Kroonprins Michaël naar Engeland HONDSDAGEN RADIO-PROGRAM ZWARE- GANG E VIJANDEN VAN HET BDENJJORP f125.- Het Rozen*Kasteel MAANDAG 25 JULI LEERLING VAN ETON Maar eerst moet hij examen maken „Ben ik koning of niet?" „Ik u)as het eerder" De automobilist Kroonprins Michaël bij zijn auto Zeven ipaanden in de doodscel Roald Amundsen 'n Uitvlucht Dinsdag 26 Juli VERHAAL VAN DEN DAG Dat kwam goedkooper uit IIIIIIIIIIIHIII Alle abonné's SSgt™ £SekT^ f3000.-^se^^ie^^iX^t750.- M?^gevai&eP f250.- e^tt TaNGIFTE MOET, OP STRAFfÏ VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON By de Roemeensche koninklijke familie be staan plannen, om den thans tienjarigen kroonprins Michaël binnenkort naar het be kende Etoncollege in Engeland te zenden ter Voltoi^ing van zijn opvoeding. Voordat hiertoe echter definitief zal worden besloten, zal kroonprins Michaël eerst proeven van be kwaamheid moeten afleggen voor een examen commissie onder voorzitterschap van prof. Gusti, den Roemeenschen Minister van On derwijs. Koning Carol, de vader van den klei nen prins, zal bij het examen tegenwoordig zijn. Een benijdenswaardige jeugd heert prins Michaël niet, hoewel zijn omstandigheden thans veel zijn verbeterd, vergeleken bij den tijd, toen hy als koning Michaël I aan het hoofd van den Roemeenschen staat stond. Brie jaar lang, van zijn vijfde tot zijn achtste jaar, heeft Michaël als koning over Roemenië geregeerd en hoe klein hy ook was, toch was zijn dag reeds gevuld met allerlei koninkiyke plichten. Zoo moest hij aan de zijde van zijn grootmoeder, Koningin Maria, die als regentes optrad en begeleid door zijn oom, prins Nico- laas, de troepen inspecteeren, tentoonstellingen en weldadigheidsbazars openen. Overal waar hij kwam, werd de kleine koning met het mees te ceremonieel ontvangen, hetgeen niet heeft nagelaten zijn sporen in het karakter van het Ventje achter te laten. Als koning Michaël tnoest hij vroeger geregeld naar het familie, diner, dat zyn grootmoeder wekelijks gaf. Dan Werd hy met allerlei plichtplegingen ontvan gen, de wacht kwam in het geweer, terwyi de militaire kapel een fanfare speelde. Eens kwam Michaël geheel onverwacht aan het kasteel Controceni, waar zijn grootmoe der verblijf hield. Daar men niet op de Komst Van den kleinen koning had gerekend, was er ook niemand om hem te ontvangen, waarover Michaël diep beleedigd was! De officier van de garde, die hem tegemoet kwam, ontving hy met een uiterst koel gezicht en met de vraag'. „Waarom is er geen muziek." De officier legde hem toen uit, dat niemand te Controceni iets Van zyn komst wist, zoodat het heel begrypelijk Was, dat men niet het gebruikelijke ceremo nieel in acht had kunnen nemen. Michaël nam den officier toen van het hoofd tot de voeten op en zeide op autoritairen toon: „Maar ben ik dan de koning van Roemenië of ben ik het niet!" Deze woorden hebben zijn onderdanen heel wat vrooiykheid verschaft. Toen zijn va der Carol weer in Roemenië terugkeerde en »ot koning werd uitgeroepen, moest Michaël zyn waardigheid neerleggen en zich vergenoegen met den titel van kroonprins. Dat hij echter nog niet vergeten is, dat hy koning is geweest, blijkt wel uit het volgende grappige voorval. Ter gelegenheid van de opening van het Roe meensche parlement nam Koning Carol zijn zoontje verleden jaar met zich mede. In den auto zeide hy tegen den kroonprins: „En dan, je moet een rechte, stramme houding aannemen, je moet stijf salueeren, je mag de etiquette niet uit het oog verliezen, je moet..." Verder kwam koning Carol niet, want zijn zoon onderbrak hem door op beleedigden toon uit te roepen: „Vader, U vergeet, dat IK ai eeraer dan U koning ben geweest!" Gelukkig voor der» kleinen prins heeft hij ook zijn amusementen en als hij in den slottuin te Sinai paard rijdt of fietst, is hij in zijn element en vergeten, dat hij een kroonprins is. Paardrijden doet hij het liefste, al klaagt hij er wel eens over, ant hij niet in het publiek mag uitrijden, maar zich al tijd moet vergenoegen met den paleistuin en het binnenplein. Zijn pikeur, overste Seheletti, is niet weinig trotsch op zyn leerling en hij be weert, dat kroonprins Michaël te paard zit: „als een oude huzarenoverste, die zijn geheele leven in den zadel heeft gezeten." Dit zal een weinig overdreven zijn, maar toch staat het vast, dat Michaël reeds op 5-jarigen leeftijd op de pony reed, welke hy van zijn onderdanen ten geschenke had ontvangen. Ook op tennis sen, fietsen en autoreden is hy verzot. Eenige jaren geleden heeft prins Michael van zijn oom Niki (prins Nicolaas), van wien de jongen zeer veel houdt, een kleinen auto ten geschenke gekregen. Dit geschenk is heel be grijpelijk, daar prins Nicolaas zelf een harts- tochteiyk automobilist is. In het wagentje kun nen twee kinderen plaats nemen. In plaats van een benzinemotor is een electromotor inge bouwd; de auto is voorzien van remmen, kop pelingen en versnellingen en is dus heelemaal echt" zooals Michael met voldoening consta- teerde, nadat hq het geschenk aan een grondig onderzoek had onderworpen. Sinds Micnael den auto heeft, is zyn fiets niet meer zoo m trek als vroeger; hij doet thans alles met zijn au o. Zyn omgeving ziet soms wel eens met be zorgdheid aan, als hy met een vaart c\oor..^e lanen van het park van het slot Smal rijdt, bergop, bergaf, en steeds met de snelheid van een geroutineerd automobilist. Slechts éénmaal heeft de kroonprins een auto-ongeluk gehad, dat nog betrekkelijk goed is afgeloopen. Met het 7-jarig dochtertje van Minister Manilescu toerde hij door het slotpark .De jeugdige chauf feur nam echter een bocht met te groote snel heid en dientengevolge met een te wijden boog, waardoor hij tegen een boom reed en de auto ernstig werd beschadigd. De twee kinderen kwamen er echter zonder letsel af, maar het ministers-dochtertje heeft nooit meer met den kroonprins willen rijden. Doch kroonprins Michael besteedt zyn dag niet alleen aan het beoefenen van sport; ook de studie neemt een belangryke plaats in zijn öagindeeling in. Hij moet veel meer leeren dan een ander kind van zijn leeftijd, hoewel hij het niet graag doet. Maar hij moet, want, ofschoon hij niet op school gaat, worden zijn vorderingen toch gere geld gecontroleerd en moet hy elk jaar een examen afleggen. Het examen van dit jaar zal moeten beslissen of Michael genoeg kennis be. zit om naar Eton te gaan. In Sing Sing, het bekende New-Yorksche tuchthuis, zit in een doodscel sinds meer dan 7 maanden Benjamin Gordon, wiens executie op den electrischen stoel alleen daarom voortdu rend weer uitgesteld moet worden, wiil men den moordenaar als „belooning" voor zijn waarde- noodig heeft. Daar al deze processen zich nog maandenlang zullen rekken, is ook niet vast te stellen wanneer Gordon naar de andere wereld zal geholpen worden. Gordon werd zijnerzijds wegens moord op een politieman ter dood ver oordeel. Hij is lid van een bekende misdadigers- bende geweest, die talrijke misdaden op haar geweten heeft en die voor en na onschadelijk gemaakt wordt. De verklaringen van Gordon zijn naar de meening van het gerecht zoo waardevol, dat zyn terechtstelling de doorvoe ring van het gerechtelijk onderzoek zeer be- nadeelen zou. Het is overigens niet uitgesloten, dat men den moordenaar als „belooning' voor zijn waarde volle verklaringen, die hy alle beëedigt en die zyn compagnons stuk voor stuk voor langeren of korteren ty'd, zelfs voor levenslang in het tuchthuis brengen, verklaringen, die door de aangeklaagden als gelogen worden bestempeld, een herziening van zyn proces zal toestaan en niemand gelooft er nog ernstig aan, dat het doodvonnis voltrokken zal worden. Men neemt veeleer aan, dat Gordon door de politie als lok vogel geëngageerd is. Men herinnert in dit ver band eraan, dat in Chicago eenige bandieten uit de geldwereld politielokvogels geworden zyn en er zijn er niet weinigen, die meenen, dat alleen' door de werkzaamheid van deze men- schen de politie slechts in de mogelijkheid is, eenigermate werkzaam tegen de onderwereld zijn kan. Voorloopig zit Gordon echter nog in zyn doodscel, waaruit hij klaarblijkelijk heelemaal niet zoo graag vandaan komt. Zooals immers bekend, is de behandeling en de verpleging der ter dood veroordeelden bijzonder goed. MNIIIUIIIIUIIHKII Het maakt u misschien wat onrustig, Het klinkt ook een beetje verhit, Als u er aan denkt, dat u nu weer Te midden der hondsdagen zit! Ze geven gedachten aan dolheid, Aan braden, aan puf jen, aan heet, 1 Aan vallende brandende stralen 1 Der vuur-vaste zonne-planeet! De hondsdagen doen ons steeds den- ken Aan hitte, doch uiterst compact, Zooals wij, bijvoorbeeld, bij eten Graag praten van Maggi-extract! Maar weer blijkt die wijsheid gewij- j zigd, Althans voor de temperatuur, De zon, tegenwoordig, is spaarzaam En speelt dus niet gaarne met vuur! Doch mocht zich de zon eens bezinnen En maakt zij het u wat te bont, Dangaat u maar stil met vacan- tie, n 1 Want u zijt toch immers geen hond? I MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ïüiiiuiiiiimitiiiHiiHiniiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiHiifiiiiMimtiimnniiiiiinHiiuniiiiniiinmniiiiiiinu Lang reeds is de vraag verklonken of Roaid Amundsen, die in 1928 opsteeg om Nobile te redden en sindsdien verdwenen is, nog terug- keeren kon. Laag reeds bestaat de zekerheid dat de oneindige ijswoestijn onverbiddelijk't lot van den grooten onderzoeker bezegeld heeft. En het zou immers ook niet in het leven en bij den onderzoekingsdrang van Amundsen hebben ge past, wanneer hij, als b.v. Nansen, na een vre- digen levensavond, thuis gestorven was In Juni 1928 steeg hij met de vliegmachine „Latham" op, om naar den verongelukten No bile te zoeken, ofschoon er groote oneenigheid was, die beide mannen van elkaar scheidde. En dit is het schoonste, wat Amundsen door zijn voorbeeld de menschheid heeft getoond: dat hij in het oogenblik van nood zyn leven waagde voor een man, die, tenminste volgens zijn inzicht, zijn leven en dat zijner kameraden lichtvaardig op het spel had gezet. Nobile is teruggekeerd, Amundsen echter is het offer van zijn onbaatzuchtige, zelfverloo chenende behulpzaamheid geworden. En wan neer nauwelijks iemand zich nog den man zal herinneren voor wien hij stierf, zal Amundsen's naam met gouden letters in de geschiedenis der menschheid staan opgeteekend en dat niet alleen om zyn onderzoekingen aan de Zuidpool. Voor Amundsen voor zijn laatste vlucht op steeg, had hij reeds al zyn onderzoekingsplan nen afgewerkt en zich in rust teruggetrokken. In zijn vaderland zou hij thans zijn 60sten ver jaardag hebben kunnen vieren onder de geluk- wenschen van de geheele wereld, want den 16en Juli 1872 werd den reeder Jens Amundsen in de Noorsche kustplaats Borge een zoon geboren. Van den dag af, dat hij schuchter in de werk kamer van den toenmaligen directeur der Ham burger Zeewacht, dr. Neumaier trad, om den beroemden geleerde zyn vermetel plan voor te leggen om de zoo veelvuldig gezochte Noord westelijke doorvaart te vinden, d. w. z. den weg uit den Atlantischen naar den Stillen Oceaan langs de Noordelijke kunst van Amerika; van het oogenblik af, dat de Hamburgsche geleerde over het plan verrukt was en den jongen Amundsen dadelijk een paar maanden by zich hield om hem de wetenschappelijke voorwaar den in te pompen en hem op de gevaren voor te bereiden, van dat oogenblik is Amundsen tot bijna het eind toe, niet meer door het geluk verlaten. Nadat hij zich in 1901 een klein zeilschip „Gjöa", gekocht had, begon hij, gesteund door Nansen in 1903 zijn eersten tocht. Toen hij na de magnetische Noordpool te hebben vastge steld en de gezochte doorvaart te hebben ge. vonden in 1906, nadat hij reeds een tyd ver dwenen was geweest, weer terugkeerde, was hy al wereldberoemd. Thans eerst was het hem mogelijk voor een Pool-expeditie over meer geldmiddelen de beschikking te krijgen. In Augustus 1910 voer hy met de oude „Fram" van Nansen uit en na een sledevaart van nauwelijks 45 dagen bereikte hy den 14den December 1911 de Zuidpool. In den wedstrijd tegen Robert Scott was hij overwinnaar gebleven, terwijl de laatste, die eerst een maand later de Pool be reikte, nimmer is teruggekeerd. Maar Amundsen zelf is iets dergelijks weder varen, toen hy de vliegexpeditie naar de Noord pool reeds geheel en al had uitgerust en op het punt stond te vertrekken. De Amerikaan Byrd was hem, die niet alleen de eerste mensch wilde zijn die de Zuidpool zag, maar ook de Noord pool het eerst wilde zien, voor. Het was teeke nend voor Amundsen's karakter, dat hy niet tegenstaande de vreeselijke ontgoocheling, zon der afgunst zich naar Byrd spoedde en hem de hand drukte. Mevr.; Waarom pak je die schoenen zoo mooi in; de schoenmaker woont toch vlak tegenover. Dienstmeisje: Maar, mevrouw, moet dan de heele buurt zien, wat voor groote voeten u hebt. HUIZEN, 296 M. 8.00 K. R. O.-morgenwij ding 10.00 gramofoonmuziek 11.30 gods dienstig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin O.P. 12.00 Politieberichten 12.15 K. R. O.- trio o. 1. v. Piet Lustenhouwer 1.45 gramo foonmuziek 2.00 vrouwenuurtje 3.00 gra mofoonmuziek 3.20 verzorging zender 4.00 gramofoonmuziek 5.30 K. R. O.-kunstensem ble o. 1. v. Piet Lustenhouwer 7.10 mej. Suze Proot: „Vergelijkende studie tusschen Haydn Mozart en Beethoven" 7.30 Politieberichten 7.45 Verbonds-radiokwartiertje 8.00 Gro ninger Orkestvereeniging o. L v. Jonny Ponten 9.00 Nieuwsberichten van Vaz Dias 11.00 gramofoonmuziek. HILVERSUM 1875 M. 8.00 Tijdsein A. V. R. O. gramofoonmuziek 10.00 morgenwijding 10.15 gramofoonmuziek 10.30 piano-recital door Annie de Ridder o.a. muziek van Chopin 11.00 R.V.U. 11.30 orgelconcert door Piet van Egmond Jr., m. m. v. Sal Rodriguez, viool; o.a. muziek van Handel en Bach 12.30 lunch- muziek door het ensemble Rentmeester; tus- schenspel van gramofoonmuziek 2.15 rustpoos voor het verzorgen van den zender 2.30 cau serie door Drs. P. Dijkema: „Kinderlijke be langstelling" 3.00 gramofoonmuziek 4.00 solisten-con ;ert, Julie de Stuers, zang en Jan Govers, piano 4.30 kinderuur door mevr. Antoinette van Dijk 5.30 S. H. Eysden zingt Afrikaansche liedjes 6.00 Les vanwege het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart 6.30 R.V.U. 7.00 Concert door het Utrechtsch Stedelijk Orkest o. 1. v. Albert van Raalte. So listen: Julie de Stuers, zang en Stephan Berg- mann, piano 8.00 gramofoonmuziek „Non stop" Internationaal Cabaret-programma 9.00 Het Utrechtsch Stedelijk Orkest o. 1. v. Albert van Raalte 10.00 Nieuwsberichten van het Persbureau Vaz Dias 10.10 Boekenhalf uur Dr. P. H. Ritter Jr.: „Het wordende Huwe lijk" van Dr. F. M. Wibaut en mevr. Wibaut Berdenis van Berlekom 10.30 Kovacs Lajos en zijn orkest; tusschenspel van gramofoonmuziek. BRUSSEL, 509 M.: 5.20 Concert door het Omroeporkest o.l.v. Jean Kumps 6.50 Gra mofoonmuziek 8.20 Concert door het Radio orkest o.l.v. Karei Walpot. KALUNDBORG, 1153 M.: 3.30 Deensche lie deren door Ester Laessöe Müller 10.20 Fran- sche operette-muziek door het Omroeporkest o.l.v. Emil Reesen 11.20 Dansmuziek. BERLIJN, 419 M.: 9.20 Dansmuziek door de Uja Livschakoff kapel. HAMBURG, 372 M.: 1.35 Gramofoonmuziek 2.30 idem 4.50 Concert 7.40 Populair Concert door het Norag-kwartet 8.10 Duit- sche dansen 10.55 Concert door het Norag- orkest o.l.v. Fritz Gartz. KONIGWUSTERHAUSEN, 1635 M.: 2.20 Gramofoonmuziek 4.50 Concert. LANGENBERG, 472 M.: 1.50 Concert door een orkest van werklooze beroepsmusici o.l.v. Prof. Anton Nowakowski 5.20 Vesperconcert 8.20 Concert o.l.v. Wolf. UAVENTRY, 1554 M.: 1.20 Concert 2.20 Gramofoonmuziek 4.20 Moschetto en zyn orkest in het Dorchester orkest 7.40 Concert 10.55 Bertini's dans band. PARIJS EIFFEL, 1446 BL: 9.00 Kamermuziek. PARIJS R., 1725 M.: 7.50 Gramofoonmuziek 8.20 „Le barbier de Sévilla", Rossini. MILAAN, 231 M.: 8.50 „Amore frai Pampini", operette in drie actes van de Micheli. ROME, 441 M.: 9.05 Concert 10.20 idem. WEENEN, 517 M.: 8.20 „lm weiszen Röszl", zangspel in drie bedrijven 11.10 Dansmuziek. WARSCHAU, 1411 M.: 5.20 Concert door het Philharmonie-orkest van Warschau 6.40 Dansmuziek 8.20 Populair concert door het Philharmonie orkest van Warschau o.l.v. Cas Wilkomirski 9.20 Voortzetting concert 10.20 Dansmuziek. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Nadat Samuel de deur achter zich had dicht geslagen, beseften de oude menschen eerst recht, hoe moeilijk het hun zou vallen, nu een andere oplossing te vinden. Tot nu toe was het steeds Samuel geweest, die hun 't geld, dat ze te kort kwamen bij 't al duurder worden van alles, verschafte. Als ze in nood zaten, wijl z'n pensioen, vroeger toereikend, dit niet meer was. dan werd er altijd tot Samuel een schrijven gericht met verzoek den volgenden dag even aan te komen. Steeds op tijd was de redder-uit-den-nood verschenen en had een of ander voorwerp, in betere dagen gekocht, tegen contanten omge wisseld. Ze marchandeerden nooit. Samuel was reëel, hij gaf, wat het hem als koopman waard was. Nooit had hij gepoogd hen af te zetten. Voor het verlaten van het huis, had hij Steeds de verzekering moeten geven, dat ze op z'n stilzwijgendheid konden rekenen. En getrouw had hij dit op handslag beloofd en woord ge houden. En nu, voor 't eerst hadden ze geen zaken gedaan. Bij z'n komst hadden ze hun verteld, dat ze niet veel meer dan een zilveren theeblad be zaten, van de kinderen gekregen by hun zil veren bruiloft. Dat wilden ze nu niet graag missen, zeiden ze, maar of Samuel totdat het pensioengeld kwam daar geen voorschot op kon geven? Toen had hij het hoofd geschud- „Dan moet U bij mij niet wezen", had hij ge zegd. „Beieenen doe ik nooit; ik wil het wel koopen". Daar waren de oudjes niet op ingegaan, zoo dat Samuel heenging, zonder zelfs het theeblad bekeken te hebben. Hun verslagenheid was groot. Zij had het plannetje geopperd en pij de bespreking had de uitvoering er van zoo gemakkelijk gesche nen Doch Samuel's weigering om een dergelijke transactie aan te gaan, had de idee waardeloos gemaakt. Toch het geld hadden ze noodig, dringend en direct. Een geheelen dag hadden ze overlegd en ein delijk waren ze tot een besluit gekomen. Stil sloop hij de trappen af, de oude man, die vreezend dat het minste gerucht de aan dacht van de buren tot zich trekken zou, zacht de voordeur achter zich sloot. Op straat ge komen. sloeg hij den hoek om en liep voort. Hij poogde zich zelf moed in te spreken, al zou een kennis hem nu zien, dan kon toch niemand ver moeden waarheen hy ging. Doch ondanks dit weten en het zich herhalen blééf de angst, die hem schuw deed rondkijken. Als een van die menschen eens begrepen, wat er in dat pak, dat hij onder den arm droeg, verborgen was- Noch altijd weifelend, liep hy verder. Plots ging hem een 6chok door de leden. Een bekende stevende recht op hem aan. „Zoo aan den wandel?" vroeg hij en wierp een nieuwsgie rigen blik op het pak. „Ach neen", legde hij uit. Hij moet ergens wat bezorgen en er was haast bij, als de ander het hem niet kwalijk nam, liep hij meteen weer door. Hij trilde op z'n beenen, terwijl de ken nis hem pleizierige wandeling wenschte. Ook dat nog Neen hy durfde niet. Hij keerde terug. Dezen taak kon hij niet volbrengen. Hij ging al op huis aan, toen een aankomende leege huur auto hem een idee gaf. Als hy eensHij wenkte reeds. De chauffeur stopte, sprong van z'n zitplaats. Ineens drong het tot hem door, dat hy nu dien man deelgenoot moest maken van z'n geheim. Hij aarzelde. ,,Nu mijnheer, stap in!" drong de chauffeur; ..waarheen?" Vooruit nu, het moet. „Naar den lommerd", fluisterde hij. Hij dacht, dat aan dien rit geen einde kwam. Toch ging nog een schok door hem heen. toen de auto stil stond. En nu ineens kreeg hü moed. Wel schrok hij op, toen hij binnentredend, drie bont-geschorte vrouwen hard hoorde lachen, maar kordaat liep hij door. Even verwarde heur stilzwijgen l.-em weer bij z'n binnenkomst, deed hem voelen, dat hy in een sfeer kwam, die de zijne niet was. Maar, toen de vrouwen opschuivend, hem voorlieten, herkreeg hij z'n bezinning. Met beefhanden pakte hij voor het loket uit, en gaf aan den wachtenden bediende het theei -lad. „Dat zou ik gaarne beleenen", zei hij flink, hoeveel zou u er voor kunnen geven?" „Ik zal het even laten taxeeren, wacht U maar even," antwoordde de man veel beleefder dan hij verwacht had. Kijk, waarvoor had hij zich nu zoo angstig gemaakt? Alles ging veel gemakkelijker in wer kelijkheid, dan hij zich had voorgesteld. De vrouwen praatten zachtjes door. Haar spot- blikken waren in medelijden veranderd, of schoon ook die blikken schrijnden, maar niet zóó. En die bediende was niet, zooals hij ver wacht had, een norsche kerel, maar een beleefd jongmensch, dat hem zelfs bij het uitpakken behulpzaam geweest was. Hij wachtteNu taxeerden ze het theeblad daar achterNu keken ze naar hemNet doen of hij "t niet zag. Daar kwam het jongmensch terug. „Het spijt me, mijnheer, maar dat theeblad is niets waard, T is geen zilver." Hij begreep het niet goed. „Dat kan niet", stamelde hij, ,,'t moet zilver zijn. We kregen het theeblad van onze kinderen bij onze zilveren bruiloftU moet zich ver gissen, heusch, 't is zilver...." De bediende lachte zelfs niet, ofschoon het verband in den zin niet erg duidelijk was. De vrouwen zagen zwijgend toe. „We hebben het nagezien, mijnheerwe kunnen er niets voor geven...." stamelde het jongmensch, nog meer in de war dan de oude man Langzaam drong het tot hem door, dat hij nu weg moest gaan.... ze konden er niets voor gevenWerktuigelijk pakte hij het blad weer in. Met een kletterenden slag viel het op den grond. De vrouwen schoten toe, raapten het op en hielpen hem by het inpakken. Hij bedankte ze zacht en strompelde met het waardelooze prul de deur uit. Buiten wachtte nog de auto. Neen, hfl reed niét terug, zei hij; hij wilde nu maar betalen, hij liep wel naar huis. Als zinloos ging hij door de straten. In een stille wijk rustte hij even en veegde met 't zweet dat op zijn voorhoofd parelde, een traan weg van onder z'n bril. En aldaar drong het onderweg in z'n kop: het theeblad hadden ze toch op hun zilveren bruiloft gekregenvan de kinderenen nou was 't geen zilver't was ordinaire namaakHij slikte 'n brok weg. dat bem de keel haast dichtkneep. En ineens formuleerden z'n gedachten heel juist en scherp de vlijmend scherpe realiteit: Dat z'n zware gang vergeefsch geweest was Echtgenoote: Wat een ontgoocheling, Tc had gedacht, dat mijn man mij voor mijn verjaar dag het geld voor een nieuw gebit zou gegeven hebben, waaraan "k zoo'n groote behoefte heb, omdat 'k het vleesch niet meer goed bijlen kan, en wat heeft hij mij nu gegeveneen vleesehhak-machine l YA,!'-- „Kom Plet niet bang en netjes je vleugels uitspreiden en met Je armen slaan," zei Jaap de Bie tegen het jonge bijtje. Maar hoe Plet ook probeerde, hij vloog geen meter verder. „Dan maar in de lus hangen," zei vader de Bie, die zelf ook een hoop moeite had gehad, toen le vliegen moest leeren en hoe Pietje ook schreide vader stoorde er zich niet aan en tilde zijn zoontje naar boven „Een, twee, drie, hup," commandeerde vader, maar Pietje deed niets dan gillen en hing net als een dief aan de galg te bengelen. „Ik kan Je niet langer meer houden, vlieg toch," riep Jaap eindelijk uit. maar hoe ondeugend Pietje anders ook was en welke gevaarlijke toeren hij anders verrichtte, nu hij moest durfde hij nfet Mlllllll! iiiiiMiifiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiwii /1HC «IfUHilt a B irrr nr/unrru rcfUimrilI TTITVDI IIM M?IF MAAI 1 van een hand of een oog Dij verlies van een f Cfi bij duim of wijsvinger *}(/.-bee mmnnim nillIIIIUIIIIIIIni 39 Ik heb op het Rozen-Kasteel geld opgeno men. Eerst wilde ik het verkoopen, om u de opbrengst ter hand te stellen, doch ik heb bedacht, dat ik er genoeg uit zou kunnen ha len om uw zoon op te voeden, zonder het bescheiden erfdeel zijner moeder te moeten aanspreken, en dat ik allicht Iets zou kunnen opsparen om elk jaar uw schuld eenigszins te kunnen verminderen Maar bij dit alles stel ik een dubbele voorwaardevooreerst mag nooit of te nimmer iemand, wie het ook zij, weten, welk deel ik in dit alles heb; nooit, versta me wel, nooit zal iemand we ten, dat ik anders handel dan als uw zaak gelastigde. Ten tweede: u zult me ook iets zenden, al was het maar een penningske, opdat ik zonder onwaarheid te spreken, tot uw zoon kunne zeggen, dat u aan uw be vrijding werkt, om zoodoende in hem de liefde en den eerbied voor u onaantastbaar te bewaren. Ik vrees, dat wij dien afgrond nooit zul len kunnen dempen. Maar de poging daartoe is op zichzelf al een eerherstel, al ware het alleen voor GodHet is onze plicht! Zoo wij elkander nog ooit wederzien, dan zal het zyn na lange, lange jaren, en we zullen dezelfden niet meer wezen: het leven, het lijden zal van ieder onzer een wezen gemaakt hebben, den ander onbekend. En wordt dit ver'verwijderd wederzien ons ge weigerd, dan zullen we elkander in 'n andere wereld terugvinden, waar alle tranen ge droogd worden, waar alle zielen schoon zijn, in de oneindige schoonheid van God zelf." Hoe dikwijls had hij dezen brief herlezen, den eersten keer met schaamte, toornig zelfs want dezen dichter en gevoelsmensch moes ten zulke berekeningen, zulk een koude za- kendoenerij wel afschuwelijk voorkomen, voor al op het oogenblik van hopelooze scheiding. Dergelijke opvatting walgde hem, en hij begon zich te verbazen, dat hii ooit een vrouw had kunnen beminnen, zoo ontbloot van alle ziels verheffing, van alle gevoel, meende hij zelfs. Zeer euvel duidde hij het haar, dat ze met zooveel koele zelfbeheersching de winsten be rekende, die zij uit haar voorvaderlijk familie- goed zou kunnen trekken, uit het lieve plek je, waar zij een gelukkigen haard meende te stichten. Als ze hem werkelijk had liefgehad, zou ze dan zoo helderziend geweest zijn? Hij kon zulk een zielstoestand niet begrijpen, hij, die de liefde niet had kunnen behoeden voor een onverstoorbare onvoorzichtigheid niet al leen, maar zelfs voor een zwakheid, een fout, door lieden van strenge opvatting als hoogst onkiesch gebrandmerkt. En toch kon hij aan haar liefde niet twijfelen. Ja, zij had uitsluitend hem bemind van de dagen harer jeugd af; in stilte had ze ge leden, toen hij met een ander trouwde. We duwnaar geworden, had hij plotseling bemerkt, dat ze mooi was en verstandig, dat ze nog niet alle hoop had opgegeven, en hij had de diepte van deze zwijgzame ziel gepeild, waarin slechts zijn beeld leefde. Maar zij beminde hem niet meer, toen zij dezen ijskouden brief schreef; zij beminde hem niet meer, niet omdat hij zich zoo dwaas geruïneerd had, maar omdat hij het geld verspeeld had, ontvangen of geleend om zijn schulden te betalen. Na zooveel jaren kleurden zijn bleeke wan gen nog bij deze herinneringen. Hij dacht weer aan zijn onoverwinlijken afkeer om aldus de liefdegifte van een vrouw aan te nemen. Doch hij had zijn zoon innig lief, en de gedachte, dat zijn aandenken ongeschonden in Elzéar's hart zou voortleven, deed hem zijn weerzin overwinnen. En hij was te zwak om niet te buigen voor een wil, die hem redde, zijns on- da-nks. Van dien tijd af had Valérie zich met zijn zaken belast. Hij wist, dat zij elk jaar al het geld, met harden arbeid verworven, aan zijn schuldeischers afdroeg, als kwam het van zij nentwege. Hij was haar innig dankbaar, doch voelde zich niettemin diep vernederd. Daarom ontstelde hem de gedachte haar weldra terug te zullen zien. Waarom las hij nogmaals dien brief, die den wreeden indruk uit lang ver vlogen tijd wederom hernieuwde? Waarom zocht hij na zooveel jaren nog altijd een spoor van de liefde, die hij verloren had? Waarom werd steeds zijn hand weerhouden, wanneer hij op het punt stond dit papier te verscheuren? Met beklemd hart overwoog hij nog eens deze plechtige, profetische woorden: „Wanneer we elkander ooit terugzien, zal het lijden van ieder onzer een wezen gemaakt hebben, den ander onbekend"Hij kon niet aannemen, dat nu, op den zoom des ouderdoms het teedere gevoel van weleer zou herleven. Daarom was hij zoo bang voor deze nieuwe Valérie, wier omschepping dagteekende van het uur, waarin ze dien brief geschreven had, haar fortuin, haar leven zelfs aanbiedend, zonder een woord van spijt of liefde te uiten. XXXVII Het rijtuig houdt voor het hek stil. Bloemen omgeven als vroeger den weg, alleen zijn hoo rnen en struiken wat grooter geworden. Het is een dag, gelijk aan dien, waarop hij vertrokken is; ook toen woei de lieflijke geur van het pijnbosch hem tegen. De gevel van het kasteel vertoont bleeke strepen, verkleurde plekken, als hadden stroomen van tranen zijn vroeger zoo heldere kleur verdoezeld. Evenals voorheen blijft hij voor de glazen deuren staan, waar destijds zich Valérie's salon bevond. Het gordijn is weggeschoven, hij kan naar binnen zien, en begeerig zoekt zijn blik de oude meubileering. Maar alles is veranderd: een massief schrijfbureau beladen met papieren en registers, vervangt de sierlijke secretaire op fijne pootjes, het behangsel is verflenst en... opeens begint zijn hart te kloppen, nu hij een veranderd gelaat aanschouwt, voller, strenger, met scherpe trekken, dikke, zwarte vlechten, opgenomen zonder eenige rekening met de mode te houden, en waarin hier en daar een grijs straaltje schittert. Heeft zijn gestalte het licht onderschept, of voelt Valérie als bij intuïtie iemands nabij heid? Snel staat ze op, opent de glazen den- ren, en een kreet klinkt van haar lippen, als ze eensklaps tegenover Estève de Marguenave staat Is het een droom? Dat fijne, teere gelaat, met zooveel rimpels doorploegd, is dat haar vroe gere verloofde? Zwijgend staan ze tegenover elkander, verschrikt door beider verandering, die ze wel verwacht, maar tevergeefs zich voor gesteld hadden. Zij echter komt bijna terstond weer tot zich zelf, gewoon als ze is haar ontroering te be- heerschen. Foei, Estève, zoo onverwacht te komen! Zonder eenig bericht! En Elzéar is afwezig! Ik heb hem willen verrassen! Nieuwe ontgoocheling: Estève's stem heeft het accent van het land der ballingschap aan genomen Zij reikt hem de hand, leidt hem naar een fauteuil, en opnieuw zwijgen ze, met droeve ontroering elkander aanziende. In zijn oogen leest zij dezelfde treurige verwondering, die zij bij den markies de Saiht-Meuron opmerkte, verwondering haar zoo veranderd, zoo verouderd te vinden. Er lijkt een afgrond tusschen hen, zij zijn, gelijk ze voorzegd heeft, elkander zoo onbekend, dat ze hun toevlucht tot alledaagsche praatjes moeten nemen. Gelukkig zal Elzéar vanavond weer hier zünWaarom hebt u uw komst niet ge meld?Het zou toch aangenamer geweest zijn, als u bij het aan wal stappen iemand onzer gevonden had. En mijn vriendinnetje, Marie-Claire de Solliès, van wie ik u in mijn brieven sprak, is op het oogenblik juist te Bordeaux; zij zou blij geweest zijn u te mogen verwelkomen. Ja, zuchtte hü, verrassingen vallen dikwijls in het water. Hoe het zij, hernam ze, Elzéar zal van avond allergelukkigst wezen. Komt u dezen morgen regelrecht van Bordeaux? Maar dan zult u nog niet gedéjeuneera hebben? U ziet zoo bleek; ik ga dadelijk koffie voor u halen. De Marguenave's lippen plooiden zich ietwat spottend: de ontroering van dit oogenblik, van deze ontmoeting, schreef zij toe aan de behoef te aan een ontbijt! Zij had haastig de kamer verlaten, en hij voelde zich verlicht. Hij keek eens rondom zich: alles, wat vroeger dit vertrek aangenaam en vroolijk gemaakt had, was verdwenen. Die boeken en paperassen, dat afschuwelijk bureau met zijn groen leeren bekleedsel vol inktvlekken, het wees alles op een vermoelenden, laag-bij- den-crondschen arbeid Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7