
kamp goed, zoo kan verwacht worden, dat de
groepen een goed geoefende kern rijk worden.
Dit beteekent voor een groep minder breuk en
meer kans op vorderingen van de beginnelingen,
alzoo een veel goedkoopere exploitatie en toe
kunnen met lagere contributie. De vorderingen,
die men in een kamp maakt, zijn niet te verge
lijken met het oefenen op avonden en weekends.
Het zweefvliegen vraagt de volkomen aandacht
van den mensch. In een kamp wordt men da
gen achtereen geheel in beslag genomen door
het zweefvliegen, i het is het verkeeren in deze
sfeer, waardoor men veel sneller vordert. Een
ander punt is, dat men steeds paraat is. Van
iedere gunstige weersomstandigheid kan men
onmiddellijk gebruik maken, terwijl men bij
week-end oefenen het dan heerschende weer voor
lief moét nemen.
Het Kampbureau geeft te allen tijde alle ge-
wenschte inlichtingen.
lil!
XXXII.
Een niet al te geforceerd voorbeeld van groot
slem is het volgende:
S.
H.
K.
R.
4
a
4
2
h
3
V
2
b
10
9
6
3
B.
S. h, 10,7,5, 4,2
R. 10, 8,7,6,4
K.—
H. h, 8.
a
v
b
7
5
3
H.
D.
3, 6,8,9, b, v. S.
b. R.
2,7, 8. K.
6.9,10. H.
A.
a
h
9
5
K. R.
A. biedt een harten, B. een schoppen en C.
om te toonen dat zijn kaart heel sterk is, drie
klaveren. D. heeft steun in schoppen en biedt
nu drie schoppen.
Nu weet A. dat zijn partner een zeer sterke
klaverenkaart heeft. Hij heeft zelf vijf vaste
slagen, n.l. de drie azen en ruiten heer en
vrouw' of boer van harten, wanneer hij sans
maakt. Maakt hij nu drie sans, dan is dat
zijn manche-bod en is er gevaar dat het spel
stopt, terwijl er een kans voor een slem in
zit. Hij mag zeker op enkele slagen van kla
veren rekenen, aangezien zijn partner dadelijk
naar drie gegaan is om aan te geven hoe sterk
hij in die kleur is. Met zijn eigen vijf vaste
slagen is hij dus van vijf slagen in de sans
zeker en zegt daarom vier-sans. Dat wil zeg
gen, dat hij naar slem wil en zijn partner
maakt dan ook dadelijk groot slem klaveren,
waarin hij echter down gaat omdat hij zijn
harten niet kwijt kan raken.
Ten slotte een voorbeeld, waarbij men min
der ingewikkeld behoeft te werk te gaan, maar
waarbij noodig is, dat men zich afvraagt: zou
er slem inzitten, om er toe te geraken.
C.
K. R.
a
v
8
H.
a
b
10
7
4
S.
a
h
v
5
2
S. b, 10,9,6,4,3
R. 7, 2.
K. a, 10, 4,3
H. v.
D.
7. S.
2, b, v. R.
2,8,9, b, v. K.
2,5,6,9 H.
A.
h
h
h
8
7
b
3
6
9
5
4
3
H.
K.
R.
gegeven en
biedt
S.
A. heeft gegeven en biedt een ruiten. B.
heeft zes schoppenkaarten en klaveraas bij,
dus zegt schoppen om te indiceeren. Nu kan
C. die schoppen doubleren. Hij heeft een
prachtig schoppenspel, renonce in klaveren en
twee azen. De kans dat B down gaat, is vol
doende groot. Met dit doublet geeft hij tevens
aan, dat zijn spel zeer sterk is. D. past. Nu
moet A bieden en weet dat zijn partner de
schoppen tegen kan houden en bovendien een
sterk bijspel moet hebben. De double is geen
Amerikaansche dubbel, want C. wist reeds de
langste kleur van zijn partner, maar toch
geeft de double kans op een hoog bod, hij
past dus niet, maar zegt sans, en rekent op
een paar schoppenslagen en azen. Nu past B.
C. weet nu, dat zijn partner gedekt is in kla
veren en harten, want anders zou hij geen
sans mogen zeggen, en een serie ruiten heeft.
Hij mag dus op minstens vijf slagen in ruiten
rekenen, op minstens vier in harten, want
daar moet zijn partner toch ook iets in heb
ben en dat kan niet anders dan vrouw of heer
zijn, en op een slag in klaveren, want ook in
die kleur moet zijn partner dekking hebben
om sans te zeggen. Hij zelf heeft drie vaste
schoppen, dus kan hij klein slem sans annon
ceeren. Nu kan A tot groot slem overgaan,
maar dan gaat hij één down, want dan speelt
B natuurlijk klaverenaas voor. Toen het geval
zich voordeed, werd klein slem gespeeld en
omdat B met schoppen uitkwam, groot slem
gemaakt.
Spelen om en nabij als we hier hebben op
gegeven komen zelden voor, maar omdat ze
voorkomen, moet men op zijn hoede zijn om bij
elk mooi spel uit te zien of er slem valt uit te
bieden. Want juist die groote bonus voor klein
en groot slem is een attractie en dient om
het bieden naar slem aan te moedigen en bij
de meeste spelers wordt er te weinig aandacht
aan geschonken, wordt te gauw gezegd: dat
komt haast niet voor, met het gevolg, dat er
vaak genoeg slem wordt gemaakt, dat vrij een
voudig geboden had kunnen zijn.
De achter ons liggende dagen hebben weer
eenig nieuws gebracht op hippisch gebied. La
ten we beginnen met hetgeen binnen onze
eigen landsgrenzen plaats vond. Een concours-
hippique van belang werd er niet gehouden. We
zeiden het reeds meer: de tijden zijn er niet
naar, helaas. De landelijken roeren zich echter
nog al en zoo was het toch mogelijk in Stads
kanaal, ter gelegenheid van de Veenkoloniale
Tentoonstelling, de VETO, een landelijken rui-
terdag te organiseeren, die er zijn mocht en ook
een zeer bevredigende belangstelling van de zijde
van het publiek ondervond.
Het was stralend mooi zomerweer en de kam
pioenschappen voor het Noorden en van Ne
derland werd verreden. Door het wegblijven van
deelnemers uit het overige Nederland verloren
de wedstrijden hun waarde als kampioenschap
van Nederland vrijwel. Van Groninger zijde
vooral was er echter veel deelneming en zoo
konden het toch nog belangrijke wedstrijden
worden. Het kampioenschap afdeelingsdressuur
werd behaald door de L. R. Finstêrwolde, wier
lid D. J. Mellema tevens kampioen in het spring
concours werd op Robbedoes. Het kampioen
schap der individueele dressuur werd behaald
door R. Haayer van de Stadskanaalder rijclub.
De algemeene indruk was: in het springen wei
nig vooruitgang, te wijten aan slechte houding
en zit; in de dressuur bij enkele vereenigingen
verbetering en meer uniformiteit. Het is te
wenschen dat deze wedstrijden het begin mo
gen vormen voor meer uitschrijven van indivi
dueele dressurproeven, want dat is vooral in de
Noordelijke provinciën noodig.
Het buitenland gaf ons de beslissing te zien
o.a. van de befaamde springderby te Hamburg.
Het is een uiterst zware wedstrijd voor spring
paarden en ook nu is het geen enkelen ruiter
gelukt zijn paard zonder fouten over het par
cours te brengen. General, een Iersch paard,
werd winnaar onder den bekenden Duitschen
hindernisruiter ritm. von Barnekow. Voor het
eerst reed een dame in dit uiterst zware spring
concours mede. Men moet haar moed bewonde
ren, doch tegelijk waarschuwen voor navolging.
Het was mevr. von Opel. Geklaagd werd over
den ouderwetschen bouw der hindernissen, die
naar wij meenen in dertien jaren steeds
dezelfde zijn gebleven. De bouw van hindernis
sen geeft nogal eens tot twistgesprekken aan
leiding en dan is het weer mode om lichte ob
stacles te bouwen en dan vraagt de springende
gemeente weer om zware, vaste hindernissen.
Het beste is wel zich er niet veel aan te storen
en den gulden middenweg te kiezen. Anderzijds
hebben de mopperaars ook wel eens gelijk, want
men kan met een willekeurige groep hindernis
sen een smakelijk goed te springen parcours op
bouwen, maar men kan het ook zóó zetten, dat
er veel fouten worden gemaakt en dat men niet
pleizierig springt, waardoor, naar men zegt, de
paarden tegenzin in het springen krijgen. Of
dat waar is laten we in het midden, maar wèl
is het een feit dat men zonder veel kosten pret
tige parcoursen voor de deelnemers kan opbou
wen. Vooral ten onzent laat dat véél te wen
schen en wordt het hoog tijd, dat er eens in
gegrepen wordt. De eenige methode is: één
groote allesomvattende hippische organisatie.
Maar dat kon nog wel eens lang duren!
In Engeland vonden de beide beroemde con
coursen te Richmond en te Londen plaats.
Eerstgenoemd concours wordt in de open
lucht gehouden, het laatste in de Olympia Hall,
welbekend van verschillende tentoonstellingen.
Beide concoursen duren meerdere dagen en alles
is er interessant voor den echten paardenlief
hebber. De Engelschman weet zijn concoursen
zoo fijn en gedistingeerd in te kleeden dat men
niet in staat is dat typische karakter er ergens
anders ter wereld in te leggen. Interessant wa
ren altijd de springconcoursen voor ons vaste-
wallers. De Engelschman is ook in zijn paarden-
sportbeoefening conservatief. En daarom moet
het met nadruk aan de vergetelheid worden ont
trokken dat voor het eerst in de geschiedenis in
de Olympia Hall geen slips op de hindernissen
lagen. Slips zijn panlatjes, die boven op de hin
dernissen worden gelegd om te controleeren of
de paarden de hindernissen misschien hebben
aangeraakt. Dit was twintig jaar geleden bij
ons ook gewoonte, doch al spoedig is men er
vanaf gegaan omdat het verre van sportief was.
Nadat dus meer dan twintig jaar er door rui
ters van andere landen op was gewezen, dat zij
dit onsportief vonden, is men er in 1932 voor
het eerst toe over gegaan ze weg te laten. In
derdaad een heele gebeurtenis. Zoo ook een
geweldige zelfoverwinning de algemeen gang
bare internationale beoordeelingsmethode over
te nemen.
De beide belangrijkste springconcoursen in
Londen werden resp. gewonnen door Engeland
en Frankrijk. In het concours-hoogtesprong be
reikte capt. Misonne uit België een hoogte van
2.10 M. met Fakir.
Op het oogenblik is het concours-hippique te
Aken in vollen gang en beproeven ook Nederlan
ders aldaar hun geluk. Het zijn de heeren ritm.
Baron Sirtema van Grovestins, Vlielander, Hen-
sen, Carp, Versteegh en Bultman, terwijl de
Duitsche springruiter lt. Sahla de paarden rijdt
van eeh Nederlandsche dame uit Berlijn, mevr.
Stufkens. Veel succes wenschen we onzen rui
ters toe, maar verwachten weinig. De concur
rentie is zoo geweldig zwaar en het gebrek aan
routine zal zich doen gelden. Doch daarover
later meer.
Programma voor 24 Juli
Eere-afdeeling (Demi-finale)
10 uur Damiaten ISpaarnestad I.
2e afdeeling (Finale)
12 uur Heemstede ISpaarnestad II.
3e afdeeling (Demi-finale)
2 uur Beverwijk IIIE. D. O. VI.
4 uur Heemstede IIIBeverwijk IV.
Er zal Zaterdagmiddag, als het weer mee
werkt, in Haarlem een uitstekende wedstrijd
te aanschouwen zijn.
Op het sportterrein aan de Kleverlaan begint
om drie uur de ontmoeting tusschen de ver
tegenwoordigende negentallen van Amsterdam
en Haarlem. We kunnen niet anders doen dan
een overwinning der Amsterdammers voorspel
len. In dat negental zitten vier of vijf spelers,
die desnoods als werper kunnen fungeeren, en
als slag uitstekend zijn. Uit den aard der zaak
had Haarlem zoo'n keuze niet.
Zondagmorgen speelt in Amsterdam Quick
tegen V. V. G. A., waarna V. V. G. A. weer
twee punten rijker zal zijn. En Zondagmiddag
spelen Haarlem II en H. H. C. II, eveneens op
het terrein aan de Kleverlaan. Gezien de samen
stelling en de prestaties der beide negentallen
verwachten we hier een overwinning der zwart-
hemden.
Wegens den Stedenwedstrijd zijn alle overige
ontmoetingen uitgesteld.
In hotel ,,'t Hof van Holland" zullen Maan
dagavond a.s. de jubileum-nederlaagwedstsrij-
den der „Haarlemsche Damclub" worden voort
gezet.
In de tweede afdeeling speelt dan de „Haar
lemsche Damclub" III tegen de Damclub
„Haarlem" II/III.
Als wedstrijdleider zal fungeeren de heer J.
Balk.
Het bestuur der „Haarlemsche Damclub"
Alles betreffende deze rubriek te adressee-
ren aan den schaakredacteur van dit blad.
PARTIJ.
Gespeeld in het landentoumooi te Praag
1931, tusschen H. C. Christoffersen (Noorwegen)
Wit en A. Alekhine (Frankrijk) Zwart.
wit zwart
1. d2d4 Pg8—f6
2. Pgl—f3 b7b6
Deze zet is hier sterk, doch hij leidt na 2.
c2c4 (in plaats van Pglf3) tot moeilijk
spel voor Swart. Zie ook de partijen Winter—
Colle en Van den BoschAlexander in onze
rubrieken van 2 en 9 Juli.
3. g2g3
M. i. geniet 3. c2c4 de voorkeur, met, na
3Lc8b74. Pblc3, e7e6 enz., zeer
goed spel voor Wit.
3Lc8b7
4. Lflg2 c7c5
5. 0—0 c5:d4
6. Ddl:d4
Hier kwam ook de volgende voortzetting zeer
in aanmerking: 6. Pf3:d4, Lb7:g2; 7. Kgl:g2,
g7g68. c2c4Lf8—g7; 9. Pbl—c3, Dd8—c8
of Fb8c6! enz.
6Pb8c6!
7. Dd4—dl
Miss Menchik heeft hier tegen Capablanca
eens Dd4f4 geprobeerd, doch ze heeft niet
veel pleizier gehad van dit vroege uitspelen
der dame.
7g7g6
8. b2b3 Lf8g7
9. Lel—b2 0—0
10. c2c4 d7d5
Stand na 10d7d5!
11. c4:d5 Pf6:d5
12. Lb2:g7 Kg8:g7
13. Pf3h4 e7e6
Wit heeft de opening vrij correct behandeld,
in ieder geval geen bepaalde fouten gemaakt
en toch heeft Zwart niet slechts de openings
moeilijkheden glansrijk overwonnen, doch zijn
stelling is reeds van dieii aard dat hij het
witte centrum spoedig met kans op succes zal
kunnen aanvallen.
14. Pbl—a3
Wit moet wel van de hoekvelden gebruik
maken om zijn stukken te ontwikkelen.
14Dd8e7
15. Ddlc2 Pc6d4
16. Del—b2 De7—f6
17. Kgl—hl Lb7—a6
18. Pa3c4
Indien 18. Tfl—el, Pd4:e2! 19. Tel:e2, La6:e2!
enz.
18.
Ta8d8
19.
e2e4
Pd5b4
20.
e4e5
Df6e7
21.
Tfl—dl
La6:c4
22.
b3:c4
De7c5
23.
Tal—cl
Stand na 23. Talcl.
23g6g5!
Beslissend!
24 a2-a3
Indien 24. Ph4-f3, Pd4:f3; 25.Lg2:f3, Pb4-d3!
enz.
24.
Pb4—c2!
25.
Ph4—f3
Pd4:f3
26.
Lg2:f3
Td8:dlt
27.
Tel: dl
Pc2:a3
28.
Tdl—cl
Fa3:c4
Wit geeft op.
Op 29. Db2a2 zou b6b5 gevolgd zijn.
Een door den wereldkampioen positioneel
zeer sterk gespeelde partij.
mocht voor hare jubileumwedstrijden ter ge
legenheid van het 25-jarig bestaan een Sroote
zilveren medaille ontvangen van den Commis
saris der Koningin in de provincie Noord-Hol
land.
rmn
iHiiiiHinumitHianmiuinmmiiuiiniiiiiniiiiniiiininiiniKiiMiiniiuiiiiiiiiiiiiiniiinuiiiiiiinüiniiuiiuiuiniinmmnimii
Ulvenhout, 19 Juli 1932
Menier,
*t Hooi is binnen en 't koren
staat aan schooven. De leste
restjes zijn bij mekaar gegaffeld
veur t pèèrd, Bier hee zoowveul as de pan
schoongekrabt, en wijd strekken de kale vel
den, geel over d' èèrde.
'n Nuuwe drukte is 'r nouw gekomen op 't
land. De herrie van de honderden veugeltjes,
die tusschen de stoppels zitten te schoefelen en
d'r buikskes as 'n balleke zoow rond frèten.
't Is verwonderlijk zoow as d'n buiten al aan
*t veranderen is. Op triestige dagen, wanneer
de bedekte lochten laag over de weareld drijven
en er nouw en dan 'n vlaagske rengel, in fijne,
kapotgewaaide kraledrupkes dwars over 't land
slaat; as hier en daar de geel harde blaaikes
deur de lochten kantelen; nouw de veugeltjes
al opgehouwen te zingen zijn, waardeur t stil
is om oew hoofd; de Noordwesters over 't kale
veld slieren en in oew vel pieken, dan is 't
inuiiüiiiiuiniiiiiiuiiiiniiinHiiiiiiiiiiiiiiniiininiiiiiiiiüiniiniiniiiniiiiiiHiiiiiiiiiffi
somtijen krek, of ge wildvrimd
in oew eigen gedoente staat. Of
ge 'r heel laank uitgewiest zijt.
De leste veertien dagen is er
'n ouw trekske gekomen over
d'n jongen zomer. Hier en daar
lopt 'r werendig al 'n herfst-
draaike deur z'n kuif
D'n glaanzende dons is er af.
De ploeg mot nouw deur 't stoppellaand. Dan
kunnen de worteltjes en stoppels verteren tot
mest van d'n uitgepieterden bojem, inplak da
ze 'r nog de leste kracht uitslurpen. En zoow
blijven me lekker op gaank.
Neeë, over werkeloosheid hebben wij gin kla
gen en as me navenaant verdienden as me
werkten, al was 't maar de helft! dan
waren wij boeren heele spekkoopers, amico.
Afijn, nóg wil ik gère m'nen naam zetten da
'k 't zoo mag houwen as wij 't hebben op ons
gedoeike. En as ülle peerden, die d'n haver
verdienen, 'm ok kregen, wel, dan zag 't 'r
in den weareldstal veul anders uit!
As op 'nen goeien dag, deur 'n wonder eiken
mensch op z'n sjuuste plak wier gezet, waar ie
weugens z'n verdienste heurde, nouw, dan
zouw er op dieën dag aarig gekegeld worden!
Da zouw erger zijn dan de grotste revolutie.
Zoowdat 't weer maar goed is, da zo'nen oor
deelsdag nie is te verwachten.
En 't.zouw nie goed zijn ok, hoe gek da-d-ok
klinkt. Op stuk van zaken is de heele weareld
éénen grooten akker, dien Onzenlieveneer be
bouwt. Wij zijn as de gewassen, waarvan 't
eene gedijt in de zon en 't andere in d'n scha
duw. 't Eene in d'n mest, 't andere op d'n pro
peren zaandbojem.
Me kunnen dus nie allemaal in de zon staan,
maar of daarom de metershooge zonnebloem,
die as 'n namaakzonneke mee z'nen stralen-
kraag verwaand te buigen staat over de geu
rende blomkes benejen aan z'nen voet, van
grootere beteekenis is, van schooner moksel, van
meer nut, van belangrijker vrucht dan de
kleurige gras-wonderkesnouw, da zoude
b.v. 's aan de stekebie motten vragen, 't min
ste dienstbodeke van d'n Schepper!
Hoe ouwer 'nen mensch wordt, hoe duidelij
ker of ie leert zien, zekers, er zijn heele
volksstammen die 't nie nóóit leeren, maar da
zijn te samen de graskes van de weilanden,
waar de blomkes tusschenin staan, maar hoe
ouwer 'nen mensch wordt, hoe sjuuster of ie
leert zien, da me nie enkel en alleen veur ons
eigen geboren zijn.
Maar zonneblom of piezebeddeke, eenmaal
komt d'n dag, da niemand meer zien kan, waar
ze gebloeid hebben. En dat is ten slotte d'n
oordeelsdag, die alles op z'n sjuuste plak zet:
gin plak!
Daarom zijn alleen de onwijzen verwaand.
Maar genogt gefilosofeerd!
'k Wou eigenlijk gezeed hebben, dat 'r hier
weer 'n zwaar stuk werk achter onzen rug ligt.
Zwaar maar plazierig werk. Niks zoo ge
zellig as d'n oogst, al loopt 't zweet dan ok dik-
kels in stralen over oewen rug.
'Nen emmer ijskoud pompwater, mee citroen
en 'n paar bonken ijs erin, dan 'n plaank er
op en 'nen graszooi, zurgvuldig geplotst in 'n
slootje, kan dan wonderen doen.
Eén kroeske van dieën koelen draank, mee
kleine teugskes genoten, vuulde loopen, loopen,
'k zouw bekaanst zeggen: tot oew teenen
toe!
En d'n avond na zo'nen dag, amico.... da's
'n feest vur oew zielement. Dan dompelt oew
tevrejen gemoed in 't malsche bad van puren
daauw; dan krokt en dan smokt oew pepke of
't gestopt is mee 't edelste kruid, zoow zuut!
Dan slaat 't bier uit 't kruikske, dat heel d'n
dag in d'n waterput aan 'n touwke hee gehan
gen, teugen oew gehemelte, as d'n koelsten en
goudsten champagne. Dan zitte daar, amico,
op oewen eigen grond, mee 't gevoel van 'nen
vorst, die z'n land veroverd hee van voet tot
voet. Dan kunde de weareld maken en breken.
Want dan, dan voelde 'n zekerheid, 'n vast
heid, 'n kracht van binnen, as 'n gave die nie
van deuze weareld is.
Dan is oewen zwaren arbeid al beloond, nog
veur 'r één dubbeltje in d'n palm van oew
hand lee.
'k Heb oew verleejen week iets van de
schoonheid van m'n koren verteld.
„As 't op z'n schoonst is, mot er de zeis deur",
hè 'k oew geschreven en 'k vuulde spijt, 'n
bietje verdriet bij da-d-idee. Ollee, 't was ok
zoow schoon!
Maar d'n avond da-d-et koren aan garven
sting gebundeld, 't kostelijkst product van m'n
land sting verzameld in dikke, gouwe bossen,
ten nutte van d'n mensch, die toch zonder
brood nie leven kan, dieën avond bloeide de
korenpracht in m'n gemoed óp, as één blom,
waarin alle weelde van al m'n bunders koren
akker ontlook.
En 'k heb m'n eigen uitgelachen! 't Beste
wa 'k er nog van maken kon. Trui, die naast
me zat onder d'n notenlèèr, m'nen ouwe
hartelap zat ók op te drogen en uit te rusten
van d'n zwaren dag, Trui wier wakker van
m'nen lach. Ze had ok, bij hooge uitzonderink,
'n haalf glaske uit de kruik genomen, en na de
afkoeling, en onder 't gesmoorde avondlicht da
zachtjes deur d'n notenkruin zeefde, knikke
bolde ze weg in de stilte van d'n zachten
zomeravond, die as 'n fluweelen gordijn om
oew heen plooide.
„Is-t-'r wa", geeuwde ze dwaas.
„Niks", zee ik en 'k hiew de „blom" stiekum
veur m'n eigen.
„Hoe laat is 't al?"
„Pas haalf negen", loog ik 'n haalf uur, waant
'k mokte zonde van da-d-oogenblik van
wakend-slapen, slapen mee oew volle verstaand,
om nouw al in de bedstee te kruipen.
Ja, amico, as oew 'n bekerke geluk zóów
veurgezet wordt, dan zoude toch al 'nen schan-
daligen, ondankbaren kiep zijn, as ge 't nie
tot 't allerleste drupke langzaam leegpruufde!
Wa gij?
En mee d'r armen over mekaar geslagen, in
één hand 't leege, werme glaske, dutte ze weer
weg en 'k wier bekaanst weer verliefd op m'n
ouwe Trui, m'nen trouwen compagnon, die
vandaag weer zoow hard had meegedaan.
Ocherme, die ouwe-van-mijn hee ok al wat
afgeploeterd op ons gedoeike, schoot me deur
m'nen kop, toen 'k die afgewerkte, knoesterige
rimpelvingers om 't glaske zag klemmen. Toen
'k de diepe gleuven zag kerven deur d'ren ver
weerden kop, waarin 'n menschenleven stalen
arbeid staat gehouwen.
En toen was 't, da 'k docht om 't verscholen
blommeke in 't gras, overschaduwd deur trot-
sche zonneblommen, die al 't zonnelicht van
de weareld onderscheppen, alleen veur eigen
praal.
Ik docht om de menschen, die in automobie
len rijen, duurder as heel ons huiske, mee al
onze schatten, die er in staan en 'k vergeleek
ze mee m'n Trui, die lest 'n paar dagen lang
gepraat had over de auto-bus, die heur veur
één dubbeltje van de stad tot de Ginneksche
markt had gebrocht.
Ollee, amico, ik ben nie ontevrejen! Da witte
wel; daar kende me nouw laank genogt veur.
Wij, boeremenschen, wij hebben onze stuks-
kes geluk, die 'k veur gin goud van de weareld
zou willen missen! Maar mee zulke dagen as
nouw, as ik Trui d'r naaiën heur kraken on
der d'n ijzeren arbeid, waar ze zeivers niks van
plukt as 'n sober bestaantje, d'ren arbeid
is veur anderen, 't loon da ze uit d'ren mond
spaart veur de kinders, dan, dan dwèrelt 't
wel 's in m'nen kop!
En dan is 't maar goed, da ze mijn op tijd
'nen snaauw gift, want aanders wel dan
kwam ik onder d'n duim van m'n brave wijf!
Ollee, 'k gaai er afscheien! M'n velleke is
nog wel nie heelegaar vol, maar ge hedt 't
koren gezien in z'nen fleur en in z'nen geur,
toen 't nog ritselde in z'n volle aren en nouw
't gehosseld staat, 't is nouw wellekes gewiest.
Veul groeten van Trui en as altij, gin horke
minder van oewen
toet a voe
DRé.