MJTO OVER
HEf
D
;s
<2
m
BOEIEND REISVERHAAL
Streken, welke nimmer door eenig
voertuig bezocht werden
George-Marie Haardt slaagde
erin twee zijner Citroen rups
auto's over met dikke
sneeuw bedekte pas
sen te brengen
Tegen het intreden van den winter, met
den kouden woestijntocht naar Pei-
ping voor den boeg, had in Urumchi
het blijde weerzien plaats tusschen beide
groepen van de Citroën-Haardt Trans-Azi
atische Expeditie.
Het zou waarschijnlijk onmogelijk zijn het
„Dak van de Aarde" per auto over te trek
ken, reden waarom was besloten, dat twee
groepen van tractors tegelijkertijd van twee
kanten den tocht naar het hart van Azië
zouden ondernemen.
In Srinigar waren alle deskundigen van
meening, dat wij het niet ver zouden bren
gen, maar de heer Haardt, de leider der
expeditie, besloot om met twee van zijn
zeven wagens voort te trekken tot een on
overkomelijke hinderpaal of gebrek aan tijd
de onderneming zou verijdelen.
Het feit, dat een van de auto's, waaraan
de naam „Gouden Tor" was gegeven, 207
mijlen door nog nooit begaan gebied had
afgelegd tusschen enkele van 's werelds
hoogste bergen, en zich een weg baande
over den Burzil Pas, die 13.755 voet hoog is,
door sneeuw, welke tot het middel reikte
onder een blakerende zomerzon, is vermel
denswaard, niet enkel als technische praes-
tatie, maar ook om het psychologisch ef
fect dat de tocht maakte op hen, die tegen
den bergmuur hadden opgezien als tegen
een onoverkomelijke hindernis.
De eerste vehikels met wielen die Gilgit
bereikten, waren vliegtuigen, maar de eer
ste voertuigen die er op wielen aan zouden
komen, waren de „Gouden Tor" en de „Zil
veren Halve Maan." De laatste, die nog
altijd bestaat, is een monument voor zich
zelf en voor hetgeen zij samen volbrachten.
Het vertrek van Srinigar
Den twaalfden Juni vertrokken we van
Srinigar. Ter verkenning en om den weg te
herstellen, waar dit noodig zou blijken, was
een viertal reeds tien dagen eerder ver
trokken, de bergen in. Acht dagen na ons
zou een tweede viertal vertrekken met een
draagbare draadlooze, om aldus het con
tact met de wereld te onderhouden. De
expeditie was in drieën verdeeld, opdat dra
gers en ponnies om beurten door elk der
groepen zou kunnen worden gebruikt op de
slechtste gedeelten.
's Ochtends, in Bandipen, ten Noorden
van Srinigar, de gebruikelijke wanorde van
elk vertrek, maar de raarste bagage, welke
iemand ooit zag. Leer-overtrokken yakdans
(houten kisten) bekend bij allen, die wel
eens door Centraal-Azië reisden; kleine
stukken kabel, waarop de dragers aanvlie
gen, maar die zij stiekum laten liggen als
ze gevoeld hebben hoe zwaar zij zijn, reser
ve-wielen, die schrijlings over half achter
hun last verborgen ponnies zijn neergesla
gen; spillen en kettingkasten onhandig
tusschen vier protesteerende koelies in ge
worpen, de driepoot van een cinema, recht
op gedragen als een jonge boom, camera's,
slaapzakken, gereedschapskisten, blikken
met voedsel, groene tenten, bedden, hon
derdvijftig ponnie-ladingen, voor onze
groep alleen.
Men zegt mij, dat de zigzag-bestijging
van de Bandipen Brug naar Tragbal negen
mijlen in vier en een half uur, een succes
was.
Toen ik aankwam, waren zij in het rust
verblijf, dat fraai was opgetrokken in een
bloeiende alpenweide, tusschen hooge den
nen. Op 9340 voet hoogte was de tempera
tuur heerlijk en een houtvuurtje maakte
het nog aantrekkelijker.
Dat was eerst leven!
Overal rondom waren zwaar begroeide
hellingen, die baadden in den ochtenddauw.
Achter mij was een onheilspellend gerom
mel en voor het eerst werd deze majesteite
lijke stilte door het geronk van een motor
verbroken. Aangevoerd door den aapachti-
gen maar geweldigen Ramana, sleepte een
groep koelies de wagen door een nauwe
bocht en het was een indrukwekkend ge
zicht hen langzaam te zien optrekken on
der de overhuivende bogen van eeuwig
groen.
Vier uren achtereen strompelde ik naar
NIEUW RECORD
IN BERGBEKLIMMEN
DE GOUDEN TOR"
OVER DE HIMALAYA
Uiterst moeilijke en gevaarvolle Trans-Aziatische expeditie,
met succes bekroond
boven met mijn groote camera, terwijl een
Hunga-jongen puffend achter mij aan
kwam met mijn films.
Slecht nieuws uit het
Oosten
Voor ons was Peshwari een gewone halte
plaats; maar voor de derde groep was het,
negen dagen later een romantische scène.
Al weken lang waren we zonder nieuws
uit het Oosten. Eiken nacht had Laplanche
den ether uitgekamd met geen ander re
sultaat dan een concert op Java of tijd
signalen van Moskou.
Plotseling, zonder eenige waarschuwing,
kwam het slechte nieuws van over de
Tahla Makan woestijn en de Himalaya:
De groep uit China heeft de zaak stop
gezet in Urumchi; kapitein Point gevan
gen genomen.
Dan nog een haastige boodschap in het
Fransch: „Vlug, schiet op, ze zitten ons op
de hielen".
„Wat beteekent dat," vroeg Adouin-Du-
breuil."
„Ze zitten ons op de hielen, ze luisteren
mee, ze bespionneeren ons," herhaalde
Sauvage.
Tot diep in den nacht bespraken de vier
vrienden wat dat alles moest beteekenen.
Jaren van geduldige voorbereiding nutte
loos geworden. Het Centraal-Aziatisch
kwartier afgebroken. Misschien wel gevaar
voor onze kameraden aan den anderen
kant van bergen en woestijn.
Niet eerder dan drie maanden later, toen
wij zelf in Urumchi aankwamen, hoorden
wij pas hoe pick-up en fonograaf dienst
hadden gedaan om deze geheime bood
schap door te krijgen.
Toen het aan Haardt werd overgebracht,
stond deze tot aan zijn knieën tusschen de
deelen van zijn twee wagens, die geheel
waren ontmanteld, tengevolge van een
weg, die over de lengte van een mijl was
vernield. Neen, erg bemoedigend zag het
er niet naar uit.
Maar toen de wagens Peshwari passeer
den, was alles in orde. Het kleine postkan
toor van Minmarg, dat 9300 voet boven den
zeespiegel ligt, maar dat begraven is tus
schen wilde bloemen, lieten wij rechts lig
gen en langs den kant der vallei gingen wij
op weg naar den gevreesden Burzil.
Een brug over een afgrond van ijs leek
te zwak; de wagens dompelden zich daar
om tot aan hun kin in den ijskouden
stroom en klommen moeilijk naar de rust
plaats, die meer dan twee mijlen boven
den zeespiegel was gelegen.
Na de lunch klom ik naar de sneeuw
velden. Ademhalen viel zwaar en ik kwam
maar heel langzaam vooruit.
Wij ontdekten dat het ademhalen het
moeilijkst viel niet op de hoogste punten,
maar op ongeveer twaalfduizend voet
hoogte en 's nachts. Zelfs nadat wij veel
hooger geweest waren en gewend waren
geraakt aan de ijle lucht, werd het adem
halen toch weer moeilijker als we tot op
twaalfduizend voet waren gedaald.
Een tien-uren gevecht
De beste manier om den Burzil over te
trekken is om het te doen voor de zon op
komt en de sneeuw begint te smelten. Als
er geen sneeuwstorm woedt, is het niet te
moeilijk, zelfs midden in den winter. Maar
in het laatst van Juni zit de sneeuw niet
diep ingevroren en we hadden dan daglicht
noodig om ons doel te kunnen bereiken.
Voor het drie mijlen lange sneeuwveld
zijn er verscheidene kleinere zijwegen
met hooge punten en gevaarlijke hoeken.
Toen de nacht inviel hadden wij twee of
drie van deze wegen overgetrokken, nadat
we eerst diepe voren hadden gegraven voor
de banden van de tractors. De mecaniciens
sliepen in hun zakken op de sneeuw, ge
reed om bij het aanbreken van den dag
den grooten tocht te beginnen.
Deze groote dag was èr een van een zeld
zame schoonheid met mooie wolken en een
vlammende zon. De sneeuw smolt snel en
kleine stroompjes water vulden al wat op
een pad leek.
Onze vriend Majoor Irwin vergezelde ons
met zijn muilezels en hun hulpeloos ge
sukkel gaf ons een denkbeeld van wat
onze zware tractors voor moeilijkheden
zouden hebben te overkomen.
Zelfs in deze ijle atmosfeer deden onze
motoren het prachtig; ook de koelies weer
den zich kranig, aan lange touwen trokken
zij om te verhinderen dat de machine naar
opzij slippen zou.
Zware ijzeren tanden werden bevestigd
aan den tractor en gestadig klommen de
-
wagens hooger; de
voorwielen echter
woelden heel diep
en de geheele ma
chine had een nei
ging om naar den
kant van de rivier
te slippen. Het ge
vecht om den pas
over te trekken
duurde tien inspan
nende uren.
Mijn pony was
een dapper maar
niet te gebruiken
beestje, omdat het
bij eiken stap bijna
tot aan zijn buik
wegzakte.
Toen ik weer
goed en wel op
mijn beenen stond,
was ik spoedig
doornat van het
trokken door de
wanorde op zulk
een manier, dat
geen auto het zou
durven doen, als
niet hun chassis
van zachte rubber
waren.
Dat wij door de
zen chaos konden
heenkomen, is niet
zoozeer te danken
aan den durf van
Dnze mecaniciens
en aan de buiten
gewone kwaliteiten
van onze wagens,
dan wel aan een
kleine groep boeren,
die in twee dagen
en nachten een ruw
en ongelijk, maar
bruikbaar pad aan
legden.
ALS IEMAND VERRE REIZEN DOET..
De Nederlander G. Visser verwierf zich in huiten-, zoowel als in binnenland een
grooten naam door zijn wetenschappelijke expedities over het Himalayagebergte.
Thans hebben wij het voorrecht onzen lezers een boeiend reisverhaal voor te
leggen van de Citroën-Haardt-Trans-Aziatische expeditie, welk verhaal bij ge
brek aan radio-verbinding per speciale koerier werd overgebracht.
De foto's stellen voor:
In den linker bovenhoek een meesterstukje van costumeering. Het
meest bewerkt type van den hoofdtooi der Kirgiezen, heeft een masker van
schelpjes en knoopen en lange oorkleppen, versierd met parelmoer en afgezet
met kleine zilveren, belletjes. Aan deze kleppen hangen lange versierselen m
kralen en zilver. Een hoofddoek met franje reikt tot het middel.
Hierboven: De eerste wagen bereikt het hoogste punt van den Burgil Pas.
Ondanks de hoogte van 13.755 voet baanden de machines zich op eigen kracht
een weg. Een leger van koelies behoedden den wagen voor gevaarlijk slippen
terzijde.
Rechts boven: Slechts enkele losse steenen lagen er tusschen leven en dood.
De „Gouden Tor" hangt op een rotspunt op weg naar Gilgit. Toen een deel
der rotsblokken losliet werd de tractor in zeer gevaarlijke positie veertig voet
boven een bergstroom achtergelaten.
Links beneden: De bewoners van het hooggebergte leggen de laatste hand
aan het door hen geweven vilt. Na door yaks te zijn voortgesleept, worden de
opgerolde stukken uit elkaar gehaald en opnieuw gerold onder de armen van
werklieden, die arbeiden met de nauwkeurigheid van een machine.
En ten slotte rechts een foto van den Citroën-auto, waarmede de expeditie
is ondernomen.
zweet en mijn dure sneeuwbril, die gebrek
aan ventilatie had gehad was zoo „be
wolkt" dat ik er niet door kon zien.
De koelies opstandig
Onze lastdieren bereikten uitgeput den
top kort na den avond en werden gestald
in een cirkel van drogen grond, die zon en
vónd daar tusschen een kleine hut en de
acht voet hooge sneeuwwallen hadden
getrokken.
Als de wagens het voor donker niet zou
den halen moest er voor voedsel en slaap
zakken worden gezorgd, maar de pony
drijvers hadden daar geen ooren naar en
wilden verder.
Kolonel Gabriel, die in hun eigen taal
met hen kon spreken, gebood hen te
wachten.
Als ze niet probeeren iets te verkoopen,
zijn de kashimiri's niet erg rumoerig, maar
toen de tweede wagen den pas bereikte,
gingen ze als wilden te keer. Enkelen be
weerden, dat zij er genoeg van hadden
en dat was geen wonder, maar anderen
wilden met alle geweld uit de sneeuw weg.
Ferraci voelde er alles voor om daar te
kampeeren, maar kolonel Gabriel en ik had
den om de keten heen gewandeld en
gezien dat er nog maar enkele mijlen
sneeuw lag aan den anderen kant. Wij
wilden daarom wel verder.
De wagens wroetten verder door de
sneeuw en waren spoedig op den prach-
tigen weg naar Gilgit. Noch een sneeuw
storm, noch een sneeuwval hadden onzen
overtocht geteisterd.
De Groote Himalaya lag achter ons!
Den volgenden dag werd de „Gouden Tor"
bijna zeer ernstig beschadigd. Toen ik er
bij kwam zat hij veertig voet boven een
bergstroom vlak tegen een afgrond aan en
met het grootste deel van zijn linker
tractor in de lucht. Om hem voorbij dezen
rotsigen hoek te krijgen vereischte genoeg
talies, kabels en „vaste punten" om iemand
hoofdpijn te bezorgen. Een nieuwe muur
werd gebouwd door twee bruine Hunza-
mannen, voor wie zware steenen speelgoed
waren. Het bouwsel nam de plaats in van
den ouden muur, die bijna een ongeluk had
veroorzaakt toen hij instortte.
Zoo gauw de wagens de gevaarlijke zone
waren gepasseerd, reden kolonel Gabriel
en ik door de machtig mooie vallei naar
Godai. De ondergaande zon verlichtte nog
de groene hellingen aan den oostkant en
rondom ons waren bloemen zoo mooi als
maar weinig tuinen zullen bezitten.
Trossen spiraea en lupine slingerden zich
om wilde rozenstruiken, zwaar in den bloei
en hooger dan de koppen van onze paar
den.
Wij kwamen langs twee ellendige berg
dorpen, waar de vrouwen zonnehoeden
droegen met metalen plaatjes aan de
neerhangende randen.
Halverwege tusschen Aston en Dashkin
was een modderstroom losgebroken van de
rotsen op den oever aan den overkant. Hij
verhoogde het peil van het water, over
dekte enkele honderden mijlen van den
weg en vrat den heuvelrand aan het wes
ten weg, zoodat slechts een dun muurtje
aarde overbleef.
Voor wij Dashkin bereikten, hadden
de mannen geen oogenblikje tijd gehad om
op adem te komen.
Aard verschuiving
den weg
blokkeert
Achter Dashkin ligt een schaduwrijk
bosch met heldere bronnen en vogelenzang.
Afdalend naar Doian, kregen we een
schouwspel te zien, dat in staat was
iemands hart te breken.
Kort voor onze aankomst was een vier
kante mijl berghelling verschoven, groote
spleten achterlatend met uitstekende rots
punten, zoo hoog als een huis. In "enkele
uren tijds had deze aard-gletscher zich ver
plaatst.
De ponnies, die een nieuwen weg zoch
ten, hadden zich zig-zag heen en weer ge-
De wagens gleden als sleden naar bene
den en niemand dacht aan de mogelijkheid
of zij ooit nog terug zouden kunnen keeren.
's Avonds gingen we op pad naar Gilgit,
dat nu nog maar 34 mijlen ver was. Terwijl
wij over het zachte zand reden, vertelde
een inspecteur van den weg ons, dat in dit
gedeelte verschillende menschen ten doode
toe en zelfs dood waren gekweld door den
dorst.
De Indus, die ziedde en siste als een
slangenhol onder de groote hangbrug, was
overgoten van maanlicht en we reden door
een wereld van marmer en ivoor.
Den vierden Augustus oogstten de wa
gens een welverdienden lof. Honderden
knapen en volwassen mannen renden er
achter aan in het stof.
Ramana op de „Zilveren Maan" was zoo
ongeveer in den zevenden hemel. De ba
zaars liepen leeg, Ferraci en zijn mannen
trachtten te kijken of het hun niet aan
ging. Iedereen juichte. Het was een
grootsch schouwspel.
Haardt moest nu afscheid nemen van ka
pitein Gabriel, die voor de diplomatieke
relaties had gezorgd en ons er door heen
had, geholpen en nu alleen den terugtocht
ging aanvaarden, een tocht, die een record
vestigen zou.
Kapitein Clark, de eenige Engelschman
in het oude Gilgit, was kwistig met zijn
gastvrijheid en hield niet op ons te prijzen.
De „Zilveren Maan", die zijn taak had vol
bracht, werd aan het stadje ten geschenke
gegeven.
De „Gouden Tor" stak de Gilgitrivier
over, sneed den hoek af voor het prachtige
vliegveld en maakte zich op voor de Huisza-
Passen. Het eerste dagtraject eindigde in
Normal, 207 mijlen van de Bandijom-brug.
Oogen werden vochtig, hartroerende af-
scheidstooneelen vielen voor, we dronken
champagne van het jaar 1904 en toen
kwam de onvermijdelijke scheiding.
Na deze record-praestatie te hebben
voorbereid en volbracht, konden Haardt
en Ferraci met eere scheiden.
Te beschrijven van wat wij op het vol
gende deel van onzen tocht te aanschou
wen kregen en te doorleven aan schoon
heid en ook aan gevaar, is vrijwel ondoen
lijk, alleen foto's kunnen een indruk geven
van de massieve muren van eeuwig ijs, van
de onzekere paden, die nu eens in de lucht
hingen en zich dan weer verloren in den
woelenden stroom, van de vredige Huisza-
dorpen met oranjevlekken van te drogen
gelegde abrikozen op platte leemen daken
tusschen groen, van de vriendelijke bevol
king, die ons telkens weer vruchten aan
bood, van de Gothische Karakorum berg
toppen, badend in kleuren, die veranderen
bij elke wisseling van wolken en zon.
Van ons onvergelijk kampement te Hindi
zagen we een mijlenlange sneeuwmassa in
wolken van sneeuwpoeder uiteen barsten
en tot rust komen op de verwonderde flan
ken van Rakoposki, den koning van de
Kailos-Heben, wiens kruin zich hier meer
dan drie verticale mijlen boven onze hoof
den verhief.
Te Gulmit, achter de groene en gouden
velden, droegen de Karakorum-toppen in
klein Guhjal een kleed even veelkleurig als
Jozefs rok.
Ons feestmaal in den stillen tuin van
's Mir's „Witte Huis" was een herinnerings-
waardige gebeurtenis. Onze joviale gast
heer, die zwoer, dat zijn baard was geverfd,
bleek een liefhebber van tabak, drank en
muziek en het beviel hem maar matig, dat
ik aan het drinken niet meedeed.
Achthonderd mijl te paard
Te Misgar, tusschen Karakoram en Hin
du Kush, raakten we buiten bereik van
onze telegraaf, de spil waarom ons leven
tot dan toe gedraaid had. Wij. wisten toen
weinig van de nachtmerries welke de lei
der van den tocht doormaakte in die ang
stige dagen.
Op een dag werd ons beslist geweigerd
Suikiang binnen te trekken, maar na
enkele uren kwam het voorloopig bericht,
dat de toestemming onderweg was, gevolgd
door het goede nieuws zelf, dat wij onze
kameraden in China mochten tegemoet-
gaan.
Terwijl wij wachtten voegden zich de
collega's van de derde groep bij ons een
vroolijk weerzien van 48 dagen. Van achter
de Kilik vandaan zond Jacovleff ons on
vergelijkelijke schetsen van het leven, dat
hij, Pecquem en Si vel, leidden in een
Kirghizen kamp met yaks als gezelschap
en marmotten als toekijkers.
Op den eersten September begon onze
groep van negen man den prachtigen 800
mijlen tocht te paard, welke tocht 8 Octo
ber te Aksu eindigde.
Gedurende de voorbereidingen voor het
oversteken van den 15.600 voet hoogen
Kilik, keken wij onze onygeen-tubes na,
onderwierpen ons aan een bloeddruk-
onderzoek en vulden onze zakken met ge
droogd fruit en suiker.
De doortocht bleek zoo gemakkelijk, dat
we er den volgenden dag de Wakhju, die
500 voet hooger is, bij namen; wij ontdek
ten een nog niet in kaart gebracht meer
en lunchten in Afghanistan tegenover een
gletscher, welks water wordt verdeeld over
de bassins van Amu Dan ja en Tarim, om
later te sterven in de dorstige harten van
Russisch en Chineesch Turkestan.
We hadden Indië achter ons en waren
China binengetrokken, dicht langs de Rus
sische grens en belandden in Afghanistan
en dit alles in een tijdsbestek van dertig
uur. De grens tusscheri Indië en Linkiang
is nog altijd niet vastgesteld, maar de
natuurlijke grens is de Hindu Kurh.
Te Khosbal maakten we kennis met het
leven der Kirgiezen.
De dag had met sneeuw ingezet, tegen
de lunch werd het zonnig warm, maar op
elfduizend voet werd 't koud als in Sep
tember.
De ontvangst bij den vriendelijken Aru-
ban van Tashkinghan was zoo goed als wij
maar konden verlangen. Op den maaltijd
bij hem kwamen mijn metgezellen in ken
nis met de onaangename „ad fundum"-
gewoonte van de Chineesche gastvrijheid.
Ik had erop gestaan thee te drinken en
daarom was het een onaangename gewaar
wording te bemerken, dat het alcohol was,
tot ik ontdekte, dat mijn buurman mijn
theekopje gebruikte als een geheime
plaatsvervanger voor zijn ongastvrije maag.
De expeditie komt
China binnen
Evenals thuisblijvers maken globetrotters
ook wel eens met gebeurtenissen kennis.
Een van de vreemdste gebeurtenissen be
leefden wij, toen wij aan het theedrinken
waren vóór het diner bij den Amban.
Daartoe gedreven door een prijzenswaar
dige generositeit hadden wij aangeboden
onze gramoophoons te laten spelen, maar
toen wij aankwamen zagen we dat er al
een veel mooier exemplaar was, het eigen
dom van den schalkschen militairen gou
verneur.
Gramophoons kent men in Tackmgham
beter dan volksliederen en toen de „Mar
seillaise" gespeeld werd en wij opsprongen,
had het heel wat voeten in de aarde om in
een mengelmoes van Fransch, Russisch en
Chineesch duidelijk te maken wat er aan
de hand was.
Te Karasu Karaul waren we aan den
voet van den „Vader der Sneeuwbergen",
Uugtagt Ata, maar de Septembersneeuw
omringde ons en ontnam ons het uitzicht.
In een sneeuwmist, die zoo dicht was, dat
men nauwelijks land en lucht kon onder
scheiden, trokken wij over de Ulugh Rahat
Pas, die bijna zoo hoog ligt als de Burzil,
maar die slechts een bult leek op onze hoo
ge plateau route.
Op dezen tocht zag ik iets phenomenaals,
iets geheel nieuws voor ons. Er waren dui
delijke schaduwen van onze paarden in de
sneeuw aan den kant tegenovergesteld aan
de ochtendzon, die verborgen was achter
wolken dichter dan die van het Noord
westen.
Ofschoon een lichte sneeuw bleef vallen
en de lucht te donker was voor gekleurde
foto's, was onze avond te Subaski veel te
kort. Graag zou ik de hartelijke uitnoodi-
ging van den Bey om een week te blijven
hebben aangenomen.
Mooie oude-mannenfiguren zaten hier
en daar neergehurkt met stoere kinderen
in hun opgevulde gewaden en op mijn ver
zoek tooiden de vrouwen zich met haar
mooiste haartooi.
Na een dag vol ongelukjes, een totaal
van vijf vallen van een paard, een uitste
kende ruiter tot zijn middel door en door
nat bij het doorwaden van een stroom,
kwamen we in Bulumkul.
Van zijn rustbed had de leider Haardt
bij het vallen van den nacht een prachtig
gezicht op Kungru. Het leek wel een toover-
lantaarn-vertooning met den machtigen
berg onbeweeglijk op den achtergrond.
Den volgenden dag zagen we de lange
streep van duinen; wij draafden langs de
droge bedding van het over een uitgestrek
te oppervlakte ingeschrompelde meer en
keken hoe de lange kameelkaravaan voor
bij trok tuschen ons en den waterspiegel.
Kameelen als berg
beklimmers
Allen moesten een heel eind over de rot
sen loopen, maar mijn ponnie „Midder
nacht" had zijn hoeven versleten en hinkte
erbarmelijk. Tot diep in den nacht reed ik
langs dit kronkelpad, na den heelen och
tend te voet te zijn gegaan. Waarom ik
geen been brak kan ik niet zeggen, maar
tegen donker, kwam ik de kameelen tegen
en zij bleken mij uitstekende gidsen.
„Middernacht" deed zijn best om mij op te
vroolijken door telkens met zijn snuit mijn
rug te beroeren als, hetgeen nogal eens
gebeurde, de karavaan stopte.
Eens zag ik, vlak voor het donker werd,
de lange linie van kameelen boven op een
hoog punt staan. Hun pooten waren niet
te zien, hun nekken wierpen zich telkens
met schokken vooruit, het geleken ge
bochelde schildpadden, die lucht hapten.
Den volgenden morgen schoten wij er
vijf paarden bij in en onze bergbeklimmen-
de kameelen lieten zien hoe goed zij het
waden verstonden. De bergen lagen wazig
achter ons als mergelrotsen, als metsel
werk van reuzen kathedralen.
Van Tokhtar naar Tashmalik waadden
onze kameelen door de snel-stroomende
Gez-rivier tusschen bloedroode rotsen.
Turki-kooplieden tot het middel in het
koude water hielpen hun muis-grauwe
ezels; geduldige schapen trokken voorbij en
een andere karavaan langer dan de onze
schreed statig door de vlakten.
De stoffig eigenaardige
vlakte bereikt
Mijn metgezellen zetten er spoed achter,
maar deze roode punten naar het Tarim
Bassin hielden me in betoovering en ik kon
haast van de bergen niet scheiden.
De rotsen aan den rechterkant waren cho
coladekleurig gestreept, die ter linkerzijde
waren rood als bloed. Daarboven lag de
lange strakke lijn van de stoffige vlakte.
Tashmalik is geen echt Oostersch dorp.
Zijn huizen, beschermd door hooge leemen
muren met braamstruiken op de randen,
liggen ver verspreid tusschen koren-, ka
toen-, hennep-, rijst- en meloenenvelden.
Populieren en wilgen wijzen aan waar pa
den en waar waterwerken liggen. Zoo ver
wij konden zien rezen boomen hoog op
tegen het uitspansel, dat hier breeder
leek. Onze kampeerplaats lag naast een
kalmen stroom. Op een vierkant hoog lig
gend plateau, omgeven door een kanaaltje,
lagen matten en pelzen uitgespreid en een
heele bende van Turkis met bont-afge
zette mutsen stoof op ons af met groote
schalen thee, pyramiden van perziken en
dikke meloenen.
De kameelen knielden om hun lasten af
te werpen, netjes naast elkaar stonden er
onze tenten en onze Kashmini's, gehurkt
om het vuur zogen gretig van hun water
pijpen om hun bevende handen te kalmee-
ren, die dichtgeknepen waren om als mond
stuk te dienen.
Over stoffige hoofdwegen, die soms veel
lager lagen dan de velden met rijpend ko
ren, trokken we naar Tokuzak, een klein
stadje, waar we voor het eerst sedert maan
den weer een bazar zagen.
Te Kashgar, waar wij den negentienden
September binnenkwamen, werd ik begroet
door een oud-student van de Amerikaan-
sche Universiteit te Beyrouth. Hij werd in
Kashgar geboren, sprak de inheemsche
taal der Turkis en verder Turksch, Per
zisch, Russisch, Engelsch en Fransch en
een enkel woord Chineesch. Ofschoon de
knappe jonge Turki's veel op Chineezen
lijken, lijken ze als ze ouder zijn er even
min op als een Europeaan.
Met meemoed, met spijt bijna zetten we
onzen tocht voort met een heerlijken rit
door de woestijn en oase naar Absu, waar
onze kameraden op ons wachtten.
Hoofdzaak was, dat we veilig en wel over
den bergmuur heen waren voor de winter
met zijn sneeuwstormen zijn intrede doen
zou.
MUU^S
i lining
pannmmmninnnnnnnninnnnniiniininnnn
minus
S: "itii