De goudzoekers in Lapland
PRIMITIEVE WERKWIJZE
HET VARKEN
DE VIJANDEN
HET BIJENDORP
RADIO-PROGRAM
KALMTE IN GEVAAR
DE VROUW
MET HET
MASKER
feuilleton
DINSDAG 23 AUGUSTUS
Met Peer Soleng naar Assehakte.
De streek zonder dieren.
Verdiensten vijftien
kronen per dag
In het land van de
mid dernachtzon
Verfraaiing van de
radiostem
4y>
Woensdag 24 Augustus
iniiniiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiniiiiiiiiniiiiiniiiniitiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinm
Een ooievaar doodt
twee koeien
VERHAAL VAN
DEN DAG
Hoe slapen wij?
mrnwm
Twee dagreizen stroomopwaarts van de Lap-
landsche stad Karas-jok bevindt zich het ver
blijf der goudvisschers. Ik zeg twee dagreizen,
maar dat is alleen het geval, wanneer men ge
bruik maakt van de booten.
De grond in de buurt van de rivier bevat
goud; te weinig om iemand rijk te maken en
te veel om geen hoop te verwekken. De hout
vester van Karas-jok bracht ons naar de zo-
merstad Assebakte, waar we een lappenboot
Wilden huren. Het is wel een zonderling ver
schijnsel. Het Nomadenvolk, dat zich hier in
deze streek een vaste woonplaats koos, kan toch
niet heelemaal tot rust komen. Wanneer de
rendierlappen in het begin van den zomer
met hun tenten en kudden naar de ber
gen verhuizen, dan maakt ook de bevol
king, die „vaste woonplaatsen" heeft, zich gereed
om uit de winterstad Karas-jok weg te trekken.
De zomermaanden worden dan in Assebakte
doorgebracht, dat vijftig kilometer stroomop
waarts ligt.
De Rivierlap neemt bij deze gelegenheid alles
mee naar zijn nieuwe verblijf: vrouw, kroost,
huisraad en „veestapel".
Peer Soleng woonde dus in Assebakte. Hij was
als 't ware geknipt om 't vreemdelingenverkeer
te bevorderen. Hij sprak vloeiend Noorsch, had
in de hoofdstad godsdienstonderwijs genoten en
behoorde tot die gelukkige stervelingen, die als
districtwoordvoerder en tolk door het leven mo
gen gaan en alom geacht en gevierd zijn.
Hij was menschelijk genoeg om een niet al te
hoogen prijs te bedingen en terwijl wij in zijn
blokhut zaten koffie te drinken (op den rand
van het bed, midden tusschen kinderen en hon
den) maakten hij en zijn zwager de boot in
orde.
Peer Soleng heeft een zeer bijzondere boot
nl. één met een aanhangmotor, een machine die
in deze regionen tot de zeldzaamheden behoort.
We gaan er van door; de dennebosschen ver
dwijnen. Berkenwouden doemen op. Dit Lap-
landsche riviergebied lijkt wel wat op Thürin-
gen; ook herinnert het vaag aan de bergen in
Hessen.
Tegen den avond bereiken we een kleine blok
hut. We hébben de eerste étappe van onze reis
afgelegd. De hut blijkt een soort herbergje te
zijn, dat hier door den staat is neergezet. Maar
ze is geheel leeg. Er is ergens een papier aan
den muur geplakt, waarop de volgende verzoe
ken vermeld staan;
Hijsch de vlag. 2e Deponeer 1 Kroon 50 öre
op de tafel, wanneer ge hier hebt overnacht."
Bij de schoorsteen ligt hout. In de kast staat
Vaatwerk. Berkentakken en rendiervellen liggen
op de ledikanten; alles is helder en primitief,
zooals men in deze eenzame uitgestrektheid kan
Verwachten.
Peer haalt den motor van de boot en verbergt
hem in een ledikant. Zoo doet men dat hier al
tijd. Het is geen voorzorgsmaatregel om den mo
tor in veiligheid te brengen, maar een nood
maatregel: we kunnen het ding de eerstvolgende
dagen niet gebruiken, omdat we nu in het ge
bied der stroomversnellingen komen. Uit dit
huis is nog nooit iets ontvreemd.... waarom
zou het dan ditmaal gebeuren?
De Finmarksche Lap als Goudzoeker.
De tocht wordt den volgenden dag voortgezet
en is alleen reeds merkwaardig, omdat de boot,
die wij hebben gehuurdzonder ons vaart.
Wy wandelen langs de rivier, terwijl Soleng en
zijn zwager de boot „besturen". Het is geen ge
makkelijk werk tegen de stroomversnellingen op
te komen.
Tegen den middag bereiken wy het verbhjf
der goudzoekers. Het eerste wat ons in het oog
valt, is een gamme deernen hut). Ook zien wy
een paar tenten. Een lang fornuis staat aan den
kant op het gras. De pijp er van wijst recht
naar omhoog. De eerste aanblik is niet erg op-
vroolijkend.
Dat was dus het kampement. Er was geen
sterveling te bekennen. We gingen op het geluid
van de houweelen af en kwamen aldus op het
arbeidsterrein.
Deze heele goudwasscherij ïykt wel wat op
een irrigatiesysteem in aanleg. Over een afstand
van ongeveer twee honderd meter is de bodem
omgewoeld en stukgehakt. De mannen staan
steenen uit te breken en wortels los te rukken.
Een waterleiding van hout, die in verbinding
staat met een hooger gelegen bergmeer, ligt
nu droog.
De aanvoerder van het troepje, dat dezen
zomer zyn geluk beproeft, heeft een echten
goudgraversnaam. Hy heet John Balto en is
niet de eerste de beste. Met een zekere plech
tigheid verklaart hy ons de verschillende
goudwasschers-werkwijzen.
Wanneer er voldoende aarde is losgemaakt,
wordt de waterleiding in werking gesteld. Het
water komt terecht in de goot, die men tel
kens opnieuw moet graven. Twee dagen lang
wordt nu de aarde in de kunstmatige beek ge-
wasschen. De lichtere en oplosbare bestanddee-
len worden meegevoerd en komen in de rivier
terecht. De metaaldeeltjes, het erts vermengd
met goud, zinkt op den bodem en biyft steken
in de groeven, die men daar heeft aange
bracht, opdat de verdere bewerking gemakke-
ïyker kan verloopen. Aan het einde van den
tweeden dag scheidt men het goud van de
rest met behulp van een kwikzilveroplossing.
Om het goudgehalte te bepalen van een stuk
grond, dat men wil ontginnen, wordt een beet
je aarde in een pan gewasschen.
John Balto vult twee pannen, eenvoudige
blikken schotels, tot aan den rand met de kle
verige roode aarde. Met deze voorwerpen wan
delen we in de richting van de rivier. Dit
goudwasschen in de pan is een ongewone ge-
duldoefening. Men hurkt op een steen, dicht
by den kant, en laat de pan voorzichtig vol
loopen en giet deze daarna voorzichtig leeg. De
opgeloste aarde en leem komen op die manier
weer in den stroom terecht, terwijl het erts op
den bodem van de pan neerslaat. Steenen
worden voorzichtig afgespoeld en weggeworpen.
Met de uiterste nauwkeurigheid moet men ten
slotte het water lepeltje voor lepeltje uit de pan
scheppen, totdat eindelyk een dunne zwarte
laag yzer en zand in den schotel achterblyft.
Daaronder ligt het goud, tenminste wanneer
er goud aanwezig is.
Drie pannen heb ik uitgewasschen en inder
daad is het me gelukt, twee of drie puntjes
goud te ontdekken.
Zoo ryk als de goudgravers, die vroeger in
Alaska en Californië zochten, kunnen zy niet
worden, die brave Lappen, maar hun beschei
den wenschen worden volkomen bevredigd. In
den zomer verbruiken ze bijna niets en daar
door kunnen ze toch nog aardig wat overhou
den. Ze hebben uitgerekend, dat ze per hoofd
en per dag tusschen de dertien en vyftien Kro
nen verdienen; in elk geval kunnen ze zich nu
komenden winter een houten huis in Karas-jok
permitteeren, een mooi woninkje van twee ver
diepingen, keurig geverfd net als dat van den
burgemeester of den dominee.
John Balto en zijn mannen zijn zeer tevre
den. 's Avonds, wanneer we in de hut den in-
wendigen mensch versterken, toont John ons
een kleinen geldzak, den oogst, die tot dusver
is binnengehaald. Het is het arbeidsloon van
vijf menschen, die een halven zomer hebben ge
werkt, maar ik kan het zonder moeite in één
hand sluiten. Hoe 't zij, goud is safe. Het kan
geen beenen breken of ziek worden, zooals het
rendier en er is geen schimmel of worm, die
het aantast.
„En de dieven?" vraag ik.
De vijf staren my aan, alsof ze mij niet be
grijpen.
„Dieven?", zegt de oude Biti eindeiyk. „Hier
zijn toch geen dieven. Er komen hier alleen
menschen uit Karas-jok en die kennen ons. Dat
zyn goede vrienden. En de Noren, ja, neem me
anmmnnniDiniiiiiii
oiniiiiiiiiiininiK
mjll^unmtn
Morsig varken, knorgedierte,
Jij komt weer in goeden doen!
Want je waarde, die gaat stijgen,
Heft een beetje je fatsoen.
Want je ham was wel wat billijk
En je weet ook het publiek
Vond je vleesch, voor die paar centen,
Aan dineetjes niet meer chic.
Met den prijs stijgt de waardeering
En al is je lijn wat vet,
Niemand zal zich meer geneeren
Roept de kellnerbroodje mèt!
Ga zoo voort en blijf maar stijgen,
Want de wereld kijkt naar geld.
En je weet een reputatie
Wordt daarbij niet mee-geteld!
Ook wanneer je vleesch zelfs duur
wordt
Koester dan volstrekt geen spijt.
Want het woordje „varken" zegt men
Dan alleen nogals men vleit!
MARTIN BERDEN
3 g
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininimiiiiü
niet kwaiyk, maar die zie je hier büna nooit.
En daar behoeven we trouwens niet bang voor
te zyn; dat zijn allemaal zulke fyne heeren
maar boven aan het meer, waar aldoor nieuwe
menschen uit het Zuiden komen, daar moet je
geloof ik oppassenJe mag daar zeker wel
's nachts met het geweer in je arm slapen
Hier leggen we het zakje goud gewoon in de
hut en we hebben niet eens een hond noodig
om het te laten bewaken."
In deze tijden van werkloosheid, die ook het
leven in Noorwegen nu niet bepaald hebben
veraangenaamd, moesten de oevers van de Fin
marksche rivieren eigeniyk heel wat meer men
schen trekken. Want hier kan toch in elk geval
behooriyk worden verdiend. De bedryfsonkos-
ten zyn niet groot. Er is maar één oorzaak op
te geven voor het feit, dat niet heel wat meer
werkloozen uit het Zuiden hun geluk beproeven
in het land van de Middernachtzon; de om
standigheid, dat het reizen in deze streken met
zoo vele moeiiykheden gepaard gaat.
De terugtocht nam nu niet veel tijd in beslag.
We behoefden nu niet tegen de stroomversnel
lingen op te varen. De golven sloegen tegen de
boorden van de lange kano, maar de boot sloeg
niet om.
De kiel schuift en giydt over de steenen. De
mannen schreeuwen elkaar commando's toe.
Spoedig hebben we de staatshut weer bereikt en
tegen twaalf uur 's nachts strekken we ons uit
op berkenloof en rendiervellen.
Vroeg in den morgen halen we den motor weer
uit het ledikant te voorschyn en bevestigen
hem aan het vaartuig. In pijlsnelle vaart
schieten we in de richting van Assebakte en
nog een paar uur later bevinden we ons weer in
Karas-jok, de winterstad.
Den Amerikaan Caldwell zou het gelukt zyn,
een methode te vinden, waardoor de radiostem
verfraaid wordt. Vooral politici, die immers zoo
welluidend mogelijk tot het publiek spreken,
maken van deze uitvinding gebruik. Caldwell
heeft het door middel van een aantal conden
satoren en zeefkringen klaargespeeld, onge-
wenschte geluiden uit de stem van den spre
ker weg te werken, waardoor die stem een aan-
genamen klank verkrijgt. Maar daarmede is de
vindingrijkheid van dezen man nog niet uit
geput. Hij heeft ook nog een soort van applaus-
meter samengesteld, die het mogelijk maakt,
de sterkte van den bijval in een zaal weten
schappelijk vast te stellen.
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllill
HUIZEN (296 M.) N.C.R.V. Tydsein; 8.00
Schriftlezing; 8.15 Morgenconcert; 10 uur Zang
door het N.C.R.V. dameskoor; 10.30 Korte zie-
kendienst door ds. W. van 't Sant; 11 uur Har.
moniumbespeling door den heer M. F. Jur-
jaanz; zang mej. C. de Jager, sopraan en mevr.
R. Mijnhout-Bakkenist, alt; 12 uur Politiebe
richten; 12.15 Middagconcert, mevr. Army An.
dersen Rokker, mezzo-sopraan, Piet van den
Hurk, fluit, W. Clemens, fluit en Louise Lauen-
roth, piano; 2 uur Verzorging zender; 2.30 Le
zen van Christeiyke lectuur; 3 uur Concert
m.m. v. H. Kiekens, hobo, J. de Veste, fluit,
A. de Wilde, klarinet en W. Gersteling, piano;
5 uur Kinderuurtje door mej. A. J. Brabants;
6 uur C. P. Vogelaar; „Intensieve fruitteelt;
6.30 Spreker namens 't Kristiyk Frysk Selskip;
7 uur Gramofoonmuziek; 7.15 Spreker: de
heer A. Stapelkamp; 7.30 Politieberichten; 7.45
Ned. Chr. Persbureau; 8 uur Tijdsein; 8 uur
F. de Boer: „Onze Christeiyke actie in dagen
van druk"; 8.15 Concert door de Haaxlemsche
orkestvereeniging o.l.v. Frits Schuurman; 9
uur Ds. Th. Delleman: „De oudste instelling
op aarde"; 9.30 Vervolg concert; pl.m. 10 uur
Vaz Dias; 10.30 Gramofoonplaten; 11.30 Slui
ting.
HILVERSUM (1875 M.) VA..R.A. 6.45 Li
chaamsoefeningen o.l.v. G. Kleerekoper; 7.30
idem; 8 uur Tydsein; 8.01 Gramofoonmuziek;
10 uur V.P.R.O. Morgenwyding; 10.15 V.A.R.A.
Uitzending voor de arbeiders in de continube-
dryven m.m.v. het Vara-septet o.l.v. Is. Eyi
en Hetty Beck, voordracht; 12 uur Schrammel-
kwintet o.l.v. Willem Drukker; 12.45 Orgel,
piano en zang door Johan Jong en Leo Fuld;
1.15 Schrammel-kwintet; 2 uur Verzorging van
den zender; 2.15 Voor onze keuken door P. J.
Kers; 3.00 Voor de kinderen. Het V.A.R.A.-
Septet o.l.v. Is. Eyl, Janny van Oogen vertelt,
Oom Henk vragenuurtje; 5.50 Gramofoon
muziek; 6.00 Toespraak voor den neutralen
Bond van Boeren, Land en Tuinbouwers door
J. Rooselaar; 6.15 Gramofoonmuziek; 6.30
Radio-volksuniversiteit; 7.00 D. S. Jessurum
Cardozo: „Het Joodsche reclasseeringsvraag-
stuk," 7.15 Orgelspel door Johan Jong; 8.00
Groot-Volkstooneel o.l.v. Herman Bouber en
Ben Groeneveld voert op „Stemmen achter de
klapstoel" van Huib Wouters; 8.20 Vara-orkest
o.l.v. Hugo de Groot; 9.00 Groot-Volkstooneel
voert op: „Verdi" van Wilhelm Lichtenberg;
9.15 V.A.R.A.-orkest; 9.45 Uitzending voor den
Alg. Ned. Bond voor Handels- en Kantoorbe
dienden; 10.00 V.A.R.A.-orkest; 10.30 Vaz Dias;
10.45 V.A.R.A.-orkest; 11.15 Gramofoonmuziek;
12.00 Tydsein en sluiting.
BRUSSEL (509 M.) Concert door het
Max Alexys-orkest; 5.20 Concert door het Om-
roep-symphonieorkest o.l.v. Jean Kumps; 6.50
Gramofoonmuziek; 9.20 Kurzaal te Ostende.
Concert o.l.v. Toussaint de Sutter.
KALUNDBORG (1153 M.) 12.25 Orkest o.lv
Max Skalka; 3.20 Het omroeporkest ol v. Launy
Gröndahl; 5.20 Gramofoonmuziek; 10.30 Piano
spel door Viktor Fischer.
BERLIJN (419 M.) 8.20 Op de Berlijnsche
Radio-tentoonstelling. Klassieke operette-avond
o.l.v. Cornelis Bronsgeest; 10.40 Programma
van Weenen, dansmuziek.
HAMBURG (372 M.) 1.35 Gramofoonmuziek;
4.50 Concert uit Bad Nenndorf door het Kur-
orkest o.l.v. Ernst August Bürger; 8.20 Geva
rieerd programma, leiding Horst Platen en
Frits Gartz; 10.45 „Heut zeig ich dir Berlin,"
Populair concert door het kleine Norag-orkest
o.l.v. Frits Hartz.
LANGENBERG (472 M.) 7.25 Concert uit Bad
Pyrmont o.l.v. Curt John; 11.15 Gramofoon
muziek; 12.20 Concert door het omroeporkest
van München o.l.v. Karl List; 5.20 Concert
o.l.v. Eysoldt.
DAVENTRY (1554 M.) 12.20 Orgelconcert d.
Quentin Maclean; 3.50 Concert door het Ste-
deiyk Orkest van Bournemouth o.l.v. Sir Dan
Godfrey; 8.20 Promenade Concert door het
B.B.C.-Symphonieorkest o.l.v. Sir Henry
Wood; 11.20 Het B.B.C.-Dansorkest o.l.v. Harry
Hall.
PARIJS (Eiffel) (1446 M.) 8.50 Concert o.l.v.
Ed. Flament.
PARIJS (Radio) (1725 M.) 7.50 Gramofoon
muziek; 12.50 Gramofoonmuziek; Pianorecital
door Leon Kartun; 9.50 Concert.
MILAAN (331 M.) 7.50 Gramofoonmuziek;
Dansmuziek uit het Lunapark „Lido" te Milaan.
8.50 Dansmuziek vpt het Lunapark „Lido" te
Milaan.
WEENEN (517 M.) 9.05 Schlagers uit nieuwe
toonfilms; 10.30 Dansmuziek door de Jazz-
kapel Roberts.
WARSCHAU (1412 M.) 4.25 Gram-muziek;
5.20 Het omroeporkest o.l.v. J. Omzinski. Wer
ken van Joh. Ed. en Osc. Strauss; 9.10 Solis
tenconcert; 11.10 Dansmuziek.
BEROMüNSTER (460 M.) 10.05 Concert door
het Omroeporkest o.l.v. H. Hofman.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Het was een heele Intocht. Het koninginnetje, dat veel mooie
japonnetjes had, liet een heele hoop koffers achter zich aanbren
gen. Pietje liep naast haar en hij gedroeg zich erg netjes, zoodat
het koninginnetje het heelemael niet erg vond, dat Pietje haar
een arm aanbood. Zoo kwamen ze in de korf aan én daar werden de
mooiste vertrekken voor de koningin gereserveerd.
Den volgenden morgen wilde Pietje, evenals zijn vader, vlijtig
aan het werk gaan, doch toen ie de deur opende week ie verschrikt
terug. Rondom de korf stonden lange rijen gevaarlijke wespen en
hommels en Pietje, die daar al zooveel over gehoord had van
z(jn vader, waarschuwde de andere bijen.
Het ïykt een sprookje; het is werkelijkheid.
Een ooievaar heeft twee koeien gedood. Hoe hy
dat klaargespeeld heeft? Hy vloog tegen den
draad van het hoogspanningsnet van Niehus
by Flensburg. Door de botsing brak de draad
en trof by het vallen twee koeien, die in de
weide liepen te grazen. De dieren werden op
slag gedood.
Thompson en Harvey, agenten van de be
reden politie uit het Noord-Westelyke district,
sprongen aan boord van het stoomschip „Het
Noorderlicht" juist toen het uit de haven ver
trok.
Ze werden begroet door hun collega majoor
Darry, toen ze op het dek waren.
Vraag me niets, zei hy norsch. Burton en
Mansfield zijn een boot eerder gegaan. Heath
is hier by my, maar Harry Carew is hier na
tuurlijk niet. Zes van de beste politiemannen
achter hem en een belooning van duizend pond
voor wie hem gevangen neemt en toch is
er geen spoor van den schurk te vinden, t
Is niet te loochenen: men wil niet dat hy
gesnapt wordt.
Maar de groote belooning? vroeg Thomp
son. Die kan anders wel iemand verlokken.
De menschen worden teruggehouden, om
dat ze bang voor hem zyn. Ze weten dat Carew
driemaal gevangen is en driemaal wraak ge
nomen heeft op dengene, die hem had aan
gegeven. Men vertelt van hem, dat hij groene
oogen heeft en in het donker kan zien als een
panter. Bovendien weet men, dat hy niet ver
geefs dreigt, maar doet wat hij zegt.
Jammer, merkte Harvey op, die nog jong
was, dat zulk een man op slechte wegen wan
delt.
Terwijl hy sprak kwam de hofmeester mel
den, dat het avondeten klaar stond, en de
mannen gingen naar beneden.
Wat een volk! zei majoor Darry, een
blik werpende op de overige aanwezigen in de
groote kajuit. Voor de agenten was een af
zonderlijke tafel gedekt. Jappie's en Chinee-
zen en Hindoes en met het oog op een
troep blanken al het schuim van Robert
son City.
Ja, die heeren zoeken veiliger oord, zei
Heath.
Misschien is Harry Carew onder hen,
meende Harvey.
Als dat zoo is, antwoordde Darry, zal
hy niet merken dat ik hem gezien heb, voor
wij in de haven zijn.
'k Wil wedden, dat jij je handen niet van
hem zoudt kunnen afhouden, Harvey, zei
Thompson lachend. Je bent nog te jong en
moet nog ervaring opdoen in den dienst.
Waarom zijn er niet meer hofmeesters
aan boord van deze oude kast? vroeg majoor
Darry. Drie mannen en wat jongens, dat is
veel te weinig voor zoo'n menigte.
De twee anderen bedienen de dames,
gaf Heath ten antwoord.
Dames?
Ja, zoo'n negentig vrouwen en kinderen
bevinden zich in de bovenste kajuit, omdat de
kapitein ze niet by dit schuim wilde onder
brengen.
De „Noorderlicht" was overladen met pas
sagiers. Ook de rooksalon was bezet en daar
om stond de chef-hofmeester toe, dat de man
nen in de kajuit mochten rooken. Toen de
maaltyd afgeloopen was, stak men daarom
pijp of sigaar op. De politie-agenten gingen
zitten kaartspelen met uitzondering van Har
vey, die met andere passagiers aan dek ging.
Omstreeks negen urn: kwamen ze weer bene
den.
Hoe staat het er voor? vroeg majoor
Darry zyn jongen ondergeschikte.
We zitten midden in den mist, luidde het
antwoord. Men kan geen voet voor zich uit
zien.
Zoo'n nacht was het en ook op deze hoog
te, dat de oude „Mijnwerkers Hoop" verging
zei Thompson.
Je was aan boord, niet waar?
Ja. Ze zonk binnen tien minuten naar de
diepte. Er was geen Ujst van de passagiers,
maar men kan wel aannnemen, dat ze drie
honderd menschen mee naar den bodem der
zee nam. Zes van ons werden den volgenden
morgen opgepikt en daarvan stierven er nog
twee.
Hoe ging het in zyn werk? vroeg Har
vey.
't Was afschuwelyk, zei Thompson en liet
zich er niet verder over uit.
Niemand van de passagiers had een hut ge
nomen en tegen elven lagen de meesten in hun
dekens gerold op den vloer. De mannen uit
Robertson City speelden nog en ook de jonge
Harvey zat onder een van de electrische lam
pen en las een tijdschrift. Om half twaalf
stond hij op en rekte zich uit. Ik ga wat
slapen, zei hij, terwyl hy een hoekje opzocht
achter in de kajuit.
'k Wil wachten tot middernacht, ant
woordde Thompson en zette het spel voort.
't Was twee minuten voor twaalven, toen
de machines stil stonden om onmiddellijk weer
met volle kracht te werken. Onder het stampen
hoorde men een schurend, krakend geluid, dat
gevolgd werd door een schok, die het geheele
schip deed schudden. De „Nodrderlicht" helde
naar stuurboord over.
Op een rots geloopen! hygde Thompson.
Naar de deur! kommandeerde majoor
Darry, terwyi hij de daad by het woord voeg.
de. Daar is onze post!
De drie agenten versperden met revolvers
in de vuist den eenigen uitgang. Er is geen
gevaar, jongens, riep Darry met een stem zoo
hard als staal, als we maar bedaard blyven.
Jullie weten, vrouwen en kinderen zyn het
eerst aan de beurt.
Een paniek was onder de driehonderd men
schen uitgebroken, die zich in de kajuit opge
sloten zagen, maar ze waren verdoofd en ston
den nog onbeweeglijk, elk op zyn plaats. Daar
hoorden ze boven hen de vrouwen en kinderen
schreien en gillen, een haastig heen en weer
loopen op het dek en het heesche gebrul van
den misthoorn, waarmee men noodseinen gaf.
En in een oogenblik van stilte vernamen zij
het knarsen van een katrol.
Luister! riep een van de spelers; ze gaan
weg in de booten! Vooruit jongens! Er is geen
ruimte voor allen en ik ben niet van zins my
hier te laten verdrinken.
De menigte drong naar voren, maar bleef
op een afstand van enkele voeten van de drei
gende revolvers staan. Kalmte jongens,
vermaande majoor Darry. Er is geen gevaar
en ruimte genoeg voor allen, als wy bedaard
te werk gaan. Nog een duim voorwaarts en
ik schiet! De laatste woorden waren gericht
tot den man. die gesproken had.
Terwyl de majoor nog sprak, bewoog het
schip en het scheen of de vloer onder hun
voeten wegzonk. Terzelfdertijd hoorde men 't
geluid van binnenstroomend water.
't Schip zinkt! riep iemand en op het
zelfde oogenblik werd achter uit de troep
een revolver afgevuurd, de kogel versplinterde
het houtwerk terzijde van Darry's hoofd.
Naar het dek! werd er geschreeuwd en
de menigte drong van achteren op.
Met een stem die overal gehoord werd, riep
de majoor: Schiet dood wie nader komt.
Daar gingen opeens de electrische lichten
uit en de kajuit lag in het donker.
Dat is ons verderf, mompelde Darry,
maar wij zullen ze tegenhouden, zoo lang we
kunnen.
De drie agenten konde niets zien, doch ze
stonden klaar om den stormloop te weer
staan, dien zij voelden dat aanstaande was.
Vooruit nu! werd er geroepen, maar tevens
klonk er achter een andere stem boven de
hoofden der saamgepakte menigte.
Stil daar, jullie schavuiten! waarschuw
de die op bedaarden toon, of ik zal zooveel
gaten in jullie schieten, dat er van verdrin
ken geen sprake meer is. Je wilt mij niet ge-
looven? Wel, ik heb nog nooit mijn woord ge
broken, en als die vlegel niet gauw zijn revol
ver bergt, is hy er geweest. Ik kan niet zien,
meenen jullie? Even goed als een panter, want
ik ben Harry Carew. Wat uw mannen aan
gaat, Darry wel er is duizend pond uitge
loofd, voor wie mij gevangen neemt. Laat ze
komen en mij halen; hier ben ik. Weg met dat
pistool! 't Is de laatste keer, dat ik waar
schuw; als het noodig is zal ik schieten.
Een doodelijke stilte heerschte er in de ka
juit. Iedereen wist dat men te doen had met
een man, die in het donker kon zien, wiens
groene oogen op hen gericht waren. Hun leven
was in zijn hand en dat maakte hen bang.
Weer liet de stem zich hooren. Er is tyd
in overvloed. O, ging hij voort, toen een
vreemde misthoorn antwoord gaf op dien van
de „Noorderlicht", er komt een schip op ons
af. Blijft nu stil staan, jullie dappere mannen,
en als jullie in een veilige haven bent, vertelt
dan een mooie geschiedenis, hoe jullie den dood
voor oogen hadden en geen kans om in ae
booten te ontkomen. Maar spreekt geen woord
over Harry Carew. Hij heeft groene oogen en
kan in het donker zien als een panter; hij kijkt
naar jullie en als een van allen zich beweegt,
eer ik het hem vergun, is hy een man des
doods.
Men kon de schroeven van het tweede schip
duidelyk hooren, terwijl het nader kwam. En
de „Noorderlicht" bewoog zich niet onder hun
voeten. Nu ze zeker waren van hun redding,
schudden de mannen de paniek van zich at,
maar hun vrees voor den man, die hen met
den dood had bedreigd, werd steeds grooter.
Sommigen beefden van angst, anderen stond
het zweet in groote druppels op het voor
hoofd.
De vreemde stoomboot was nu dichtbij Men
hoorde hoe zy booten te water liet, die tusschen
de beide schepen heen en weer voeren. Daarop
riep de kapitein naar beneden tegen majoor
Darry: Laat ze bij twaalven tegelijk naar
boven komen, zonder gedrang. Er is tijd
genoeg.
Twaalf hooren jullie dat? antwoordde
de stem van Harry Carew. Dertien is een onge
luksgetal en ik kan zien in het donker.
Majoor Darry stapte op zy en liet twaalf
man passeeren. Geen enkele trachtte voor zyn
beurt naar buiten te komen. In troepjes van
twaalf gingen de passagiers naar boven, totdat
eindelijk alleen de politieagenten nog over
waren.
En nu is het de beurt aan ons, zei Harry
Carew en op hetzelfde oogenblik begonnen de
electrische lichten weer te branden. De drie
agenten bij de deur zagen gespannen de kajuit
rond. Er was daar niemand buiten hen en hun
jongen college Harvey, die achter in den hoek
op een stoel stond.
Jy! riep majoor Darry.
Ja, ik! antwoordde Harvey luid lachend.
Een oogenblik heerschte er stilte. Toen nam
Darry weer het woord. Een knap stuk werx
heb je gedaan, zei hy bewonderend. Je hebt
ons het leven gered.
Neen, niet ik, antwoordde Harvey. Dat
deed de naam van Harry Carew.
In Amerika heeft men gedurende 4 jaar on
derzoekingen gedaan over de bewegingen van
den slapenden mensch. Met behulp van photo-
graphie heeft men zyn bewegingen bestudeerd
en daarbij gevonden, dat een gezonde slaper 20
tot 40 maal in den loop van een nacht van
lichaamshouding verandert. Men ligt zelden
langer dan een uur stil, de helft van het aan
tal onderzochte personen bleef minder dan 5
minuten in dezelfde houding, 1/5 deel van 5 tot
10 minuten, 1/10 van 10 tot 15 minuten. Natuur
lijk zijn er belangrijke verschillen, ook by den
zelfden persoon en in verschillende nachten.
De slaper heeft niet het minste besef van zyn
bewegingen. Alleen na het gebruik van slaap
middelen wordt de ligging rustiger. Een vol
ledige verslapping van het geheele spierstelsel,
zooals bij bewusteloozen, werd niet waargeno
men. Wanneer men de lichaamshouding zou
moeten innemen, die door den dokter wordt
voorgeschreven, dan blijft niets anders over dan
zich te laten vastbinden.
21
Ten laatste sprak zij tot hem. Als er niet
®Poedig een eind was gekomen aan dat zwijgen,
zou hy een of andere onhandige poging gedaan
hebben, om zijn positie te verbeteren. Zij sprak
het op tijd, om hem voor die ramp te bewaren.
Mr. Bell, zeide zij, de kwestie betreffen
de den opvolger van uw vader zal u ongetwij
feld evenzeer hebben beziggehouden als mij. Ik
vertrouw, dat u in ieder geval hier zult blijven.
Wat betreft, of ik u de positie van uw vader
Jh al haar omvang kan aanbieden, daar ben
ht het voor het oogenblik nog niet met mezelf
°ver eens.
Hij keek haar heimelijk aan. Hij was er nu
?oker van dat hij zijn kaarten slecht had uit
gespeeld. Zij had hem gemakkelijk doorzien. Hij
Venvenschte zichzelf, dat hij zoo'n lummel
^as.
Ziet u, ging zij voort, het is een post
Van groote verantwoordelijkheid, omdat ze het
beheer van het heele landgoed meebrengt. Het
is noodzakelijk, dat ik volstrekt vertrouwen
kan stellen in den persoon, die den betreffen
de n post op zich neemt. Ik ken u nog niet
lang, mr. Bell.
Hij boog. Hij durfde zich niet tn woorden te
uiten.
Ik heb mijn zaakwaarnemer verzocht, om
hier iemand naar toe te sturen, voor een week
of wat ging zij voort, om u te assisteeren.
In dien tusschentijd moet ik eens over de zaak
nadenken.
Ik ben u zeer verplicht, juffrouw, zeide
hij. Ik ben overtuigd, dat u mij op den duur
even betrouwenswaardig zult vinden en even
verknocht aan uw belangen, als mijn vader.
Zij glimlachte heel even. Zij begreep precies
zijn verlegenheid, en dat vermaakte haar. Het
geringste teeken van dreigen in zijn manier
van doen zou aanleiding zijn, dat hij zichzelf
verried.
Ik kom vanmiddag op het kantoor, zei ze,
om de safe na te zien. Wees zoo goed. daar
te zijn, voor het geval, dat ik u noodig heb. U
wilt wel niet vergeten, ingeval u iets mocht
hooren van Mr. Maurice, dat ik dat dan graag
zou weten.
Hij nam vernederd en toornig afscheid. Hy
was het spel begonnen met een verkeerden zet,
die misschien nog wel te herstellen was, maar
niettemin hem geweldig hinderde.
XVI
Ernestine begaf zich weer naar de zitkamer,
waar Lady May achterover leende in een fau
teuil en kapitein Austin brieven dicteerde.
Lieve kind, riep ze uit, stoor ons asje
blieft niet! Ik heb een ideal&i secretaris gevon
den, die alles neerschrijft wat ik hem zeg, en,
zijn beroep is aanmerking genomen, vrij wel
zonder fouten neerschrijft. Mijn geweten wordt
ieder oogenblik lichter.
En het mijne zwaarder, gromde Austin. Een
hoogst brutale correspondentie, die van jou!
Zij lachte zachtjes.
De volgende brief is aan mijn modiste, zei
ze. Zoo'n alleraardigste dame en zoo'n ver
trouwd adres! Tusschen haakjes, Ernstine,
komt er iemand op de lunch?
t>e hertog, geloof ik anders niet.
Ernestine geeuwde.
Waar is Robert? vroeg ze.
In slaap gevallen op het grasveld, den
laatsten keer, dat ik hem zag.
Niemand om te jagen, dus?
We gaan de knollen in den tuin opjagen,
na de lunch, antwoordde kapitein Austin. We
hebben een vryen dag, zullen we maar zeggen.
Robert geeft zijn been rust. Hij verbeeldt zich,
dat hij rheumatiek krijgt.
Zij slenterde den tuin in; maar vermeed de
plaats, waar Robert Anstey in een luien stoel
de krant zat te lezen en sigaretten te rooken,
terwyl hy zijn been met zorg op een tuinstoel
te rusten had gelegd. Zij nam het kronkelpad
dat langs den moestuin liep, en naar de begroei
den weg voerde, waarlangs de karren gingen
naar de eigen boerdery.
Zy gaf toe aan een onbestemden .drang. Zij
ging het hek door, den weg af en begon den
heuvel te bestygen. Zy wilde de proef met
zichzelf nemen en aan het succes van die
proefneming twyfelde zy niet. Haar hart
klopte onstuimig en heel haar wezen trilde van
blijdschap en ingehouden ontroering. En al
dien tyd spotte zij met zichzelf dit was
toch Ernestine Atherton, wie zoovelen in Enge
land en daarbuiten hadden trachten te winnen.
Wie de vurigste liefdesbekentenis niet had kun
nen vermurwen die integendeel in al die
bewondering en vleiende verklaringen iets on
uitstaanbaars en walgelijks had gevonden.
Zij was tegelijk vrooiyk en geërgerd over zich
zelf, maar de haar aangeboren waarheidsliefde
duldde niet, dat zij den werkelyken toestand
voor zichzelf verborg. Haar wangen gloeiden
en haar hart bonsde, toen hij het kreupelhout
naderde. Zy was zich bewust, dat zij een nieuw
en heerlijk genoegen smaakte een ontroe
ring even onverwacht als onverklaarbaar. Maar
zy koesterde zich erin, en voelde een onmete-
lyke blydschap, nu zy wist, dat het onmoge
lijke werkelijkheid was geworden. Wat al die
anderen, die toch bedreven waren in de kunst,
om een 'vrouw uit haar kringen te winnen, niet
hadden kunnen bereiken, dat had een stumpe
rige jongen zonder eenige moeite tot stand ge
bracht Beslist ongewoon, natuurlijk, maar ten
slotte toch niet zóó verwonderiyk. zy was zoo
beveiligd tegen iederen alledaagschen aanval!
Zij voelde zich thans als een heldin uit een
roman
De plaats, waar hy geweest was, zag er woest
en verlaten uit. De hut was met den grond ge
lijk gemaakt zy voelde, dat zij Charles Bell
haatte, toen zy naar die ruïne keek, de
haag was op verscheidene plaatsen vermeld
door het naar binnen dringen van al die men
schen een paar dagen geleden. Bij de afwezig
heid van eenigen zonneschyn, scheen de streek
in het rond akeUg en kleurloos. Zy leunde over
het hek, sloot half de oogen en trachtte zich
te herinneren.
Wylen John Bell was een methodisch mensch
geweest. Elk van die vele pakjes papieren en
perkamenten was in den linker bovenhoek
voorzien van een paar met zorg geschreven
woorden, die den beknopten inhoud aangaven.
Het was van den beginne af aan duidelyk,
dat Ernestine geen nagaan van de papieren,
enz. bedoelde, maar dat zy iets zocht. Hypo
theken, huur-contracten, overeenkomsten liet ze
ongeopend en ongeroerd. Een voor een gaf zij
ze terug aan den jongeman, die ze haar aan
reikte om ze weer op te bergen. Den laat
ste had hy nog slechts één klein pakje brieven
overgehouden, waar buitenop alleen de letters
P.'M. („post mortem", na myn dood te openen)
stonden. Die brieven hield zy een oogenblik
nadenkend in haar hand.
Herinnert u zich misschien nog, Mr. Bell,
vroeg ze, of dit pakketje, dat ik hier in mijn
hand heb, zich onder de papieren bevond, die
u overal verspreid hebt gevonden na den aan
val op uw vader?
Dat kan ik u tot myn spyt onmogeiyk
zeggen, antwoordde de jongeman. Ik kan me
dat niet in het bijzonder herinneren.
Ernestine keerde het pakje peinzend om, het
was een onbeduidend pakketje, om de tragedie
van een vrouweleven te bevatten!
U ziet, ging zy voort, dat het duidelyk
te merken is, dat men er aan geweest is. Er
zyn sporen van zegellak op het touw en op
het papier hier. En dan, ging zij voort, ter
wyl zy het weer om en om keerde, is het
ook haastig dichtgemaakt, zoo heel anders dan
die andere pakjes. Het trouwtje is ook veel te
lang. Het lijkt byna, alsof er enkele brieven
of papieren uitgenomen zyn.
Ik vrees, dat ik u geen enkele inlichting
daaromtrent kan geven, zei hy op een toon van
spyt. Myn vader wilde nooit hebben, dat
iemand anders, dan hyzelf, die brandkast
openmaakte. Ik had meer het buitenwerk; en
de huurlijst, natuurlyk die hield ik bij me.
Zy maakte langzaam het touwtje los. De in
houd van het pakje bestond uit verscheidene
brieven, die ze met haar vingers glad streek,
vóór ze begon te lezen. Charles Bell stond met
zyn rug naar hem toe, terwijl hy bezig was, de
bundeltjes weer op hun plaats in 6C brandkast
te leggen.
U hebt er dus geen idee van, vroeg ze
zacht, wat de inhoud van dit pakje is?
Hy bedaarde zich bedaard om. Hij voelde
zich evenwel allerminst op zijn gemak. Het was
byna, alsof zy door zijn wollen jachtvest in dien
binnenzak kon zien!
Mag ik even zien, welk pakje u bedoelt?
vroeg hy.
zy liet het hem zien, zonder het hem in zyn
hand te geven. Hy schudde het hoofd.
Neen, zei hy, ik heb het nog nooit
eerder gezien.
(Wordt vervolgd)