PRACTISCHE MEUBELEN Manteltje voor meisjes van 3 jaar 1 DE DRIE VRUCHTEN Eiken en hun bewoners BE GELUKSVOGELS V' Onze goedkoopepatronen RAADSELS HET DOMME KUIKEN Zie den humor van elk geval Levenswijsheid A In onzen tijd kiest men niet alleen meu belen, welke weinig ruimte innemen, maar die tevens op alle manieren benut kunnen worden. De tafels hebben vakken gekregen, waar- In men van alles bergen kan, terwijl de bla den uitschuifbaar zijn, zoodat een kleine tafel tot een groote familie-tafel herscha pen kan worden. Doch alle meubels zijn er op berekend zoo weinig mogelijk ruimte in te nemen, zooveel mogelijk te kunnen bevatten en van practisch nut te zijn. Bekijkt u b.v. onze teekeningen eens. Daar zien we een stoel, ongetwijfeld voor een heerenkamer bestemd. Van boven heeft de rugleuning een model van een schouder, zoodat een jas er over gehangen kan worden, zonder te kreuken en de draai bare arm van boven is dienstig om er een broek keurig in de plooi over te hangen. Dit is echter niet genoeg; onder de zit ting bevinden zich twee draaibare laadj es, welke dassen, boorden en andere benoo- digdheden bevatten, die dus maar voor het grijpen zijn. Zoo ziet u den stoel tot een nuttig en practisch meubel omgetooverd. De moderne linnenkast zal u een aantal laatjes laten zien met opstaande kanten, uitschuifbaar, zoodat we iedere afdeeling apart kunnen overzien, zonder alles eerst omver te halen. U moet vooral niet ver wonderd zijn indien u ergens een ledikant tegen komt, waarin zich van onderen in het eindbord een ruimte bevindt om dekens of andere dingen op te bergen En denkt.u nu nog een nachtkastje bij het geheel met uitschuifbare bladen, boe kenplankje, tijdschriftenhanger, enz., dan zult u toch moeten erkennen, dat alles wel zeer practisch en vernuftig wordt uitge dacht. Zoo zien we op een volgend plaatje een interieurtje: een zit-slaapkamer, overdag en 's avonds als men zich ter ruste begeeft. De aardige gelakte kast aan den wand gaat open en een opgemaakt bed wordt neerge klapt en de kamer, waarin u overdag ieder een kunt ontvangen, is in een slaapver trek omgebouwd. Onderaan ziet u naast een divan een alleraardigst kastje met een uitdraaibare boekenplank of ruimte voor tcilet-benoodigdheden; wordt het voor het laatste gebruikt, dan hangen we er een langen smallen spiegel boven. Als u zoo'n alleraardigst kastje zelf wilt maken, geven we eenige verduidelijking. We beginnen met het plateau van onge veer 5 c.M. hoogte, we nemen een vier kante plaat triplex van 10 m.M. dikte en we maken rondom precies 10 m.M. naar binnen een geraamte van glad geschaafde balkjes van 5 c.M dikte, een andere plaat, rondom 5 c.M. grooter dan de onderste, komt bovenop en de randen rondom wor den gelijk gemaakt met smalle reepjes tri plex van 10 m.M. dikte. Vervolgens worden de zijwanden, de achterkant, de bovenkant en de deelen voor den dichten onderkant gezaagd van 10 m.M. triplex, al les wordt geschroefd. Het draaibare ge deelte, de vakjes met de twee rechte kan ten worden zoo breed en zoo hoog, dat ze precies door de opening van het kastje kunnen draaien, zonder groote kieren te laten. De plankjes zijn kwarten van cirkels, het middenste kwartcirkelplankje is aan beide kanten 10 m.M. kleiner, omdat dit binnen de opstaande kanten komt, terwijl de bo venste en de onderste op de kanten vallen. Aan een kant is deze vakjesruimte schar nierend aan het kastje bevestigd, zoodat deze naar binnen geduwd kunnen worden en het kastje gesloten is; het kan naar buiten gehaald worden, indien men iets noodig, heeft. De onderste naar binnen vallende rand is zwart gebeitst of geschilderd, omdat deze op den grond staat en dan niet spoedig beschadigd wordt. ANEMOON. Na een doorgejachten morgen, waarin mevrouw zelve Fraulein had geholpen met de zitkamer, omdat de kinderen direct uit school op een feestje waren ge vraagd en Fraulein zoo dolgraag een zieke vriendin wilde bezoeken, die in een Leidsch ziekenhuis lag, was mevrouw tóch nog om half twee de deur uit gekomen, moest veel boodschappen doen in de stad, daarna een paar visites maken. Ze had Fraulein op het hart gedrukt, precies om half zes de kinderen te halen, haar gezegd nu toch weg te gaan, daar het anders onnoodig gehaast werd en haar goedhartig haar kaart van de Leidsche tram gegeven. Maar in de stad was ze een vriendin tegengekomen, die haar meenam naar de bioscoop en, blij om de afleiding, besloot ze dan maar den volgenden dag de bood schappen te doen, belde de visites af; ze had al veel over de film hooren praten. Op een bescheiden plaats zaten ze, doch in de pauze tusschen het tweede en derde nummer keek mevrouw eens rond, zag in een loge een innig paartje, keek scher per en zag: Fraulein met een vriend en wat het ergste was met mevrouws nieuwen hoed op, het leuke vlotte dopje dat ze ontzag. Woedend vertelde ze het de vriendin, doch die laconiek zei alleen: Heb zin voor humor en lach erom, laat haar straks je hoedje betalen en hou den." De raad was zoo slecht niet en, hoewel De natuur beslist ten voordeele van den krachtigste, den slimste of den koppigste. Al voeren aan den voet der bergen ver schillende wegen omhoog, als de top be reikt is, zien allen dezelfde maan. Eenzaamheid kweekt groote denkers, maar ook pedante menschen. Hoe menig man is buiten z'n gezin geheel anders dan thuis! Daarbuiten vindt men hem aardig, prettig en vroolijk, maar thuis merkt men in den regel weinig van wat anderen zoo in hem prijzen. Oorlog is de verschrikkelijkste verwoes ter der maatschappij en zijn jammeren zijn het grootste vergif van het menschelijk ge luk. Plichtsbesef is de wetenschap, dat men gehoorzamen moet aan wat men zelf, of, waar ondergeschiktheid is, een ander, beveelt. K. H. inwendig niet geheel kalm, genoot me vrouwtje toch van de film, van den mid dag „uit", omdat dit tegenwoordig haast nooit meer gebeurde. Maar toen het om over vijven pas afgeloopen was, keek ze toch boos naar de loge, waaruit Fraulein juist opstond. „Ze kan nooit op tijd de kinderen halen en die herkennen direct mijn hoed," barstte ze uit, maar de vrien din kalmeerde opnieuw, zei dat er tegen woordig bosjes lammer dingen waren dan een flirtende kinderjuffrouw, die je bes ten hoed „leende," zei als gold het een pleziertje dat ze mee naar huis ging, het entrée mét het hoedje niet wilde mis sen. Doch prompt tien voor zessen kwam Fraulein aangewandeld, mét de kinderen, met haar eigen hoedje. En mevrouw durfde niets zeggen, niets vragen, weifelde al, of ze zich vergist had, hoewel ook de vrien din er zeker van was. In de keuken werd het raadsel opgelost: tegen half zes was juf met een mooien auto voorgereden, blootshoofds, 't hoedje zeker onder haar jas, had gauw eigen dopje gehaald, was mét den wagen, de kinderen gaan halen, slikte zwijgend het ongezouten standje. Toen ineens zag me vrouw de roode striem van het te nauwe hoedje, als een band om Frauleins hoofd, keerde zich om, liep meteen weg. Want ook van dit geval had ze den humor ge zien. k, H. OP VERZOEK Maten: Lengte 46 c.M., bovenw. 66 cM., I genomen. Bij het inzetten der mouwjes mouwl. 30 c.M, neemt ge den mouwnaad 3 c.M. meer naar Benoodigd: 105 c.M. stof van 130 c.M. voren dan den zijnaad. De kraag wordt op 1_ /i' breedte, 6 knoopjes. Ge begint het patroon tje op de aangegeven maten te teekenen, waarna ge het uitknipt. Vervolgens legt ge de patroontjes op de stof, de terugslag aan den voorkant kan aangeknipt worden. Onder aan het manteltje wordt een 6 c.M. breede zoom bijgeknipt, onder aan het mouwtje 4 c.M., terwijl ge verder alles met een 2 c.M. breeden naad uitknipt. Midden achter in den rug worden 6 plooitjes 2 m.M. diep ingestikt en 10 c.M. lang. Aan de beide voorkanten worden de tegenslagen op den kant omgelegd en stevig vastgere- gen. Hierna kunt ge schouder-, zij- en mouwnaadjes dichtstikken, waarna ge on deraan den 6 c.M. breeden zoom inmaakt. Bij de mouwtjes wordt deze 4 c.M. breed vorm geknipt, waarna ge de 5 c.M. breede zijkantjes dichtstikt en den kraag van den buitenkant opstikt. Aan den binnenkant wordt deze over gezoomd, terwijl ge bij de revers, kraag en revers tegen elkaar inslaat, zoodat het hier niet zoo dik wordt. Van een schuin biesje, dat ge 2lA c.M. breed knipt, wordt voor de knoopsgaten een koordjegemaakt, dat ge dubbel stikt en opnhaalt. Bovenaan onder den kraag maakt ge-.dan 3 ïggjes, vlak onder elkaar, evenals opde 'helft van de lengte. Hierna wordt het manteltje flink geperst en zet ge de knQpüjÊs aan. Desgewenscht kan om het ma^rt$6fcje een 3 cM. breed ceintuurtje ge dragen worden. DINY. Het was Pinksteravond en op de tafel stonden allerlei lekkernijen. Een schaaltje bonbons, een trommeltje koekjes, een kistje vijgen en een mandje met vruchten. Van die vruchten wil ik je nu iets ver tellen, want er waren er drie bij, die heel zachtjes een gesprek voerden en dat is wel de moeite waard om te weten. Het waren een goudreinet, die al een beetje rimpelig begon te worden, een mooie goudgele ba naan en een jonge Califomische peer. „Het wordt tijd, dat ik nu eens opgege ten word, want ik heb een hoogen leef tijd, ik wil mij graag nuttig gemaakt heb ben, voordat ik er niet meer ben. Het is een akelig idee als je ziek wordt en de menschen laten je zoolang liggen tot je in den vuilnisbak terecht moet komen; daar om hoop ik maar, dat ik vanavond in de een of andere maag verdwijn, daar ben ik nog juist geschikt voor „Nee, ik hoop, dat ik nog eenige dagen in het mandje mag blijven, want ik ben nog erg jong en zou graag nog iets van het leven willen zien en hoo ren. Ik ben gisteren pas uit Zuid-Amerika aangekomen met honderden broertjes en zusjes. Na de reis zijn wij naar een ver kooplokaal gebracht en vandaar dadelijk naar den winkelier, dat was vanmorgen en nu lig ik al hier in een mandje temidden van een groot huisgezin, om strakjes mis schien te worden opgepeuzeld. Hè, ik zou graag nog twee dagen blijven leven, dat is toch niet zoo erg veeleischend? Ik kan toch niet helpen, dat ik nog zoo jong ben en zoo weinig gezien heb? Ik hoop, dat nie mand vanavond trek in mij heeft." „Ik heb zoo den leeftijd tusschen jullie beiden in en het kan me dan ook niets schelen wat er met mij gebeurt. Twee da gen heb ik hier bij de familie gewoond en ik verlang nu niets meer dan mij verdien stelijk te maken, want ik weet, dat ik ge zond en voedzaam ben. Ik mag gebruikt worden door jong en oud en daar ben ik heel trotsch op." Jullie kunt natuurlijk wel begrijpen, welke woorden door ieder gesproken wer den, want dat heb ik heel duidelijk laten merken. Maar voor wie het niet dadelijk in de gaten heeft, wil ik het nog wel even vertellen, want de vruchten en ik zouden niet graag willen, dat jullie de gesprekken door elkaar haalden, omdat ieder zijn eigen meening heeft, zooals je gemerkt hebt. Welnu, het eerste sprak de goudreinet, de tweede was de Califomische peer en de derde natuurlijk de banaan. Na de gesprekken van de vruchten ben ik weggegaan en ik kan jullie tot mijn spijt niet zeggen, hoe het met ze is afge loopen, doch ik hoop maar, dat ze alle drie hun wensch vervuld zagen en jullie zeker ook, is 't niet? R. K. II. Wanneer zijn de kleinste visschen het lekkerst om te eten? 22. Waar zit de meeste visch? i3. Mijn woord drukt een meervoud uit; andersom gespeld echter een enkelvoud. 24. Wie neemt met goedvinden de meeste menschen bij den neus? 25. Ik ben een stad in Z.-Holland. Ont doet men mij van mijn hoofd, dan ben ik een visch. <£my. Een klein en aardig kuiken, Dat ging op zekeren dag Eens heel alleen uit wand'len, Dat is iets, u>at niet mag! Het kroop onder het hegje Al van de boerderij, En stapte toen parmantig Naar gindsche groene wei. Maar plots zag het een monster, Een monster, o, zoo groot, 't Was Bont, de koe, die graasde Op 't weiland bij de sloot. De koe zei: „Goeden middag" In koeientaal: „boe, boe," Maar 't arme kleine kuiken Dat werd het bang te moe! Het holde op een drafje Weer naar de boerderij En piepte: Moesje, moesje, O, kom toch vlug bij mij! Ik ben toch zoo geschrokken, Daar staat zoo'n akelig beest, O, lieve moesje, zeg toch Wat zou het zijn geweest?" Toen sprak mama heel deftig „Dat was een koe, m'n kind, Die je in ieder weiland Des zomers zeker vindt!' Het beest is ongevaarlijk, Een koe doet heusch geen kwaad Alleen een heel klein kuiken, Dat stil uit wandelen gaat, Dan kon het wel eens trappen, Z'n pooten zijn zoo groot! En dan was jij, m'n kleintje, Getois en zeker dood! Blijf in 't vervolg dais bij me En dreigt er dan gevaar, Dan weet je, staat je moeder AUijd tot helpen klaar!" R. F. DE B.L.N.S. Kees was Dinsdags jarig geweest. Over 't algemeen was het bij de clubleden geen gebruik jaardagen te vieren. Maar ieder mensch wordt maar eens in zijn leven vijf tien jaar en de ouders van Kees, die graag weer eens het heele clubje bijeen wilden zien, vonden het goed, dat hij de jongelui uitnoodigde voor een uitstapje naar de uit spanning in het bosch. Die lag een heel eind verder dan de gewone paadjes, waar ze 's Woensdagsmiddags meestal heen gin gen, maar op de fiets waren ze gauw ge noeg op de plaats van bestemming. Die plaats was een oude boerderij onder prachtige eikeboomen, waar men voor een kon kleinigheid allerlei ververschingen krijgen. Die eiken trokken vooral de aandacht van Bram. Er waren twee soorten te onder scheiden, de eene was de wintereik, de andere de zomer eik (fig. 1). Jan vertelde, dat bij den wintereik de stamperbloemen en vruchten kortgesteeld, bij den zomereik langgesteeld zijn. „Bloemen?", vroeg Bram verwonderd. „Heeft een eik bloemen?" Tia. J £ik*.n««a.fc bl l „Nu ja, katjesbloemen," verklaarde Jan. „Die zou ik wel eens willen zien, dan kon ik er een paar van drogen bij mijn blade ren". „Nu, dat kan gemakkelijk". Met die woorden overhandigde Toos aan Bram een gebogen stengeltje met kleine propjes blaadjes (fig. 2). a Jongen jong wat is het ver schrikkelijk warm en we zijn zoo ver van huis. Waar kunnen we toch water krij gen? Ik weet het al, in het park aan de fon tein, dat zal wel heerlijk frisch water zijn. Hoera leve de fontein. Ik eerst, want ik ben op het idee gekomen. Je hoeft natuurlijk niet eens te slikken, want het water spuit zoo in je mond. Wat ziet er dat lekker uit. Oei oei, wat gebeurt hier. Zwarte Piet had zijn mond aan de fontein ge zet, maar die had natuurlijk zoo'n kracht, dat zij onzen Piet met een vaar tje achterover sloeg. Het is toch verschrikkelijk Zóó'n dorst en zoo'n boel water spuit er zoo maar de lucht in en wij kunnen toekij ken. Je krijgt er geen droppeltje van in je mond. „Zijn dat bloemen?" vroeg Bram veront waardigd. „Meel draadbloemen, die uitgediend heb- ■f-. Hg. 3 f teh ben en uitgebloeid zijn," riep Mientje proes tend van 't lachen om het booze gezicht van Bram. „En hier zijn ook stamperbloemen" (fig. 2), liet zich Gerrit hooren. „Die vormen later eikels." Bram gaf zich gewonnen en borg beide soorten bloemen in zijn opschrijfboekje. Maar hij was nog niet aan het einde van zijn verbazing. Mientje bracht namelijk een takje, waaraan behalve meeldraad bloempjes kleine ronde balletjes, net knik kertjes, zaten (fig. 3). Gelukkig kon Jan ook van dit verschijn sel de verklaring geven. „Dat zijn gal appeltjes," verklaarde hij en toen Bram een beetje ongeloovig keek, voegde hij er -> c i A.<i g a r c aan toe: „Ja, een soort galappeltjes, net als die op de bladeren zitten. De galwespen, die uit deze gallen ontstaan, zijn kleine diertjes, die hun eieren met een fijn leg- boortje in bladeren van eiken leggen. Uit die eieren komen larfj es, die binnen de nu gevormde gallen zich gaan ontwikkelen. Die laatste gallen lijken op doorsnee net hoedjes (fig. 4)." Het verhaal over de gallen bracht Kees in de herinnering, dat hij in het vorig na jaar gallen verzameld had. Hij had al dien tijd vergeten er naar te kijken. Daar het zoo zoetjes-aan tijd werd de stalen rossen te bestijgen, werden de glazen limonade uitgedronken en met vlugge vaart schoten ze vooruit naar huis. De eerste gang van Kees was naar den glazen bak, waarin hij zijn galappels bewaard had. En wat zag hij? Enkele waren beschimmeld, maar in de meeste zaten grootere en kleinere ga ten. Er om heen krioelden allemaal kleine diertjes, die er net als kleine vliegjes uit zagen. Later hoorde Kees, dat die kleinere F S* gaten ontstaan waren door uitgevlogen gal wespen, die in de gallen heelemaal niet thuis hoorden. Alleen het groote gat was van den rechtmatigen bewoner afkomstig (fig. 5), de anderen waren indringers. Natuurlijk stelde Kees de heele familie spoedig in vrijheid, maar hij nam zich stel lig voor een volgend najaar opnieuw gallen te verzamelen en goed op te letten, welke verschillende galwespen uitkwamen en wanneer. A. L. OPLOSSING RAADSELS 11. Wanneer er geen grooter zijn. 22. Tusschen kop en staart. 23. Paar, raap. H. De barbier. 15. Delft, Elft. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN IBU Van alle ln deze rubriek voorkomende modellen, of van welke andere door onze lezeressen Ingezon den teekenlng ook, leveren wij door ons Patronen- kantoor patronen tegen de volgende lage prijzen: Costuum ƒ0.60 Blouse0-J® Mantel 1.Kinderjurk (t.5 j.) 0.S5 Men geve ons daarvoor de volgende maten op: a. Bovenwijdte, te meten rondom langs den rug, onder de armen door en boven de buste langs, niet te strak. b. Borstwfjdte, op dezelfde wijze te meten als de bovenwijdte, maar nu o v e r de buste heen. c. Borsthoogte, van kuiltje ln den hals tot de taille. d. Bughoogte, van het midden nekpunt tot de taille. e. Heupwijdte, rondom de heupen, geme ten 20 c.M. onder de talUe. bcfccfccfeefe >or g- (bcbefccbcbcfcclxfcclicbcfccbcbcbcbcbtkcfcc&cLcbcbd -6 Knip dit uit en bewaar het voor 4! voorkomende gelegenheden. f. Sehouderbreedte, dit ls de lengte van den schouder, van den hals tot het begin van den arm. g. Mouwlengte, te meten bulten langs dep arm, over den gebogen elleboog tot aan den pols. h. De geheele lengte, uit den halskuU gemeten. Opgave van de letters met daarachter de maat ls voldoende: eveneens opgave van het nummer van het verlangde kleedlngstuk. Patronen worden echter alleen toegezonden, wanneer bij de bestelling bet verschuldigde be drag ln postzegels is Ingesloten. Alle bestellingen lichte men aan: HET PA- TRONENKANTOOR, Postbus 1, Haarlem. W//„, OVERNEME Z UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Wi>\*trc.ik -z ij e- Stamper b t oe.me.il jv\ee. IdfA-ad. bl oeme», lèit 11 €.*t rs

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 15