Kroonprins Michaël naar Engeland
HONDSDAGEN
RADIO-PROGRAM
ZWARE- GANG
E VIJANDEN VAN HET BDENJJORP
f125.-
Het
Rozen*Kasteel
MAANDAG 25 JULI
LEERLING VAN ETON
Maar eerst moet hij
examen maken
„Ben ik koning of niet?"
„Ik u)as het eerder"
De automobilist
Kroonprins Michaël bij zijn auto
Zeven ipaanden in de
doodscel
Roald Amundsen
'n Uitvlucht
Dinsdag 26 Juli
VERHAAL VAN
DEN DAG
Dat kwam
goedkooper uit
IIIIIIIIIIIHIII
Alle abonné's SSgt™ £SekT^ f3000.-^se^^ie^^iX^t750.- M?^gevai&eP f250.- e^tt
TaNGIFTE MOET, OP STRAFfÏ VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
By de Roemeensche koninklijke familie be
staan plannen, om den thans tienjarigen
kroonprins Michaël binnenkort naar het be
kende Etoncollege in Engeland te zenden ter
Voltoi^ing van zijn opvoeding. Voordat hiertoe
echter definitief zal worden besloten, zal
kroonprins Michaël eerst proeven van be
kwaamheid moeten afleggen voor een examen
commissie onder voorzitterschap van prof.
Gusti, den Roemeenschen Minister van On
derwijs. Koning Carol, de vader van den klei
nen prins, zal bij het examen tegenwoordig
zijn. Een benijdenswaardige jeugd heert prins
Michaël niet, hoewel zijn omstandigheden
thans veel zijn verbeterd, vergeleken bij den
tijd, toen hy als koning Michaël I aan het
hoofd van den Roemeenschen staat stond.
Brie jaar lang, van zijn vijfde tot zijn achtste
jaar, heeft Michaël als koning over Roemenië
geregeerd en hoe klein hy ook was, toch was
zijn dag reeds gevuld met allerlei koninkiyke
plichten. Zoo moest hij aan de zijde van zijn
grootmoeder, Koningin Maria, die als regentes
optrad en begeleid door zijn oom, prins Nico-
laas, de troepen inspecteeren, tentoonstellingen
en weldadigheidsbazars openen. Overal waar
hij kwam, werd de kleine koning met het mees
te ceremonieel ontvangen, hetgeen niet heeft
nagelaten zijn sporen in het karakter van het
Ventje achter te laten. Als koning Michaël
tnoest hij vroeger geregeld naar het familie,
diner, dat zyn grootmoeder wekelijks gaf. Dan
Werd hy met allerlei plichtplegingen ontvan
gen, de wacht kwam in het geweer, terwyi de
militaire kapel een fanfare speelde.
Eens kwam Michaël geheel onverwacht aan
het kasteel Controceni, waar zijn grootmoe
der verblijf hield. Daar men niet op de Komst
Van den kleinen koning had gerekend, was er
ook niemand om hem te ontvangen, waarover
Michaël diep beleedigd was! De officier van
de garde, die hem tegemoet kwam, ontving hy
met een uiterst koel gezicht en met de vraag'.
„Waarom is er geen muziek." De officier legde
hem toen uit, dat niemand te Controceni iets
Van zyn komst wist, zoodat het heel begrypelijk
Was, dat men niet het gebruikelijke ceremo
nieel in acht had kunnen nemen. Michaël nam
den officier toen van het hoofd tot de voeten
op en zeide op autoritairen toon: „Maar ben
ik dan de koning van Roemenië of ben ik het
niet!" Deze woorden hebben zijn onderdanen
heel wat vrooiykheid verschaft. Toen zijn va
der Carol weer in Roemenië terugkeerde en »ot
koning werd uitgeroepen, moest Michaël zyn
waardigheid neerleggen en zich vergenoegen
met den titel van kroonprins. Dat hij echter
nog niet vergeten is, dat hy koning is geweest,
blijkt wel uit het volgende grappige voorval.
Ter gelegenheid van de opening van het Roe
meensche parlement nam Koning Carol zijn
zoontje verleden jaar met zich mede.
In den auto zeide hy tegen den kroonprins:
„En dan, je moet een rechte, stramme houding
aannemen, je moet stijf salueeren, je mag de
etiquette niet uit het oog verliezen, je moet..."
Verder kwam koning Carol niet, want zijn zoon
onderbrak hem door op beleedigden toon uit
te roepen: „Vader, U vergeet, dat IK ai eeraer
dan U koning ben geweest!" Gelukkig voor der»
kleinen prins heeft hij ook zijn amusementen
en als hij in den slottuin te Sinai paard rijdt
of fietst, is hij in zijn element en vergeten, dat
hij een kroonprins is. Paardrijden doet hij het
liefste, al klaagt hij er wel eens over, ant hij
niet in het publiek mag uitrijden, maar zich al
tijd moet vergenoegen met den paleistuin en
het binnenplein. Zijn pikeur, overste Seheletti,
is niet weinig trotsch op zyn leerling en hij be
weert, dat kroonprins Michaël te paard zit:
„als een oude huzarenoverste, die zijn geheele
leven in den zadel heeft gezeten." Dit zal een
weinig overdreven zijn, maar toch staat het
vast, dat Michaël reeds op 5-jarigen leeftijd op
de pony reed, welke hy van zijn onderdanen
ten geschenke had ontvangen. Ook op tennis
sen, fietsen en autoreden is hy verzot.
Eenige jaren geleden heeft prins Michael van
zijn oom Niki (prins Nicolaas), van wien de
jongen zeer veel houdt, een kleinen auto ten
geschenke gekregen. Dit geschenk is heel be
grijpelijk, daar prins Nicolaas zelf een harts-
tochteiyk automobilist is. In het wagentje kun
nen twee kinderen plaats nemen. In plaats van
een benzinemotor is een electromotor inge
bouwd; de auto is voorzien van remmen, kop
pelingen en versnellingen en is dus heelemaal
echt" zooals Michael met voldoening consta-
teerde, nadat hq het geschenk aan een grondig
onderzoek had onderworpen. Sinds Micnael den
auto heeft, is zyn fiets niet meer zoo m trek
als vroeger; hij doet thans alles met zijn au o.
Zyn omgeving ziet soms wel eens met be
zorgdheid aan, als hy met een vaart c\oor..^e
lanen van het park van het slot Smal rijdt,
bergop, bergaf, en steeds met de snelheid van
een geroutineerd automobilist. Slechts éénmaal
heeft de kroonprins een auto-ongeluk gehad,
dat nog betrekkelijk goed is afgeloopen. Met
het 7-jarig dochtertje van Minister Manilescu
toerde hij door het slotpark .De jeugdige chauf
feur nam echter een bocht met te groote snel
heid en dientengevolge met een te wijden boog,
waardoor hij tegen een boom reed en de auto
ernstig werd beschadigd. De twee kinderen
kwamen er echter zonder letsel af, maar het
ministers-dochtertje heeft nooit meer met den
kroonprins willen rijden. Doch kroonprins
Michael besteedt zyn dag niet alleen aan het
beoefenen van sport; ook de studie neemt een
belangryke plaats in zijn öagindeeling in. Hij
moet veel meer leeren dan een ander kind van
zijn leeftijd, hoewel hij het niet graag doet.
Maar hij moet, want, ofschoon hij niet op
school gaat, worden zijn vorderingen toch gere
geld gecontroleerd en moet hy elk jaar een
examen afleggen. Het examen van dit jaar zal
moeten beslissen of Michael genoeg kennis be.
zit om naar Eton te gaan.
In Sing Sing, het bekende New-Yorksche
tuchthuis, zit in een doodscel sinds meer dan 7
maanden Benjamin Gordon, wiens executie op
den electrischen stoel alleen daarom voortdu
rend weer uitgesteld moet worden, wiil men den
moordenaar als „belooning" voor zijn waarde-
noodig heeft. Daar al deze processen zich nog
maandenlang zullen rekken, is ook niet vast te
stellen wanneer Gordon naar de andere wereld
zal geholpen worden. Gordon werd zijnerzijds
wegens moord op een politieman ter dood ver
oordeel. Hij is lid van een bekende misdadigers-
bende geweest, die talrijke misdaden op haar
geweten heeft en die voor en na onschadelijk
gemaakt wordt. De verklaringen van Gordon
zijn naar de meening van het gerecht zoo
waardevol, dat zyn terechtstelling de doorvoe
ring van het gerechtelijk onderzoek zeer be-
nadeelen zou.
Het is overigens niet uitgesloten, dat men den
moordenaar als „belooning' voor zijn waarde
volle verklaringen, die hy alle beëedigt en die
zyn compagnons stuk voor stuk voor langeren
of korteren ty'd, zelfs voor levenslang in het
tuchthuis brengen, verklaringen, die door de
aangeklaagden als gelogen worden bestempeld,
een herziening van zyn proces zal toestaan
en niemand gelooft er nog ernstig aan, dat het
doodvonnis voltrokken zal worden. Men neemt
veeleer aan, dat Gordon door de politie als lok
vogel geëngageerd is. Men herinnert in dit ver
band eraan, dat in Chicago eenige bandieten
uit de geldwereld politielokvogels geworden zyn
en er zijn er niet weinigen, die meenen, dat
alleen' door de werkzaamheid van deze men-
schen de politie slechts in de mogelijkheid is,
eenigermate werkzaam tegen de onderwereld
zijn kan.
Voorloopig zit Gordon echter nog in zyn
doodscel, waaruit hij klaarblijkelijk heelemaal
niet zoo graag vandaan komt. Zooals immers
bekend, is de behandeling en de verpleging der
ter dood veroordeelden bijzonder goed.
MNIIIUIIIIUIIHKII
Het maakt u misschien wat onrustig,
Het klinkt ook een beetje verhit,
Als u er aan denkt, dat u nu weer
Te midden der hondsdagen zit!
Ze geven gedachten aan dolheid,
Aan braden, aan puf jen, aan heet,
1 Aan vallende brandende stralen
1 Der vuur-vaste zonne-planeet!
De hondsdagen doen ons steeds den-
ken
Aan hitte, doch uiterst compact,
Zooals wij, bijvoorbeeld, bij eten
Graag praten van Maggi-extract!
Maar weer blijkt die wijsheid gewij- j
zigd,
Althans voor de temperatuur,
De zon, tegenwoordig, is spaarzaam
En speelt dus niet gaarne met vuur!
Doch mocht zich de zon eens bezinnen
En maakt zij het u wat te bont,
Dangaat u maar stil met vacan-
tie, n
1 Want u zijt toch immers geen hond? I
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ïüiiiuiiiiimitiiiHiiHiniiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiHiifiiiiMimtiimnniiiiiinHiiuniiiiniiinmniiiiiiinu
Lang reeds is de vraag verklonken of Roaid
Amundsen, die in 1928 opsteeg om Nobile te
redden en sindsdien verdwenen is, nog terug-
keeren kon. Laag reeds bestaat de zekerheid dat
de oneindige ijswoestijn onverbiddelijk't lot van
den grooten onderzoeker bezegeld heeft. En het
zou immers ook niet in het leven en bij den
onderzoekingsdrang van Amundsen hebben ge
past, wanneer hij, als b.v. Nansen, na een vre-
digen levensavond, thuis gestorven was
In Juni 1928 steeg hij met de vliegmachine
„Latham" op, om naar den verongelukten No
bile te zoeken, ofschoon er groote oneenigheid
was, die beide mannen van elkaar scheidde.
En dit is het schoonste, wat Amundsen door
zijn voorbeeld de menschheid heeft getoond:
dat hij in het oogenblik van nood zyn leven
waagde voor een man, die, tenminste volgens
zijn inzicht, zijn leven en dat zijner kameraden
lichtvaardig op het spel had gezet.
Nobile is teruggekeerd, Amundsen echter is
het offer van zijn onbaatzuchtige, zelfverloo
chenende behulpzaamheid geworden. En wan
neer nauwelijks iemand zich nog den man zal
herinneren voor wien hij stierf, zal Amundsen's
naam met gouden letters in de geschiedenis der
menschheid staan opgeteekend en dat niet
alleen om zyn onderzoekingen aan de Zuidpool.
Voor Amundsen voor zijn laatste vlucht op
steeg, had hij reeds al zyn onderzoekingsplan
nen afgewerkt en zich in rust teruggetrokken.
In zijn vaderland zou hij thans zijn 60sten ver
jaardag hebben kunnen vieren onder de geluk-
wenschen van de geheele wereld, want den 16en
Juli 1872 werd den reeder Jens Amundsen in de
Noorsche kustplaats Borge een zoon geboren.
Van den dag af, dat hij schuchter in de werk
kamer van den toenmaligen directeur der Ham
burger Zeewacht, dr. Neumaier trad, om den
beroemden geleerde zyn vermetel plan voor te
leggen om de zoo veelvuldig gezochte Noord
westelijke doorvaart te vinden, d. w. z. den weg
uit den Atlantischen naar den Stillen Oceaan
langs de Noordelijke kunst van Amerika; van
het oogenblik af, dat de Hamburgsche geleerde
over het plan verrukt was en den jongen
Amundsen dadelijk een paar maanden by zich
hield om hem de wetenschappelijke voorwaar
den in te pompen en hem op de gevaren voor
te bereiden, van dat oogenblik is Amundsen tot
bijna het eind toe, niet meer door het geluk
verlaten.
Nadat hij zich in 1901 een klein zeilschip
„Gjöa", gekocht had, begon hij, gesteund door
Nansen in 1903 zijn eersten tocht. Toen hij na
de magnetische Noordpool te hebben vastge
steld en de gezochte doorvaart te hebben ge.
vonden in 1906, nadat hij reeds een tyd ver
dwenen was geweest, weer terugkeerde, was hy
al wereldberoemd. Thans eerst was het
hem mogelijk voor een Pool-expeditie over meer
geldmiddelen de beschikking te krijgen. In
Augustus 1910 voer hy met de oude „Fram" van
Nansen uit en na een sledevaart van nauwelijks
45 dagen bereikte hy den 14den December 1911
de Zuidpool. In den wedstrijd tegen Robert
Scott was hij overwinnaar gebleven, terwijl de
laatste, die eerst een maand later de Pool be
reikte, nimmer is teruggekeerd.
Maar Amundsen zelf is iets dergelijks weder
varen, toen hy de vliegexpeditie naar de Noord
pool reeds geheel en al had uitgerust en op het
punt stond te vertrekken. De Amerikaan Byrd
was hem, die niet alleen de eerste mensch wilde
zijn die de Zuidpool zag, maar ook de Noord
pool het eerst wilde zien, voor. Het was teeke
nend voor Amundsen's karakter, dat hy niet
tegenstaande de vreeselijke ontgoocheling, zon
der afgunst zich naar Byrd spoedde en hem
de hand drukte.
Mevr.; Waarom pak je die schoenen zoo
mooi in; de schoenmaker woont toch vlak
tegenover.
Dienstmeisje: Maar, mevrouw, moet dan de
heele buurt zien, wat voor groote voeten u hebt.
HUIZEN, 296 M. 8.00 K. R. O.-morgenwij
ding 10.00 gramofoonmuziek 11.30 gods
dienstig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin
O.P. 12.00 Politieberichten 12.15 K. R. O.-
trio o. 1. v. Piet Lustenhouwer 1.45 gramo
foonmuziek 2.00 vrouwenuurtje 3.00 gra
mofoonmuziek 3.20 verzorging zender 4.00
gramofoonmuziek 5.30 K. R. O.-kunstensem
ble o. 1. v. Piet Lustenhouwer 7.10 mej. Suze
Proot: „Vergelijkende studie tusschen Haydn
Mozart en Beethoven" 7.30 Politieberichten
7.45 Verbonds-radiokwartiertje 8.00 Gro
ninger Orkestvereeniging o. L v. Jonny Ponten
9.00 Nieuwsberichten van Vaz Dias 11.00
gramofoonmuziek.
HILVERSUM 1875 M. 8.00 Tijdsein A. V.
R. O. gramofoonmuziek 10.00 morgenwijding
10.15 gramofoonmuziek 10.30 piano-recital
door Annie de Ridder o.a. muziek van Chopin
11.00 R.V.U. 11.30 orgelconcert door Piet
van Egmond Jr., m. m. v. Sal Rodriguez, viool;
o.a. muziek van Handel en Bach 12.30 lunch-
muziek door het ensemble Rentmeester; tus-
schenspel van gramofoonmuziek 2.15 rustpoos
voor het verzorgen van den zender 2.30 cau
serie door Drs. P. Dijkema: „Kinderlijke be
langstelling" 3.00 gramofoonmuziek 4.00
solisten-con ;ert, Julie de Stuers, zang en Jan
Govers, piano 4.30 kinderuur door mevr.
Antoinette van Dijk 5.30 S. H. Eysden zingt
Afrikaansche liedjes 6.00 Les vanwege het
Onderwijsfonds voor de Binnenvaart 6.30
R.V.U. 7.00 Concert door het Utrechtsch
Stedelijk Orkest o. 1. v. Albert van Raalte. So
listen: Julie de Stuers, zang en Stephan Berg-
mann, piano 8.00 gramofoonmuziek „Non
stop" Internationaal Cabaret-programma
9.00 Het Utrechtsch Stedelijk Orkest o. 1. v.
Albert van Raalte 10.00 Nieuwsberichten van
het Persbureau Vaz Dias 10.10 Boekenhalf
uur Dr. P. H. Ritter Jr.: „Het wordende Huwe
lijk" van Dr. F. M. Wibaut en mevr. Wibaut
Berdenis van Berlekom 10.30 Kovacs Lajos en
zijn orkest; tusschenspel van gramofoonmuziek.
BRUSSEL, 509 M.: 5.20 Concert door het
Omroeporkest o.l.v. Jean Kumps 6.50 Gra
mofoonmuziek 8.20 Concert door het Radio
orkest o.l.v. Karei Walpot.
KALUNDBORG, 1153 M.: 3.30 Deensche lie
deren door Ester Laessöe Müller 10.20 Fran-
sche operette-muziek door het Omroeporkest
o.l.v. Emil Reesen 11.20 Dansmuziek.
BERLIJN, 419 M.: 9.20 Dansmuziek door de
Uja Livschakoff kapel.
HAMBURG, 372 M.: 1.35 Gramofoonmuziek
2.30 idem 4.50 Concert 7.40 Populair
Concert door het Norag-kwartet 8.10 Duit-
sche dansen 10.55 Concert door het Norag-
orkest o.l.v. Fritz Gartz.
KONIGWUSTERHAUSEN, 1635 M.: 2.20
Gramofoonmuziek 4.50 Concert.
LANGENBERG, 472 M.: 1.50 Concert door
een orkest van werklooze beroepsmusici o.l.v.
Prof. Anton Nowakowski 5.20 Vesperconcert
8.20 Concert o.l.v. Wolf.
UAVENTRY, 1554 M.: 1.20 Concert 2.20
Gramofoonmuziek 4.20 Moschetto en zyn
orkest in het Dorchester orkest 7.40 Concert
10.55 Bertini's dans band.
PARIJS EIFFEL, 1446 BL: 9.00 Kamermuziek.
PARIJS R., 1725 M.: 7.50 Gramofoonmuziek
8.20 „Le barbier de Sévilla", Rossini.
MILAAN, 231 M.: 8.50 „Amore frai Pampini",
operette in drie actes van de Micheli.
ROME, 441 M.: 9.05 Concert 10.20 idem.
WEENEN, 517 M.: 8.20 „lm weiszen Röszl",
zangspel in drie bedrijven 11.10 Dansmuziek.
WARSCHAU, 1411 M.: 5.20 Concert door het
Philharmonie-orkest van Warschau 6.40
Dansmuziek 8.20 Populair concert door het
Philharmonie orkest van Warschau o.l.v. Cas
Wilkomirski 9.20 Voortzetting concert
10.20 Dansmuziek.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Nadat Samuel de deur achter zich had dicht
geslagen, beseften de oude menschen eerst
recht, hoe moeilijk het hun zou vallen, nu een
andere oplossing te vinden. Tot nu toe was
het steeds Samuel geweest, die hun 't geld, dat
ze te kort kwamen bij 't al duurder worden van
alles, verschafte. Als ze in nood zaten, wijl z'n
pensioen, vroeger toereikend, dit niet meer was.
dan werd er altijd tot Samuel een schrijven
gericht met verzoek den volgenden dag even
aan te komen.
Steeds op tijd was de redder-uit-den-nood
verschenen en had een of ander voorwerp, in
betere dagen gekocht, tegen contanten omge
wisseld. Ze marchandeerden nooit. Samuel was
reëel, hij gaf, wat het hem als koopman waard
was. Nooit had hij gepoogd hen af te zetten.
Voor het verlaten van het huis, had hij Steeds
de verzekering moeten geven, dat ze op z'n
stilzwijgendheid konden rekenen. En getrouw
had hij dit op handslag beloofd en woord ge
houden.
En nu, voor 't eerst hadden ze geen zaken
gedaan.
Bij z'n komst hadden ze hun verteld, dat ze
niet veel meer dan een zilveren theeblad be
zaten, van de kinderen gekregen by hun zil
veren bruiloft. Dat wilden ze nu niet graag
missen, zeiden ze, maar of Samuel totdat
het pensioengeld kwam daar geen voorschot
op kon geven? Toen had hij het hoofd geschud-
„Dan moet U bij mij niet wezen", had hij ge
zegd. „Beieenen doe ik nooit; ik wil het wel
koopen".
Daar waren de oudjes niet op ingegaan, zoo
dat Samuel heenging, zonder zelfs het theeblad
bekeken te hebben.
Hun verslagenheid was groot. Zij had het
plannetje geopperd en pij de bespreking had
de uitvoering er van zoo gemakkelijk gesche
nen Doch Samuel's weigering om een dergelijke
transactie aan te gaan, had de idee waardeloos
gemaakt. Toch het geld hadden ze noodig,
dringend en direct.
Een geheelen dag hadden ze overlegd en ein
delijk waren ze tot een besluit gekomen.
Stil sloop hij de trappen af, de oude man,
die vreezend dat het minste gerucht de aan
dacht van de buren tot zich trekken zou, zacht
de voordeur achter zich sloot. Op straat ge
komen. sloeg hij den hoek om en liep voort. Hij
poogde zich zelf moed in te spreken, al zou een
kennis hem nu zien, dan kon toch niemand ver
moeden waarheen hy ging. Doch ondanks dit
weten en het zich herhalen blééf de angst, die
hem schuw deed rondkijken. Als een van die
menschen eens begrepen, wat er in dat pak,
dat hij onder den arm droeg, verborgen was-
Noch altijd weifelend, liep hy verder. Plots
ging hem een 6chok door de leden. Een bekende
stevende recht op hem aan. „Zoo aan den
wandel?" vroeg hij en wierp een nieuwsgie
rigen blik op het pak.
„Ach neen", legde hij uit. Hij moet ergens wat
bezorgen en er was haast bij, als de ander het
hem niet kwalijk nam, liep hij meteen weer
door. Hij trilde op z'n beenen, terwijl de ken
nis hem pleizierige wandeling wenschte. Ook
dat nog
Neen hy durfde niet. Hij keerde terug. Dezen
taak kon hij niet volbrengen. Hij ging al op
huis aan, toen een aankomende leege huur
auto hem een idee gaf. Als hy eensHij
wenkte reeds. De chauffeur stopte, sprong van
z'n zitplaats. Ineens drong het tot hem door,
dat hy nu dien man deelgenoot moest maken
van z'n geheim. Hij aarzelde.
,,Nu mijnheer, stap in!" drong de chauffeur;
..waarheen?"
Vooruit nu, het moet.
„Naar den lommerd", fluisterde hij.
Hij dacht, dat aan dien rit geen einde kwam.
Toch ging nog een schok door hem heen. toen
de auto stil stond. En nu ineens kreeg hü moed.
Wel schrok hij op, toen hij binnentredend, drie
bont-geschorte vrouwen hard hoorde lachen,
maar kordaat liep hij door.
Even verwarde heur stilzwijgen l.-em weer bij
z'n binnenkomst, deed hem voelen, dat hy in
een sfeer kwam, die de zijne niet was. Maar,
toen de vrouwen opschuivend, hem voorlieten,
herkreeg hij z'n bezinning. Met beefhanden
pakte hij voor het loket uit, en gaf aan den
wachtenden bediende het theei -lad.
„Dat zou ik gaarne beleenen", zei hij flink,
hoeveel zou u er voor kunnen geven?"
„Ik zal het even laten taxeeren, wacht U
maar even," antwoordde de man veel beleefder
dan hij verwacht had.
Kijk, waarvoor had hij zich nu zoo angstig
gemaakt? Alles ging veel gemakkelijker in wer
kelijkheid, dan hij zich had voorgesteld. De
vrouwen praatten zachtjes door. Haar spot-
blikken waren in medelijden veranderd, of
schoon ook die blikken schrijnden, maar niet
zóó. En die bediende was niet, zooals hij ver
wacht had, een norsche kerel, maar een beleefd
jongmensch, dat hem zelfs bij het uitpakken
behulpzaam geweest was. Hij wachtteNu
taxeerden ze het theeblad daar achterNu
keken ze naar hemNet doen of hij "t niet
zag. Daar kwam het jongmensch terug.
„Het spijt me, mijnheer, maar dat theeblad
is niets waard, T is geen zilver."
Hij begreep het niet goed.
„Dat kan niet", stamelde hij, ,,'t moet zilver
zijn. We kregen het theeblad van onze kinderen
bij onze zilveren bruiloftU moet zich ver
gissen, heusch, 't is zilver...."
De bediende lachte zelfs niet, ofschoon het
verband in den zin niet erg duidelijk was. De
vrouwen zagen zwijgend toe.
„We hebben het nagezien, mijnheerwe
kunnen er niets voor geven...." stamelde het
jongmensch, nog meer in de war dan de oude
man
Langzaam drong het tot hem door, dat hij
nu weg moest gaan.... ze konden er niets voor
gevenWerktuigelijk pakte hij het blad
weer in.
Met een kletterenden slag viel het op den
grond.
De vrouwen schoten toe, raapten het op en
hielpen hem by het inpakken. Hij bedankte ze
zacht en strompelde met het waardelooze prul
de deur uit. Buiten wachtte nog de auto. Neen,
hfl reed niét terug, zei hij; hij wilde nu maar
betalen, hij liep wel naar huis.
Als zinloos ging hij door de straten. In een
stille wijk rustte hij even en veegde met 't
zweet dat op zijn voorhoofd parelde, een traan
weg van onder z'n bril.
En aldaar drong het onderweg in z'n kop:
het theeblad hadden ze toch op hun zilveren
bruiloft gekregenvan de kinderenen
nou was 't geen zilver't was ordinaire
namaakHij slikte 'n brok weg. dat bem de
keel haast dichtkneep.
En ineens formuleerden z'n gedachten heel
juist en scherp de vlijmend scherpe realiteit:
Dat z'n zware gang vergeefsch geweest was
Echtgenoote: Wat een ontgoocheling, Tc had
gedacht, dat mijn man mij voor mijn verjaar
dag het geld voor een nieuw gebit zou gegeven
hebben, waaraan "k zoo'n groote behoefte heb,
omdat 'k het vleesch niet meer goed bijlen
kan, en wat heeft hij mij nu gegeveneen
vleesehhak-machine
l YA,!'--
„Kom Plet niet bang en netjes je vleugels uitspreiden en met Je
armen slaan," zei Jaap de Bie tegen het jonge bijtje. Maar hoe
Plet ook probeerde, hij vloog geen meter verder. „Dan maar in de
lus hangen," zei vader de Bie, die zelf ook een hoop moeite had
gehad, toen le vliegen moest leeren en hoe Pietje ook schreide
vader stoorde er zich niet aan en tilde zijn zoontje naar boven
„Een, twee, drie, hup," commandeerde vader, maar Pietje deed niets
dan gillen en hing net als een dief aan de galg te bengelen. „Ik kan
Je niet langer meer houden, vlieg toch," riep Jaap eindelijk uit.
maar hoe ondeugend Pietje anders ook was en welke gevaarlijke
toeren hij anders verrichtte, nu hij moest durfde hij nfet
Mlllllll!
iiiiiMiifiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiwii
/1HC «IfUHilt a B irrr nr/unrru rcfUimrilI TTITVDI IIM M?IF MAAI 1
van een hand
of een oog
Dij verlies van een f Cfi bij
duim of wijsvinger *}(/.-bee
mmnnim
nillIIIIUIIIIIIIni
39
Ik heb op het Rozen-Kasteel geld opgeno
men. Eerst wilde ik het verkoopen, om u de
opbrengst ter hand te stellen, doch ik heb
bedacht, dat ik er genoeg uit zou kunnen ha
len om uw zoon op te voeden, zonder het
bescheiden erfdeel zijner moeder te moeten
aanspreken, en dat ik allicht Iets zou kunnen
opsparen om elk jaar uw schuld eenigszins
te kunnen verminderen Maar bij dit alles
stel ik een dubbele voorwaardevooreerst
mag nooit of te nimmer iemand, wie het ook
zij, weten, welk deel ik in dit alles heb;
nooit, versta me wel, nooit zal iemand we
ten, dat ik anders handel dan als uw zaak
gelastigde. Ten tweede: u zult me ook iets
zenden, al was het maar een penningske,
opdat ik zonder onwaarheid te spreken, tot
uw zoon kunne zeggen, dat u aan uw be
vrijding werkt, om zoodoende in hem de
liefde en den eerbied voor u onaantastbaar
te bewaren.
Ik vrees, dat wij dien afgrond nooit zul
len kunnen dempen. Maar de poging daartoe
is op zichzelf al een eerherstel, al ware het
alleen voor GodHet is onze plicht!
Zoo wij elkander nog ooit wederzien, dan
zal het zyn na lange, lange jaren, en we
zullen dezelfden niet meer wezen: het leven,
het lijden zal van ieder onzer een wezen
gemaakt hebben, den ander onbekend. En
wordt dit ver'verwijderd wederzien ons ge
weigerd, dan zullen we elkander in 'n andere
wereld terugvinden, waar alle tranen ge
droogd worden, waar alle zielen schoon
zijn, in de oneindige schoonheid van God
zelf."
Hoe dikwijls had hij dezen brief herlezen,
den eersten keer met schaamte, toornig zelfs
want dezen dichter en gevoelsmensch moes
ten zulke berekeningen, zulk een koude za-
kendoenerij wel afschuwelijk voorkomen, voor
al op het oogenblik van hopelooze scheiding.
Dergelijke opvatting walgde hem, en hij begon
zich te verbazen, dat hii ooit een vrouw had
kunnen beminnen, zoo ontbloot van alle ziels
verheffing, van alle gevoel, meende hij zelfs.
Zeer euvel duidde hij het haar, dat ze met
zooveel koele zelfbeheersching de winsten be
rekende, die zij uit haar voorvaderlijk familie-
goed zou kunnen trekken, uit het lieve plek
je, waar zij een gelukkigen haard meende te
stichten. Als ze hem werkelijk had liefgehad,
zou ze dan zoo helderziend geweest zijn? Hij
kon zulk een zielstoestand niet begrijpen, hij,
die de liefde niet had kunnen behoeden voor
een onverstoorbare onvoorzichtigheid niet al
leen, maar zelfs voor een zwakheid, een fout,
door lieden van strenge opvatting als hoogst
onkiesch gebrandmerkt.
En toch kon hij aan haar liefde niet twijfelen.
Ja, zij had uitsluitend hem bemind van de
dagen harer jeugd af; in stilte had ze ge
leden, toen hij met een ander trouwde. We
duwnaar geworden, had hij plotseling bemerkt,
dat ze mooi was en verstandig, dat ze nog niet
alle hoop had opgegeven, en hij had de diepte
van deze zwijgzame ziel gepeild, waarin slechts
zijn beeld leefde. Maar zij beminde hem niet
meer, toen zij dezen ijskouden brief schreef; zij
beminde hem niet meer, niet omdat hij zich
zoo dwaas geruïneerd had, maar omdat hij het
geld verspeeld had, ontvangen of geleend om
zijn schulden te betalen.
Na zooveel jaren kleurden zijn bleeke wan
gen nog bij deze herinneringen. Hij dacht weer
aan zijn onoverwinlijken afkeer om aldus de
liefdegifte van een vrouw aan te nemen. Doch
hij had zijn zoon innig lief, en de gedachte,
dat zijn aandenken ongeschonden in Elzéar's
hart zou voortleven, deed hem zijn weerzin
overwinnen. En hij was te zwak om niet te
buigen voor een wil, die hem redde, zijns on-
da-nks.
Van dien tijd af had Valérie zich met zijn
zaken belast. Hij wist, dat zij elk jaar al het
geld, met harden arbeid verworven, aan zijn
schuldeischers afdroeg, als kwam het van zij
nentwege. Hij was haar innig dankbaar, doch
voelde zich niettemin diep vernederd. Daarom
ontstelde hem de gedachte haar weldra terug
te zullen zien. Waarom las hij nogmaals dien
brief, die den wreeden indruk uit lang ver
vlogen tijd wederom hernieuwde? Waarom zocht
hij na zooveel jaren nog altijd een spoor van
de liefde, die hij verloren had? Waarom werd
steeds zijn hand weerhouden, wanneer hij op
het punt stond dit papier te verscheuren?
Met beklemd hart overwoog hij nog eens
deze plechtige, profetische woorden: „Wanneer
we elkander ooit terugzien, zal het lijden van
ieder onzer een wezen gemaakt hebben, den
ander onbekend"Hij kon niet aannemen,
dat nu, op den zoom des ouderdoms het teedere
gevoel van weleer zou herleven. Daarom was
hij zoo bang voor deze nieuwe Valérie, wier
omschepping dagteekende van het uur, waarin
ze dien brief geschreven had, haar fortuin, haar
leven zelfs aanbiedend, zonder een woord van
spijt of liefde te uiten.
XXXVII
Het rijtuig houdt voor het hek stil. Bloemen
omgeven als vroeger den weg, alleen zijn hoo
rnen en struiken wat grooter geworden. Het is
een dag, gelijk aan dien, waarop hij vertrokken
is; ook toen woei de lieflijke geur van het
pijnbosch hem tegen. De gevel van het kasteel
vertoont bleeke strepen, verkleurde plekken,
als hadden stroomen van tranen zijn vroeger
zoo heldere kleur verdoezeld. Evenals voorheen
blijft hij voor de glazen deuren staan, waar
destijds zich Valérie's salon bevond.
Het gordijn is weggeschoven, hij kan naar
binnen zien, en begeerig zoekt zijn blik de oude
meubileering. Maar alles is veranderd: een
massief schrijfbureau beladen met papieren en
registers, vervangt de sierlijke secretaire op
fijne pootjes, het behangsel is verflenst en...
opeens begint zijn hart te kloppen, nu hij een
veranderd gelaat aanschouwt, voller, strenger,
met scherpe trekken, dikke, zwarte vlechten,
opgenomen zonder eenige rekening met de mode
te houden, en waarin hier en daar een grijs
straaltje schittert.
Heeft zijn gestalte het licht onderschept, of
voelt Valérie als bij intuïtie iemands nabij
heid? Snel staat ze op, opent de glazen den-
ren, en een kreet klinkt van haar lippen, als
ze eensklaps tegenover Estève de Marguenave
staat
Is het een droom? Dat fijne, teere gelaat, met
zooveel rimpels doorploegd, is dat haar vroe
gere verloofde? Zwijgend staan ze tegenover
elkander, verschrikt door beider verandering,
die ze wel verwacht, maar tevergeefs zich voor
gesteld hadden.
Zij echter komt bijna terstond weer tot zich
zelf, gewoon als ze is haar ontroering te be-
heerschen.
Foei, Estève, zoo onverwacht te komen!
Zonder eenig bericht! En Elzéar is afwezig!
Ik heb hem willen verrassen!
Nieuwe ontgoocheling: Estève's stem heeft
het accent van het land der ballingschap aan
genomen
Zij reikt hem de hand, leidt hem naar een
fauteuil, en opnieuw zwijgen ze, met droeve
ontroering elkander aanziende. In zijn oogen
leest zij dezelfde treurige verwondering, die
zij bij den markies de Saiht-Meuron opmerkte,
verwondering haar zoo veranderd, zoo verouderd
te vinden.
Er lijkt een afgrond tusschen hen, zij zijn,
gelijk ze voorzegd heeft, elkander zoo onbekend,
dat ze hun toevlucht tot alledaagsche praatjes
moeten nemen.
Gelukkig zal Elzéar vanavond weer hier
zünWaarom hebt u uw komst niet ge
meld?Het zou toch aangenamer geweest
zijn, als u bij het aan wal stappen iemand
onzer gevonden had. En mijn vriendinnetje,
Marie-Claire de Solliès, van wie ik u in mijn
brieven sprak, is op het oogenblik juist te
Bordeaux; zij zou blij geweest zijn u te mogen
verwelkomen.
Ja, zuchtte hü, verrassingen vallen dikwijls
in het water.
Hoe het zij, hernam ze, Elzéar zal van
avond allergelukkigst wezen. Komt u dezen
morgen regelrecht van Bordeaux? Maar dan
zult u nog niet gedéjeuneera hebben? U ziet
zoo bleek; ik ga dadelijk koffie voor u halen.
De Marguenave's lippen plooiden zich ietwat
spottend: de ontroering van dit oogenblik, van
deze ontmoeting, schreef zij toe aan de behoef
te aan een ontbijt!
Zij had haastig de kamer verlaten, en hij
voelde zich verlicht. Hij keek eens rondom
zich: alles, wat vroeger dit vertrek aangenaam
en vroolijk gemaakt had, was verdwenen. Die
boeken en paperassen, dat afschuwelijk bureau
met zijn groen leeren bekleedsel vol inktvlekken,
het wees alles op een vermoelenden, laag-bij-
den-crondschen arbeid
Wordt vervolgd.