EKONOMISCHE TOENADERING Prikkeldraad Van de Pers-tribune Samenwerking Boterbelangen in Berlijn bepleit VRIJDAG 5 AUGUSTUS Het Nederlandsch-Belgisch- Luxemhurgsch verdrag Een goed begin MÈÊSMBÊKÊÊÊÊÊKUÈÊt Herziening van de regeling Dragelijk invoerrecht De komedie duurt voort Missienieuws UIT HET BOUWBEDRIJF De conferentie te Haarlem WATERSPORTGENOEGENS PWw1* HHH kS Een zonnige dag op het water Onderhandelingen tusschen ver tegenwoordigers van Nederland, Denemarken en Duitschland Tusschen twee vuren Lessen van de natuur Armenzorg en Crisissteun KERKWIJDING TE HOOGMADE Mgr. Aengenentt verricht de plechtigheid Retraite Heeren Middenstand PRODUCTIEVE WERKWIJZE Bevordering van overheidswege Als een van de resultaten der confe rentie van Lausanne prijkt heden in de bladen de tekst van het op 18 Juli l.l. gesloten internationaal ver drag tusschen Nederland, België en Luxemburg tot vermindering der handels belemmeringen tusschen genoemde staten. Groot nieuws bevat deze tekst niet meer: de voornaamste bepalingen van het verdrag zijn op 20 Juli 1.1. reeds officieel door het departement van buitenlandsche zaken gepubliceerd, doch nu wij den tekst van het verdrag vóór ons hebben liggen, de moti veeringen kunnen lezen en het verdrag in enkele onderdeeien juister beoordeelen kunnen, nu meenen wij over deze publicatie toch een enkel woord te moeten zeggen. Eenerzij ds om de groote beteekenis van dit verdrag te erkennen en onze vreugde bit te spreken over deze poging tot ekono mische toenadering tusschen enkele Euro- Peesche Staten, anderzijds om te waar schuwen tegen een ongemotiveerd groot optimisme, dat zou kunnen ontstaan, in dien men de oogen sloot voor werkelijk heden, welke dit verdrag veel van zijn baarde kunnen doen verliezen, en voor Moeilijkheden, welke rondom dit verdrag ihternationaal kunnen rijzen. Ontegenzeggelijk moet de totstandko ming van het Nederlandsch-Belgisch- Luxemburgsch Verdrag van harte toe- 6®juicht worden: Het beteekent een ernstige poging tot opruiming van handelsbelemmeringen, Welke de krisis in hooge mate verergerd hebben en evenzoovele onoverkomelijke beletsels vormen om tot meer normale toe standen op internationaal handelsgebied krug te keeren. Overal zelfs in landen, waar de pro tectie het brutaalst wordt toegepast erkent men, dat hooge tariefheffingen, hivoerbelemmeringen, contingenteeringen eh andere autarkische maatregelen, prin cipieel eigenlijk uit den booze zijn en dat he internationale ekonomische toestand daardoor niet gesaneerd kan worden, iuen erkent, dat men op den verkeerden Weg is, maar uit verkeerd begrepen eigen belang of tengevolge van „force majeure" Weigert men den verkeerden weg te ver aten, en zoo zien wij, dat er op het terrein öer ekonomische toenadering internatio nal nog zobwat niéts bereikt is, dat men elkander op handels-ekonomiseh gebied hog voortdurend sterker bestrijdt; nog Voortdurend dalen de internationale in- en Uitvoer-cijfers, voortdurend vermindert het Wereldhandelsverkeer In déze omstandigheden nu durven drie kleine staten met een verdrag tot vermin dering van handelsbelemmeringen komen, met praktische voorstellen, met daden! Drie staten zijn er in Europa, welke den moed hebben, temidden van een trouwe- looze en wantrouwende wereld.... vertrou wen te toonen, vertrouwen in elkander, Vertrouwen in de overige wereld, vertrou wen in de toekomst. Deze moed kan van groote moreele be teekenis worden, voorzoover de overige staten het goede voorbeeld zullen kunnen en willen waardeeren. Voor de drie staten onderling voorzien wij zeer stellig ook reëele voordeelen als gevolg van het verdrag: de partijen verbinden zich niet over te gaan tot verhooging van invoerrechten boven het peil van rechten, bestaande op den datum van onderteekening dezer over eenkomst, noch tot instelling van rechten, hiet bestaande op dien dag, aldus, geen Verhooging van de bestaande en geen in doering van nieuwe invoerrechten. Bovendien zullen de invoerrechten gelei delijk verlaagd worden: het eerste jaar met 10, een jaar later met 20, twee jaar later met 30, drie jaar later met 40 en 4 jaar later met 50 pCt.; voorts zullen partijen °hder elkaar geen enkel nieuw verbod of Seen enkele nieuwe beperking van den in ch uitvoer toepassen, noch een enkelen hieuwen maatregel tot reglementeering treffen, welke het ruilverkeer zou kunnen belemmeren; alleen behoudt men zich hatuurlijk het recht voor, in bepaalde gevallen over te gaan tot, overigens alge meen als noodzakelijk erkende reserves (verboden of beperkingen met betrekking tet openbare veiligheid, zedelijke en huma- hitaire overwegingen, enz.). Het kan niet anders, of de toepassing van deze maatregelen zal den betrokken staten tot voordeel moeten strekken. Blijkens een staatje in de „Haagsche Bost" van 25 Juni 1932 bedroeg de Neder landsche invoer uit België in 19 f 198.369.000 en de Nederlandsche ultvoer haar België in hetzelfde jaar 171.548.000. De wederzijdsche handelsbelangen zijn dus wél groot, en verlaging der tarieven 2al bij zóó belangrijke wederzij dsche handelsbelangen dan ook ongetwijfeld een *°1 van beteekenis gaan spelen. He positie der gecontracteerde partijen zal er in het Europeesch concern natuurlijk ook veel sterker door worden. Wordt dit verdrag dat natuurlijk nog uiteindelijke goedkeuring behoeft naar den goeden geest, welken het ademt, nage leefd, dan kan het een begin beteekenen van een betere toekomst, waarin Neder land en België elkander steunen en elkan der tot beider profijt in ekonomisch opzicht allergelukkigst aanvullen. Maar.... dan moet er ook geen kink in den kabel komen! Geheel gevaarloos toch zijn alle bepalingen van het verdrag niet. Zou een der partijen zekere bepalingen willen misbruiken, dan ging de beteekenis van het verdrag spoedig teloor. We moeten beginnen met te erkennen, dat België op het moment, dat dit verdrag tot stand komt, ekonomisch veel zwaarder bewapend staat dan Nederland, dat dus de basis, waarop men de tariefverlaging wil doen steunen, in ieder geval aan België een voorsprong geeft en blijft geven. Deze „status" is echter aanvaard en Nederland zal er hopen en vertrouwen Wij in de toekomst geen spijt van be hoeven te hebben. Indien overigens het verdrag maar in den goeden geest beleefd wordt. Een gevaarlijk puntje blijft de weder zijds erkende bevoegdheid van partijen om ()jn het geval, dat het ruilverkeer tus schen de Hooge Verdragsluitende partijen ernstig beroerd zou worden door abnor male omstandigheden" den in- en uit voer te beperken, zij het dan ook onder voorwaarden, dat een contingent zal wor den vastgesteld, dat in beginsel en behalve in uitzonderingsgevallen, niet lager zal kunnen zijn dan 100 pCt. van het gemid delde der ingevoerde of uitgevoerde ^hoe veelheden gedurende normale jaren. Wil men deze bepaling benutten als voorwendsel om protectie toe te passen, dan zal men daartoe, zoolang de krisis nog voortduurt, volop gelegenheid kunnen vin den. Een gevaar kan het ook beteekenen, dat de ministers bij de onderteekening van dit verdrag zich vrij gehouden hebben, even tueel maatregelen van fiscaal karakter te nemen tijdens den termijn tusschen de onderteekening en de inwerkingtreding van het onderhavige verdrag. Laten wij echter vóór alles volkomen goede trouw en de best mogelijke bedoe lingen bij de contracteerende partijen ver hopen en veronderstellen. Ten opzichte van een vrijhandelsstaat als Nederland kan in ieder geval geen mensch ter wereld in twijfel zijn, waar het geldt bevordering van ekonomische toenadering. Het gevaar kan echter ook van buiten komen, n.l. van de eene of de andere groote mogendheid, die (het staat immers iederen staat vrijtot het verdrag zou toetreden en daardoor opzettelijk of ongewild een staten-complex zou doen beschouwen als een politieke machine. Aan politieke inmenging van Frankrijk, zooals die door de Vlaamsch-activistische bladen wordt voorgesteld, kunnen wij ech ter gezien de veranderde tijdsomstan digheden maar moeilijk gelooven, al blijft het een feit, dat ook met de moge lijkheid van dezen factor rekening moet worden gehouden. Voorzichtigheid blijft in tusschen gebo te11- j Het mag niet mogelijk zijn, dat wij door een goed bedoelde poging tot ekonomische toenadering tusschen de volkeren ongewild eenzijdige internationale politiek voeren. Ongewild en ondanks onszelf. Binnen een paar jaren zullen de Broeders Van Dongen een nieuwe missie aannemen op Banka. Hl September zullen vijf Broeders van Huy- k®rgen naar de missie van Borneo vertrekken, "aar ze in Pontianak een tweede school heb ben opgericht. In verband met de publicatie van het concept-program der R.K. Staatspartij is ook weder de mogelijkheid van het herstel der (rechtsche) coalitie ter sprake gebracht. Niet te laat voorzeker, en misschien wel wat te vroeg! Van een herstel der coalitie aan de- stembus, gelijk weleer, kan geen sprake meer zijn, afgezien nog van het feit, dat de stembus, al komt zij in zicht, toch nog een heel eind verwijderd is. En wat de samenstelling der verkiezings programs betreft, daarvoor geldt de eisch, dat aan elke partij de noodige vrijheid moet worden gelaten. Natuurlijk behoeft hieruit niet te volgen, dat elk overleg, of elk contact uit den booze zou zijn en bij het formuleeren van con crete eischen geen rekening zou mogen, of moeten worden gehouden met de kansen en vooruitzichten eener eventueele samenwer king. Aan „Real-politik" in den goeden zin van het woord heeft ook onze tijd behoefte. Met leuzen en theorieën alléén komen wij er niet. Wel spreekt het vanzelf, dat voor ons het beginsel onder alle omstandigheden voorop moet staan. En dit brengt mee, dat wij in ons politiek optreden het g e h e e 1 e veld van het open bare leven hebben te overzien. Op samenwerking met andere partijen zal de R.K. Staatspartij steeds in mindere of meerdere mate en voor korteren of langeren duur zijn aangewezen. In onafzienbaren tijd is nog geen katho lieke meerderheid in de beide Kamers der Staten-Generaal te verwachten. En dus zullen wij er bij voortduring op bedacht moeten zijn de samenwerking, voor zoover deze noodig en mogelijk blijkt, dienstbaar te maken aan de verzekering en bevordering der geestelijke en stof fel ij k e belangen van ons volk. Niet slechts roepen sociale, economische en financiëele vraagstukken in deze benar de tijden dringend om oplossing en voorzie ning, maar de ontreddering op geestelijk gebied noopt evenzeer tot groote waak zaamheid en krachtig verweer. De meest elementaire waarheden en voor schriften van het Christendom worden op drieste wijze aangevallen en theorieën ver kondigd, die, werden zij in practijk gebracht, de Maatschappij tot een chaos zouden maken. Niemand zal kunnen beweren, dat de ge varen, welke hieruit dreigen, denkbeeldig zijn. En evenmin, dat een partij als de onze met die gevaren geen rekening zou hebben te houden bij het bepalen harer houding in het staatkundig leven en bij het beant woorden der vraag, hoe zij ook langs den weg van coalitie of samenwerking ons volk daartegen zal kunnen beveiligen. P. s. In aansluiting bij het Donderdag door ons gepubliceerde bericht inzake de conferentie der werkgevers en werknemers in het bouwbedrijf kunnen wij nog mededeelen, dat de organisa ties der werknemers zich in beginsel bereid verklaard hebben tot een tusschentijdsche her ziening der C. A. O., hetgeen in dit geval wil zeggen verlaging der loonen. Deze verlaging zou echter alleen op bepaalde voorwaarden kunnen worden aanvaard. Wij vernemen nu, dat de leiders het omtrent de voorwaarden niet eens hebben kunnen worden. Over het percentage der loonsverlaging zelve is echter niet gesproken. - Dinsdagmorgen zijn te Berlijn, naar het „Handelsblad" bericht de nieuwe onderhande lingen tusschen de vertegenwoordigers van de Duitsche regeering eenerzijds en die van de Nederlandsche en de Deensche regeeringen anderzijds over een eventueele herziening van de thans geldende regeling van Duitschlands boterinvoer begonnen. De gedelegeerden van Nederlandsche zijde zijn dr. J. A. Nederbragt, chef van de directie van Economische Zaken dr. H. M. Hirschfeld, directeur-generaal van den handel, ir R. P. Bonthuis, rijkstuinbouwconsulent, en Joustra, onze landbouwconsulent te Berlijn. De Nederlanders verkeeren bij deze onder handelingen in een weinig benijdenswaardige positie, omdat zij hier een soort van twee frontenoorlog hebben te voeren. Zij zijn naar Berlijn gekomen om te trachten een regeling te verkrijgen, die gunstiger voor Nederland is dan de tegenwoordige. Hetzelfde doel beoogen de Denen, wier belangen echter niet geheel parallel loopen met de Nederlandsche, integen deel, daarmede op een belangrijk onderdeel scherp contrasteeren. Het Nederlandsche belang zou het meeste Het was te verwachten, dat Moskou in Duitschland veel toevloed zou krijgen uit het aantal jeugdige kiezers, dat sedert het voorjaar het kiezerscorps is komen verster ken; ook is begrijpelijk, dat de zware eco nomische druk bij deze stemuitbrenging een belangrijke rol heeft gespeeld en dat uit het kamp der nazi's allerlei revolution- naire elementen naar de partij van Thal- mann zijn overgeloopen, zooals voorheen omgekeerd geschiedde. Dat evenwel de ultra-roode vloed zoo sterk is komen opzetten, is een aanwijzing te meer, hoe de radicaliseering van Duitschland, zooals die door Hitier c.s. op de felste wijze is gepropageerd, indirect ook aan de extremisten van links ten goe de komt. De uitersten raken ook hier elkander, schrijft de „Gelderlander": „Beide partijen, de nationaal-socialisti- sche en die van Moskou, moeten het heb ben van slagwoorden en leuzen, die op onnadenkenden hun invloed niet missen en vooral, indien niet een krachtige gods dienstige overtuiging hen staande houdt te midden van den wirwar van dwaalbe grippen om hen heen. Ook voor ons land valt uit de cijfers van het Rijnland een les te trekken. Ook hier is het communisme onophoude lijk in de weer, om ook het platteland in zijn greep te krijgen. De verkiezingsuitslag in het Rijnland heeft geleerd, dat overal, waar op het plat- teland sterke katholieke vakorganisaties bestaan, de roode branding is stukgeslagen en het Centrum is vooruitgegaan. Dat is 'n feit van zeer groote beteekenis. En daarom moet in ons land, waar God zij dank op het platteland nog op verre na niet die verwoestingen zijn aangericht als in Duitschland door de radikaliseering van links en rechts het geval is, het prin- cipieele organisatieleven nog veel sterker dan tot dusver worden voortgezet en uit gebreid. Hier en daar ten plattelande valt helaas nog altijd een min of meer sterke tegen kanting te constateeren tegen den katho liek-socialen arbeid onzer vakvereenigings- leiders. Een zeer gevaarlijke kortzichtigheid. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Wat het Rijnland heeft te zien gegeven, moet voor ons een spoorslag zijn, de katho liek-sociale vakvereenigingsactie tot in alle uithoeken van het platteland te doen doordringen en te versterken. Onvermoeide katholieke sociale actie." Het „Handelsblad" vindt het heel begrij pelijk, dat onze Regeering zich nog ernstig beraden moet over de vraag, inhoeverre zij de conclusies van het rapport-Weiter tot de hare zal maken; in het algemeen be hoeven de regeeringsvoorstellen ook eerst over zes weken gereed te zijn; het publiek zal geduld moeten hebben; maar, zoo vervolgt het blad: „Op een zeer belangrijk punt betreuren wij de zwijgzaamheid der regeering. De grootste agitatie tegen het rapport-Weiter wordt veroorzaakt door de mogelijkheid om te blijven beweren in pers en protestverga dering, dat de regeering, geheel noodeloos en harteloos zooals het dan heet een scherpe kortingspolitiek dreigt te gaan vol gen ten aanzien van de crisisondersteuning aan werkloozen. Het zou naar onze meening van wijs beleid getuigen, wanneer de regee ring op dit gebied een duidelijk woord sprak, en wel nu zonder dralen. Wordt de noodzakelijkheid erkend reeds in 1932 of wellicht met Januari 1933 de crisis ondersteuning voor werkloozen te verlagen, de regeering zegge het nu! Wij gelooven dat een dergelijke verklaring voorkeur zou verdienen boven het laten voortbestaan van de onzekerheid die nu door sommige groe pen tot het uiterste wordt geëxploiteerd, en die bovendien voor de gemeentelijke ad ministratie moeilijkheden meebrengt, zoo- als wij straks zullen zien. Dat minister Ruys aan het bestuur van het R.K. Werklieden verbond heeft verklaard dat hij geen enkele mededeeling hieromtrent kan doen vóór den derden Dinsdag in September in het parlement, moeten wij dan ook zeer be treuren. Een tweede punt dat hierbij aansluit en waarop spoedig zekerheid moet bestaan, is dit: welke overheid zal dezen crisissteun op den duur betalen? Voor ons staat vast dat de gemeentebesturen belast moeten blij ven met de uitoefening van de plaatselijke openbare armenzorg voor zoover deze niet door de burgerlijke armbesturen zelfstandig wordt behandeld, zij het dan meestal met enorme subsidies uit de gemeentekas. In dit verband mag vermeld worden dat in verschillende gemeenten overwogen wordt of niet overgegaan moet worden tot ophef fing van de burgerlijke armbesturen juist omdat de raad en het college van burge meesters en wethouders te weinig mede zeggingschap hebben bij de uitoefening van de openbare armenzorg. De openbare armenzorg wordt dan zooals nog onlangs te Haarlem is geschied een tak van ge meentedienst. De gemeentebesturen, welke niet in staat zullen zijn de middelen voor de openbare armenzorg bijéén te brengen, worden nood lijdend. Zij krijgen als noodlijdende ge meenten subsidie van provincie en rijk, maar missen financieele zelfstandigheid en komen dus onder verscherpt toezicht. Ook bij de steunverleening voor crisiswerkloos heid zien wij dat. Uit het rapport van de bezuinigingscom missie-Weiter blijkt zonneklaar dat de ge meentebesturen praktisch alle medezeg genschap hebben verloren ten aanzien van de ondersteuning van die werkloozen, uit vakken, die thans door de regeering (niet door de gemeentebesturen) worden erkend als bedrijven, waarin crisiswerkloos heid bestaat. Alle voorwaarden waaronder deze ondersteuning wordt verleend, worden door het rijk gesteld. De gemeentebesturen hebben slechts automatisch te volgen. Zij betalen de kosten en ontvangen van het rijk een deel dier kosten terug. Hierbij knoopt nu het voorstel der com missie-Weiter aan. En ook hier zouden wij het verstandig achten indien de regeering thans reeds haar inzicht deed kennen." gediend zijn bij een proportioneele contingen- teering van den invoer bij een zoo laag moge lijk botertarief. Voor Denemarken is de hoogte van dit tarief van minder groote Deteekenis, daar het als gevolg van de deprecatie van de Deensche kroon ook bij een hooger tarief nog loonend kan importeeren. Het wenscht echter de ophef fing van den valutatoeslag en zou daardoor tegenover Nederland nog meer in het voordeel komen dan het blijkens het veldwinnen van de Deensche boter op de Duitsche markt ten na- deele van de Nederlandsche boter thans reeds is. Deze tegenstelling tusschen de belangen van de beide boter exporteerende landen geeft Duitschland natuurlijk een prachtige gelegen heid om Nederland en Denemarken tegen el kaar uit te spelen en als wij wel zijn ingelicht maakt het van deze gelegenheid inderdaad gebruik. Weliswaar is men van Duitsche zijde nog niet met concrete voorsteilen voor den dag gekomen, maar de proposities, die de Duitsche onderhandelaars tot dusver in den loop der besprekingen in algemeene trekken en zonder uit den aard der zaak vooralsnog ln bijzonder heden te treden, hebben geschetst, zijn in flagranten strijd met wat men zich in Neder land als een bevredigende oplossing heeft ge dacht. Onder deze omstandigheden dient men zich af te vragen of het wel zin heeft op dezen grondslag verder te onderhandelen. De Deensche is goedkooper Mocht Duitschland inderdaad besluiten den valutatoeslag en het beruchte contingent van 5000 ton op te heffen en instede daarvan een propprtioneele contingenteering tegen een vast, voor alle landen gelijkelijk geldend tarief in te voeren, dan zou daardoor immers Nederlands positie op de Duitsche botermarkt eer slech ter dan beter worden, daar men hier dan uit den aard der zaak eerst de goedkoope Deensche boter zou betrekken en pas als het Deensche contingent geheel was gebruikt de duurdere Nederlandsche borer zou gaan koopen. Men vergete niet, dat het Duitsche boter- verbruik den laatsten tijd als gevolg van de vermindering van de koopkracht van het Duit sche volk sterk achteruit is gegaan, zoodat ook de behoefte aan buitenlandsche boter steeds kleiner is geworden. In de eerste zes maanden van het loopende jaar werden er nog slechts 35.000 ton geïmporteerd tegen 100.000 ton in 1931 en 134.000 ton in 1930. Men kan, gezien den algemeenen economischen toestand, hier te lande veilig aannemen, dat deze ont wikkeling haar einde nog niet heeft bereikt en dat derhalve de uitsche boterinvoer in de tweede helft van dit jaar nog meer zal slinken. Het is dus duidelijk, dat Nederland alle be lang heeft bij een niet al te groote contingen teering. Wat zou het ons baten, Indien wij al een groote hoeveelheid boter mochten impor teeren, die wij op de uitsche markt toch niet zouden kunnen kwijt raken, omdat de vraag reeds geheel of grootendeels door de goedkoo- pere Deensche boter wordt gedekt? De bekende Engelsche schrijver George Bernard Shaw heeft indertijd een reis door Sovjet-Rusland gemaakt en daarbij alles bezichtigd, wat de Bolsjewieken hem wil den laten zien. Shaw, die gaarne het publiek bij den neus neemt, werd door de Moskousche leiders op zijn beurt bij den neus genomen. Enthou siast keerde hij uit het Sovjet-paradijs terug. Ofschoon later .bleek, dat men hem in Moskou slechts een zéér eenzijdigen, onwe- zenlijk-gunstigen blik had gegund op de Russische toestanden en verschijnselen, hield Shaw zich, of hij alles vrij en objec tief in oogenschouw had kunnen nemen, wat hij maar wilde. Deze komedie nu schijnt Shaw te voor- deelig om haar te staken. Thans heeft hij n.l. zijn nieuwste stuk „Too true to be good" („Te waar om goed te zijn") naar Rusland gezonden met een begeleidend schrijven, waarin hij den wensch uitspreekt, dat het stuk in een der Moskousche theaters zal worden opgevoerd „op echt bolsjewistische wijze." Naar verluidt, wordt Shaw op z'n wenken bediend: het stuk moet reeds in 't Russisch vertaald zijn en aan een der beste Moskousche tooneeltroepen ter vertooning opgedragen. Er schijnt dus tusschen de Bolsjewieken en G. B. Shaw een zeer zakelijke wisselwer king te bestaan. Hij treedt blijkbaar op als de reclame-trompetter voor de Sovjet-tent, waarin zijn stukken gretig worden opge voerd; hij opent een nieuw afzetgebied voor zijn pennevruchten en prijst zijn afnemers als de wijzen uit het Oosten. Zoo weet de slimme Shaw dus zelfs het feit, dat men hem bij den neus nam, uit te buiten ten eigen prof ij te! Wie is er in het Westen zoo dwaas om niet te erkennen, dat Shaw's handigheid. te waar is om goed te zijn? Lage contingenteering In het belang van onzen export ware het derhalve te wenschen, dat Duitschland zich bereid verklaarde tot een betrekkelijk lage proportioneele contingenteering bij een drage lijk invoerrecht, omdat wij dan alleen de ze kerheid hebben, dat wij ons contingent geheel op de Duitsche markt kunnen onderbrengen. Het staat echter te bezien of dit waarlijk bescheiden ideaal onder de tegenwoordige om standigheden te bereiken zal zijn. De protec tionistische strooming in Duitschland, die on der het nieuwe regiem nog sterker is dan onder de regeering Brüning, heeft zooeven door den uitslag der Rijksdagverkiezingen, die 't zwaar tepunt nog meer naar rechts heeft verlegd, een nieuwen impuls gekregen en het lijkt ons niet erg waarschijnlijk, dat het Duitschland van den heer Von Papen op het stuk van het invoerrecht op boter plotseling nog 'ankmoe- diger en toeschietelijker zou blijken te zijn dan het Duitschland van dr. Brüning. Daarom vreezen wij, dat Nederland ook dit maal bij de onderhandelingen te Berlijn aan het kortste einde zal trekken, en men zal er daarom verstandig aan doen, omtrent het verloop dezer onderhandelingen geen al te groot illusies te koesteren. Welk een algemeene verslagenheid heerschte er in Hoogmade toen de kerk instortte welk een vreugde heerschte er Donderdag, nu de nieuwe kerk werd ingewijd! Toen de oude tem pel in puin was gevallen, heeft men niet bij de pakken neergezeten; al spoedig kwamen plan nen en teekeningen om de kerk nieuw op te bouwen. En thans was de groote dag daar, dat het mooie, sierlijke kerkje zou worden ingewijd. De vreugde was algemeen. De Katholieken hebben te lang in schuilkerken moeten leven, om met houten noodkerken genoegen te gun nen nemen. De feeststoet Tegen half zeven Woensdagavond werd Mgr. Aengenent, Bisschop van Haarlem, aan de grens der parochie verwacht. Mgr. werd daar opgewacht door een groot eeregeleide. In auto's reed het Kerk- en Arm bestuur mede, terwijl een auto was gereser veerd voor de geestelijkheid uit omliggende plaatsen. Hierin hadden plaats genomen pater Ephrem Sloots, pastoor E. Derksen van Hoog made, pastoor Th. Kwakman van Rijpwete- ring en pastoor W. Borsboom van Noorden. Een groote stoet ruiters zou den Bisschop tot eere geleide dienen. Tegen half zeven uur arriveerde Mgr. per auto, waarin tevens gezeten waren de deken van Leiden, de zeereerw. heer Homulle en de secretaris van den Bisschop, de zeereerw. heer Agterof. Aan de grens der parochie stapte Z. H. Exc. over in een met vier paarden bespannen rijtuig. De pastoor der parochie, de weleerw. heer Borsboom, heette den bisschop welkom. Mgr. wordt hier met blijdschap en met dankbaar heid ontvangen. Met dankbaarheid wegens al het goede, wat wij van hem hebben mogen on dervinden. Met blijdschap, omdat Mgr. komt om den nieuwen tempel in te wijden, welke hier gebouwd is om God op passende wijze te eeren. Z. H. Exc. dankte voor dezen welkomstgroet, waarna de stoet zich in beweging zette. Onder groote belangstelling der bevolking reed Mgr. naar de kerk. Hier werd Mgr. opgewacht door bruidjes en schoolkinderen. Een der kleinsten van de school, Doortje v. d. Root, bood den bisschop bloemen aan. De burgemeester, de heer Boddens Hosang, nam vervolgens het woord. Mgr. dankte daarop voor de buitengewoon schitterende ontvangst. Donderdagmorgen heeft Z.H.Exc. Mgr. Aen genent de kerk ingewijd. Een groote menigte geloovigen vulde het schoone kerkgebouw, on der wie Burgemc :ster en Wethouders en de ge meente-secretaris, de architecten, de heeren L. en Ir. Jan van der Laan en de rentmeester der Heerlijkheid mr. Sormani. Na de wijdingsplechtigheden droeg Mgr. een Pontificale H. Mis op met de volgende assisten tie: Presbyter assistens: Deken A. H. J. M. Ho- mulle; TroondiakensDeken J. M. Hellegers van Alphen en Deken J. Borsboom van Noord- wijk, Diaconus Missae: Pastoor Onel van Roe- lofsarendsveen, Subdiaconus Missae: Pastoor W. Borsboom van Noorden, Ad candelam: Pastoor E. Derksen van Oud-Ade, Ad librum: Pastoor Th. Kwakman van Rijpwetering, Ad mitram: Pastoor J. Heiling van de Hartebrug te Leiden, Ad Baculum: de theologant L. v. d. Boog van het Groot-Seminarie te Warmond, Ad gremiale et ad ampullas: de zeereerw heer D Bont, van het Seminarie Hageveld te Heemstede, Thuriferarius: de theologant Fr. Knitel. De bond van technische ambtenaren in Over- heids- en Semi-Overheidsdienst heeft een adres gezonden aan den Raad van Ministers, de provinciale, en gemeentebesturen, waar in wordt verzocht de productieve werk wijze van overheidswege zooveel als mogelijk te willen bevorderen. Afschriften van dit adres werden eveneens gezonden aan de Eerste en Tweeoe Kamerle den, de hoofden van Rijks-, Provinciale- en Van Zaterdag 13 tot Dinsdag 16 Augustus Gemeentelijke diensten en bedrijven, de direc- wordt in het retraitehuis „Loyola" te Vught ties derJelangrijtote een retraite gegeven voor Heeren uit den Mid- i industnebednjven, de leden van den Zmderzee- denstand. Men gelieven zich te wenden tot de j raad en van de Commissie vaa Advies voor de Directie van genoemr retraitehuis. werkverruiming enz.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5