De Koning en zijn soldaten SCHATTEN DE VIJANDEN VAN HET NDORP RADIO-PROGRAM DE KLEINE DE VROUW MET HET Rechtvaardig voor alles Alle abonné's SSÜS? t'SÏ 5KS f750.-SOUS WOENSDAG 17 AUGUSTUS „Een goed korporaal is wat anders dan een goed generaal Recrutendriller gefopt Om op te schieten ■milium Donderdag 18 Augustus Geruststelling VERHAAL VAN DEN DAG Uit de school AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON .Uit de geschiedenis is het bekend, hoeveel ontberingen de Pruisische soldaten in den zeven-jarigen oorlog te verduren hadden. En dat ze door alle moeilijkheden, koude, hitte, honger, eindelooze marschen, niet ontmoedigd werden, was wel het meest te danker, aan de manier, waarop de koning met zijn mannetjes wist om te springen. Alles wilde hij blijkbaar opofferen, alle gemakken ontzegde hij zich al leen om alles voor hen te zijn. Zooals een goed ruiter eerst voor zijn paard zorgt voor hij zich zelf rust gunt, zoo zorgde Frederik de Groote voor zijn leger. Eerst als zijn soldaten goed ingekwartierd waren, ieder wist waar hij zijn hoofd rustig neer kon leg gen, zocht de koning een dorpje voor hoofd kwartier uit, dat dan meestal van alle gemak ken en levensmiddelen verstoken was. Ja, hij liet zich zelfs door zijn soldaten het dak bo ven zijn hoofd wegbreken, als ze geen brand stoffen tegen de koude hadden. Op een nacht sliep hij onder den blooten hemel bij het kampvuur, slechts door zijn mantel beschut te midden van zijn soldaten, Een soldaat die op was, trok hem het stroo onder zijn lichaam weg om zichzelf een leger te bereiden. Toen de soldaat den ontwaakten koning herkende en verschrokken het stroo weer terug wilde geven, zei Frederik slechts: Behoud dat stroo en laat alleen zooveel voor mij over, dat ik niet op den blooten grond behoef te liggen. Ga nu maar slapen. Hij ging zelf ook weer liggen, draaide zich om en sliep rug aan rug met den soldaat weer in. Rechtvaardig zijn zonder aanzien des per- eoons was een karaktertrek van den koning. Tijdens een marsch bleef een kanon in een zachten weg steken. De kanonnier zoowel als de stukrijder met zijn paarden sloofden zich vergeefs af. Een scherpe wind woei, het sneeuwde en regende tegelijk, de natte klee- ren vroren de arme kerels, die bij nun pogin gen het stuk geschut weer in beweging te krijgen hijgden van vermoeienis, aan het lichaam vast. De batterijchef, een om zijn strengheid bij de manschappen gevreesd of ficier, kwam er bij. Honden, schreeuwde hij, de batterij is al lang in de vlakte, de koning kan ieder oogenblik hier langs komen en jullie zit nog met je stuk in de mocjder. We hebben paarden te weinig, waagde de stukrijder op te merken, er zijn er giste ren vier doodgeschoten. Wat, wil je nog tegenspreken, vlegel, bulderde de officier, nu vooruit er mee, of ik zal je leeren. Een nieuwe poging het kanon bewoog niet. Vooruit, zeg ik, schreeuwde de officier en sloeg met zijn rijzweep naar den soldaat, daarbij voortdurend roepend, de koning komt, de koning komt! Daar ben ik al, zei plots een heldere stem achter hem. Frederik had het voorval van ver re bemerkt en was snel er bij gekomen. Waar om mishandelt gij dien man? ging hij voort, ziet ge niet dat het span voor dat zware stuk te zwak is? Dat kan u iedere korporaal zeggen. Op een wenk stegen de ruiters des konings af en spanden, zoo goed het ging, hun paarden voor het stuk. Aan de spaken. Je hebt den man een on geluk geslagen en moet nu zelf z'n plaats in nemen. De officier steeg af en deed wat hem bevolen was; het kanon werd nu uit de modder gehaald. Morgen meldt ge u in het hoofdkwartier, beval de koning den officier. En zorg er voor, dat de man goed verpleegd wordt. Ik verlang rapport wat hem scheelt en hoe hij het maakt Het rapport werd den volgenden morgen ge bracht. Het bleek, dat de arm van den soldaat door de zweepslagen zóó gezwollen was, dat men zijn mouw had moeten openknippen. De officier moest voor de verzamelde offi cieren treden. Met zijn donkere, doordringende oogen nam hem de koning van het hoofd tot de voeten op en zei toen tot hem: Daar mijn leger uit menschen bestaat en gij u onmenschelijk gedragen hebt, jaag ik je weg. Ga! Den soldaat zult ge echter 50 thaler smartegeld betalen. De koning hield er van, als hij goed gestemd was, zijn omgeving te foppen en soms op een zware proef te stellen. Zoo had hij sinds lan gen tijd een ouden korporaal van zijn lijfwacht in de gaten. Deze oude recrutendriller was een levend dienstreglement en wegens zijn stiptheid door allen geëerd en gevreesd. Dienst is dienst, was hij gewoon te zeggen tegen zijn luitjes. De voorschriften zijn gemaakt om opgevolgd te worden en daaraan mag zich niemand onttrekken, van den generaal af tot den gewonen soldaat toe, want die voorschrif ten houden het leger in stand, ze zijn de ziel er van. En al zou me de koning iets tegen den dienst bevelen, ik deed het niet, al zou ik er voor opgehangen worden. Op een marsch in den zeven-jarigen oorlog voerde de korporaal een voorpost aan. Met voorgeschreven voorzichtigheid had hij een paar beproefde ruiters op verkenning vooruitgezon den. Frederik had deze schikking, waarmee hij het volkomen eens was, waargenomen en be sloot de standvastigheid van den man eens op de proef te stellen. Weet je, onderofficier, dat ge een ezel bent? riep hij hem toe, terwijl hij op hem toe- reed. Tot nu toe niet, majesteit. Ik wist niet, dat ezels korporaal in het Pruisische leger kon den worden, antwoordde de oude snorrebaard onverschrokken. Houd je mond, zei de koning. Ge hebt daar een ouden slaapkop op verkenning uitge zonden. Is dat in orde? Hier, en daarbij wees hij op een jongen soldaat, die een onrustig, schichtig paard bereed, die deugt er beter voor. Uwe Majesteit heeft daar geen verstand van, antwoordde de oude ernstig. Frederik zette een verwonderd gezicht, zoo iets was hem nog nooit overkomen. Wat zegt ge daar? Oogenblikkeltjk laat ge den andere terugkomen en dezen op ver kenning gaan. Uwe Majesteit is een goed generaal, maai een goed korporaal dat is wat anders, zei de oude. De koning had moeite zijn lach in te houden, hij nam een snuifje om zich niet te verraden. En wat anders is dan een korporaal? vroeg hij na een poosje. Een generaal kent wel het algemeene, het groote maar een goed korporaal moet ieder van zijn luitjes door en door kennen. En daar om zeg ik, dat die jongen daar voor het ver kennen niet deugt. Wat? Wilt ge tegenspreken? riep Frede rik. Je durft je tegen je koning verzetten? Oogenblikkeltjk gehoorzamen of het zal je in gepeperd worden, jou luitjeskenner die ge zijt. Ondergeschiktheid moet er zijn, mom pelde de oude hoofdschuddend, zoodat de ko ning 't nog hooren kon, en ik moet doen wat hij zegt, al is het ook een domme streek. De koning reed weg, bleef echter zoo dicht in de nabijheid, dat hij zien kon wat er ge beurde. Het duurde niet lang of het jonge paard werd immiHiiiiiiiiiiinis Zoeken naar verborgen schatten Schijnt zoo'n beetje up-to-date, Want vooral de laatste tijden Wordt daar heel wat aan besteed. Schepen met een gouden lading, Ergens in den Oceaan, Ondanks ouderdom en diepte, Trekken weer de menschen aan! Of de schatten van een roover, Vit dien goeien ouden tijd, Daarvan wil men thans het sprookje Brengen tot de werk'lijkheid! Niet uit oogpunt van historie Of uit piëteitsgevoel, Maar het hebben van den rijkdom Zoo met één slag, is het doel! Geld! de droom van vele menschen, Weelde! als het ideaal, Doch een beetje vlug, want anders. Gaat het voordeel aan den haal. Maakt het azen op die schatten, Vraag 'k de menschen niet wat blind Voor den rijkdom, dien men altijd In gezonden arbeid vindt! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) zoo onrustig en schuw, dat zijn bereider er alle aandacht aan schenken moest en niet op zijn omgeving kon letten. De onder-officier zona hem na een poosje terug en liet den eersten ruiter terug komen. Toen de koning dit zag, reed hij er heen en zei: Je bent een verschrikkelijke doordrijver, zoo gauw we bij het hoofdleger zijn aangeko men, meldt ge u bij de wacht om er vijf-en- twintig te laten geven. De soldaten begonnen luid te mopperen toen de koning weggereden was, en veroordeelden zijn onrechtvaardig optreden. Stilte, beval de korporaal, onderwerping moet er zijn. Toch had ik niet gedacht, zei hij mismoedigd voor zich heen, dat ik op mijn ouden dag nog gericheld zou worden. Zooals gezegd was, meldde hij zich bij de wacht aan, daar werden hem vljf-en-twintig blanke gouden Frederikken uitbetaald. Ver heugd streek hij de goudstukken op en toen hij er mee klaar was, kwamen toevallig de koning en generaal Ziethen er bij. Nu, hebt ge uw vljf-en-twintig? vroeg de koning vriendelijk. Ja, vergelde God het Uwe Majesteit dui zendmaal! zei de oude en veegde met den rug van zijn hand over de oogen. Ge hebt gelijk, een goed korporaal is wat anders dan een generaal. Men kan een goed generaal zijn zonder voor korporaal te deugen. Van heden af zijt ge echter wachtmeester. En om de dankbetuiging van den oude te voor komen, vroeg de koning: En wat doet ge nu met dat geld? Twintig naai ik er in mijn jas en met de andere tracteer ik mijn kameraden. Nu, dat is goed van je, dat je ook aan je manschappen denkt, zei de koning en ver wijderde zich lachend met den generaal. Het gesprek wilde maar niet vlotten, er heerschte eene voortdurende stilte onder het gezelschap. Eindelijk stond een der gasten op en zeide: „Dames en heeren, laat ons nu eens over iets anders zwijgen." Illlllllllllllllllllilllllllllllll Maar dat liet de bijenwolf zich niet welgevallen Hij pakte zijn knods en sloeg de deur van de korf in. En op dat lawaai was mevrouw de Bie toegeloopen en duwde haar man opzij. Ga naar binnen," zei ze woedend. „Ik zal dat zaakje wel eens opknappen. Nou, dat wilde Jaap wel eens zien. Hij verwachtte er het ergste van. Juist toen de bijenwolf zoo ver was, dat ie binnen kon stappen, stond mevrouw de Bie voor hem. „Wat doe je hier in mijn huis? Er uit," schreeuwde mevrouw de Bie en daar ie altijd gehoord had, dat mevrouw de Bie niet makkelijk was, wist ie niet wat te moeten zeggen. „Uw man moet ik hebben," zei de wolf eindelijk en dat was juists naar zin. „Jaap," riep mevrouw de Bie en daar kwam Jaap op knikkende beentjes aan. HUIZEN, 296 M. K.R.O. 8 uur Morgen concert N.C.R.V. 10 uur Gramofoonmuziek 10.15 Korte ziekendienst door Ds. N. Brands- ma 10.45 Gramofoonmuziek K.R.O. 11 uur Gramofoonmuziek 11.30 Godsdienstig halfuurtje door pastoor L. H. Perquin O.P. 12.00 Politieberichten 12.15 K.R.O.-orkest o.l.v. Johan Gerritsen N.C.R.V. 2 uur Gra mofoonmuziek 3.30 verzorging van den zen der 4 uur Ziekenuurtje door Ds. W. van 't Sant 5 urn- cursus handenarbeid voor onze jeugd door H. J. Steinvoort „De huls voor de schuifdoos" 5.45 Chr. Gem. Zangvereeniging „De Lofstem" te Montfoort 6.45 Cursus in knippen en stofverseren 7 uur Ds. J. I. van Schaick: „Bruine Verten en Blinkend Land" van A. B. Wigman 7.30 Politieberichten 7.45 Persberichten van het Ned. Chr. Persbu reau 8 uur Beiaardconcert op den Stads toren te Enschede 9 uur J. Hollander: „Geld uitgeven voor hetgeen geen brood is" 9.30 Haarlems Strijktrio 10.30 Persberichten van het Persbureau Vaz Dias 10.40 Gramofoon muziek. HILVERSUM, 1875 M. A.V.R.O. 8 uur Tijdsein en gramofoonmuziek 10 uur Mor genwijding 10.15 Gramofoonmuziek 10.30 Solistenconcert. Mevr. Greta Sijses, zang; Eg- bert Veen, piano 11 uur Gramofoonmuziek 11.30 voortzetting solisten-concert 12.00 lunchmuziek door het Ensemble Rentmeester. Tusschensp. v. Gramofoonmuziek 2.15 Rust poos voor het verzorgen van den zender 2.30 voordracht door Henri Eerens 3 uur Gramo foonmuziek 4 uur Ziekenuur o.l.v. Mevr. Antoinnette van Dijk 5 uur Kovacs Lajos en zijn orkest. Tusschenspel van gramofoonmuzieK 6.30 Sportpraatje door H. Hollander 7 uur A.V.R.O.-opera-uitzending. Operafragmenten uit te voeren door leden van de N. V. Italiaansche Opera m.m.v. het omroeporkest o.l.v. Maestro Vincenzo Marino 9.15 Gramofoonmuziek 9.30 „The Comedian Harmonists" zingen 10.15 nieuwsberichten van het Persbureau Vaz Dias 10.30 Aansluiting met „Paleis de Dan ce" te Scheveningen, dansmuziek door Ambro se's Blue Lyres en het Orquesstra Tipica Ar gentina Bernardo Alemany 11.30 Gramofoon muziek. BRUSSEL, 509 M. 5.20 Concert door liet Radio-orkest o.l.v. Karei Walpot 6A0 Gra mofoonmuziek 8.20 Concert door het Sym- phonie-orkest o.l.v. Jean Kumps 9.20 Con cert uit de Kurzaal te Ostende. KALUNDBORG, 1153 M. Concert door het Radio Harmonie ensemble o.l.v. Johannes An dersen 7.50 uitzending uit „Tivoli". orkest- BERLIJN, 418 M. 4.50 Concert 5.20 Saxofoonsoli 10.35 (na de berichten) popu lair concert. HAMBURG, 372 M. 1.35 Gramofoonmuziek 2.30 idem 4.50 Concert 10-40 Dansen door bet Norag-orkest o.l.v. Fritz Gartz. KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 220 Gramofoonmuziek 4.50 Concert. LANGENBERG, 472 M. 1A0 Concert o.l.v. Eysoldt 5.20 Vesper-concert oJ.v. Eysoldt 8.20 populair concert door het orkest van den West-Duitschen omroep o.l.v. Kün. DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Orgelconcert 1.20 Concert 2.20 Sonate-recital 320 Vesper 4.05 Dansmuziek 4.50 Concert door het Schotsche Studio Orkest 7.50 Viool, recital 8.20 Promenade-concert 10.35 B.B.C.-dansorkest. PARIJS (Eiffel) 1446 M. 8A0 Gramo foonmuziek. PARIJS (Radio Paris) 1725 M. 12.50 Gra mofoonmuziek 4.50 Concert 7.20 Gramo foonmuziek 8.20 Radio-tooneel 9.05 Ka mermuziek. MILAAN, 331 M. 8.50 „I Vespri siciliani", opera in vijf bedrijven van Verdi. ROME, 441 M. 9.20 „Uitzending uit Livor- no"; „Manon" opera van Massenet. WEENEN, 417 M. 10.05 populair concert door het Joseph Holzer-orkest. WARSCHAU, 1411 M. 5.20 solisten-concert 6.40 Dansmuziek 8.20 Populair concert 10.20 Dansmuziek. BEROMUNSTER, 460 M. 8.20 Concert door het trio van Bazel 10.05 Concert door het omroeporkest o.l.v. E. Gilbert. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Kleine Wim (die alleen naar bed moet): O, maatje, ik ben zoo bang voor den boe man, boven alleen. Moeder: Wees maar gerust, lieveling, paatje zit beneden. De slag van Albuckie was geëindigd met de nederlaag van het Fransche leger. Maar niet dan na een dapperen strijd, waarin tal van aanvoerders hun leven lieten. Onder dezen waren kapitein Casabianca en zijn nog jeugdiger zoon Louis. Treurige herinnering! Want Louis was nau welijks tien jaren oud. Maar dat ook een kind een held kan zijn, blijkt uit deze ware geschie denis. De Fransche vloot, die in 1799 de troepen zou overbrengen voor den veldtocht in Egypte, stond onder bevel van den admiraal Brueijs, en kapitein Casabianca bestuurde het admi raalsschip „l'Orient", een der prachtigste en sterkste oorlogsschepen van Frankrijk. Casabianca was op Corsica geboren. Zijn iccn Louis drong er op aan, hem te verge zellen. Langen tijd il le zijn vader er niets van hooren, om een kind van zijn leeftijd aan het oorlogsgevaar bloot te stellen. De inscheping had zonder ongevallen pl" Na zijn o erwinr.ir.g in Italië vertrok gene raal Bonaparte naar Egypte om nieuwe lau weren te vergaren, en in de vaste overtuiging dat niets hem zou kunnen weeistaar, had hij een aantal kunstbeoefenaars, werktuigkundi gen en geleerden xedege 'omen, om het land. zijn geschiedenis en beschaving te bestudee- ren. De krijgstocht scheen weinig moeite te zullen opleveren zoowel ep wetenschappelijk ais krijgskundig gebild en daarom bezweek Cesabianca eindelijk vo»c 'e dringende ueden van zijn zoon en nam hem mede aan boord. Het jongske had z:.n tot- op dien dag, be halve met godsdienst- m schoolonderricht, met weinig anders beiig gehouden dan met spelen met jongens van zijn leeftijd, tusschen de rot- ser en op het strand Nu en dan was het wel eens gebeurd, dat semmigen van zijn oudere vrienden onder de zieheden hem, als het mooi weer was, mede- ra men als zij ter vischvangst uitgi; gen en •Jat was dan ec-n feestdag voor hem op de blauwe zee. Hü teek dan naar het uitwerpen der groote, zware netten, hielp nu en dan, al thans zooals hij zich verbeeldde, een handje mede, deed zijn best om met de riemen gelijk met de matrozen te roeien, alles tot groot vermaak van de zeelieden, die in zijn kinder lijke vreugde behagen schepten. Hij babbelde, lachte, bezeerde zich nog al eens, liep een schram op of een scheur in zijn kleederen, maar daar sloeg hij geen acht op. Als hij dan weer thuis kwam, vertelde hij zijn vader wat hij dien dag beleefd had of luisterde in verrukking, met gespannen aan dacht naar de verhalen van zijn vader, den zeekapitein. Na een warmen dag konden zij uien lang samen in de heerlijke avondlucht aan het strand zitten. Dan staarde het anders zoo levenslustige kind droomerig naar den verren gezichtseinder of naar den golfslag, die tegen het strand bruiste, en luisterend naar hetgeen zijn vader vertelde van zee- en veldslagen, die hij had meegemaakt, v as hü een en al be wondering voor de heldhaftigheid van zijn vader. Geen wonder dan ook, dat de zucht naar avonturen in zijn jeugdig, onervaren hart werd opgewekt en op zekeren avond tot uitbars ting kwam, toen hij in geestvervoering uit riep: Als ik groot ben wil ik zeeman en sol daat worden, vader. Ik wil op een oorlogs schip varen en voor Frankrijk vechten, zoo als u. De kapitein drukte hem aan zijn hart. Hij was trotsch op zijn jongen, die zijn voetstap pen wilde volgen. Louis had dus rijn speelmakkers en zijn mooie eiland verlaten en had zich met zijn vader ingescheept. Geruimen tijd stond hij op het dek tegen de verschansing geleund te staren naar de kust. Langzamerhand werden de hem zoo goed bekende rotsen aan zijn oogen onttrokken en verdwenen ten slotte ge heel en al. Zonder tegenspoed vond de ontscheping te Alexandrië plaats. Een zware mist had de Fransche schepen onttrokken aan het ge zicht van de Engelsche vloot, die onder bevel van admiraal Nelson, de landing der Fransche troepen moest verhinderen. De slag bij de Pyramiden werd gewonnen en Kairo ingeno men. Men dacht dat de vloojt veilig lag op de reede van Aboukir. Maar admiraal Nelson bleef niet werkeloos. Zijn plan was de Fransche vloot te omsinge len en hij slaagde daarin maar al te zeer. Op den eersten Augustus werden de Fran sche schepen onverwacht, als bij tooverslag, van alle zijden aangevallen en bestookt. Er ontstond een verwoed gevecht. Aan Fran sche zijde sneuvelden de voornaamste aan voerders. De Fransche schepen, „de Franklin" onder bevel van du Chayla en de „Tonnant", kapitein Thouars, werden aangevallen door de sterker bemande en talrijkere Engelsche sche pen. Hoewel tegen de overmacht niet bestand verkochten de bevelvoerders hun leven duur en stervende vuurden zij hun manschappen nog aan tot een wanhopigen wederstand. Aan boord van de „Oriënt" sneuvelden tal van matrozen door het vuur der Engelschen. Een geweldig kanonvuur veegde de comman dobrug schoon. Maar admiraal Brueijs, hoe wel uit verschillende wonden bloedende, wei gerde zijn post te verlaten. Door een kogel in de borst getroffen, zakte hij ineen. Stervende droeg men hem weg. Casabianca nam zijn plaats in, Louis bleef hij hem en nam deel aan het gevecht. Hij trachtte zich rustig nuttig te maken door allerlei geringe diensten te bewij zen en over zijn vader te waken. In den beginne verrast door de eerste kanon schoten, had een huivering hem overvallen bij het zien van al die vijandelijke schepen, die een moorddadig vuur op de Fransche vloot richtten. Verdoofd door het geraas, verblind door den rook en verstikt door den kruitdamp staarde hij vol ontzetting om zich heen. Toen een gewonde matroos kermend in elkaar zonk en een bloedstroom over het dek liep, begon hij te huilen. Rondom zich zag hij het gruwelijk tooneel van den dood, die meedoogenloos trof, van verminkten en gekwetsten, die men wegdroeg. Het hart van den knaap dreigde te barsten van weemoed. Eenigm snauwden hem toe: maak dat je naar beneden komt. Anderen, medelij dender, wilden hem van het dek mede- nemen naar een veiliger plaats. Maar op dat oogenblik, weder tot bezin ning komende, rukte hü zich los. Hij wilde bij zijn vader blijven en het duurde slechts kort of hij had zyn gewonen moed herkregen en 1, ielp weder hard mede. Met in den wind flad derende haren, het gezicht zwart van kruit, deed hij wat hij kon, en zag met de oogen vol tranen zijn oude vrienden om hem heen val len. Maar van zwakheid was bij hem geen sprake meer. Meer dan één matroos gaf den laatsten ademtocht met een tevreden blik op den dap peren knaap. Enkele oogenblikken geleden joeg men hem nog op zij, omdat hij in den weg liep. Thans moedigde men hem aan vol bewondering voor zijn onverschrokkenheid. Helaas! Ook zijn vader werd door een kogel getroffen. Louis werpt zich op hem en laat het hoofd van den gekwetste in zün armen rusten. Hij helpt mede als hij voorzichtig wordt opgenomen en weggedragen. Hij troost hem en doet al het mogelijke om zyn lyden te verzachten. En op het dek, op de brug, daarboven zet het kanon en musketvuur zijn vernielend werk voort. Maar de stem der officieren die tot kalmte en vastberadenheid aansporen, klinkt boven alles uit. De manoeuvres werden even nauwgezet als steeds uitgevoerd. De matrozen verdedigden zich met leeuwenmoed, valt er een, een ander neemt onversaagd zijn plaats in; hoewel de dood hen van alle zijden aan grijnst, laat niemand den moed zakken. Totdat eensklaps de ontzettende kreet weergalmt. De „Oriënt" staat in brand. Het is gedaan met de verdediging van het mooie admiraalsschip. Aan blusschen valt niet te denken. Redde wie zich redden kan, want ieder oogenblik kan het vuur de kruitkamer bereiken en springt het schip in de lucht. Vaarwel Louis, sprak Casabianca, als gij behouden in Frankrijk terugkeert, bidt dan voor mü, houdt mijn nagedachtenis in eere en blijf even dapper tegenover den vijand als gü u nu betoond hebt. Maar het kind weigerde vast hem te ver laten. Red u, dan kunt gij later mün dood wre ken, bleef zijn vader aanhouden. Ik zal met u vertrekken of met u ster ven, was het heldhaftig antwoord van den knaap. Met gebalde vuisten en opeengeklemde tan den bleef hij biddende bij den gewonde op de knieën liggen, zich telkens verzettende tegen de matrozen, die hem wilden opnemen en wegdragen, want de laatste sloep lag gereed om het vaartuig te verlaten. Zij was wel reeds overladen, maar een kind neemt zoo weinig plea's in. Op een teeken van zijn vader trachtten twee matrozen nog eenmaal hem op te nemen. Hij verweert zich en klemt zich aan een ijze ren stang vast, maar men moest zich haasten, ieder oogenblik kan het schip in de lucht vliegen en de matrozen zyn dus wel genood zaakt hun kleinen zeevriend aan een wissen dood prijs te geven. Toen kwam de intendant Ioubert aange- loopen en deze, getroffen door den helden moed van den knaap, hielp hem mede om den gekwetste de trap op te dragen. Zy bonden den bezwijmden kapitein stevig vast op een stuk van den mast, namen ieder op een uiteinde plaats en lieten zich in zee neder. Enkele seconden later vloog de „Oriënt" in de lucht en de manschappen in de laatste boot zagen nog, hoe de gebroken mast in den maalstroom, by het schijnsel van het indruk wekkende, alles vernielende vuurwerk werd opgeheven en weder neergesmakt. En boven de verdwenen „Oriënt" sloot zich weder de zee kalm en onheilspellend, terwijl de schepen, die nabij het admiraalsschip lagen, ook in brand vlogen. Van de drie helden was geen spoor meer te ontdekken. Onderwyzer, die in de les van de plantkund; wyd en breed over de paddestoelen gesproken heeft, welke in de vochtige streken vaak voor komen, vroeg aan een onoplettenden jongen: „Jan Speelziek, wat ziet men veel in een voch tig klimaat?" Jan: „Paraplu's, meeester." bij een ongeval met afloop Of/1 bij verlies van een hand 9C bij verlies van een f Cfl bij een breuk van f Atl T £DU»m een voet of een oog I duim of wijsvinger OU»-been of armf'XÏ/.- bü verlies van "n anderen vinger 16 Wat beteekende dat? vroeg Charles rich ademloos af. Was het Anstey? Onmogelijk. Wat was hij op slot van rekening toch hopeloos in het onzekereHy wist niets van haar leven. Deze weinige dagen op Rulery waren slechts een soort intermezzo. Zij kon aanzoeken by de vleet hebben, zonder dat hij er iets van wist! Hy was misschien üdel, maar hij was niet dwaas. Zij sprak meer dan anders, tijdens het diner, maar daarna klaagde zy over hoofdpyn, en nam plaats by het venster van de zitkamer, met half gesloten oogen. Toen de bridge-tafel werd open geslagen, wendde zy moe het hoofd. Ik zal meedoen met het volgende spel, zei ®e. Jullie kunt met je vieren beginnen. Zy gaven aan haar wensch gevolg, natuur- hjk, maar Lady May haalde even haar schouders op. Zü stelde zich niet veel voor van Charles' bridgen; maar zy begonnen niettemin. Er nestine wachtte, tot de kaarten waren uitge deeld, en iedereen zün eigen kaarten nakeek. Dan wipte zij met een sierlüke beweging over de lage vensterbank, en verdween in de scha duw. Geen spoor van haar hoofdpün was overge bleven. Zü volgde het nauwe pad aan den achterkant van het huis, dat aan weerszüden met reusachtige struiken bezet was, en kwam aan een klein, ijzeren hek. Dan bleef zy' staan en luisterde. Geen geluid deed zich hooren uit de richting van het huis, welks omtrekken zü nauwelijks kon zien, maar welks lange rü lich ten zich achter haar uitstrekte. Zü wendde het hoofd om, en keek langs de met gras begroeide laan voorbü het hek. Er was niemand te zien geen geluid deed zich hooren. Voor een zomeravond was het ongewoon don ker. Den geheelen dag was de hitte büna tro pisch geweest, en thans was de hemel geheel met wolken bedekt, en een Zuidenwind, droog en onverfrisschend, woei zachtjes door de hooge olmen. Ieder oogenblik werd het uitspansel in feilen gloed gezet door den bliksem, en ééns werd de ademlooze stilte verbroken door een dof gerommel van den verwüderden donder. Aan het eind van de laan liep het terrein omhoog tot een met gras bedekten heuvel, die bezaaid was met stukken rots. Weer bleef zy staan, en zag om zich heen. Haar, hart klopte onstuimig. Zij beefde van opwinding. Haar adem kwam hijgend, alsof zü snel geloopen had. De stilte scheen volmaakter dan ooit. Zü lichtte haar voet op. en voelde aan haar wit- satynen schoentje. Het was volkomen droog; er was geen dkuw, en er was nog geen regen gevallen. Zü bleef onder de schutting van de haag langs het voetpad. Telkens en telkens weer sprong een konün vlak bü haar voeten weg, en verdween onder de haag. Ook het kreupelhout scheen een en al leven, van vogels en andere dieren, die opgeschrikt waren door haar voet stappen in deze beschutte plaats, welke zij ge zocht hadden, en die bovendien onrustig waren door hun instinct van den naderenden storm. Zij nam haar japon wat op, want het gras was lang. Het zachte geruisch van haar zijden kleed was duidelijk hoorbaar temidden van de in tense stilte. Dan wachtte zü, en staarde in de verte. Haar bleek gelaat werd nu en dan verlicht door den zachten schün van het weerlicht. Daar ginds, achter die heuvels, stond de schamele hut, die een eenzamen zwerver tot woonplaats diende. Haar adem ging sneller dan ooit. Met dat vage doel was zy hier gekomen, en tot den rand van haar bezitting genaderd. Zij breidde haar armen uit, en riep zacht snikkend zyn naam in de duisternis.... XII. Ernstine rende aanstonds naar huis, met op genomen japon, terwül haar voeten als zilver over het gras en tusschen de varens glansden. Het gerommel van den donder kwam al nader en nader. Zij snelde door de duisternis als een prachtige vogel, die aan een lange gevangen schap ontsnapt is, en nu door een vreemde we reld vliegt. Vóór zü het huis bereikte, brak de storm los. Er kraakte een geweldige donderslag, die den hemel daarboven vaneen scheen te scheuren, en dan begonnen de groote regendruppels» op haar hoofd en kleeren neer te komen eerst licht en teer als de vleugels van een vlinder, maar vervolgens in hnelle opeenvolging. Zü liet haar zijden japon bederven zonder eenige 6pijt. Zü lachte zelfs zachtjes, terwül zü haar gloei end gelaat naar den koelen, heerlüken regen ophief, en vertraagde ten laatste haar schreden en liep met haar handen op den rug, en met opgeheven hoofd. Het was «n verrukkelyke avond. Zij had weer iets van haar verloren jeugd teruggevonden. Zij kwam tenslotte bü het huis, en sloop door de gang als een weggeloopen schoolmeisje. Haar schoenen waren één weeke massa. Haar japon kleefde aan haar lüf als een natte zak. Overal liet ze op den eikenhouten vloer en de prach tige kleedjes een spoor van nat achter. Zy slooop op haar teenen de trap op, terwyl zij schuldbewust rondkeek maar niettemin met een blüden lach in haar stralende oogen. Zy' kwam slechts één verbaasde dienstbode tegen, die zij terstond haar kamenier liet waarschu wen. Op haar kamer gekomen, ontdeed zü zich van haar natte kleeren, nog vóór Hortense ademloos het vertrek binnenkwam. O madame, madame! riep het meisje uit, terwül zij haar handen omhooog hief. Ernestine bracht haar lachend tot zwijgen. Het is al in orde, Hortense, riep ze vroolyk uit. Ik was in den tuin, en werd overvallen door d enstorm. Draai even het warme water open, en knip dit stukje kant door. Zoo. Voor Hortense stond het gelük met een tra gedie. De onverschilligheid van haar meesteres kon daar niets aan veranderen. De japon is totaal vernield, madame, riep ze uit. Zoo'n heerlijke creatie! Madame heeft er nooit zoo goede uitgezien in wat anders. Dan was het een passende japon voor van avond, was het verrassend antwoord. Vlug, Hortense, vlug. Leg alles klaar, en breng me dan wat wijn met biscuits. Ik heb honger. Ik geloof niet, dat ik anders voor den dag kan komen. Hortense werkte met vlugge vingers, doch haar oogen bestudeerden bü iedere gelegenheid het gelaat van haar meesteres. Was het de En gelsche regen, die haar op die manier zachter en mooier kon maken? Madame zag er stralend uit. En zoo jong! Zoo'n kleur! Zoo'n gloed in haar oogen! Madame lachte, toen ze haar de kamer uit stuurde. De wün, Hortense en biscuits! Geen sand wiches. Ik sterf van honger. En zeg beneden, dat ik door het onweer overvallen ben, en an dere kleeren moet aantrekken, maar dat ik dadelük beneden kom. Zü trof hen een uur later, terwül ze juist met een partü bridge gereed waren. Hun kwy- nende beschouwing over een zoo-zoo gespeeld spel werd onderbroken door haar binnenkomst. Zy maakten aanstonds aanmeerkingen over den storm en dat ze het zoo slecht getroffen had. Was ze ver van huis geweest? Was ze niet geschrokken van het lichten? Lady Mary herinnerde zich haar japon. Alleen Anstey was stil. Ernestine voelde, dat haar al dien tijd gadesloeg, terwül hij zich koel rekenschap gaf van haar stralend gelaat en de zachtere uit drukking in haar oogen. Zij voelde, dat hü haar zag, zooals ze was een vrouw, die opeens haar vrijheid verkregen had, zü het dan ook voor één enkel oogenblik. Zü was van hen allen weggeloopen en had daar een zeker genoegen in. Dan speelde zü bridge schitterend als altijd en met succes. Daarna leunde zü achter over in haar stoel, en zag hen een voor een aan. Lieve gasten, zei ze, jullie herinnert je de voorwaarde, de eenige voorwaarde, waarop we elkaar vereerd hebben met ons gezelschap in dit achterlijk nest. Je herinnert je, dat we overeenkwamen, dat, als jullie verveelden, je zonder onnoodig excuus of dwaze praat heen kon gaan. Hetzelfde was van toepassing op jullie gastvrouw. Lieve Ernestine, riep Lady May uit, ik weet, wat je zeggen wiL Maar ik wil nog niet weg. Ik word nergens verwacht vóór den der- tienden. Ik wil niet op straat staan. Ernestine lachte. JÜ dwaas! riep ze uit, wie zegt nu dat je weg moet gaan? Jü kunt immers hier blüven, als slotvrouwe. Ga je ons in den steek laten? vroeg An stey op koelen toon. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7