EKONOMISCHE TOENADERING
Prikkeldraad
Van de Pers-tribune
Samenwerking
Boterbelangen in Berlijn bepleit
VRIJDAG 5 AUGUSTUS
Het Nederlandsch-Belgisch-
Luxemhurgsch verdrag
Een goed begin
MÈÊSMBÊKÊÊÊÊÊKUÈÊt
Herziening van de
regeling
Dragelijk invoerrecht
De komedie duurt voort
Missienieuws
UIT HET BOUWBEDRIJF
De conferentie te Haarlem
WATERSPORTGENOEGENS
PWw1*
HHH
kS
Een zonnige dag op het water
Onderhandelingen tusschen ver
tegenwoordigers van Nederland,
Denemarken en Duitschland
Tusschen twee vuren
Lessen van de natuur
Armenzorg en Crisissteun
KERKWIJDING TE HOOGMADE
Mgr. Aengenentt verricht de
plechtigheid
Retraite Heeren Middenstand
PRODUCTIEVE WERKWIJZE
Bevordering van overheidswege
Als een van de resultaten der confe
rentie van Lausanne prijkt heden in
de bladen de tekst van het op
18 Juli l.l. gesloten internationaal ver
drag tusschen Nederland, België en
Luxemburg tot vermindering der handels
belemmeringen tusschen genoemde staten.
Groot nieuws bevat deze tekst niet meer:
de voornaamste bepalingen van het verdrag
zijn op 20 Juli 1.1. reeds officieel door het
departement van buitenlandsche zaken
gepubliceerd, doch nu wij den tekst van het
verdrag vóór ons hebben liggen, de moti
veeringen kunnen lezen en het verdrag in
enkele onderdeeien juister beoordeelen
kunnen, nu meenen wij over deze publicatie
toch een enkel woord te moeten zeggen.
Eenerzij ds om de groote beteekenis van
dit verdrag te erkennen en onze vreugde
bit te spreken over deze poging tot ekono
mische toenadering tusschen enkele Euro-
Peesche Staten, anderzijds om te waar
schuwen tegen een ongemotiveerd groot
optimisme, dat zou kunnen ontstaan, in
dien men de oogen sloot voor werkelijk
heden, welke dit verdrag veel van zijn
baarde kunnen doen verliezen, en voor
Moeilijkheden, welke rondom dit verdrag
ihternationaal kunnen rijzen.
Ontegenzeggelijk moet de totstandko
ming van het Nederlandsch-Belgisch-
Luxemburgsch Verdrag van harte toe-
6®juicht worden:
Het beteekent een ernstige poging tot
opruiming van handelsbelemmeringen,
Welke de krisis in hooge mate verergerd
hebben en evenzoovele onoverkomelijke
beletsels vormen om tot meer normale toe
standen op internationaal handelsgebied
krug te keeren.
Overal zelfs in landen, waar de pro
tectie het brutaalst wordt toegepast
erkent men, dat hooge tariefheffingen,
hivoerbelemmeringen, contingenteeringen
eh andere autarkische maatregelen, prin
cipieel eigenlijk uit den booze zijn en dat
he internationale ekonomische toestand
daardoor niet gesaneerd kan worden,
iuen erkent, dat men op den verkeerden
Weg is, maar uit verkeerd begrepen eigen
belang of tengevolge van „force majeure"
Weigert men den verkeerden weg te ver
aten, en zoo zien wij, dat er op het terrein
öer ekonomische toenadering internatio
nal nog zobwat niéts bereikt is, dat men
elkander op handels-ekonomiseh gebied
hog voortdurend sterker bestrijdt; nog
Voortdurend dalen de internationale in- en
Uitvoer-cijfers, voortdurend vermindert het
Wereldhandelsverkeer
In déze omstandigheden nu durven drie
kleine staten met een verdrag tot vermin
dering van handelsbelemmeringen komen,
met praktische voorstellen, met daden!
Drie staten zijn er in Europa, welke den
moed hebben, temidden van een trouwe-
looze en wantrouwende wereld.... vertrou
wen te toonen, vertrouwen in elkander,
Vertrouwen in de overige wereld, vertrou
wen in de toekomst.
Deze moed kan van groote moreele be
teekenis worden, voorzoover de overige
staten het goede voorbeeld zullen kunnen
en willen waardeeren.
Voor de drie staten onderling voorzien
wij zeer stellig ook reëele voordeelen
als gevolg van het verdrag:
de partijen verbinden zich niet over te
gaan tot verhooging van invoerrechten
boven het peil van rechten, bestaande op
den datum van onderteekening dezer over
eenkomst, noch tot instelling van rechten,
hiet bestaande op dien dag, aldus, geen
Verhooging van de bestaande en geen in
doering van nieuwe invoerrechten.
Bovendien zullen de invoerrechten gelei
delijk verlaagd worden: het eerste jaar met
10, een jaar later met 20, twee jaar later
met 30, drie jaar later met 40 en 4 jaar
later met 50 pCt.; voorts zullen partijen
°hder elkaar geen enkel nieuw verbod of
Seen enkele nieuwe beperking van den in
ch uitvoer toepassen, noch een enkelen
hieuwen maatregel tot reglementeering
treffen, welke het ruilverkeer zou kunnen
belemmeren; alleen behoudt men zich
hatuurlijk het recht voor, in bepaalde
gevallen over te gaan tot, overigens alge
meen als noodzakelijk erkende reserves
(verboden of beperkingen met betrekking
tet openbare veiligheid, zedelijke en huma-
hitaire overwegingen, enz.).
Het kan niet anders, of de toepassing
van deze maatregelen zal den betrokken
staten tot voordeel moeten strekken.
Blijkens een staatje in de „Haagsche
Bost" van 25 Juni 1932 bedroeg de Neder
landsche invoer uit België in 19
f 198.369.000 en de Nederlandsche ultvoer
haar België in hetzelfde jaar 171.548.000.
De wederzijdsche handelsbelangen zijn
dus wél groot, en verlaging der tarieven
2al bij zóó belangrijke wederzij dsche
handelsbelangen dan ook ongetwijfeld een
*°1 van beteekenis gaan spelen.
He positie der gecontracteerde partijen
zal er in het Europeesch concern natuurlijk
ook veel sterker door worden.
Wordt dit verdrag dat natuurlijk nog
uiteindelijke goedkeuring behoeft naar
den goeden geest, welken het ademt, nage
leefd, dan kan het een begin beteekenen
van een betere toekomst, waarin Neder
land en België elkander steunen en elkan
der tot beider profijt in ekonomisch
opzicht allergelukkigst aanvullen.
Maar.... dan moet er ook geen kink
in den kabel komen!
Geheel gevaarloos toch zijn alle
bepalingen van het verdrag niet.
Zou een der partijen zekere bepalingen
willen misbruiken, dan ging de beteekenis
van het verdrag spoedig teloor.
We moeten beginnen met te erkennen,
dat België op het moment, dat dit verdrag
tot stand komt, ekonomisch veel zwaarder
bewapend staat dan Nederland, dat dus de
basis, waarop men de tariefverlaging wil
doen steunen, in ieder geval aan België
een voorsprong geeft en blijft geven.
Deze „status" is echter aanvaard en
Nederland zal er hopen en vertrouwen
Wij in de toekomst geen spijt van be
hoeven te hebben.
Indien overigens het verdrag maar in den
goeden geest beleefd wordt.
Een gevaarlijk puntje blijft de weder
zijds erkende bevoegdheid van partijen om
()jn het geval, dat het ruilverkeer tus
schen de Hooge Verdragsluitende partijen
ernstig beroerd zou worden door abnor
male omstandigheden" den in- en uit
voer te beperken, zij het dan ook onder
voorwaarden, dat een contingent zal wor
den vastgesteld, dat in beginsel en behalve
in uitzonderingsgevallen, niet lager zal
kunnen zijn dan 100 pCt. van het gemid
delde der ingevoerde of uitgevoerde ^hoe
veelheden gedurende normale jaren.
Wil men deze bepaling benutten als
voorwendsel om protectie toe te passen, dan
zal men daartoe, zoolang de krisis nog
voortduurt, volop gelegenheid kunnen vin
den.
Een gevaar kan het ook beteekenen, dat
de ministers bij de onderteekening van dit
verdrag zich vrij gehouden hebben, even
tueel maatregelen van fiscaal karakter te
nemen tijdens den termijn tusschen de
onderteekening en de inwerkingtreding van
het onderhavige verdrag.
Laten wij echter vóór alles volkomen
goede trouw en de best mogelijke bedoe
lingen bij de contracteerende partijen ver
hopen en veronderstellen.
Ten opzichte van een vrijhandelsstaat als
Nederland kan in ieder geval geen mensch
ter wereld in twijfel zijn, waar het geldt
bevordering van ekonomische toenadering.
Het gevaar kan echter ook van buiten
komen, n.l. van de eene of de andere
groote mogendheid, die (het staat
immers iederen staat vrijtot het verdrag
zou toetreden en daardoor opzettelijk of
ongewild een staten-complex zou doen
beschouwen als een politieke machine.
Aan politieke inmenging van Frankrijk,
zooals die door de Vlaamsch-activistische
bladen wordt voorgesteld, kunnen wij ech
ter gezien de veranderde tijdsomstan
digheden maar moeilijk gelooven, al
blijft het een feit, dat ook met de moge
lijkheid van dezen factor rekening moet
worden gehouden.
Voorzichtigheid blijft in tusschen gebo
te11- j
Het mag niet mogelijk zijn, dat wij door
een goed bedoelde poging tot ekonomische
toenadering tusschen de volkeren ongewild
eenzijdige internationale politiek voeren.
Ongewild en ondanks onszelf.
Binnen een paar jaren zullen de Broeders
Van Dongen een nieuwe missie aannemen op
Banka.
Hl September zullen vijf Broeders van Huy-
k®rgen naar de missie van Borneo vertrekken,
"aar ze in Pontianak een tweede school heb
ben opgericht.
In verband met de publicatie van het
concept-program der R.K. Staatspartij is
ook weder de mogelijkheid van het herstel
der (rechtsche) coalitie ter sprake gebracht.
Niet te laat voorzeker, en misschien wel
wat te vroeg!
Van een herstel der coalitie aan de-
stembus, gelijk weleer, kan geen sprake
meer zijn, afgezien nog van het feit, dat
de stembus, al komt zij in zicht, toch nog
een heel eind verwijderd is.
En wat de samenstelling der verkiezings
programs betreft, daarvoor geldt de eisch,
dat aan elke partij de noodige vrijheid moet
worden gelaten.
Natuurlijk behoeft hieruit niet te volgen,
dat elk overleg, of elk contact uit den booze
zou zijn en bij het formuleeren van con
crete eischen geen rekening zou mogen, of
moeten worden gehouden met de kansen en
vooruitzichten eener eventueele samenwer
king.
Aan „Real-politik" in den goeden zin van
het woord heeft ook onze tijd behoefte.
Met leuzen en theorieën alléén komen wij
er niet.
Wel spreekt het vanzelf, dat voor ons het
beginsel onder alle omstandigheden voorop
moet staan.
En dit brengt mee, dat wij in ons politiek
optreden het g e h e e 1 e veld van het open
bare leven hebben te overzien.
Op samenwerking met andere partijen zal
de R.K. Staatspartij steeds in mindere of
meerdere mate en voor korteren of langeren
duur zijn aangewezen.
In onafzienbaren tijd is nog geen katho
lieke meerderheid in de beide Kamers der
Staten-Generaal te verwachten.
En dus zullen wij er bij voortduring op
bedacht moeten zijn de samenwerking, voor
zoover deze noodig en mogelijk blijkt,
dienstbaar te maken aan de verzekering en
bevordering der geestelijke en stof
fel ij k e belangen van ons volk.
Niet slechts roepen sociale, economische
en financiëele vraagstukken in deze benar
de tijden dringend om oplossing en voorzie
ning, maar de ontreddering op geestelijk
gebied noopt evenzeer tot groote waak
zaamheid en krachtig verweer.
De meest elementaire waarheden en voor
schriften van het Christendom worden op
drieste wijze aangevallen en theorieën ver
kondigd, die, werden zij in practijk gebracht,
de Maatschappij tot een chaos zouden
maken.
Niemand zal kunnen beweren, dat de ge
varen, welke hieruit dreigen, denkbeeldig
zijn.
En evenmin, dat een partij als de onze
met die gevaren geen rekening zou hebben
te houden bij het bepalen harer houding in
het staatkundig leven en bij het beant
woorden der vraag, hoe zij ook langs den
weg van coalitie of samenwerking ons
volk daartegen zal kunnen beveiligen.
P. s.
In aansluiting bij het Donderdag door ons
gepubliceerde bericht inzake de conferentie der
werkgevers en werknemers in het bouwbedrijf
kunnen wij nog mededeelen, dat de organisa
ties der werknemers zich in beginsel bereid
verklaard hebben tot een tusschentijdsche her
ziening der C. A. O., hetgeen in dit geval wil
zeggen verlaging der loonen. Deze verlaging
zou echter alleen op bepaalde voorwaarden
kunnen worden aanvaard. Wij vernemen nu,
dat de leiders het omtrent de voorwaarden niet
eens hebben kunnen worden.
Over het percentage der loonsverlaging zelve
is echter niet gesproken.
-
Dinsdagmorgen zijn te Berlijn, naar het
„Handelsblad" bericht de nieuwe onderhande
lingen tusschen de vertegenwoordigers van de
Duitsche regeering eenerzijds en die van de
Nederlandsche en de Deensche regeeringen
anderzijds over een eventueele herziening van
de thans geldende regeling van Duitschlands
boterinvoer begonnen.
De gedelegeerden van Nederlandsche zijde
zijn dr. J. A. Nederbragt, chef van de directie
van Economische Zaken dr. H. M. Hirschfeld,
directeur-generaal van den handel, ir R. P.
Bonthuis, rijkstuinbouwconsulent, en Joustra,
onze landbouwconsulent te Berlijn.
De Nederlanders verkeeren bij deze onder
handelingen in een weinig benijdenswaardige
positie, omdat zij hier een soort van twee
frontenoorlog hebben te voeren. Zij zijn naar
Berlijn gekomen om te trachten een regeling
te verkrijgen, die gunstiger voor Nederland is
dan de tegenwoordige. Hetzelfde doel beoogen
de Denen, wier belangen echter niet geheel
parallel loopen met de Nederlandsche, integen
deel, daarmede op een belangrijk onderdeel
scherp contrasteeren.
Het Nederlandsche belang zou het meeste
Het was te verwachten, dat Moskou in
Duitschland veel toevloed zou krijgen uit
het aantal jeugdige kiezers, dat sedert het
voorjaar het kiezerscorps is komen verster
ken; ook is begrijpelijk, dat de zware eco
nomische druk bij deze stemuitbrenging
een belangrijke rol heeft gespeeld en dat
uit het kamp der nazi's allerlei revolution-
naire elementen naar de partij van Thal-
mann zijn overgeloopen, zooals voorheen
omgekeerd geschiedde.
Dat evenwel de ultra-roode vloed zoo
sterk is komen opzetten, is een aanwijzing
te meer, hoe de radicaliseering van
Duitschland, zooals die door Hitier c.s. op
de felste wijze is gepropageerd, indirect
ook aan de extremisten van links ten goe
de komt.
De uitersten raken ook hier elkander,
schrijft de „Gelderlander":
„Beide partijen, de nationaal-socialisti-
sche en die van Moskou, moeten het heb
ben van slagwoorden en leuzen, die op
onnadenkenden hun invloed niet missen
en vooral, indien niet een krachtige gods
dienstige overtuiging hen staande houdt
te midden van den wirwar van dwaalbe
grippen om hen heen.
Ook voor ons land valt uit de cijfers van
het Rijnland een les te trekken.
Ook hier is het communisme onophoude
lijk in de weer, om ook het platteland in
zijn greep te krijgen.
De verkiezingsuitslag in het Rijnland
heeft geleerd, dat overal, waar op het plat-
teland sterke katholieke vakorganisaties
bestaan, de roode branding is stukgeslagen
en het Centrum is vooruitgegaan.
Dat is 'n feit van zeer groote beteekenis.
En daarom moet in ons land, waar God
zij dank op het platteland nog op verre
na niet die verwoestingen zijn aangericht
als in Duitschland door de radikaliseering
van links en rechts het geval is, het prin-
cipieele organisatieleven nog veel sterker
dan tot dusver worden voortgezet en uit
gebreid.
Hier en daar ten plattelande valt helaas
nog altijd een min of meer sterke tegen
kanting te constateeren tegen den katho
liek-socialen arbeid onzer vakvereenigings-
leiders.
Een zeer gevaarlijke kortzichtigheid.
Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt
zich zacht.
Wat het Rijnland heeft te zien gegeven,
moet voor ons een spoorslag zijn, de katho
liek-sociale vakvereenigingsactie tot in
alle uithoeken van het platteland te doen
doordringen en te versterken. Onvermoeide
katholieke sociale actie."
Het „Handelsblad" vindt het heel begrij
pelijk, dat onze Regeering zich nog ernstig
beraden moet over de vraag, inhoeverre zij
de conclusies van het rapport-Weiter tot
de hare zal maken; in het algemeen be
hoeven de regeeringsvoorstellen ook eerst
over zes weken gereed te zijn; het publiek
zal geduld moeten hebben; maar, zoo
vervolgt het blad:
„Op een zeer belangrijk punt betreuren
wij de zwijgzaamheid der regeering. De
grootste agitatie tegen het rapport-Weiter
wordt veroorzaakt door de mogelijkheid om
te blijven beweren in pers en protestverga
dering, dat de regeering, geheel noodeloos
en harteloos zooals het dan heet een
scherpe kortingspolitiek dreigt te gaan vol
gen ten aanzien van de crisisondersteuning
aan werkloozen. Het zou naar onze meening
van wijs beleid getuigen, wanneer de regee
ring op dit gebied een duidelijk woord
sprak, en wel nu zonder dralen. Wordt de
noodzakelijkheid erkend reeds in
1932 of wellicht met Januari 1933 de crisis
ondersteuning voor werkloozen te verlagen,
de regeering zegge het nu! Wij gelooven
dat een dergelijke verklaring voorkeur zou
verdienen boven het laten voortbestaan van
de onzekerheid die nu door sommige groe
pen tot het uiterste wordt geëxploiteerd,
en die bovendien voor de gemeentelijke ad
ministratie moeilijkheden meebrengt, zoo-
als wij straks zullen zien. Dat minister Ruys
aan het bestuur van het R.K. Werklieden
verbond heeft verklaard dat hij geen enkele
mededeeling hieromtrent kan doen vóór
den derden Dinsdag in September in het
parlement, moeten wij dan ook zeer be
treuren.
Een tweede punt dat hierbij aansluit en
waarop spoedig zekerheid moet bestaan, is
dit: welke overheid zal dezen crisissteun
op den duur betalen? Voor ons staat vast
dat de gemeentebesturen belast moeten blij
ven met de uitoefening van de plaatselijke
openbare armenzorg voor zoover deze niet
door de burgerlijke armbesturen zelfstandig
wordt behandeld, zij het dan meestal met
enorme subsidies uit de gemeentekas. In
dit verband mag vermeld worden dat in
verschillende gemeenten overwogen wordt
of niet overgegaan moet worden tot ophef
fing van de burgerlijke armbesturen juist
omdat de raad en het college van burge
meesters en wethouders te weinig mede
zeggingschap hebben bij de uitoefening
van de openbare armenzorg. De openbare
armenzorg wordt dan zooals nog onlangs
te Haarlem is geschied een tak van ge
meentedienst.
De gemeentebesturen, welke niet in staat
zullen zijn de middelen voor de openbare
armenzorg bijéén te brengen, worden nood
lijdend. Zij krijgen als noodlijdende ge
meenten subsidie van provincie en rijk,
maar missen financieele zelfstandigheid en
komen dus onder verscherpt toezicht. Ook
bij de steunverleening voor crisiswerkloos
heid zien wij dat.
Uit het rapport van de bezuinigingscom
missie-Weiter blijkt zonneklaar dat de ge
meentebesturen praktisch alle medezeg
genschap hebben verloren ten aanzien van
de ondersteuning van die werkloozen, uit
vakken, die thans door de regeering
(niet door de gemeentebesturen) worden
erkend als bedrijven, waarin crisiswerkloos
heid bestaat. Alle voorwaarden waaronder
deze ondersteuning wordt verleend, worden
door het rijk gesteld. De gemeentebesturen
hebben slechts automatisch te volgen. Zij
betalen de kosten en ontvangen van het
rijk een deel dier kosten terug.
Hierbij knoopt nu het voorstel der com
missie-Weiter aan. En ook hier zouden wij
het verstandig achten indien de regeering
thans reeds haar inzicht deed kennen."
gediend zijn bij een proportioneele contingen-
teering van den invoer bij een zoo laag moge
lijk botertarief.
Voor Denemarken is de hoogte van dit tarief
van minder groote Deteekenis, daar het als
gevolg van de deprecatie van de Deensche
kroon ook bij een hooger tarief nog loonend
kan importeeren. Het wenscht echter de ophef
fing van den valutatoeslag en zou daardoor
tegenover Nederland nog meer in het voordeel
komen dan het blijkens het veldwinnen van de
Deensche boter op de Duitsche markt ten na-
deele van de Nederlandsche boter thans
reeds is.
Deze tegenstelling tusschen de belangen van
de beide boter exporteerende landen geeft
Duitschland natuurlijk een prachtige gelegen
heid om Nederland en Denemarken tegen el
kaar uit te spelen en als wij wel zijn ingelicht
maakt het van deze gelegenheid inderdaad
gebruik.
Weliswaar is men van Duitsche zijde nog
niet met concrete voorsteilen voor den dag
gekomen, maar de proposities, die de Duitsche
onderhandelaars tot dusver in den loop der
besprekingen in algemeene trekken en zonder
uit den aard der zaak vooralsnog ln bijzonder
heden te treden, hebben geschetst, zijn in
flagranten strijd met wat men zich in Neder
land als een bevredigende oplossing heeft ge
dacht.
Onder deze omstandigheden dient men zich
af te vragen of het wel zin heeft op dezen
grondslag verder te onderhandelen.
De Deensche is goedkooper
Mocht Duitschland inderdaad besluiten den
valutatoeslag en het beruchte contingent van
5000 ton op te heffen en instede daarvan een
propprtioneele contingenteering tegen een vast,
voor alle landen gelijkelijk geldend tarief in te
voeren, dan zou daardoor immers Nederlands
positie op de Duitsche botermarkt eer slech
ter dan beter worden, daar men hier dan uit
den aard der zaak eerst de goedkoope Deensche
boter zou betrekken en pas als het Deensche
contingent geheel was gebruikt de duurdere
Nederlandsche borer zou gaan koopen.
Men vergete niet, dat het Duitsche boter-
verbruik den laatsten tijd als gevolg van de
vermindering van de koopkracht van het Duit
sche volk sterk achteruit is gegaan, zoodat
ook de behoefte aan buitenlandsche boter
steeds kleiner is geworden. In de eerste zes
maanden van het loopende jaar werden er nog
slechts 35.000 ton geïmporteerd tegen 100.000
ton in 1931 en 134.000 ton in 1930. Men kan,
gezien den algemeenen economischen toestand,
hier te lande veilig aannemen, dat deze ont
wikkeling haar einde nog niet heeft bereikt
en dat derhalve de uitsche boterinvoer in de
tweede helft van dit jaar nog meer zal slinken.
Het is dus duidelijk, dat Nederland alle be
lang heeft bij een niet al te groote contingen
teering. Wat zou het ons baten, Indien wij al
een groote hoeveelheid boter mochten impor
teeren, die wij op de uitsche markt toch niet
zouden kunnen kwijt raken, omdat de vraag
reeds geheel of grootendeels door de goedkoo-
pere Deensche boter wordt gedekt?
De bekende Engelsche schrijver George
Bernard Shaw heeft indertijd een reis door
Sovjet-Rusland gemaakt en daarbij alles
bezichtigd, wat de Bolsjewieken hem wil
den laten zien.
Shaw, die gaarne het publiek bij den neus
neemt, werd door de Moskousche leiders op
zijn beurt bij den neus genomen. Enthou
siast keerde hij uit het Sovjet-paradijs
terug.
Ofschoon later .bleek, dat men hem in
Moskou slechts een zéér eenzijdigen, onwe-
zenlijk-gunstigen blik had gegund op de
Russische toestanden en verschijnselen,
hield Shaw zich, of hij alles vrij en objec
tief in oogenschouw had kunnen nemen,
wat hij maar wilde.
Deze komedie nu schijnt Shaw te voor-
deelig om haar te staken. Thans heeft hij
n.l. zijn nieuwste stuk „Too true to be good"
(„Te waar om goed te zijn") naar Rusland
gezonden met een begeleidend schrijven,
waarin hij den wensch uitspreekt, dat het
stuk in een der Moskousche theaters zal
worden opgevoerd „op echt bolsjewistische
wijze." Naar verluidt, wordt Shaw op z'n
wenken bediend: het stuk moet reeds in 't
Russisch vertaald zijn en aan een der beste
Moskousche tooneeltroepen ter vertooning
opgedragen.
Er schijnt dus tusschen de Bolsjewieken
en G. B. Shaw een zeer zakelijke wisselwer
king te bestaan. Hij treedt blijkbaar op als
de reclame-trompetter voor de Sovjet-tent,
waarin zijn stukken gretig worden opge
voerd; hij opent een nieuw afzetgebied voor
zijn pennevruchten en prijst zijn afnemers
als de wijzen uit het Oosten. Zoo weet de
slimme Shaw dus zelfs het feit, dat men
hem bij den neus nam, uit te buiten ten
eigen prof ij te!
Wie is er in het Westen zoo dwaas om
niet te erkennen, dat Shaw's handigheid.
te waar is om goed te zijn?
Lage contingenteering
In het belang van onzen export ware het
derhalve te wenschen, dat Duitschland zich
bereid verklaarde tot een betrekkelijk lage
proportioneele contingenteering bij een drage
lijk invoerrecht, omdat wij dan alleen de ze
kerheid hebben, dat wij ons contingent geheel
op de Duitsche markt kunnen onderbrengen.
Het staat echter te bezien of dit waarlijk
bescheiden ideaal onder de tegenwoordige om
standigheden te bereiken zal zijn. De protec
tionistische strooming in Duitschland, die on
der het nieuwe regiem nog sterker is dan onder
de regeering Brüning, heeft zooeven door den
uitslag der Rijksdagverkiezingen, die 't zwaar
tepunt nog meer naar rechts heeft verlegd,
een nieuwen impuls gekregen en het lijkt ons
niet erg waarschijnlijk, dat het Duitschland
van den heer Von Papen op het stuk van het
invoerrecht op boter plotseling nog 'ankmoe-
diger en toeschietelijker zou blijken te zijn dan
het Duitschland van dr. Brüning.
Daarom vreezen wij, dat Nederland ook dit
maal bij de onderhandelingen te Berlijn aan
het kortste einde zal trekken, en men zal er
daarom verstandig aan doen, omtrent het
verloop dezer onderhandelingen geen al te
groot illusies te koesteren.
Welk een algemeene verslagenheid heerschte
er in Hoogmade toen de kerk instortte welk
een vreugde heerschte er Donderdag, nu de
nieuwe kerk werd ingewijd! Toen de oude tem
pel in puin was gevallen, heeft men niet bij
de pakken neergezeten; al spoedig kwamen plan
nen en teekeningen om de kerk nieuw op te
bouwen. En thans was de groote dag daar, dat
het mooie, sierlijke kerkje zou worden ingewijd.
De vreugde was algemeen. De Katholieken
hebben te lang in schuilkerken moeten leven,
om met houten noodkerken genoegen te gun
nen nemen.
De feeststoet
Tegen half zeven Woensdagavond werd
Mgr. Aengenent, Bisschop van Haarlem, aan
de grens der parochie verwacht.
Mgr. werd daar opgewacht door een groot
eeregeleide. In auto's reed het Kerk- en Arm
bestuur mede, terwijl een auto was gereser
veerd voor de geestelijkheid uit omliggende
plaatsen. Hierin hadden plaats genomen pater
Ephrem Sloots, pastoor E. Derksen van Hoog
made, pastoor Th. Kwakman van Rijpwete-
ring en pastoor W. Borsboom van Noorden. Een
groote stoet ruiters zou den Bisschop tot eere
geleide dienen.
Tegen half zeven uur arriveerde Mgr. per
auto, waarin tevens gezeten waren de deken
van Leiden, de zeereerw. heer Homulle en
de secretaris van den Bisschop, de zeereerw. heer
Agterof. Aan de grens der parochie stapte Z. H.
Exc. over in een met vier paarden bespannen
rijtuig.
De pastoor der parochie, de weleerw. heer
Borsboom, heette den bisschop welkom. Mgr.
wordt hier met blijdschap en met dankbaar
heid ontvangen. Met dankbaarheid wegens al
het goede, wat wij van hem hebben mogen on
dervinden. Met blijdschap, omdat Mgr. komt
om den nieuwen tempel in te wijden, welke hier
gebouwd is om God op passende wijze te eeren.
Z. H. Exc. dankte voor dezen welkomstgroet,
waarna de stoet zich in beweging zette. Onder
groote belangstelling der bevolking reed Mgr.
naar de kerk.
Hier werd Mgr. opgewacht door bruidjes en
schoolkinderen. Een der kleinsten van de school,
Doortje v. d. Root, bood den bisschop bloemen
aan.
De burgemeester, de heer Boddens Hosang,
nam vervolgens het woord.
Mgr. dankte daarop voor de buitengewoon
schitterende ontvangst.
Donderdagmorgen heeft Z.H.Exc. Mgr. Aen
genent de kerk ingewijd. Een groote menigte
geloovigen vulde het schoone kerkgebouw, on
der wie Burgemc :ster en Wethouders en de ge
meente-secretaris, de architecten, de heeren L.
en Ir. Jan van der Laan en de rentmeester
der Heerlijkheid mr. Sormani.
Na de wijdingsplechtigheden droeg Mgr. een
Pontificale H. Mis op met de volgende assisten
tie: Presbyter assistens: Deken A. H. J. M. Ho-
mulle; TroondiakensDeken J. M. Hellegers
van Alphen en Deken J. Borsboom van Noord-
wijk, Diaconus Missae: Pastoor Onel van Roe-
lofsarendsveen, Subdiaconus Missae: Pastoor
W. Borsboom van Noorden, Ad candelam:
Pastoor E. Derksen van Oud-Ade, Ad librum:
Pastoor Th. Kwakman van Rijpwetering, Ad
mitram: Pastoor J. Heiling van de Hartebrug
te Leiden, Ad Baculum: de theologant L. v. d.
Boog van het Groot-Seminarie te Warmond,
Ad gremiale et ad ampullas: de zeereerw heer
D Bont, van het Seminarie Hageveld te
Heemstede, Thuriferarius: de theologant Fr.
Knitel.
De bond van technische ambtenaren in Over-
heids- en Semi-Overheidsdienst heeft een
adres gezonden aan den Raad van Ministers,
de provinciale, en gemeentebesturen, waar
in wordt verzocht de productieve werk
wijze van overheidswege zooveel als mogelijk te
willen bevorderen.
Afschriften van dit adres werden eveneens
gezonden aan de Eerste en Tweeoe Kamerle
den, de hoofden van Rijks-, Provinciale- en
Van Zaterdag 13 tot Dinsdag 16 Augustus Gemeentelijke diensten en bedrijven, de direc-
wordt in het retraitehuis „Loyola" te Vught ties derJelangrijtote
een retraite gegeven voor Heeren uit den Mid- i industnebednjven, de leden van den Zmderzee-
denstand. Men gelieven zich te wenden tot de j raad en van de Commissie vaa Advies voor de
Directie van genoemr retraitehuis. werkverruiming enz.