De goudvondst in Suriname
m
DE MOEDER
205e UITKEERING
Zeven honderd vijftig gulden
f 69.555.-
y x
HOE MOOI!
E VIJANDEN VAN HET
EN
WW**1
RADIO-PROGRAM
I DE VROUW 1
MET HET J
MASKER I
Een interessant bezoek aan
het placer-de Jong
■SflMMCl
«flKSsrjjb*
WOENSDAG 10 AUGUSTUS
BELANGRIJKE ADER
Opgetogen gouddelvers
ïwMmx
Op zoek naar goud
Van de ongewoonte
Donderdag 11 Augustus
II
Kunstenaars-anecdote
VERHAAL VAN
DEN DAG
V erzachtende
omstandigheden
Erg duidelijk
Uitkeering van
de wed. JOH. HOOIJSCHUUR-HUISMAN te Zaandam, we
gens een aan haar echtgenoot overkomen ongeval met doode-
lijken afloop
Thans hebben wij voor een
gezamenlijk bedrag van
Negen en Zestigduizend
vijf honderd vijf en vijftig gulden
uitgekeerd aan onze verzekerde abonné's.
DE DIRECTIE.
Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten
geschieden uiterlijk driemaal vier en twintig uren
na het ongeval
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
De eerste berichten, dat door een der onder
huurders op het goudplacer De Jong Zuid een
hoeveelheid goud van 40 K.G. gevonden zou
zijn, gingen als een loopend vuurtje door de
stad, lezen wij in „de West."
Een berichtgever, die naar de nederzetting
was gegaan, om de gebroeders Gever op te zoe
ken, schrijft o.m. het volgende:
„Onze eerste gang is natuurlijk naar het
huis van de gebroeders Gever, waar de schat
voorloopig bewaard wordt.
Er zijn velen die ons daarbij volgen, want
ook huize Gever staat voortdurend midden in
de belangstelling en men maakt van elke ge
legenheid gebruik even een blik op den schat
te werpen, zoo mogelijk even een stuk kwarts
in handen te houden, om het kostbare goud te
bekijken, dat duidelijk op en tusschen het
kwartsgesteente te zien is.
Het zijn groote brokken, bijna te zwaar om
met één hand vast te houden en we behoeven
geen kenner te zijn om te zien dat daar goud
in zit.
In den voorraad, die daar in huis ligt, moet
volgens schatting al meer dan 40 K.G. zuiver
goud aanwezig zijn, dat maakt voor de gebroe
ders Gevers een bedrag van ruim 47000 gul
den, behalve hetgeen de Maatschappij De Jong
Zuid er later aan zal verdienen.
Bij onzen gastheer, den heer Casimir de Mey-
nard, zijn we aan het goede adres om de noo-
dige gegevens over het goudplacer De Jong
Zuid te verkrijgen.
In 1878 werd aan de Gebroeders L. en F.
de Jong op een terrein groot 4000 H.A. con
cessie verleend tot onderzoek naar de aanwe
zigheid van goud en waren hiermede de goud-
placers De Jong Noord en Zuid opgericht.
We informeeren wanneer er nog meer der
gelijke groote vondsten als nu gevonden wa
ren.
We moeten teruggaan naar het jaar 1892,
toen door Charmes een hoeveelheid van 36
K.G. goud gevonden was, waarvan door hem
maar 36 pond was verantwoord. Het is voor
de oudere Surinamers het bekende geval Char
mes en nog heet de kreek waar dat goud ge-
Vonden werd de „Charmeskreek".
In 1902 ging de maatschappij tot liquidatie
over en sedert 1907 werd het goudzoeken op
het placer in onderhuur uitgegeven.
"Het is wel opmerkelijk dat er nu, sedert het
vrije onderzoek naar goud in Suriname is toe
gelaten, de goudopbrengst zoo belangrijk stijgt
Want behalve de zeldzame vondst van de Ge-
broeders Gever, is het gebleken, dat nu in het
eerste halfjaar 1932 de opbrengst die van vori
ge jaren reeds verre overtreft.
Het is den volgenden morgen reeds vroeg,
dat we onze gastvrije woning verlaten om met
Gever naar het gouddelversdorp te gaan.
De bevolking van De Jong Zuid bestaat uit
meer dan 200 mannen, die met hun vrouwen
en kinderen samen een flink dorp vormen.
Onder geleide van Johan Gever gaan we,
vergezeld van een groot aantal belangstellen
den op weg om ten Westen van de spoorbaan
door het Charmesravijn de plaats te bereiken,
waar de Charmeskreek een kleinen zijtak, de
Bruineboontjes kreek, opneemt, in welke laat
ste kreek de gebroeders Gever hun claim heb
ben, waar ze de laatste jaren naar goud heb
ben gezocht.
De streek hier toont duidelijk de sporen dat
hier in den loop der jaren op grondige wijze
naar goud is gezocht. Diepe trechters en tun
nels in den steenarjitigen grond doen ons
denken aan een in den wereldoorlog door gra
naten -en loopgraven omwoeld terrein.
In het Bruineboontjes-ravijn passeeren we
verschillende werktuigen die bij het goudbe-
drijf gebezigd worden. We zien er een longtom
waarin het goudhoudend erts en zand gewas-
schen wordt en waartoe' deze in het midden
van de beek is geplaatst, zoodat het water
er vrijelijk in en uit kan stroomen.
Ten slotte staan we voor den heuvel, waar
Gever zijn tunnel heeft, waaruit hij het goud
heeft gehaald. Een tiental mannen wacht ons
daar op. Ze zijn allen herkenbaar aan een
roode sjerp' om het middel als teeken dat ze
nnimniimnnmnnijis
De wereld is nog niet zoo slecht,
Gehavend en bankroet,
Of altijd rest ons nog een stuk,
Dat toonbaar is en goed!
Dat merkt u wel in dezen tijd
Nu w' otp vacantie gaan,
Aanhoudend hoort u, en men zegt
Dit dan beslist spontaan:
Hoe mooi!
Men ziet een lapje grond met gras
En anderhalve koe.
Het reisgezelschap maakt dan halt
En kijkt aandachtig toe.
En staat er nog een molen bij
Waarvan de wieken gaan,
Dan raken ook de tongen los
En zegt men heel spontaan:
Hoe mooi!
Of wel een stukje bosch en hei
Sleept onze aandacht mee.
Wij staan dan even stil, ontroerd,
Als na een zwaar diner!
Of wel wij zien bespiegelend
Een vijver met een zwaan,
En met de oogen hemelwaarts
Verklaren wij spontaan
Hoe mooi!
Of een museum maakt ons week,
Een standbeeld of antiek.
Kortom, loat wij niet daag'lijks zien
Is altijd magnifiek!
Tot meerder lof van onzen smaak,
öök als wij 't niet verstaan,
Doen wij zoo gaarne enthousiast
En roepen dan spontaan:
Hoe mooi!
MARTIN BERDEN 1
I (Nadruk verboden)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniininiiiiiiiiin
bij Gever in dienst zijn. Het is de wacht die
bij de nog open schatkamer wacht heeft ge
houden.
We dalen eerst even in de tunnel af, die ruim
1 M. hoog, nog slechts een diepte van ongeveer
3 M. blijkt te hebben.
Met de flashlights belichten we den achter
wand van den tunnel en dan zien we hem zit
ten: een groote kwartsader, waar met pickax
en breekijzer het rijke goudhoudende kwarts
gesteente moet worden uitgebroken.
Zoo op het oog reeds is op verschillende
plaatsen het goud te zien. In den lichtbundel
glinstert het met een gouden gloed.
Het is niet te berekenen, hoeveel goud daar
nog gevonden zal worden.
De goudader zet zich in schuine richting
naar beneden voort, volgens de deskundigen is
dat zeer gunstig en is het waarschijnlijk dat
hij zich nog op grooten afstand zal voortzet
ten.
Of de geheele ader goudhoudend zal zijn
moet nog blijken. De praktijk heeft tot nu toe
geleerd, dat, hoewel het kwartsrif zich zelf nog
voortzet, er op een bepaald oogenblik geen
spoor van goud meer aanwezig is."
Vindt ge dat niet onbeleefd? Al veertien
dagen geleden stuurde ik aan mijn kleermaker
ƒ75 en nog heb ik geen quitantie!"
Och, je moet denken, dat hij eerst van
zijn verbazing een beetje moet bekomen.
Gevolgd door de kevertjes kwam Pietje de Bie een paar jonge
hommelkindertjes tegen. „Ga je mee die hommel plagen" vroeg
Pietje aan de anderen en hij wees in de richting van een hommel,
die langs dan kant van den weg zat. En stilletjes ging ie naar
de hommel toe en blies hem in zijn hals.
De hommel keek eens om wie hem in zijn rust kwam storen
en toen ie al die jonge diertjes zoo gezellig bij elkaar zag, was ie
buiten verwachting niet kwaad op Pietje. Ik zal eens iets fijns
laten zien, zei Pietje tegen zijn kameraden en hij zoog wat
honing uit een bloem en blies toen uit het rietje. En wat ze nu
zagen vonden ze erg leuk; een groote honingbel
HUIZEN, 296 M. KRO 8 uur Morgenconcert.
NCRV 10.00 Gramofoonmuziek; 10.15 korte zie-
kendienst door Ds. H. C. v. d. Brink; 10.45 Gra
mofoonmuziek; KRO 11.00 Ontvangste van Lord
Robert Baden Powell of Gilwell, stichter der
verkennersbeweging in het Nationale padvin
derskamp te 's-Gravenhage door Z. H. Exc.
Mgr. J. D. J. Aengenent. Rondgang door het
kamp; 11.30 Godsdienstig halfuurtje door Pas
toor L. H. Perquin; 12.00 Tijdsein; 12.01 Poli
tieberichten; 12.15 KRO-orkest o.l.v. Johan Ger
ritsen; NCRV 2.00 Gramofooliplaten; 3.30 Ver
zorging van den zender; 4.00 Ziekenuurtje door
Dr. J. J. Woldendorp; 5.00 Cursus handenar
beid voor onze jeugd door H. J„ Steinvoort:
„De afwerking van de schuif doos"; 5.45 Harmo
nium-recital door Ton Brandes; 6.45 Cursus
knippen en stof versieren; 7.00 Friesch decla
matie-halfuurtje door I. Kuipers Pzn.; 7.30 Po
litieberichten; 7.45 Ned. Chr. Persbureau; 8.00
Tijdsein; 8.01 Liederen-recital door Geertruida
van Vladeracken, a.d. vleugel Jan Poortenaar:
9.00 W. A. Kruysdijk: „Het hedendaagsche ver
keer"; 9.30 Mandoline-ensemble „Onder ons'
o.l.v. L. A. Kluin; pl.m. 10.00 Vaz Dias; 10.30
Gramofoonplaten; 11.30 Sluiting
HILVERSUM 1875. AVRO 8.00 uur Tijdsein:
8.01 Gramofoonmuziek; 10.00 Morgenwijding;
10.15 Gramofoonmuziek; 10.30 Solistenconcert
mmv Toos van Veen, zang en Chris Veelo, pia
no; 11.00 Voordracht door Gustav Czopp; 11.30
Voortzetting solistenconcert; 12.00 Tijdsein; 12.01
Concert door Tuschinski's Select Salonorkest;
1.30 Concert door Naaldwtjks Mannenkoor; 2.15
Verzorging zijender; 2.30 Aansluiting met het
Nederlandsche Padvinderskamp te Wassenaar.
Toespraak door Sir. Baden Powell of Gilwell,
den „Chief Scout". Ooggetuige-verslag van de
monstraties door Herman Felderhof; 3.30 Gra
mofoonmuziek; 4.00 Ziekenuur door mevr. An
toinette van Dijk; 5.00 Piano-recital door Ida
Rosenheimer; 5.30 Avro-kamerorkest o.l.v.. Ge
rard Hemkes; 6.30 Spörtpraatje door H. Hollan
der; 7.00 Het Avro-kamerorkest; 8.00 Tijdsein;
8.01 Het Kozakkenkoor „Russia", o.l.v. A. Dou-
batoff; 8.45 Avro-radiotooneel: „Het grootste
wonder" naar het Engelsch van Philip John
son; 9.15 Omroeporkest o.l.v. Nico Treep m.m.v.
Fernando Zepparoni, viool; 10.00 Vaz Dias; 10.15
Omroeporkest; 11.30 Gramofoonmuziek; 12.00
Tijdsein en sluiting.
BRUSSEL 509 M. 5.20 Concert door het Om
roeporkest o.l.v. Jean Kumps; 6.50 Gramofoon
muziek; 8.20 Concert door het Omroeporkest
0.1.v. A. Meulemans; 9.20 Concert uit de Kur-
zaal te Ostende.
KALUNDBORG 1153 M. 3.50 Omroeporkest o.
1.v. Emil Reesen; 8.20 Populaire Deensche mu
ziek; 10.00 Vioolsoli; 11.25 Moderne dansmuziek
BERLIJN 419 M. 4.50 Concert door het Ber-
lijnsche kamerorkest; 6.55 Concert; 8.20 Con
cert door het Berlijnsche Philharmonie-orkest;
HAMBURG 372 M. 1.35 Gramofoonmuziek;
2.30 Gramofoonmuziek; 4.50 Concert; 8.20 Po
pulair concert; 10.40 Dansmuziek door het No-
rag-orkest o.l.v. Fritz Gartz.
KöNIGSWUSTERHAUSEN 1635 M. 2.20 Gra
mofoonmuziek; 4.50 Concert.
LANGENBERG 472 M. 1.50 Concert o.l.v. Ey-
soldt; 5.20 Vesperconcert; 8.20 Concert; 10.50
Dansmuziek.
DAVENTRY 1554 M. 12.20 Orgelconcert; 1.20
Concert; 2.20 Sonate recital; 3.20 Vesper; 8.20
Promenadeconcert; 10.35 BBC-dansorkest.
PARIJS EIFEL 1446 M.
muziek.
8.50 Gramofoon-
PARIJS R. 1725 M. 12.50 Gramofoonmuziek;
5.05 Concert; 7.20 Gramofoonmuziek; 9.20 Gra
mofoonmuziek.
MILAAN 331 M. 8.50 „La belle Holinara" ope
ra in twee bedrijven van Paisiello.
ROME 441 M. 8.50 Zie programma Milaan.
WEENEN 517 M. 10.05 Dansmuziek door de
Charley Gaudriot Jazzkapel.
WARSCHAU 1411 M. Schubert concert; 6.40
Populaire en dansmuziek; 8.20 Populair con
cert door het Philharmonie-orkest van War
schau.
BEROMUNSTER 460 M. 8.20 Concert door het
Omroeporkëst; 10.35 Populair concert.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Hans von Bülow dirigeerde een concert.
Eensklaps drong tot zijn ooren een geluid door,
dat veel had van het geklapwiek eens vogels.
Verbaasd keerde hij zich om en zag een dame
vlak tegenover zich, in de eerste stoelenrij, die
met een reuzenzwaaier zich verkoeling oe-
waaide. Von Bülow fixeerde de rustverstoorster,
hetgeen deze niet scheen op te merken. Einde
lijk legde Von Bülow den dirigeerstok op zijn
lessenaar en riep haar luid toe: „Mevrouw,
wanneer u dan absoluut waaien moet waai
Tegen het huisde van de weduwe Broes, dat
aan het eind van den dorpsweg staat, werpt
zich met groot geweld de stormwind. Het tuin
hekje knarst in zijn scharnieren. De takken
van den lindeboom slaan heftig tegen de rui
ten.
De oude vrouw zit met gebogen hoofd naast
haar nog onbeslapen bed. Zij heeft de handen
gevouwen in den schoot .en kijkt star voor zich
uit.
Sinds zij die zorg heeft om haar jongen is
zij, die eenige jaren geleden nog een flinke
vrouw was, oud en verdrietig geworden.
Bij het flakkerende licht van een bliksem
straal heeft zij duidelijk de omtrekke gezien
van de herberg. Daar is nu dansmuziek. Haar
jongen zal daar vroolijk met Regina van den
bakker 'dansen en niet letten op het onweer.
Een zware zucht maakt zich los uit de borst
van de vrouw. Sinds haar Jan zich dat meisje
in het hoofd heeft gezet, is er niets meer met
hem te beginnen. En juist aan zoo een moest
hij nu geraken! Hij, die stille jongen, die altijd
een braaf en goed zoon voor haar was geweest
en van wien zij meer had gehouden, zij het dan
ook in stilte, dan van een harer andere kin
deren. Hare dochters waren nu reeds lang ge
trouwd, haar oudste jongen was gestorven en
alleen Jan was bij haar gebleven.
Zij leefden zoo gelukkig met him beiden. De
jongen bracht al zijn verdiensten naar huis en
zorgde dat zij op haar ouden dag geen armoede
leed.
En toen kwam Regina van den bakker, die
jarenlang op een fabriek in de stad had ge
werkt, in het dorp. Zjj wandelde met haar wufte
japonnen door het dorp en keek met haar
brutale bruine oogen de jongens uitdagend aan.
Op een bruiloft had de jongen het meisje
leeren kennen. En sinds dien tyd was hij niet
meer in huis te houden. En toen zy, de moeder,
hem had gewaarschuwd, hij haar koppig aan
gezien.
Zij had gezwegen en het lijdelijk aangezien
hoe hij op de dagen dat hij zijn geld had ont
vangen, een klein deel van zijn verdiend loon
op de tafel legde.
Geduldig had zij alles verdragen, maar nu
had zq haar hoop opgegeven. De jongen was
zonder eenige verklaring uit haar huis weg
gegaan
Luide klonken doffe slagen op de huisdeur.
Verschrikt doet de oude vrouw een paar pas
sen de kamer in en grijpt naar haar hoofd.
Dan strompelt zij naar de deur.
Wie is daar?
Een kameraad van Jan noemt zijn naam. De
oude vrouw schuift snel en toch angstig den
grendel van de deur.
Schrik maar niet, vrouw Broes! De jongen
stoot de woorden buiten adem uit. Hij heeft
blijkbaar hard geloopen naar het huisje van de
oude vrouw.
Er is een ongeluk gebeurd in „Het Volle
Vat". JanHij zwijgt.
JanMet van schrik verwijde oogen
staart de vrouw hem aan.
Wat is er met Jan?
Met horten en stooten vertelt de jongen nu
hoe er in de herberg ruzie was ontstsaan. Het
eene woord had het andere uitgelokt en voor
dat iemand het had kunnen beletten, waren de
beide jongens aan het vechten gegaan. Jan
was door zijn aanvaller achterover geworpen en
met zyn hoofd op de punt van een tafeltje
terecht gekomen. Bewusteloos was hy biyven
liggen.... Wat moest er nu gebeuren? Vond
zyn moeder het goed, dat zy hem bij haar in
huis brachten, hoewel hij toch reeds eenigen
tijd niet meer bij haar woonde?
Weken zyn voorby gegaan. Het rose licht
van een schitterenden zonsondergang verlicht
het vredige kamertje van de weduwe Broes-
Moeizaam heft zich een mager hoofd met war
rige blonde krullen van het kussen op. Blauwe
oogen blikken verlangend door het open ven
ster en sluiten zich dan voor het verblindend
licht, wanneer zij in de zon kyken.
Even later hoort meif moede, slepende
schreden in de gang. De jonge man kijkt ge
spannen naar de deur. Een lichte blos kleurt
zijn bleeke wangen.
Zachtjes wordt de knop van de kamerdeur
omgedraaid. De moeder treedt binnen en nadert
op haar teenen loopend het bed.
Ze buigt zich over haar jongen heen.
Hij is overeind gekomen en heeft zijn hoofd
in haar bonte schort verborgen en snikt het uit.
Zijn moeder laat hem rustig uithuilen Pas
als hij kalmer wordt en zijn trillende lippen
deemoedig haar van het werken der laatste we
ken stuk gegane handen beroeren, zegt ze:
M'n jongenEn die woorden, die zoo
eenvoudig, maar zoo innig hartelijk klonken,
grijpen den zoon geweldig aan en hy snikt:
Moederals ik uniet had
De oude vrouw zegt niets. Tranen parelen in
haar oogen. Dan haalt zij diep adem Zij weet
nu, dat haar zoon haar voor de tweede maal
gegeven is.
Verzuchting:
Oh! zucht de vrouw van den advocaat, hoe
benijd ik jouw dieven, moordenaars en inbre
kers!
Maar Hella! zegt haar man verontwaardigd.
Nu ja! roept ze wanhopig, voor die menschen
heb je altyd duizenden verzachtends omstan
digheden, maar als er hier in huis iets ver
keerd gaat, doe je alsof ik een moord begaan
heb....
Den heer, die gisteren in de hoofdstraat
een portemonnaie gevonden heeft, wordt in zyn
eigen belang verzocht, haar den verliezer terug
te bezorgen, aangezien hij herkend is.
Antwoord een dag later.
De herkende heer, die eergisteren in de
hoofdstraat een portemonnaie gevonden heeft,
verzoekt den verliezer, zyn eigendom in de
woning van den vinder terug te komen halen.
J IJ F +9 op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Oflfi/t levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door *7C(\ bij een ongeval met 9/T7) bij verlies van een hand 1 OC m bö. verlies van een Cfl bij een breuk van Afï bij verlies van 'n
CLuQJ%1\@ S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop mv(/i een voet of een oog l&tJ* duim of wijsvinger F i/C/« been of arm# Tvanderen vinger
iiiuiniiinii»niwimiiiiiiniTiiimnithmimiiiiniiiuiHmTOinniP'gnimimnwiiimiimMiimïïnnmiïniiiiiil
10
Ik had Mrs. Foulton beloofd, dat ik met
U zou spreken, ging Charles voort, terwijl hij
een stap achteruit deed. Ik ben overtuigd, dat u
om harentwil geen moeilijkheden zult maken.
Goeden morgen.
Maurice maakte een lichte buiging.
Goeden morgen, antwoordde hij.
Charles Bell bleef nog altijd dralen op het
tuinpad. Hy was niet geheel voldaan over dit
onderhoud en zijn eigen figuur op het eind
daarvan. Hij had het onbehaagiyk gevoel dat
hy een minderwaardige rol moest spelen in een
allesbehalve nobel spel. De bedaardheid in het
optreden van den ander prikkelde hem. Hy
probeerde een laatsten pijl.
Mrs. Foulton zei zoo iets, dat u de ka.
mers weer voor een week hadt ingehuurd, zeide
hy, zich weer tot den ander wendend. Als
u nu toch wilt blijven, zult u 'haar natuurlijk
in een heel moeilijke positie brengen.
Maurice was weer gaan zitten.
Ik zou er zelfs niet in mijn droom aan dur
ven denken, om mij tegen het bevel van uw
meesteres te verzetten, zei hij koel. Ik zal
binnen een half uur vertrekken.
De jonge Bell liep kwaad het pad af en sloeg
het hek achter zich dicht. Hij kende zijn eigen
bekrompenheid te goed, om niet te beseffen,
dat hy zich hier gemeten had met een sterkere
persoonlijkheid.
Laat die kerel stmompelde hy, ter
wijl hy de laan afdraafde. Ik wou, dat hy
hier vandaan was.
Dat was althans een oprechte wensch, die
tevens iets van een profetisch instinct verried.
Op een of andere vage wyze scheen hij te be
grijpen, nog vóór de eerste zet op het schaak,
bord gedaan was, dat de komst van Elwijn
Maurice op Rulery, hem schade zou doen. Hij
was zich bewust van zijn bepeerkte vermogens
van zijn besliste minderheid, en dat hinderde
hem ontzettend. Die kerel had geen recht, om
een heer te zijn, zei hij toornig by zichzelf
een heer, en iemand, die lezingen houdt!
VII
Maurice stak zijn pyp weer aan en riep om
Mrs. Foulton.
Mrs. Foulton, zei hij op aangenamen toon
ik zal moeten vertrekken. Uw meesteres ziet
me niet graag in de buurt. Ik kan dat best
begrijpen.
Het spijt me werkelijk heel erg, mynheer,
verklaarde Mrs. Foulton met beschaamd ge
laat. U hebt den jongen Mr. Bell gesproken?
Hy is zoo vriendeiyk geweest, my de si
tuatie uit te leggen, antwoordde Maurice. Ik
vrees, dat ik een last zal zyn voor iedereen.
Maar dat komt dan alleen, omdat ze me niet
heelemaal begrijpen.
Ik weet zeker, mynheer, zei Mrs. Foulton
met nadruk, dat niemand ooit een netter
huurder gehad heeft, dan u. En wat die lezingen
betreft, ik zie niet in, wat die voor kwaad zou
den kunnen doen. We zyn geen van allen zóó
goed, of we zouden nog wel iets beter kunnen
worden.
Een heel gezonde opmerking, Mrs. Foulton,
zei Maurice glimlachend. En nu moet u
alstublieft maar de rekening opmaken. En wat
zou u denken van een paar sandwiches? Zou
u die nog klaar kunnen maken? Ik moet van
middag in een cricket match meespelen.
U hebt de rekening pas betaald, mijnheer!
Er staat alleen nog het ontbijt! Die sandwiches
zal ik u met plezier geven. En het doet me
erg veel verdriet, dat ik afscheid van u moet
nemen, mijnheer.
Een volgenden keer méér geluk dan, hoop
ik, Mrs, Foulton, antwoordde hy glimlachend.
Ik moet nu naar boven, om mijn koffer te
pakken. Ik zal uw tuin met al die heerhjke
bloemen niet vergeten.
Het is een schande, dat u dat achter moet
laten, mijnheer, zei Mrs. Foulton uit den grond
van haar hart. Als mijn man nog leefde, zou
hy u nooit hebben laten gaan, voor nog geen
zóóveel miss Athertons. Maar John is nog maar
weinig meer dan een jongen. Hij zou het bijna
besterven van angst, dat hy de hoeve verliezen
zou, als ik er maar een woordje van zei, tegen
hem.
Maurice lachte zachtjes.
John is een beste jongen, zeide hy. Val
hem niet lastig met deze kwestie.
Hy ging naar zyn slaapkamertje en verwis
selde zy'n kleeren tegen een flanellen costuum.
Dan pakte hy zijn weinige bezittingen byeen
en stapte weer de wereld in. Hy stak een pyp
op en wierp zyn valies over zijn schouder.
Het heeft wel iets van rvolging ïyden
om de gerechtigheid", zei hy bij zichzelf, terwijl
hy voortstapte en dat bevalt me. Overigens
geloof ik niet, dat die jongeman éénig gevoel
voor humor heeft.
Hy bleef telkens en telkens weer staan, om
naar de vogels te luisteren en het uitzicht te
bewonderen. Hy zag er uit als iemand, die ten
volle geniet van zijn wandeling. Weldra sloeg
hij van den hoofdweg af en ging langs een
groen, steilafloopend pad, dat maar weinig
meer dan een karrespoor was. Hier ontmoette
hij niemand. Aan beide zijden strekte zich on
bebouwd land uit, bezaaid met rotsen en aoo
schraal mogeiyk schilderachtig stellig, maar
nagenoeg ongeschikt voor bebouwing. Een paar
schapen graasden op de heuvels; overigens was
er geen teeken van leven te bespeuren geen
hoeve, geen boerderij, nauwelijks een herders
hutje. Het was een vergeten uithoek van een
niet overbevolkt graafschap het meest afge
legen deel van een strook oorspronkeiyk bosch-
land, zoo oud als de wereld. Maurice lachte
vergenoegd, toen hij de plek bereikte, die hy
in zyn gedachte had gehad en wierp zijn valies
over een grauw steenen muurtje in de koele
schaduw van een stukje bosch.
Tot zóóver miss Atherton! zei hy vrooiyk.
Begrip voor spel heb ik nooit gehad, zei
Ernestine. Laten we eens kyken, of we wat
leeren kunnen.
Ingevolge haar wenk werden de paarden tot
stilstaan gebracht en klauterde de knecht van
zyn hoogen zetel. Anstey, die ietwat ongemak
kelijk achter in de victoria zat, leunde voorover,
zette zqn lorgnet recht en bestudeerde het
tooneel vóór hem met belangstelling.
Daar hebben we de sportmaniakken op
hun geboortegrond, zeide hij. Ze spelen een
spel, dat, naar mijn geheugen mij zegt, cricker
moet zijn. Iedereen schünt erg warm en erg
opgewonden te zijn.
Ernestine wenkte den knecht, om naast het
rytuig te komen staan.
James, zei ze, weet jy, wat dat allemaal
beteekent?
zy wuifde met haar hand in de richting van
het cricketveld de scheidsrechters in hun
witte shirts, de tent, en de menigte toe
schouwers.
De man tikte aan zyn hoed.
Het is een cricket-match, juffrouw, ant
woordde hij, tusschen Rulery en Nexborough
Ernestine keek wederom naar het veld, en
herkende opeens mr. Bell, die te paard den wed
strijd scheen te volgen.
Ga Mr. Bell zeggen, dat hy hier by my
komt praten, gelastte zy.
De man haastte zich heen. Mr. Bell had niet
eens zyn hoofd omgedraaid, zyn oogen waren
strak op het spel gericht. De knecht vond het
noodzakeiyk, hem op zyn arm te tikken, ten
einde zyn aandacht te trekken. Zelfs toen de
man zijn boodschap had overgebracht, bleef de
rentmeester nog stokstyf op zyn plaats, tot er
een oogenblik rust in het spel was. Dan draafde
hij met zyn paard naar het wachtende rytuig.
Ernestine groette hem genadig.
Ik wil wat naders weten over die cricket
match. mr. Bell, zei ze glimlachend.
Mr. Bell wendde zyn paard om, zoodat hy
alsnog het spel kon volgen.
Ik vrees, dat we verslagen zullen worden,
juffrouw, zei hy spytig. Nesborough heeft 198
punten gehaald, tegen wy 50.
Ernestine scheen ternauwernood de tragedie
te beseffen, welke zijn woorden schenen in te
houden.
Ik veronderstel, dat zy het sterkste elftal
hebben. Is dat niet zoo? merkte zy op. Het
kan ook niet anders, want Nesborough is een
groote stad.
Tot voor twee jaar terug hebben we hen
geregeld verslagen, antwoordde mr. Bell. We
zouden ze ook nü verslaan, als Mills by hen
niet uitgooide. Ik weet niet, hoe het komt, maar
onze lui kunnen niet tegen hem op.
(Wordt vervolgd).